20 JULI 2001. - Wet tot bevordering van buurtdiensten en -banen. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-08-2001 en tekstbijwerking tot 03-06-2024)
Hoofdstuk I. - Algemene bepaling. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 63; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 1
Hoofdstuk II. - Buurtdiensten en -banen in de thuishulp van huishoudelijke aard. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 64; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Afdeling 1. - Definities en algemene bepalingen. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 65; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 2
Art. 2 Vlaams Gewest
Art. 2bis
Art. 2bis Vlaams Gewest
Art. 3
Art. 3 Vlaams Gewest
Art. 3bis, 4
Art. 4 Vlaams Gewest
Art. 4bis
Art. 4bis Vlaams Gewest
Art. 4ter
Art. 4ter Vlaams Gewest
Art. 5-6
Art. 6 Vlaams Gewest
Art. 7
Art. 7 Vlaams Gewest
Afdeling 2. - De arbeidsovereenkomst dienstencheques. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Art. 7bis, 7ter, 7quater, 7quinquies, 7sexies, 7septies, 7octies, 7nonies, 7decies, 8-9
Afdeling 3. - het opleidingsfonds dienstencheques <Ingevoegd bij W 2006-12-27/30, art. 258; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
Art. 9bis
Art. 9bis Vlaams Gewest
Hoofdstuk III. - Evaluatie. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 78; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
Hoofdstuk III. Vlaams Gewest. - Verwerking van persoonsgegevens. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 78; Inwerkingtreding : 01-01-2004>Art. 10Art. 10 Vlaams GewestArt. 10/1 Vlaams GewestArt. 10/2 Vlaams GewestArt. 10/3 Vlaams GewestHoofdstuk IV. Andere buurtdiensten en -banen. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 80; Inwerkingtreding : 01-01-2004>Art. 10bisHoofdstuk IV/1. [1 - Strafbepalingen]1Art. 10ter, 10quaterArt. 10quater Vlaams GewestArt. 10quinquies, 10sexies, 10septiesHoofdstuk IV/2. [1 Rechtsmiddelen tegen de beslissingen van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening]1Hoofdstuk IV/2. Vlaams Gewest. [1 Rechtsmiddelen tegen de beslissingen van [2 het Departement Werk en Sociale Economie]2]1Art. 10octiesArt. 10octies Vlaams GewestHoofdstuk V. Inwerkingtreding. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 81; Inwerkingtreding : 01-01-2004>Art. 11
2001013259 2002012320 2002A28159 2002A31577 2003031191 2003200436 2004033023 2004200021 2004200295 2004200983 2004203435 2005202440 2005202967 2006022093 2006200695 2007012019 2007012308 2007200121 2007201784 2008012513 2008013442 2008013529 2008013624 2009202900 2009203451 2009204523 2009205785 2009205846 2010200302 2011204964 2011206460 2012012175 2012204397 2012207161 2013204472 2013205358 2014202753 2015031735 2015035318 2015036197 2015204138 2016031043 2016031440 2016035074 2017010641 2017012332 2017030194 2017030434 2018031392 2019030529 2020030553 2020043754 2022015311 2022031918 2022034094 2022034360 2023048119 2024001912 2024002252 2024011931
Hoofdstuk I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Hoofdstuk II. - Buurtdiensten en -banen in de thuishulp van huishoudelijke aard.
Afdeling 1. - Definities en algemene bepalingen.
Art.2.(§ 1. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :) <W 2003-12-22/42, art. 66, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
1°) dienstencheque : het betaalmiddel uitgegeven door een uitgiftebedrijf, waarmee de gebruiker, met de financiële steun van de Staat in de vorm van een consumptiesubsidie, een prestatie van buurtwerken of -diensten kan vergoeden die door een erkende onderneming wordt geleverd;
2°) uitgiftebedrijf : het na een offerteaanvraag door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening aangewezen bedrijf dat de dienstencheques uitgeeft;
(3°) buurtwerken of -diensten : banenscheppende activiteiten, met of zonder handelskarakter, die inspelen op individuele, persoonlijke of familiale noden die zich in het raam van het dagelijkse leven laten gevoelen en die betrekking hebben op thuishulp van huishoudelijke aard.
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepalen wat kan beschouwd worden als thuishulp van huishoudelijke aard.) <W 2003-12-22/42, art. 67, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
4°) gebruikers : de natuurlijke personen die gebruik maken van de dienstencheque;
5°) onderneming : iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens activiteit of doel ten minste gedeeltelijk bestaat in het leveren van buurtwerken of -diensten;
(6°) erkende onderneming : de onderneming die de in 3°) bedoelde buurtwerken of -diensten levert, die hiertoe erkend is en die daarbij de gebruiker de kwaliteit en de veiligheid garandeert van deze diensten;) <W 2003-12-22/42, art. 68, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
7° [1 ...]1;
8° [1 ...]1.
[1 Tweede lid en derde lid opgeheven]1.
(§ 2. Teneinde de erkenning te bekomen bedoeld in § 1, eerste lid, 6°, moet de onderneming cumulatief voldoen aan de volgende voorwaarden :
a. de onderneming heeft, indien zij een andere activiteit uitvoert dan de activiteiten waarvoor erkenning kan worden verleend op basis van deze wet, in haar schoot een " sui generis afdeling ", die zich specifiek inlaat met de tewerkstelling in het kader van de dienstencheques. De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, wat wordt bedoeld met een " sui generis afdeling ";
b. [1 de onderneming verbindt er zich toe de bepalingen van artikel 7octies, eerste lid, van deze wet na te leven;]1;
c. de onderneming verbindt er zich toe, voor [1 de werknemers die tijdens hun deeltijdse tewerkstelling aanspraak maken op een werkloosheidsuitkering, een leefloon of op financiële sociale hulp]1, hen voorrang te geven tot het bekomen van een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor zij een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling verkrijgen waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin zij reeds werken, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad;
d. de onderneming verbindt er zich toe de loons- en arbeidsvoorwaarden na te leven die op haar van toepassing zijn overeenkomstig deze wet en zijn uitvoeringsbesluiten en de op haar geldende collectieve arbeidsovereenkomsten;
e. de onderneming is (...) geen achterstallige belastingen, noch achterstallige bijdragen te innen (door een instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen) [2 , noch achterstallen in de betaling van de door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening teruggevorderde bedragen]2 verschuldigd. [4 ...]4 [4 ...]4 <W 2006-12-27/32, art. 165, 004; Inwerkingtreding : 07-01-2007> <W 2008-06-08/30, art. 74, 1° en 2°, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
f. [3 [4 De onderneming verbindt zich ertoe om :
- niet in staat van faillissement te verkeren;
- in de voorbije drie jaar niet verwikkeld geweest te zijn in een faillissement, liquidatie of gelijkaardige verrichting;
- onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden, geen natuurlijke personen of rechtspersonen te hebben aan wie het uitoefenen van dergelijke functies verboden is krachtens het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen [5 of krachtens artikel XX.229 van het Wetboek van economisch recht]5;
- onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden, geen natuurlijke personen of rechtspersonen te hebben die de voorbije vijf jaar aansprakelijk zijn gesteld voor de verbintenissen of schulden van een gefailleerde vennootschap met toepassing van de artikelen 213, 229, 231, 265, 314, 315, 456, 4°, of 530 van het Wetboek van vennootschappen [5 of van de artikelen XX.225 tot XX.228 van het Wetboek van economisch recht]5, of die door de rechtbank niet verschoonbaar zijn verklaard op basis van artikel 80 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 [5 of waarvoor de rechtbank de kwijtschelding krachtens artikel XX.173 van het Wetboek van economisch recht niet heeft uitgesproken]5;
- onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden, geen natuurlijke personen of rechtspersonen te hebben die de voorbije drie jaar verwikkeld waren in een faillissement, liquidatie of gelijkaardige verrichting.]4 ]3
g)[3 de onderneming heeft deelgenomen aan de door de RVA georganiseerde informatiesessie over de dienstencheques.]3
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bijkomende voorwaarden bepalen waaraan de onderneming moet voldoen om erkend te worden.
[1 Derde lid opgeheven.]1
Deze gemeenschaps- of gewestmodaliteiten moeten de bestaande bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten naleven.
Van de erkende onderneming die niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden van de vorige leden, kan de erkenning worden ingetrokken, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
De erkenning en de intrekking ervan gebeuren door de minister bevoegd voor de Werkgelegenheid, na advies van een adviescommissie erkenningen, waarin eveneens de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd zijn. De Koning bepaalt de te volgen erkenningsprocedure, alsook de samenstelling en werkingsmodaliteiten van de adviescommissie erkenningen.) <W 2003-12-22/42, art. 71, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
(In afwijking van de vorige leden kan de erkenning ambtshalve worden ingetrokken onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.) <W 2008-06-08/30, art. 74, 4°, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
[4 h. De onderneming verbindt zich ertoe te voldoen aan de verplichting van artikel 2bis, § 1, ten laatste op de datum van de indiening van de erkenningsaanvraag.]4
----------
(1)<W 2008-12-22/33, art. 190 et 191, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009; zie ook art. 196>
(2)<W 2009-12-30/02, art. 23, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
(3)<W 2011-07-04/03, art. 10, 010; Inwerkingtreding : 19-07-2011; zie ook art. 13>
(4)<W 2012-06-22/02, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012>
(5)<KB 2022-04-18/12, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 11-06-2022>
Art. 2_VLAAMS_GEWEST. (§ 1. Voor de toepassing van [7 deze wet]7 wordt verstaan onder :) <W 2003-12-22/42, art. 66, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> 1°) dienstencheque : het betaalmiddel uitgegeven door een uitgiftebedrijf, waarmee de gebruiker, met de financiële steun van de Staat in de vorm van een consumptiesubsidie, een prestatie van buurtwerken of -diensten kan vergoeden die door een erkende onderneming wordt geleverd; 2°) uitgiftebedrijf : het na een offerteaanvraag door [7 het Departement Werk en Sociale Economie]7 aangewezen bedrijf dat de dienstencheques uitgeeft; (3°) buurtwerken of -diensten : banenscheppende activiteiten, met of zonder handelskarakter, die inspelen op individuele, persoonlijke of familiale noden die zich in het raam van het dagelijkse leven laten gevoelen en die betrekking hebben op thuishulp van huishoudelijke aard [7 , met inbegrip van de begeleiding op de werkplek van werknemers, vermeld in artikel 3 van deze wet, in opleiding en van werkzoekenden, vermeld in artikel 5, § 1/1, eerste lid, 3°, van het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het publiekrechtelijk vormgegeven extern verzelfstandigd agentschap "Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding", op voorwaarde dat die begeleiding onlosmakelijk verbonden is met de uitoefening van activiteiten die betrekking hebben op thuishulp van huishoudelijke aard]7. [7 De Vlaamse Regering kan]7, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepalen wat kan beschouwd worden als thuishulp van huishoudelijke aard.) <W 2003-12-22/42, art. 67, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> 4°) gebruikers : de natuurlijke personen die gebruik maken van de dienstencheque; 5°) onderneming : iedere natuurlijke of rechtspersoon wiens activiteit of doel ten minste gedeeltelijk bestaat in het leveren van buurtwerken of -diensten; (6°) erkende onderneming : de onderneming die de in 3°) bedoelde buurtwerken of -diensten levert, die hiertoe erkend is en die daarbij de gebruiker de kwaliteit en de veiligheid garandeert van deze diensten;) <W 2003-12-22/42, art. 68, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> 7° [1 ...]1; 8° [6 algemene verordening gegevensbescherming: verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming); 9° prestatiedatum: de datum waarop de thuishulp van huishoudelijke aard waarvoor een dienstencheque als betaalmiddel wordt gebruikt, effectief gepresteerd wordt.]6. [1 Tweede lid en derde lid opgeheven]1. (§ 2. Teneinde de erkenning te bekomen bedoeld in § 1, eerste lid, 6°, moet de onderneming cumulatief voldoen aan de volgende voorwaarden : a. de onderneming heeft, indien zij een andere activiteit uitvoert dan de activiteiten waarvoor erkenning kan worden verleend op basis van deze wet, in haar schoot een " sui generis afdeling ", die zich specifiek inlaat met de tewerkstelling in het kader van de dienstencheques. [7 De Vlaamse Regering bepaalt]7, wat wordt bedoeld met een " sui generis afdeling "; b. [1 de onderneming verbindt er zich toe de bepalingen van artikel 7octies, eerste lid, van deze wet na te leven;]1; c. de onderneming verbindt er zich toe, voor [1 de werknemers die tijdens hun deeltijdse tewerkstelling aanspraak maken op een werkloosheidsuitkering, een leefloon of op financiële sociale hulp]1, hen voorrang te geven tot het bekomen van een voltijdse betrekking of van een andere, al dan niet bijkomende, deeltijdse dienstbetrekking waardoor zij een nieuwe deeltijdse arbeidsregeling verkrijgen waarvan de wekelijkse arbeidsduur hoger is dan die van de deeltijdse arbeidsregeling waarin zij reeds werken, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door de [7 Vlaamse Regering]7; d. [7 de onderneming verbindt er zich toe te voldoen aan de sociale en fiscale wettelijke verplichtingen, met inbegrip van de loons- en arbeidsvoorwaarden die op haar van toepassing zijn en de collectieve arbeidsovereenkomsten die voor haar gelden]7; e. de onderneming is (...) geen achterstallige belastingen, noch achterstallige bijdragen te innen (door een instelling belast met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen) [2 , noch achterstallen in de betaling van de door [7 het Departement Werk en Sociale Economie]7 teruggevorderde bedragen]2 verschuldigd. [4 ...]4 [4 ...]4 <W 2006-12-27/32, art. 165, 004; Inwerkingtreding : 07-01-2007> <W 2008-06-08/30, art. 74, 1° en 2°, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008> f. [3 [4 De onderneming verbindt zich ertoe om : - niet in staat van faillissement te verkeren; - in de voorbije drie jaar niet verwikkeld geweest te zijn in een faillissement, liquidatie of gelijkaardige verrichting; - onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden, geen natuurlijke personen of rechtspersonen te hebben aan wie het uitoefenen van dergelijke functies verboden is krachtens het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen [5 of krachtens artikel XX.229 van het Wetboek van economisch recht]5; - onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden, geen natuurlijke personen of rechtspersonen te hebben die de voorbije vijf jaar aansprakelijk zijn gesteld voor de verbintenissen of schulden van een gefailleerde vennootschap met toepassing van de artikelen 213, 229, 231, 265, 314, 315, 456, 4°, of 530 van het Wetboek van vennootschappen [5 of van de artikelen XX.225 tot XX.228 van het Wetboek van economisch recht]5, of die door de rechtbank niet verschoonbaar zijn verklaard op basis van artikel 80 van de faillissementswet van 8 augustus 1997 [5 of waarvoor de rechtbank de kwijtschelding krachtens artikel XX.173 van het Wetboek van economisch recht niet heeft uitgesproken]5; - onder de bestuurders, zaakvoerders, lasthebbers of personen bevoegd om de onderneming te verbinden, geen natuurlijke personen of rechtspersonen te hebben die de voorbije drie jaar verwikkeld waren in een faillissement, liquidatie of gelijkaardige verrichting.]4 ]3 g)[3 de onderneming heeft deelgenomen aan de door [7 het Departement Werk en Sociale Economie]7 georganiseerde informatiesessie over de dienstencheques.]3 [7 De Vlaamse Regering kan]7, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bijkomende voorwaarden bepalen waaraan de onderneming moet voldoen om erkend te worden. [1 Derde lid opgeheven.]1 Deze gemeenschaps- of gewestmodaliteiten moeten de bestaande bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten naleven. Van de erkende onderneming die niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden van de vorige leden, kan de erkenning worden ingetrokken, onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgesteld door de [7 Vlaamse Regering]7. De erkenning en de intrekking ervan gebeuren door de minister bevoegd voor de Werkgelegenheid, na advies van een adviescommissie erkenningen, waarin eveneens de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties vertegenwoordigd zijn. [7 De Vlaamse Regering]7 bepaalt de te volgen erkenningsprocedure, alsook de samenstelling en werkingsmodaliteiten van de adviescommissie erkenningen.) <W 2003-12-22/42, art. 71, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> (In afwijking van de vorige leden kan de erkenning ambtshalve worden ingetrokken onder de voorwaarden en volgens de modaliteiten vastgesteld door de [7 Vlaamse Regering]7.) <W 2008-06-08/30, art. 74, 4°, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008> [4 h. De onderneming verbindt zich ertoe te voldoen aan de verplichting van artikel 2bis, § 1, ten laatste op de datum van de indiening van de erkenningsaanvraag.]4 [7 l. de onderneming verbindt zich ertoe, als de activiteiten uitgevoerd moeten worden in de woonplaats van de gebruiker, om de gebruiker voorafgaand aan de eerste uitvoering van de werkzaamheden te wijzen op de wettelijke verplichtingen conform deze wet en haar uitvoeringsbesluiten en conform de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk. De Vlaamse Regering bepaalt de wijze waarop dit dient te gebeuren.]7 ----------
(1)<W 2008-12-22/33, art. 190 et 191, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009; zie ook art. 196>
(2)<W 2009-12-30/02, art. 23, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
(3)<W 2011-07-04/03, art. 10, 010; Inwerkingtreding : 19-07-2011; zie ook art. 13>
(4)<W 2012-06-22/02, art. 6, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012>
(5)<KB 2022-04-18/12, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 11-06-2022>
(6)<DVR 2022-10-14/02, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 30-12-2022>
(7)<DVR 2024-04-19/46, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
Art. 2bis.[1 § 1. De onderneming stort een borgsom van vijfentwintig duizend euro aan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de nadere regels met betrekking tot de storting en de bestemming van de borgsom, alsook wat er met deze borgsom gebeurt in geval van faillissement.
§ 2. Indien wordt vastgesteld dat de onderneming niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid, zal een deel van de tegemoetkoming van de federale Staat in de kostprijs van de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend, ingehouden worden.
In afwijking van het vorige lid zal de nominale waarde van de dienstencheque en het volledige bedrag van de tegemoetkoming van de federale Staat in de kostprijs van de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend, ingehouden worden indien de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening oordeelt dat het een zware inbreuk betreft.
De ingehouden bedragen, bedoeld in de vorige leden, worden op een rekening van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening gestort.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad :
1° het bedrag van de tegemoetkoming van de federale Staat in de kostprijs van de dienstencheque dat wordt ingehouden overeenkomstig het eerste lid;
2° de voorwaarden en de nadere regels met betrekking tot de inhouding, de storting en de bestemming van de bedragen bedoeld in het eerste en het tweede lid, alsook wat er met deze bedragen gebeurt in geval van faillissement;
3° wat wordt verstaan onder zware inbreuk.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-06-22/02, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012, met uitzondering van art. 2bis, § 2, die in werking treedt op 01-01-2013; zie ook W 2012-06-22/02, art. 9, L2>
Art. 2bis_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. De onderneming stort een borgsom van vijfentwintig duizend euro aan [2 het Departement Werk en Sociale Economie]2. [2 De Vlaamse Regering bepaalt]2, de voorwaarden en de nadere regels met betrekking tot de storting en de bestemming van de borgsom, alsook wat er met deze borgsom gebeurt in geval van faillissement. § 2. Indien wordt vastgesteld dat de onderneming niet meer voldoet aan de erkenningsvoorwaarden bedoeld in artikel 2, § 2, eerste en tweede lid, zal een deel van de tegemoetkoming van de [2 Vlaamse overheid]2 in de kostprijs van de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend, ingehouden worden. In afwijking van het vorige lid zal de nominale waarde van de dienstencheque en het volledige bedrag van de tegemoetkoming van de [2 Vlaamse overheid]2 in de kostprijs van de dienstencheques die bij de uitgiftemaatschappij voor terugbetaling worden ingediend, ingehouden worden indien de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening oordeelt dat het een zware inbreuk betreft. De ingehouden bedragen, bedoeld in de vorige leden, worden op een rekening van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening gestort. [2 De Vlaamse Regering bepaalt]2: 1° het bedrag van de tegemoetkoming van de [2 Vlaamse overheid]2 in de kostprijs van de dienstencheque dat wordt ingehouden overeenkomstig het eerste lid; 2° de voorwaarden en de nadere regels met betrekking tot de inhouding, de storting en de bestemming van de bedragen bedoeld in het eerste en het tweede lid, alsook wat er met deze bedragen gebeurt in geval van faillissement; 3° wat wordt verstaan onder zware inbreuk.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-06-22/02, art. 7, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012, met uitzondering van art. 2bis, § 2, die in werking treedt op 01-01-2013; zie ook W 2012-06-22/02, art. 9, L2>
(2)<DVR 2024-04-19/46, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
Art.3.Om prestaties van buurtwerken of -diensten te laten uitvoeren, overhandigt de gebruiker een dienstencheque per gepresteerd arbeidsuur aan een erkende onderneming.
Voor de uitvoering van de buurtwerken of -diensten waarvoor de dienstencheques worden aangewend, neemt de erkende onderneming een [...] werknemer in dienst [...]. <W 2003-12-22/42, art. 72, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <W 2004-07-09/30, art. 273, 003; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
[1 De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de nadere regels bepalen met betrekking tot de verplichting tot aanwerving van uitkeringsgerechtigd volledig werklozen, werklozen met een inschakelingsuitkering en leefloners.]1
[Die werknemer mag geen bloed- of aanverwant tot in de tweede graad zijn van de gebruiker of een lid van het gezin van de gebruiker, noch dezelfde verblijfplaats hebben als de gebruiker.] <W 2003-12-22/42, art. 73, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening betaalt, in naam en voor rekening van de gebruiker, als tegemoetkoming aan het uitgiftebedrijf een aanvullend bedrag per gepresteerd uur op grond van het aantal van de door dit bedrijf gevalideerde dienstencheques.
De dienstencheques worden uitgegeven binnen de perken van de daartoe jaarlijks op de begroting ingeschreven kredieten.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, het mechanisme dat garandeert dat het totale aantal uren het bedrag dat is vastgesteld voor het begrotingsjaar niet overschrijdt.
Het uitgiftebedrijf maakt aan de erkende onderneming de waarde over van de dienstencheque vermeerderd met [het aanvullend bedrag bedoeld in het vierde lid]. <W 2003-12-22/42, art. 74, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
----------
(1)<W 2011-12-28/01, art. 77, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art. 3_VLAAMS_GEWEST. [2 Om prestaties van buurtwerken of -diensten te laten uitvoeren, dient de gebruiker een dienstencheque per gepresteerd arbeidsuur in bij een erkende onderneming.]2. Voor de uitvoering van de buurtwerken of -diensten waarvoor de dienstencheques worden aangewend, neemt de erkende onderneming een [...] werknemer in dienst [...]. <W 2003-12-22/42, art. 72, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> <W 2004-07-09/30, art. 273, 003; Inwerkingtreding : 25-07-2004> [1 [2 De Vlaamse Regering kan]2 bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de voorwaarden en de nadere regels bepalen met betrekking tot de verplichting tot aanwerving van uitkeringsgerechtigd volledig werklozen, werklozen met een inschakelingsuitkering en leefloners.]1 [Die werknemer mag geen bloed- of aanverwant tot in de tweede graad zijn van de gebruiker of een lid van het gezin van de gebruiker, noch dezelfde verblijfplaats hebben als de gebruiker.] <W 2003-12-22/42, art. 73, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> [2 Het Departement Werk en Sociale Economie]2 betaalt, in naam en voor rekening van de gebruiker, als tegemoetkoming aan het uitgiftebedrijf een aanvullend bedrag per gepresteerd uur op grond van het aantal van de door dit bedrijf gevalideerde dienstencheques. De dienstencheques worden uitgegeven binnen de perken van de daartoe jaarlijks op de begroting ingeschreven kredieten. [2 De Vlaamse Regering bepaalt]2, het mechanisme dat garandeert dat het totale aantal uren het bedrag dat is vastgesteld voor het begrotingsjaar niet overschrijdt. Het uitgiftebedrijf maakt aan de erkende onderneming de waarde over van de dienstencheque vermeerderd met [het aanvullend bedrag bedoeld in het vierde lid]. <W 2003-12-22/42, art. 74, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> ----------
(1)<W 2011-12-28/01, art. 77, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<DVR 2024-04-19/46, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
Art. 3bis. [1 De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening kan de gebruiker, die opzettelijk heeft deelgenomen aan een inbreuk gepleegd door de onderneming, verbieden om gedurende een periode van ten hoogste één jaar dienstencheques te bestellen en te gebruiken.
Dit verbod kan worden hernieuwd ten aanzien van de gebruiker die opnieuw zou deelgenomen hebben aan een door de onderneming gepleegde inbreuk nadat hij reeds een dergelijk verbod heeft ondergaan.
In de gevallen, onder de voorwaarden en volgens de regelen vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, kan de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening van de gebruiker die opzettelijk heeft deelgenomen aan een inbreuk gepleegd door de onderneming, haar aangestelde of lasthebber, de terugbetaling vorderen van de federale tegemoetkoming voor de ten onrechte ingediende cheques.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2011-07-04/03, art. 11, 010; Inwerkingtreding : 19-07-2011; zie ook art. 13>
Art.4.De Koning bepaalt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad :
1° de vorm van de dienstencheque, de nadere regels van de verwerving en het gebruik ervan;
2° [2 de nominale waarde van de cheque die kan variëren in functie van de aard van de buurtwerken of -diensten en in functie van het gebruik, alsmede de voorwaarden en de nadere regels voor de stortingen.]2
[2 2bis° het aanvullend bedrag dat kan variëren teneinde de erkende ondernemingen ertoe aan te zetten om de stabiliteit en de kwaliteit van de werkgelegenheid van de dienstenchequewerknemers te bevorderen, in functie van de aard van de buurtwerken of -diensten en in functie van het gebruik, alsmede de voorwaarden en de nadere regels voor de stortingen.]2
[1 3° de voorwaarden en de nadere regels voor het verhogen van de toegankelijkheid van de dienstencheques voor de laagste inkomens via de uitbouw van een stelsel van sociale dienstencheques. De uitgaven verbonden aan dit stelsel van sociale dienstencheques worden aangerekend op de begroting dienstencheques van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening.]1
Hij bepaalt ook de nadere regels voor de financiering van de dienstencheques, waarvan de kost ten laste wordt gelegd van de RSZ-Globaal Beheer, bedoeld in artikel 5, eerste lid, 2°, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.
----------
(1)<W 2009-06-17/01, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 06-07-2009>
(2)<W 2012-06-22/02, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2014>
Art. 4_VLAAMS_GEWEST. [3 De Vlaamse Regering bepaalt]3: 1° de vorm van de dienstencheque, de nadere regels van de verwerving en het gebruik ervan; 2° [2 de nominale waarde van de cheque die kan variëren in functie van de aard van de buurtwerken of -diensten en in functie van het gebruik, alsmede de voorwaarden en de nadere regels voor de stortingen.]2 [2 2bis° het aanvullend bedrag dat kan variëren teneinde de erkende ondernemingen ertoe aan te zetten om de stabiliteit en de kwaliteit van de werkgelegenheid van de dienstenchequewerknemers te bevorderen, in functie van de aard van de buurtwerken of -diensten en in functie van het gebruik, alsmede de voorwaarden en de nadere regels voor de stortingen.]2 [1 3° de voorwaarden en de nadere regels voor het verhogen van de toegankelijkheid van de dienstencheques voor de laagste inkomens via de uitbouw van een stelsel van sociale dienstencheques. [3 ...]3]1 [3 De Vlaamse Regering bepaalt ook de nadere regels voor de financiering van de dienstencheques]3. ----------
(1)<W 2009-06-17/01, art. 57, 006; Inwerkingtreding : 06-07-2009>
(2)<W 2012-06-22/02, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2014>
(3)<DVR 2024-04-19/46, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
Art. 4bis. [1 De Koning bepaalt de nadere regels die de opvolging van de financiële situatie van de sector en de erkende ondernemingen verzekeren. Hij bepaalt tevens de voorwaarden waaraan de erkende ondernemingen moeten voldoen om deze opvolging mogelijk te maken en de eventuele gegevens die de erkende ondernemingen daartoe moeten meedelen aan de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2009-12-30/02, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
Art. 4bis_VLAAMS_GEWEST. [1 [2 De Vlaamse Regering]2 bepaalt de nadere regels die de opvolging van de financiële situatie van de sector en de erkende ondernemingen verzekeren. Hij bepaalt tevens de voorwaarden waaraan de erkende ondernemingen moeten voldoen om deze opvolging mogelijk te maken en de eventuele gegevens die de erkende ondernemingen daartoe moeten meedelen aan [2 het Departement Werk en Sociale Economie]2.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W 2009-12-30/02, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
(2)<DVR 2024-04-19/46, art. 6, 019; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
Art. 4ter. [1 De Koning kan een " kwaliteitshandvest " voor de dienstencheques-ondernemingen vaststellen evenals de verplichte bepalingen die hierin moeten vermeld worden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2009-12-30/02, art. 25, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
Art. 4ter_VLAAMS_GEWEST. [1 [2 De Vlaamse Regering]2 kan een " kwaliteitshandvest " voor de dienstencheques-ondernemingen vaststellen evenals de verplichte bepalingen die hierin moeten vermeld worden.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W 2009-12-30/02, art. 25, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
(2)<DVR 2024-04-19/46, art. 7, 019; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
Art.5. Artikel 66, § 1. van de wet van 2 januari 2001 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wordt aangevuld met het volgende lid :
" Na advies van het Beheerscomité van de sociale zekerheid, kan de Koning het bedrag van de alternatieve financiering verhogen met de kostprijs van de dienstencheques. "
Art.6.De overeenkomst die de gebruiker aan de erkende onderneming bindt, is van rechtswege ontbonden :
1°) wanneer de onderneming haar erkenning verliest;
2°) wanneer er geen dienstencheques meer worden uitgegeven en de gebruiker er geen meer bezit.
[1 De Koning kan de minimale bepalingen vaststellen die in de overeenkomst die de gebruiker aan de erkende onderneming bindt moeten vermeld worden, evenals het model van deze overeenkomst.]1
----------
(1)<W 2009-12-30/02, art. 26, 009; Inwerkingtreding : 10-01-2010>
Art. 6_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. De erkende onderneming en de gebruiker sluiten een overeenkomst om buurtwerken of -diensten uit te voeren. De overeenkomst, vermeld in het eerste lid, die de gebruiker aan de erkende onderneming bindt, is in de volgende gevallen van rechtswege ontbonden: 1° als de onderneming haar erkenning verliest; 2° als er geen dienstencheques meer worden uitgegeven en de gebruiker er geen meer bezit. § 2. In deze paragraaf wordt verstaan onder bijkomende kosten: de kosten die de erkende onderneming extra, naast een dienstencheque per gepresteerd arbeidsuur, aanrekent aan de dienstenchequegebruiker. De overeenkomst, vermeld in paragraaf 1, wordt schriftelijk vastgelegd als er bijkomende kosten worden gevraagd aan de gebruiker. De schriftelijke overeenkomst bevat al de volgende elementen: 1° de vermelding dat er bijkomende kosten worden gevraagd aan de gebruiker; 2° de frequentie waarmee de bijkomende kosten gevraagd worden; 3° het bedrag en de berekeningswijze van de bijkomende kosten. De Vlaamse Regering kan de elementen die in de schriftelijke overeenkomst moeten voorkomen, vermeld in het derde lid, verder aanvullen, en het model van de schriftelijke overeenkomst, vermeld in het tweede lid, vaststellen.]1
----------
(1)<DVR 2024-04-19/46, art. 8, 019; Inwerkingtreding : 01-04-2025>
Art.7.De Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening treedt van rechtswege in de plaats van de gebruiker ten belope van het aan het uitgiftebedrijf gestorte (aanvullend) bedrag. <W 2003-12-22/42, art. 75, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
De Koning wijst de instellingen aan belast met de (uitvoering) [3 ...]3 van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten. [2 Hij bepaalt eveneens de voorwaarden en de nadere regels betreffende de teruggave van de ten onrechte toegekende tegemoetkoming van de federale staat in de kostprijs van de dienstencheque en van het ten onrechte toegekende bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque.]2 <W 2003-12-22/42, art. 76, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
[3 Onverminderd de maatregelen bedoeld in het vorige lid en in de artikelen 2, § 2, vierde tot zesde lid, en 3bis van deze wet, worden de inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
De sociaal inspecteurs beschikken over de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]3
----------
(2)<W 2011-07-04/03, art. 12, 010; Inwerkingtreding : 19-07-2011 ; zie ook art. 13>
(3)<W 2012-06-22/02, art. 17, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012 (KB 2012-12-14/07, art. 6, 1°)>
Art. 7_VLAAMS_GEWEST. [4 Het Departement Werk en Sociale Economie]4 treedt van rechtswege in de plaats van de gebruiker ten belope van het aan het uitgiftebedrijf gestorte (aanvullend) bedrag. <W 2003-12-22/42, art. 75, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> [4 De Vlaamse Regering]4 wijst de instellingen aan belast met de (uitvoering) [3 ...]3 van deze wet en haar uitvoeringsbesluiten. [2 [4 De Vlaamse Regering]4 bepaalt eveneens de voorwaarden en de nadere regels betreffende de teruggave van de ten onrechte toegekende tegemoetkoming van de [4 Vlaamse overheid]4 in de kostprijs van de dienstencheque en van het ten onrechte toegekende bedrag van de aanschafprijs van de dienstencheque.]2 <W 2003-12-22/42, art. 76, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> [3 Onverminderd de maatregelen bedoeld in het vorige lid en in de artikelen 2, § 2, vierde tot zesde lid, en 3bis van deze wet, worden de inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek. De sociaal inspecteurs beschikken over de bevoegdheden bedoeld in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]3 ----------
(2)<W 2011-07-04/03, art. 12, 010; Inwerkingtreding : 19-07-2011 ; zie ook art. 13>
(3)<W 2012-06-22/02, art. 17, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012 (KB 2012-12-14/07, art. 6, 1°)>
(4)<DVR 2024-04-19/46, art. 9, 019; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
Afdeling 2. - De arbeidsovereenkomst dienstencheques.
Art. 7bis. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Voor de toepassing van deze afdeling wordt verstaan onder de arbeidsovereenkomst dienstencheques, de arbeidsovereenkomst waarbij een werknemer zich verbindt om onder gezag van een werkgever, erkend in het kader van dit hoofdstuk en tegen loon arbeidsprestaties te verrichten die recht geven op de toekenning van een dienstencheque.
Art. 7ter. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De arbeidsovereenkomst dienstencheques wordt geregeld door de bepalingen van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten behalve voor wat betreft de bijzondere bepalingen die in deze wet worden voorzien.
Art. 7quater. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De bedoeling een arbeidsovereenkomst dienstencheques te sluiten moet, voor iedere werknemer afzonderlijk, door beide partijen schriftelijk worden vastgelegd uiterlijk op het tijdstip waarop de werknemer voor de eerste maal prestaties levert voor de erkende onderneming onder het stelsel van de dienstencheques.
De arbeidsovereenkomst dienstencheques moet voor iedere werknemer afzonderlijk schriftelijk worden vastgesteld uiterlijk binnen twee werkdagen te rekenen vanaf het tijdstip waarop de werknemer in dienst treedt.
Art. 7quinquies. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De arbeidsovereenkomst voor dienstencheques bevat ten minste volgende specifieke vermeldingen :
1° de identiteit van de partijen;
2° het erkenningsnummer dat de werkgever werd toegekend in het kader van dit hoofdstuk;
3° de datum waarop de uitvoering van de overeenkomst wordt aangevat;
4° de einddatum van de overeenkomst zo zij voor een bepaalde tijd wordt gesloten;
5° de arbeidsduur en het werkrooster; indien de overeenkomst voor een onbepaalde tijd is gesloten bepaalt de overeenkomst hoe en binnen welke termijn de werknemer over zijn werkrooster wordt geïnformeerd; bij ontstentenis van een bepaling in de overeenkomst voor een onbepaalde tijd moet de uurregeling ten minste zeven dagen vooraf ter kennis van de werknemer worden gebracht.
Art. 7sexies.
<Opgeheven bij W 2008-12-22/33, art. 192, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 7septies.[1 Het sluiten van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor een bepaalde tijd heeft niet het sluiten van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd tot gevolg gedurende een periode van drie maanden te rekenen vanaf de dag van de eerste voorafgaandelijke aangifte van tewerkstelling van de arbeidsovereenkomst dienstencheques bij dezelfde werkgever.
Tijdens de periode van drie maanden als bedoeld in het eerste lid, kan worden afgeweken van de verplichting om een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid te sluiten met een wekelijkse arbeidsduur van ten minste één derde van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijds tewerkgestelde werknemer zoals bepaald in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Tijdens dezelfde periode van drie maanden kan er nooit worden afgeweken van de minimumduur van elke werkperiode zoals vastgesteld bij artikel 21 van de arbeidswet van 16 maart 1971.
Indien na het verstrijken van de voormelde periode van drie maanden, prestaties worden geleverd ten gunste van de werkgever op grond van een arbeidsovereenkomst dienstencheques, zijn de partijen verbonden door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.]1
----------
(1)<W 2008-12-22/33, art. 193, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009; zie ook art. 197>
Art. 7octies.[1 Vanaf de eerste werkdag van de vierde maand te rekenen vanaf de eerste voorafgaandelijke verklaring van tewerkstelling bij dezelfde werkgever, stellen de partijen het arbeidsregime vast dat van toepassing is op de voor onbepaalde duur gesloten overeenkomst. Deze overeenkomst kan worden gesloten voor voltijdse arbeid of voor deeltijdse arbeid overeenkomstig artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. Er kan nooit worden afgeweken van de minimumduur van elke werkperiode zoals vastgesteld bij artikel 21 van de arbeidswet van 16 maart 1971.
Er kan worden afgeweken van de verplichting om een arbeidsovereenkomst voor deeltijdse arbeid te sluiten met een wekelijkse arbeidsduur van ten minste een derde van de wekelijkse arbeidsduur van de voltijds tewerkgestelde werknemer zoals bepaald in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. De minimale wekelijkse arbeidsduur mag niet lager liggen dan de grens bepaald door de Koning.
Voor de werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst dienstencheques die tijdens hun tewerkstelling recht hebben op een werkloosheidsuitkering, op leefloon of op financiële sociale hulp, mag de arbeidsduur in geen geval lager liggen dan een derde van de wekelijkse arbeidsduur van toepassing op een voltijds tewerkgestelde werknemer zoals bepaald in artikel 11bis van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten. De Koning bepaalt de minimale wekelijkse arbeidsduur van de arbeidsovereenkomsten.]1
----------
(1)<W 2008-12-22/33, art. 194, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009; zie ook art. 197>
Art. 7nonies. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De Koning bepaalt de bijzondere modaliteiten van de reglementering inzake veiligheid, gezondheid en welzijn op het werk die van toepassing zijn bij de uitvoering van een arbeidsovereenkomst dienstencheques.
Art. 7decies. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Voor de werknemers en de werkgevers die ressorteren onder het autonoom paritair subcomité, opgericht krachtens artikel 27, vierde lid, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, worden de loons- en arbeidsvoorwaarden bepaald door de Koning op basis van de bepalingen van toepassing op de werknemers die ressorteren onder het paritair comité voor de diensten voor gezins- en bejaardenhulp.
Op advies van de Nationale Arbeidsraad kan een andere referentie van toepassing zijn.
Deze door de koning vastgestelde loon- en arbeidsvoorwaarden houden op van toepassing te zijn vanaf de inwerkingtreding van specifieke reglementaire en conventionele bepalingen voor de werknemers en de werkgevers die ressorteren onder het autonoom paritair subcomité opgericht krachtens artikel 27, vierde lid, van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers.
Art.8. Het opschrift van onderafdeling 2quater van titel II, hoofdstuk III, afdeling 1, van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen 1992 wordt aangevuld als volgt : " en voor prestaties betaald met dienstencheques. ".
Art.9. In artikel 14521 van hetzelfde Wetboek, vervangen bij de wet van 21 december 1994 en gewijzigd bij de wet van 7 april 1999, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1°) het eerste lid wordt aangevuld als volgt : " of op de uitgaven die tijdens het belastbaar tijdperk werkelijk zijn betaald voor prestaties betaald met dienstencheques. ";
2°) het tweede lid wordt aangevuld als volgt : " of met de nominale waarde van de dienstencheques bedoeld in de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen. "
Afdeling 3. - het opleidingsfonds dienstencheques
Art. 9bis.<Ingevoegd bij W 2006-12-27/30, art. 258; Inwerkingtreding : 07-01-2007> § 1. De erkende onderneming kan bij de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg de gedeeltelijke terugbetaling verkrijgen van de opleidingskosten van de werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst dienstencheques.
De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en na advies van het beheerscomité van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening, zoals bedoeld in artikel 1, 5° van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg en artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering, de criteria, de voorwaarden en de nadere regelen betreffende de aanvraag en de toekenning van deze gedeeltelijke terugbetaling.
§ 2. [1 ...]1
----------
(1)<W 2015-12-26/04, art. 32, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
Art. 9bis_VLAAMS_GEWEST. <Ingevoegd bij W 2006-12-27/30, art. 258; Inwerkingtreding : 07-01-2007> § 1. De erkende onderneming kan bij [2 het Departement Werk en Sociale Economie]2, Arbeid en Sociaal Overleg de gedeeltelijke terugbetaling verkrijgen van de opleidingskosten van de werknemers tewerkgesteld met een arbeidsovereenkomst dienstencheques. [2 De Vlaamse Regering bepaalt de criteria, de voorwaarden en de nadere regels betreffende de aanvraag en de toekenning van deze gedeeltelijke terugbetaling]2. § 2. [1 ...]1 ----------
(1)<W 2015-12-26/04, art. 32, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
(2)<DVR 2024-04-19/46, art. 10, 019; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
Hoofdstuk III. - Evaluatie.
Hoofdstuk III. VLAAMS_GEWEST. - Verwerking van persoonsgegevens.
Art.10.<W 2003-12-22/42, art. 79, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2004> Vanaf het jaar 2005 wordt aangaande het stelsel van de dienstencheques door de minister bevoegd voor de Werkgelegenheid een jaarlijks evaluatieverslag opgemaakt, uiterlijk in de maand (juni). Dit evaluatieverslag wordt overgemaakt aan de voorzitter van de Kamer van volksvertegenwoordigers en aan de Ministerraad. <W 2008-06-08/30, art. 75, 005; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
Dit evaluatieverslag zal inzonderheid betrekking hebben op :
- het werkgelegenheidseffect van de maatregel;
- de globale bruto en netto kostprijs van de maatregel, met bijzondere aandacht voor de terugverdieneffecten, onder meer inzake werkloosheidsuitkeringen;
[1 ...]1 ;
- de toepasselijke loons- en arbeidsvoorwaarden.
----------
(1)<W 2008-12-22/33, art. 195, 007; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 10_VLAAMS_GEWEST. [1 De bevoegde dienst die de Vlaamse Regering aanwijst, treedt op als verwerkingsverantwoordelijke als vermeld in artikel 4, 7), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de verwerking van de persoonsgegevens, vermeld in artikel 10/1 van deze wet. Het uitgiftebedrijf, vermeld in artikel 2, § 1, 2° ), van deze wet, treedt op als verwerker als vermeld in artikel 4, 8), van de algemene verordening gegevensbescherming, voor de verwerking van de persoonsgegevens, vermeld in artikel 10/1 van deze wet.]1
----------
(1)<DVR 2024-04-19/46, art. 12, 019; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
Art. 10/1_VLAAMS_GEWEST. [1 De volgende categorieën van persoonsgegevens worden in het kader van de toepassing van deze wet verwerkt:
1° de identificatiegegevens, waaronder het INSZ-nummer, de leeftijd en het geslacht, van de werknemer;
2° de tewerkstellingsgegevens en de sociaal demografische gegevens van de werknemer;
3° de identificatie- en contactgegevens, waaronder het INSZ-nummer, de leeftijd en het geslacht, van de gebruiker;
4° de financiële en fiscale gegevens van de gebruiker;
5° de tewerkstellingsgegevens en de sociaal demografische gegevens van de gebruiker;
6° het bewijsstuk dat de gebruiker mindervalide is of een mindervalide kind ten laste heeft;
7° de identificatie- en contactgegevens van de erkende onderneming;
8° de identificatie- en contactgegevens, waaronder het INSZ-nummer, van de bestuurders, zaakvoerders, personen die de onderneming vertegenwoordigen en andere contactpersonen van de erkende ondernemingen;
9° de financiële gegevens van de erkende onderneming;
10° de identificatie- en contactgegevens van de externe opleider.
De verwerking van de gegevens, vermeld in het eerste lid, 6°, is gerechtvaardigd op grond van artikel 9, lid 2, b), van de algemene verordening gegevensbescherming.
In het kader van rapportering worden de hierboven vermelde persoonlijke kenmerken verwerkt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-19/46, art. 13, 019; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
Art. 10/2_VLAAMS_GEWEST. [1 In het kader van de taken, vermeld in deze wet, wisselt de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 10, eerste lid, de volgende persoonsgegevens uit met de volgende instanties:
1° de identificatie- en contactgegevens, waaronder het INSZ-nummer, van de gebruiker met het Rijksregister van de natuurlijke personen;
2° het vestigingsadres en het nummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen van de onderneming met de Kruispuntbank van Ondernemingen;
3° de identificatiegegevens, waaronder het INSZ-nummer, tewerkstellingsgegevens en sociaal demografische gegevens van de gebruiker en de werknemer met de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid;
4° de identificatie- en contactgegevens van de erkende onderneming met het uitgiftebedrijf;
5° de identificatie- en contactgegevens, waaronder het INSZ-nummer, evenals het statuut van de gebruiker met het uitgiftebedrijf;
6° de identificatiegegevens, waaronder het INSZ-nummer, en het sociaal statuut van de gebruiker met de instellingen van sociale zekerheid en het VAPH;
7° de identificatiegegevens, waaronder het INSZ-nummer, en tewerkstellingsgegevens van de werknemers met het Belgisch Statistiekbureau Statbel.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-19/46, art. 14, 019; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
Art. 10/3_VLAAMS_GEWEST. [1 Met behoud van de toepassing van de noodzakelijke bewaring ervan voor de latere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, voor wetenschappelijk of historisch onderzoek of voor statistische doeleinden, vermeld in artikel 89 van de algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens bewaard gedurende de noodzakelijke duur voor de doeleinden van dit decreet met een maximale bewaartermijn die niet meer kan bedragen dan tien jaar na de verjaring van alle vorderingen die tot de bevoegdheid van de verwerkingsverantwoordelijke, vermeld in artikel 10, eerste lid, van deze wet, behoren, en, in voorkomend geval, de definitieve beëindiging van de gerechtelijke, administratieve en buitengerechtelijke procedures en beroepen die voortvloeien uit de verwerking van de voormelde persoonsgegevens.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij DVR 2024-04-19/46, art. 15, 019; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
Hoofdstuk IV. Andere buurtdiensten en -banen.
Art. 10bis. <Ingevoegd bij W 2003-12-22/42, art. 80; Inwerkingtreding : 01-01-2004> De fiscale behandeling verbonden aan de dienstencheques bedoeld in hoofdstuk II, kan voor andere activiteiten dan thuishulp van huishoudelijke aard slechts toegekend worden indien cumulatief de volgende voorwaarden vervuld zijn :
1° het gaat om banenscheppende activiteiten, met of zonder handelskarakter, die inspelen op individuele, persoonlijke of familiale noden die zich in het raam van het dagelijkse leven laten gevoelen en die door het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap worden geselecteerd als activiteiten die kunnen vergoed worden met een dienstencheque;
2° de gebruikers zijn natuurlijke personen;
3° de activiteiten worden uitgevoerd door een onderneming die daartoe erkend is door het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap;
4° het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap moet in zijn erkenningsvoorwaarden inschrijven dat de erkende onderneming ten aanzien van zijn werknemers voor wat betreft het soort arbeidsovereenkomst en de minimale arbeidsregeling minstens dezelfde garanties biedt als voorzien in Hoofdstuk II, Afdeling 2, en dat de erkenning kan worden ingetrokken indien niet voldaan is aan deze garanties;
5° aan de gebruiker wordt de kwaliteit en de veiligheid van deze diensten gegarandeerd;
6° hierover heeft het bevoegde gewest of de bevoegde gemeenschap een bilateraal samenwerkingsakkoord gesloten met de federale overheid.
Hoofdstuk IV/1. [1 - Strafbepalingen]1
----------
(1)
Art. 10ter.<Opgeheven bij W 2012-06-22/02, art. 18, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012 (KB 2012-12-14/07, art. 6, 1°)>
Art. 10quater.<Opgeheven bij W 2012-06-22/02, art. 18, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012 (KB 2012-12-14/07, art. 6, 1°)>
Art. 10quater_VLAAMS_GEWEST.
<Opgeheven bij DVR 2024-04-19/46, art. 16, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2025>
Art. 10quinquies.<Opgeheven bij W 2012-06-22/02, art. 18, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012 (KB 2012-12-14/07, art. 6, 1°)>
Art. 10sexies.<Opgeheven bij W 2012-06-22/02, art. 18, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012 (KB 2012-12-14/07, art. 6, 1°)>
Art. 10septies.<Opgeheven bij W 2012-06-22/02, art. 18, 013; Inwerkingtreding : 24-12-2012 (KB 2012-12-14/07, art. 6, 1°)>
Hoofdstuk IV/2. [1 Rechtsmiddelen tegen de beslissingen van de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening]1
----------
(1)
Hoofdstuk IV/2. VLAAMS_GEWEST. [1 Rechtsmiddelen tegen de beslissingen van [2 het Departement Werk en Sociale Economie]2]1 ----------
(1)
Art. 10octies. [1 Tegen de beslissingen die door de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening zijn genomen tot uitvoering van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten kan een beroep worden aangetekend bij de arbeidsrechtbank bevoegd voor het rechtsgebied waar de onderneming haar maatschappelijke zetel heeft.
Dit beroep moet, op straffe van verval, binnen drie maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing, of bij gebrek aan kennisgeving, binnen drie maanden te rekenen vanaf de dag waarop de betrokkene er kennis van heeft gekregen, door middel van een verzoekschrift ingediend worden bij de bevoegde arbeidsrechtbank.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2011-07-04/04, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 19-07-2011>
Art. 10octies_VLAAMS_GEWEST. [1 Tegen de beslissingen die door [2 het Departement Werk en Sociale Economie]2 zijn genomen tot uitvoering van deze wet en van haar uitvoeringsbesluiten kan een beroep worden aangetekend bij de arbeidsrechtbank bevoegd voor het rechtsgebied waar de onderneming haar maatschappelijke zetel heeft. Dit beroep moet, op straffe van verval, binnen drie maanden te rekenen vanaf de kennisgeving van de beslissing, of bij gebrek aan kennisgeving, binnen drie maanden te rekenen vanaf de dag waarop de betrokkene er kennis van heeft gekregen, door middel van een verzoekschrift ingediend worden bij de bevoegde arbeidsrechtbank.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W 2011-07-04/04, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 19-07-2011>
(2)<DVR 2024-04-19/46, art. 19, 019; Inwerkingtreding : 01-08-2024>
Hoofdstuk V. Inwerkingtreding.
Art. 11. Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.