10 OKTOBER 2013. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juni 2007 betreffende het opleidingsfonds dienstencheques
Art. 1-10
Artikel 1. In artikel 3 van het koninklijk besluit van 7 juni 2007 betreffende het opleidingsfonds dienstencheques, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "12,60 EUR" telkens vervangen door de woorden "14,50 EUR";
2° het tweede lid wordt opgeheven.
Art.2. In artikel 5, § 1, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2009, wordt de bepaling onder 6° opgeheven.
Art.3. Artikel 6, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2009, wordt aangevuld met de volgende zin :
"De terugbetaling wordt verrekend op het maximumrecht, bedoeld in artikel 8, van het kalenderjaar waarin de dienstencheque-werknemer de opleiding beëindigt.".
Art.4. Artikel 6ter, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2009, wordt aangevuld met de volgende zin :
"De terugbetaling wordt verrekend op het maximumrecht, bedoeld in artikel 8, van het kalenderjaar waarin de dienstencheque-werknemer de opleiding beëindigt.".
Art.5. In hetzelfde besluit wordt een artikel 6quater ingevoegd, luidende :
"Art. 6quater. § 1. Voor de opleiding van een werknemer bedoeld in artikel 2bis van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques kan de onderneming een afzonderlijke aanvraag tot terugbetaling indienen.
De aanvraag tot terugbetaling, bedoeld in het eerste lid, kan slechts ingediend worden nadat de werknemer een opleidingstraject van minimum 9 uren heeft gevolgd in de eerste 3 maanden na zijn indiensttreding. Per werknemer kan er slechts één aanvraag worden ingediend.
Voor dit opleidingstraject komen enkel de goedgekeurde externe opleidingen bedoeld in artikel 6bis in aanmerking. De terugbetaling bedraagt 150 euro per werknemer die een opleidingstraject van minimum 9 uren heeft gevolgd en 350 euro per werknemer die een opleidingstraject van minimum 18 uren heeft gevolgd. Dit bedrag wordt verrekend op het globale budget van het kalenderjaar waarin de dienstencheque-werknemer de opleiding beëindigt en wordt dus niet verrekend op het maximum recht van de onderneming bedoeld in artikel 8.
Indien een onderneming voor de opleiding van een werknemer bedoeld in het eerste lid, voor een of meerdere opleidingen van het opleidingstraject van deze werknemer, reeds een terugbetaling heeft gekregen in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter, kan ze voor het opleidingstraject van deze werknemer geen terugbetaling meer krijgen in het kader van dit artikel en omgekeerd.
De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat opleidingsfonds beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit :
1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming, het erkenningsnummer, de verblijfplaats/maatschappelijke zetel en het rekeningnummer van de onderneming;
2° voor elke goedgekeurde opleiding in het opleidingstraject : het nummer van de goedkeuring door de Minister, bedoeld in artikel 6bis, § 4;
3° voor elke goedgekeurde opleiding in het opleidingstraject : het bewijs van de opleidingskost;
4° voor elke goedgekeurde opleiding in het opleidingstraject : de benaming en de verstrekker van de goedgekeurde opleiding;
5° het bewijs dat het om een werknemer gaat bedoeld in artikel 2bis van het voornoemde besluit van 12 december 2001;
6° het bewijs dat de onderneming voor deze opleiding nog geen terugbetaling heeft bekomen in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter;
7° het bewijs dat deze werknemer een opleidingstraject van minimum 9 uren gevolgd heeft in de eerste 3 maanden na indiensttreding.
Worden inzonderheid beschouwd als de nodige bewijsstukken bedoeld in het vorige lid :
1° voor elke goedgekeurde opleiding in het opleidingstraject : de factuur van de externe opleider en een door de dienstencheque-werknemer ondertekende aanwezigheidslijst, met naam van de opleiding, naam van de externe opleider, datum en begin- en einduur van de opleiding;
2° een kopie van het attest bedoeld in artikel 2bis van het voornoemde koninklijk besluit van 12 december 2001;
3° een verklaring dat de onderneming voor deze opleiding nog geen terugbetaling heeft bekomen in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter;
4° een verklaring met vermelding van de datum van indiensttreding van de werknemer en van de datum waarop het opleidingstraject van minimum 9 uren of minimum 18 uren werd beëindigd.
§ 2. De aanvraag bedoeld in § 1 moet ten laatste ingediend worden op 30 juni van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin het opleidingstraject afloopt.
Indien het Secretariaat opleidingsfonds bij verificatie van de aanvraag vaststelt dat het aanvraagdossier onvolledig is deelt het dit mee in een brief aan de erkende onderneming.
De erkende onderneming dient haar aanvraag te vervolledigen binnen de twee maanden die volgen op de verzending van voornoemde brief.".
Art.6. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "in het kader van het opleidingsfonds dienstencheques" vervangen door de woorden "in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter";
2° het tweede lid wordt vervangen als volgt :
"Indien een erkende onderneming reeds tussenkomsten ontvangt voor de opleiding van een dienstencheque-werknemer via andere instanties of organismen, privaat of publiek, kan ze voor deze kosten evenmin een terugbetaling vragen in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter."
3° het wordt aangevuld met een lid, luidende :
"Indien een erkende onderneming reeds tussenkomsten ontvangt voor de opleiding van een dienstencheque-werknemer via andere instanties of organismen, privaat of publiek, met uitzondering van een cofinanciering door een sectoraal opleidingsfonds, wordt het terug te betalen bedrag in toepassing van artikel 6quater verminderd met de reeds ontvangen tussenkomst.".
Art.7. In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2009, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in § 1 worden de woorden "geschorst of" opgeheven;
2° in § 2, eerste lid, worden de woorden "voor een terugbetaling bedoeld in artikel 6 of artikel 6ter" ingevoegd tussen de woorden "voor een erkende onderneming" en de woorden "wordt als volgt berekend.".
Art.8. In artikel 9 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 22 juli 2009, worden de woorden "artikel 6 of artikel 6ter" vervangen door de woorden "artikel 6, artikel 6ter of artikel 6quater" en worden de woorden "voor een terugbetaling bedoeld in artikel 6 of artikel 6ter" ingevoegd tussen de woorden "niet is overschreden" en de woorden ", bezorgt het Secretariaat opleidingsfonds".
Art.9. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 oktober 2013.
Het bedrag van 14,50 EUR, bedoeld in artikel 1, geldt voor de opleidingen die starten na de inwerkingtreding van dit besluit.
In afwijking van de termijn van drie maanden bedoeld in artikel 6quater, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 7 juni 2007 betreffende het opleidingsfonds dienstencheques, zoals ingevoegd bij dit besluit, kan de aanvraag tot terugbetaling bedoeld in artikel 6quater van hetzelfde besluit, voor de opleidingstrajecten die eindigen in 2013, ingediend worden indien de werknemer in dienst getreden is vanaf 1 juli 2013.
Art. 10. De minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 10 oktober 2013.
FILIP
Van Koningswege :
De Minister van Werk,
Mevr. M. DE CONINCK