Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

12 JULI 2009. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques



Inhoudstafel:


Art. 1-19



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2001013259 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 2bis van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004 en gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 2004, wordt opgeheven.

Art.2. In artikel 2ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1 worden de woorden ", de opschorting" opgeheven;
  2° § 2 wordt aangevuld met de bepalingen onder 6°, luidende :
  "6° een deskundige van de Federale Overheidsdienst Financiën en een deskundige van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid."

Art.3. In artikel 2quater, § 3, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in het eerste lid worden de woorden "aan werknemers van categorie A" vervangen door de woorden "aan de werknemers die tijdens hun deeltijdse tewerkstelling een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp genieten" en worden de woorden "de werknemer van categorie A" tweemaal vervangen door de woorden "de werknemer die tijdens zijn deeltijdse tewerkstelling een werkloosheidsuitkering, een leefloon of financiële sociale hulp geniet";
  2° het wordt aangevuld met een lid, luidende :
  "Voor de toepassing van dit artikel moet verstaan worden onder :
  1° werkloosheidsuitkering : de werkloosheids- of wachtuitkering bedoeld in artikel 100, de uitkering voor uren van tijdelijke werkloosheid bedoeld in artikelen 106 en 107 en de inkomens-garantieuitkering bedoeld in artikel 131bis van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
  2° leefloon : het leefloon zoals bedoeld in de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
  3° financiële sociale hulp : de financiële hulp bedoeld in artikel 60, § 3 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn."

Art.4. In artikel 2quater, § 4, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 januari 2004, 31 maart 2004, 10 november 2005, 5 maart 2006, 16 januari 2007, 13 juli 2007 en 28 april 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in 17° worden de woorden "artikel 2octies " vervangen door de woorden "de artikelen 2septies, 2octies en 2nonies, met uitzondering van 2nonies, § 1, d) ";
  2° het wordt aangevuld met de bepalingen onder 19°, luidende :
  "19° de onderneming verbindt zich ertoe de door de RVA in uitvoering van artikel 12 gevraagde gegevens binnen de vereiste termijn aan de RVA te bezorgen."

Art.5. In artikel 2sexies van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 januari 2004, 31 maart 2004, 5 maart 2006 en 16 januari 2007, worden de paragrafen 4 en 5 opgeheven.

Art.6. Artikel 2septies, § 3, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 september 2008, wordt aangevuld met een lid, luidende :
  "De onderneming bezorgt het bewijs bedoeld in het vorige lid aan het Secretariaat ten laatste twee maanden voor het verstrijken van de periode van uitstel."

Art.7. In artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 31 maart 2004, 10 november 2004, 10 november 2005, 17 januari 2006, 5 maart 2006, 28 april 2008, 28 september 2008 en 11 december 2008, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 2, eerste lid, worden de woorden "van 8 maanden te rekenen vanaf zijn uitgifte" vervangen door de woorden "tot het einde van de achtste maand die volgt op de maand van zijn uitgifte";
  2° in § 2, vierde lid, worden in de Nederlandse tekst de woorden "een gehandicapt kind" vervangen door de woorden "een mindervalide kind";
  3° in § 3, tweede lid, worden de woorden "van acht maanden voor de gebruiker en negen maanden voor de erkende onderneming" vervangen door de woorden "tot het einde van de achtste maand die volgt op de maand van uitgifte voor de gebruiker en tot het einde van de negende maand die volgt op de maand van uitgifte voor de erkende onderneming".

Art.8. In artikel 6, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 31 maart 2004, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de zin "De werknemer brengt zijn handtekening op de dienstencheque aan." wordt vervangen als volgt :
  "De werknemer vult zijn naam in en brengt zijn handtekening op de dienstencheque aan.";
  2° het wordt aangevuld met de volgende zin :
  "De onderneming mag geen dienstencheques van de gebruiker aanvaarden als de buurtwerken of -diensten nog niet zijn uitgevoerd."

Art.9. Artikel 6bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 13 juli 2007, wordt vervangen als volgt :
  "Art. 6bis. Voor de toepassing van artikel 3, § 2, eerste lid en van artikel 6, mag de onderneming de gebruiker niet vertegenwoordigen. De onderneming mag evenmin de werknemer vertegenwoordigen om de dienstencheques te ondertekenen."

Art.10. In artikel 7 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 5 maart 2006 en 13 juli 2007, worden de woorden "haar erkenningsnummer, haar identiteit en die van de werknemer die de buurtwerken of -diensten heeft verricht," vervangen door de woorden "haar erkenningsnummer en haar identiteit" en worden de woorden "en dit binnen de 9 maanden vanaf de uitgifte van de dienstencheques" vervangen door de woorden "voor het einde van de negende maand die volgt op de maand van uitgifte van de dienstencheques".

Art.11. Artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 januari 2004, 5 maart 2006, 30 april 2008 en 11 december 2008, wordt vervangen als volgt :
  "Art. 8. § 1. Na validatie van de dienstencheques door het uitgiftebedrijf, stort dit binnen de tien werkdagen te rekenen vanaf de ontvangst van de dienstencheque opgestuurd door de erkende onderneming, een bedrag gelijk aan de aanschafprijs van de dienstencheque bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid, vermeerderd met de tegemoetkoming die voorgeschoten werd aan het uitgiftebedrijf, op de bankrekening van de erkende onderneming.
  Het bedrag van deze tegemoetkoming is gelijk aan 13,30 EUR per dienstencheque, en dit bedrag is verhoogd zoals voorzien in het volgende lid.
  Telkens de spilindex, zoals bedoeld in de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld, overschreden wordt, wordt het bedrag bedoeld in het vorige lid verhoogd met 2 % van 73 % van de som van het bedrag bedoeld in het vorige lid en het bedrag bedoeld in artikel 3, § 2, eerste lid.
  Wanneer het overeenkomstig het vorig lid berekende bedrag een gedeelte van een cent bevat wordt het afgerond naar de hogere cent wanneer de derde decimaal gelijk is aan of hoger is dan vijf en naar de lagere cent wanneer de derde decimaal lager is dan vijf.
  De verhoging bedoeld in het derde lid wordt toegepast op elke dienstencheque die wordt aangekocht door de gebruiker vanaf de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de index het cijfer bereikt dat de wijziging rechtvaardigt en waarvoor de erkende onderneming een dienstencheque indient bij het uitgiftebedrijf. De datum van betaling door de gebruiker is de datum waarop de rekening van het uitgiftebedrijf gecrediteerd werd.
  § 2. Teneinde de afrekening van de voorschotten bedoeld in artikel 5 mogelijk te maken, licht het uitgiftebedrijf maandelijks de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening in over het aantal gevalideerde en aan de erkende onderneming terugbetaalde dienstencheques en dat door middel van een geïnformatiseerde overzichtslijst opgesplitst volgens het Gewest waar de gebruiker gedomicilieerd is."

Art.12. Artikel 9bis van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004 wordt vervangen als volgt :
  "De minimale wekelijkse arbeidsduur voorzien in artikel 7octies, tweede lid, van de wet bedraagt 10 uren.
  De minimale wekelijkse arbeidsduur voorzien in artikel 7octies, derde lid, van de wet bedraagt 13 uren."

Art.13. Artikel 9ter van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004, wordt opgeheven.

Art.14. Artikel 9quater van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004, wordt opgeheven.

Art.15. Artikel 10, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 9 januari 2004, wordt aangevuld met de bepalingen onder 5°, luidende :
  "5° de sociale inspecteurs en de technische experten van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten."

Art.16. In artikel 12, derde lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 5 maart 2006, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° de woorden "- naargelang het werknemers van categorie A dan wel werknemers van categorie B betreft;" worden tweemaal opgeheven;
  2° de bepaling onder 3° wordt opgeheven.

Art.17. Afdeling 1 van hoofdstuk 2 van Titel 16 van de wet van 22 december 2008 houdende diverse bepalingen (I) treedt in werking op de dag van inwerkingtreding van dit besluit.

Art.18. Dit besluit treedt in werking op 1 september 2009, met uitzondering van de artikelen 2, 4, 5, 6, 9 en 15 die in werking treden de dag waarop dit besluit in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
  Gedurende één jaar te rekenen vanaf de datum van inwerkingtreding van artikel 12 van dit besluit en in afwijking van artikel 9bis van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, zoals gewijzigd bij dit besluit, bedraagt de minimale wekelijkse arbeidsduur voorzien in artikel 7octies, tweede lid, van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen, drie uren voor de dienstencheque-werknemer die in de periode van drie maanden voor de inwerkingtreding van artikel 7octies van de voornoemde wet van 20 juli 2001 verbonden was met een arbeidsovereenkomst dienstencheques en die tewerkgesteld blijft bij dezelfde erkende onderneming en aan deze erkende onderneming te kennen geeft het aantal uren in de bestaande arbeidsovereenkomst dienstencheques te willen behouden, zonder dat dit aantal uren mag verminderd worden.

Art. 19. De Minister bevoegd voor Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Brussel, 12 juli 2009.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Werk en Gelijke Kansen,
  Mevr. J. MILQUET