7 JUNI 2007. - Koninklijk besluit betreffende het opleidingsfonds dienstencheques. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-07-2007 en tekstbijwerking tot 04-03-2024)
Art. 1
Art. 1 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 1 WAALS GEWEST
Art. 1 Vlaams Gewest
Art. 1bis WAALS GEWEST
Art. 2
Art. 2 WAALS GEWEST
Art. 2 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 2bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 3
Art. 3 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 3 WAALS GEWEST
Art. 3bis Vlaams Gewest
Art. 4
Art. 4 Vlaams Gewest
Art. 4 WAALS GEWEST
Art. 4 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 5
Art. 5 WAALS GEWEST
Art. 5 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 6
Art. 6 WAALS GEWEST
Art. 6 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 6 Brussels Hoofdstedelijk Gewest TOEKOMSTIG RECHT
Art. 6bis
Art. 6bis Vlaams Gewest
Art. 6bis WAALS GEWEST
Art. 6bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 6ter
Art. 6ter Vlaams Gewest
Art. 6ter WAALS GEWEST
Art. 6ter Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 6ter Brussels Hoofdstedelijk Gewest TOEKOMSTIG RECHT
Art. 6quater
Art. 6quater Vlaams Gewest
Art. 6quater Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 6quater Brussels Hoofdstedelijk Gewest TOEKOMSTIG RECHT
Art. 6quater WAALS GEWEST
Art. 7
Art. 7 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 7 Vlaams Gewest
Art. 8
Art. 8 Vlaams Gewest
Art. 8 WAALS GEWEST
Art. 8 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 9
Art. 9 Vlaams Gewest
Art. 9 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 9 WAALS GEWEST
Art. 9bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 10
Art. 10 WAALS GEWEST
Art. 10 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 10bis
Art. 10ter WAALS GEWEST
Art. 10ter Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 10quater Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 10quater WAALSE GEWEST, 11-12
2009203451 2013205358 2015031630 2015031734 2015035318 2015036197 2015204138 2016206239 2017012332 2017030194 2017030434 2019012779 2019014092 2019203587 2020015049 2020020948 2020030532 2021022324 2021042959 2022034094 2024001912
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder :
1° de wet : de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen;
2° de FOD : de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;
3° de RVA : de Rijksdienst voor Arbeidsvoorziening bedoeld in artikel 7 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
4° de erkende onderneming : de erkende onderneming bedoeld in artikel 1, eerste lid, 5°, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques;
5° het uitgiftebedrijf : het uitgiftebedrijf bedoeld in artikel 1, eerste lid, 4°, van het voornoemd besluit van 12 december 2001;
6° de Minister : de Minister van Werk of de ambtenaar van de FOD die hij aanduidt.Art. 1_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° de wet : de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen; 2° [1 de Economische en Sociale Raad : de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest;]1 3° [2 ...]2 4° de erkende onderneming : de erkende onderneming bedoeld in artikel 1, eerste lid, 5°, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques; 5° het uitgiftebedrijf : het uitgiftebedrijf bedoeld in artikel 1, eerste lid, 4°, van het voornoemd besluit van 12 december 2001; 6° de Minister : de Minister van Werk [1 of, voor de bevoegdheden als bedoeld in de artikelen 5 tot en met 6quater, de ambtenaar van het bestuur die hij aanduidt;]1 [1 7° het bestuur : Brussel Economie en Werkgelegenheid bij de Gewestelijke Overheidsdienst Brussel, met inbegrip van het Secretariaat opleidingsfonds.]1
----------
(1)<BESL 2015-10-29/03, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
(2)<BESL 2017-03-23/15, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 1_WAALS_GEWEST. [1 Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder : 1° de wet : de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen; 2° de "FOREm" : de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi" (Waalse Dienst voor Beroepsopleiding en Tewerkstelling) bedoeld in artikel 2 van het decreet van 6 mei 1999 betreffende de "Office wallon de la Formation professionnelle et de l'Emploi"; 3° de onderneming: de erkende onderneming bedoeld in artikel 1, lid 1, 5°, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques; 4° het uitgiftebedrijf : het uitgiftebedrijf bedoeld in artikel 1, eerste lid, 4°, van het voornoemd besluit van 12 december 2001; 5° de Minister: de Minister van Werk of de door hem aangewezen ambtenaar van de administratie; 6° de administratie: [2 de Directie Werk in de Directe Omgeving]2 van het Departement Werk en Beroepsopleiding van het Operationeel Directoraat-generaal Economie, Werk en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst; 7° [2 de "CESE" Wallonië : de Economische, sociaal en Milieuraad van Wallonië]2]1
----------
(1)<BWG 2015-09-03/02, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
(2)<BWG 2019-05-09/26, art. 11, 012; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
Art. 1_VLAAMS_GEWEST. Voor de toepassing van dit besluit moet verstaan worden onder : 1° de wet : de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en -banen; 2° [1 het departement: het Departement Werk en Sociale Economie van het Vlaams Ministerie van Werk en Sociale Economie;]1 3° [2 ...]2 4° de erkende onderneming : de erkende onderneming bedoeld in artikel 1, eerste lid, 5°, van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques; 5° het uitgiftebedrijf : het uitgiftebedrijf bedoeld in artikel 1, eerste lid, 4°, van het voornoemd besluit van 12 december 2001; 6° [1 de Minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, of de ambtenaar van het departement die hij aanduidt.]1
----------
(1)<BVR 2015-03-06/06, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
(2)<BVR 2015-12-18/81, art. 21, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2016>
Art. 1bis_WAALS_GEWEST. [1 De aanvragen tot goedkeuring van opleidingen en de aanvragen tot terugbetaling van de kosten van die opleidingen, die door de erkende onderneming ingediend worden, betreffen alleen de werknemers tewerkgesteld door een onderneming die in het Waalse Gewest erkend wordt en waarvan de prestaties het voorwerp uitmaken van een terugbetaling van dienstencheques ten laste van het Waalse Gewest. In afwijking van het eerste lid betreffen de aanvragen tot goedkeuring van de opleidingen en de aanvragen tot terugbetaling van de kosten van de erkende onderneming voor het jaar 2016 alleen de werknemers tewerkgesteld door een erkende onderneming die over een maatschappelijke zetel in het Waalse Gewest beschikt.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2016-12-01/18, art. 24, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.2. [1 § 1. Om in aanmerking te komen voor de terugbetaling van de opleidingskosten bedoeld in artikel 9bis, § 1, van de wet moet de opleiding een verband hebben met de uitgeoefende functie van de dienstencheque-werknemer. Volgende opleidingsonderwerpen worden inzonderheid beschouwd als verband houdend met de uitgeoefende functie : attitude, omgaan met klanten, ergonomie, efficiënt organiseren, veiligheid en hygiëne en het gebruik van Nederlands/Frans/Duits op de werkvloer.
Een opleiding EHBO komt eveneens in aanmerking voor de terugbetaling van de opleidingskosten bedoeld in artikel 9bis, § 1, van de wet.
De begeleiding die betrekking heeft op onderwerpen die normaal gezien tijdens het onthaal door de werkgever moeten worden besproken kan niet worden beschouwd als vorming. Het betreft inzonderheid de bespreking van loon- en arbeidsvoorwaarden, taakomschrijving, werkorganisatie, afwezigheden, vakantie, administratieve aangelegenheden, klachtenbehandeling, veiligheidsvoorschriften en arbeidsongevallen.
§ 2. De opleiding dient tot één van de volgende categorieën te behoren :
1° vorming op het terrein;
2° interne vorming;
3° externe vorming.
Vorming op het terrein is begeleiding met de bedoeling de zelfredzaamheid van de werknemer te verhogen. Deze vorming kan zowel door een interne als door een externe begeleider begeleid worden. De begeleider moet de dienstencheque-werknemer op de werkplek opleiden terwijl de dienstencheque-werknemer prestaties levert in het kader van een arbeidsovereenkomst dienstencheques zoals bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 2 van de wet. Volgende opleidingsonderwerpen worden inzonderheid beschouwd als vorming op het terrein : attitude, communicatie, assertiviteit, veiligheid en hygiëne, efficiënt organiseren, initiatief nemen en klantgerichtheid en het detecteren van vormingsnoden en het toeleiden naar vormingen.
Interne vorming is de vorming die georganiseerd en gegeven wordt door een opleider die behoort tot de betreffende erkende onderneming en die geen vorming op het terrein is.
Externe vorming is de vorming georganiseerd door een derde en die geen vorming op het terrein is.]1
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 2_WAALS_GEWEST. [1 § 1.[2 Om in aanmerking te komen voor de terugbetaling van de opleidingskosten bedoeld in artikel 9bis, § 1, moet de opleiding: 1° een verband hebben met de functie uitgeoefend door de werknemer die een arbeidsovereenkomst dienstencheques heeft gesloten; of 2° een doelstelling nastreven i.v.m. de specialisatie of de beroepsmobiliteit van de werknemer die een arbeidsovereenkomst dienstencheques [4 ...]4 [3 ...]3 heeft gesloten. Voor de toepassing van het eerste lid, 1°, worden de volgende opleidingsthema's met name geacht verband te hebben met de uitgeoefende functie: attitude, knowhow met de klanten, ergonomie, efficiënt organiseren, veiligheid en hygiëne en eerste hulp alsook het gebruik van het Nederlands, het Frans of het Duits op de werkplaats. De begeleiding die betrekking heeft op onderwerpen die normaal gezien door de werkgever tijdens het onthaal van een werknemer die een arbeidsovereenkomst dienstencheques sluit, moeten worden besproken, kan niet worden beschouwd als vorming. Het betreft inzonderheid de bespreking van loon- en arbeidsvoorwaarden, taakomschrijving, werkorganisatie, afwezigheden, vakantie, administratieve aangelegenheden, klachtenbehandeling, veiligheidsvoorschriften en arbeidsongevallen. De Minister wordt ertoe gemachtigd om de criteria te bepalen voor de goedkeuring van de opleidingen voorgesteld aan de werknemers die een arbeidsovereenkomst dienstencheques op basis van de voorstelen van de Adviescommissie opleidingsfonds dienstencheques hebben gesloten.]2 § 2. De opleiding dient tot één van de volgende categorieën te behoren : 1° vorming op het terrein; 2° interne vorming; 3° externe vorming. Vorming op het terrein is begeleiding met de bedoeling de zelfredzaamheid van de werknemer te verhogen. Deze vorming kan zowel door een interne als door een externe begeleider begeleid worden. De begeleider moet de dienstencheque-werknemer op de werkplek opleiden terwijl de dienstencheque-werknemer prestaties levert in het kader van een arbeidsovereenkomst dienstencheques zoals bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 2 van de wet. Volgende opleidingsonderwerpen worden inzonderheid beschouwd als vorming op het terrein : attitude, communicatie, assertiviteit, veiligheid en hygiëne, efficiënt organiseren, initiatief nemen en klantgerichtheid en het detecteren van vormingsnoden en het toeleiden naar vormingen. Interne vorming is de vorming die georganiseerd en gegeven wordt door een opleider die behoort tot de betreffende erkende onderneming en die geen vorming op het terrein is. Externe vorming is de vorming georganiseerd door een derde en die geen vorming op het terrein is.]1
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<BWG 2016-12-01/18, art. 25, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(3)<BWG 2019-05-09/26, art. 12, 012; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
(4)<BWG 2022-11-09/02, art. 10, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 2_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. [2 Om in aanmerking te komen voor de terugbetaling van de opleidingskosten bedoeld in artikel 9bis, § 1, van de wet moet de opleiding: -ofwel samenhangen met de functie die de dienstenchequewerknemer uitoefent. In het bijzonder de volgende opleidingsthema's hangen samen met de uitgeoefende functie: attitude, omgaan met klanten, ergonomie, efficiënt organiseren, veiligheid en hygiëne, het leren van gebarentaal en het gebruik van het Nederlands/Frans/Engels op de werkvloer. Een opleiding eerste hulp hangt samen met de uitgeoefende functie en komt ook in aanmerking voor een terugbetaling van de in artikel 9bis, § 1 van de wet beoogde opleidingskosten; - ofwel een specialisatie of professionele mobiliteit van de dienstenchequewerknemer nastreven binnen de dienstenchequesector, of binnen gelijk welke andere sector.]2 [4 Het proces van competentievalidering wordt beschouwd als een doelstelling van specialisatie of professionele mobiliteit van de dienstenchequewerknemer binnen de dienstenchequesector of binnen gelijk welke andere sector. Dit proces omvat de begeleiding, de voorbereiding en het afleggen van de testen om de verworven vaardigheden te certificeren.]4 De begeleiding die betrekking heeft op onderwerpen die normaal gezien tijdens het onthaal door de werkgever moeten worden besproken kan niet worden beschouwd als vorming. Het betreft inzonderheid de bespreking van loon- en arbeidsvoorwaarden, taakomschrijving, werkorganisatie, afwezigheden, vakantie, administratieve aangelegenheden, klachtenbehandeling, veiligheidsvoorschriften en arbeidsongevallen. § 2. De opleiding dient tot één van de volgende categorieën te behoren : 1° vorming op het terrein; 2° interne vorming; 3° externe vorming. Vorming op het terrein is begeleiding met de bedoeling de zelfredzaamheid van de werknemer te verhogen. Deze vorming kan zowel door een interne als door een externe begeleider begeleid worden. De begeleider moet de dienstencheque-werknemer op de werkplek opleiden terwijl de dienstencheque-werknemer prestaties levert in het kader van een arbeidsovereenkomst dienstencheques zoals bedoeld in hoofdstuk 2, afdeling 2 van de wet. Volgende opleidingsonderwerpen worden inzonderheid beschouwd als vorming op het terrein : attitude, communicatie, assertiviteit, veiligheid en hygiëne, efficiënt organiseren, initiatief nemen en klantgerichtheid en het detecteren van vormingsnoden en het toeleiden naar vormingen. Interne vorming is de vorming die georganiseerd en gegeven wordt door een opleider die behoort tot de betreffende erkende onderneming en die geen vorming op het terrein is. [4 Ze kan worden gegeven via contactonderwijs of op afstand.]4 Externe vorming is de vorming georganiseerd door een derde en die geen vorming op het terrein is.]1 [4 Ze kan worden gegeven via contactonderwijs of op afstand.]4 [3 § 3. De begeleider bedoeld in paragraaf 2 bezit: 1° hetzij een relevante professionele ervaring van minimum 3 jaren in lijn met de inhoud van de gegeven opleiding; 2° hetzij een pedagogisch bekwaamheidsattest; 3° hetzij een titel ter validering van de bevoegdheden als ondernemingscoach of een attest voor het volgen van een opleiding in tutoraat of coaching. In het kader van een eerstehulpopleiding beschikt de lesgever over een certificaat, titel of diploma dat/die het bewijs levert van zijn vaardigheden voor het verstrekken van een dergelijke opleiding.]3 [4 § 4. Wordt de opleiding op afstand gegeven, dan moet ze voldoen aan onderstaande minimale criteria: 1° de aanvraag voor de goedkeuring, zoals bedoeld in artikel 5, § 1, van een opleiding op afstand bevat een specifieke motivatie met daarin de redenen waarom een opleiding op afstand ofwel een gelijkaardig voordeel oplevert als een opleiding ter plaatse, ofwel een bijkomend of een ander voordeel oplevert wat betreft de doeltreffendheid ervan en de meerwaarde voor de werknemer. In alle gevallen bevat de aanvraag een motivatie die aantoont dat het collectieve aspect van een opleiding in groep niet van primordiaal belang is voor de werknemer die vanop afstand opgeleid wordt. 2° de opleiding moet live interactie toelaten tussen de werknemer en de opleider alsook tussen de werknemers onderling die deelnemen aan de opleiding; 3° de opleiding wordt uitsluitend gegeven tijdens de werkuren zoals ze opgenomen zijn in het arbeidsreglement van de werkgever, van maandag tot vrijdag, door een opleider die les geeft met behulp van een communicatiemiddel dat het begrip door en uitwisselingen met alle werknemers die deelnemen aan de opleiding toelaat; 4° voorafgaandelijk aan de opleiding ontvangt elke ingeschreven werknemer enerzijds digitale toelichting die de te volgen stappen beschrijft om aan te melden bij de voorgestelde opleiding, en anderzijds een didactische drager waar de inhoud van de opleiding wordt samengebracht. De software en de didactische drager worden ter beschikking van de Gewestelijke Werkgelegenheidsinspectie gehouden in geval van controle. De minister mag de lijst aanvullen van de minimale criteria waaraan opleidingen op afstand moeten voldoen.]4
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<BESL 2017-03-23/15, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<BESL 2019-05-16/18, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(4)<BESL 2021-10-21/26, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2021>
Art. 2bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. In het kader van de bestrijding van de besmettingsrisico's door Covid-19 werken Bruxelles Formation en VDAB op verzoek van het bestuur een opleidingsmodule uit "met betrekking tot de gezondheidsmaatregelen die nodig zijn ter preventie van het risico van besmetting bij de uitvoering van de activiteiten van huishoudhulp". Dit module wordt verstrekt aan de interne opleiders van erkende ondernemingen bedoeld in artikel 1, 4° om hen, indien nodig, in staat te stellen opleidingen te organiseren en te verstrekken aan werknemers die tewerkgesteld zijn in het kader van een arbeidsovereenkomst dienstencheques, waarbij dienstencheques worden ingediend bij het aangestelde uitgiftebedrijf in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Wanneer de erkende onderneming niet over een interne opleider beschikt, stelt het een persoon aan die bevoegd is om de in het tweede lid genoemde opleidingsmodule te volgen. Deze persoon moet Frans of Nederlands begrijpen en spreken. Slechts één persoon per 100 werknemers, per erkende onderneming, kan deze opleiding volgen. § 2. Bruxelles Formation en VDAB sturen, in elektronische vorm, een aanvraag tot goedkeuring van de opleidingsmodule naar het bestuur . De aanvraag gaat vergezeld van een dossier met een nauwkeurige en gedetailleerde omschrijving van de voorziene opleiding. Het bestuur bevestigt ontvangst van de aanvraag langs elektronische weg en stuurt het volledige dossier door naar de minister. De minister stuurt zijn beslissing naar het bestuur, die ze ter kennis brengt van Bruxelles Formation en VDAB en ter informatie een kopie ervan langs elektronische weg stuurt naar de Commissie opgericht bij artikel 4. § 3. Het bestuur draagt [00e2][0080][008b][00e2][0080][008b]alle kosten van de in de eerste paragraaf bedoelde opleiding. Wanneer alle opleidingen verstrekt werden, sturen de Bruxelles Formation en VDAB naar het bestuur een factuur die zal worden verrekend op basis van de basisallocatie 16.009.38.02.3132. Op basis van de aanwezigheidslijst die Bruxelles Formation en VDAB naar het bestuur hebben gestuurd, hebben de interne opleiders alsook de in de eerste paragraaf, derde lid, bedoelde personen, recht op de terugbetaling van de loonvergoeding, vastgesteld op een forfaitair tarief van 50 euro per persoon. Deze terugbetalingen worden automatisch door het bestuur uitbetaald aan de erkende onderneming op basis van de basisallocatie 16.009.38.02.3132. § 4. Wanneer werknemers met een arbeidsovereenkomst dienstencheques worden opgeleid, kan de erkende onderneming een terugbetaling krijgen van de opleidingskosten mits aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan: 1° de opleiding werd online of fysiek verstrekt, met inachtneming van de gezondheidsregels, uiterlijk op 30 september 2020; 2° de opleiding werd verstrekt door een interne opleider of door een in paragraaf 1, 3de lid bedoelde persoon die de opleidingsmodule heeft gevolgd; 3° de opleiding werd verstrekt met behulp van het didactische materiaal verstrekt in het kader van de in de eerste paragraaf bedoelde opleidingsmodule; 4 ° de erkende onderneming heeft haar klanten, gebruikers van Brusselse dienstencheques, geïnformeerd over de gezondheidsregels die in acht moeten worden genomen bij dienstenchequeprestaties. Deze opleiding wordt gelijkgesteld met een interne opleiding in de zin van artikel 2, § 2, derde lid, dat in afwijking van artikel 3, 1 ° recht geeft op een forfaitaire terugbetaling van een bedrag: - van 18 euro per uur voor de loonkosten van de werknemer tijdens de opleiding inclusief sociale zekerheidsbijdragen, en, - van 50 euro per uur voor de kosten van de interne opleider of de aangestelde persoon. De aan de werknemers verstrekte opleiding duurt maximaal twee uur. De erkende onderneming kan de terugbetaling van de opleiding slechts één keer per opgeleide werknemer verkrijgen. § 5. In afwijking van artikel 6, § 1, zendt de erkende onderneming langs elektronische weg een globaal verzoek tot terugbetaling voor alle daadwerkelijk opgeleide werknemers, vergezeld van een elektronisch dossier met: 1° het unieke ondernemingsnummer, de identiteit/bedrijfsnaam, het erkenningsnummer, de woonplaats/maatschappelijke zetel en het financieel rekeningnummer van de erkende onderneming; 2° een verklaring op erewoord van de erkende onderneming, naar het model ter beschikking gesteld op de website van het bestuur, met vermelding van de lijst van opgeleide werknemers, met hun namen, voornamen en rijksregisternummers, de datum en het tijdstip van aanvang en einde van de opleiding, of de opleiding fysiek of online werd verstrekt, en de verklaring dat al zijn klanten, gebruikers van Brusselse dienstencheques, op de hoogte zijn gebracht van de gezondheidsregels die in acht moeten worden genomen bij dienstenchequeprestaties; 3° de naam, de voornaam en het rijksregisternummer van de interne opleider, of van de aangestelde persoon die de opleiding heeft verstrekt. Het verzoek tot terugbetaling wordt uiterlijk 30 november 2020 ingediend. § 6. De terugbetaling van de kosten van de opleiding met betrekking tot de gezondheidsmaatregelen die nodig zijn om het risico van besmetting bij de uitvoering van de activiteiten van huishoudhulp te verminderen, wordt niet in aanmerking genomen voor de berekening bedoeld in artikel 8, § 2. § 7. Onverminderd de in artikel 10ter, § 6 van de wet van 20 juli 2001 ter bevordering van buurtdiensten en -banen voorziene strafmaatregel, indien de erkende onderneming op frauduleuze wijze de terugbetaling van de opleidingskosten verkrijgt, vordert het bestuur het bedrag dat via alle rechtsmiddelen wordt terugbetaald, terug. De erkende onderneming die, in strijd met de eerste paragraaf, geen interne opleider of een aangestelde persoon heeft opgeleid, is vatbaar voor een administratieve boete van 500 euro. De bepalingen van de ordonnantie van 9 juli 2015 houdende geharmoniseerde regels betreffende de administratieve geldboeten bepaald bij de wetgeving op het vlak van werkgelegenheid en economie zijn van toepassing op de administratieve boetes die door dit besluit worden ingevoerd. Artikel 10octies van de wet van 20 juli 2001 tot bevordering van buurtdiensten en buurtbanen is van toepassing op de beslissingen genomen door het bestuur ter uitvoering van dit besluit. § 8. In het kader van het beheer en de controle, is het bestuur gemachtigd om het rijksregisternummer te gebruiken, in overeenstemming met artikel 8, § 1, lid 3, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Het bestuur is de verwerkingsverantwoordelijke voor de persoonsgegevens bedoeld in het eerste lid.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2020/43 2020-06-18/06, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 24-06-2020>
Art.3.Komen in aanmerking voor de terugbetaling als opleidingskost :
1° wat de interne vorming betreft bedoeld in artikel 2, § 2 :
- de loonkost van de werknemer tijdens de opleiding inclusief socialezekerheidsbijdragen, forfaitair vastgesteld op [2 14,50 EUR]2 per uur;
- de kost van de interne opleider, forfaitair vastgesteld op 40 EUR per uur;
- de omkaderingskosten, forfaitair vastgesteld op 20 EUR per dag of 10 EUR per halve dag;
2° wat de externe vorming betreft bedoeld in artikel 2, § 2 :
- de loonkost van de werknemer tijdens de opleiding inclusief socialezekerheidsbijdragen, forfaitair vastgesteld op [2 14,50 EUR]2 per uur;
- de kosten van het opleidingsinstituut of de externe opleider met een maximum van 100 EUR per dag per werknemer;
3° [1 wat de vorming op het terrein betreft bedoeld in artikel 2, § 2 :
- indien de vorming intern georganiseerd wordt : de loonkost van de begeleider, forfaitair vastgesteld op 40 EUR per uur;
- indien de vorming extern georganiseerd wordt : de kosten van het opleidingsinstituut of de externe opleider met een maximum van 40 EUR per uur.]1
[2 ...]2
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
Art. 3_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. Komen in aanmerking voor de terugbetaling als opleidingskost : 1° wat de interne vorming betreft bedoeld in artikel 2, § 2 : - de loonkost van de werknemer tijdens de opleiding inclusief socialezekerheidsbijdragen, forfaitair vastgesteld op [2 [3 15,50 EUR]3]2 per uur; - de kost van de interne opleider, forfaitair vastgesteld op [3 45 EUR]3 per uur; - de omkaderingskosten, forfaitair vastgesteld op 20 EUR per dag of 10 EUR per halve dag; 2° wat de externe vorming betreft bedoeld in artikel 2, § 2 : - de loonkost van de werknemer tijdens de opleiding inclusief socialezekerheidsbijdragen, forfaitair vastgesteld op [2 [3 15,50 EUR]3 ]2 per uur; - de kosten van het opleidingsinstituut of de externe opleider met een maximum van 100 EUR per dag per werknemer; 3° [1 wat de vorming op het terrein betreft bedoeld in artikel 2, § 2 : - indien de vorming intern georganiseerd wordt : de loonkost van de begeleider, forfaitair vastgesteld op [3 45 EUR]3 per uur; - indien de vorming extern georganiseerd wordt : de kosten van het opleidingsinstituut of de externe opleider met een maximum van [3 45 EUR]3 per uur.]1 [2 ...]2 ----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<BESL 2021-10-21/26, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 3_WAALS_GEWEST. Komen in aanmerking voor de terugbetaling als opleidingskost : 1° wat de interne vorming betreft bedoeld in artikel 2, § 2 : - de loonkost van de werknemer tijdens de opleiding inclusief socialezekerheidsbijdragen, forfaitair vastgesteld op [2 14,50 EUR]2 per uur; - de kost van de interne opleider, forfaitair vastgesteld op 40 EUR per uur; - de omkaderingskosten, forfaitair vastgesteld op 20 EUR per dag of 10 EUR per halve dag; 2° wat de externe vorming betreft bedoeld in artikel 2, § 2 : - de loonkost van de werknemer tijdens de opleiding inclusief socialezekerheidsbijdragen, forfaitair vastgesteld op [2 14,50 EUR]2 per uur; - de kosten [3 ...]3 de externe opleider met een maximum van 100 EUR per dag per werknemer; 3° [1 wat de vorming op het terrein betreft bedoeld in artikel 2, § 2 : - indien de vorming intern georganiseerd wordt : de loonkost van de begeleider, forfaitair vastgesteld op 40 EUR per uur; - indien de vorming extern georganiseerd wordt : de kosten [3 ...]3 de externe opleider met een maximum van 40 EUR per uur.]1 [2 ...]2
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<BWG 2015-09-03/02, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
Art. 3bis_VLAAMS_GEWEST. [1 Voor opleidingen in 2021 worden de volgende opleidingskosten die in aanmerking komen voor terugbetaling, op de volgende wijze verhoogd:
1° in afwijking van artikel 3, 1° en 2°, worden de loonkosten van de werknemer tijdens de opleiding, inclusief socialezekerheidsbijdragen, forfaitair vastgesteld op 20 euro;
2° in afwijking van artikel 3, 1°, worden de omkaderingskosten forfaitair vastgesteld op 50 euro per halve dag;
3° in afwijking van artikel 3, 2°, worden de kosten van het opleidingsinstituut of de externe opleider vastgelegd met een maximum van 150 euro per werknemer per dag.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2021-05-21/08, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 05-06-2021>
Art.4.§ 1. Er wordt bij de FOD een adviescommissie opleidingsfonds dienstencheques opgericht, hierna " de Commissie opleidingsfonds dienstencheques " genoemd, die advies moet verstrekken betreffende [1 welke opleidingen, gezien hun inhoud, al dan niet passen in het kader van dit koninklijk besluit en bijgevolg al dan niet in aanmerking komen]1 voor het verkrijgen van de gedeeltelijke terugbetaling van de opleidingskosten bedoeld in artikel 9bis, § 1, van de wet.
§ 2. De Commissie opleidingsfonds dienstencheques is samengesteld als volgt :
1° een voorzitter als vertegenwoordiger van de Minister en een plaatsvervanger;
2° zes werkende leden en zes plaatsvervangende leden die zijn voorgedragen door de meest representatieve werknemersorganisaties;
3° zes werkende leden en zes plaatsvervangende leden die zijn voorgedragen door de meest representatieve werkgeversorganisaties;
4° een werkend lid en een plaatsvervangend lid als vertegenwoordiger van de Algemene Directie Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt van de FOD.
§ 3. De Minister benoemt de leden van de Commissie opleidingsfonds dienstencheques en waakt erover dat maximum twee derden van de leden van hetzelfde geslacht zijn.
Het mandaat van de leden geldt voor een hernieuwbare duur van vier jaar die een einde neemt :
1° in geval van ontslag;
2° wanneer de mandaterende instantie die een lid heeft voorgedragen om zijn vervanging verzoekt;
3° wanneer een lid niet langer de hoedanigheid heeft die zijn mandaat rechtvaardigde.
Het lid dat afstand doet van zijn mandaat vóór de geplande einddatum, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger, die het mandaat voleindigt. In dat geval wordt een nieuw plaatsvervangend lid aangewezen.
§ 4. Om op geldige wijze een advies te kunnen uitbrengen moeten aanwezig zijn :
1° de voorzitter of zijn plaatsvervanger;
2° [1 twee]1 leden die de werknemers vertegenwoordigen of hun plaatsvervangers;
3° [1 twee]1 leden die de werkgevers vertegenwoordigen of hun plaatsvervangers;
4° een lid dat de Algemene Directie Werkgelegenheid en Arbeidsmarkt vertegenwoordigt of zijn plaatsvervanger.
Als de Commissie opleidingsfonds dienstencheques niet geldig kan zetelen wordt een nieuwe vergadering bijeengeroepen binnen een termijn van vijftien dagen; voor deze nieuwe vergadering is geen enkel aanwezigheidsquorum vereist.
§ 5. De FOD staat in voor het secretariaat van de Commissie opleidingsfonds dienstencheques.
§ 6. De Commissie opleidingsfonds dienstencheques bepaalt haar huishoudelijk reglement dat ter goedkeuring aan de Minister wordt voorgelegd.
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 4_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. Er wordt bij het departement een adviescommissie opleidingsfonds dienstencheques opgericht, hierna "de Commissie opleidingsfonds dienstencheques" genoemd, die advies moet verstrekken betreffende welke opleidingen, gezien hun inhoud, al dan niet passen in het kader van dit koninklijk besluit en bijgevolg al dan niet in aanmerking komen voor het verkrijgen van de gedeeltelijke terugbetaling van de opleidingskosten, vermeld in artikel 9bis, § 1, van de wet. § 2. De Commissie opleidingsfonds dienstencheques is samengesteld als volgt: 1° een voorzitter als vertegenwoordiger van de Minister en een plaatsvervanger; 2° zes werkende leden en zes plaatsvervangende leden die zijn voorgedragen door de meest representatieve werknemersorganisaties, die vertegenwoordigd zijn in de SERV; 3° zes werkende leden en zes plaatsvervangende leden die zijn voorgedragen door de meest representatieve werkgeversorganisaties, die vertegenwoordigd zijn in de SERV; 4° een werkend lid en een plaatsvervangend lid als vertegenwoordiger van het departement. § 3. De Minister benoemt de leden van de Commissie opleidingsfonds dienstencheques en waakt erover dat maximum twee derde van de leden van hetzelfde geslacht is. Het mandaat van de leden geldt voor een hernieuwbare duur van vier jaar die een einde neemt: 1° in geval van ontslag; 2° als de mandaterende instantie die een lid heeft voorgedragen om zijn vervanging verzoekt; 3° als een lid niet langer de hoedanigheid heeft die zijn mandaat rechtvaardigde. Het lid dat afstand doet van zijn mandaat vóór de geplande einddatum, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger, die het mandaat voleindigt. In dat geval wordt een nieuw plaatsvervangend lid aangewezen. § 4. Om op geldige wijze een advies te kunnen uitbrengen, moeten de volgende personen aanwezig zijn: 1° de voorzitter of zijn plaatsvervanger; 2° [2 een lid dat de werknemers vertegenwoordigt, of zijn plaatsvervanger]2; 3° [2 een lid dat de werkgevers vertegenwoordigt, of zijn plaatsvervanger]2; 4° een lid dat het departement vertegenwoordigt of zijn plaatsvervanger. Als de Commissie opleidingsfonds dienstencheques niet geldig kan zetelen, wordt een nieuwe vergadering bijeengeroepen binnen een termijn van vijftien dagen. Voor deze nieuwe vergadering is geen aanwezigheidsquorum vereist. § 5. Het departement staat in voor het secretariaat van de Commissie opleidingsfonds dienstencheques. § 6. De Commissie opleidingsfonds dienstencheques bepaalt haar huishoudelijk reglement dat ter goedkeuring aan de Minister wordt voorgelegd.]1
----------
(1)<BVR 2015-03-06/06, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
(2)<BVR2020-12-18/38, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 07-02-2021>
Art. 4_WAALS_GEWEST. [1 § 1. Er wordt [2 bij de "[5 CESE Wallonië]5]2 een adviescommissie opleidingsfonds dienstencheques opgericht, hierna "de Commissie opleidingsfonds dienstencheques" genoemd. De Commissie moet op eigen initiatief of op verzoek van de Minister advies verstrekken over aanvragen tot goedkeuring van opleidingen die, gelet op hun inhoud, al dan niet passen in het kader van dit besluit en bijgevolg al dan niet in aanmerking komen voor het verkrijgen van de gedeeltelijke terugbetaling van de opleidingskosten bedoeld in artikel 9bis, § 1, van de wet. § 2. De Commissie is samengesteld uit : 1° twee werkende leden en twee plaatsvervangende leden die zijn voorgedragen door de representatieve werknemersorganisaties; 2° twee werkende leden en twee plaatsvervangende leden die zijn voorgedragen door de representatieve werkgeversorganisaties; 3° een werkend lid en een plaatsvervangen lid die de "FOREm" vertegenwoordigen; 4° een werkend lid en een plaatsvervangen lid die de Administratie vertegenwoordigen. De Commissie kan een beroep doen op deskundigen en technici die de vergaderingen met raadgevende stem bijwonen. § 3. De Minister benoemt de leden van de Commissie en waakt erover dat maximum twee derden van de leden van hetzelfde geslacht zijn. De commissieleden bedoeld in paragraaf 2, 1° en 2°, worden benoemd op grond van een dubbele lijst van kandidaten voorgedragen door de [5 "CESE Wallonië"]5. Het mandaat van de leden loopt vijf jaar en eindigt : 1° in geval van ontslag; 2° als de organisatie, die een lid heeft voorgedragen, om zijn vervanging vraagt; 3° wanneer een lid niet langer de hoedanigheid heeft die zijn mandaat rechtvaardigde. Het lid dat zijn mandaat vóór de normale einddatum neerlegt wordt vervangen door zijn plaatsvervanger, die het mandaat voleindigt. In dat geval wordt er een nieuw plaatsvervanger aangewezen. § 4. [2 De [5 "CESE Wallonië"]5]2 neemt het secretariaat van de Commissie waar. § 5. De Commissie stelt haar huishoudelijk reglement vast en legt het ter goedkeuring aan de Minister voor.]1
----------
(1)<BWG 2015-09-03/02, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
(4)<BWG 2016-12-01/18, art. 26, 009; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
(5)<BWG 2019-05-09/26, art. 13, 012; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
Art. 4_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. § 1. Er wordt bij [2 de Economische en Sociale Raad]2 een adviescommissie opleidingsfonds dienstencheques opgericht, hierna " de Commissie opleidingsfonds dienstencheques " genoemd, die advies moet verstrekken betreffende [1 welke opleidingen, gezien hun inhoud, [4 methodologieën en pedagogische kwaliteiten]4 al dan niet passen in het kader van dit koninklijk besluit en bijgevolg al dan niet in aanmerking komen]1 voor het verkrijgen van de gedeeltelijke terugbetaling van de opleidingskosten bedoeld in artikel 9bis, § 1, van de wet [3 , en de vormingsplannen moet goedkeuren zoals bedoeld in artikel 8 van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques]3. § 2. De Commissie opleidingsfonds dienstencheques is samengesteld als volgt : 1° een voorzitter als vertegenwoordiger van de Minister en een plaatsvervanger; 2° zes werkende leden en zes plaatsvervangende leden die zijn voorgedragen door de meest representatieve werknemersorganisaties [2 . Onder "representatieve organisaties" wordt verstaan, de representatieve organisaties die in de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vertegenwoordigd zijn]2; 3° zes werkende leden en zes plaatsvervangende leden die zijn voorgedragen door de meest representatieve werkgeversorganisaties [2 . Onder "representatieve organisaties" wordt verstaan, de representatieve organisaties die in de Economische en Sociale Raad voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest vertegenwoordigd zijn]2; 4° een werkend lid en een plaatsvervangend lid als vertegenwoordiger van [4 het bestuur]4; [2 5° een werkend lid en een plaatsvervangend lid zonder stemrecht als vertegenwoordiger van de Brusselse gewestelijke Dienst voor Arbeidsbemiddeling; 6° als uitgenodigd lid, een werkend lid en een plaatsvervangend lid zonder stemrecht als vertegenwoordiger van het "'Institut bruxellois francophone pour la Formation professionnelle"; 7° als uitgenodigd lid, een werkend lid en een plaatsvervangend lid zonder stemrecht als vertegenwoordiger van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding.]2 § 3. De Minister benoemt de leden van de Commissie opleidingsfonds dienstencheques en waakt erover dat maximum twee derden van de leden van hetzelfde geslacht zijn. Het mandaat van de leden geldt voor een hernieuwbare duur van vier jaar die een einde neemt : 1° in geval van ontslag; 2° wanneer de mandaterende instantie die een lid heeft voorgedragen om zijn vervanging verzoekt; 3° wanneer een lid niet langer de hoedanigheid heeft die zijn mandaat rechtvaardigde. Het lid dat afstand doet van zijn mandaat vóór de geplande einddatum, wordt vervangen door zijn plaatsvervanger, die het mandaat voleindigt. In dat geval wordt een nieuw plaatsvervangend lid aangewezen. § 4. Om op geldige wijze een advies te kunnen uitbrengen moeten aanwezig [3 of vertegenwoordigd]3 zijn : 1° de voorzitter of zijn plaatsvervanger; 2° [1 twee]1 leden die de werknemers vertegenwoordigen of hun plaatsvervangers; 3° [1 twee]1 leden die de werkgevers vertegenwoordigen of hun plaatsvervangers; 4° een lid dat [2 het bestuur]2 vertegenwoordigt of zijn plaatsvervanger. Als de Commissie opleidingsfonds dienstencheques niet geldig kan zetelen wordt een nieuwe vergadering bijeengeroepen binnen een termijn van vijftien dagen; voor deze nieuwe vergadering is geen enkel aanwezigheidsquorum vereist. § 5. [2 ...]2 § 6. De Commissie opleidingsfonds dienstencheques bepaalt haar huishoudelijk reglement dat ter goedkeuring aan de Minister wordt voorgelegd.
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<BESL 2015-10-29/03, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
(3)<BESL 2017-03-23/15, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(4)<BESL 2019-05-16/18, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
Art.5.§ 1. [1 De erkende onderneming richt voor de start]1 van de opleiding, en vooraleer de terugbetaling van de opleidingskosten te vragen, een aanvraag tot goedkeuring van deze opleiding tot het secretariaat van de Commissie opleidingsfonds dienstencheques, hierna " het Secretariaat opleidingsfonds " genoemd.
De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat opleidingsfonds beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit :
1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming, het erkenningsnummer, de verblijfplaats/maatschappelijke zetel [1 het paritair comité waaronder de dienstencheque-werknemers ressorteren]1;
2° de benaming van de voorziene opleiding en de naam van de verstrekker van deze opleiding;
3° de aanduiding van de in artikel 2 bedoelde categorie waaronder deze opleiding valt;
4° een precieze en gedetailleerde omschrijving van de voorziene opleiding en het aantal betrokken werknemers;
5° [1 ...]1
6° [2 ...]2
[1 lid 3 opgeheven]1
§ 2. Het Secretariaat opleidingsfonds bevestigt [1 zo spoedig mogelijk]1 de ontvangst van de aanvraag. Indien de aanvraag of het dossier onvolledig is, deelt het Secretariaat opleidingsfonds dit in dezelfde brief aan de onderneming mee.
Indien de onderneming haar aanvraag of dossier niet vervolledigt binnen de maand die volgt op de verzending van voornoemde brief, stuurt het Secretariaat opleidingsfonds de onderneming een herinnering met een overzicht van de ontbrekende stukken. Indien het de ontbrekende stukken niet ontvangen heeft binnen de maand die volgt op de verzending van deze herinnering, wordt de aanvraag als onbestaande beschouwd.
§ 3. Zodra het Secretariaat opleidingsfonds over een volledig dossier beschikt, verzendt het dit ter advies aan de Commissie opleidingsfonds dienstencheques.
§ 4. Binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van het dossier door de Commissie opleidingsfonds dienstencheques, verstrekt deze een advies. Vervolgens bezorgt het Secretariaat opleidingsfonds dit advies aan de Minister, die een beslissing neemt.
Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn vermeld in het vorig lid, is dit advies niet langer vereist en bezorgt het Secretariaat opleidingsfonds het dossier aan de Minister, die een beslissing neemt.
De Minister neemt een beslissing uiterlijk binnen een termijn van twee maanden die volgt op de ontvangst van het dossier.
Bij ontstentenis van een beslissing vanwege de Minister binnen de voornoemde termijn, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn.
Het Secretariaat opleidingsfonds geeft kennis van de beslissing tot goedkeuring of weigering van de opleiding voor terugbetaling van de opleidingskosten aan de vragende onderneming. Het Secretariaat opleidingsfonds bezorgt de Commissie opleidingsfonds dienstencheques eveneens een afschrift van de beslissing.
[1 De beslissing tot goedkeuring is geldig voor onbepaalde duur of tot de Minister deze geldigheidsduur herziet.]1
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 4 tot 6, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
Art. 5_WAALS_GEWEST. [1 § 1. Voor de aanvang van de opleiding en alvorens de terugbetaling van de opleidingskosten aan te vragen, richt het bedrijf een aanvraag tot goedkeuring van die opleiding aan de administratie. De aanvraag waarvan het model bij de Administratie beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit : 1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit of sociale benaming, het erkenningsnummer, de woonplaats of de maatschappelijke zetel, het paritair comité waaronder de dienstencheque-werknemers ressorteren; 2° de benaming van de voorziene opleiding en de naam van de verstrekker van deze opleiding; 3° de aanduiding van de in artikel 2 bedoelde categorie waaronder deze opleiding valt; 4° een precieze en gedetailleerde omschrijving van de voorziene opleiding en het aantal betrokken werknemers. § 2. De administratie bericht ontvangst van de aanvraag binnen tien dagen na ontvangst ervan. Indien de aanvraag of het dossier onvolledig is, deelt de Administratie dit in dezelfde brief aan de onderneming mee. Indien de onderneming haar aanvraag of dossier niet vervolledigt binnen de vijftien dagen volgend op de verzending van de in lid 1 bedoelde brief, stuurt de Administratie de onderneming een herinnering met een overzicht van de ontbrekende stukken. Indien ze de ontbrekende stukken niet ontvangen heeft binnen de maand die volgt op de verzending van deze herinnering, wordt het bedrijf erover ingelicht dat de aanvraag als onbestaande beschouwd wordt. § 3. De Administratie maakt het dossier over aan de Minister. De Minister neemt een beslissing uiterlijk binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het volledige dossier. Bij ontstentenis van een beslissing vanwege de Minister binnen de voornoemde termijn, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn. § 4. De administratie kan, zodra zij het volledige dossier bedoeld in paragraaf 3 ontvangen heeft en voordat het dossier aan de Minister wordt overgemaakt, het advies van de Commissie aanvragen. In dat geval bezorgt de Commissie haar advies aan de administratie binnen de zestig dagen na het verzoek om adviesverlening. De Administratie maakt het volledige dossier, met het advies van de Commissie, over aan de Minister. In dat geval neemt de Minister een beslissing uiterlijk binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het volledige dossier, met het advies van de Commissie. Wordt het advies niet binnen de voorziene termijn uitgebracht, maakt de administratie het volledige dossier aan de Minister over, zonder dat advies. In dat geval neemt de Minister een beslissing uiterlijk binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het volledige dossier, zonder advies van de Commissie. Bij ontstentenis van een beslissing vanwege de Minister binnen de voornoemde termijn, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn. § 5. Als de administratie geen advies heeft aangevraagd, kan de Minister, zodra hij het volledige dossier bedoeld in paragraaf 3 ontvangen heeft en voordat hij zijn beslissing neemt, het advies van de Commissie aanvragen. In dat geval maakt de Commissie haar advies aan de Minister over binnen de zestig dagen na de aanvraag tot adviesverlening. De Minister neemt een beslissing uiterlijk binnen een termijn van dertig dagen volgend op het advies uitgebracht door de Commissie. Wordt het advies niet binnen de voorziene termijn uitgebracht, neemt de Minister zijn beslissing binnen de dertig dagen volgend op het verstrijken van de termijn binnen welke de Commissie haar advies moet uitbrengen. Bij ontstentenis van een beslissing vanwege de Minister binnen de voornoemde termijn, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn. § 6. De Minister bezorgt zijn beslissing aan de administratie, die kennis geeft van de beslissing tot goedkeuring of weigering van de opleiding wat betreft de terugbetaling van de opleidingskosten aan de aanvragende onderneming binnen een termijn van tien dagen na ontvangst ervan. De administratie bezorgt een digitaal afschrift van de beslissing aan de Commissie en aan "FOREm". De beslissing tot goedkeuring geldt voor [2 een periode van tien jaar]2.]1 [2 § 7. De steunontvangende onderneming bedoeld in artikel 2ter van de wet kan gebruik maken van de goedkeuring van opleiding die de overdragende onderneming ontvangen heeft. De steunontvangende onderneming licht de Administratie over de juridische wijziging in.]2
----------
(1)<BWG 2015-09-03/02, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
(2)<BWG 2019-05-09/26, art. 14, 012; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
Art. 5_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. § 1. [1 De erkende onderneming richt voor de start]1 van de opleiding, en vooraleer de terugbetaling van de opleidingskosten te vragen, een aanvraag tot goedkeuring van deze opleiding [6 uitsluitend via elektronische weg]6 tot [3 ...]3 " het Secretariaat opleidingsfonds " [3 ...]3. De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat opleidingsfonds beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit : 1° het uniek ondernemingsnummer, [4 het nummer van de vestigingseenheid of vestigingseenheden,]4 de identiteit/sociale benaming, het erkenningsnummer, de verblijfplaats/maatschappelijke zetel [1 het paritair comité waaronder de dienstencheque-werknemers ressorteren]1; 2° de benaming van de voorziene opleiding en de naam van de verstrekker van deze opleiding; 3° de aanduiding van de in artikel 2 bedoelde categorie waaronder deze opleiding valt; 4° een precieze en gedetailleerde omschrijving van de voorziene opleiding en het aantal betrokken werknemers [5 in deze vestigingseenheid of vestigingseenheden]5; 5° [5 het curriculum vitae van de begeleider of elk document dat het bewijs levert van de nodige ervaring van de begeleider, met inbegrip van de kopieën van certificaten en attesten die het bewijs leveren dat de begeleider aan de voorwaarden bedoeld in artikel 2, § 3 voldoet;]5 6° [2 ...]2 [1 lid 3 opgeheven]1 § 2. Het Secretariaat opleidingsfonds bevestigt [1 zo spoedig mogelijk]1 [6 , uitsluitend via elektronische weg,]6 de ontvangst van de aanvraag. Indien de aanvraag of het dossier onvolledig is, deelt het Secretariaat opleidingsfonds dit in dezelfde [6 e-mail]6 aan de onderneming mee. [4 Als de onderneming haar aanvraag of haar dossier niet binnen de twee maanden die volgen op de verzending van de voornoemde [6 e-mail]6 vervolledigt, wordt de aanvraag als onbestaande beschouwd.]4 § 3. Zodra het Secretariaat opleidingsfonds over een volledig dossier beschikt, verzendt het dit ter advies aan de Commissie opleidingsfonds dienstencheques. § 4. Binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van het dossier door de Commissie opleidingsfonds dienstencheques, verstrekt deze een advies. Vervolgens bezorgt het Secretariaat opleidingsfonds dit advies aan de Minister, die een beslissing neemt. Bij ontstentenis van een advies binnen de termijn vermeld in het vorig lid, is dit advies niet langer vereist en bezorgt het Secretariaat opleidingsfonds het dossier aan de Minister, die een beslissing neemt. De Minister neemt een beslissing uiterlijk binnen een termijn van twee maanden die volgt op de ontvangst van het dossier. [3 ...]3 Het Secretariaat opleidingsfonds geeft [6 , uitsluitend via elektronische weg,]6 kennis van de beslissing tot goedkeuring of weigering van de opleiding voor terugbetaling van de opleidingskosten aan de vragende onderneming. Het Secretariaat opleidingsfonds bezorgt de Commissie opleidingsfonds dienstencheques eveneens [6 , uitsluitend via elektronische weg,]6 een afschrift van de beslissing. [1 De beslissing tot goedkeuring is geldig voor [6 vijf jaar]6.]1 [6 § 5. De steunontvangende onderneming zoals bedoeld in artikel 2ter van de wet kan gebruik maken van de goedkeuring van opleiding die de overdragende onderneming ontvangen heeft. De steunontvangende onderneming licht het bestuur in over de juridische wijziging.]6
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 4 tot 6, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<BESL 2015-10-29/03, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
(4)<BESL 2017-03-23/15, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(5)<BESL 2019-05-16/18, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
(6)<BESL 2021-10-21/26, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2021>
Art.6.§ 1. Nadat een erkende onderneming de goedkeuring van de Minister heeft bekomen [1 en nadat de opleiding is afgelopen,]1 kan ze een aanvraag tot terugbetaling van deze opleidingskosten richten tot het Secretariaat opleidingsfonds. [2 De terugbetaling wordt verrekend op het maximumrecht, bedoeld in artikel 8, van het kalenderjaar waarin de dienstencheque-werknemer de opleiding beëindigt.]2
De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat opleidingsfonds beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit :
1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming, het erkenningsnummer, de verblijfplaats/maatschappelijke zetel en het rekeningnummer van de onderneming;
2° de datum en het nummer van de goedkeuring door de Minister, bedoeld in artikel 5, § 4;
3° de exacte opleidingskost, bedoeld in artikel 3, met de nodige bewijsstukken in bijlage;
[1 4° de benaming en de verstrekker van de goedgekeurde opleiding.]1
[1 Worden inzonderheid beschouwd als de nodige bewijsstukken bedoeld in het vorige lid, 3° :
1° voor een vorming op het terrein : een verklaring met naam van de opleiding, datum, begin- en einduur, naam en handtekening van de begeleider, naam en handtekening van de dienstencheque-werknemer en in voorkomend geval de factuur van de externe begeleider;
2° voor een interne vorming : een door de verschillende dienstencheque-werknemers en de interne opleider ondertekende aanwezigheidslijst, met naam van de opleiding, naam van de opleider, datum en begin- en einduur van de opleiding;
3° voor een externe vorming : de factuur van de externe opleider en een door de verschillende dienstencheque-werknemers ondertekende aanwezigheidslijst, met naam van de opleiding, naam van de externe opleider, datum en begin- en einduur van de opleiding.]1
§ 2. De aanvraag bedoeld in § 1 moet ten laatste ingediend worden op 30 juni van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de goedgekeurde opleiding afloopt.
[1 § 3. Indien het Secretariaat opleidingsfonds bij verificatie van de aanvraag vaststelt dat het aanvraagdossier onvolledig is deelt het dit mee in een brief aan de erkende onderneming.
De erkende onderneming dient haar aanvraag te vervolledigen binnen de twee maanden die volgen op de verzending van voornoemde brief.]1
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
Art. 6_WAALS_GEWEST. § 1. Nadat een erkende onderneming de goedkeuring van de Minister heeft bekomen [1 en nadat de opleiding is afgelopen,]1 kan ze een aanvraag tot terugbetaling van deze opleidingskosten richten tot [3 FOREm]3. [2 De terugbetaling wordt verrekend op het maximumrecht, bedoeld in artikel 8, van het kalenderjaar waarin de dienstencheque-werknemer de opleiding beëindigt.]2 [6 ...]6 De aanvraag waarvan het model bij [4 bij de Administratie]4 beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit : 1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming, het erkenningsnummer, de verblijfplaats/maatschappelijke zetel en het rekeningnummer van de onderneming; 2° de datum en het nummer van de goedkeuring door de Minister, [3 bedoeld in artikel 5]3; 3° de exacte opleidingskost, bedoeld in artikel 3, met de nodige bewijsstukken in bijlage. [1 4° de benaming en de verstrekker van de goedgekeurde opleiding.]1 [1 Worden inzonderheid beschouwd als de nodige bewijsstukken bedoeld in het vorige lid, 3° : 1° voor een vorming op het terrein : een verklaring met naam van de opleiding, datum, begin- en einduur, naam en handtekening van de begeleider, naam [5 voornaam, rijksregisternummer]5 en handtekening van de dienstencheque-werknemer en in voorkomend geval de factuur van de externe begeleider; 2° voor een interne vorming : een door de verschillende dienstencheque-werknemers [5 met hun naam, voornaam en rijksregisternummer]5 en de interne opleider ondertekende aanwezigheidslijst, met naam van de opleiding, naam van de opleider, datum en begin- en einduur van de opleiding; 3° voor een externe vorming : de factuur van de externe opleider en een door de verschillende dienstencheque-werknemers ondertekende aanwezigheidslijst, met [5 rijksregisternummer, naam en voornaam van elk van die dienstencheque-werknemers,]5 naam van de opleiding, naam van de externe opleider, datum en begin- en einduur van de opleiding.]1 § 2. De aanvraag bedoeld in § 1 moet ten laatste ingediend worden op [5 31 maart]5 van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de goedgekeurde opleiding afloopt. [1 § 3. Indien [3 FOREm]3 bij verificatie van de aanvraag vaststelt dat het aanvraagdossier onvolledig is deelt het dit mee in een brief aan de erkende onderneming. De erkende onderneming dient haar aanvraag te vervolledigen binnen de twee maanden die volgen op de verzending van voornoemde brief.]1 [3 Als "FOREm" de ontbrekende stukken niet krijgt binnen een termijn van 2 maanden, deelt "FOREm" de onderneming mee dat haar aanvraag geen gevolg krijgt.]3 [5 § 4. De FOREm is verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens van werknemers en opleiders die in het kader van terugbetalingsaanvragen ontvangen worden. De FOREm zorgt voor de naleving van de rechten van de personen als bedoeld in artikelen 12 tot 22 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming). De FOREm bewaart de in paragraaf 1 bedoelde stukken gedurende tien jaar en vernietigt die vervolgens.]5
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<BWG 2015-09-03/02, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
(4)<BWG 2016-12-01/18, art. 27, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(5)<BWG 2019-05-09/26, art. 15, 012; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
(6)<BWG 2022-11-09/02, art. 11, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 6_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. § 1. Nadat een erkende onderneming de goedkeuring van de Minister heeft bekomen [1 en nadat de opleiding is afgelopen,]1 kan ze een aanvraag tot terugbetaling van deze opleidingskosten [5 uitsluitend via elektronische weg]5 richten tot het Secretariaat opleidingsfonds. [2 De terugbetaling wordt verrekend op het maximumrecht, bedoeld in artikel 8, van het kalenderjaar waarin de dienstencheque-werknemer de opleiding beëindigt.]2 De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat opleidingsfonds beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit : 1° het uniek ondernemingsnummer, [5 het nummer van de vestigingseenheid]5 de identiteit/sociale benaming, het erkenningsnummer, de verblijfplaats/maatschappelijke zetel en het rekeningnummer van de onderneming; 2° de datum en het nummer van de goedkeuring door de Minister, bedoeld in artikel 5, § 4; 3° de exacte opleidingskost, bedoeld in artikel 3, met de nodige bewijsstukken in bijlage; [1 4° de benaming en de verstrekker van de goedgekeurde opleiding.]1 [1 Worden inzonderheid beschouwd als de nodige bewijsstukken bedoeld in het vorige lid, 3° : 1° voor een vorming op het terrein : een verklaring met naam van de opleiding, datum, begin- en einduur, naam [5 , voornaam]5 en handtekening van de begeleider, naam [5 voornaam]5 en handtekening van de dienstencheque-werknemer [4 , diens rijksregisternummer,]4 en in voorkomend geval de factuur van de externe begeleider; 2° voor een interne vorming : een door de verschillende dienstencheque-werknemers en de interne opleider ondertekende aanwezigheidslijst, met [4 rijksregisternummer [5 ,naam en voornaam,]5 voor elk van die dienstencheque-werknemers,]4 naam van de opleiding, naam van de opleider, datum en begin- en einduur van de opleiding; 3° voor een externe vorming : de factuur van de externe opleider en een door de verschillende dienstencheque-werknemers ondertekende aanwezigheidslijst, met [5 naam, voornaam]5 [4 rijksregisternummer voor elk van die dienstencheque-werknemers,]4 naam van de opleiding, naam van de externe opleider, datum en begin- en einduur van de opleiding.]1 § 2. De aanvraag bedoeld in § 1 moet ten laatste ingediend worden op 30 juni van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de goedgekeurde opleiding afloopt. [5 De erkende onderneming bewaart op de maatschappelijke zetel de originele exemplaren van de documenten zoals bedoeld in § 1 gedurende een periode van 5 jaar vanaf de datum van indiening van haar aanvraag.]5 [1 § 3. Indien het Secretariaat opleidingsfonds bij verificatie van de aanvraag vaststelt dat het aanvraagdossier onvolledig is deelt het dit mee in een [5 e-mail]5 aan de erkende onderneming. De erkende onderneming dient haar aanvraag [5 uitsluitend via elektronische weg]5 te vervolledigen binnen de twee maanden die volgen op de verzending van voornoemde brief.]1 [5 § 4. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens van de werknemers en de lesgevers die ze ontvangt in het kader van de terugbetalingsaanvragen. Het bestuur bewaart de stukken zoals bedoeld in paragraaf 1 gedurende 10 jaar en vernietigt ze na afloop van die periode.]5
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<BESL 2015-10-29/03, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
(4)<BESL 2017-03-23/15, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(5)<BESL 2021-10-21/26, art. 4, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2021>
Art. 6_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST TOEKOMSTIG RECHT. ----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<BESL 2015-10-29/03, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
(4)<BESL 2017-03-23/15, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(5)<BESL 2021-10-21/26, art. 4, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2021>
(6)<BESL 2021-10-21/26, art. 4,6°, 016; Inwerkingtreding : 30-03-2022>
Art. 6bis.[1 § 1. De aanvraag tot goedkeuring van een opleiding kan eveneens ingediend worden door de verstrekker van de opleiding.
Hiertoe richt de verstrekker van de opleiding voor de start van de opleiding een aanvraag tot goedkeuring van deze opleiding tot het Secretariaat opleidingsfonds.
De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat opleidingsfonds beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit :
1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming, de verblijfplaats /maatschappelijke zetel;
2° een precieze en gedetailleerde omschrijving van de voorziene opleiding;
3° de dienstige informatie inzake deze opleiding, inzonderheid de benaming van de opleiding, de contactgegevens van de verstrekker van de opleiding, een precieze en gedetailleerde omschrijving van de opleiding en het tarief van de opleiding;
4° eventueel een internetadres waarop inzonderheid de informatie bedoeld in 3° terug te vinden is.
§ 2. Het Secretariaat opleidingsfonds bevestigt zo spoedig mogelijk de ontvangst van de aanvraag. Indien de aanvraag of het dossier onvolledig is, deelt het Secretariaat opleidingsfonds dit in dezelfde brief aan de verstrekker van de opleiding mee.
Indien de verstrekker van de opleiding zijn aanvraag of dossier niet vervolledigt binnen de maand die volgt op de verzending van voornoemde brief, stuurt het Secretariaat opleidingsfonds een herinnering met een overzicht van de ontbrekende stukken. Indien het de ontbrekende stukken niet ontvangen heeft binnen de maand die volgt op de verzending van deze herinnering, wordt de aanvraag als onbestaande beschouwd.
§ 3. Zodra het Secretariaat opleidingsfonds over een volledig dossier beschikt, verzendt het dit ter advies aan de Commissie opleidingsfonds dienstencheques.
§ 4. Binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van het dossier door de Commissie opleidingsfonds dienstencheques, verstrekt deze een advies.
Indien de Commissie opleidingsfonds dienstencheques dit nodig acht kan zij, alvorens een advies uit te brengen, de verstrekker van de opleiding uitnodigen om het aanvraagdossier te komen toelichten op een vergadering van de Commissie opleidingsfonds dienstencheques. In dit geval wordt de termijn om een advies te verstrekken met drie maanden verlengd.
Vervolgens bezorgt het Secretariaat opleidingsfonds het advies van de Commissie opleidingsfonds dienstencheques aan de Minister, die een beslissing neemt.
Bij ontstentenis van een advies binnen de voorziene termijn, is dit advies niet langer vereist en bezorgt het Secretariaat opleidingsfonds het dossier aan de Minister, die een beslissing neemt.
De Minister neemt een beslissing uiterlijk binnen een termijn van twee maanden die volgt op de ontvangst van het dossier.
Bij ontstentenis van een beslissing vanwege de Minister binnen de voornoemde termijn, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn.
Het Secretariaat opleidingsfonds geeft kennis van de beslissing tot goedkeuring of weigering van de opleiding aan de verstrekker van de opleiding. Het Secretariaat opleidingsfonds bezorgt de Commissie opleidingsfonds dienstencheques eveneens een afschrift van de beslissing.
De beslissing tot goedkeuring is geldig voor onbepaalde duur of tot de Minister deze geldigheidsduur herziet.
§ 5. Het Secretariaat opleidingsfonds publiceert maandelijks op de website van de FOD de bijgewerkte lijst van deze goedgekeurde opleidingen, met een link naar het webadres bedoeld in § 1, derde lid, 4°.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2009-07-22/02, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 6bis_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. De aanvraag tot goedkeuring van een opleiding kan eveneens ingediend worden door de verstrekker van de opleiding. Hiertoe richt de verstrekker van de opleiding voor de start van de opleiding een aanvraag tot goedkeuring van deze opleiding tot het Secretariaat opleidingsfonds. De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat opleidingsfonds beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit : 1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming, de verblijfplaats /maatschappelijke zetel; 2° een precieze en gedetailleerde omschrijving van de voorziene opleiding; 3° de dienstige informatie inzake deze opleiding, inzonderheid de benaming van de opleiding, de contactgegevens van de verstrekker van de opleiding, een precieze en gedetailleerde omschrijving van de opleiding en het tarief van de opleiding; 4° eventueel een internetadres waarop inzonderheid de informatie bedoeld in 3° terug te vinden is. [2 5° het bewijs van de registratie als dienstverlener, vermeld in artikel 4 van het decreet van 29 maart 2019 betreffende het kwaliteits- en registratiemodel van dienstverleners in het beleidsdomein Werk en Sociale Economie.]2 § 2. Het Secretariaat opleidingsfonds bevestigt zo spoedig mogelijk de ontvangst van de aanvraag. Indien de aanvraag of het dossier onvolledig is, deelt het Secretariaat opleidingsfonds dit in dezelfde brief aan de verstrekker van de opleiding mee. Indien de verstrekker van de opleiding zijn aanvraag of dossier niet vervolledigt binnen de maand die volgt op de verzending van voornoemde brief, stuurt het Secretariaat opleidingsfonds een herinnering met een overzicht van de ontbrekende stukken. Indien het de ontbrekende stukken niet ontvangen heeft binnen de maand die volgt op de verzending van deze herinnering, wordt de aanvraag als onbestaande beschouwd. § 3. Zodra het Secretariaat opleidingsfonds over een volledig dossier beschikt, verzendt het dit ter advies aan de Commissie opleidingsfonds dienstencheques. § 4. Binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van het dossier door de Commissie opleidingsfonds dienstencheques, verstrekt deze een advies. Indien de Commissie opleidingsfonds dienstencheques dit nodig acht kan zij, alvorens een advies uit te brengen, de verstrekker van de opleiding uitnodigen om het aanvraagdossier te komen toelichten op een vergadering van de Commissie opleidingsfonds dienstencheques. In dit geval wordt de termijn om een advies te verstrekken met drie maanden verlengd. Vervolgens bezorgt het Secretariaat opleidingsfonds het advies van de Commissie opleidingsfonds dienstencheques aan de Minister, die een beslissing neemt. Bij ontstentenis van een advies binnen de voorziene termijn, is dit advies niet langer vereist en bezorgt het Secretariaat opleidingsfonds het dossier aan de Minister, die een beslissing neemt. De Minister neemt een beslissing uiterlijk binnen een termijn van twee maanden die volgt op de ontvangst van het dossier. Bij ontstentenis van een beslissing vanwege de Minister binnen de voornoemde termijn, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn. Het Secretariaat opleidingsfonds geeft kennis van de beslissing tot goedkeuring of weigering van de opleiding aan de verstrekker van de opleiding. Het Secretariaat opleidingsfonds bezorgt de Commissie opleidingsfonds dienstencheques eveneens een afschrift van de beslissing. De beslissing tot goedkeuring is geldig voor onbepaalde duur of tot de Minister deze geldigheidsduur herziet. § 5. Het Secretariaat opleidingsfonds publiceert maandelijks op de website van de FOD de bijgewerkte lijst van deze goedgekeurde opleidingen, met een link naar het webadres bedoeld in § 1, derde lid, 4°.]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2009-07-22/02, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<BVR 2019-05-24/16, art. 19, 013; Inwerkingtreding : 02-09-2019>
Art. 6bis_WAALS_GEWEST. [1 § 1. Voor aanvang van de opleiding kan de opleidingenverstrekker een aanvraag tot goedkeuring van die opleiding aan de administratie bezorgen. De aanvraag waarvan het model bij de Administratie beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit : 1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming, de verblijfplaats/maatschappelijke zetel; 2° een nauwkeurige en gedetailleerde omschrijving van de voorziene opleiding; 3° de benaming van de opleiding, de adres- en contactgegevens van de opleidingenverstrekker, een nauwkeurige en gedetailleerde omschrijving van de opleiding en het tarief van de opleiding; 4° in voorkomend geval, het adres van de website waar nuttige informatie over de opleiding gevonden kan worden. § 2. De administratie bericht ontvangst van de aanvraag binnen tien dagen na ontvangst ervan. Indien de aanvraag of het dossier onvolledig is, deelt de Administratie dit in dezelfde brief aan de opleidingenverstrekker mee. Indien de opleidingenverstrekker zijn aanvraag of dossier niet vervolledigt binnen de vijftien dagen volgend op de verzending van de in lid 1 bedoelde brief, stuurt de Administratie de opleidingenverstrekker een herinnering met een overzicht van de ontbrekende stukken. Indien ze de ontbrekende stukken niet ontvangen heeft binnen de vijftien dagen volgend op de verzending van deze herinnering, wordt de opleidingenverstrekker erover ingelicht dat de aanvraag als onbestaande beschouwd wordt. § 3. De Administratie maakt het dossier over aan de Minister. De Minister neemt een beslissing uiterlijk binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het volledige dossier. Bij ontstentenis van een beslissing vanwege de Minister binnen de voornoemde termijn, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn. § 4. De administratie kan, zodra zij het volledige dossier bedoeld in paragraaf 3 ontvangen heeft en voordat het dossier aan de Minister wordt overgemaakt, het advies van de Commissie aanvragen. De Commissie bezorgt haar advies aan de administratie binnen de zestig dagen na het verzoek om adviesverlening. In dat geval kan de Commissie vooraleer ze advies uitbrengt de opleidingenverstrekker verzoeken het aanvraag uiteen te zetten op een vergadering met de Commissie. In dat geval wordt de termijn om advies uit te brengen met dertig dagen verlengd. De Administratie maakt het volledige dossier, met het advies van de Commissie, over aan de Minister. In dat geval neemt de Minister een beslissing uiterlijk binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het volledige dossier, met het advies van de Commissie. Wordt het advies niet binnen de voorziene termijn uitgebracht, maakt de administratie het volledige dossier aan de Minister over, zonder dat advies. In dat geval neemt de Minister een beslissing uiterlijk binnen een termijn van dertig dagen volgend op de ontvangst van het volledige dossier, zonder advies van de Commissie. Bij ontstentenis van een beslissing vanwege de Minister binnen de voornoemde termijn, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn. § 5. Als de administratie geen advies heeft aangevraagd, kan de Minister bij ontvangst van het volledige dossier bedoeld in paragraaf 3 vooraleer hij zijn beslissing neemt de Commissie om advies vragen. De Commissie maakt haar advies aan de Minister over binnen de zestig dagen na de aanvraag tot adviesverlening. In dat geval kan de Commissie vooraleer ze advies uitbrengt de opleidingenverstrekker verzoeken het aanvraag uiteen te zetten op een vergadering met de Commissie. In dat geval wordt de termijn om advies uit te brengen met dertig dagen verlengd. De Minister neemt een beslissing uiterlijk binnen een termijn van dertig dagen volgend op het advies uitgebracht door de Commissie. Wordt het advies niet binnen de voorziene termijn uitgebracht, neemt de Minister zijn beslissing binnen de dertig dagen volgend op het verstrijken van de termijn binnen welke de Commissie haar advies moet uitbrengen. Bij ontstentenis van een beslissing vanwege de Minister binnen de voornoemde termijn, wordt de beslissing geacht gunstig te zijn. § 6. De Minister bezorgt zijn beslissing aan de administratie, die kennis geeft van de beslissing tot goedkeuring of weigering van de opleiding wat betreft de terugbetaling van de opleidingskosten aan de aanvragende onderneming binnen een termijn van tien dagen na ontvangst ervan. De administratie bezorgt een digitaal afschrift van de beslissing aan de Commissie en aan "FOREm". De beslissing tot goedkeuring geldt [2 voor een periode van tien jaar]2. § 7. De administratie maakt maandelijks op de website van het Departement Werk en Beroepsopleiding van het Operationeel Directoraat-Generaal Economie, Werk en Onderzoek van de Waalse Overheidsdienst de bijgewerkte lijst bekend van de goedgekeurde opleidingen met in voorkomen geval een link naar het adres van de website bedoeld in § 1, lid 2, 4°.]1
----------
(1)<BWG 2015-09-03/02, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
(2)<BWG 2019-05-09/26, art. 16, 012; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
Art. 6bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. De aanvraag tot goedkeuring van een opleiding kan eveneens ingediend worden door de verstrekker van de opleiding. Hiertoe richt de verstrekker van de opleiding voor de start van de opleiding [5 , uitsluitend via elektronische weg,]5 een aanvraag tot goedkeuring van deze opleiding tot het Secretariaat opleidingsfonds. De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat opleidingsfonds beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit : 1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming, de verblijfplaats /maatschappelijke zetel; 2° een precieze en gedetailleerde omschrijving van de voorziene opleiding; 3° de dienstige informatie inzake deze opleiding, inzonderheid de benaming van de opleiding, de contactgegevens van de verstrekker van de opleiding, een precieze en gedetailleerde omschrijving van de opleiding en het tarief van de opleiding; 4° eventueel een internetadres waarop inzonderheid de informatie bedoeld in 3° terug te vinden is. § 2. Het Secretariaat opleidingsfonds bevestigt zo spoedig mogelijk [5 via elektronische weg]5 de ontvangst van de aanvraag. Indien de aanvraag of het dossier onvolledig is, deelt het Secretariaat opleidingsfonds dit in dezelfde [5 e-mail]5 aan de verstrekker van de opleiding mee. [4 Als de verstrekker van de opleiding zijn/haar aanvraag of dossier niet binnen de twee maanden die volgen op de verzending van de voornoemde brief vervolledigt, wordt de aanvraag als onbestaande beschouwd.]4 § 3. Zodra het Secretariaat opleidingsfonds over een volledig dossier beschikt, verzendt het dit ter advies aan de Commissie opleidingsfonds dienstencheques. § 4. Binnen een termijn van twee maanden vanaf de ontvangst van het dossier door de Commissie opleidingsfonds dienstencheques, verstrekt deze een advies. Indien de Commissie opleidingsfonds dienstencheques dit nodig acht kan zij, alvorens een advies uit te brengen, de verstrekker van de opleiding uitnodigen om het aanvraagdossier te komen toelichten op een vergadering van de Commissie opleidingsfonds dienstencheques. In dit geval wordt de termijn om een advies te verstrekken met drie maanden verlengd. Vervolgens bezorgt het Secretariaat opleidingsfonds het advies van de Commissie opleidingsfonds dienstencheques aan de Minister, die een beslissing neemt. Bij ontstentenis van een advies binnen de voorziene termijn, is dit advies niet langer vereist en bezorgt het Secretariaat opleidingsfonds het dossier aan de Minister, die een beslissing neemt. De Minister neemt een beslissing uiterlijk binnen een termijn van twee maanden die volgt op de ontvangst van het dossier. [3 ...]3 Het Secretariaat opleidingsfonds geeft [5 uitsluitend via elektronische weg]5 kennis van de beslissing tot goedkeuring of weigering van de opleiding aan de verstrekker van de opleiding. Het Secretariaat opleidingsfonds bezorgt de Commissie opleidingsfonds dienstencheques eveneens [5 via elektronische weg]5 een afschrift van de beslissing. De beslissing tot goedkeuring is geldig voor [5 vijf jaar]5. § 5. Het Secretariaat opleidingsfonds publiceert maandelijks [3 ...]3 de bijgewerkte lijst van deze goedgekeurde opleidingen, met een link naar het webadres bedoeld in § 1, derde lid, 4°.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2009-07-22/02, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(3)<BESL 2015-10-29/03, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
(4)<BESL 2017-03-23/15, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(5)<BESL 2021-10-21/26, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2021>
Art. 6ter.[1 § 1. Nadat een erkende onderneming een goedgekeurde opleiding zoals bedoeld in artikel 6bis heeft georganiseerd, kan ze een aanvraag tot gedeeltelijke terugbetaling van deze opleidingskosten richten tot het Secretariaat opleidingsfonds. [2 De terugbetaling wordt verrekend op het maximumrecht, bedoeld in artikel 8, van het kalenderjaar waarin de dienstencheque-werknemer de opleiding beëindigt.]2
De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat opleidingsfonds beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit :
1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming, het erkenningsnummer, de verblijfplaats/maatschappelijke zetel en het rekeningnummer van de onderneming;
2° de datum en het nummer van de goedkeuring door de Minister, bedoeld in artikel 6bis, § 4;
3° de exacte opleidingskost, bedoeld in artikel 3, met de nodige bewijsstukken in bijlage;
4° de benaming en de verstrekker van de goedgekeurde opleiding.
Worden inzonderheid beschouwd als de nodige bewijsstukken bedoeld in het vorige lid, 3° :
1° voor een vorming op het terrein : een verklaring met naam van de opleiding, datum, begin- en einduur, naam en handtekening van de begeleider, naam en handtekening van de dienstencheque-werknemer en in voorkomend geval de factuur van de externe begeleider;
2° voor een externe vorming : de factuur van de externe opleider en een door de verschillende dienstencheque-werknemers ondertekende aanwezigheidslijst, met naam van de opleiding, naam van de externe opleider, datum en begin- en einduur van de opleiding.
§ 2. De aanvraag bedoeld in § 1 moet ten laatste ingediend worden op 30 juni van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de opleiding afloopt.
§ 3. Indien het Secretariaat opleidingsfonds bij verificatie van de aanvraag vaststelt dat het aanvraagdossier onvolledig is deelt het dit mee in een brief aan de erkende onderneming.
De erkende onderneming dient haar aanvraag te vervolledigen binnen de twee maanden die volgen op de verzending van voornoemde brief.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2009-07-22/02, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
Art. 6ter_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. Nadat een erkende onderneming een goedgekeurde opleiding zoals bedoeld in artikel 6bis heeft georganiseerd, kan ze een aanvraag tot gedeeltelijke terugbetaling van deze opleidingskosten richten tot het Secretariaat opleidingsfonds. [2 De terugbetaling wordt verrekend op het maximumrecht, bedoeld in artikel 8, van het kalenderjaar waarin de dienstencheque-werknemer de opleiding beëindigt.]2 De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat opleidingsfonds beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit : 1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming, het erkenningsnummer, de verblijfplaats/maatschappelijke zetel en het rekeningnummer van de onderneming; 2° de datum en het nummer van de goedkeuring door de Minister, bedoeld in artikel 6bis, § 4; 3° de exacte opleidingskost, bedoeld in artikel 3, met de nodige bewijsstukken in bijlage; 4° de benaming en de verstrekker van de goedgekeurde opleiding. [3 5° het bewijs dat de verstrekker van de opleiding tijdens de hele duur van de opleiding geregistreerd was als dienstverlener als vermeld in artikel 4 van het decreet van 29 maart 2019 betreffende het kwaliteits- en registratiemodel van dienstverleners in het beleidsdomein Werk en Sociale Economie.]3 Worden inzonderheid beschouwd als de nodige bewijsstukken bedoeld in het vorige lid, 3° : 1° voor een vorming op het terrein : een verklaring met naam van de opleiding, datum, begin- en einduur, naam en handtekening van de begeleider, naam en handtekening van de dienstencheque-werknemer en in voorkomend geval de factuur van de externe begeleider; 2° voor een externe vorming : de factuur van de externe opleider en een door de verschillende dienstencheque-werknemers ondertekende aanwezigheidslijst, met naam van de opleiding, naam van de externe opleider, datum en begin- en einduur van de opleiding. § 2. De aanvraag bedoeld in § 1 moet ten laatste ingediend worden op 30 juni van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de opleiding afloopt. § 3. Indien het Secretariaat opleidingsfonds bij verificatie van de aanvraag vaststelt dat het aanvraagdossier onvolledig is deelt het dit mee in een brief aan de erkende onderneming. De erkende onderneming dient haar aanvraag te vervolledigen binnen de twee maanden die volgen op de verzending van voornoemde brief.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2009-07-22/02, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<BVR 2019-05-24/16, art. 20, 013; Inwerkingtreding : 02-09-2019>
Art. 6ter_WAALS_GEWEST.{ital)
[1 § 1. Nadat een erkende onderneming een goedgekeurde opleiding zoals bedoeld in artikel 6bis heeft georganiseerd, kan ze een aanvraag tot gedeeltelijke terugbetaling van deze opleidingskosten richten tot [3 FOREm]3. [2 De terugbetaling wordt verrekend op het maximumrecht, bedoeld in artikel 8, van het kalenderjaar waarin de dienstencheque-werknemer de opleiding beëindigt.]2 [6 ...]6
De aanvraag waarvan het model [4 bij de Administratie]4 beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit :
1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming, het erkenningsnummer, de verblijfplaats/maatschappelijke zetel en het rekeningnummer van de onderneming;
2° de datum en het nummer van de goedkeuring door de Minister, [3 bedoeld in artikel 6bis]3;
3° de exacte opleidingskost, bedoeld in artikel 3, met de nodige bewijsstukken in bijlage;
4° de benaming en de verstrekker van de goedgekeurde opleiding.
Worden inzonderheid beschouwd als de nodige bewijsstukken bedoeld in het vorige lid, 3° :
1° voor een vorming op het terrein : een verklaring met naam van de opleiding, datum, begin- en einduur, naam en handtekening van de begeleider, naam [5 voornaam, rijksregisternummer]5 en handtekening van de dienstencheque-werknemer en in voorkomend geval de factuur van de externe begeleider;
2° voor een externe vorming : de factuur van de externe opleider en een door de verschillende dienstencheque-werknemers ondertekende aanwezigheidslijst, met [5 rijksregisternummer, naam en voornaam van elk van die dienstencheque-werknemers,]5 naam van de opleiding, naam van de externe opleider, datum en begin- en einduur van de opleiding.
§ 2. De aanvraag bedoeld in § 1 moet ten laatste ingediend worden op [5 31 maart]5 van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de opleiding afloopt.
§ 3. Indien [3 FOREm]3 bij verificatie van de aanvraag vaststelt dat het aanvraagdossier onvolledig is deelt het dit mee in een brief aan de erkende onderneming.
De erkende onderneming dient haar aanvraag te vervolledigen binnen de twee maanden die volgen op de verzending van voornoemde brief.]1
[3 Als "FOREm" de ontbrekende stukken niet krijgt binnen een termijn van twee maanden, deelt "FOREm" de onderneming mee dat haar aanvraag geen gevolg krijgt.]3
[5 § 4. De FOREm is verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens van de werknemers en opleiders die in het kader van terugbetalingsaanvragen ontvangen worden. De FOREm zorgt voor de naleving van de rechten van de personen als bedoeld in artikelen 12 tot 22 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming).
De FOREm bewaart de in paragraaf 1 bedoelde stukken gedurende tien jaar en vernietigt die vervolgens.]5
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2009-07-22/02, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<BWG 2015-09-03/02, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
(4)<BWG 2016-12-01/18, art. 28, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(5)<BWG 2019-05-09/26, art. 17, 012; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
(6)<BWG 2022-11-09/02, art. 12, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 6ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. Nadat een erkende onderneming een goedgekeurde opleiding zoals bedoeld in artikel 6bis heeft georganiseerd, kan ze [6 uitsluitend via elektronische weg]6 een aanvraag tot gedeeltelijke terugbetaling van deze opleidingskosten richten tot het Secretariaat opleidingsfonds. [2 De terugbetaling wordt verrekend op het maximumrecht, bedoeld in artikel 8, van het kalenderjaar waarin de dienstencheque-werknemer de opleiding beëindigt.]2 De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat opleidingsfonds beschikbaar is, bevat [6 elektronisch]6 een dossier dat bestaat uit : 1° het uniek ondernemingsnummer, [5 het nummer van de betrokken vestigingseenheid of vestigingseenheden van de erkende onderneming]5 de identiteit/sociale benaming, het erkenningsnummer, de verblijfplaats/maatschappelijke zetel en het rekeningnummer van de onderneming; 2° de datum en het nummer van de goedkeuring door de Minister, bedoeld in artikel 6bis, § 4; 3° de exacte opleidingskost, bedoeld in artikel 3, met de nodige bewijsstukken in bijlage; 4° de benaming en de verstrekker van de goedgekeurde opleiding. Worden inzonderheid beschouwd als de nodige bewijsstukken bedoeld in het vorige lid, 3° : 1° voor een vorming op het terrein : een verklaring met naam van de opleiding, datum, begin- en einduur, naam [6 , voornaam]6 en handtekening van de begeleider, naam [6 voornaam]6 en handtekening van de dienstencheque-werknemer [4 , diens rijksregisternummer,]4 en in voorkomend geval de factuur van de externe begeleider; 2° voor een externe vorming : de factuur van de externe opleider en een door de verschillende dienstencheque-werknemers ondertekende aanwezigheidslijst, met [6 naam, voornaam en]6 [4 rijksregisternummer voor elk van die dienstencheque-werknemers,]4 naam van de opleiding, naam van de externe opleider, datum en begin- en einduur van de opleiding. § 2. De aanvraag bedoeld in § 1 moet ten laatste ingediend worden op 30 juni van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin de opleiding afloopt. [6 De erkende onderneming bewaart op de maatschappelijke zetel de originele exemplaren van de documenten zoals bedoeld in § 1 gedurende een periode van 5 jaar vanaf de datum van indiening van haar aanvraag.]6 § 3. Indien het Secretariaat opleidingsfonds bij verificatie van de aanvraag vaststelt dat het aanvraagdossier onvolledig is deelt het dit mee in een [6 e-mail]6 aan de erkende onderneming. De erkende onderneming dient haar aanvraag te vervolledigen binnen de twee maanden die volgen op de verzending van voornoemde [6 e-mail]6.]1 [6 § 4. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens van de werknemers en de opleiders die ze ontvangt in het kader van de terugbetalingsaanvragen. Het bestuur bewaart de stukken zoals bedoeld in paragraaf 1 gedurende 10 jaar en vernietigt ze na afloop van die periode.]6
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2009-07-22/02, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(4)<BESL 2015-10-29/03, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
(5)<BESL 2017-03-23/15, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(6)<BESL 2021-10-21/26, art. 6, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2021>
Art. 6ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST TOEKOMSTIG RECHT. ----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2009-07-22/02, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 4, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(4)<BESL 2015-10-29/03, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
(5)<BESL 2017-03-23/15, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(6)<BESL 2021-10-21/26, art. 6, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2021>
(7)<BESL 2021-10-21/26, art. 6,6°, 016; Inwerkingtreding : 30-03-2022>
Art. 6quater.[1 § 1. Voor de opleiding van een werknemer bedoeld in artikel 2bis van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques kan de onderneming een afzonderlijke aanvraag tot terugbetaling indienen.
De aanvraag tot terugbetaling, bedoeld in het eerste lid, kan slechts ingediend worden nadat de werknemer een opleidingstraject van minimum 9 uren heeft gevolgd in de eerste 3 maanden na zijn indiensttreding. Per werknemer kan er slechts één aanvraag worden ingediend.
Voor dit opleidingstraject komen enkel de goedgekeurde externe opleidingen bedoeld in artikel 6bis in aanmerking. De terugbetaling bedraagt 150 euro per werknemer die een opleidingstraject van minimum 9 uren heeft gevolgd en 350 euro per werknemer die een opleidingstraject van minimum 18 uren heeft gevolgd. Dit bedrag wordt verrekend op het globale budget van het kalenderjaar waarin de dienstencheque-werknemer de opleiding beëindigt en wordt dus niet verrekend op het maximum recht van de onderneming bedoeld in artikel 8.
Indien een onderneming voor de opleiding van een werknemer bedoeld in het eerste lid, voor een of meerdere opleidingen van het opleidingstraject van deze werknemer, reeds een terugbetaling heeft gekregen in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter, kan ze voor het opleidingstraject van deze werknemer geen terugbetaling meer krijgen in het kader van dit artikel en omgekeerd.
De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat opleidingsfonds beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit :
1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming, het erkenningsnummer, de verblijfplaats/maatschappelijke zetel en het rekeningnummer van de onderneming;
2° voor elke goedgekeurde opleiding in het opleidingstraject : het nummer van de goedkeuring door de Minister, bedoeld in artikel 6bis, § 4;
3° voor elke goedgekeurde opleiding in het opleidingstraject : het bewijs van de opleidingskost;
4° voor elke goedgekeurde opleiding in het opleidingstraject : de benaming en de verstrekker van de goedgekeurde opleiding;
5° het bewijs dat het om een werknemer gaat bedoeld in artikel 2bis van het voornoemde besluit van 12 december 2001;
6° het bewijs dat de onderneming voor deze opleiding nog geen terugbetaling heeft bekomen in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter;
7° het bewijs dat deze werknemer een opleidingstraject van minimum 9 uren gevolgd heeft in de eerste 3 maanden na indiensttreding.
Worden inzonderheid beschouwd als de nodige bewijsstukken bedoeld in het vorige lid :
1° voor elke goedgekeurde opleiding in het opleidingstraject : de factuur van de externe opleider en een door de dienstencheque-werknemer ondertekende aanwezigheidslijst, met naam van de opleiding, naam van de externe opleider, datum en begin- en einduur van de opleiding;
2° een kopie van het attest bedoeld in artikel 2bis van het voornoemde koninklijk besluit van 12 december 2001;
3° een verklaring dat de onderneming voor deze opleiding nog geen terugbetaling heeft bekomen in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter;
4° een verklaring met vermelding van de datum van indiensttreding van de werknemer en van de datum waarop het opleidingstraject van minimum 9 uren of minimum 18 uren werd beëindigd.
§ 2. De aanvraag bedoeld in § 1 moet ten laatste ingediend worden op 30 juni van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin het opleidingstraject afloopt.
Indien het Secretariaat opleidingsfonds bij verificatie van de aanvraag vaststelt dat het aanvraagdossier onvolledig is deelt het dit mee in een brief aan de erkende onderneming.
De erkende onderneming dient haar aanvraag te vervolledigen binnen de twee maanden die volgen op de verzending van voornoemde brief.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-10-10/07, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
Art. 6quater_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
----------
(1)<BVR 2015-12-18/81, art. 22,1°, 007; Inwerkingtreding : 01-07-2016>
Art. 6quater_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. Voor de opleiding van een werknemer bedoeld in artikel 2bis van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques kan de onderneming een afzonderlijke aanvraag tot terugbetaling indienen. De aanvraag tot terugbetaling, bedoeld in het eerste lid, kan slechts ingediend worden nadat de werknemer een opleidingstraject van minimum 9 uren heeft gevolgd in de eerste 3 maanden na zijn indiensttreding. Per werknemer kan er slechts één aanvraag worden ingediend. [4 De aanvraag wordt enkel via elektronische weg ingediend.]4 Voor dit opleidingstraject komen enkel de goedgekeurde externe opleidingen bedoeld in artikel 6bis in aanmerking. De terugbetaling bedraagt 150 euro per werknemer die een opleidingstraject van minimum 9 uren heeft gevolgd en 350 euro per werknemer die een opleidingstraject van minimum 18 uren heeft gevolgd. Dit bedrag wordt verrekend op het globale budget van het kalenderjaar waarin de dienstencheque-werknemer de opleiding beëindigt en wordt dus niet verrekend op het maximum recht van de onderneming bedoeld in artikel 8. Indien een onderneming voor de opleiding van een werknemer bedoeld in het eerste lid, voor een of meerdere opleidingen van het opleidingstraject van deze werknemer, reeds een terugbetaling heeft gekregen in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter, kan ze voor het opleidingstraject van deze werknemer geen terugbetaling meer krijgen in het kader van dit artikel en omgekeerd. De aanvraag waarvan het model bij het Secretariaat opleidingsfonds beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit : 1° het uniek ondernemingsnummer, [3 het nummer van de vestigingseenheid waaraan de werknemer verbonden is,]3 de identiteit/sociale benaming, het erkenningsnummer, de verblijfplaats/maatschappelijke zetel en het rekeningnummer van de onderneming; 2° voor elke goedgekeurde opleiding in het opleidingstraject : het nummer van de goedkeuring door de Minister, bedoeld in artikel 6bis, § 4; 3° voor elke goedgekeurde opleiding in het opleidingstraject : het bewijs van de opleidingskost; 4° voor elke goedgekeurde opleiding in het opleidingstraject : de benaming en de verstrekker van de goedgekeurde opleiding; 5° het bewijs dat het om een werknemer gaat bedoeld in artikel 2bis van het voornoemde besluit van 12 december 2001; 6° het bewijs dat de onderneming voor deze opleiding nog geen terugbetaling heeft bekomen in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter; 7° het bewijs dat deze werknemer een opleidingstraject van minimum 9 uren gevolgd heeft in de eerste 3 maanden na indiensttreding. Worden inzonderheid beschouwd als de nodige bewijsstukken bedoeld in het vorige lid : 1° voor elke goedgekeurde opleiding in het opleidingstraject : de factuur van de externe opleider en een door de dienstencheque-werknemer ondertekende aanwezigheidslijst, met [4 naam, voornaam en]4 [2 , vermelding van het rijksregisternummer van die laatste,]2 naam van de opleiding, naam van de externe opleider, datum en begin- en einduur van de opleiding; 2° een kopie van het attest bedoeld in artikel 2bis van het voornoemde koninklijk besluit van 12 december 2001; 3° een verklaring dat de onderneming voor deze opleiding nog geen terugbetaling heeft bekomen in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter; 4° een verklaring met vermelding van de datum van indiensttreding van de werknemer en van de datum waarop het opleidingstraject van minimum 9 uren of minimum 18 uren werd beëindigd. § 2. De aanvraag bedoeld in § 1 moet ten laatste ingediend worden op 30 juni van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin het opleidingstraject afloopt. [4 De erkende onderneming bewaart op de maatschappelijke zetel de originele exemplaren van de documenten zoals vermeld in § 1 gedurende een periode van 5 jaar vanaf de datum van indiening van haar aanvraag.]4 Indien het Secretariaat opleidingsfonds bij verificatie van de aanvraag vaststelt dat het aanvraagdossier onvolledig is deelt het dit mee in een [4 e-mail]4 aan de erkende onderneming. De erkende onderneming dient haar aanvraag te vervolledigen binnen de twee maanden die volgen op de verzending van voornoemde [4 e-mail]4.]1 [4 § 3. Het bestuur is verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens van de werknemers en de opleiders die ze ontvangt in het kader van de terugbetalingsaanvragen. Het bestuur bewaart de stukken zoals bedoeld in paragraaf 1 gedurende 10 jaar en vernietigt ze na afloop van die periode.]4
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-10-10/07, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(2)<BESL 2015-10-29/03, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
(3)<BESL 2017-03-23/15, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(4)<BESL 2021-10-21/26, art. 7, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2021>
Art. 6quater_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST TOEKOMSTIG RECHT. ----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-10-10/07, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(2)<BESL 2015-10-29/03, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
(3)<BESL 2017-03-23/15, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(4)<BESL 2021-10-21/26, art. 7, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2021>
(5)<BESL 2021-10-21/26, art. 7,4°, 016; Inwerkingtreding : 30-03-2022>
Art. 6quater_WAALS_GEWEST. [1 § 1. Voor de opleiding van een werknemer bedoeld in artikel 2bis van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques kan de onderneming een afzonderlijke aanvraag tot terugbetaling indienen. [4 ...]4 De aanvraag tot terugbetaling, bedoeld in het eerste lid, kan slechts ingediend worden nadat de werknemer een opleidingstraject van minimum 9 uren heeft gevolgd in de eerste 3 maanden na zijn indiensttreding. Per werknemer kan er slechts één aanvraag worden ingediend. Voor dit opleidingstraject komen enkel de goedgekeurde externe opleidingen bedoeld in artikel 6bis in aanmerking. De terugbetaling bedraagt 150 euro per werknemer die een opleidingstraject van minimum 9 uren heeft gevolgd en 350 euro per werknemer die een opleidingstraject van minimum 18 uren heeft gevolgd. Dit bedrag wordt verrekend op het globale budget van het kalenderjaar waarin de dienstencheque-werknemer de opleiding beëindigt en wordt dus niet verrekend op het maximum recht van de onderneming bedoeld in artikel 8. Indien een onderneming voor de opleiding van een werknemer bedoeld in het eerste lid, voor een of meerdere opleidingen van het opleidingstraject van deze werknemer, reeds een terugbetaling heeft gekregen in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter, kan ze voor het opleidingstraject van deze werknemer geen terugbetaling meer krijgen in het kader van dit artikel en omgekeerd. De aanvraag waarvan het model bij [2 FOREm]2 beschikbaar is, bevat een dossier dat bestaat uit : 1° het uniek ondernemingsnummer, de identiteit/sociale benaming, het erkenningsnummer, de verblijfplaats/maatschappelijke zetel en het rekeningnummer van de onderneming; 2° voor elke goedgekeurde opleiding in het opleidingstraject : het nummer van de goedkeuring door de Minister, bedoeld in artikel 6bis, § 4; 3° voor elke goedgekeurde opleiding in het opleidingstraject : het bewijs van de opleidingskost; 4° voor elke goedgekeurde opleiding in het opleidingstraject : de benaming en de verstrekker van de goedgekeurde opleiding; 5° het bewijs dat het om een werknemer gaat bedoeld in artikel 2bis van het voornoemde besluit van 12 december 2001; 6° het bewijs dat de onderneming voor deze opleiding nog geen terugbetaling heeft bekomen in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter; 7° het bewijs dat deze werknemer een opleidingstraject van minimum 9 uren gevolgd heeft in de eerste 3 maanden na indiensttreding. Worden inzonderheid beschouwd als de nodige bewijsstukken bedoeld in het vorige lid : 1° voor elke goedgekeurde opleiding in het opleidingstraject : de factuur van de externe opleider en een door de dienstencheque-werknemer ondertekende aanwezigheidslijst, met [3 naam, voornaam en vermelding van het rijksregisternummer van die laatste]3 naam van de opleiding, naam van de externe opleider, datum en begin- en einduur van de opleiding; 2° een kopie van het attest bedoeld in artikel 2bis van het voornoemde koninklijk besluit van 12 december 2001; 3° een verklaring dat de onderneming voor deze opleiding nog geen terugbetaling heeft bekomen in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter; 4° een verklaring met vermelding van de datum van indiensttreding van de werknemer en van de datum waarop het opleidingstraject van minimum 9 uren of minimum 18 uren werd beëindigd. § 2. De aanvraag bedoeld in § 1 moet ten laatste ingediend worden op [3 31 maart]3 van het kalenderjaar dat volgt op het kalenderjaar waarin het opleidingstraject afloopt. Indien [2 FOREm]2 bij verificatie van de aanvraag vaststelt dat het aanvraagdossier onvolledig is deelt het dit mee in een brief aan de erkende onderneming. De erkende onderneming dient haar aanvraag te vervolledigen binnen de twee maanden die volgen op de verzending van voornoemde brief.]1 [2 Als "FOREm" de ontbrekende stukken niet krijgt binnen een termijn van twee maanden, deelt "FOREm" de onderneming mee dat haar aanvraag geen gevolg krijgt.]2 [3 § 3. De FOREm is verantwoordelijk voor de verwerking van de persoonsgegevens van de werknemers en opleiders die in het kader van terugbetalingsaanvragen ontvangen worden. De FOREm zorgt voor de naleving van de rechten van de personen als bedoeld in artikelen 12 tot 22 van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming). De FOREm bewaart de in § 1 bedoelde stukken gedurende tien jaar en vernietigt die vervolgens.]3
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2013-10-10/07, art. 5, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(2)<BWG 2015-09-03/02, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
(3)<BWG 2019-05-09/26, art. 18, 012; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
(4)<BWG 2022-11-09/02, art. 13, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.7.[1 Indien een erkende onderneming de terugbetaling van de lonen en de sociale bijdragen gevraagd heeft in het kader van het betaald educatief verlof bedoeld in hoofdstuk 4, afdeling 6, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en zijn uitvoeringsbesluiten kan ze voor deze kosten geen terugbetaling vragen [2 in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter]2.
[2 Indien een erkende onderneming reeds tussenkomsten ontvangt voor de opleiding van een dienstencheque-werknemer via andere instanties of organismen, privaat of publiek, kan ze voor deze kosten evenmin een terugbetaling vragen in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter.]2 ]1
[2 Indien een erkende onderneming reeds tussenkomsten ontvangt voor de opleiding van een dienstencheque-werknemer via andere instanties of organismen, privaat of publiek, met uitzondering van een cofinanciering door een sectoraal opleidingsfonds, wordt het terug te betalen bedrag in toepassing van artikel 6quater verminderd met de reeds ontvangen tussenkomst.]2
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
Art. 7_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Indien een erkende onderneming de terugbetaling van de lonen en de sociale bijdragen gevraagd heeft in het kader van het betaald educatief verlof bedoeld in hoofdstuk 4, afdeling 6, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en zijn uitvoeringsbesluiten kan ze voor deze kosten geen terugbetaling vragen [2 in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter]2. [2 Indien een erkende onderneming reeds tussenkomsten ontvangt voor de opleiding van een dienstencheque-werknemer via andere instanties of organismen, privaat of publiek, kan ze voor deze kosten evenmin een terugbetaling vragen in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter.]2 ]1 [2 Indien een erkende onderneming reeds tussenkomsten ontvangt voor de opleiding van een dienstencheque-werknemer via andere instanties of organismen, privaat of publiek, [3 ...]3 wordt het terug te betalen bedrag in toepassing van artikel 6quater verminderd met de reeds ontvangen tussenkomst.]2
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<BESL 2017-03-23/15, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 7_VLAAMS_GEWEST. [1 Indien een erkende onderneming de terugbetaling van de lonen en de sociale bijdragen gevraagd heeft in het kader van het betaald educatief verlof bedoeld in hoofdstuk 4, afdeling 6, van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen en zijn uitvoeringsbesluiten kan ze voor deze kosten geen terugbetaling vragen [2 in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter]2. [2 Indien een erkende onderneming reeds tussenkomsten ontvangt voor de opleiding van een dienstencheque-werknemer via andere instanties of organismen, privaat of publiek, kan ze voor deze kosten evenmin een terugbetaling vragen in toepassing van artikel 6 of artikel 6ter.]2 ]1 [3 ...]3
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 6, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<BVR 2015-12-18/81, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.8.§ 1. Een erkende onderneming kan enkel de terugbetaling bekomen van opleidingskosten gemaakt tijdens een periode waarin haar erkenning, bedoeld in hoofdstuk IIbis van het voornoemde besluit van 12 december 2001, niet [2 ...]2 ingetrokken was.
[1 § 2. Het maximum recht op terugbetaling voor opleidingkosten van een bepaald kalenderjaar voor een erkende onderneming [2 voor een terugbetaling bedoeld in artikel 6 of artikel 6ter]2 wordt als volgt berekend.
Elke onderneming die een erkenning krijgt in het kader van de dienstencheques in de loop van dit kalenderjaar krijgt een maximum recht op terugbetaling toegekend dat :
- 1.000 EUR bedraagt indien deze erkenning wordt toegekend in de loop van het eerste kwartaal van dit kalenderjaar;
- 750 EUR bedraagt indien deze erkenning wordt toegekend in de loop van het tweede kwartaal van dit kalenderjaar;
- 500 EUR bedraagt indien deze erkenning wordt toegekend in de loop van het derde kwartaal van dit kalenderjaar;
- 250 EUR bedraagt indien deze erkenning wordt toegekend in de loop van het vierde kwartaal van dit kalenderjaar.
Voor elke onderneming die in het voorgaande kalenderjaar over een erkenning in het kader van de dienstencheques beschikte, bedraagt het maximum recht op terugbetaling minstens 1.000 EUR.
Het voor dat kalenderjaar beschikbare budget wordt verminderd met een schatting van de kost bedoeld in het tweede lid, op basis van het aantal erkende ondernemingen in het vorige kalenderjaar, en met de kost bedoeld in het vorige lid.
Vervolgens wordt het resterende gedeelte van het voor dat kalenderjaar beschikbare budget als volgt verdeeld.
Voor elke erkende onderneming die in het voorgaande kalenderjaar over een erkenning in het kader van de dienstencheques beschikte wordt volgende berekening gemaakt :
a x b/c
a = het voor dat kalenderjaar beschikbare budget betreffende het opleidingsfonds dienstencheques, bedoeld in artikel 9bis, § 2, van de wet;
b = het aantal door het uitgiftebedrijf aan de erkende onderneming betaalde dienstencheques in het vorig kalenderjaar;
c = het totaal aantal door het uitgiftebedrijf betaalde dienstencheques in het vorig kalenderjaar.
Voor de erkende ondernemingen waarvoor de uitkomst van deze berekening minder is dan of gelijk is aan 1.000 EUR, wordt het maximum recht op terugbetaling beperkt tot de reeds toegekende 1.000 EUR, bedoeld in het derde lid.
De erkende ondernemingen waarvoor de uitkomst van deze berekening meer is dan 1.000 EUR, hebben bovenop de reeds toegekende 1.000 EUR recht op een bijkomend bedrag, als volgt berekend :
d x b/e
d = het voor dat kalenderjaar beschikbare budget betreffende het opleidingsfonds dienstencheques, bedoeld in artikel 9bis, § 2, van de wet, verminderd met het reeds toegekende gedeelte van dat budget, zoals bedoeld in het vierde lid;
b = het aantal door het uitgiftebedrijf aan de erkende onderneming betaalde dienstencheques in het vorig kalenderjaar;
e = het totaal aantal door het uitgiftebedrijf betaalde dienstencheques in het vorig kalenderjaar verminderd met het totaal aantal door het uitgiftebedrijf betaalde dienstencheques in het vorig kalenderjaar aan de ondernemingen bedoeld in het vorige lid.]1
§ 3. Als de door een erkende onderneming ingediende aanvragen voor een bepaald kalenderjaar het bedrag bedoeld in § 2 overschrijden, dan wordt bij de aanvraag die dit bedrag overschrijdt de terugbetaling beperkt tot het saldo van dit bedrag.
§ 4. De RVA bezorgt de nodige gegevens voor de berekening bedoeld in § 2 aan het Secretariaat opleidingsfonds.
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
Art. 8_VLAAMS_GEWEST. § 1. Een erkende onderneming kan enkel de terugbetaling bekomen van opleidingskosten gemaakt tijdens een periode waarin haar erkenning, bedoeld in hoofdstuk IIbis van het voornoemde besluit van 12 december 2001, niet [2 ...]2 ingetrokken was. [1 § 2. Het maximum recht op terugbetaling voor opleidingkosten van een bepaald kalenderjaar voor een erkende onderneming [2 voor een terugbetaling bedoeld in artikel 6 of artikel 6ter]2 wordt als volgt berekend. Elke onderneming die een erkenning krijgt in het kader van de dienstencheques in de loop van dit kalenderjaar krijgt een maximum recht op terugbetaling toegekend dat : - 1.000 EUR bedraagt indien deze erkenning wordt toegekend in de loop van het eerste kwartaal van dit kalenderjaar; - 750 EUR bedraagt indien deze erkenning wordt toegekend in de loop van het tweede kwartaal van dit kalenderjaar; - 500 EUR bedraagt indien deze erkenning wordt toegekend in de loop van het derde kwartaal van dit kalenderjaar; - 250 EUR bedraagt indien deze erkenning wordt toegekend in de loop van het vierde kwartaal van dit kalenderjaar. [3 Een erkende onderneming, die de erkenning in het kader van de dienstencheques heeft verkregen in de loop van een van de voorgaande kalenderjaren, kan opleidingskosten terugbetaald krijgen als het uitgiftebedrijf in het vorige kalenderjaar minstens tweeduizend dienstencheques aan de erkende onderneming uitbetaald heeft voor rekening van het Vlaamse Gewest.]3 Het voor dat kalenderjaar beschikbare budget wordt verminderd met een schatting van de kost bedoeld in het tweede lid, op basis van het aantal erkende ondernemingen in het vorige kalenderjaar [3 ...]3. Vervolgens wordt het resterende gedeelte van het voor dat kalenderjaar beschikbare budget als volgt verdeeld. [3 Voor elke erkende onderneming die in het vorige kalenderjaar over een erkenning in het kader van de dienstencheques beschikte en waarvoor het uitgiftebedrijf in het vorige kalenderjaar minstens tweeduizend dienstencheques heeft uitbetaald voor rekening van het Vlaamse Gewest, wordt de volgende berekening gemaakt : a x b/c waarbij : a = het aan het departement toegekende budget dat voor dat kalenderjaar beschikbaar is voor het opleidingsfonds dienstencheques; b = het aantal dienstencheques dat het uitgiftebedrijf in het vorige kalenderjaar aan de erkende onderneming uitbetaald heeft; c = het totale aantal dienstencheques dat het uitgiftebedrijf in het vorige kalenderjaar uitbetaald heeft verminderd met het totale aantal dienstencheques dat het uitgiftebedrijf in het vorige kalenderjaar uitbetaald heeft aan de ondernemingen waarvoor minder dan tweeduizend dienstencheques werden uitbetaald.]3 [3 ...]3 [3 ...]3]1 § 3. Als de door een erkende onderneming ingediende aanvragen voor een bepaald kalenderjaar het bedrag bedoeld in § 2 overschrijden, dan wordt bij de aanvraag die dit bedrag overschrijdt de terugbetaling beperkt tot het saldo van dit bedrag. § 4. [3 Het uitgiftebedrijf]3 bezorgt de nodige gegevens voor de berekening bedoeld in § 2 aan het Secretariaat opleidingsfonds. ----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<BVR 2017-05-05/13, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 8_WAALS_GEWEST. § 1. Een erkende onderneming kan enkel de terugbetaling bekomen van opleidingskosten gemaakt tijdens een periode waarin haar erkenning, bedoeld in hoofdstuk IIbis van het voornoemde besluit van 12 december 2001, niet [2 ...]2 ingetrokken was. [1 § 2.[4 Wat betreft de terugbetaling van de in de artikelen 6 en 6ter bedoelde opleidingskosten, wordt het maximumbedrag waarop de in het Waalse Gewest erkende onderneming recht heeft voor een kalenderjaar berekend als volgt: a x b/c a = het voor dat kalenderjaar beschikbare budget betreffende het opleidingsfonds dienstencheques, bedoeld in artikel 9bis, § 2, van de wet; b = het aantal dienstencheques betaald voor rekening van het Waalse Gewest door het uitgiftebedrijf aan de erkende onderneming in het vorig kalenderjaar b = het aantal dienstencheques betaald voor rekening van het Waalse Gewest aan het uitgiftebedrijf in het vorig kalenderjaar. Elke onderneming die tijdens dat kalenderjaar in het kader van de dienstencheques een erkenning van het Waalse Gewest ontvangt, heeft voor de opleidingskosten van haar werknemers betreffende dit kalenderjaar en voor het geheel van de inrichtingseenheden gelegen in het Waalse Gewest recht op een terugbetaling van hoogstens: - 1.000 euro indien de erkenning tijdens het eerste kwartaal van dit kalenderjaar wordt toegekend; - 750 euro indien de erkenning tijdens het tweede kwartaal van dit kalenderjaar wordt toegekend; - 500 euro indien de erkenning tijdens het derde kwartaal van dit kalenderjaar wordt toegekend; - 250 euro indien de erkenning tijdens het vierde kwartaal van dit kalenderjaar wordt toegekend. ]4 § 3. Als de door een erkende onderneming ingediende aanvragen voor een bepaald kalenderjaar het bedrag bedoeld in § 2 overschrijden, dan wordt bij de aanvraag die dit bedrag overschrijdt de terugbetaling beperkt tot het saldo van dit bedrag. § 4. [3 ...]3
[4 § 5. Onverminderd het opleggen van een eventuele administratieve geldboete en de terugvordering van de onrechtmatig ontvangen bedragen wordt de erkende onderneming die een terugbetalingsaanvraag voor haar opleidingskosten voor één of meerder werknemers aan de "Forem" richt en die voor dezelfde periode en dezelfde werknemers een gelijke aanvraag voor dezelfde opleiding indient bij de instelling bevoegd voor de terugbetaling van die opleidingskosten in het Vlaamse Gewest of in het Waalse Gewest, het terugbetalingsbedrag bedoeld in dit artikel ontzegd tijdens het jaar volgend op het jaar van de gemotiveerde ontzeggingsbeslissing van de "Forem".]4
----------
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<BWG 2015-09-03/02, art. 9, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
(4)<BWG 2016-12-01/18, art. 29, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 8_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.[1 § 1. Een erkende onderneming kan enkel de terugbetaling verkrijgen van opleidingskosten gemaakt tijdens een periode waarin haar erkenning, bedoeld in hoofdstuk IIbis van het voornoemde koninklijk besluit van 12 december 2001, niet ingetrokken was, en op voorwaarde dat ze kan aantonen dat ze ten minste 2000 dienstencheques heeft ingediend bij het bevoegde uitgiftebedrijf in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gedurende het kalenderjaar dat voorafging aan het kalenderjaar van de berekening van haar budget. Als dat niet het geval is, zal het erkende bedrijf van het bestuur geen enkel budget ontvangen.
[2 De kennisgeving, door het bestuur, van de aan de erkende ondernemingen toegekende budgetten vindt uitsluitend via elektronische weg plaats.]2
§ 2. Het maximale recht op terugbetaling voor de opleidingskosten van een bepaald kalenderjaar voor een erkende onderneming, dat in het voorgaande kalenderjaar over een erkenning beschikte in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, voor een terugbetaling zoals bedoeld in artikel 6 of artikel 6ter wordt als volgt berekend:
a x b/c
a = het voor dat kalenderjaar beschikbare budget voor het opleidingsfonds dienstencheques, bedoeld in artikel 9bis, § 2, van de wet. De bedragen die niet werden toegekend aan de erkende bedrijven die het minimaal aantal vereiste dienstencheques niet hebben ingediend, worden opgenomen in het beschikbare budget;
b = het aantal door het uitgiftebedrijf aan de erkende onderneming betaalde dienstencheques in het vorige kalenderjaar;
c = het totale aantal door het uitgiftebedrijf betaalde dienstencheques in het vorige kalenderjaar, waarvan het totale aantal dienstencheques wordt afgetrokken dat is ingediend door de erkende bedrijven die niet het minimale aantal vereiste dienstencheques hebben bereikt.
Elke onderneming die in de loop van dit kalenderjaar en in het kader van de dienstencheques in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een erkenning krijgt, ontvangt een maximaal recht op terugbetaling, dat:
- [3 1.250]3 EUR bedraagt als deze erkenning wordt toegekend in de loop van het eerste kwartaal van dit kalenderjaar;
- [3 1.000]3 EUR bedraagt als deze erkenning wordt toegekend in de loop van het tweede kwartaal van dit kalenderjaar;
- [3 750]3 EUR bedraagt als deze erkenning wordt toegekend in de loop van het derde kwartaal van dit kalenderjaar;
- [3 500]3 EUR bedraagt indien deze erkenning wordt toegekend in de loop van het vierde kwartaal van dit kalenderjaar.
Dit maximale recht op terugbetaling wordt toegekend aan een onderneming die erkend is in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
§ 3. Als de door een erkende onderneming ingediende aanvragen voor een bepaald kalenderjaar het bedrag bedoeld in § 2 overschrijden, wordt de terugbetaling tot dit bedrag beperkt voor de aanvraag die de overschrijding veroorzaakt.
§ 4. Onverminderd de verplichting om zijn personeel te vormen, het opleggen van een eventuele administratieve boete en de terugvordering van de ten onrechte ontvangen bedragen, wordt het erkende bedrijf dat een aanvraag voor een terugbetaling van de opleidingskosten voor een of meer werknemers indient bij het in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bevoegde Secretariaat opleidingsfonds, tijdens het jaar dat volgt op de gemotiveerde inhoudingsbeslissing van het bestuur uitgesloten van het budget waarin dit artikel voorziet, als het een identieke aanvraag betreffende dezelfde opleiding, dezelfde periode en dezelfde werknemers indient bij het orgaan dat bevoegd is voor de terugbetaling van deze opleidingskosten in het Vlaams en/of Waals Gewest, en/of op sectorniveau.]1
----------
(1)<BESL 2017-03-23/15, art. 10, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BESL 2021-10-21/26, art. 8,1°, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2021>
(3)<BESL 2021-10-21/26, art. 8,2°, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.9.[1 Na verificatie van de aanvraag bedoeld in [2 artikel 6, artikel 6ter of artikel 6quater]2 en na verificatie of het maximum recht op terugbetaling voor opleidingskosten van een bepaald kalenderjaar voor de erkende onderneming niet is overschreden [2 voor een terugbetaling bedoeld in artikel 6 of artikel 6ter]2 , bezorgt het Secretariaat opleidingsfonds de gegevens van de erkende onderneming aan de RVA, die binnen de maand overgaat tot de terugbetaling aan de erkende onderneming voor zover het globaal aan de RVA toegekende budget inzake het opleidingsfonds dienstencheques voor het desbetreffende kalenderjaar niet is overschreden.]1
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
Art. 9_VLAAMS_GEWEST. [1 Na verificatie van de aanvraag bedoeld in [2 artikel 6, [3 of artikel 6ter]3]2 en na verificatie of het maximum recht op terugbetaling voor opleidingskosten van een bepaald kalenderjaar voor de erkende onderneming niet is overschreden [2 voor een terugbetaling bedoeld in artikel 6 of artikel 6ter]2 , [4 gaat het departement binnen de maand over]4 tot de terugbetaling aan de erkende onderneming voor zover het globaal aan [3 het departement]3 toegekende budget inzake het opleidingsfonds dienstencheques voor het desbetreffende kalenderjaar niet is overschreden.]1
----------
(1)<KB 2009-07-22/02, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
(2)<KB 2013-10-10/07, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 01-10-2013>
(3)<BVR 2015-12-18/81, art. 24, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
(4)<BVR 2017-05-05/13, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 9_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Na verificatie van de aanvraag bedoeld in artikel 6, artikel 6ter of artikel 6quater en na verificatie of het maximum recht op terugbetaling voor opleidingskosten van een bepaald kalenderjaar voor de erkende onderneming niet is overschreden voor een terugbetaling bedoeld in artikel 6 of artikel 6ter, gaat het Secretariaat opleidingsfonds [2 voor zover het globale budget met betrekking tot het Opleidingsfonds dienstencheques voor het kalenderjaar niet overschreden is]2 over tot de terugbetaling aan de erkende onderneming.]1 ----------
(1)<BESL 2015-10-29/03, art. 8, 006; Inwerkingtreding : 01-11-2015>
(2)<BESL 2017-03-23/15, art. 11, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 9_WAALS_GEWEST. [2 § 1.]2 [1 Na verificatie van de aanvraag bedoeld in artikel 6, artikel 6ter of artikel 6quater en na verificatie of het maximum recht op terugbetaling voor opleidingskosten van een bepaald kalenderjaar voor de erkende onderneming niet is overschreden voor een terugbetaling bedoeld in artikel 6 of artikel 6ter gaat FOREm binnen de maand overgaat tot de terugbetaling aan de erkende onderneming [2 ...]2.]1 [2 § 2. In geval van onvoldoende begrotingskredieten wordt voorrang gegeven aan aanvragen die op grond van artikel 6 of 6ter en vervolgens aan aanvragen die op grond van artikel 6quater ingediend worden. Onder de aanvragen die op grond van eenzelfde artikel ingediend worden, wordt voorrang gegeven aan de dossiers in de chronologische volgorde waarin zij bij de FOREm ingediend zijn.]2
----------
(1)<BWG 2015-09-03/02, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
(2)<BWG 2019-05-09/26, art. 19, 012; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
Art. 9bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 § 1. Als de erkende onderneming de resterende verhoging wil genieten, die overeenstemt met 2% van 27% van de som van de aanschafprijs van de dienstencheque en de daaraan gekoppelde tegemoetkoming, bedoeld in artikel 8, § 1, derde lid van het koninklijk besluit van 12 december 2001 betreffende de dienstencheques, bezorgt ze [2 uitsluitend via elektronische weg]2 een vormingsplan aangepast aan de behoeften van de personeelsleden die dienstenchequewerknemers zijn aan het Secretariaat opleidingsfonds. § 2. Het Secretariaat opleidingsfonds bevestigt [2 via elektronische weg]2 de ontvangst van dit plan en bezorgt het ter goedkeuring aan de Commissie opleidingsfonds dienstencheques. § 3. Binnen de twee maanden nadat ze het dossier ontvangt, spreekt de Commissie opleidingsfonds dienstencheques er zich over uit. Het Secretariaat opleidingsfonds deelt de beslissing van de Commissie [2 via elektronische weg]2 mee aan de administratie. § 4. Als de Commissie op 31 december van het jaar waarin de erkende onderneming het plan heeft ingediend, geen beslissing heeft genomen, is het goedgekeurd.]1 [2 § 5. Wanneer de geldigheid van het opleidingsplan zoals bedoeld in paragraaf 1 is verstreken of wanneer de erkende onderneming het opleidingsplan heeft uitgevoerd en deze erkende onderneming een nieuw opleidingsplan indient, voegt de onderneming bij dit opleidingsplan een zelfevaluatie betreffende elk jaar van het vorige opleidingsplan, met vermelding van: 1° de redenen waarom zij beschouwt, of niet, haar opleidingsverplichtingen in acht te hebben genomen en het opleidingsplan te hebben uitgevoerd zoals het aanvankelijk was opgesteld; 2° het aantal werknemers die tijdens het betrokken jaar werden aangeworven en die de opleidingen hebben kunnen volgen waarin het plan voorziet, het aantal werknemers met een anciënniteit van meer dan 6 maanden binnen de erkende onderneming evenals het aantal voltijds equivalenten voor elk jaar waarop het opleidingsplan betrekking heeft; 3° de volgende elementen: - De titel van de opleiding, - Het aantal opleidingsuren, - In voorkomend geval, het goedkeuringsnummer van de opleiding, - De datum van de opleiding, - Het aantal werknemers aanwezig op iedere opleiding, - Het feit of een ander fonds al dan niet een toelage toekent.]2
----------
(1)<Ingevoegd bij BESL 2017-03-23/15, art. 12, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<BESL 2021-10-21/26, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2021>
Art.10.Jaarlijks zal er door de Commissie opleidingsfonds dienstencheques een evaluatie gemaakt worden van het opleidingsfonds dienstencheques, inzonderheid wat betreft de werking en de modaliteiten ervan en de opleidingen die wel of niet goedgekeurd worden. Deze evaluatie zal bezorgd worden aan de Ministerraad.
Art. 10_WAALS_GEWEST. [1 De administratie, wat betreft de al dan niet goedgekeurde opleidingen, en FOREm, wat betreft het opleidingsfonds dienstencheques, stellen jaarlijks een evaluatieverslag op dat ze aan de Minister en [2 aan de CESE Wallonië]2 mededelen. ]1
----------
(1)<BWG 2015-09-03/02, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
(2)<BWG 2019-05-09/26, art. 20, 012; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
Art. 10_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. Jaarlijks zal er door de Commissie opleidingsfonds dienstencheques een evaluatie gemaakt worden van het opleidingsfonds dienstencheques, inzonderheid wat betreft de werking en de modaliteiten ervan en de opleidingen die wel of niet goedgekeurd worden. Deze evaluatie zal bezorgd worden aan de [1 Minister]1.
----------
(1)<BESL 2017-03-23/15, art. 13, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 10bis. [1 De erkende onderneming verbindt er zich toe de bepalingen van dit besluit eerlijk na te leven.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2009-07-22/02, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2009>
Art. 10ter_WAALS_GEWEST. [1 De in dit besluit bedoelde termijnen zijn volle dagen. De dag van de akte die de aanvang van de termijn uitmaakt, is niet inbegrepen. De vervaldag wordt meegerekend in de termijn. Indien die dag evenwel een zater-, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag uitgesteld tot de eerstkomende werkdag. In afwijking van het beginsel verwoord in vorig lid worden de termijnen bepaald in dit besluit opgeschort tijdens de maanden juli en augustus.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2015-09-03/02, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 01-04-2015>
Art. 10ter_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 De in dit besluit bedoelde termijnen zijn kalenderdagen. De dag van de handeling die de aanvang van de termijn vormt, is niet inbegrepen. De vervaldag wordt in de termijn meegerekend. Als de vervaldag evenwel een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de vervaldag uitgesteld tot de eerstkomende werkdag.]1
----------
(1)<BESL 2017-03-23/15, art. 14, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art. 10quater_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST. [1 Bij afwijking van de artikelen 5, § 4, lid 5 en 6bis, § 4, lid 7, is de geldigheidsduur van 5 jaar van de goedkeuringsbeslissing niet van toepassing op volgende gevallen: 1° de opleidingen die zijn goedgekeurd op verzoek van erkende ondernemingen die hun erkenning als dienstenchequebedrijf hebben verloren, vervallen op de datum van verlies van de erkenning; 2° de opleidingen die zijn goedgekeurd door de commissie opleidingsfonds dienstencheques die is opgericht bij de federale overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, moeten vóór 31 december 2022 het voorwerp zijn van een aanvraag tot hernieuwing van deze goedkeuring. Bij gebreke vervallen ze op voornoemde datum. 3° de opleidingen die vóór de inwerkingtreding van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 21 oktober 2021 tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juni 2007 betreffende het opleidingsfonds dienstencheques zijn goedgekeurd door de commissie opleidingsfonds dienstencheques die is opgericht bij het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, moeten vóór 31 december 2023 het voorwerp zijn van een beslissing tot hernieuwing van deze goedkeuring. Bij gebreke vervallen ze op voornoemde datum.]1
----------
(1)<BESL 2021-10-21/26, art. 10, 016; Inwerkingtreding : 01-12-2021>
Art. 10quater_WAALSE_GEWEST. [1 In afwijking van artikel 6bis, § 6, lid 2, blijven de opleidingen die vóór 1 januari 2010 goedgekeurd zijn geldig tot 1 januari 2020.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BWG 2019-05-09/26, art. 21, 012; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
Art.11. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art. 12. Onze Minister van Werk is belast met de uitvoering van dit besluit.