22 FEBRUARI 2024. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot wijziging van het koninklijk besluit van 7 juni 2007 betreffende het opleidingsfonds dienstencheques
Art. 1-7
Artikel 1. In artikel 2, § 2, van het koninklijk besluit van 7 juni 2007 betreffende het opleidingsfonds dienstencheques worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° eerste lid wordt de bepaling onder 4° ingevoegd, luidende:
"4° tutoraat of coaching.".
2° paragraaf 2 wordt aangevuld met twee leden, luidende:
"Peterschap (mentorship) is een activiteit die een dienstenchequewerknemer van meer dan 50 jaar oud, die beschikken over minstens drie jaar relevante ervaring als werknemer bedoeld in artikel 3 van de wet van 20 juli 2001, de 'peter/mentor' genoemd, in staat stelt een andere dienstenchequewerknemer van dezelfde erkende onderneming, de 'mentee' genoemd, te ondersteunen bij de uitvoering van zijn taken of bij de begeleiding ervan.
In het kader van het peterschap voert de peter de volgende taken uit:
- opleidingen op het terrein, met inbegrip van de begeleiding van nieuwe huishoudhulpen;;
- individuele gesprekken in de zin van artikel 2, § 2, eerste lid, h, van de wet, om aan de werkgever eventuele problemen te melden in verband met de werkomstandigheden van de huishoudhulp op de werkplek, met name inzake de werklast of de uitrusting en producten die ter beschikking worden gesteld, met uitzondering van begeleiding die betrekking heeft op aangelegenheden die normaal bij het onthaal door de werkgever moeten worden besproken;
- bezoeken aan de plaats waar de prestaties worden geleverd'.
Het uurloon van de peter is vastgesteld op 20 euro bruto per uur, inclusief de socialezekerheidsbijdragen.".
Art.2. Artikel 3, eerste lid, van hetzelfde besluit, wordt aangevuld met de bepaling onder 4° :
"Wat het peterschap bedoeld in artikel 2, § 2 betreft:
- de loonkosten van de peter (mentor) van meer dan 50 jaar zijn vastgesteld op een vast tarief van 50 euro per uur.
- de loonkosten van de mentee tijdens de opleiding, inclusief socialezekerheidsbijdragen, worden forfaitair vastgesteld op 15,50 euro per uur.
- voor bezoeken aan de plaats van uitvoering van de prestaties is de vergoeding van de loonkosten vastgesteld op een vast bedrag van één uur voor mentors en mentees;
- voor individuele gesprekken is de vergoeding van de loonkosten vastgesteld op een vast bedrag van één uur voor de mentees en een halfuur voor mentoren.".
Art.3. Artikel 5 van hetzelde besluit wordt aangevuld met een paragraaf 6, luidende:
" § 6. De intrekking van de erkenning van de onderneming bedoeld in artikel 2, § 1, eerste lid, 6°, van de wet heeft van rechtswege de intrekking van de erkenning van de opleidingen bedoeld in artikel 2, § 2, tot gevolg.".
Art.4. In artikel 6 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° paragraaf 1, derde lid wordt aangevuld met een 4° dat als volgt luidt:
"4° voor een peterschap: een verklaring met het soort activiteiten, de datum, het begin- en eindtijdstip, de naam, de voornaam, het rijksregisternummer en de handtekening van de mentee, de naam, de voornaam, het rijksregisternummer en de handtekening van de mentor, evenals de wijziging van de arbeidsovereenkomst.".
2° wordt een paragraaf 2/1 ingevoegd, luidende:
" § 2/1. De in § 1, lid 4° bedoelde aanvraag moet worden ingediend uiterlijk de laatste dag van het kwartaal volgend op het kwartaal waarin de activiteit wordt uitgevoerd. De erkende onderneming bewaart op de maatschappelijke zetel de originele exemplaren van de documenten zoals bedoeld in § 1, lid 4° gedurende een periode van 5 jaar vanaf de datum van indiening van haar aanvraag.".
Art.5. Artikel 6quater, van hetzelfde besluit, wordt vervangen als volgt:
" § 1. De erkende onderneming kan de terugbetaling bekomen van de kosten verbonden aan de opleiding voorzien in artikel 2, § 2, m. van de wet van 20 juli 2001 Wet tot bevordering van buurtdiensten en -banen voor elke nieuwe werknemer die in de sector van de dienstencheques aan de slag gaat.
§ 2. Alleen erkende opleidingen, in de zin van dit besluit en overeenkomstig de voor elk van hen vastgestelde voorwaarden, komen in aanmerking voor de terugbetaling van de aan de opleiding verbonden kosten.".
Art.6. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2025.
Art. 7. De minister bevoegd voor Werk wordt belast met de uitvoering van dit besluit.