22 JULI 2019. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering tot vaststelling van de verdeling van de bevoegdheden tussen de ministers van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering
Art. 1-11
2019014591 2019015320 2019015322 2019015592 2019015716 2019015732 2019030861 2019030949 2019042782 2019042783 2020010392 2020015185 2020016159 2020016482 2020020607 2020020718 2020020827 2020030678 2020030707 2020030926 2020031081 2020040950 2020040952 2020041243 2020041363 2020041586 2020041735 2020041736 2020042058 2020042100 2020042127 2020042634 2020042886 2020044032 2020400001 2021020405 2021021077 2021022052 2021030430 2021030495 2021031939 2021031955 2021032841 2021032843 2021032891 2021032918 2021033396 2021034443 2021040519 2021040520 2021041827 2021041847 2021043134 2021043135 2021043136 2021043137 2021043138 2021043139 2021043140 2021043141 2021043654 2022021040 2022031498 2022032221 2022032536 2022032879 2022032944 2022040474 2022040475 2022040476 2022041683 2022042010 2022042601 2022043081 2023015146 2023020131 2023030989 2023030990 2023031346 2023040386 2023043309 2023043340 2023043810 2023048603 2024000190 2024000196 2024000614 2024000615 2024000693 2024000694 2024001832 2024001839 2024001840 2024001852 2024002602 2024002930 2024003015 2024003531 2024003534 2024006034 2024006145 2024006146 2024006150 2024006151 2024009911 2024009971 2024010348 2024011034
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit moet onder "bijzondere wet" worden verstaan de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, zoals gewijzigd.
Art.2. Dhr. Rudi Vervoort, Minister-President van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met territoriale ontwikkeling en stadsvernieuwing, toerisme, de promotie van het imago van Brussel en biculturele zaken van gewestelijk belang, is bevoegd voor:
1° de coördinatie van het beleid van de Regering;
2° het secretariaat en de kanselarij van de Regering;
3° de vertegenwoordiging bij het Overlegcomité Federale Regering - regeringen van gemeenschappen en gewesten, zoals omschreven in artikel 31, § 1, 5° van de wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, gewijzigd bij de wet van 16 juni 1989 houdende diverse institutionele hervormingen;
4° het veiligheids- en preventiebeleid, overeenkomstig artikel 4, § 2quater, 3° en 4° van de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten en artikel 11bis van de bijzondere wet, met inbegrip van de met de gemeenten gesloten veiligheidscontracten;
5° de ruimtelijke ordening, zoals omschreven in artikel 6, § 1, I, van de bijzondere wet, met inbegrip van de coördinatie, in het kader van de herwaardering van de kwetsbare wijken, van de wijkcontracten, de initiatiefwijken en de coördinatie van de desbetreffende Europese fondsen, met uitzondering van:
- stedenbouw, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, I, 1° van de bijzondere wet,
- monumenten en landschappen zoals bedoeld in artikel 6, § 1, I, 7° van de bijzondere wet;
6° het bezoldigd vervoer van personen zoals bedoeld in artikel 4, § 2, 2° van de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten, gewijzigd bij de wet van 21 augustus 1987;
7° de bepaling van de gerechtelijke procedure die van toepassing is in geval van onteigening ten algemenen nutte, overeenkomstig artikel 6quater van de bijzondere wet;
8° het beheer van de gebouwen van het Ministerie en de kabinetten;
9° het bepalen van de personen die gemachtigd zijn voor het authenticeren van de handelingen bedoeld in artikel 6quinquies van de bijzondere wet;
10° de Kerkfabrieken en de instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de erediensten;
11° de biculturele aangelegenheden van gewestelijk belang, overeenkomstig artikel 4bis, 3° van de bijzondere wet met betrekking tot de Brusselse instellingen;
12° het toerisme, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, VI, 9° van de bijzondere wet, met inbegrip van de vestigingsvoorwaarden inzake toerisme;
13° het nationaal en internationaal imago van Brussel;
14° het gelijkekansenbeleid;
15° huisvesting, zoals bepaald in artikel 6, § 1, IV, van de bijzondere wet.
Art.3. Mevrouw Elke Van den Brandt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met mobiliteit, openbare werken en verkeersveiligheid, is bevoegd voor:
1° de vertegenwoordiging bij het Overlegcomité Federale Regering - regeringen van gemeenschappen en gewesten, zoals omschreven in artikel 31, § 1, 5°, van de wet van 9 augustus 1980 tot hervorming der instellingen;
2° de openbare werken en het vervoer, zoals bepaald in artikel 6, § 1, X, van de bijzondere wet, met uitzondering van:
- de Haven van Brussel en
- het bezoldigd vervoer van personen zoals bedoeld in artikel 4, § 2, 2° van de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten, gewijzigd bij de wet van 21 augustus 1987;
3° het verkeersveiligheidsbeleid, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, XII van de bijzondere wet.
Art.4. Dhr. Alain Maron, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met klimaattransitie, leefmilieu, energie en participatieve democratie, is bevoegd voor:
1° leefmilieu en waterbeleid, zoals bepaald in artikel 6, § 1, II, van de bijzondere wet;
2° energie, zoals bepaald in artikel 6, § 1, VII, van de bijzondere wet;
3° landinrichting en natuurbehoud, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, III, van de bijzondere wet;
4° het landbouwbeleid, zoals bepaald in artikel 6, § 1, V, van de bijzondere wet;
5° de Haven van Brussel;
6° het ophalen en het verwerken van vuilnis, zoals bepaald in artikel 4, § 2, 1°, van de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten, gewijzigd bij de wet van 21 augustus 1987, met inbegrip, voor wat betreft de plaatselijke besturen, van het beheer van kredieten en acties inzake de reiniging van landschappen en plaatsen van bovengemeentelijk belang en het beheer van het aanvullend bijzonder krediet aan de gemeenten op grond van het specifiek programma voor de gemeenten inzake de openbare netheid en de initiatieven die hieruit voortvloeien;
7° economie, zoals bepaald in artikel 6, § 1, VI, van de bijzondere wet, met uitzondering van:
- de vestigingsvoorwaarden inzake toerisme en
- de buitenlandse handel, zoals bepaald in artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 3°, van de bijzondere wet;
- de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en de daaraan verbonden technologie, evenals van producten en technologieën voor tweeërlei gebruik, onverminderd de federale bevoegdheid inzake de in- en uitvoer met betrekking tot het leger en de politie, en mits naleving van de criteria die bepaald zijn door de Gedragscode van de Europese Unie inzake wapenuitvoer, zoals bepaald in artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 4°, van de bijzondere wet en;
- de toekenning van licenties voor de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie evenals van producten en technologieën voor tweeërlei gebruik, onverminderd de federale bevoegdheid inzake de in- en uitvoer met betrekking tot het leger en de politie, zoals bepaald in artikel 6, § 1, VI, laatste lid, 8°, van de bijzondere wet;
8° wetenschappelijk onderzoek, zoals bepaald in artikel 6bis van de bijzondere wet.
Art.5. De heer Sven Gatz, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met financiën, begroting, openbaar ambt, de promotie van meertaligheid en van het imago van Brussel, is bevoegd voor:
1° financiën en begroting, met inbegrip van de financiën en begroting met betrekking tot het geheel der agglomeratie-aangelegenheden bedoeld in artikel 53 van de bijzondere wet van 12 januari 1989 met betrekking tot de Brusselse instellingen;
2° het openbaar ambt;
3° de gewestelijke statistiek, met inbegrip van de vertegenwoordiging bij het INR, het NIS en het Agentschap voor patrimoniale informatie;
4° de biculturele aangelegenheden van gewestelijk belang, overeenkomstig artikel 4bis, 3° van de bijzondere wet met betrekking tot de Brusselse instellingen;
5° het nationaal en internationaal imago van Brussel;
6° de buitenlandse betrekkingen, de buitenlandse handel en de ontwikkelingssamenwerking, zoals bedoeld in artikel 6ter van de bijzondere wet;
7° stedenbouw en monumenten en landschappen, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, I, 1° en 7° van de bijzondere wet;
8° brandbestrijding en dringende medische hulp, zoals bepaald in artikel 4, § 2, 3° en 4°, van de wet van 26 juli 1971 houdende organisatie van de agglomeraties en de federaties van gemeenten, gewijzigd bij de wet van 21 augustus 1987;
9° de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en de daaraan verbonden technologie, evenals van producten en technologieën voor tweeërlei gebruik, onverminderd de federale bevoegdheid inzake de in- en uitvoer met betrekking tot het leger en de politie, en mits naleving van de criteria die bepaald zijn door de Gedragscode van de Europese Unie inzake wapenuitvoer, zoals bepaald in artikel 6, § 1, VI, eerste lid, 4°, van de bijzondere wet en;
10° de toekenning van licenties voor de in-, uit- en doorvoer van wapens, munitie en speciaal voor militair gebruik of voor ordehandhaving dienstig materieel en daaraan verbonden technologie evenals van producten en technologieën voor tweeërlei gebruik, onverminderd de federale bevoegdheid inzake de in- en uitvoer met betrekking tot het leger en de politie, zoals bepaald in artikel 6, § 1, VI, laatste lid, 8°, van de bijzondere wet.
Art.6. De heer Bernard Clerfayt, Minister van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering, belast met werk en beroepsopleiding, digitalisering en de plaatselijke besturen, is bevoegd voor:
1° het tewerkstellingsbeleid, zoals bepaald in artikel 6, § 1, IX, van de bijzondere wet;
2° de beroepsopleiding, overeenkomstig artikel 4bis, 2° van de bijzondere wet met betrekking tot de Brusselse instellingen;
3° de ondergeschikte besturen, het Gemeentefonds zoals omschreven in artikel 6, § 1, VIII, van de bijzondere wet, alsmede voor het toezicht, zoals bepaald in artikel 7 van dezelfde wet, met inbegrip van de stadswandelingen op gemeentelijke wegen, de gesubsidieerde werken, de coördinatie van de gemeentelijke activiteiten, het beheer van het Brussels gewestelijk herfinancieringsfonds van de gemeentelijke thesaurieën, met uitzondering van:
- de Kerkfabrieken en de instellingen belast met het beheer van de temporaliën van de erediensten;
4° de Commissie voor toegang tot bestuursdocumenten;
5° de financiering en subsidiëring van de gemeentelijke sportinfrastructuur, overeenkomstig artikel 4bis, 1° van de bijzondere wet met betrekking tot de Brusselse instellingen;
6° dierenwelzijn, zoals bedoeld in artikel 6, § 1, XI van de bijzondere wet;
7° de gewestelijke en gemeentelijke informatica en de digitalisering;
8° het beleid voor administratieve vereenvoudiging.
Art.7. De heer Rudi Vervoort en de heer Sven Gatz zijn samen bevoegd voor de promotie van het nationaal en internationaal imago van Brussel en de biculturele aangelegenheden van gewestelijk belang. Ze oefenen samen het toezicht op Visit.brussels uit, ieder in functie van zijn bevoegdheden.
Art.8. De heer Rudi Vervoort en de heer Alain Maron zijn samen bevoegd voor het uitoefenen van het toezicht op de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappij voor Brussel (Citydev), ieder in functie van zijn bevoegdheden.
Art.9. De ministers van de Regering worden, ieder voor wat hem of haar betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Art.10. Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 20 juli 2014 tot vaststelling van de bevoegdheden van de ministers wordt opgeheven.
Art. 11. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 18 juli 2019.