26 NOVEMBER 1991. - Ministerieel besluit houdende toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-06-1992 en tekstbijwerking tot 26-06-2024)
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. [1 - Bepalingen ter uitvoering van artikel 18 van het koninklijk besluit, betreffende het aantal van de uitbetalingsbureaus van de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen.]1
Art. 2-3
HOOFDSTUK III. - Bepalingen ter uitvoering van artikel 24 van het koninklijk besluit, betreffende de informatieopdracht van de uitbetalingsinstellingen.
Art. 4
HOOFDSTUK IIIbis. - (Ingevoegd bij <MB 1999-04-30/35, art. 3, Inwerkingtreding : 01-06-1999>) Bepalingen ter uitvoering van artikel 26bis van het koninklijk besluit, bevattende algemene bepalingen.
Art. 4bis
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 28 en 34 van het koninklijk besluit betreffende de vaststelling van het refertemaandloon.
Art. 5
HOOFDSTUK IVbis. [1 Bepalingen ter uitvoering van artikel 36, § 1/1, van het koninklijk besluit, betreffende de vaststelling van een lijst van diploma's en getuigschriften.]1
Art. 6
HOOFDSTUK V. - Bepalingen ter uitvoering van artikel 37 van het koninklijk besluit, betreffende de toelaatbaaheidsvoorwaarden.
Afdeling I. - Berekening van arbeidsdagen en gelijkgestelde dagen.
Onderafdeling I. - Algemene regelen.
Art. 7-8
Onderafdeling II. - Bijzondere regelen.
Art. 9-13
Afdeling II. - Voorwaarden waaronder de inhoudingen voor de sociale zekerheid geacht worden te zijn verricht en uitwerking van de regularisaties van bijdragen voor sociale zekerheid en van lonen.
Art. 14-17
HOOFDSTUK V. - Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 45, 46, 51 en 55 van het koninklijk besluit, betreffende de vereiste onvrijwillig zonder arbeid en zonder loon te zijn.
Afdeling I. - Zonder loon zijn.
Art. 18-20, 20/1, 21
Afdeling II. - Criteria van de passende dienstbetrekking.
Art. 22-32, 32bis, 32ter, 32quater
Afdeling III. - Procedure welke dient gevolgd te worden in geval van betwisting over de lichamelijke of mentale geschiktheid van de werknemer om een dienstbetrekking uit te oefenen.
Art. 33
HOOFDSTUK VII. - (Bepalingen genomen ter uitvoering van de artikelen 57, 58, 59, 59bis, 59quater en 59quinquies van het koninklijk besluit, betreffende de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt.) <MB 2004-07-05/30, art. 1, 065 ; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
Art. 34-38, 38bis
HOOFDSTUK VIII. - Bepalingen ter uitvoering van artikel 66 van het koninklijk besluit, betreffende de voorwaarden waaronder uitkeringen toegekend kunnen worden aan de werkloze die niet effectief in België verblijft.
Art. 39
HOOFDSTUK IX. - (Bepalingen ter uitvoering van artikel 71 van het koninklijk besluit, betreffende de aangifte en de controle van de werkloosheidsperiodes.) <MB 2006-03-05/37, art. 5, § 1, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
Art. 40-44, 44bis, 45-52, 52bis
HOOFDSTUK X. - (...) <MB 2006-03-05/37, art. 6, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
Art. 53, 53bis
HOOFDSTUK XI. - Bepalingen tot uitvoering van de artikelen 79 en 79bis van het koninklijk besluit, betreffende de tewerkstelling van werklozen door een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap. <MB 1994-08-04/30, art. 1, 020; Inwerkingtreding : onbepaald>
Art. 54
Art. 54 Duitstalige gemeenschap
Art. 55
Art. 55 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK XII. - Bepalingen ter uitvoering van artikel 81 en 82 van het koninklijk besluit, betreffende langdurige werkloosheid. <MB 1992-06-30/30, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992>
Art. 56-57
HOOFDSTUK XIII. - Bepalingen ter uitvoering van artikel 90 van het koninklijk besluit betreffende de vrijstelling voor de werkloze die zich in geen toestand bevindt die moeilijkheden veroorzaakt op sociaal en familiaal vlak.
Art. 58
HOOFDSTUK XIV. - Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 110, 119, 123 en 129 van het koninklijk besluit, betreffende het bedrag van de daguitkering.
Afdeling I. - De begrippen samenwonen, beroepsinkomen, vervangingsinkomen en pleegouders.
Art. 59-64
Afdeling II. - Het begrip gemiddeld dagloon.
Art. 65-69
Afdeling III. - Het begrip beroepsverleden als loontrekkende.
Art. 70
Afdeling IV. - [1 De begrippen "periode van werkhervatting", "dagen van onderbreking van de tewerkstelling" en "arbeidsdagen of gelijkgestelde dagen in het hotelbedrijf"]1
Art. 71
Afdeling V. - Het begrip gemiddeld dagloon voor de minder-valide werknemer. (opgeheven) <MB 2003-04-08/48, art. 2, 064; Inwerkingtreding : 01-04-2003>
Art. 72-73
Afdeling VI. - Voorwaarden en modaliteiten waaronder bepaalde categorieën van werknemers van een anciënniteitstoeslag kunnen genieten. (Opgeheven) <MB 2009-01-12/31, art. 4, 088; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
Art. 74-75
HOOFDSTUK XIVbis. <Ingevoegd bij MB 1993-05-27/30, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 01-06-1993> - Bepalingen ter uitvoering van artikel 131bis van het koninklijk besluit betreffende de berekening van de inkomensgarantie-uitkering.
Art. 75bis, 75ter, 75quater
HOOFDSTUK XV. - Bepalingen ter uitvoering van artikel 132 van het koninklijk besluit, betreffende de overgang van een uitbetalingsinstelling naar een ndere.
Art. 76-82
HOOFDSTUK XVI. - Bepalingen ter uitvoering van artikel 137 van het koninklijk besluit, betreffende het gebruik van het " bewijs van tijdelijke werkloosheid ".
Art. 83-86, 86bis
HOOFDSTUK XVII. - Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 138, 142 en 147 van het koninklijk besluit, betreffende de uitkeringsaanvraag, de aangifte van een wijzigende gebeurtenis, de bevoegde directeur en de datum vanaf dewelke het recht op uitkeringen wordt toegekend.
Art. 87-89, 89bis, 90-96
HOOFDSTUK XVIIbis. - (Bepalingen ter uitvoering van artikel 164 van het koninklijk besluit, betreffende de verificatie van de uitgaven). <MB 1999-01-27/31, art. 1; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art. 96bis
HOOFDSTUK XVIII. - Slotbepalingen.
Art. 97-98
BIJLAGE.
Art. N
1964060401 1987012460 1987012786 1989012073 1989012184 1989012209
1993012282 1994012087 1994012654 1994012805 1994912974 1995012175 1995012332 1995012455 1995912861 1996012273 1996012642 1996012912 1996912882 1997012029 1997012118 1997012451 1997012486 1997012489 1997012632 1997012692 1997012921 1998012425 1998012655 1999012055 1999012199 1999012227 1999012231 1999012356 1999012357 1999012361 1999012480 1999012500 2000012557 2000012911 2001012368 2001012573 2001012877 2001013124 2002012017 2002012078 2002012694 2002012831 2002013449 2003012029 2003012195 2003200070 2003200491 2003200954 2004202461 2004202650 2004202911 2005000609 2005012129 2005012678 2005201407 2005201603 2005203205 2006012066 2006012169 2006012386 2006012450 2006012451 2006200686 2007012342 2007200420 2007200717 2007201354 2007201954 2007201956 2008012495 2008012847 2008013090 2009012012 2009205505 2010205074 2011204550 2011206469 2011206470 2012204339 2012204340 2013012149 2013203315 2013204683 2014200766 2014203752 2014205169 2014207711 2015012170 2015204281 2016200360 2016203687 2017013052 2017200113 2017203205 2017203579 2017205087 2017205462 2019202519 2019202868 2020201678 2021031887 2022201910 2022203384 2022204435 2022205218 2023202601 2023202821 2023204473 2024202460 2024203028 2024203551
HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° het koninklijk besluit : het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
2° de Minister : de Minister tot wiens bevoegdheid de werkloosheidsreglementering behoort;
3° de Rijksdienst : de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening opgericht bij artikel 7 van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
4° het beheerscomité : het beheerscomité voor de Rijksdienst;
5° het advies van het beheerscomité : het advies waarvan sprake is in artikel 15 van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg;
6° de directeur : de directeur van het werkloosheidsbureau of de ambtenaren die door de administrateur-generaal van de Rijksdienst zijn aangegeven;
7° volledig werkloze :
a) de werkloze die niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst;
b) de deeltijdse werknemer bedoeld in artikel 29 van het koninklijk besluit, voor de uren waarop hij gewoonlijk niet werkt;
[5 c) de kunstwerker die de toepassing van hoofdstuk XII van het koninklijk besluit van 25 november 1991 geniet en die niet verbonden is door een arbeidsovereenkomst;]5
8° tijdelijk werkloze :
a) de werkloze die door een arbeidsovereenkomst verbonden is waarvan de uitvoering tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, geschorst is;
b) de werknemer die aan een staking deelneemt, die getroffen wordt door een lock-out of wiens werkloosheid het rechtstreeks of onrechtstreeks gevolg is van een staking of een lock-out;
c) de jonge werknemer die een, opleidingsprogramma volgt bedoeld in artikel 50 van de wet van 19 juli 1983 op het leerlingwezen voor beroepen uitgeoefend door werknemers in loondienst, indien de uitvoering van de leerovereenkomst tijdelijk, geheel of gedeeltelijk, geschorst wordt;
9° (opgeheven) <MB 1995-11-30/32, art. 1, 028; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
10° (vrijwillig deeltijdse werknemer : de werknemer bedoeld in artikel 29, § 4, van het koninklijk besluit;) <MB 1993-07-15/32, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-06-1993>
11° [1 uitkering : de werkloosheidsuitkering, de inschakelingsuitkering, de overbruggingsuitkering, de PWA-inkomensgarantie-uitkering [5 de kunstwerkuitkering]5 en de andere uitkeringen bedoeld in titel II, hoofdstuk IV, afdeling III van het koninklijk besluit;]1
12° inschrijving als werkzoekende : de inschrijving als werkzoekende bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling;
(13° beroepsopleiding : de beroepsopleiding georganiseerd of gesubsidieerd door de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling en beroepsopleiding, alsmede de individuele beroepsopleiding in een onderneming of in een onderwijsinstelling, erkend door deze gewestelijke dienst [4 ...]4); <MB 1992-12-22/32, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
14° de factor " Q " : (de contractueel gemiddelde wekelijkse arbeidsduur) of de normale gemiddelde wekelijkse duurtijd van de opleiding, zoals bepaald in artikel 99, 1°, van het koninklijk besluit; <MB 2002-12-12/37, art. 1, 060; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
15° de factor " S " : de (...) gemiddelde wekelijkse arbeidsduur, zoals bepaald in artikel 99, 2°, van het koninklijk besluit. <MB 2002-12-12/37, art. 1, 060; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
(16° deeltijdse werknemer met behoud van rechten : de werknemer bedoeld in artikel 29, § 2 van het koninklijk besluit.) <MB 1993-05-27/30, art. 1, 013; Inwerkingtreding : 01-06-1993>
(17° het Handvest : de wet van 11 april 1995 tot invoering van het " handvest " van de sociaal verzekerde.) <MB 1999-04-30/35, art. 1, 047; Inwerkingtreding : 01-06-1999>
18° [5 ...]5
[3 19° onderbrekingsuitkeringen : de uitkeringen die door de Rijksdienst worden toegekend in toepassing van artikel 7, § 1, derde lid, l, van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders, alsmede de uitkeringen die door de bevoegde gewest- of gemeenschapsinstellingen worden toegekend in het kader van een regeling die ingevolge artikel 65 van de bijzondere wet van 6 januari 2014 met betrekking tot de Zesde Staatshervorming in de plaats treedt van de regeling bedoeld in het voormelde artikel 7, § 1, derde lid, l;]3
[5 20° kunstwerker: werknemer die door de kunstwerkcommissie als dusdanig is erkend en die beschikt over een geldig kunstwerkattest;]5
[5 21° Kunstwerkcommissie: de commissie bedoeld in de wet [6 van 16 december 2022]6 tot oprichting van de Kunstwerkcommissie en tot verbetering van de sociale bescherming van kunstwerkers;]5
[5 22° individueel kunstwerkattest: het kunstwerkattest "plus" en het kunstwerkattest "starter" die door de kunstwerkcommissie afgeleverd worden;]5
[5 23° kunstwerkuitkering: de uitkering die wordt toegekend aan de werknemer bedoeld in 20° en die voldoet aan de voorwaarden bedoeld in hoofdstuk XII van het koninklijk besluit.]5
----------
(1)<MB 2011-12-28/30, art. 1, 094; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<MB 2014-02-07/09, art. 1, 101; Inwerkingtreding : 01-04-2014>
(3)<MB 2015-07-17/07, art. 1, 106; Inwerkingtreding : 01-08-2015. Zie ook art. 5>
(4)<MB 2017-10-08/08, art. 1, 114; Inwerkingtreding : 16-11-2017>
(5)<KB 2022-07-30/10, art. 30, 125; Inwerkingtreding : 01-10-2022>
(6)<MB 2023-06-02/01, art. 1, 126; Inwerkingtreding : 18-06-2023>
HOOFDSTUK II. [1 - Bepalingen ter uitvoering van artikel 18 van het koninklijk besluit, betreffende het aantal van de uitbetalingsbureaus van de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen.]1
----------
(1)
Art.2. <MB 1992-06-30/31, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-06-1992> Een uitbetalingsbureau van de Hulpkas voor werkloosheidsuitkeringen wordt opgericht in de volgende gemeenten :
Aalst, Aarlen, Antwerpen, Bergen, Brugge, Brussel, Charleroi, Couvin, Diest, Doornik, Eigenbrakel, Eupen, Gent, Halle, Hasselt, Hoei, Kortrijk, La Louvière, Leuven, Luik, Mechelen, Moeskroen, Mol, Namen, Neerpelt, (Nijvel), Oostende, Oudenaarde, Roeselare, Sint-Niklaas, Tongeren, Turnhout, Verviers, Waver, Zottegem. <MB 1992-06-30/31, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-06-1992>
Art.3.
<Opgeheven bij MB 2024-05-15/07, art. 2, 130; Inwerkingtreding : 30-05-2024>
HOOFDSTUK III. - Bepalingen ter uitvoering van artikel 24 van het koninklijk besluit, betreffende de informatieopdracht van de uitbetalingsinstellingen.
Art.4. <MB 1999-04-30/35, art. 2, 047; Inwerkingtreding : 01-06-1999> Om zich van de in artikel 24, § 1, vierde lid, 1° van het koninklijk besluit voorgeschreven opdracht inzake kennisgeving te kwijten moet de uitbetalingsinstelling aan de werkloze een document bezorgen dat ten minste de navermelde gegevens bevat :
1° de refertes van het dossier, inzonderheid het identificatienummer voor de sociale zekerheid van de werkloze;
2° de bruto-dagbedragen waarop de werkloze, behoudens wijziging in zijn situatie, gerechtigd is op grond van de uitkeringskaart, indien hij de toekenningsvoorwaarden blijft vervullen, alsmede de periodes tijdens dewelke deze bedragen gelden;
3° een verklarende tekst, waarvan de inhoud door de Rijksdienst werd goedgekeurd, die algemene informatie bevat, inzonderheid de voorwaarden om werkelijk uitkeringen te kunnen genieten, het uitkeringsstelsel en de berekeningswijze van het bedrag van de uitkering voor een beschouwde maand; deze tekst moet niet worden toegevoegd indien deze reeds voorheen in toepassing van artikel 136 van het koninklijk besluit werd overgemaakt;
4° de beroepsmogelijkheid bij de arbeidsrechtbank door een ondertekend geschrift dat aangetekend verzonden wordt of op de griffie wordt afgegeven, binnen een termijn van 3 maanden ingaande na de kennisgeving, het adres van de bevoegde arbeidsrechtbank, de mogelijkheid persoonlijk voor de rechtbank te verschijnen of zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat, door een representatieve werknemersorganisatie of eventueel door een familielid en het feit dat de werknemer in de regel geen gerechtskosten moet betalen;
5° de mogelijkheid opheldering te verkrijgen omtrent de beslissing en omtrent de uitkering voor een beschouwde maand bij de informatiedienst van de uitbetalingsinstelling, waarbij vermeld wordt waar en wanneer deze dienst bereikt kan worden.
Om zich van de in artikel 24, § 1, vierde lid, 2° van het koninklijk besluit voorgeschreven opdracht inzake kennisgeving te kwijten moet de uitbetalingsinstelling aan de werkloze een document bezorgen dat ten minste de navermelde gegevens bevat :
1° de gegevens vermeld in het vorige lid, 1°, 4° en 5°;
2° de vaststelling dat er onverschuldigde bedragen zijn betaald, het totale bedrag van deze onverschuldigde betaling, de wijze waarop dit bedrag werd berekend en de in aanmerking genomen verjaringstermijn;
3° de inhoud en de refertes van de bepalingen in strijd waarmee de betalingen werden verricht;
4° de in het kader van artikel 164 meegedeelde motieven van de uitschakeling of verwerping, die de uitbetalingsinstelling weergeeft in begrijpelijke taal, of een door haar opgestelde motivering indien zij bedragen inhoudt op betalingen die zij verricht vooraleer de beslissing tot uitschakeling of verwerping aan haar werd meegedeeld;
5° de mogelijkheid om een met redenen omkleed voorstel tot terugbetaling in schijven voor te leggen;
6° in de gevallen die de Rijksdienst bepaalt, de mogelijkheid tot beroep bij de directeur op grond van artikel 167, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit indien de uitbetalingsinstelling uitkeringen terugvordert ingevolge een verwerping of een uitschakeling van uitgaven, die uitsluitend te wijten is aan een fout van de uitbetalingsinstelling.
HOOFDSTUK IIIbis. - (Ingevoegd bij
Art. 4bis. (Ingevoegd bij <MB 1999-04-30/35, art. 3, Inwerkingtreding : 01-06-1999>) De kennisgeving bedoeld in artikel 26bis, § 2, eerste lid, 2° tot 4° en 6° van het koninklijk besluit moet naast de motivering inzonderheid de navermelde gegevens bevatten :
1° de refertes van het dossier, inzonderheid het identificatienummer voor de sociale zekerheid van de werkloze;
2° de beroepsmogelijkheid bij de arbeidsrechtbank door een ondertekend geschrift dat aangetekend verzonden wordt of op de griffie wordt afgegeven, binnen een termijn van 3 maanden ingaande na de kennisgeving, het adres van de bevoegde arbeidsrechtbank, de mogelijkheid persoonlijk voor de rechtbank te verschijnen of zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat, door een representatieve werknemersorganisatie of eventueel door een familielid en het feit dat de werknemer in de regel geen gerechtskosten moet betalen;
3° de mogelijkheid bij de informatiedienst van de uitbetalingsinstelling opheldering te verkrijgen omtrent de beslissing;
4° indien het een beslissing tot terugvordering betreft, bovendien :
a) de vaststelling dat er onverschuldigde bedragen zijn betaald, alsmede, indien dit reeds gekend is, het totale bedrag van de onverschuldigde betaling, de wijze waarop dit bedrag werd berekend en de in aanmerking genomen verjaringstermijn; indien dit bedrag pas meegedeeld kan worden na het afsluiten van de verificatieprocedure bedoeld in artikel 164 van het koninklijk besluit, gaat de termijn om beroep in te stellen bij de arbeidsrechtbank tegen de beslissing tot terugvordering en tegen het bedrag van de terugvordering slechts in vanaf de datum van deze latere mededeling;
b) de inhoud en de refertes van de bepalingen in strijd waarmee de betalingen werden verricht;
c) de mogelijkheid om een met redenen omkleed voorstel tot terugbetaling in schijven voor te leggen;
d) de mogelijkheid voor de Rijksdienst om van de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen af te zien en de procedure die hiervoor moet worden gevolgd.
HOOFDSTUK IV. - Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 28 en 34 van het koninklijk besluit betreffende de vaststelling van het refertemaandloon.
Art.5. <MB 1993-01-12/33, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-02-1993> Het refertemaandloon bedoeld in artikel 28, § 2, van het koninklijk besluit is gelijk aan :
1° (voor de werknemer die ten minste 21 jaar is, het gemiddeld minimum maandinkomen gewaarborgd aan de werknemers die 21 jaar oud zijn en geen anciënniteit hebben in de onderneming die hen tewerkstelt, bepaald bij collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit;) <MB 1994-02-22/31, art. 1, 018; Inwerkingtreding : 01-04-1994>
2° voor de werknemer die minder dan 21 jaar is, het gemiddeld minimum maandinkomen bepaald voor een werknemer van 18 jaar bij collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten in de Nationale Arbeidsraad, betreffende de waarborg van een gemiddeld minimum maandinkomen voor werknemers onder de 21 jaar die tewerkgesteld zijn aan werkzaamheden of in sectoren die van geen paritair comité afhangen of die afhangen van een paritair comité dat niet is samengesteld, algemeen verbindend verklaard is bij koninklijk besluit.
HOOFDSTUK IVbis. [1 Bepalingen ter uitvoering van artikel 36, § 1/1, van het koninklijk besluit, betreffende de vaststelling van een lijst van diploma's en getuigschriften.]1
----------
(1)
Art.6.[1 De lijst van diploma's en getuigschriften en attesten bedoeld in artikel 36, § 1/1, eerste lid, 3° van het koninklijk besluit, is opgenomen als bijlage bij dit besluit.]1
----------
(1)<MB 2015-09-23/06, art. 1, 107; Inwerkingtreding : 01-09-2015>
HOOFDSTUK V. - Bepalingen ter uitvoering van artikel 37 van het koninklijk besluit, betreffende de toelaatbaaheidsvoorwaarden.
Afdeling I. - Berekening van arbeidsdagen en gelijkgestelde dagen.
Onderafdeling I. - Algemene regelen.
Art.7. (Voor een ononderbroken voltijdse tewerkstelling gedurende een volledig kwartaal worden 78 arbeidsdagen in rekening gebracht.
In de gevallen niet bedoeld in het eerste lid wordt voor een voltijdse tewerkstelling het aantal arbeidsdagen bekomen door toepassing van de volgende formule :
A/R x 6, waarbij
A overeenstemt met het aantal dagen waarop arbeidsprestaties werden verricht overeenkomstig artikel 37 van het koninklijk besluit
R overeenstemt met de gemiddelde wekelijkse arbeidsduur uitgedrukt in dagen,
en waarbij het aldus bekomen aantal dagen gemiddeld per kwartaal 78 niet mag overschrijden.
Voor een deeltijdse tewerkstelling wordt het aantal arbeidsdagen bekomen door het aantal arbeidsuren te delen door één zesde van deze van de maatpersoon. Het bekomen quotiënt wordt afgerond naar de hogere eenheid. Het aldus bekomen aantal dagen mag echter gemiddeld per kwartaal 78 niet overschrijden.
Wordt toepassing gemaakt van de bepaling van artikel 37, § 1, tweede lid, van het koninklijk besluit, dan mag het aantal dagen dat in rekening wordt gebracht voor het kwartaal waarin de referteperiode aanvangt, niet meer bedragen dan het aantal dagen berekend vanaf de dag waarop de referteperiode aanvangt tot de laatste dag van het betreffende kwartaal, met uitsluiting van de zondagen.) <MB 2003-01-10/34, art. 1, 061; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
Voor de toepassing van dit artikel wordt onder arbeidsuren verstaan de uren waarmee rekening werd gehouden voor de berekening van de bijdragen voor de sociale zekerheid, sector werkloosheid.
(Lid 4 opgeheven) <MB 2001-06-14/34, art. 1, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
Art.8. <MB 2003-01-10/34, art. 2, 061; Inwerkingtreding : 01-07-2006> Voor de vrijwillig deeltijdse werknemer wordt het aantal halve arbeidsdagen bekomen door het aantal dagen berekend overeenkomstig deze afdeling te vermenigvuldigen met twee. Het aldus bekomen aantal halve arbeidsdagen mag echter gemiddeld per kwartaal 78 niet overschrijden.
Onderafdeling II. - Bijzondere regelen.
Art.9.[2 Voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan onder:
1° A: het aantal effectieve of gelijkgestelde arbeidsdagen die in aanmerking worden genomen door de betrokken gemeenschap voor de berekening van de uitgestelde bezoldiging van de betrokken leerkracht;
2° de eerste werkdag van de periode van de zomervakantie:
a) wanneer de betrokken gemeenschap een variabele schoolkalender gebruikt in de zin van 5°: de maandag van de eerste volledige week van de zomervakantie;
b) wanneer de betrokken gemeenschap een vaste schoolkalender gebruikt in de zin van 6°: de eerste werkdag van de eerste volledige maand van de zomervakantie;
3° B: de periode die aanvangt op de eerste werkdag van de periode van de zomervakantie in de zin van 2° en die eindigt op de laatste dag van de periode van de zomervakantie zoals bepaald door de betrokken gemeenschap;
4° C: de periode van het schooljaar, de zomervakantie niet meegerekend, die aanvangt op de eerste werkdag van het schooljaar zoals bepaald door de betrokken gemeenschap en die eindigt de dag vóór de eerste werkdag van de periode van de zomervakantie in de zin van 2°;
5° variabele schoolkalender: een kalender in het kader waarvan de periodes van het schooljaar en de zomervakantie beginnen en eindigen op variabele data in functie van de kalenderjaren;
6° vaste schoolkalender: een kalender in het kader waarvan de periodes van het schooljaar en de zomervakantie beginnen en eindigen op vaste data, ongeacht het kalenderjaar.]2
[1 Voor de leerkracht, tewerkgesteld in een onderwijsinstelling opgericht of gesubsidieerd door een Gemeenschap, wordt het aantal in rekening gebrachte arbeidsdagen bekomen overeenkomstig artikel 7.
[2 Voor de leerkracht die een uitgestelde bezoldiging ontvangt voor de zomervakantieperiodes, wordt het aantal dagen bedoeld in het tweede lid, verhoogd met het aantal dagen dat wordt verkregen door de formule A*Q/S*B/C.
Het vijfde cijfer na de komma wordt weggelaten van het resultaat van de formule B/C.
De periodes bedoeld in eerste lid, 3° en 4°, worden uitgedrukt op basis van de schoolkalender die door de betrokken gemeenschap is aangenomen en waaraan de betrokken leerkracht is onderworpen, namelijk:
1° in weken als de gemeenschap een variabele schoolkalender gebruikt;
2° in maanden als de gemeenschap een vaste schoolkalender gebruikt.
De berekening bedoeld in het derde lid wordt uitgevoerd voor elke tewerkstelling die recht geeft op de uitgestelde bezoldiging. Het vijfde cijfer na de komma van het resultaat van elke berekening wordt weggelaten. Het geheel van de resultaten wordt vervolgens samengeteld en het uiteindelijke resultaat wordt afgerond naar de hogere eenheid.]2]1
(Voor de vrijwillig deeltijdse leerkracht wordt het aantal halve arbeidsdagen bekomen door het aantal dagen berekend overeenkomstig [1 de voorgaande leden]1 te vermenigvuldigen met twee. Het aldus bekomen aantal halve arbeidsdagen mag echter gemiddeld per kwartaal 78 niet overschrijden.) <MB 2003-01-10/34, art. 3, 061; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
[2 Voor de leerkracht die in de loop van eenzelfde schooljaar werd onderworpen aan verschillende schoolkalenders, wordt de berekening bedoeld in het derde lid apart uitgevoerd voor elke schoolkalender. De resultaten worden opgeteld.
Het resultaat dat overeenkomstig dit artikel wordt verkregen, mag echter gemiddeld per kwartaal 78 niet overschrijden.]2
----------
(1)<MB 2016-05-19/02, art. 1, 111; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<MB 2023-06-08/02, art. 1, 127; Inwerkingtreding : 19-06-2023>
Art.10.
<Opgeheven bij KB 2022-07-30/10, art. 31, 125; Inwerkingtreding : 01-10-2022>
Art.11. Voor de houthakker die per taak wordt bezoldigd wordt het aantal arbeidsdagen door het tijdens de referteperiode ontvangen brutoloon te delen door (11,65 EUR). Het bekomen quotiënt wordt afgerond naar de hogere eenheid. <MB 2001-11-30/31, art. 1, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Het aldus bekomen aantal arbeidsdagen mag echter niet meer bedragen dan het aantal dagen begrepen in de periode van tewerkstelling, met uitzondering van de zondagen.
Art.12. <MB 1997-06-20/32, art. 3, 038; Inwerkingtreding : 01-03-1997> Voor de huisarbeider die een stuk- of een taakloon ontvangt wordt het aantal arbeidsdagen bekomen door het tijdens de referteperiode ontvangen brutoloon waarmee rekening werd gehouden voor de berekening van de bijdragen voor de sociale zekerheid, sector werkloosheid, te delen door 1/26ste van het refertemaandloon bedoeld in artikel 5. Het bekomen quotiënt wordt afgerond naar de hogere eenheid.
Het aldus bekomen aantal arbeidsdagen mag echter niet meer bedragen dan het aantal dagen begrepen in de periode tijdens dewelke de huisarbeider verbonden is door een arbeidsovereenkomst, met uitzondering van de zondagen, verminderd met het voor deze periode in rekening gebrachte aantal gelijkgestelde dagen.
Art.13. (Opgeheven) <MB 1999-06-11/41, art. 2, 049; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Afdeling II. - Voorwaarden waaronder de inhoudingen voor de sociale zekerheid geacht worden te zijn verricht en uitwerking van de regularisaties van bijdragen voor sociale zekerheid en van lonen.
Art.14. Komen niet in aanmerking voor de berekening van het vereiste aantal arbeidsdagen, de arbeidsprestaties verricht in een niet onder de sociale zekerheid, sector werkloosheid, vallend beroep of onderneming, zelfs als de inhoudingen werden verricht.
Art.15. De arbeidsdagen die bij toepassing van artikel 37, § 1, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit niet in aanmerking konden genomen worden wegens onvoldoende loon, komen in aanmerking met uitwerking op datum van de uitkeringsaanvraag, indien de werknemer het bewijs levert dat de werkgever hem het aanvullend loon werkelijk heeft uitbetaald en de bijdragen voor de sociale zekerheid, met inbegrip van de sector werkloosheid, ingehouden heeft.
(In afwijking van het vorige lid komen de bewuste arbeidsdagen eveneens in aanmerking met uitwerking op de datum van de uitkeringsaanvraag, als de werknemer bewijst dat hij al het mogelijke gedaan heeft om uitbetaling van het aanvullend loon te verkrijgen, doch dat die uitbetaling niet is kunnen geschieden onder meer omdat de verjaring is ingetreden, doordat de werkgever niet meer bereikbaar is, of onvermogend, of doordat het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers niet kan tegemoetkomen of niet langer kan tegemoetkomen omdat de grensbedragen ten belope waarvan het fonds tegemoetkomt, bereikt zijn.) <MB 2007-03-01/32, art. 1, 081; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
Art.16. De werknemer op wiens loon de voorgeschreven inhoudingen voor de sociale zekerheid, met inbegrip van de sector werkloosheid, verricht werden, voldoet aan de bepalingen van artikel 37, § 1, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit, zelfs als de werkgever niet de vereiste stortingen bij de bevoegde instelling gedaan heeft.
De werknemer op wiens loon de voorgeschreven inhoudingen voor de sociale zekerheid niet, of slechts ten dele werden verricht, wordt geacht te voldoen aan de bepalingen van artikel 37, § 1, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit indien gelijktijdig voldaan is aan de volgende voorwaaden :
1° de arbeidsprestaties werden verricht in een onder de sociale zekerheid, sector werkloosheid, vallend beroep of onderneming;
2° de werknemer heeft zich bij de bevoegde inspectiedienst over het verzuim van zijn werkgever beklaagd of zijn vakorganisatie heeft de werkgever, bij ter post aangetekend schrijven, verzocht zijn verplichtingen na te leven.
Art.17. Wanneer niet voldaan werd aan de voorwaarden van artikel 16, tweede lid, 2°, worden de arbeidsdagen waavoor een loon werd betaald waarop de voorgeschreven inhoudingen voor de sociale zekerheid, niet of slechts ten dele werden verricht, niettemin in aanmerking genomen, met uitwerking op de datum van de uitkeringsaanvraag, indien gelijktijdig voldaan is aan de volgende voorwaarden :
1° de arbeidsprestaties werden verricht in een onder de sociale zekerheid, sector werkloosheid, vallend beroep of onderneming;
2° de werknemer levert het bewijs dat de werkgever werkelijk de ontbrekende inhoudingen aan de bevoegde instelling heeft gestort.
HOOFDSTUK V. - Bepalingen ter uitvoering van de artikelen 45, 46, 51 en 55 van het koninklijk besluit, betreffende de vereiste onvrijwillig zonder arbeid en zonder loon te zijn.
Afdeling I. - Zonder loon zijn.
Art.18. <MB 2006-07-31/31, art. 1, 077; Inwerkingtreding : 01-08-2006> § 1. Een werkloze kan, mits akkoord van de directeur, een vrijwillige en gratis activiteit voor een privé-persoon uitoefenen, indien deze activiteit niet plaats vindt in de professionele sfeer en de activiteit het voorwerp uitgemaakt heeft van een voorafgaandelijke aangifte bij het werkloosheidsbureau.
De voorafgaandelijke aangifte bedoeld in het vorig lid moet schriftelijk worden gedaan en de identiteit van de partijen, de aard, de duur, de frequentie en de plaats van het werk vermelden en door beide partijen ondertekend worden.
Deze voorafgaandelijke aangifte kan terzijde geschoven worden wanneer zij door ernstige, nauwkeurige en overeenstemmende vermoedens wordt tegengesproken.
§ 2. Het akkoord van de directeur geldt voor onbepaalde duur, behalve indien :
1° de activiteit volgens de aangifte slechts uitgeoefend wordt gedurende een bepaalde duur, in welk geval het akkoord voor een bepaalde duur geldt;
2° de directeur het noodzakelijk acht na verloop van 12 maanden in functie van de criteria opgenomen in § 3, opnieuw na te gaan of de activiteit nog als vrijwilligerswerk kan beschouwd worden, in welk geval de aangifte geldt voor een periode van twaalf maanden. In geval van verdere uitoefening van het vrijwilligerswerk na deze twaalf maanden moet de werkloze een nieuwe aangifte indienen overeenkomstig § 1.
Bij gebrek aan beslissing binnen een termijn van 12 werkdagen na de ontvangst van een volledige aangifte, wordt de uitoefening van de onbezoldigde activiteit met behoud van uitkeringen, geacht aanvaard te zijn.
Een eventuele beslissing houdende een verbod of een beperking, heeft slechts gevolgen voor de toekomst, behalve indien de activiteit niet onbezoldigd was.
§ 3. De directeur kan zijn akkoord weigeren, inzonderheid wanneer de tewerkstelling of haar verlenging tot gevolg zou hebben dat de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt van de werkloze beduidend zou verminderen of wanneer de activiteit gezien haar aard, omvang en frequentie of gezien het kader waarin zij wordt uitgeoefend, niet of niet langer de kenmerken vertoont van een activiteit die gewoonlijk door vrijwilligers wordt verricht.
§ 4. Een vergoeding of een materieel voordeel, toegekend aan een werkloze, wordt voor de toepassing van artikel 45, eerste lid, 2°, en van artikel 46 van het koninklijk besluit buiten beschouwing gelaten indien de navermelde voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn :
1° het voordeel wordt toegekend in het kader van activiteiten die de werkloze verricht ten bate van een privé-persoon of sportieve activiteiten als amateuristische sportbeoefenaar;
2° het voordeel dekt de kosten die door de werkloze in het kader van de voormelde activiteit werden gemaakt of het voordeel wordt door de fiscale wetgeving beschouwd als een niet belastbaar voordeel;
3° er werd voldaan aan de vereisten van §§ 1 tot 3 of de Rijksdienst heeft op eigen initiatief of op vraag van een belanghebbende overheid of vereniging, voorafgaandelijk op algemene wijze vastgesteld dat de betreffende activiteiten beantwoorden aan de omschrijving van punt 1° en dat de voordelen die worden toegekend in het kader van de betreffende activiteit voldoen aan de vereisten van punt 2°.
In de situatie bedoeld in het eerste lid, 3°, kan de Rijksdienst zijn algemene toelating afhankelijk stellen van de naleving van bepaalde voorwaarden; daarbij kan beslist worden dat bepalingen van § 1 inzake de aangifte en van de §§ 2 en 3 inzake het akkoord van de directeur, verder toepasselijk blijven.
Art.19.[1 [3 De voordelen die toegekend zijn in het kader van, tijdens of ten gevolge van een opleiding, studies, een stage of een leertijd, worden niet beschouwd als loon in de zin van artikel 46, § 1, eerste lid, 6°, van het koninklijk besluit, in hoofde van de werkloze die, overeenkomstig artikel 152quinquies van het koninklijk besluit, deze studies, opleiding,stage of leertijd mag volgen met behoud van de uitkeringen voor zover hij de studies, opleiding, stage of leertijd effectief volg]3.
De voordelen die toegekend zijn in het kader van, tijdens of ten gevolge van een opleiding, studies, een stage of een leertijd, worden niet beschouwd als loon in de zin van artikel 46, § 1, eerste lid, 6°, van het koninklijk besluit, in hoofde van de persoon met wie de werkloze samenwoont [3 ...]3.
[3 ...]3
[3 ...]3
[3 ...]3
[3 ...]3
[3 ...]3
In afwijking van de vorige leden, wordt een studiebeurs waarop inhoudingen voor de sociale zekerheid worden verricht wel als een loon beschouwd.
In afwijking [2 van het eerste [3 en tweede]3]2, worden de voordelen die toegekend zijn in het kader, tijdens of ten gevolge van een opleiding, studies, een stage of een leertijd, beschouwd als loon in hoofde van de werkloze en in hoofde van de persoon met wie de werkloze samenwoont wanneer de activiteit die deze voordelen verschaft, wordt uitgeoefend in het kader van een arbeidsovereenkomst of wordt uitgeoefend als zelfstandige.]1
----------
(1)<MB 2017-10-08/08, art. 2, 114; Inwerkingtreding : 16-11-2017>
(2)<MB 2019-06-23/06, art. 1, 120; Inwerkingtreding : 15-07-2019>
(3)<MB 2022-06-21/06, art. 1, 123; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.20.<MB 1996-12-13/35, art. 1, 033; Inwerkingtreding : 01-01-1997> De werkloze moet de dagen die gedekt zijn door vakantiegeld ten laatste uitputten in de maand december van het jaar dat volgt op het vakantiedienstjaar. De door vakantiegeld gedekte dagen mogen niet uitgeput worden tijdens periodes van volledige werkloosheid die niet vergoedbaar zijn in toepassing van artikel 46 van het koninklijk besluit ingevolge het ontvangen van een vergoeding wegens de beëindiging van een arbeidsovereenkomst of in toepassing van artikel 55, 7° van het koninklijk besluit ingevolge de gelijkstelling van de zaterdag met een niet vergoedbare dag.
(De in artikel 38, derde lid, voorziene vrijstelling voor vakantiedagen die niet gedekt zijn door vakantiegeld kan slechts toegekend worden nadat de werkloze de dagen die gedekt zijn door vakantiegeld heeft uitgeput.) <MB 2006-03-05/37, art. 1, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
[2 ...]2
----------
(1)<MB 2016-05-19/02, art. 2, 111; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<MB 2023-06-08/02, art. 2, 127; Inwerkingtreding : 19-06-2023>
Art.20/1. [1 § 1. Voor de toepassing van dit artikel moet worden verstaan onder:
1° x: het aantal dagen, in een zesdagenstelsel, gedekt door een arbeidsovereenkomst voor alle uitgevoerde tewerkstellingen in een onderwijsinstelling opgericht of gesubsidieerd door een gemeenschap die een variabele schoolkalender gebruikt in de zin van artikel 9, 5°, en die door de betrokken gemeenschap in rekening worden gebracht voor de berekening van een uitgestelde bezoldiging, vermenigvuldigd met Q/S. Het vijfde cijfer na de komma van deze factor x wordt weggelaten;
2° y: het aantal dagen, in een zesdagenstelsel, gedekt door een arbeidsovereenkomst voor alle uitgevoerde tewerkstellingen in een onderwijsinstelling opgericht of gesubsidieerd door een gemeenschap die een vaste schoolkalender gebruikt in de zin van artikel 9, 6°, en die door de betrokken gemeenschap in rekening worden gebracht voor de berekening van een uitgestelde bezoldiging; vermenigvuldigd met Q/S. Het vijfde cijfer na de komma van deze factor y wordt weggelaten;
3° eerste werkdag van de periode van de zomervakantie:
a) wanneer de betrokken gemeenschap een variabele schoolkalender gebruikt in de zin van artikel 9, 5°: de maandag van de eerste volledige week van de zomervakantie;
b) wanneer de betrokken gemeenschap een vaste schoolkalender gebruikt in de zin van artikel 9, 6°: de eerste werkdag van de eerste volledige maand van de zomervakantie;
4° z: het aantal kalenderdagen dat valt in de periode vanaf de eerste werkdag van de periode van de zomervakantie in de zin van 3° die het vroegste begint, tot de dag vóór de eerste werkdag van de periode van de zomervakantie in de zin van 3°, die het laatst begint;
5° X: het aantal dagen in een zesdagenstelsel dat vervat zit in de periode van het schooljaar, de zomervakantie niet meegerekend, zoals bepaald door de betrokken gemeenschap die een variabele schoolkalender gebruikt in de zin van artikel 9, 5°;
6° Y: het aantal dagen in een zesdagenstelsel dat vervat zit in de periode van het schooljaar, de zomervakantie niet meegerekend, zoals bepaald door de betrokken gemeenschap die een vaste schoolkalender gebruikt in de zin van artikel 9, 6°;
7° de periode van de zomervakantie die het vroegste begint: de periode van de zomervakantie die volgens de kalender van de verschillende betrokken gemeenschappen het vroegst in het jaar begint;
8° de periode van de zomervakantie die het laatste begint: de periode van de zomervakantie die volgens de kalender van de verschillende betrokken gemeenschappen het laatst in het jaar begint;
9° de periode van de zomervakantie die het vroegste eindigt: de periode van de zomervakantie die volgens de kalender van de verschillende betrokken gemeenschappen het vroegst in het jaar eindigt.
§ 2. De leerkracht die is tewerkgesteld in een onderwijsinstelling opgericht of gesubsidieerd door een gemeenschap, moet de dagen uitputten die gedekt zijn door de uitgestelde bezoldiging die verschuldigd is voor een zomervakantieperiode vanaf de eerste werkdag van de periode van de zomervakantie, zoals bepaald door de betrokken gemeenschap.
Bij gebrek aan een uitdrukkelijk bepaalde zomervakantieperiode door de betrokken gemeenschap, worden de dagen gedekt door de bezoldiging bedoeld in het eerste lid, uitgeput vanaf de eerste werkdag na het einde van de arbeidsovereenkomst die recht geeft op de uitgestelde bezoldiging en die ten vroegste gelegen op de eerste werkdag van de maand juli.
Het aantal dagen bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op basis van de formule A*Q/S*B/C bedoeld in artikel 9, derde lid.
Indien de leerkracht een volledige jaarwedde heeft genoten als voltijdse leerkracht in de zin van artikel 28, § 1, van het koninklijk besluit, wordt dat aantal dagen evenwel geacht de volledige zomervakantieperiode te dekken zoals bepaald door de betrokken gemeenschap.
§ 3. Voor de leerkracht die in de loop van eenzelfde schooljaar is onderworpen aan verschillende schoolkalenders zoals bedoeld in artikel 9, wordt de berekening bedoeld in paragraaf 2, derde lid apart uitgevoerd voor elke schoolkalender. De resultaten worden opgeteld.
In afwijking van paragraaf 2, eerste lid, indien de leerkracht die geen volledige jaarwedde heeft genoten in de zin van paragraaf 2, vierde lid, in de loop van eenzelfde schooljaar werd onderworpen aan verschillende schoolkalenders zoals bedoeld in artikel 9, worden de dagen die gedekt zijn door de uitgestelde bezoldiging die verschuldigd is voor een zomervakantieperiode uitgeput vanaf de eerste werkdag na de periode die bestaat uit een aantal dagen dat gelijk is aan het resultaat van de formule z*x/(x+y) die aanvangt vanaf de eerste werkdag van de zomervakantieperiode die het vroegste begint.
Het verkregen resultaat in het tweede lid wordt naar de lagere eenheid afgerond.
Voor de toepassing van paragraaf 2, vierde lid, indien de leerkracht in de loop van eenzelfde schooljaar werd onderworpen aan verschillende schoolkalenders zoals bedoeld in artikel 9, moet worden verstaan onder:
1° de volledige zomervakantieperiode: de periode waarvan de begindatum wordt bepaald overeenkomstig de voorgaande leden en waarvan de einddatum overeenkomt met de laatste dag gedekt door een uitgestelde bezoldiging voor de periode van de zomervakantie bepaald overeenkomstig de voorgaande leden en die ten vroegste valt op de laatste werkdag van de periode van de zomervakantie die het vroegste eindigt.
2° de leerkracht die een volledige jaarwedde heeft genoten als voltijdse leerkracht: de leerkracht die een wedde heeft genoten voor een schooljaar waarvoor het resultaat van de formule x/X + y/Y ten minste gelijk is aan 1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2023-06-08/02, art. 3, 127; Inwerkingtreding : 19-06-2023>
Art.21. <MB 1996-12-13/35, art. 2, 033; Inwerkingtreding : 01-01-1997> Aan de volledig werkloze wordt geen uitkering toegekend voor de zaterdag indien hij zich bevindt in één van de volgende situaties :
1° hij ontving voor de beschouwde week een loon dat overeenstemt met een voltijdse arbeidsregeling;
2° zowel de voorafgaande vrijdag als de daaropvolgende maandag zijn niet vergoedbaar;
3° de zaterdag volgt aansluitend op vijf niet vergoedbare dagen;
4° in de beschouwde week te rekenen vanaf de zondag zijn er ten minste vier dagen waarvoor de werkloze overeenkomstig artikel 44 geen recht heeft op uitkeringen.
Aan de volledig werkloze kan slechts een halve uitkering toegekend worden voor de zaterdag indien er in de beschouwde week, te rekenen vanaf de zondag, twee of drie dagen zijn waarvoor de werkloze overeenkomstig artikel 44 geen recht heeft op uitkeringen.
Voor de toepassing van het eerste lid, 2° tot 4° en van het tweede lid, wordt een door vakantiegeld gedekte dag die gelegen is in een periode van volledige werkloosheid beschouwd als een vergoedbare dag.
Voor de toepassing van het eerste lid, 4° en van het tweede lid, wordt geen rekening gehouden met de dagen die gelegen zijn in een periode waarvoor een inkomensgarantie-uitkering werd toegekend en evenmin, indien de werkloze voor de voorgaande maand geen uitkeringen ontving als volledig werkloze, met de dagen gelegen vóór de eerste vergoedbare dag in de beschouwde maand.
De bepaling van het eerste lid, 2° en 4° en van het tweede lid gelden evenwel niet ten aanzien van de werknemer die gewoonlijk arbeidsprestaties verricht overeenkomstig de zesdaagse werkweek en die ten gevolge van dergelijke arbeidsprestaties op de vermelde dagen niet vergoedbaar is.
Afdeling II. - Criteria van de passende dienstbetrekking.
Art.22. Het passend karakter van een dienstbetrekking wordt inzonderheid vastgesteld op grond van de navermelde criteria.
(Is echter zonder invloed op het passend karakter van de dienstbetrekking de omstandigheid dat de arbeidsregeling normaal gemiddeld geen 35 arbeidsuren per week omvat.) <MB 1993-05-27/30, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 01-06-1993>
Art.23.[1 Een dienstbetrekking wordt als niet passend beschouwd indien zij niet overeenstemt met het aangeleerd beroep, noch met het gewoon beroep, noch met een aanverwant beroep :
1° tijdens de eerste drie maanden van werkloosheid, indien de werknemer de leeftijd van 30 jaar niet heeft bereikt of indien hij een beroepsverleden heeft van minder dan 5 jaar;
2° tijdens de eerste vijf maanden van werkloosheid, indien de werknemer niet voldoet aan 1°.]1
[1 Voor de jonge werknemer bedoeld in artikel 36 van het koninklijk besluit vangt de periode van drie maanden aan op het tijdstip waarop hij zich inschrijft als werkzoekende na het einde van zijn studies.]1
[2 Het eerste lid is niet van toepassing indien de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling vaststelt dat de kans op tewerkstelling in het beschouwde beroep zeer gering is, of indien de dienstbetrekking overeenkomstig de vaststelling door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, overeenstemt met de competenties en de talenten van de werkzoekende.
Na het verstrijken van de in het eerste lid vastgestelde termijn is de werknemer, ongeacht het beroep, verplicht elke passende dienstbetrekking te aanvaarden. Voor deze beoordeling van het passend karakter van deze dienstbetrekking wordt rekening gehouden met de geschiktheid en de vorming van de werkzoekende evenals met zijn competenties en talenten.]2
----------
(1)<MB 2011-12-28/31, art. 1, 095; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<MB 2018-01-04/02, art. 1, 118; Inwerkingtreding : 03-02-2018>
Art.24. Een dienstbetrekking wordt als niet passend beschouwd indien :
1° de bezoldiging niet overeenstemt met de barema's die voorzien zijn bij wettelijke of reglementaire bepaling of bij collectieve arbeidsovereenkomst, of bij ontstentenis daarvan, met het gebruik;
2° de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de betaling van de bezoldiging, de arbeidsduur of de arbeidsvoorwaarden door de werkgever op volgehouden wijze niet worden nageleefd;
3° zij in België wordt uitgeoefend en niet leidt tot een onderwerping, minstens ten dele, aan de sociale zekerheid der arbeiders.
Art.25.§ 1. Een dienstbetrekking wordt als niet passend beschouwd indien zij een gewone dagelijkse afwezigheid uit de gewone verblijfplaats ten gevolge heeft van meer dan 12 uur of indien de dagelijkse duur van de verplaatsing gewoonlijk meer dan 4 uur bedraagt.
Om de duur van de afwezigheid en van de verplaatsing te bepalen wordt rekening gehouden met de gemeenschappelijke vervoermiddelen en eventueel met de persoonlijke vervoermiddelen die de werknemer normaal kan gebruiken.
§ 2. De duur van de afwezigheid en van de verplaatsing mag langer zijn dan de in § 1 bepaalde duur, wanneer ingevolge de gebruiken van de streek en de mobiliteit van de arbeidskrachten, de werknemers van de streek gewoonlijk lange verplaatsingen moeten doen om hun dienstbetrekking te vervullen en op voorwaarde dat de leeftijd of de gezondheidstoestand van de werknemer geen hinderpaal vormt voor deze verplaatsing.
§ 3. De duur van de afwezigheid of van de verplaatsing kan, zelfs indien zij de in § 1 vermelde grenzen niet overschrijdt, uitzonderlijk als overdreven worden beschouwd wegens de leeftijd of de gezondheidstoestand van de werknemer, indien de dienstbetrekking uitgeoefend moet worden in een plaats die ver van zijn gewone verblijfplaats gelegen is.
§ 4. [1 Indien de afstand tussen de verblijfplaats van de werknemer en de plaats van het werk 60 km niet overschrijdt, wordt geen rekening gehouden met de duur van de afwezigheid en van de verplaatsing.]1
§ 5. Een dienstbetrekking kan als niet passend worden beschouwd indien de verplaatsing naar of van het werk gebeurt in omstandigheden of op uren waardoor de veiligheid van de werknemer in gevaar komt of waaraan in sociaal opzicht ernstige bezwaren verbonden zijn.
[2 § 6. De in dit artikel bedoelde criteria zijn van toepassing, zonder dat er rekening wordt gehouden met de gewestgrenzen.]2
----------
(1)<MB 2011-12-28/31, art. 2, 095; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<MB 2023-10-10/01, art. 1, 129; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.26. Een dienstbetrekking wordt als niet passend beschouwd indien de nettobezoldiging die deze betrekking oplevert, verminderd met het bedrag van de reiskosten ten laste van de werknemer, en in voorkomend geval vermeerderd met het bedrag van de uitkering dat de werknemer kan genieten tijdens de duur van de betrekking en van de gezinsbijslag, niet ten minste gelijk is aan het bedrag van de uitkering, na inhouding van de bedrijfsvoorheffing, en in voorkomend geval vermeerderd met het bedrag van de gezinsbijslag, die de werknemer kan genieten als volledig werkloze.
Art.27. Ten aanzien van de vrijwillig deeltijdse werknemer wordt een dienstbetrekking als niet passend beschouwd indien het gemiddeld wekelijks aantal arbeidsuren van de aangeboden betrekking meer bedraagt dan het aantal dat in rekening werd gebracht voor de vaststelling van het uitkeringsstelsel, verhoogd met zes.
(Tweede lid opgeheven) <MB 2006-06-15/37, art. 1, 076; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
Art.28. Ten aanzien van de werknemer waarop artikel 30 van de gecoördineerde wetten van 20 februari 1980 houdende het statuut van de gewetensbezwaarden van toepassing is, worden de door dit artikel verboden dienstbetrekkingen niet als passend beschouwd.
Art.29. § 1. (Een aangeboden dienstbetrekking wordt als niet passend beschouwd indien zij gewoonlijk aanleiding geeft tot arbeidsprestaties die gelegen zijn tussen 20 uur en 6 uur met uitsluiting van de dienstbetrekkingen waarvan de arbeidsprestaties uitsluitend verricht worden tussen 6 uur en 24 uur en de dienstbetrekkingen waarvan de arbeidsprestaties gewoonlijk aanvangen vanaf 5 uur.) <MB 1996-01-29/31, art. 1, 030; Inwerkingtreding : 01-01-1995>
Het voorgaande lid is evenwel niet van toepassing op :
1° de werknemer die door zijn school- of beroepsopleiding heeft gekozen voor een beroep dat doorgaans nachtprestaties met zich meebrengt;
2° de werknemer die, door een effectieve en hoofdzakelijke tewerkstelling, een beroep dat doorgaans nachtprestaties met zich meebrengt heeft aangeleerd;
3° de dienstbetrekkingen aangeboden door werkgevers die niet vallen onder de toepassing van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990 betreffende de begeleidingsmaatregelen voor ploegarbeid met nachtprestaties alsook voor andere vormen van arbeid met nachtprestaties, algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit van 10 mei 1990;
4° de overschakeling naar een arbeidsregeling zoals bedoeld in het eerste lid, van een werknemer die reeds tewerkgesteld is in de onderneming wanneer deze overschakeling geregeld wordt door een collectieve arbeidsovereenkomst, afgesloten volgens de regels bepaald in de artikelen 4 tot 6 van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990.
(Nochtans wordt, voor de werknemers niet bedoeld in het tweede lid, die een dienstbetrekking bedoeld in het eerste lid aanvaard hebben, deze dienstbetrekking pas als passend beschouwd vanaf de vierde maand van tewerkstelling.) <MB 1997-01-23/31, art. 29, 034; Inwerkingtreding : 25-01-1997>
§ 2. Een dienstbetrekking wordt niet langer als passend beschouwd indien de werknemer de arbeidsovereenkomst beëindigd heeft overeenkomstig artikel 8, § 3, van de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 46 van 23 maart 1990.
Art.30. Een dienstbetrekking als grensarbeider die aan een werknemer wordt aangeboden, wordt als passend beschouwd indien de werknemer tijdens zijn recentste 24 maanden van tewerkstelling uitsluitend als grensarbeider heeft gewerkt en voor zover de bezoldiging overeenstemt met de barema's die ter plaatse gelden.
De Minister kan nochtans, na advies van het beheerscomité, beslissen dat een dienstbetrekking als grensarbeider niet als passend wordt beschouwd wanneer de bezoldiging aanmerkelijk lager ligt dan deze die in België in hetzelfde beroep wordt toegekend.
Een dienstbetrekking als grensarbeider wordt als passend beschouwd voor de werknemer die niet uitsluitend grensarbeider is in de zin van het eerste lid, wanneer de bezoldiging, (zonodig omgerekend in euro) en verhoogd met de kinderbijslag en al de andere voordelen, ten minste gelijk is aan de voor hetzelfde beroep geldende minimum bezoldiging in België, verhoogd met de kinderbijslag waarop deze weknemer in België recht zou hebben. <MB 2001-11-30/31, art. 3, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
Art.31.[1 Voor de kunstwerker die de toepassing van hoofdstuk XII van het koninklijk besluit van 25 november 1991 geniet, wordt een betrekking aangeboden in een beroep dat niet tot de kunstsector behoort als niet passend beschouwd.]1
----------
(1)<KB 2022-07-30/10, art. 32, 125; Inwerkingtreding : 01-10-2022>
Art.32. Zonder invloed op het passend karakter van de dienstbetrekking zijn :
1° overwegingen van familiale aard, inzonderheid kinderlast, behoudens wanneer zij een zwaar beletsel vormen; onder zwaar beletsel wordt verstaan een uitzonderlijke gebeurtenis, onafhankelijk van de wil van de werknemer, die zijn tewerkstelling tijdelijk onmogelijk maakt;
2° het feit dat de werknemer eerstdaags het werk zal hervatten in een andere dienstbetrekking, behalve indien hij op het ogenblik van het aanbod het bewijs levert dat hij werkelijk in dienst getreden is; bovendien moet hij het bewijs leveren dat die indiensttreding ten laatste binnen de acht dagen heeft plaatsgehad;
3° voor de minderjarige, het verzet van de ouders of de voogd tegen de uitoefening van een dienstbetrekking, dat niet op ernstige redenen is gesteund.
Art. 32bis. <ingevoegd bij MB 1994-08-04/31, art. 1, 023; Inwerkingtreding : onbepaald > Het passend karakter van een activiteit die uitgeoefend wordt in het kader van een plaatselijk werkgelegenehdisagentschap, wordt bepaald, rekening houdend met de criteria opgenomen in de onderhavige afdeling, met uitsluiting van artikel 24.
De activiteit wordt evenwel als niet passend beschouwd indien :
1° de wettelijke of reglementaire bepalingen inzake de plaatselijke werkgelegenheidsagentschappen, inzake arbeidsduur of inzake arbeidsvoorwaarden door de begunstigde op volgehouden wijze niet worden nageleefd;
2° de activiteit wordt uitgevoerd tussen 18 uur en 7 uur of tijdens het weekend of een feestdag;
3° de activiteit niet uitgeoefend wordt in de gemeente waarin de werkloze verblijft en de verplaatsingskosten die de werkloze zou moeten maken, niet worden terugbetaald door het plaatselijk werkgelegenheidsagentschap of door de begunstigde;
4° de werkloze niet beschikt over de lichamelijke of intellectuele geschiktheid vereist voor de uitoefening van de activiteit;
5° de werkloze niet beschikt over de vorming of over de beroepservaring vereist voor de uitoefening van de activiteit en deze vorming of ervaring niet op korte termijn verworven kan worden.
Art. 32ter.[1 § 1. Het passend karakter van een dienstbetrekking in hoofde van een werkloze die de leeftijd van 50 jaar bereikt heeft, wordt bepaald rekening houdend met de criteria opgenomen in de onderhavige afdeling en met navermelde bepalingen.
In afwijking van artikel 26 wordt de dienstbetrekking als niet passend beschouwd indien de nettobezoldiging die deze betrekking oplevert, verminderd met het bedrag van de reiskosten ten laste van de werknemer, en in voorkomend geval vermeerderd met het bedrag van de uitkering en van de vergoeding ter aanvulling van de werkloosheidsuitkering die de werknemer kan genieten tijdens de duur van de betrekking en van de gezinsbijslag, niet ten minste gelijk is aan het bedrag van de uitkering, na inhouding van de bedrijfsvoorheffing, en in voorkomend geval vermeerderd met het bedrag van de gezinsbijslag, die de werknemer kan genieten als volledig werkloze en van de vergoeding die hij kan genieten ter aanvulling van de werkloosheidsuitkering.
In afwijking van artikel 29, § 1, eerste lid, wordt een aangeboden dienstbetrekking als niet passend beschouwd indien zij gewoonlijk aanleiding geeft tot arbeidsprestaties die gelegen zijn tussen 20 uur en 6 uur.
§ 2. Het passend karakter van een dienstbetrekking in hoofde van een werkloze die de leeftijd van 55 jaar bereikt heeft, wordt bepaald rekening houdend met de criteria opgenomen in de onderhavige afdeling en met navermelde bepalingen.
In afwijking van artikel 23, wordt een aangeboden dienstbetrekking als niet passend beschouwd indien zij niet overeenstemt met het beroep waarvoor de studies of de opleiding voorbereiden, noch met het gewoon beroep, noch met een aanverwant beroep. Deze bepaling is niet van toepassing indien de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling vaststelt dat de kans op tewerkstelling in het beschouwde beroep zeer gering is, of indien de dienstbetrekking overeenkomstig de vaststelling door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling overeenstemt met de competenties en de talenten van de werkzoekende.
In afwijking van artikel 25, § 1, eerste lid, wordt een aan een werknemer van 55 jaar of meer aangeboden dienstbetrekking als niet passend beschouwd indien zij een gewone dagelijkse afwezigheid uit de gewone verblijfplaats ten gevolge heeft van meer dan 10 uur of indien de dagelijkse duur van de verplaatsing gewoonlijk meer dan 2 uur bedraagt.
In afwijking van artikel 27, eerste lid, wordt, in hoofde van de vrijwillig deeltijdse werknemer, een dienstbetrekking als niet passend beschouwd indien het gemiddeld wekelijks aantal arbeidsuren van de aangeboden betrekking meer bedraagt dan het aantal dat in rekening werd gebracht voor de vaststelling van het uitkeringsstelsel.]1
----------
(1)<MB 2023-10-10/01, art. 2, 129; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 32quater. [1 Een opleiding in een andere landstaal vormt een passende opleiding indien de werkloze :
1° zijn hoofdverblijfplaats heeft in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en hij de Nederlandse en/of de Franse taal niet machtig is;
2° de taal of de talen van het Gewest waar hij zijn hoofdverblijfplaats heeft niet machtig is;
3° zijn hoofdverblijfplaats heeft in het Gewest van het Duitse taalgebied en de talen van de Duitstalige Gemeenschap niet machtig is;
4° gelet op zijn hoofdverblijfplaats of zijn bekwaamheden, werk moet zoeken in een Gewest met een andere voertaal dan zijn moedertaal.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij MB 2014-06-26/03, art. 1, 102; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
Afdeling III. - Procedure welke dient gevolgd te worden in geval van betwisting over de lichamelijke of mentale geschiktheid van de werknemer om een dienstbetrekking uit te oefenen.
Art.33.De werknemer die van oordeel is dat hij lichamelijk of mentaal niet of niet meer geschikt is om een bepaalde dienstbetrekking te vervullen moet dit uiterlijk verklaren op het ogenblik van het verhoor bedoeld in artikel 144 van het koninklijk besluit.
[1 ...]1.
De werknemer moet zo spoedig mogelijk, overeenkomstig de procedure voorzien in artikel 141 van het koninklijk besluit, onderworpen worden aan een onderzoek uitgevoerd door de voor het werkloosheidsbureau aangewezen geneesheer.
(...). <MB 2007-06-14/38, art. 1, 083; Inwerkingtreding : 29-06-2007>
----------
(1)<MB 2015-07-17/07, art. 3, 106; Inwerkingtreding : 01-08-2015. Zie ook art. 5>
HOOFDSTUK VII. - (Bepalingen genomen ter uitvoering van de artikelen 57, 58, 59, 59bis, 59quater en 59quinquies van het koninklijk besluit, betreffende de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt.)
Art.34.[1 De werknemer die tijdelijk werkloos wordt in toepassing van artikelen 26, 51 en 77/4 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten, en voor zover de tijdelijke werkloosheid niet het gevolg is van de schorsing van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst wegens overmacht die veroorzaakt wordt door de arbeidsongeschiktheid van de werknemer, moet na de eerste drie maanden ingeschreven zijn bij de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling.
Een periode van volledige werkhervatting gedurende twee opeenvolgende weken stuit de voormelde periode van drie maanden.]1
----------
(1)<MB 2022-09-09/06, art. 1, 124; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.35.[1 De tijdelijk werkloze die in toepassing van artikel 34 ingeschreven moet zijn als werkzoekende is ertoe gehouden actief mee te werken met de gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling in het kader van een hem voorgesteld traject met het oog op een betere inschakeling op de arbeidsmarkt.]1
----------
(1)<MB 2022-09-09/06, art. 2, 124; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.36.De [1 volledig]1 werkloze moet het bewijs van de inschrijving als werkzoekende leveren door middel van een attest, afgeleverd door de bevoegde gewestelijke dienst voor arbeidsbemiddeling, dat de datum vermeldt waarop de inschrijving plaatsvond.
(Het attest kan vervangen worden door een vermelding die dit gegeven bevat, aangebracht op het " werkloosheidsbewijs voor de inactiviteitsuren " of op de controlekaart.) <MB 1993-05-27/30, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 01-06-1993>
----------
(1)<MB 2022-09-09/06, art. 3, 124; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.37.De volledig werkloze moet het bewijs van inschrijving leveren telkens hij een uitkeringsaanvraag indient.
[1 ...]1
----------
(1)<MB 2022-09-09/06, art. 4, 124; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art.38.De [1 volledig]1 werkloze die niet als werkzoekende is ingeschreven hoewel hij daartoe verplicht was, kan uitkeringen genieten :
1° vanaf de dag van de uitkeringsaanvraag [1 ...]1 indien de inschrijving gebeurt binnen de acht dagen volgend op de voormelde dag of indien hij bewijst dat de werkloosheidsperiode een einde kende vóór het verstrijken van de termijn van acht dagen, ten gevolge van een werkhervatting als loontrekkende of van een vergoede periode van arbeidsongeschiktheid; <MB 2006-03-05/37, art. 3, A), 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
(De werkloze is vrijgesteld van de verplichting ingeschreven te zijn als werkzoekende de dagen waarop hij jaarlijkse vakantie neemt, ten belope van maximaal vier weken per jaar, en overeenkomstig de voorwaarden vastgesteld door de Rijksdienst.) <MB 2006-03-05/37, art. 3, B), 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
2° indien hij zich niet of niet tijdig ingeschreven had ten gevolge van een reden van overmacht die door de directeur werd erkend.
De bepaling van het eerste lid, 1°, geldt niet indien de werkloze zich opnieuw beschikbaar stelt voor de arbeidsmarkt nadat hij uitgesloten werd van het genot van de uitkeringen in toepassing van de artikelen 56 of 58 van het koninklijk besluit.
----------
(1)<MB 2022-09-09/06, art. 5, 124; Inwerkingtreding : 01-09-2022>
Art. 38bis.
<Opgeheven bij MB 2014-06-26/03, art. 2, 102; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
HOOFDSTUK VIII. - Bepalingen ter uitvoering van artikel 66 van het koninklijk besluit, betreffende de voorwaarden waaronder uitkeringen toegekend kunnen worden aan de werkloze die niet effectief in België verblijft.
Art.39. De werkloze die niet effectief in België verblijft kan uitkeringen genieten :
1° voor de periode die hij op de controlekaart aanduidt als jaarlijkse vakantie, gedurende een periode van maximaal vier weken per kalenderjaar;
2° voor de periode van ten hoogste twee weken indien de directeur erkent dat het verblijf in het buitenland gewettigd is voor het zoeken naar een dienstbetrekking;
3° indien hij een grensarbeider is, woonachtig in het buitenland, die in België tijdelijk werkloos wordt gesteld;
4° (voor een periode van ten hoogste vier weken per kalenderjaar indien hij, anders dan als toeschower, op onbezoldigde wijze deelneemt aan een culturele manifestatie ingericht door een instantie, erkend door een Belgische, buitenlandse of internationale overheid, voor zover hij geen beroep meer kan doen op het voordeel van punt 1° en voor zover de directeur de vrijstelling verleent. De vraag om vrijstelling moet voorafgaandelijk op het werkloosheidsbureau toekomen, gestaafd met een attest uitgaande van de inrichtende instantie;) <MB 1995-11-30/32, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
(5° voor een peiode van ten hoogste vier weken per kalenderjaar indien hij op onbezoldigde wijze deelneemt aan een sportmanifestatie of een oefenkamp, voor zover hij geen beroepssportbeoefenaar is en geen beroep meer kan doen op het voordeel van punt 1° en voor zover de directeur de vrijstelling verleent. De vraag om vrijstelling moet voorafgaandelijk op het werkloosheidsbureau toekomen, gestaafd met een attest uitgaande van het voor de betrokken sporttak door de overheid erkende comité. Betreft het een oefenkamp, dan moet het attest onder meer de reden vermelden waarom dit in het buitenland doorgaat;
6° voor de periode aangeduid bij ministeriële beslissing, genomen na advies van het beheerscomité.) <MB 1995-11-30/32, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
(Lid 2 opgeheven) <MB 2006-03-05/37, art. 4, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
HOOFDSTUK IX. - (Bepalingen ter uitvoering van artikel 71 van het koninklijk besluit, betreffende de aangifte en de controle van de werkloosheidsperiodes.)
Art.40. <MB 2006-03-05/37, art. , 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005> De inhoud en het model van de controlekaart worden door het beheerscomité vastgesteld.
Art.41. <MB 2006-03-05/37, art. 5, § 3, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005> De werkloze moet ten laatste de eerste effectieve werkloosheidsdag van de maand op zijn controlekaart zijn identiteit vermelden en de betreffende maand, behalve indien deze gegevens reeds werden ingevuld door de uitbetalingsinstelling of de werkgever.
De werkloze moet zijn kaart invullen overeenkomstig de richtlijnen verstrekt door de Rijksdienst, ondertekenen en ten vroegste op het einde van de maand overmaken aan zijn uitbetalingsinstelling.
Art.42. (Opgeheven) <MB 2006-03-05/37, art. 5, § 4, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
Art.43. (Opgeheven) <MB 2006-03-05/37, art. 5, § 4, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
Art.44. (Opgeheven) <MB 2006-03-05/37, art. 5, § 4, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
Art. 44bis. (Opgeheven) <MB 2006-03-05/37, art. 5, § 4, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
Art.45. (Opgeheven) <MB 2006-03-05/37, art. 5, § 4, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
Art.46. (Opgeheven) <MB 2006-03-05/37, art. 5, § 4, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
Art.47. (Opgeheven) <MB 2006-03-05/37, art. 5, § 4, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
Art.48. (Opgeheven) <MB 2006-03-05/37, art. 5, § 4, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
Art.49. (Opgeheven) <MB 2006-03-05/37, art. 5, § 4, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
Art.50. (Opgeheven) <MB 2006-03-05/37, art. 5, § 4, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
Art.51. (Opgeheven) <MB 2006-03-05/37, art. 5, § 4, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
Art.52. (Opgeheven) <MB 2006-03-05/37, art. 5, § 4, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
Art. 52bis. (Opgeheven) <MB 2006-03-05/37, art. 5, § 4, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
HOOFDSTUK X. - (...)
Art.53. (Opgeheven) <MB 2006-03-05/37, art. 6, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005. Artikel 53, zoals van kracht op 30 juni 2004, blijft echter van toepassing tot het einde van de lopende arbeidsovereenkomst, op de werknemers die bij een beschermde werkplaats in dienst zijn getreden vóór 1 juli 2004 en die op 1 juli 2004 nog steeds in dienst zijn. (Art. 7)>
Art. 53bis. (Opgeheven) <MB 2006-03-05/37, art. 6, 074; Inwerkingtreding : 15-12-2005>
HOOFDSTUK XI. - Bepalingen tot uitvoering van de artikelen 79 en 79bis van het koninklijk besluit, betreffende de tewerkstelling van werklozen door een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap.
Art.54.<MB 1994-08-04/31, art. 3, 023; Inwerkingtreding : onbepaald > § 1. (De gebruiker bewaart de overzichtsstaat, vermeldend het nummer van de uitgegeven PWA-cheque, de naam van de werkloze die de activiteit heeft verricht en de datum waarop de activiteit plaats vond, gedurende één jaar, te rekenen vanaf de dag waarop de laatste PWA-cheque werd uitgegeven.) <MB 1999-06-13/52, art. 1, A), 048; Inwerkingtreding : 01-10-1999>
§ 2. (De uitgever van de PWA-cheques maakt jaarlijks vóór 1 maart, aan de gebruiker natuurlijke persoon een fiscaal attest over, vermeldend de aanschafprijs van de PWA-cheques die op zijn naam werden opgesteld en die betaald werden tijdens het voorafgaande kalenderjaar. Van dit bedrag wordt in mindering gebracht de aanschafprijs van de hiervoor bedoelde PWA-cheques die niet werden gebruikt en die tijdens hetzelfde kalenderjaar door de gebruiker aan de uitgever werden terugbezorgd. De gegevens vermeld in de fiscale attesten worden door de uitgever vóór hetzelfde tijdstip overgemaakt aan de Administratie der directe belastingen.) <MB 1999-06-13/52, art. 1, B), 048; Inwerkingtreding : 01-10-1999>
§ 3. ((Voor de berekening van de werkloosheidsduur van ten minste twee jaar of van ten minste 6 maand, wordt rekening gehouden met de duurtijd van de recentste ononderbroken periode van vergoede volledige werkloosheid.) <MB 1999-06-13/52, art. 1, C), 048; Inwerkingtreding : 01-10-1999>
(Worden voor de toepassing van het eerste lid gelijkgesteld met een periode van vergoede volledige werkloosheid :
1° de periodes van arbeidsongeschiktheid als volledig werkloze;
2° de andere onderbrekende gebeurtenissen met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, met een duurtijd korter dan drie volledige kalendermaanden;
3° de periodes van tewerkstelling in het kader van een erkend doorstromingsprogramma;
4° de periodes van tewerkstelling in een erkende arbeidspost;
5° de periodes van tewerkstelling in toepassing van artikel 60, § 7, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn;
6° de periodes van tewerkstelling met een startbaanovereenkomst, met toepassing van hoofdstuk VIII van titel II van de wet van 24 december 1999 ter bevordering van de werkgelegenheid, van een werknemer die geen getuigschrift of diploma van het hoger secundair onderwijs bezit.) <MB 2001-11-21/56, art. 1, 056; Inwerkingtreding : 01-04-2000>
[1 De werkloze, jonger dan 45 jaar, die voldeed aan de vereisten inzake werkloosheidsduur en ingeschreven werd als kandidaat bij een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, wordt verder geacht te voldoen aan deze vereisten, zolang hij geen uitkeringen geniet overeenkomstig de in artikel 114 van het koninklijk besluit voorziene eerste vergoedingsperiode.]1
§ 4. (Het bedrag tot dekking van de administratiekosten van de uitbetalingsinstelling wordt vastgesteld op (0,1116 EUR) per uitbetaalde PWA-cheque.) <MB 1997-06-20/33, art. 1, 037; Inwerkingtreding : 01-07-1997> <MB 2001-11-30/31, art. 1, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
----------
(1)<MB 2012-07-23/02, art. 2, 097; Inwerkingtreding : 01-11-2012>
Art. 54_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij BDG 2022-12-22/32, art. 9, 132; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.55. <MB 1994-08-04/30, art, 2, 020; Inwerkingtreding : onbepaald > § 1. (Het bedrag van de uurvergoeding voor activiteiten ten behoeve van de land- en tuinbouwsector, wordt vastgesteld op (6,20 EUR).) <MB 1996-04-17/32, art. 2, 031; Inwerkingtreding : 01-04-1996> <MB 2001-11-30/31, art. 1, 055; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
§ 2. (De seizoens- en gelegenheidsgebonden activiteiten ten behoeve van de (...) tuinbouwsector, zijn de activiteiten bepaald door of krachtens artikel 8bis, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders.) <MB 1996-04-17/32, art. 2, 031; Inwerkingtreding : 01-04-1996> <MB 1998-06-02/31, art. 1, 1°, 041; Inwerkingtreding : 26-06-1998>
(De begunstigde dient de werkloze in te schrijven in het aanwezigheidsregister bedoeld in het koninklijk besluit van 17 juni 1994 betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister.) <MB 1995-04-07/64, art. 1, 026; Inwerkingtreding : 12-05-1995>
(§ 3. De activiteiten ten behoeve van de landbouwsector zijn de seizoen - en gelegenheidsgebonden activiteiten die verband houden met de landbouwwerkzaamheden in het kader van het zaaien, planten, onkruidwieden, het oogsten of van het veld of de weide weghalen van landbouwopbrengsten.
Het betreft uitsluitend manuele arbeid, met uitsluiting van het besturen van landbouwmachines en werken met chemicaliën en pesticiden.) <MB 1998-06-02/31, art. 1, 2°, 041; Inwerkingtreding : 26-06-1998>
Art. 55_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP. <MB 1994-08-04/30, art, 2, 020; Inwerkingtreding : onbepaald > § 1. [1 ...]1 § 2. [1 Voor de seizoens- en gelegenheidsgebonden activiteiten in de landbouwsector en de tuinbouwsector schrijft de begunstigde de [2 PWA-werknemer]2 overeenkomstig het koninklijk besluit van 17 juni 1994 betreffende het bijhouden van een aanwezigheidsregister in het aanwezigheidsregister in.]1 [2 ...]2 (§ 3. De activiteiten ten behoeve van de landbouwsector zijn de seizoen - en gelegenheidsgebonden activiteiten die verband houden met de landbouwwerkzaamheden in het kader van het zaaien, planten, onkruidwieden, het oogsten of van het veld of de weide weghalen van landbouwopbrengsten. Het betreft uitsluitend manuele arbeid, met uitsluiting van het besturen van landbouwmachines en werken met chemicaliën en pesticiden.) <MB 1998-06-02/31, art. 1, 2°, 041; Inwerkingtreding : 26-06-1998>
----------
(1)<BDG 2017-06-08/21, art. 13, 116; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<BDG 2022-12-22/32, art. 10, 132; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
HOOFDSTUK XII. - Bepalingen ter uitvoering van artikel 81 en 82 van het koninklijk besluit, betreffende langdurige werkloosheid.
Art.56. (§ 1. De werkloosheidsduur wordt uitgedrukt in maanden.
(Om het aantal maanden te bekomen wordt het aantal uitkeringen bekomen als volledig werkloze, met uitzondering van de overbruggingsuitkeringen, gedeeld door 26.) <MB 1996-04-17/32, art. 3, 031; Inwerkingtreding : 01-04-1996>
(In afwijking van het tweede lid tellen de periodes van onvrijwillig deeltijdse arbeid in de zin van artikel 29, § 1, van het koninklijk besluit, zoals van kracht tot 31 december 1995, als een maand volledige werkloosheid per maand gedurende dewelke de betrokken werknemer minstens een halve uitkering ontvangen heeft, berekend volgens de bepalingen van artikel 101, § 1 van het koninklijk besluit zoals van kracht tot 31 december 1995.
In afwijking van het tweede lid, worden de periodes van deeltijdse arbeid met behoud van rechten enkel in rekening gebracht indien de deeltijdse arbeidsregeling normaal gemiddeld per week minder bedraagt dan één derde van het wekelijks aantal arbeidsuren van de (maatpersoon). In dat geval wordt een maand volledige werkloosheid in rekening gebracht per maand gedurende dewelke de werknemer de inkomensgarantie-uitkering ontvangen heeft.) <MB 1995-11-30/32, art. 6, 028; Inwerkingtreding : 01-01-1996> <MB 2002-12-12/37, art. 3, 060; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt evenwel geen rekening gehouden met uitkeringen die betrekking hebben op de dagen :
(1° van tewerkstelling als mindervalide werknemer overeenkomstig artikel 78 van het koninklijk besluit, van tewerkstelling in het kader van een doorstromingsprogramma overeenkomstig artikel 78ter van het koninklijk besluit, van tewerkstelling in een erkende arbeidspost overeenkomstig artikel 78quater van het koninklijk besluit, van tewerkstelling met een arbeidsovereenkomst overeenkomstig artikel 78quinquies van het koninklijk besluit of als coöperant-jonge werkzoekende overeenkomstig artikel 97 van het koninklijk besluit;) <MB 2001-06-14/34, art. 2, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2001>
2° van tewerkstelling overeenkomstig artikel 161 van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid;
3° die voorafgaan aan een schorsing van het recht op uitkeringen die een einde heeft genomen in toepassing van artikel 85 van het koninklijk besluit;
4° die voorafgaan aan een werkhervatting als voltijdse werknemer in de zin van artikel 28, § 1 of § 2 van het koninklijk besluit, gedurende een ononderbroken periode van ten minste 24 maanden in de zin van artikel 71, § 1.) <MB 1992-06-23/30, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-07-1992>
5° (die voorafgaan aan een werkhervatting als deeltijdse werknemer met behoud van rechten gedurende een ononderbroken periode in de zin van artikel 71, § 1, van ten minste 36 maanden, wanneer de deeltijdse arbeidsregeling gemiddeld per week ten minste 12 uren bedraagt of ten minste één derde bedraagt van het normaal gemiddeld wekelijks aantal arbeidsuren van de (maatpersoon);) <MB 1995-11-30/32, art. 6, 028; Inwerkingtreding : 01-01-1996> <MB 2002-12-12/37, art. 3, 060; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
(6° gelegen in de maanden waarin de werkloze ten minste 30 uren actief was in de regeling van een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap;
7° (die voorafgaan aan het einde van een periode samengesteld uit drie opeenvolgende cycli van 12 kalendermaanden, indien de werkloze gedurende elke cyclus ten minste 360 uren actief was als PWA-werknemer bedoeld in artikel 79 van het koninklijk besluit;
8° vergoed aan een daguitkering van 5 fr in toepassing van de artikelen 114, § 5, 122 of 125 van het koninklijk besluit, zoals van kracht vóór 1 april 1996.) <MB 1999-06-13/52, art. 2, 048; Inwerkingtreding : 01-10-1999>
§ 2. Voor de toepassing van § 1 op de vrijwillig deeltijdse werknemer worden halve uitkeringen beschouwd als uitkeringen, zonder evenwel meer dan zes uitkeringen per week te mogen rekenen.
Voor de toepassing van § 1, (vijfde lid), 4°, op de vrijwillig deeltijdse werknemer wordt een werkhervatting als deeltijdse werknemer in de zin van artikel 33 van het koninklijk besluit gelijkgesteld met een voltijdse werkhervatting, voor zover de werknemer gedurende de werkhervatting geen uitkeringen als volledig werkloze ontving. <MB 1995-11-30/32, art. 6, 028; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
(§ 3. De termijn voor de indiening van een administratief beroep, bedoeld in artikel 82 van het koninklijk besluit, die een aanvang neemt gedurende de periode van 1 juli tot en met 15 augustus, wordt met drie weken verlengd.) <MB 1992-06-23/30, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-07-1992>
Art.57. <MB 1995-11-30/32, art. 7, 028; Inwerkingtreding : 01-01-1996> De gemiddelde gewestelijke werkloosheidsduur, uitgedrukt in maanden, en vermenigvuldigd met 1,5, bedoeld in artikel 81 van het koninklijk besluit bedraagt :
voor de mannen : werkloosheidsbureau | minder dan 36 jaar | 36 tot minder dan 46 jaar | vanaf 46 jaar |
Aalst | 35 | 44 | 56 |
Aarlen | 24 | 29 | 42 |
Antwerpen | 32 | 38 | 51 |
Bergen | 41 | 47 | 62 |
Boom | 33 | 39 | 45 |
Brugge | 27 | 38 | 48 |
Brussel | 33 | 42 | 56 |
Charleroi | 36 | 41 | 51 |
Dendermonde | 35 | 44 | 56 |
Doornik | 35 | 44 | 57 |
Gent | 33 | 44 | 54 |
Hasselt | 38 | 47 | 60 |
Hoei | 32 | 38 | 54 |
Ieper | 32 | 42 | 53 |
Kortrijk | 32 | 44 | 54 |
La Louviere | 36 | 42 | 56 |
Leuven | 33 | 39 | 51 |
Luik | 33 | 41 | 57 |
Mechelen | 35 | 41 | 53 |
Moeskroen | 35 | 45 | 57 |
Namen | 32 | 38 | 50 |
Nijvel | 29 | 36 | 41 |
Oostende | 30 | 38 | 50 |
Oudenaarde | 32 | 41 | 51 |
Roeselare | 29 | 39 | 47 |
Sint-Niklaas | 36 | 42 | 53 |
Tongeren | 36 | 45 | 62 |
Turnhout | 33 | 44 | 57 |
Verviers | 32 | 39 | 56 |
Vilvoorde | 29 | 35 | 51 |
voor de vrouwen : werkloosheidsbureau | minder dan 36 jaar | 36 tot minder dan 46 jaar | vanaf 46 jaar |
Aalst | 48 | 63 | 90 |
Aarlen | 33 | 38 | 45 |
Antwerpen | 39 | 44 | 59 |
Bergen | 66 | 80 | 99 |
Boom | 41 | 44 | 59 |
Brugge | 41 | 47 | 57 |
Brussel | 47 | 62 | 77 |
Charleroi | 57 | 63 | 80 |
Dendermonde | 51 | 63 | 87 |
Doornik | 48 | 62 | 81 |
Gent | 50 | 63 | 87 |
Hasselt | 74 | 84 | 92 |
Hoei | 48 | 48 | 84 |
Ieper | 48 | 62 | 87 |
Kortrijk | 50 | 65 | 86 |
La Louviere | 59 | 69 | 89 |
Leuven | 59 | 68 | 86 |
Luik | 57 | 66 | 89 |
Mechelen | 53 | 59 | 75 |
Moeskroen | 51 | 66 | 92 |
Namen | 48 | 53 | 75 |
Nijvel | 48 | 57 | 80 |
Oostende | 30 | 35 | 47 |
Oudenaarde | 36 | 53 | 87 |
Roeselare | 47 | 59 | 80 |
Sint-Niklaas | 48 | 57 | 74 |
Tongeren | 68 | 80 | 90 |
Turnhout | 63 | 72 | 83 |
Verviers | 57 | 71 | 89 |
Vilvoorde | 42 | 51 | 75 |
nummer van de loonschijf | ondergrens | bovengrens | berekenings- basis |
53 - n | 55,6726 | 56,5356 | 56,1042 |
- 0,8631 n | - 0,8631 n | - 0,8631 n | |
53 | 55,6726 | 56,5356 | 56,1042 |
54 | 56,5357 | 56,9672 | 56,5357 |
55 | 56,9673 | 57,3987 | 56,9673 |
56 | 57,3988 | 58,2618 | 57,8304 |
57 | 58,2619 | 59,1249 | 58,6935 |
58 | 59,125 | 58,988 | 59,5566 |
59 | 59,9881 | 60,8511 | 60,6334 |
60 | 60,8512 | 61,7142 | 61,3913 |
61 | 61,7143 | 62,5773 | 62,1459 |
62 | 62,5774 | 63,4404 | 63,009 |
63 | 63,4405 | 64,3035 | 63,8721 |
64 | 64,3036 | 65,1666 | 64,8848 |
65 | 65,1667 | 66,0297 | 65,6959 |
66 | 66,0298 | 66,8928 | 66,4614 |
67 | 66,8929 | 67,7559 | 67,3245 |
68 | 67,756 | 68,619 | 68,1876 |
69 | 68,6191 | 69,4821 | 69,0507 |
70 | 69,4822 | 69,6176 | 69,6176 |
71 | 69,6177 | 70,4877 | 70,0528 |
72 | 70,4878 | 71,0344 | 70,4878 |
73 | 71,0345 | 71,8975 | 71,466 |
74 | 71,8976 | 72,7962 | 71,8976 |
[<font color="red">1</font> 75 | 72,7963 | 73,3786 | 72,7963]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">2</font> 76 | 73,3787 | 74,1858 | 73,3787]<font color="red">2</font> |
[<font color="red">2</font> [<font color="red">3</font> 77 | 74,1859 | 75,0019 | 74,1859]<font color="red">3</font>]<font color="red">2</font> |
[<font color="red">4</font> 78 | 75,0020 | 75,8269 | 75,0020]<font color="red">4</font> |
[<font color="red">4</font> 79 | 75,8270 | 75,8270]<font color="red">4</font> | |