Details



Externe links:

Justel

Staatsblad pdf



Titel:

31 JULI 2006. - Ministerieel besluit tot wijziging van artikel 18 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering.



Inhoudstafel:


Art. 1-2



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1992013272 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 18 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, vervangen bij het ministerieel besluit van 27 april 1994 en gewijzigd bij het ministerieel besluit van 26 maart 1999, wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  " Art. 18. § 1. Een werkloze kan, mits akkoord van de directeur, een vrijwillige en gratis activiteit voor een privé-persoon uitoefenen, indien deze activiteit niet plaats vindt in de professionele sfeer en de activiteit het voorwerp uitgemaakt heeft van een voorafgaandelijke aangifte bij het werkloosheidsbureau.
  De voorafgaandelijke aangifte bedoeld in het vorig lid moet schriftelijk worden gedaan en de identiteit van de partijen, de aard, de duur, de frequentie en de plaats van het werk vermelden en door beide partijen ondertekend worden.
  Deze voorafgaandelijke aangifte kan terzijde geschoven worden wanneer zij door ernstige, nauwkeurige en overeenstemmende vermoedens wordt tegengesproken.
  § 2. Het akkoord van de directeur geldt voor onbepaalde duur, behalve indien :
  1° de activiteit volgens de aangifte slechts uitgeoefend wordt gedurende een bepaalde duur, in welk geval het akkoord voor een bepaalde duur geldt;
  2° de directeur het noodzakelijk acht na verloop van 12 maanden in functie van de criteria opgenomen in § 3, opnieuw na te gaan of de activiteit nog als vrijwilligerswerk kan beschouwd worden, in welk geval de aangifte geldt voor een periode van twaalf maanden. In geval van verdere uitoefening van het vrijwilligerswerk na deze twaalf maanden moet de werkloze een nieuwe aangifte indienen overeenkomstig § 1.
  Bij gebrek aan beslissing binnen een termijn van 12 werkdagen na de ontvangst van een volledige aangifte, wordt de uitoefening van de onbezoldigde activiteit met behoud van uitkeringen, geacht aanvaard te zijn.
  Een eventuele beslissing houdende een verbod of een beperking, heeft slechts gevolgen voor de toekomst, behalve indien de activiteit niet onbezoldigd was.
  § 3. De directeur kan zijn akkoord weigeren, inzonderheid wanneer de tewerkstelling of haar verlenging tot gevolg zou hebben dat de beschikbaarheid voor de arbeidsmarkt van de werkloze beduidend zou verminderen of wanneer de activiteit gezien haar aard, omvang en frequentie of gezien het kader waarin zij wordt uitgeoefend, niet of niet langer de kenmerken vertoont van een activiteit die gewoonlijk door vrijwilligers wordt verricht.
  § 4. Een vergoeding of een materieel voordeel, toegekend aan een werkloze, wordt voor de toepassing van artikel 45, eerste lid, 2°, en van artikel 46 van het koninklijk besluit buiten beschouwing gelaten indien de navermelde voorwaarden gelijktijdig vervuld zijn :
  1° het voordeel wordt toegekend in het kader van activiteiten die de werkloze verricht ten bate van een privé-persoon of sportieve activiteiten als amateuristische sportbeoefenaar;
  2° het voordeel dekt de kosten die door de werkloze in het kader van de voormelde activiteit werden gemaakt of het voordeel wordt door de fiscale wetgeving beschouwd als een niet belastbaar voordeel;
  3° er werd voldaan aan de vereisten van §§ 1 tot 3 of de Rijksdienst heeft op eigen initiatief of op vraag van een belanghebbende overheid of vereniging, voorafgaandelijk op algemene wijze vastgesteld dat de betreffende activiteiten beantwoorden aan de omschrijving van punt 1° en dat de voordelen die worden toegekend in het kader van de betreffende activiteit voldoen aan de vereisten van punt 2°.
  In de situatie bedoeld in het eerste lid, 3°, kan de Rijksdienst zijn algemene toelating afhankelijk stellen van de naleving van bepaalde voorwaarden; daarbij kan beslist worden dat bepalingen van § 1 inzake de aangifte en van de §§ 2 en 3 inzake het akkoord van de directeur, verder toepasselijk blijven. "

Art. 2. Dit besluit treedt in werking op 1 augustus 2006.
  Brussel, 31 juli 2006.
  P. VANVELTHOVEN.