24 JANUARI 2002. - Ministerieel besluit tot wijziging van de artikelen 60 en 69 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering.
Art. 1-3
Artikel 1. In artikel 60 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 13 december 1996, 22 december 1997 en 27 april 2001, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) het tweede lid, 3°, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 3° het nettobedrag van dit inkomen bedraagt per maand niet meer dan zesentwintig maal 10,18 EUR en de echtgeno(o)t(e) geniet voor de beschouwde maand geen vervangingsinkomen, behalve indien dit toegekend wordt ingevolge arbeidsongeschiktheid in de tewerkstelling met een inkomen dat in toepassing van deze bepaling niet als een beroepsinkomen wordt beschouwd en voor zover het nettobedrag van dit vervangingsinkomen de voormelde grens niet overschrijdt. ";
B) het derde lid wordt vervangen door de volgende bepaling :
" In afwijking van het eerste lid wordt het inkomen van een kind voor de toepassing van artikel 110, § 1, eerste lid, 2°, van het koninklijk besluit evenwel niet als een beroepsinkomen beschouwd :
1° indien het bedrag van dit inkomen per kind normaal gemiddeld niet meer dan 304,77 EUR per maand bedraagt;
2° ongeacht het bedrag van het inkomen, gedurende de periode van 12 maanden, gerekend van datum tot datum, vanaf het tijdstip waarop het kind na het einde van de studies voor het eerst een beroepsinkomen ontvangt. ".
Art.2. Artikel 69 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" Art. 69. Voor de berekening van de uitkering op basis van het gemiddeld dagloon worden loonschijven opgesteld. De hoogste loonschijf bevat de lonen die ten minste gelijk zijn aan het grensbedrag bedoeld in artikel 111, derde lid, van het koninklijk besluit, verminderd met 0,4316 EUR. De uitkering wordt desgevallend berekend op het grensbedrag.
De twee daaronder gelegen loonschijven bevatten elk 0,8631 EUR. De uitkering wordt desgevallend berekend op het bedrag dat het midden vormt van deze loonschijf.
De twee daaronder gelegen loonschijven bevatten elk 0,43155 EUR. De uitkering wordt desgevallend berekend op het bedrag dat overeenstemt met de ondergrens van deze loonschijf.
De daaronder gelegen loonschijven bevatten elk 0,8631 EUR. De uitkering wordt desgevallend berekend op het bedrag dat het midden vormt van deze loonschijf.
Het gemiddeld dagloon en de in de vorige leden vermelde bedragen worden gekoppeld aan de spilindex 103,14, geldend op 1 juni 1999 (basis 1996 = 100), volgens de regels bepaald in artikel 113 van het koninklijk besluit. Het vijfde cijfer na de komma wordt weggelaten en leidt tot een verhoging met één eenheid van het vorige cijfer indien het minstens 5 bereikt. ".
Art. 3. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2002.
Gegeven te Brussel, 24 januari 2002.
Mevr. L. ONKELINX.