Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

7 FEBRUARI 2014. - Ministerieel besluit tot wijziging van de artikelen 1, 10, 31 en 71 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering



Inhoudstafel:


Art. 1-5



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1992013272 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 1, 18°, van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 23 november 2000, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "18° artistieke activiteit : de creatie en/of uitvoering of interpretatie van artistieke oeuvres in de audiovisuele en de beeldende kunsten, in de muziek, de literatuur, het spektakel, het theater en de choreografie;".

Art.2. Artikel 10 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 20 juni 1997 en gewijzigd bij het ministérieel besluit van 30 november 2001, wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "Art. 10. Voor de werknemer die artistieke activiteiten heeft verricht tijdens de referteperiode die van toepassing is en wanneer deze activiteiten vergoed werden met een taakloon, wordt het aantal in aanmerking te nemen dagen bekomen door het voor deze tewerkstellingen ontvangen brutoloon te delen door 1/26 van het refertemaandloon bedoeld in artikel 5 van dit besluit.
  Het overeenkomstig het eerste lid bekomen aantal arbeidsdagen wordt per kwartaal beperkt tot een aantal arbeidsdagen gelijk aan (n x 26) vermeerderd met 78.
  Voor de toepassing van het vorige lid stemt n overeen met het aantal kalendermaanden gelegen in het kalenderkwartaal in de referteperiode, waarop de in het eerste lid bedoelde activiteiten die onderworpen werden aan de sociale zekerheid van de loontrekkenden, betrekking hebben.
  Voor de toepassing van het eerste lid dient te worden verstaan onder taakloon, het loon dat door een werkgever wordt betaald aan de werknemer die een artistieke activiteit heeft verricht wanneer er geen rechtstreeks verband is tussen dit loon en het aantal arbeidsuren waaruit deze activiteit bestaat.".

Art.3. Artikel 31 van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 23 november 2000, wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "Art. 31. Voor de werknemer die artistieke activiteiten heeft verricht, wordt een betrekking aangeboden in een ander beroep dan dat van kunstenaar als niet passend beschouwd indien hij, in een referteperiode van achttien maanden voorafgaand aan het aanbod, minstens 156 arbeidsdagen aantoont in de zin van artikel 37 van het koninklijk besluit, ingevolge artistieke activiteiten.
  In afwijking van het vorige lid kan, om de 156 dagen bedoeld in het vorige lid te bewijzen, evenwel rekening gehouden worden met arbeidsdagen in de zin van artikel 37 van het koninklijk besluit, ingevolge niet-artistieke activiteiten ten belope van maximum 52 dagen.
  Voor de beoordeling van het passend karakter van een dienstbetrekking in een ander beroep dan dat van kunstenaar wordt rekening gehouden met de intellectuele ontwikkeling en met de lichaamsgeschiktheid van de kunstenaar, alsmede met het risico dat de vaardigheid vereist voor het uitoefenen van zijn beroep van kunstenaar, zou kunnen afnemen.".

Art.4. In artikel 71 van hetzelfde besluit, laatst gewijzigd bij het ministerieel besluit van 23 juli 2012, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1°) in § 1, tweede lid, wordt de verwijzing "artikel 116, § 1" vervangen door de verwijzing "artikel 116, § 1, § 1bis en § 1ter";
  2°) het wordt aangevuld met een § 5, luidende :
  " § 5. Voor de werknemer die artistieke activiteiten heeft verricht die vergoed zijn met een taakloon, wordt :
  1° het taakloon dat werd toegekend voor een artistieke activiteit, geacht op gelijke wijze elke kalenderdag van de periode van de arbeidsrelatie overeenkomstig de onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, te dekken;
  2° een berekening van het aantal dagen van werkhervatting op kwartaalbasis gemaakt in functie van het taakloon dat overeenkomstig 1° gelegen is in elk kwartaal;
  3° slechts rekening gehouden met het gedeelte van het taakloon dat overeenkomstig 1° gelegen is in de referteperiode.".

Art. 5. Dit besluit treedt in werking op 1 april 2014.