14 JUNI 2001. - Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering in het kader van de jeugdvakantie.
Art. 1-5
Artikel 1. Artikel 7, vierde lid, van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 22 november 1995 en 28 februari 1997, wordt opgeheven.
Art.2. Artikel 56, § 1, vijfde lid, 1°, van hetzelfde besluit, vervangen bij het ministerieel besluit van 11 augustus 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 1° van tewerkstelling als mindervalide werknemer overeenkomstig artikel 78 van het koninklijk besluit, van tewerkstelling in het kader van een doorstromingsprogramma overeenkomstig artikel 78ter van het koninklijk besluit, van tewerkstelling in een erkende arbeidspost overeenkomstig artikel 78quater van het koninklijk besluit, van tewerkstelling met een arbeidsovereenkomst overeenkomstig artikel 78quinquies van het koninklijk besluit of als coöperant-jonge werkzoekende overeenkomstig artikel 97 van het koninklijk besluit; ".
Art.3. In artikel 87 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 12 januari 1993, 27 mei 1993, 22 december 1995 en 11 augustus 1997, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) het 5° wordt vervangen door de volgende bepaling :
" 5° de "persoonlijke werkloosheidsverklaring" C 109, alsmede een kopie van de arbeidsovereenkomst voor de werknemer bedoeld in artikel 78ter, 78quater of 78quinquies van het koninklijk besluit. In geval van verlenging van de initiële tewerkstelling, is de werkloze verplicht opnieuw een kopie van de arbeidsovereenkomst in te dienen voor de periode waarmee de tewerkstelling wordt verlengd. ";
B) het 7° wordt vervangen door een 7° en een 8°, luidend als volgt :
" 7° het "bewijs van jeugdvakantie" C 103 jeugdvakantie, voor de werkloze die een aanvraag om jeugdvakantie-uitkeringen bedoeld in artikel 78bis van het koninklijk besluit, indient;
8° de "persoonlijke werkloosheidsverklaring" C 109, afgelegd door de werkloze die :
a) voorafgaand aan zijn uitkeringsaanvraag niet was tewerkgesteld als loontrekkende;
b) de formulieren bedoeld in de voorgaande nummers niet of niet tijdig kan bekomen;
c) verhuist en de gemeente van de nieuwe gewone verblijfplaats onder een ander werkloosheidsbureau ressorteert;
d) een aanvraag om overbruggings- of wachtuitkeringen indient. ".
Art.4. Artikel 92, § 2, tweede lid, van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het ministerieel besluit van 22 december 1995 en vervangen bij het ministerieel besluit van 11 augustus 1997, wordt vervangen door de volgende bepaling :
" Voor de werknemer bedoeld in artikel 78ter van het koninklijk besluit die de integratie-uitkering vraagt, voor de werknemer bedoeld in artikel 78quater van het koninklijk besluit die de herinschakelingsuitkering vraagt en voor de werknemer bedoeld in artikel 78quinquies van het koninklijk besluit die de banenplanuitkering vraagt, moet het dossier toekomen op het werkloosheidsbureau voor het einde van de tewerkstelling in een doorstromingsprogramma, van de tewerkstelling in een erkende arbeidspost of van de tewerkstelling overeenkomstig artikel 78quinquies van het koninklijk besluit. ".
Art. 5. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2001.
Brussel, 14 juni 2001.
Mevr. L. ONKELINX.