13 DECEMBER 1996. - Ministerieel besluit tot wijziging van de artikelen 20, 21, 54, 60 en 66 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering.
Art. 1-6
Artikel 1. Artikel 20 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering wordt vervangen door de volgende bepalingen :
"Art. 20. De werkloze moet de dagen die gedekt zijn door vakantiegeld ten laatste uitputten in de maand december van het jaar dat volgt op het vakantiedienstjaar. De door vakantiegeld gedekte dagen mogen niet uitgeput worden tijdens periodes van volledige werkloosheid die niet vergoedbaar zijn in toepassing van artikel 46 van het koninklijk besluit ingevolge het ontvangen van een vergoeding wegens de beëindiging van een arbeidsovereenkomst of in toepassing van artikel 55, 7° van het koninklijk besluit ingevolge de gelijkstelling van de zaterdag met een niet vergoedbare dag.
De leerkracht, tewerkgesteld in een onderwijsinstelling opgericht of gesubsidieerd door een Gemeenschap, moet de dagen die gedekt zijn door de bezoldiging voor een schoolvakantieperiode uitputten vanaf de eerste werkdag van de maand juli. Dit aantal dagen wordt geacht gelijk te zijn aan één zesde van het aantal arbeidsdagen dat bekomen wordt door de toepassing van artikel 9, eerste lid, 2°. In het geval bedoeld in artikel 9, eerste lid, 1° wordt dit aantal evenwel geacht de volledige vakantieperiode te dekken. ".
Art.2. Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepaling :
"Art. 21. Aan de volledig werkloze wordt geen uitkering toegekend voor de zaterdag indien hij zich bevindt in één van de volgende situaties :
1° hij ontving voor de beschouwde week een loon dat overeenstemt met een voltijdse arbeidsregeling;
2° zowel de voorafgaande vrijdag als de daaropvolgende maandag zijn niet vergoedbaar;
3° de zaterdag volgt aansluitend op vijf niet vergoedbare dagen;
4° in de beschouwde week te rekenen vanaf de zondag zijn er ten minste vier dagen waarvoor de werkloze overeenkomstig artikel 44 geen recht heeft op uitkeringen.
Aan de volledig werkloze kan slechts een halve uitkering toegekend worden voor de zaterdag indien er in de beschouwde week, te rekenen vanaf de zondag, twee of drie dagen zijn waarvoor de werkloze overeenkomstig artikel 44 geen recht heeft op uitkeringen.
Voor de toepassing van het eerste lid, 2° tot 4° en van het tweede lid, wordt een door vakantiegeld gedekte dag die gelegen is in een periode van volledige werkloosheid beschouwd als een vergoedbare dag.
Voor de toepassing van het eerste lid, 4° en van het tweede lid, wordt geen rekening gehouden met de dagen die gelegen zijn in een periode waarvoor een inkomensgarantie-uitkering werd toegekend en evenmin, indien de werkloze voor de voorgaande maand geen uitkeringen ontving als volledig werkloze, met de dagen gelegen vóór de eerste vergoedbare dag in de beschouwde maand.
De bepaling van het eerste lid, 2° en 4° en van het tweede lid gelden evenwel niet ten aanzien van de werknemer die gewoonlijk arbeidsprestaties verricht overeenkomstig de zesdaagse werkweek en die ten gevolge van dergelijke arbeidsprestaties op de vermelde dagen niet vergoedbaar is. ".
Art.3. Artikel 54, § 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 4 augustus 1994 en 8 mei 1995, wordt vervangen door de volgende bepaling :
"§ 3. Voor de berekening van de werkloosheidsduur van ten minste één of twee jaar in hoofde van de werkloze die wachtuitkeringen geniet en van ten minste twee of drie jaar in hoofde van de werkloze die werkloosheidsuitkeringen geniet, wordt rekening gehouden met de duurtijd van de recentste ononderbroken periode van vergoede volledige werkloosheid.
Worden voor de toepassing van het eerste lid gelijkgesteld met een periode van vergoede volledige werkloosheid :
1° de periodes van arbeidsongeschiktheid als volledig werkloze;
2° de andere onderbrekende gebeurtenissen met inbegrip van de periodes van deeltijdse arbeid, met een duurtijd korter dan drie volledige kalendermaanden.
De werkloze die voldeed aan de vereisten inzake werkloosheidsduur en ingeschreven werd als kandidaat bij een plaatselijk werkgelegenheidsagentschap, wordt verder geacht te voldoen aan deze vereisten, zolang hij niet gerechtigd is op de aanpassingstoeslag, voorzien in artikel 114, § 2 van het koninklijk besluit. ".
Art.4. In artikel 60 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
A) het tweede lid, 3° wordt vervangen door de volgende bepaling :
"3° het nettobedrag van dit inkomen bedraagt niet meer dan 2.017 F. per maand en gedurende twee kalendermaanden van het kalenderjaar 1997 niet meer dan het dubbele van dit bedrag. ";
B) het wordt aangevuld met het volgende lid :
"Voor de toepassing van het tweede lid wordt het inkomen van de echtgen(o)t(e), voortvloeiend uit arbeid in loondienst, geacht betrekking te hebben op de volledige kalendermaand. ".
Art.5. In artikel 66, tweede lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 27 mei 1993 en 30 november 1995, wordt het 2° vervangen door de volgende bepaling :
"2° vrijwillig deeltijdse werknemer betreft die aanspraak maakt op uitkeringen op grond van artikel 104, § 1, eerste lid, van het koninklijk besluit;".
Art. 6. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1997.
Brussel, 13 december 1996.
Mevr. M. SMET