30 APRIL 1999. - Ministerieel besluit tot aanpassing van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering aan het handvest van de sociaal verzekerde.
Art. 1-4
Artikel 1. Artikel 1 van het ministerieel besluit van 26 november 1991 houdende de toepassingsregelen van de werkloosheidsreglementering, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 30 juni 1992, 22 december 1992, 27 mei 1993, 15 juli 1993 en 30 november 1995, wordt aangevuld als volgt :
" 17° het Handvest : de wet van 11 april 1995 tot invoering van het " handvest " van de sociaal verzekerde. ".
Art.2. Artikel 4 van hetzelfde besluit wordt vervangen door de volgende bepalingen :
" Art. 4. Om zich van de in artikel 24, § 1, vierde lid, 1° van het koninklijk besluit voorgeschreven opdracht inzake kennisgeving te kwijten moet de uitbetalingsinstelling aan de werkloze een document bezorgen dat ten minste de navermelde gegevens bevat :
1° de refertes van het dossier, inzonderheid het identificatienummer voor de sociale zekerheid van de werkloze;
2° de bruto-dagbedragen waarop de werkloze, behoudens wijziging in zijn situatie, gerechtigd is op grond van de uitkeringskaart, indien hij de toekenningsvoorwaarden blijft vervullen, alsmede de periodes tijdens dewelke deze bedragen gelden;
3° een verklarende tekst, waarvan de inhoud door de Rijksdienst werd goedgekeurd, die algemene informatie bevat, inzonderheid de voorwaarden om werkelijk uitkeringen te kunnen genieten, het uitkeringsstelsel en de berekeningswijze van het bedrag van de uitkering voor een beschouwde maand; deze tekst moet niet worden toegevoegd indien deze reeds voorheen in toepassing van artikel 136 van het koninklijk besluit werd overgemaakt;
4° de beroepsmogelijkheid bij de arbeidsrechtbank door een ondertekend geschrift dat aangetekend verzonden wordt of op de griffie wordt afgegeven, binnen een termijn van 3 maanden ingaande na de kennisgeving, het adres van de bevoegde arbeidsrechtbank, de mogelijkheid persoonlijk voor de rechtbank te verschijnen of zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat, door een representatieve werknemersorganisatie of eventueel door een familielid en het feit dat de werknemer in de regel geen gerechtskosten moet betalen;
5° de mogelijkheid opheldering te verkrijgen omtrent de beslissing en omtrent de uitkering voor een beschouwde maand bij de informatiedienst van de uitbetalingsinstelling, waarbij vermeld wordt waar en wanneer deze dienst bereikt kan worden.
Om zich van de in artikel 24, § 1, vierde lid, 2° van het koninklijk besluit voorgeschreven opdracht inzake kennisgeving te kwijten moet de uitbetalingsinstelling aan de werkloze een document bezorgen dat ten minste de navermelde gegevens bevat :
1° de gegevens vermeld in het vorige lid, 1°, 4° en 5°;
2° de vaststelling dat er onverschuldigde bedragen zijn betaald, het totale bedrag van deze onverschuldigde betaling, de wijze waarop dit bedrag werd berekend en de in aanmerking genomen verjaringstermijn;
3° de inhoud en de refertes van de bepalingen in strijd waarmee de betalingen werden verricht;
4° de in het kader van artikel 164 meegedeelde motieven van de uitschakeling of verwerping, die de uitbetalingsinstelling weergeeft in begrijpelijke taal, of een door haar opgestelde motivering indien zij bedragen inhoudt op betalingen die zij verricht vooraleer de beslissing tot uitschakeling of verwerping aan haar werd meegedeeld;
5° de mogelijkheid om een met redenen omkleed voorstel tot terugbetaling in schijven voor te leggen;
6° in de gevallen die de Rijksdienst bepaalt, de mogelijkheid tot beroep bij de directeur op grond van artikel 167, § 2, tweede lid, van het koninklijk besluit indien de uitbetalingsinstelling uitkeringen terugvordert ingevolge een verwerping of een uitschakeling van uitgaven, die uitsluitend te wijten is aan een fout van de uitbetalingsinstelling. ".
Art.3. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk IIIbis ingevoegd, omvattende een artikel 4bis, luidend als volgt :
" HOOFDSTUK IIIbis. - Bepalingen ter uitvoering van artikel 26bis van het koninklijk besluit, bevattende algemene bepalingen. ".
" Art. 4bis. De kennisgeving bedoeld in artikel 26bis, § 2, eerste lid, 2° tot 4° en 6° van het koninklijk besluit moet naast de motivering inzonderheid de navermelde gegevens bevatten :
1° de refertes van het dossier, inzonderheid het identificatienummer voor de sociale zekerheid van de werkloze;
2° de beroepsmogelijkheid bij de arbeidsrechtbank door een ondertekend geschrift dat aangetekend verzonden wordt of op de griffie wordt afgegeven, binnen een termijn van 3 maanden ingaande na de kennisgeving, het adres van de bevoegde arbeidsrechtbank, de mogelijkheid persoonlijk voor de rechtbank te verschijnen of zich te laten vertegenwoordigen door een advocaat, door een representatieve werknemersorganisatie of eventueel door een familielid en het feit dat de werknemer in de regel geen gerechtskosten moet betalen;
3° de mogelijkheid bij de informatiedienst van de uitbetalingsinstelling opheldering te verkrijgen omtrent de beslissing;
4° indien het een beslissing tot terugvordering betreft, bovendien :
a) de vaststelling dat er onverschuldigde bedragen zijn betaald, alsmede, indien dit reeds gekend is, het totale bedrag van de onverschuldigde betaling, de wijze waarop dit bedrag werd berekend en de in aanmerking genomen verjaringstermijn; indien dit bedrag pas meegedeeld kan worden na het afsluiten van de verificatieprocedure bedoeld in artikel 164 van het koninklijk besluit, gaat de termijn om beroep in te stellen bij de arbeidsrechtbank tegen de beslissing tot terugvordering en tegen het bedrag van de terugvordering slechts in vanaf de datum van deze latere mededeling;
b) de inhoud en de refertes van de bepalingen in strijd waarmee de betalingen werden verricht;
c) de mogelijkheid om een met redenen omkleed voorstel tot terugbetaling in schijven voor te leggen;
d) de mogelijkheid voor de Rijksdienst om van de terugvordering van onverschuldigd betaalde bedragen af te zien en de procedure die hiervoor moet worden gevolgd. ".
Art. 4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1997.
In afwijking van het eerste lid, zijn de navermelde verplichtingen voortvloeiend uit het voormelde ministerieel besluit van 26 november 1991, zoals gewijzigd bij onderhavig besluit, slechts toepasselijk vanaf de eerste dag van de zevende maand volgend op die gedurende welke onderhavig besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt :
- de mededeling van de in artikel 4, eerste lid vermelde gegevens;
- de mededeling van de in artikel 4, tweede lid, 6° vermelde mogelijkheid.
In afwijking van het eerste lid is de verplichting tot mededeling van de in artikel 4, tweede lid, 1° tot 5° bedoelde gegevens, voortvloeiend uit het voormelde ministerieel besluit van 26 november 1991, zoals gewijzigd bij onderhavig besluit, slechts toepasselijk vanaf de eerste dag van de maand volgend op die gedurende welke onderhavig besluit in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt.
Brussel, 30 april 1999.
Mevr. M. SMET