Details





Titel:

19 JULI 1991. - [Wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten] <Opschrift vervangen door L2018-11-25/05, art.22, 022; Inwerkingtreding : 23-12-2018)> (NOTA : art. 6 en 6bis gewijzigd met ingang op een onbepaalde datum bij W2018-07-30/54, art. 5; Inwerkingtreding : onbepaald ) (NOTA : art. 6 gewijzigd met ingang op een onbepaalde datum bij W2020-06-18/29, art. 2, 024; Inwerkingtreding : onbepaald )(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 09-07-1991 en tekstbijwerking tot 30-08-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - (Bevolkingsregisters, identiteitskaarten, vreemdelingenkaarten en verblijfsdocumenten.) <W 2007-05-15/42, art. 8, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
Art. 1, 1bis, 2, 2bis, 3-6, 6bis, 6ter, 6quater, 6quinquies, 6sexies, 7-8
HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Art. 9
HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepalingen.
Art. 10



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1856060254  1951071415  1984021127 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - (Bevolkingsregisters, identiteitskaarten, vreemdelingenkaarten en verblijfsdocumenten.)
Artikel 1.<W 1994-05-24/39, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-02-1995> (§ 1.) In elke gemeente worden gehouden : <W 1997-01-24/36, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 16-03-1997>
  1° (bevolkingsregisters waarin ingeschreven worden op de plaats waar zij hun hoofdverblijfplaats gevestigd hebben, ongeacht of zij er aanwezig dan wel tijdelijk afwezig zijn, de Belgen en de vreemdelingen die toegelaten of gemachtigd zijn om voor een langere termijn dan drie maanden in het Rijk te verblijven, die gemachtigd zijn zich er te vestigen, of die om een andere reden ingeschreven worden overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, met uitzondering van de vreemdelingen die zijn ingeschreven in het in 2° bedoelde register [2 evenals de personen bedoeld in artikel 2bis van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen]2;) <W 2007-05-15/42, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  [2 De personen die zich vestigen in een woning waarin permanente bewoning niet is toegelaten om redenen van veiligheid, gezondheid, urbanisme of ruimtelijke ordening, zoals vastgesteld door de daartoe bevoegde gerechtelijke of administratieve instantie, kunnen enkel door de gemeente voorlopig worden ingeschreven in de bevolkingsregisters. Hun inschrijving blijft voorlopig zolang de hiertoe bevoegde gerechtelijke of administratieve instantie geen beslissing of maatregel heeft genomen om een einde te maken aan de aldus geschapen onregelmatige toestand. De voorlopige inschrijving neemt een einde zodra de personen de woning hebben verlaten of een einde wordt gesteld aan de onrechtmatige toestand.]2
  2° een wachtregister waarin worden ingeschreven op de plaats waar zij hun hoofdverblijfplaats gevestigd hebben, de vreemdelingen (die een asielaanvraag indienen) en die niet in een andere hoedanigheid in de bevolkingsregisters zijn ingeschreven. <W 2007-05-15/42, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  Wanneer een vreemdeling (die een asielaanvraag heeft ingediend) uit de bevolkingsregisters geschrapt wordt doch in de gemeente verblijf blijft houden, wordt hij ingeschreven in het wachtregister. <W 2007-05-15/42, art. 9, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de inschrijving in het wachtregister voorschrijven van andere vreemde onderdanen die zich in een onzekere administratieve toestand van verblijf in België bevinden, die hun inschrijving of het behoud ervan in de bevolkingsregisters niet mogelijk maakt.
  De artikelen 3, 4, 5, 7 en 8 zijn toepasselijk op het wachtregister.
  (§ 2. De personen bedoeld in § 1, eerste lid, 1°, worden op hun aanvraag door de gemeente waar zij gewoonlijk vertoeven, ingeschreven op een referentieadres :
  - wanneer zij in een mobiele woning verblijven;
  - wanneer zij om beroepsredenen of bij gebrek aan voldoende bestaansmiddelen geen verblijfplaats hebben of meer hebben.
  (Onder referentieadres wordt verstaan het adres van ofwel een natuurlijke persoon die is ingeschreven in het bevolkingsregister op de plaats waar hij zijn hoofdverblijfplaats heeft gevestigd, ofwel een rechtspersoon en waar, met de toestemming van deze natuurlijke persoon of deze rechtspersoon, een natuurlijke persoon zonder vaste verblijfplaats is ingeschreven.
  De natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de inschrijving van een andere persoon aanvaardt als referentieadres, verbindt zich ertoe daar alle voor die persoon bestemde post of alle administratieve documenten te laten toekomen. Hierbij mag de natuurlijke persoon of de rechtspersoon geen winstbejag nastreven. Enkel verenigingen zonder winstoogmerk, stichtingen en vennootschappen met sociaal oogmerk die minstens vijf jaar rechtspersoonlijkheid genieten en die zich in hun statuten tot doel hebben gesteld onder meer de belangen van één of meer rondtrekkende bevolkingsgroepen te behartigen of te verdedigen, kunnen optreden als rechtspersoon bij wie een natuurlijk persoon een referentieadres kan hebben.) <W 2005-12-14/35, art. 14, 012; Inwerkingtreding : 07-01-2006>
  In afwijking van het vorige lid worden de Belgische onderdanen die verbonden zijn aan de Krijgsmacht en de gezinsleden die hen vergezellen, in garnizoen in het buitenland, en die geen verblijfplaats meer hebben in België, ingeschreven op het door de minister van Landsverdediging vastgestelde referentieadres.
  Op dezelfde wijze worden de personen die bij gebrek aan voldoende bestaansmiddelen geen verblijfplaats hebben of meer hebben en die bij gebrek aan inschrijving in de bevolkingsregisters geen maatschappelijke bijstand kunnen genieten van een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of om het even welk ander sociaal voordeel, ingeschreven op het adres van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente waar zij gewoonlijk vertoeven.) <W 1997-01-24/36, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 16-03-1997>
  [2 Op dezelfde wijze worden gedetineerden, met name de Belgen en de vreemdelingen die toegelaten of gemachtigd zijn om voor een langere termijn dan drie maanden in het Rijk te verblijven, die zijn opgesloten in een penitentiaire inrichting en geen verblijfplaats hebben of meer hebben, ingeschreven op het adres van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente waar zij het laatst stonden ingeschreven in het bevolkingsregisters. De gedetineerden, met name de Belgen en de vreemdelingen die toegelaten of gemachtigd zijn om voor een langere termijn dan drie maanden in het Rijk te verblijven, die nooit zijn ingeschreven geweest in de bevolkingsregisters van een gemeente, worden ingeschreven op het adres van het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van de gemeente waar de penitentiaire inrichting ligt.]2
  § 3. [1 ...]1
  ----------
  (1)<W 2011-07-14/07, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 01-08-2011>
  (2)<W 2015-11-09/19, art. 9, 021; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

Art. 1bis.<Ingevoegd bij W 1994-05-24/39, art. 2; Inwerkingtreding : 01-02-1995> De inschrijving in het wachtregister van de vreemdelingen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°, geschiedt op initiatief van de minister tot wiens bevoegdheid de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen behoren of van zijn gemachtigde, zodra deze vreemdelingen in België zijn aangekomen of zodra hun aanwezigheid op het grondgebied is vastgesteld. [1 De vreemdelingen bedoeld in artikel 1, eerste lid, 2°, schrijven zich in bij het gemeentebestuur van de gemeente op het grondgebied waarvan zij daadwerkelijk verblijven binnen een termijn van maximum 6 maanden vanaf de datum van hun eerste asielaanvraag. In afwachting van deze inschrijving, worden zij fictief ingeschreven op het adres van de Dienst Vreemdelingenzaken voor een maximumperiode van 6 maanden.]1
  Ze worden er uit geschrapt :
  1° wanneer ze overleden zijn;
  2° wanneer ze het grondgebied verlaten hebben;
  3° wanneer (hun vluchtelingenstatus werd erkend of hen de subsidiaire beschermingsstatus werd toegekend) waarbij ze dan ingeschreven worden in de bevolkingsregisters bedoeld in artikel 1, eerste lid, 1°; <W 2007-05-15/42, art. 10, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  4° wannee zij in de bevolkingsregisters in een andere hoedanigheid dan die van (vluchteling of genieter van de subsidiaire beschermingsstatus) ingeschreven worden; <W 2007-05-15/42, art. 10, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  5° wanneer zij niet meer verblijven op het adres waar zij ingeschreven werden en de plaats waar ze zich gevestigd hebben niet kan ontdekt worden;
  [1 6° wanneer zij binnen de termijn van 6 maanden bedoeld in het eerste lid, niet ingeschreven zijn bij het gemeentebestuur van de gemeente op het grondgebied waarvan zij daadwerkelijk verblijven; in dit geval worden zij op initiatief van de minister tot wiens bevoegdheidde toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen behoren of van zijn gemachtigde, geschrapt.]1
  De informatiegegevens betreffende die vreemdelingen worden echter in het wachtregister bewaard met, tegenover hun naam, de reden van de schrapping.
  ----------
  (1)<W 2018-11-25/05, art. 23, 022; Inwerkingtreding : 23-12-2018>

Art.2.Naast de informatiegegevens waarvan de wet uitdrukkelijk bepaalt dat ze geregistreerd moeten worden, vermelden de bevolkingsregisters de informatiegegevens betreffende de identificatie en de lokalisatie van de inwoners alsook de informatiegegevens die noodzakelijk zijn voor de verbinding met andere bestanden van het gemeentebestuur of van de centrale administratie. (Onverminderd het voorgaande mag geen enkel identiteitsdocument dat afgegeven wordt op grond van een inschrijving in de bevolkingsregisters of in het wachtregister, melding maken van een echtscheiding noch van de grond ervan.) <W 2000-08-12/86, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 21-10-2000>
  (Voor de in artikel 1, eerste lid, 2°, bedoelde vreemdelingen bepaalt de Koning, naast de in het eerste lid bedoelde inlichtingen, welke gegevens betreffende hun administratieve toestand moeten worden vermeld. Hij bepaalt eveneens welke overheden gemachtigd zijn deze inlichtingen in het wachtregister via het Rijksregister van de natuurlijke personen in te voeren.) <W 1994-05-24/39, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-02-1995>
  Binnen die grenzen bepaalt de Koning de aard van deze informatiegegevens. Hij stelt tevens de regels vast volgens welke voormelde informatiegegevens meegedeeld kunnen worden aan derden.
  [1 In het kader van het beheer van de dossiers van het Rijksregister van de natuurlijke personen en van de bevolkingsregisters, hebben de diensten van het Rijksregister toegang tot de informatiegegevens opgenomen in de in artikel 1, § 1, bedoelde registers die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van hun opdrachten.
   De politiediensten zoals gedefinieerd in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, zijn bij de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie vrijgesteld van de voorafgaande machtiging bedoeld in [3 artikel 5, § 2, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen]3, en mogen toegang hebben tot de gegevens van de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister [3 , alsook tot de gegevens van het wachtregister]3.
   Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, elk lid van de politiediensten dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via de bevolkingsregisters [3 , het vreemdelingenregister of het wachtregister]3 verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie zoals bedoeld in de artikelen 14 en 15 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.]1
  [2 De rechters van de hoven en rechtbanken, de magistraten van het openbaar ministerie, de onderzoeksrechters, de schriftelijk bij naam aangewezen ambtenaren van niveau 1 van de administratieve overheden belast met de tenuitvoerlegging van beslissingen in strafzaken en van maatregelen ter bescherming van de maatschappij, de hoofdgriffiers, de griffiers-hoofden van de griffie en de griffiers-hoofden van dienst van de hoven en rechtbanken van de rechterlijke orde zijn bij de uitoefening van hun respectievelijke opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en mogen toegang hebben tot de gegevens van de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister.".
   Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, elk lid van de justitiediensten dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via de bevolkingsregisters of het vreemdelingenregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van zijn wettelijke opdrachten.]2
  [3 De leden van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten, van de Dienst Enquêtes voor de politiediensten en de leden van het administratief personeel van het Vast Comité P die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam worden aangewezen door de voorzitter van het Vast Comité P zijn bij de uitoefening van hun respectieve opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en hebben toegang tot de gegevens van de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, alsook het wachtregister.
   Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, elk lid van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten, van de Dienst Enquêtes voor de politiediensten en van het administratief personeel van het Vast Comité P dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Register van de Identiteitskaarten, het Register van de Vreemdelingenkaarten of het wachtregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen, of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van zijn wettelijke opdrachten.]3
  [4 Bij de uitoefening van de opdracht inzake opstelling van de kiezerslijsten voor de colleges van burgemeester en schepenen bedoeld in artikel 10, § 1, van het Kieswetboek, in artikel 3, eerste lid, van de wet van 23 maart 1989 betreffende de verkiezing van het Europese Parlement, in artikel 3, eerste en tweede lid, van de wet van 12 januari 1989 tot regeling van de wijze waarop het Brussels Hoofdstedelijk Parlement en de Brusselse leden van het Vlaams Parlement worden verkozen, in artikel 7, § 1, eerste en tweede lid, van de wet van 6 juli 1990 tot regeling van de wijze waarop het Parlement van de Duitstalige Gemeenschap wordt verkozen, en in artikel 2, eerste en tweede lid, van de gewone wet van 16 juli 1993 tot vervollediging van de Federale Staatsstructuur, is de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en mag hij toegang hebben tot de gegevens van de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister met betrekking tot het feit dat een persoon geen kiezer is en, in voorkomend geval, tot welke datum.
   Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, elk lid van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via de bevolkingsregisters of het vreemdelingenregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van zijn wettelijke opdrachten.]4
  [5 De agenten van de Veiligheid van de Staat en van de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht zijn bij de uitvoering van hun respectieve opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken voor de toegang tot de gegevens van de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, alsook het wachtregister
   Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, elke agent van de Veiligheid van de Staat en van de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht die, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via de bevolkingsregisters, het vreemdelingenregister of het wachtregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen, of die die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van zijn wettelijke opdrachten.
   De leden van het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, hierna te noemen "het Vast Comité I", van de Dienst enquêtes voor de inlichtingendiensten en van het administratief personeel van het Vast Comité I die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam worden aangewezen door de voorzitter van het Vast Comité I, zijn bij de uitvoering van hun respectieve opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken voor de toegang tot de gegevens van de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister, alsook het wachtregister.
   Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13,eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, elk lid van het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, van de Dienst Enquêtes voor de inlichtingendiensten en van het administratief personeel van het Vast Comité I dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via de bevolkingsregisters, het vreemdelingenregister of het wachtregister verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die te ontvangen, of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van zijn wettelijke opdrachten.]5
  ----------
  (1)<W 2018-11-25/05, art. 24, 022; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
  (2)<W 2019-05-05/19, art. 136, 023; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
  (3)<W 2022-08-13/07, art. 5, 025; Inwerkingtreding : 05-02-2023>
  (4)<W 2023-03-28/02, art. 5, 026; Inwerkingtreding : 01-10-2023>
  (5)<W 2024-05-16/87, art. 6, 027; Inwerkingtreding : 09-09-2024>

Art. 2bis. <Ingevoegd bij W 1994-05-24/39, art. 4; Inwerkingtreding : 01-02-1995> De vreemdelingen die zijn ingeschreven in het in artikel 1, eerste lid, 2°, bedoelde wachtregister worden niet meegeteld, noch voor het bepalen van het jaarlijkse bevolkingscijfer van de gemeente, noch voor het vaststellen van de resultaten van de tienjaarlijkse volkstelling bedoeld in artikel 9 van de wet van 4 juli 1962 betreffende de openbare statistiek, noch voor elke andere vastlegging van het bevolkingscijfer krachtens een wet uitgevaardigd ter uitvoering van artikel 63, § 3 (vroeger artikel 49, § 3) van de Grondwet.

Art.3.De hoofdverblijfplaats is de plaats waar de leden van een huishouden dat uit verscheidene personen is samengesteld gewoonlijk leven, ongeacht of die personen al dan niet door verwantschap verbonden zijn, of de plaats waar een alleenstaande gewoonlijk leeft.
  De Koning stelt de aanvullende regels vast voor het bepalen van het hoofdverblijf (en het referentieadres). <W 1997-01-24/36, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 16-03-1997>
  [1 Teneinde de hoofdverblijfplaats te bepalen en wanneer de bezoeken en vaststellingen op de woonplaats het niet mogelijk maken om met voldoende zekerheid de realiteit van de effectieve hoofdverblijfplaats vast te stellen, mogen de personen die binnen het gemeentebestuur gemachtigd zijn om te beslissen over het waarachtige karakter van de woonplaats in het kader van de controle van de verblijfplaats, aan de watermaatschappijen en/of energieleveranciers vragen om hen overzichten te bezorgen van het water- en/of energieverbruik van de personen die gedomicilieerd zijn op het grondgebied van de gemeente, teneinde het water- en energieverbruik te controleren. Deze maatschappijen en leveranciers moeten de gevraagde informatiegegevens gratis meedelen. Enkel de gegevens betreffende het reële verbruik worden meegedeeld.]1
  ----------
  (1)<W 2018-11-25/05, art. 25, 022; Inwerkingtreding : 23-12-2018>

Art.4. De Minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort, organiseert de inspectie van de bevolkingsregisters.

Art.5.[1 § 1.]1 De verandering van hoofdverblijf van de Belg, de vestiging of de verandering van hoofdverblijf van de vreemdeling in België worden vastgesteld door een aangifte die is gedaan in de vorm en binnen de termijnen voorgeschreven door de Koning, en overeenkomstig de gemeentelijke verordeningen die ter zake zijn vastgesteld.
  [1 § 2. De gemeenteraad stelt bij verordening de nadere regels vast volgens welke het onderzoek wordt ingesteld om de reële verblijfplaats van een persoon die zijn/haar hoofdverblijfplaats in een gemeente van het Koninkrijk vastlegt of die in België van verblijfplaats verandert, te kunnen verifiëren of om het feit te kunnen vaststellen dat een persoon niet langer op een welbepaald adres verblijft.
   Deze verordening zal vooraf voor goedkeuring voorgelegd worden aan de minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken of aan zijn afgevaardigde. De Koning bepaalt de nadere regels en termijnen van deze voorafgaande goedkeuring.
   De Koning legt eveneens een model van verordening vast waarop de gemeenten zich kunnen beroepen.
   Wanneer de gemeenteraad een dergelijke verordening niet vastlegt binnen de 6 maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in het derde lid bedoelde model van verordening, of in geval van niet-goedkeuring door de minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken van de door de gemeenteraad vastgelegde verordening, zal het model van verordeningambtshalve van toepassing zijn tot de gemeentebesturen hun eigen verordening vastleggen, overeenkomstig het eerste en tweede lid. De gemeentebesturen zullen hiervan op de hoogte gebracht worden via aangetekende zending en, onverminderd de in paragraaf 5 bedoelde informatieverplichting die de gemeentebesturen hebben, wordt een louter informatief bericht betreffende de ambtshalve toepassing van de verordening in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
   § 3. De gemeenteraad bepaalt eveneens per verordening de nadere regels betreffende de procedure inzake nummering van de woningen gelegen op het gemeentelijk grondgebied.
   Deze verordening zal ter goedkeuring voorgelegd worden aan de minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken of aan zijn afgevaardigde. De Koning bepaalt de nadere regels en termijnen van deze voorafgaande goedkeuring.
   De Koning legt eveneens een model van verordening vast waarop de gemeenten zich kunnen beroepen.
   Wanneer de gemeenteraad een dergelijke verordening niet vastlegt binnen de 6 maanden na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het in het derde lid bedoelde model van verordening, of in geval van niet-goedkeuring door de minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken van de door de gemeenteraad vastgelegde verordening, zal het model van verordening ambtshalve van toepassing zijn tot de gemeentebesturen hun eigen verordening vastleggen, overeenkomstig het eerste en tweede lid. De gemeentebesturen zullen hiervan op de hoogte gebracht worden via aangetekende zending en, onverminderd de in paragraaf 5 bedoelde informatieverplichting die de gemeentebesturen hebben, wordt een louter informatief bericht betreffende de ambtshalve toepassing van de verordening in het Belgisch Staatsblad bekendgemaakt.
   § 4. Als overgangsmaatregel, maken de gemeentelijke verordeningen, die reeds goedgekeurd werden vóór de bekendmaking van de in § 2, derde lid, en § 3, derde lid bedoelde modellen, het voorwerp uit van een goedkeuring door de minister die bevoegd is voor Binnenlandse Zaken of door zijn afgevaardigde. De Koning bepaalt de nadere regels en termijnen van deze goedkeuring.
   § 5. De van kracht zijnde gemeentelijke verordeningen, bedoeld in de paragrafen 2 tot 4, of het nu gaat om de verordeningen bepaald door de gemeenteraad of om de modellen van verordening bepaald door de Koning en ambtshalve toegepast overeenkomstig § 2, vierde lid, en/of § 3, vierde lid, moeten door het publiek geraadpleegd kunnen worden, via de internetsite van de gemeente, via een informatief bericht of via elk ander bekendmakingsmiddel.]1
  ----------
  (1)<W 2018-11-25/05, art. 26, 022; Inwerkingtreding : 23-12-2018>

Art.6.<W 2003-03-25/30, art. 14, 009; Inwerkingtreding : 07-04-2003> § 1. (De gemeente geeft aan de Belgen een identiteitskaart, aan de vreemdelingen die toegelaten of gemachtigd zijn om voor een langere termijn dan drie maanden in het Rijk te verblijven of die gemachtigd zijn zich er te vestigen een vreemdelingenkaart, en aan de vreemdelingen die om een andere reden ingeschreven worden in de bevolkingsregisters overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen een verblijfsdocument. De identiteitskaart, de vreemdelingenkaart en het verblijfsdocument gelden als bewijs van inschrijving in de bevolkingsregisters.) <W 2007-05-15/42, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  (De identiteitskaart van de Belg die uit de bevolkingsregisters wordt afgevoerd wegens vertrek naar het buitenland, blijft in het buitenland en bij eventuele terugkeer naar België haar geldigheid behouden voor de duur vermeld op de kaart.
  De Belgische consulaire beroepspost of de ereconsulaire post die de Koning aanwijst geeft aan de Belgen die ingeschreven zijn in de consulaire bevolkingsregisters overeenkomstig de wet van 26 juni 2002 inzake consulaire bevolkingsregisters en identiteitskaarten, een identiteitskaart die identiek is aan de identiteitskaart bedoeld in deze wet. Deze identiteitskaart blijft bij de inschrijving in de bevolkingsregisters van een Belgische gemeente haar geldigheid behouden voor de duur vermeld op de kaart.) <W 2008-07-24/35, art. 143, 014; Inwerkingtreding : onbepaald >
  (De gemeente kan De Post NV van publiek recht machtigen tot het (afgeven van identiteitskaarten en vreemdelingenkaarten) volgens de nadere regels vastgesteld door de Koning. Voor de uitvoering van deze taak heeft De Post NV van publiek recht : <W 2007-05-15/42, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  1° toegang tot enkel die gegevens van het Rijksregister van de natuurlijke personen, ingesteld door de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, die overeenkomstig § 2, tweede en derde lid, (op de identiteitskaart en de vreemdelingenkaart) dienen te staan; <W 2007-05-15/42, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  2° het recht om het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken;
  3° toegang tot het (Register van de Identiteitskaarten en het Register van de Vreemdelingenkaarten), bedoeld in artikel 6bis. <W 2007-05-15/42, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  De gegevens verkregen door De Post NV van publiek recht in toepassing van het eerste lid mogen enkel worden gebruikt voor de (afgifte van identiteitskaarten en vreemdelingenkaarten) als bedoeld in dit artikel. <W 2007-05-15/42, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  Voor de uitvoering van de in het tweede lid vermelde taak ontvangt De Post NV van publiek recht een vergoeding ten laste van de federale overheid. De Koning bepaalt de nadere regels met betrekking tot de uitvoering en de vergoeding van deze taak, waarbij wordt voorzien in een overeenkomst af te sluiten tussen de Belgische Staat en De Post NV van publiek recht.) <W 2003-08-05/31, art. 37, 010; Inwerkingtreding : 17-08-2003>
  (Op de voorzijde van de identiteitskaart die bedoeld wordt in het eerste lid, wordt in het bovenste gedeelte daarvan, de woorden " België " en " identiteitskaart " aangebracht.) <W 2007-05-15/42, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  De in het voorgaande lid bedoelde woorden worden op de identiteitskaart eerst gedrukt in de taal van de gemeente die het document afgeeft of in de taal die de houder kiest uit de talen waarvan het gebruik wordt toegestaan in de gemeenten die genoemd worden in de artikelen 6 tot 8 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966, en vervolgens in de twee andere landstalen en in het Engels.
  De titels van de rubrieken waaronder op de identiteitskaart de persoonlijke gegevens aangebracht worden die specifiek zijn voor de houder, komen in de eerste plaats voor in de taal van de gemeente die het document afgeeft, of in de taal die de houder kiest, volgens het onderscheid dat wordt gemaakt in het voorgaande lid, en vervolgens in het Engels.
  (Het model van de vreemdelingenkaart en van het verblijfsdocument wordt bepaald overeenkomstig de bepalingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen.) <W 2007-05-15/42, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  § 2. [8 De identiteitskaart en de vreemdelingenkaart bevatten naast de handtekening van de houder ook persoonsgegevens die met het blote oog zichtbaar en elektronisch leesbaar zijn.]8
  De zowel met het blote oog zichtbare als elektronisch leesbare gegevens van persoonlijke aard betreffen :
  1° de naam;
  2° de twee eerste voornamen;
  3° de eerste letter van de derde voornaam;
  4° de nationaliteit;
  5° [8 de geboortedatum]8;
  6° het geslacht;
  7° de plaats van afgifte van de kaart;
  8° de begin- en einddatum van geldigheid van de kaart;
  9° de benaming en het nummer van de kaart;
  10° de foto van de houder;
  11° (...); <W 2004-07-09/30, art. 95, 011; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  12° het identificatienummer van het Rijksregister.
  De elektronisch leesbare gegevens van persoonlijke aard betreffen :
  1° de identiteits- en handtekeningsleutels;
  2° de identiteits- en handtekeningcertificaten;
  3° de [3 ...]3 certificatiedienstverlener;
  4° de informatie nodig voor de authentificatie van de kaart en voor de beveiliging van de elektronisch leesbare gegevens voorkomend op de kaart en voor het gebruik van de bijhorende gekwalificeerde certificaten;
  5° [6 de andere vermeldingen die voorzien of toegelaten worden door de wet, alsook de vermeldingen die opgelegd worden door de europese wetgeving;]6
  6° de hoofdverblijfplaats van de houder;
[4 7° de in artikel 374/1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde vermelding.]4
  [7 8° het digitale beeld van de vingerafdrukken van de wijsvinger van de linker- en van de rechterhand van de houder of, in geval van invaliditeit of ongeschiktheid, van een andere vinger van elke hand; de Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de voorwaarden en nadere regels voor het nemen van het digitale beeld van de vingerafdrukken;]7
  [8 9° de geboorteplaats.]8
  De houder van de kaart kan desgewenst afzien van de activering van de onder 1° tot 3° van het vorige lid vermelde gegevens.
  [7 De informatie als bedoeld in het derde lid, 8°, mag enkel worden bewaard gedurende de tijd die nodig is voor het aanmaken en afgeven van de identiteitskaart en in elk geval niet langer dan drie maanden, met dien verstande dat na die periode van drie maanden de gegevens hoe dan ook moeten worden vernietigd en verwijderd.
   Zijn ertoe gemachtigd de informatie als bedoeld in het derde lid, 8°, te lezen:
   - het gemeentepersoneel dat belast is met de afgifte van de identiteitskaarten;
   - de politiediensten, voor zover zulks noodzakelijk is voor het vervullen van hun wettelijke opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie in het raam van de fraudebestrijding, meer bepaald de bestrijding van mensenhandel en -smokkel, oplichting en misbruik van vertrouwen, witwaspraktijken, terrorisme, valsheid en gebruik van valse stukken, aanmatiging van naam en gebruik van een valse naam, schendingen van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, alsook belemmering van opdrachten van bestuurlijke politie;
   - het personeel dat belast is met de grenscontrole, zowel in België als in het buitenland;
   - de personeelsleden van de Dienst Vreemdelingenzaken, voor zover zulks noodzakelijk is in het raam van de opsporing en vaststelling van inbreuken op de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen en op de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers;
   - de personeelsleden van de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken en het daartoe door de ambassadeur of de consul persoonlijk gemachtigd diplomatiek en consulair personeel, voor zover zulks noodzakelijk is in het raam van de fraudebestrijding;
   - de onderneming die belast is met de productie van de identiteitskaarten, alsook de personen binnen die onderneming die daartoe een strikt omschreven machtiging hebben, uitsluitend met het oog op het produceren en afgeven van de identiteitskaarten.]7
  [1 § 2/1. De gegevens bedoeld in § 2, tweede lid, 1°, 2°, 3°, 5° en 10°, kunnen eveneens worden gebruikt voor de identificatie en authentificatie van de aanvrager van het rijbewijs of van het als zodanig geldend bewijs, bedoeld in de wet betreffende de politie over het wegverkeer.]1
  § 3. De houder van de kaart kan, via deze kaart of bij de gemeente waar hij in de bevolkingsregisters ingeschreven is, steeds inzage vragen van de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op de kaart of via de kaart toegankelijk zijn en heeft het recht op verbetering van zijn persoonsgegevens die niet op nauwkeurige, volledige en juiste wijze zouden opgenomen zijn op de kaart.
  De houder van de kaart heeft, via deze kaart of bij de gemeente waar hij in de bevolkingsregisters ingeschreven is, recht op :
  1° [7 inzage van de hem betreffende informatiegegevens die opgenomen zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen, in de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister evenals in het Register van de identiteitskaarten en het Register van de vreemdelingenkaarten bedoeld in artikel 6bis;]7
  2° verbetering van deze gegevens welke niet op nauwkeurige, volledige en juiste wijze zijn opgenomen;
  3° kennisname van alle overheden, instellingen en personen die, gedurende de laatste zes maanden, zijn gegevens bij het bevolkingsregister of het Rijksregister van de natuurlijke personen hebben geraadpleegd of bijgewerkt, met uitzondering van de bestuurlijke en gerechtelijke overheden die belast zijn met de opsporing en bestraffing van misdrijven (alsmede van de Veiligheid van de Staat en de Algemene Dienst inlichting en veiligheid van de Krijgsmacht.) <W 2004-07-09/30, art. 95, 011; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van het in het vorige lid, 3°, vermelde recht op kennisname, alsmede de wijze waarop het in de vorige leden bedoelde inzage- en verbeteringsrecht, evenals de kennisname, worden geregeld.
  § 4. [7 De gegevens die op de elektronische identiteitskaart staan, zowel de gegevens die zichtbaar zijn met het blote oog als die welke gelezen kunnen worden met een kaartlezer, met uitzondering van de foto van de houder, van het Rijksregisternummer en van het digitale beeld van de vingerafdrukken, kunnen gelezen en/of opgenomen worden, in overeenstemming met de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van de persoonsgegevens.
   Het Rijksregisternummer en de foto van de houder mogen enkel gebruikt worden indien hiertoe gemachtigd is door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie. De elektronische identiteitskaart mag enkel gelezen of gebruikt worden met de vrije, specifieke en geïnformeerde toestemming van de houder van de elektronische identiteitskaart.
   Wanneer een voordeel of dienst aangeboden wordt aan een burger via zijn elektronische identiteitskaart in het kader van een informaticatoepassing, moet eveneens een alternatief dat het gebruik van de elektronische identiteitskaart niet vereist, voorgesteld worden aan de betrokken persoon.
   Onverminderd artikel 1 van het koninklijk besluit van 25 maart 2003 betreffende de identiteitskaarten, mag de houder van de elektronische identiteitskaart weigeren dat zijn gegevens gelezen en/of opgenomen zouden worden, behalve in de door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad bepaalde gevallen.]7
  § 5. De federale overheid stelt de technische apparatuur nodig voor (de elektronische kaart) ter beschikking van de gemeente, die er eigenaar van wordt. De gemeente staat in voor de opslag en het onderhoud van de apparatuur. <W 2007-05-15/42, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  De Koning kan een vergoeding vaststellen voor het opnemen van het identiteits- en handtekeningscertificaat op de kaart. De kosten voor het initiële identiteits- en handtekeningscertificaat kunnen geheel of gedeeltelijk ten laste worden genomen door de federale overheid.
  De [3 ...]3 certificatiedienstverlener heeft, uitsluitend voor de taken die hij verricht binnen het kader van deze wet, toegang tot de informatiegegevens vermeld in artikel 3, eerste lid, 1° en 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Hij heeft binnen dit kader eveneens het recht het identificatienummer van het Rijksregister te gebruiken.
  § 6. [2 De elektronische kaart blijft maximum tien jaar geldig vanaf de datum van aanvraag.
   De Koning kan voor bepaalde leeftijdscategorieën een kortere of langere geldigheidsduur bepalen dan deze die wordt bepaald in het eerste lid.]2
  § 7. [7 De Koning bepaalt, na advies van de Gegevensbeschermingsautoriteit, de vorm en de nadere regels van aanmaak, afgifte en gebruik van de kaart.]7
  Hij stelt de leeftijd vast vanaf welke men verplicht is (de kaart) te bezitten en bij zich te hebben, alsook het maximumbedrag dat ten laste van de houder mag worden geïnd bij de afgifte van de kaart. Hij bepaalt ook welke de openbare overheden en ambtenaren zijn op wier vordering (de kaart) moet worden getoond. <W 2007-05-15/42, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  [6 Indien de vrederechter jegens een natuurlijke persoon de handtekeningsonbekwaamheid of de onbekwaamheid om zich met behulp van de elektronische identiteitskaart te authenticeren, beveelt als in artikel 492/1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde rechterlijke beschermingsmaatregel betreffende de persoon of de goederen van de persoon, worden de gekwalificeerde handtekenings- of authenticeringscertificaten op de elektronische identiteitskaart van de betrokken persoon ingetrokken.]6
  [7 Het gekwalificeerd handtekeningcertificaat wordt niet geactiveerd op de identiteitskaart van minderjarige personen.]7
  § 8. De kosten voor (de aanmaak van kaarten) worden door de Minister van Binnenlandse Zaken ingevorderd bij wege van ambtshalve voorafnemingen op de rekening die op naam van de gemeenten geopend is bij een kredietinstelling die, naar gelang van het geval, voldoet aan de artikelen 7, 65 of 66 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en toezicht op de kredietinstellingen. <W 2007-05-15/42, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  § 9. (De Koning kan, na advies van het sectoraal comité van het Rijksregister bedoeld in artikel 15 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, de toepassing van de bepalingen van de §§ 1 tot 8 verder uitbreiden tot de verblijfsdocumenten.) <W 2007-05-15/42, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  [5 § 10. Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse, hierna OCAD genoemd, deelt op eigen initiatief een gemotiveerd advies aan de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken mee, indien het OCAD het wenselijk acht dat de afgifte van de identiteitskaart van een Belg wordt geweigerd of dat deze kaart wordt ingetrokken of ongeldig verklaard, wanneer er gegronde en zeer ernstige aanwijzingen bestaan dat deze persoon zich naar een gebied wenst te begeven waar terroristische groepen actief zijn, zoals gedefinieerd in artikel 139 van het Strafwetboek in zulke omstandigheden dat hij bij zijn terugkeer in België een ernstige dreiging voor terroristische misdrijven kan vertegenwoordigen, zoals gedefinieerd in artikel 137 van het Strafwetboek of dat deze persoon buiten het nationale grondgebied terroristische misdrijven wil plegen, zoals gedefinieerd in artikel 137 van het Strafwetboek. Dit gemotiveerde advies wordt verleend na overleg met het federaal parket of de bevoegde procureur des Konings over de vraag of de weigering, de intrekking of ongeldigverklaring van de identiteitskaart de uitoefening van de strafvordering in het gedrang kan brengen. Als dit het geval is, wordt het standpunt van het openbaar ministerie uitdrukkelijk in dit advies opgenomen.
   De afgifte van de identiteitskaart kan worden geweigerd of deze kaart kan worden ingetrokken of ongeldig verklaard voor de Belgen bedoeld in het eerste lid door de minister bevoegd voor Binnenlandse zaken op basis van een gemotiveerd advies van het OCAD, zoals bedoeld in het eerste lid.
   Deze beslissing van de minister geldt voor een maximumduur van vijfentwintig dagen. De betrokkene wordt door de minister of zijn afgevaardigde binnen twee werkdagen na de beslissing bij een aangetekende zending ervan in kennis gesteld en kan binnen vijf dagen na de kennisgeving schriftelijk zijn opmerkingen overzenden. Na het verstrijken van deze termijn bevestigt de minister zijn beslissing desgevallend, trekt hij ze in of wijzigt hij ze binnen vijf werkdagen. De minister bevestigt de beslissing, trekt ze in of wijzigt ze, eveneens wanneer de betrokkene nalaat zijn schriftelijke opmerkingen over te zenden. De betrokkene wordt ook van deze beslissing door de minister of zijn afgevaardigde bij een aangetekende zending in kennis gesteld binnen twee werkdagen. Wanneer de minister zijn beslissing niet bevestigt, intrekt of wijzigt binnen vijfentwintig dagen wordt de beslissing opgeheven. De beslissing wordt tevens opgeheven wanneer de betrokkene niet in kennis wordt gesteld binnen de daartoe voorziene termijn.
   In het geval bedoeld in het tweede lid, wordt bij de afgifteweigering, intrekking of ongeldigverklaring afhankelijk van het geval, een attest uitgereikt ter vervanging van de identiteitskaart. De Koning legt bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad het model van dat attest vast alsook de overheid die het uitreikt en de daarbij te volgen procedure. Dit attest is enkel geldig op het Belgisch grondgebied.
   Indien het OCAD de minister meedeelt dat de in het eerste lid bedoelde aanwijzingen, niet langer bestaan, neemt de minister binnen vijf werkdagen een beslissing om de weigering van de afgifte, de intrekking of de ongeldigverklaring van de identiteitskaart op te heffen. De betrokkene wordt hiervan door de minister of zijn afgevaardigde bij een aangetekende zending in kennis gesteld binnen twee werkdagen na de beslissing.
   De maximumduur van de weigering van de afgifte, de intrekking of ongeldigverklaring bedoeld in het tweede lid bedraagt drie maanden, daarin inbegrepen de in het derde lid bedoelde initiële termijn van vijfentwintig dagen. Deze maximumtermijn van drie maanden kan, na gemotiveerd advies van het OCAD, hoogstens eenmaal worden verlengd door de minister met een maximumduur van drie maanden.]5

(NOTA : Inwerkingtreding van artikel 6, § 3, lid 2, 3°, vastgesteld op 28-02-2005 bij KB 2005-02-13/34, art. 1)  ----------
  (1)<W 2010-04-28/01, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 20-05-2010>
  (2)<W 2012-01-09/06, art. 2, 017; Inwerkingtreding : 01-03-2014 (zie KB 2014-02-25/01, art. 1)>
  (3)<W 2013-12-15/34, art. 21, 018; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
  (4)<W 2014-05-22/38, art. 4, 019; Inwerkingtreding : onbepaald >
  (5)<W 2015-08-10/23, art. 2, 020; Inwerkingtreding : 05-01-2016 (KB 2015-12-26/25, art. 4)>
  (6)<W 2015-11-09/19, art. 10, 021; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
  (7)<W 2018-11-25/05, art. 27, 022; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
  (8)<W 2020-06-18/29, art. 2,1°-3°, 024; Inwerkingtreding : 10-07-2020>

Art. 6bis.<Ingevoegd bij W 2003-03-25/30, art. 15; Inwerkingtreding : 07-04-2003> § 1. Bij het Rijksregister van de natuurlijke personen, ingesteld bij de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, wordt een (centraal bestand van de identiteitskaarten en een centraal bestand van de vreemdelingenkaarten gehouden. Deze bestanden dragen respectievelijk de naam " Register van de Identiteitskaarten " en " Register van de Vreemdelingenkaarten " en bevatten beide volgende gegevens :) <W 2007-05-15/42, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  1° [4 voor iedere houder: het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen, de foto van de houder die overeenstemt met de foto van de laatste kaart, alsook de foto's van de houder die voorkomen op de identiteitskaarten die hem gedurende de laatste vijftien jaar werden afgeleverd, het elektronische beeld van de handtekening van de houder, alsook de historiek van de elektronische beelden van de handtekeningen, de gevraagde taal voor de uitgifte van de kaart en het volgnummer van de kaart. De Koning bepaalt de datum vanaf wanneer de historiek van de foto's en de historiek van de elektronische beelden van de handtekeningen opgeslagen en bewaard worden in het centrale bestand van de identiteitskaarten en in het centrale bestand van de vreemdelingenkaarten;]4
  2° voor elke uitgegeven (kaart) : <W 2007-05-15/42, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  a) de datum van aanvraag met aansluitend de datum van uitgifte van het basisdocument, de datum van uitgifte, de vervaldatum en in voorkomend geval de datum van vernietiging;
  b) de datum van uitreiking en de gemeente die ze uitgereikt heeft;
  c) het volgnummer van de kaart;
  d) het sequentienummer (eerste, tweede, derde kaart, enz.);
  e) de informatie waaruit blijkt dat de kaart geldig, vervallen of vernietigd is en, in dat geval, de reden;
  f) het type van (kaart); <W 2007-05-15/42, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  g) de aanwijzing van het bestaan of de afwezigheid van de functie " elektronische handtekening ";
  h) de datum van de laatste bijwerking;
  i) de datum van de laatste bijwerking betreffende de hoofdverblijfplaats.
  (j) de andere vermeldingen, opgelegd door de wetten;) <W 2007-05-15/42, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
[3 k) de in artikel 374/1 van het Burgerlijk Wetboek bedoelde vermelding]3

(NOTA : De historiek van de foto's en de historiek van de elektronische beelden van de handtekeningen - bedoeld in artikel 6bis, § 1, 1°, tweede zin - worden opgenomen en bijgehouden in het centraal bestand van de identiteitskaarten en in het centraal bestand van de vreemdelingenkaarten vanaf 6 december 2016 (KB 2016-07-21/33, art. 1)

  § 2. De gemeenten, door bemiddeling van het Rijksregister, enerzijds, en de met de aanmaak van (de kaarten) belaste onderneming, en de [2 ...]2 certificatiedienstverlener anderzijds, zenden aan de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken - Algemene Directie van de Instellingen en van de Bevolking - de informaties die nodig zijn om het onder § 1 bedoeld bestand bij te werken. <W 2007-05-15/42, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  § 3. [5 De machtiging om toegang te hebben tot de gegevens van het Register van de identiteitskaarten en het Register van de vreemdelingenkaarten wordt verleend door de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, aan de overheden en instellingen bedoeld in artikel 5, § 1, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, voor de informatiegegevens die zij gemachtigd zijn te kennen door of krachtens een wet, een decreet of een ordonnantie.
   De artikelen 10, 13, 15, 17 en 18 van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen zijn van toepassing op de machtigingsaanvragen tot toegang tot de gegevens van het Register van de identiteitskaarten en het Register van de vreemdelingenkaarten.]5
  (§ 4. De Koning kan de toepassing van de bepalingen van de §§ 1 tot 3 verder uitbreiden tot de verblijfsdocumenten.) <W 2007-05-15/42, art. 12, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  [5 § 5. De politiediensten zoals gedefinieerd in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, zijn bij de uitoefening van hun opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie, vrijgesteld van een voorafgaande machtiging en mogen toegang hebben tot de gegevens van het Register van de identiteitskaarten en van het Register van de vreemdelingenkaarten.
   Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, elk lid van de politiediensten dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Register van de identiteitskaarten en het Register van de vreemdelingenkaarten verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van opdrachten van bestuurlijke en gerechtelijke politie zoals bedoeld in de artikelen 14 en 15 van de wet van 5 augustus 1992 op het politieambt.]5
  [6 § 6. De rechters van de hoven en rechtbanken, de magistraten van het openbaar ministerie, de onderzoeksrechters, de schriftelijk bij naam aangewezen ambtenaren van niveau 1 van de administratieve overheden belast met de tenuitvoerlegging van beslissingen in strafzaken en van maatregelen ter bescherming van de maatschappij, de hoofdgriffiers,de griffiers-hoofden van de griffie en de griffiers-hoofden van dienst van de hoven en rechtbanken van de rechterlijke orde zijn bij de uitoefening van hun respectievelijke opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging en mogen toegang hebben tot de gegevens van het Register van de Identiteitskaarten en het Register van de Vreemdelingenkaarten.
   Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, elk lid van de justitiediensten dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Register van de Identiteitskaarten en het Register van de Vreemdelingenkaarten verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van zijn wettelijke opdrachten.]6
  [7 § 7. De leden van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten, van de Dienst Enquêtes voor de politiediensten en de leden van het administratief personeel van het Vast Comité P die een kennisbehoefte hebben en die voorafgaandelijk en bij naam worden aangewezen door de voorzitter van het Vast Comité P zijn bij de uitoefening van hun respectieve opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging en hebben toegang tot de gegevens van het Register van de Identiteitskaarten en het Register van de Vreemdelingenkaarten.
   Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, elk lid van het Vast Comité van Toezicht op de politiediensten, van de Dienst Enquêtes voor de politiediensten en van het administratief personeel van het Vast Comité P dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Register van de Identiteitskaarten en het Register van de Vreemdelingenkaarten verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die informatiegegevens te ontvangen, of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitoefening van zijn wettelijke opdrachten.]7
  [8 § 8. De agenten van de Veiligheid van de Staat en van de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht zijn bij de uitvoering van hun respectieve opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken voor de toegang tot de gegevens van het Register van de Identiteitskaarten en van het Register van de Vreemdelingenkaarten.
   Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, elke agent van de Veiligheid van de Staat en van de Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid van de Krijgsmacht die, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Register van de Identiteitskaarten en het Register van de Vreemdelingenkaarten verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die te ontvangen, of die die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van zijn wettelijke opdrachten.
   § 9. De leden van het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, van de Dienst Enquêtes voor de inlichtingendiensten en van het administratief personeel van het Vast Comité I die gegevens moeten kennen en die voorafgaandelijk en bij naam worden aangewezen door de voorzitter van het Vast Comité I, zijn bij de uitvoering van hun respectieve opdrachten vrijgesteld van een voorafgaande machtiging van de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken voor de toegang tot de gegevens van het Register van de Identiteitskaarten en het Register van de Vreemdelingenkaarten.
   Wordt gestraft met de sanctie bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, elk lid van het Vast Comité van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten, van de Dienst Enquêtes voor de inlichtingendiensten en van het administratief personeel van het Vast Comité I dat, in overtreding met de vertrouwelijkheidsverplichting, de via het Register van de Identiteitskaarten en het Register van de Vreemdelingenkaarten verkregen informatiegegevens meedeelt aan personen die niet gemachtigd zijn om die te ontvangen, of dat die gegevens gebruikt voor andere doeleinden dan voor de uitvoering van zijn wettelijke opdrachten.]8
  ----------
  (1)<W 2010-04-28/01, art. 22, 015; Inwerkingtreding : 20-05-2010>
  (2)<W 2013-12-15/34, art. 22, 018; Inwerkingtreding : 10-01-2014>
  (3)<W 2014-05-22/38, art. 5, 019; Inwerkingtreding : onbepaald >
  (4)<W 2015-11-09/19, art. 11, 021; Inwerkingtreding : 10-12-2015>
  (5)<W 2018-11-25/05, art. 28, 022; Inwerkingtreding : 23-12-2018>
  (6)<W 2019-05-05/19, art. 137, 023; Inwerkingtreding : 29-06-2019>
  (7)<W 2022-08-13/07, art. 6, 025; Inwerkingtreding : 05-02-2023>
  (8)<W 2024-05-16/87, art. 7, 027; Inwerkingtreding : 09-09-2024>

Art. 6ter.[1 In geval van verlies, diefstal of vernieling van een identiteitskaart van een Belg, doet de houder aangifte bij zijn/haar gemeentebestuur, de politie of de helpdesk van het Rijksregister. In geval van verlies, diefstal of vernieling van een vreemdelingenkaart of een verblijfstitel, doet de houder aangifte bij de politie.
   De houder krijgt een attest van verlies, diefstal of vernieling van het document.
   In geval van diefstal kan de houder bovendien een klacht indienen bij de politie.
   De Koning bepaalt de nadere regels volgens welke de aangifte van verlies, diefstal of vernieling van een identiteitskaart, een vreemdelingenkaart of een verblijfstitel uitgevoerd moet worden, met name de instantie waarbij het verlies, de diefstal of de vernieling aangegeven moet worden; Hij bepaalt bovendien de nadere regels volgens welke de elektronische functies van de kaart buiten dienst gesteld worden en de kaart geannuleerd wordt.]1
  ----------
  (1)<W 2018-11-25/05, art. 29, 022; Inwerkingtreding : 23-12-2018>

Art. 6quater. <Ingevoegd bij W 2003-03-25/30, art. 17; Inwerkingtreding : 07-04-2003> Alle personen die bij het uitoefenen van hun functies in de inzameling, de verwerking of de mededeling van de informatiegegevens tussenkomen, zijn gehouden tot het beroepsgeheim. Bovendien moeten zij alles in het werk stellen om de gegevens bij te houden, de onjuiste gegevens te verbeteren en de gegevens die vervallen zijn of door onwettige of frauduleuze middelen bekomen werden, te schrappen.
  Zij moeten alle nodige voorzorgsmaatregelen nemen ten einde de veiligheid van de opgenomen gegevens te verzekeren en te beletten in het bijzonder dat zij vervormd of beschadigd worden of medegedeeld worden aan personen die geen machtiging hebben gekregen om inzage ervan te nemen.
  Zij moeten zich vergewissen van het geëigende karakter van de programma's die voor de automatische verwerking van de gegevens dienen, alsook van de rechtmatigheid van de toepassing ervan.
  Zij moeten waken op de rechtmatigheid van de mededeling der gegevens.

Art. 6quinquies. <Ingevoegd bij W 2003-03-25/30, art. 18; Inwerkingtreding : 07-04-2003> De Koning kan de normen en functionele en technische specificaties vastleggen waaraan de apparatuur en de toepassingen dienen te voldoen die het uitlezen en het bijwerken van de elektronisch op de (kaart) opgeslagen gegevens (mogelijk maakt en kan deze uitbreiden tot de verblijfsdocumenten). Hij kan tevens de publiciteit, de verkoop, de aankoop, de verhuring, het bezit en de overdracht van deze apparatuur en toepassingen reglementeren. <W 2007-05-15/42, art. 14, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>

Art. 6sexies. [1 Elke nationale of buitenlandse natuurlijke persoon of rechtspersoon kan, bij de diensten van de Algemene Directie Instellingen en Bevolking van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, via de informaticatoepassing die door de diensten van het Rijksregister ter beschikking gesteld wordt van het publiek op zijn website, nakijken of een Belgisch identiteits- of reisdocument geldig is. Daartoe moet het nummer van het identiteits- of reisdocument meegedeeld worden. Indien dit niet het geval is, brengen de diensten van de Algemene Directie Instellingen en Bevolking de houder van het document op de hoogte van het nazicht van zijn statuut en verzoeken zij hem zich aan te melden bij zijn gemeentebestuur.
   De diensten van het Rijksregister bewaren de gegevens betreffende de documenten waarvan de geldigheid nagekeken werd, evenals betreffende de gebruikers van de in het eerste lid bedoelde informaticatoepassing, gedurende 10 jaar vanaf de datum van het nazicht.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2018-11-25/05, art. 30, 022; Inwerkingtreding : 23-12-2018>


Art.7.De overtredingen van de voorgaande artikelen, van de besluiten tot uitvoering ervan en van de in artikel 5 bedoelde gemeentelijke verordeningen worden gestraft met een geldboete en zesentwintig tot vijfhonderd [1 euro]1.
  De bepalingen van het eerste boek van het Strafwetboek, hoofdstuk VII en artikel 85 niet uitgezonderd, zijn op die overtredingen van toepassing.
  ----------
  (1)<W 2013-12-15/34, art. 23, 018; Inwerkingtreding : 10-01-2014>

Art.8.§ 1. [1 In geval van betwisting betreffende de plaats van de huidige hoofdverblijfplaats bepaalt de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, deze plaats na, indien nodig, een onderzoek ter plaatse te hebben laten uitvoeren.
   De minister wordt binnen de dertig kalenderdagen volgend op de kennisgeving van de betwiste beslissing betreffende de huidige hoofdverblijfplaats gevat door middel van een schrijven of van een elektronisch verzonden schrijven.
   In het verzoekschrift worden de volgende gegevens vermeld:
   - de naam, de voornaam, het adres van inschrijving in de bevolkingsregisters, de geboortedatum en eventueel het Rijksregisternummer van de persoon of personen van wie de huidige hoofdverblijfplaats wordt betwist;
   - een duidelijke beschrijving van de redenen waarom de tussenkomst van de minister wordt gevraagd;
   - een duidelijke beschrijving van het persoonlijke belang van de persoon in het geval dat de tussenkomst van de minister wordt gevraagd door een andere persoon dan diegene van wie de huidige hoofdverblijfplaats wordt betwist.
   Het verzoekschrift moet worden gedagtekend en ondertekend op straffe van onontvankelijkheid.
   De beschikbare relevante stukken worden bij het verzoekschrift gevoegd.
   De minister kan de bevoegdheden die hem door het eerste lid worden toegekend, delegeren aan de leidinggevende ambtenaar van de Dienst Bevolking of aan zijn gemachtigde.
   Indien de plaats waar hij woont bekend is, worden de persoon van wie de inschrijving in de bevolkingsregisters moet worden geregulariseerd en desgevallend zijn wettelijke vertegenwoordiger, alsook de betrokken gemeente of gemeenten hiervan op de hoogte gebracht bij een aangetekende zending, om hen de mogelijkheid te bieden om binnen de vijftien dagen na deze kennisgeving hun eventuele opmerkingen of verweermiddelen te laten gelden. Deze personen en de vertegenwoordiger van de betrokken gemeente of gemeenten worden, op hun vraag, gehoord door de minister of, indien deze van zijn delegatierecht gebruik gemaakt heeft, door de gemachtigde ambtenaar om de beslissing te nemen.
   Wanneer deze termijn verstreken is, neemt de minister of zijn gemachtigde zijn beslissing.
   Indien uit dit onderzoek blijkt dat de betrokken persoon zijn laatst bekende adres verlaten heeft zonder dit te hebben aangegeven en dat de plaats waar hij zich gevestigd heeft, niet ontdekt kan worden, wordt overgegaan tot zijn ambtshalve schrapping uit de bevolkingsregisters.]1
  § 2. De behoorlijk met redenen omklede beslissing van de Minister of zijn gemachtigde wordt bij een ter post aangetekende brief betekend aan de betrokken gemeentebesturen. Deze doen ambtshalve de inschrijvingen en afvoeringen die hun worden opgelegd zodra de beslissing hun bekend is. Zij geven onverwijld, bij een ter post aangetekende brief, aan de betrokken personen, aan de Minister of zijn gemachtigde, kennis van de uitvoering van de beslissing. De gemeente die de inschrijving verricht, laat in voorkomend geval de (identiteitskaart, de vreemdelingenkaart of het verblijfsdocument) vervangen of wijzigen van de betrokken persoon, die daartoe wordt verzocht zich bij de bevolkingsdienst van de gemeente aan te melden. <W 2007-05-15/42, art. 15, 013; Inwerkingtreding : 18-06-2007>
  § 3. Na twee opeenvolgende, uit de briefwisseling blijkende waarschuwingen kan de minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort één of meer commissarissen gelasten zich ter plaatse te begeven op kosten van de gemeenteoverheden die verzuimd hebben aan de waarschuwingen gevolg te geven, ten einde de maatregelen te treffen die nodig zijn voor de uitvoering van de beslissingen aangaande het bepalen van het hoofdverblijf.
  De invordering van de kosten geschiedt, zoals inzake directe belastingen, nadat de Minister tot wiens bevoegdheid Binnenlandse Zaken behoort, het bevelschrift uitvoerbaar heeft verklaard.
  [1 § 4. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, komt echter niet tussen in geval van betwisting naar aanleiding van de weigering van een gemeente om een referentieadres aan een persoon toe te kennen.]1
  ----------
  (1)<W 2015-11-09/19, art. 12, 021; Inwerkingtreding : 10-12-2015>

HOOFDSTUK II. - Wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Art.9. <Wijzigingsbepaling van artikel 5, tweede lid van de W van 1983-08-08/36>

HOOFDSTUK III. - Opheffingsbepalingen.
Art. 10. Opgeheven worden :
  1° artikel 1, 11°, van het decreet van 7 messidor jaar II " concernant l'organisation des archives établies auprès de la représentation nationale ";
  2° de wet van 2 juni 1856 op de bevolkingsregisters, gewijzigd bij de wet van 4 juli 1962 en bij de wet van 1 augustus 1985;
  3° artikel 7 van de wet van 14 juli 1951 houdende machtiging tot regularisaties, verhoging en vermindering van sommige voor het dienstjaar 1950 uitgetrokken kredieten, zomede toekenning van bijkredieten voor de uitgaven met betrekking tot 1949 en de vorige dienstjaren.