5 JUNI 2004. - Koninklijk besluit tot vaststelling van het stelsel van de rechten tot inzage en verbetering van de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op de identiteitskaart en van de informatiegegevens die zijn opgenomen in de bevolkingsregisters of in het Rijksregister van de natuurlijke personen(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 21-06-2004 en tekstbijwerking tot 13-01-2020)
HOOFDSTUK I. - De inzage en de verbetering van de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op de identiteitskaart.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - De inzage en de verbetering van de informatiegegevens die zijn opgenomen in het bevolkingsregister of in het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Art. 3-4
HOOFDSTUK III. - Algemene bepaling.
Art. 5
HOOFDSTUK I. - De inzage en de verbetering van de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op de identiteitskaart.
Artikel 1. § 1. Elke houder van een elektronische identiteitskaart kan steeds de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op zijn kaart, inzien door middel van een met een computer verbonden leestoestel en een programma voor visualisering van deze gegevens.
§ 2. Elke houder van een elektronische identiteitskaart kan de gegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op zijn kaart, inzien bij de gemeente waar hij in de bevolkingsregisters ingeschreven is.
Wanneer de houder van de kaart zijn inzagerecht bij zijn gemeente doet gelden, biedt hij zich persoonlijk aan op de bevoegde dienst van de gemeente en, na controle van de identiteit van de aanvrager, wordt er onmiddellijk gevolg aan gegeven.
De informatiegegevens moeten schriftelijk en onder een gemakkelijk begrijpbare vorm meegedeeld worden. Zij moeten alle gegevens betreffende de betrokken persoon weergeven en conform hun inhoud zijn.
Art.2. § 1. Indien de kaarthouder vaststelt dat de persoonsgegevens die op elektronische wijze opgeslagen zijn op zijn identiteitskaart, niet op nauwkeurige, volledige en juiste wijze zijn opgenomen, kan hij een aanvraag tot verbetering indienen door zich persoonlijk aan te melden bij de bevoegde dienst van de gemeente waar hij in de bevolkingsregisters ingeschreven is.
§ 2. De persoon die zijn recht op verbetering uitoefent, zal, ter ondersteuning van zijn aanvraag, alle bewijsstukken die in aanmerking kunnen worden genomen, moeten indienen.
§ 3. Indien een persoonsgegeven dat op elektronische wijze op de identiteitskaart is opgeslagen, onnauwkeurig, onvolledig of onjuist blijkt te zijn, wendt de gemeente de procedure aan om dit gegeven in overeenstemming te brengen.
§ 4. Het verbeteringsrecht wordt gratis uitgeoefend.
HOOFDSTUK II. - De inzage en de verbetering van de informatiegegevens die zijn opgenomen in het bevolkingsregister of in het Rijksregister van de natuurlijke personen.
Art.3.§ 1. Elke houder van een elektronische identiteitskaart waarvan de handtekenings- en identiteitscertificaten geactiveerd zijn, kan steeds de hem betreffende informatiegegevens die zijn opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen, inzien door middel van een met een computer, aangesloten op Internet, verbonden leestoestel en met behulp van de Internetsite van het Rijksregister. [1 Elke houder kan [2 eveneens]2 gratis een attest verkrijgen, opgesteld volgens de gegevens opgenomen in het Rijksregister van de natuurlijke personen overeenkomstig de door de Minister van Binnenlandse Zaken bepaalde modellen, voor zover de informatiegegevens die erin opgenomen zijn op hem betrekking hebben. Dit attest draagt het elektronische zegel van het Rijksregister van de natuurlijke personen. De betrokken houder moet geen enkel bijzonder belang aantonen.]1 [2 Het attest kan worden verkregen door middel van een leestoestel verbonden met een computer met internetverbinding en met behulp van de internetsite van het Rijksregister of, indien de houder wenst dat dit attest gelegaliseerd wordt door de Federale Overheidsdienst Buitenlandse Zaken, met behulp van de internetsite van deze laatste.]2
Elke houder van een elektronische identiteitskaart waarvan de handtekenings- en identiteitscertificaten geactiveerd zijn, kan steeds de hem betreffende informatiegegevens die zijn opgenomen in het bevolkingsregister, inzien door middel van een met een computer, aangesloten op Internet, verbonden leestoestel en met behulp van de Internetsite van zijn gemeente, indien daar een dergelijke toepassing ontwikkeld is. [1 Elke houder kan op dezelfde manier een attest verkrijgen, opgesteld volgens de gegevens opgenomen in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister, voor zover de informatiegegevens die erin opgenomen zijn op hem betrekking hebben. Dit attest draagt het elektronische zegel van de gemeente. De betrokken houder moet geen enkel bijzonder belang aantonen.]1
De op deze wijze door de houder van de elektronische identiteitskaart verzamelde informatiegegevens mogen niet meegedeeld worden, tenzij de houder van de elektronische identiteitskaart er uitdrukkelijk mee instemt.
§ 2. Elke houder van een elektronische identiteitskaart kan de hem betreffende informatiegegevens die opgenomen zijn in het Rijksregister van de natuurlijke personen of in het bevolkingsregister, inzien bij de gemeente waar hij in de bevolkingsregisters ingeschreven is.
Deze aanvraag tot inzage wordt uitgevoerd volgens de procedure opgenomen in het koninklijk besluit van 3 april 1984 betreffende de uitoefening van het recht op toegang en verbetering door de personen ingeschreven in het Rijksregister van de natuurlijke personen en in het koninklijk besluit van 16 juli 1992 betreffende het recht op toegang tot de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister en betreffende het recht op verbetering van deze registers.
----------
(1)<KB 2017-03-09/28, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 08-05-2017>
(2)<KB 2019-11-29/12, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 23-01-2020>
Art.4. Indien de krachtens artikel 3 aan een persoon meegedeelde informatiegegevens onnauwkeurig, onvolledig of onjuist blijken te zijn, kan deze persoon een aanvraag tot verbetering indienen volgens de procedure voorzien in de in artikel 3, § 2, tweede lid, bedoelde koninklijke besluiten.
HOOFDSTUK III. - Algemene bepaling.
Art. 5. Onze Minister van Binnenlandse Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.