7 OKTOBER 2022. - Koninklijk besluit houdende diverse bepalingen inzake de inschrijving van de buitenlandse onderdanen in de registers en met het oog op de registratie van de inlichtingen betreffende frauduleuze erkenningen en het aanvullen van de informatie met betrekking tot schijnhuwelijken en schijnwettelijke samenwoningen
Art. 1-8
Artikel 1. In artikel 50, § 1, van het koninklijk besluit van 8 oktober 1981 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, opgeheven door het koninklijk besluit van 10 december 1996, hersteld door het koninklijk besluit van 12 juni 1998, vervangen door het koninklijk besluit van 7 mei 2008 en gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 september 2011, wordt het tweede lid opgeheven.
Art.2. In hetzelfde besluit wordt een artikel 51/1 ingevoegd, luidend als volgt:
"Art. 51/1. § 1. Wanneer een burger van de Unie een aanvraag indient tot verklaring van inschrijving overeenkomstig artikel 42 van de wet, schrijft de Burgemeester of diens gemachtigde deze onmiddellijk in het wachtregister op het gemelde adres en vraagt vervolgens een woonstonderzoek aan.
Als uit het woonstonderzoek blijkt dat de burger van de Unie op het gemelde adres verblijft, wordt deze ingeschreven in het vreemdelingenregister.
§ 2. De burger van de Unie die geen verklaring van inschrijving indient overeenkomstig artikel 42 van de wet, wordt, op beslissing van het College van burgemeester en schepenen, op het adres waar hij verblijft, ambtshalve ingeschreven in het wachtregister.
De gemeente stelt betrokkene onmiddellijk schriftelijk op de hoogte van de inschrijving in het wachtregister en tevens van de verplichting om een verklaring van inschrijving te doen overeenkomstig artikel 42 van de wet.
Wanneer de in het eerste lid genoemde burger van de Unie overeenkomstig artikel 42 van de wet een verklaring van inschrijving indient, wordt deze in het vreemdelingenregister ingeschreven.
§ 3. De burgers van de Unie bedoeld in de eerste en tweede paragraaf worden uit het wachtregister geschrapt wanneer ze:
1° niet of niet meer op het aangegeven adres verblijven en de plaats waar ze zich gevestigd hebben niet ontdekt kan worden;
2° het grondgebied van het Rijk verlaten;
3° overleden zijn;
4° in de bevolkingsregisters ingeschreven worden.
§ 4. De inlichtingen met betrekking tot de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde burgers van de Unie die in het wachtregister moeten worden geregistreerd zijn de inlichtingen die vermeld worden in het koninklijk besluit van 16 juli 1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en het vreemdelingenregister.".
Art.3. In artikel 1 van het koninklijk besluit van 16 juli 1992 tot vaststelling van de informatie die opgenomen wordt in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister, laatst gewijzigd bij koninklijk besluit van 22 maart 2021 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het eerste lid wordt paragraaf 1;
2° in punt 29° van de nieuwe paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de eerste zin, worden de woorden "die voorafgaan aan de huwelijksvoltrekking" vervangen door de woorden "met betrekking tot de huwelijksvoltrekking" en de woorden "63, § 2 en 4, 64, § 1" vervangen door de woorden "164/1, 164/2";
b) in punt 1° worden de woorden "64, § 1, eerste lid" vervangen door de woorden "164/2, § 5" en in de Nederlandse tekst worden de woorden "wanneer aan het huwelijk een verblijfsrechtelijk voordeel verbonden is" vervangen door de woorden "wanneer aan het huwelijk een verblijfsrechtelijk voordeel kan opleveren dat verbonden is aan de staat van de gehuwde";
c) een punt 1° /1 wordt ingevoegd, luidende:
"1° /1 de datum van de ondertekening van de aangifte van huwelijk door de ambtenaar van de burgerlijke stand overeenkomstig artikel 164/2, § 2, tweede lid, van het oud Burgerlijk Wetboek;";
d) in punt 2° worden de woorden "opmaak van de akte van aangifte" vervangen door de woorden "ondertekening van de aangifte", de woorden "63, § 2, tweede lid en § 4" vervangen door de woorden "164/1, § 3" en het woord "64" vervangen door het woord "164/2";
e) punt 3° wordt aangevuld met de woorden "en de verlenging van de termijn van dit uitstel door de procureur des Konings zoals voorzien in hetzelfde artikel";
f) het punt 29° wordt aangevuld met punten 5° en 6°, luidende:
"5° het beroep ingesteld tegen de weigering van de voltrekking van het huwelijk bedoeld in punt 4°, overeenkomstig artikel 167, zesde lid, van het oud Burgerlijk Wetboek;
6° de nietigverklaring van het huwelijk bedoeld in artikel 184 van het oud Burgerlijk Wetboek, wanneer het huwelijk aangegaan is met overtreding van de bepalingen van artikel 146bis van hetzelfde Wetboek, of in toepassing van artikel 79quater van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wanneer het vonnis of arrest dat huwelijk nietig verklaart in kracht van gewijsde is getreden.";
3° in punt 30° van de nieuwe paragraaf 1 worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) in de eerste zin, worden de woorden "die voorafgaan aan de melding van de verklaring van wettelijke samenwoning bedoeld in artikel 1476, § 1" vervangen door de woorden "met betrekking tot een wettelijke samenwoning bedoeld in de artikelen 1476, § 1 en 1476quater";
b) punt 1° wordt aangevuld met de woorden "en de verlenging van de termijn van dit uitstel door de procureur des Konings zoals voorzien in hetzelfde artikel";
c) het punt 30° wordt aangevuld met punten 3° en 4°, luidende:
"3° het beroep ingesteld tegen de weigering van de melding van de verklaring van de verklaring van wettelijke samenwoning en de datum waarop de betrokken partijen in kennis gesteld werden van deze weigeringsbeslissing bedoeld in punt 2°, overeenkomstig artikel 1476quater, vijfde lid van het oud Burgerlijk Wetboek;
4° de nietigverklaring van de wettelijke samenwoning bedoeld in artikel 1476quinquies van het oud Burgerlijk Wetboek, wanneer de wettelijke samenwoning aangegaan is met overtreding van de bepalingen van artikel 1476bis, of in toepassing van artikel 79quater van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wanneer het vonnis of arrest dat de wettelijke samenwoning nietig verklaart in kracht van gewijsde is getreden.";
4° paragraaf 1, oud eerste lid, wordt aangevuld als volgt:
"33° de volgende informatie betreffende de formaliteiten en beslissingen die voorafgaan aan de erkenning van een kind bedoeld in de artikelen 327/1, 327/2, 330/1 en 330/2 van het oud Burgerlijk Wetboek, met name:
1° de datum van de afgifte van het bericht van ontvangst van de documenten bedoeld in artikel 327/2, § 5, van het oud Burgerlijk Wetboek, wanneer aan de erkenning een verblijfsrechtelijk voordeel kan opleveren dat verbonden is aan de vaststelling van een afstammingsband;
2° de datum van de ondertekening van de aangifte van erkenning door de ambtenaar van de burgerlijke stand overeenkomstig artikel 327/1, § 2, eerste lid, van het oud Burgerlijk Wetboek;
3° de weigering van de ondertekening van de aangifte van erkenning zoals voorzien in artikel 327/1, § 3, van het oud Burgerlijk Wetboek, gemotiveerd door twijfels over de authenticiteit of de geldigheid van de documenten bedoeld in artikel 327/2 van het oud Burgerlijk Wetboek waardoor een vermoeden van een erkenning in de zin van artikel 330/1 van het oud Burgerlijk Wetboek kan ontstaan, en de datum waarop de betrokken partijen in kennis gesteld werden van deze beslissing;
4° het uitstel van het opmaken van de akte van erkenning zoals voorzien in artikel 330/2, tweede lid, van het oud Burgerlijk Wetboek, gemotiveerd door een ernstig vermoeden van een erkenning zoals bedoeld in artikel 330/1 van het oud Burgerlijk Wetboek en de verlenging van de termijn van dit uitstel door de procureur des Konings zoals bedoeld in hetzelfde artikel;
5° de weigering van de ambtenaar van de burgerlijke stand om de akte van erkenning op te maken, zoals bedoeld in artikel 330/2, eerste lid, van het oud Burgerlijk Wetboek, gemotiveerd op basis van artikel 146bis van het oud Burgerlijk Wetboek en de datum waarop de betrokken partijen in kennis gesteld werden van deze beslissing;
6° het beroep ingesteld tegen de weigering om de akte van erkenning op te maken bedoeld in punt 5°, overeenkomstig artikel 330/2, zevende lid, van het oud Burgerlijk Wetboek;
7° de nietigverklaring van de erkenning, bedoeld in artikel 330/3 van het oud Burgerlijk Wetboek of in artikel 79quater van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen, wanneer het vonnis of arrest dat de erkenning nietig verklaart in kracht van gewijsde is getreden;
34° de uitreiking van een attest van geen huwelijksbeletsel, zoals bedoeld artikel 69 van het Consulair Wetboek, met de datum van afgifte;
35° het verzet van de procureur des Konings tegen de uitreiking van een attest van geen huwelijksbeletsel, zoals bedoeld artikel 71 van het Consulair Wetboek, wanneer het verzet betrekking heeft op een schijnhuwelijk in de zin van artikel 146bis van het oud Burgerlijk Wetboek.".
5° het zevende lid wordt paragraaf 2;
6° een paragraaf 2/1 wordt ingevoegd, luidende:
" § 2/1. De informatiegegevens bedoeld in punt 29° van het eerste lid van paragraaf 1 worden geregistreerd door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de afgifte van huwelijk werd gedaan. Hiertoe deelt de griffier aan de ambtenaar van de burgerlijke stand de informatie bedoeld in punt 6° van hetzelfde punt 29° mee.
De informatiegegevens bedoeld in punt 30° van het eerste lid van paragraaf 1 worden geregistreerd door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeenschappelijke woonplaats aan wie de verklaring van wettelijke samenwoning wordt afgelegd. Hiertoe deelt de griffier aan de ambtenaar van de burgerlijke stand de informatie bedoeld in punt 4° van hetzelfde punt 30° mee.";
7° het tweede tot zesde lid worden paragraaf 3;
8° in de nieuwe paragraaf 3, eerste lid, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
a) de woorden "om de akte van huwelijksverklaring op te maken" worden vervangen door de woorden "om de aangifte van huwelijk te ondertekenen";
b) het lid wordt aangevuld als volgt :
"Het informatiegegeven in punt 29, 6° wordt eveneens gewist vijf jaar na de beslissing tot nietigverklaring van het huwelijk.";
9° in de nieuwe paragraaf 3 wordt het tweede lid aangevuld als volgt:
"Het informatiegegeven in punt 30, 4° wordt eveneens gewist vijf jaar na de beslissing tot nietigverklaring van de wettelijke samenwoning.";
10° in het vierde lid van de nieuwe paragraaf 3 wordt het woord "ingeschreven" vervangen door het woord "vermeld";
11° in de nieuwe paragraaf 3 wordt het vierde lid aangevuld met de volgende zinnen:
"Er is geen woonstcontrole vereist. Worden geregistreerd in zijn dossier, naast de informatiegegevens bedoeld in de punten 29° of 30° van § 1, de informatiegegevens bedoeld in dezelfde paragraaf die beschikbaar zijn.";
12° in het vijfde lid van de nieuwe paragraaf 3 worden de woorden "als deze die voorzien zijn in het tweede, derde en vierde lid" vervangen door de woorden "als deze die voorzien zijn in het eerste tot derde lid" en de woorden "van artikel 1, § 1, eerste lid, 2° en derde lid" door de woorden "van artikel 1, § 1, eerste lid, 2, en derde lid, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten";
13° de nieuwe paragraaf 3 wordt aangevuld met een zesde lid, luidende:
"De informatiegegevens bedoeld in de punten 29° en 30° van paragraaf 1, eerste lid, kunnen worden geraadpleegd door het verkrijgen van een machtiging overeenkomstig artikel 5, § 2, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.";
14° het artikel wordt aangevuld met twee paragrafen 4 en 5, luidende:
" § 4. De informatiegegevens bedoeld in punt 33° van de paragraaf 1, worden geregistreerd in het dossier van de persoon die wenst te erkennen, in het dossier van de persoon die moet worden erkend, tenzij het over een minderjarige persoon gaat, en in het dossier van de persoon waarvoor de voorafgaande toestemming is vereist.
Wanneer één van de bij de erkenning betrokken partijen niet beschikt over een nummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen, wordt deze vermeld in het wachtregister van de gemeente waar de erkenning ingediend werd. Er is geen woonstcontrole vereist. Worden geregistreerd in zijn dossier, naast de informatiegegevens bedoeld in punt 33° van paragraaf 1, de informatiegegevens bedoeld in dezelfde paragraaf die beschikbaar zijn.
De informatiegegevens bedoeld in punt 33° van paragraaf 1 worden geregistreerd door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente waar de aangifte van erkenning werd gedaan. Hiertoe deelt de griffier aan de ambtenaar van de burgerlijke stand de informatie bedoeld in punt 8° van hetzelfde punt 33° mee.
De informatiegegevens bedoeld in punt 33° van paragraaf 1, worden gewist vijf jaar nadat de ambtenaar van de burgerlijke stand de beslissing tot weigering om de aangifte van erkenning te ondertekenen, ter kennis brengt van de betrokken partijen of vijf jaar na de beslissing tot weigering om de akte van erkenning op te maken. De informatiegegevens worden eveneens gewist van zodra de akte van erkenning is opgemaakt. De informatie in punt 33°, 7° wordt gewist vijf jaar na de nietigverklaring van erkenning.
De in het tweede lid bedoelde personen worden afgevoerd uit het wachtregister na dezelfde periode en volgens dezelfde modaliteiten als die bedoeld in het vierde lid.
De informatiegegevens bedoeld in paragraaf 1, 33°, kunnen worden geraadpleegd door het verkrijgen van een machtiging overeenkomstig artikel 5, § 2, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
§ 5. De informatiegegevens bedoeld paragraaf 1, 34° en 35° wordt geregistreerd door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente van woonplaats van de persoon of door de consulaire post waarbij deze persoon ingeschreven is. Bij ontstentenis van inschrijving in een gemeente of bij een consulaire post, wordt de informatie opgenomen in het dossier van de plaats van de laatst gekende inschrijving. Hiertoe deelt de consulaire beroepspost aan de ambtenaar van de burgerlijke stand de informatie bedoeld in de punten 34° en 35° mee.
Deze informatiegegevens kunnen worden geraadpleegd door het verkrijgen van een machtiging overeenkomstig artikel 5, § 2, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Het informatiegegeven bedoeld in paragraaf 1, 34°, wordt gewist vijf jaar nadat het attest uitgereikt is.
Het informatiegegeven bedoeld in paragraaf 1, 35° wordt gewist vijf jaar nadat de procureur des Konings zich verzet heeft tegen de uitreiking van een attest van geen huwelijksbeletsel of zodra dit attest uitgereikt is.".
Art.4. In het koninklijk besluit van 1 februari 1995 tot vaststelling van de in het wachtregister vermelde informatiegegevens en tot aanwijzing van de overheden die bevoegd zijn om de gegevens in het wachtregister in te voeren, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 24 november 2000, van 18 juli 2001, van 27 april 2007 en van 7 mei 2007, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het woord "asielzoekers" wordt telkens vervangen door de woorden "verzoekers om internationale bescherming";
2° het woord "asielzoeker" wordt telkens vervangen door de woorden "verzoeker om internationale bescherming";
3° het woord "asielaanvraag" wordt telkens vervangen door de woorden "verzoek om internationale bescherming";
4° artikel 2 wordt aangevuld met een lid, luidend als volgt:
"De foto van de verzoeker om internationale bescherming, die op het moment van de indiening van zijn aanvraag voor internationale bescherming genomen wordt door de Minister die bevoegd is voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen of diens gemachtigde, wordt in het wachtregister geregistreerd.".
Art.5. Artikel 5 van het koninklijk besluit van 7 mei 2008 tot vaststelling van bepaalde uitvoeringsmodaliteiten van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen wordt opgeheven.
Art.6. Het eerste lid van artikel 1, van het koninklijk besluit van 19 april 2014 aangaande de consulaire bevolkingsregisters, wordt aangevuld met een punt 16° en een punt 17°, luidende:
"16° de afgifte van een attest van geen huwelijksbeletsel zoals bedoeld in artikel 69 van het Consulair Wetboek. Dit informatiegegeven wordt ingevoerd door de consulaire post waarbij de betrokken persoon is ingeschreven, of bij ontstentenis van inschrijving, in het dossier van de plaats van de laatst gekende inschrijving. Dit informatiegegeven kan worden geraadpleegd door het verkrijgen van een machtiging overeenkomstig artikel 5, § 2, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Dit informatiegegeven wordt gewist vijf jaar na de datum van afgifte van het attest van geen huwelijksbeletsel;
17° het verzet van de procureur des Konings om een attest van geen huwelijksbeletsel uit te reiken zoals bedoeld in artikel 71 van het Consulair Wetboek. Dit informatiegegeven wordt ingevoerd door de consulaire post waarbij de betrokken persoon is ingeschreven, of bij ontstentenis van inschrijving, in het dossier van de plaats van de laatst gekende inschrijving. Dit informatiegegeven kan worden geraadpleegd door het verkrijgen van een machtiging overeenkomstig artikel 5, § 2, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen. Dit informatiegegeven wordt gewist vijf jaar na de datum waarop de procureur des Konings zijn beslissing van verzet tegen de uitreiking van het attest van geen huwelijksbeletsel betekend heeft, zodra dit verzet opgeheven wordt of zodra een attest van geen huwelijksbeletsel wordt uitgereikt.".
Art.7. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken bepaalt de inwerkingtreding van dit besluit.
Art. 8. De minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken, de minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken en Europese Zaken en de minister bevoegd voor de Toegang tot het grondgebied, het Verblijf, de Vestiging en de Verwijdering van vreemdelingen zijn, elk wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.