Details





Titel:

25 MAART 2003. - Koninklijk besluit betreffende de identiteitskaarten. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-03-2003 en tekstbijwerking tot 20-12-2019)



Inhoudstafel:


Art. 1-3, 3/1, 4-6
Art. 6 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 6/1, 7-9
BIJLAGE.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1.Iedere Belg die volle vijftien jaar oud is, moet houder zijn van een identiteitskaart die als bewijs van inschrijving in het bevolkingregister geldt of, in geval van verlies, diefstal of [1 vernietiging]1 van die kaart, van een overeenkomstig artikel 6 afgegeven attest. Dit attest dat in geen geval als identiteitskaart kan gelden, is geldig gedurende één maand en de geldigheidsduur kan worden verlengd door het bestuur van de gemeente waar de betrokkene zijn hoofdverblijfplaats heeft.
  Een van deze beide documenten moet worden overgelegd bij elke vordering van de politie, evenals bij elke aangifte, bij elke aanvraag van getuigschriften en, in het algemeen, telkens als de houder het bewijs van zijn identiteit dient te leveren.
  [2 Eén van deze beide documenten moet ook worden overgemaakt aan de gerechtsdeurwaarder die belast is met de betekening van een exploot, in de zin van artikel 32 van het Gerechtelijk Wetboek.]2
  ----------
  (1)<KB 2019-12-10/06, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 30-12-2019>
  (2)<KB 2019-12-10/06, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 30-12-2019>

Art.2.De identiteitskaart wordt uitgereikt door het bestuur van de gemeente waar de betrokkene zijn hoofdverblijfplaats heeft.
  [1 De gemeentebesturen reiken eveneens een identiteitskaart uit aan de Belgische kinderen die de volle twaalf jaar en minder dan vijftien jaar oud zijn. Als een Belgisch kind houder is van een elektronisch identiteitsdocument bedoeld in artikel 16 bis van het koninklijk besluit van 10 december 1996 betreffende de verschillende identiteitsdocumenten voor kinderen onder de twaalf jaar, reiken de gemeentebesturen hem een identiteitskaart uit op de vervaldatum van dat document.]1
  [2 In de zin van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming), wordt de Algemene Directie Instellingen en Bevolking van de Federale Overheidsdienst Binnenlandse Zaken, in het kader van de afgifte van identiteitskaarten, aangewezen als verwerkingsverantwoordelijke. De organisaties belast met een deel van het beheer van het Rijksregister van de natuurlijke personen of betrokken bij de levenscyclus van de elektronische identiteitskaarten, alsook de gemeentebesturen worden aangewezen als verwerkers.]2
  ----------
  (1)<KB 2017-03-09/28, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 08-05-2017>
  (2)<KB 2019-12-10/06, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 30-12-2019>

Art.3.§ 1. De nieuwe identiteitskaart is conform met het ID1 - formaat. Ze bevat [2 twee elektronische chips en een tweedimensionale barcode; die het Rijksregisternummer, de geboortedatum van de houder, het kaartnummer en de einddatum van de kaart bevat]2. De elektronische identiteitskaart stelt enkel de identiteit van de persoon vast en omvat geen andere elektronische gegevens.
  De identiteitskaart vertoont alle waarborgen [1 en alle kenmerken]1 die vereist worden door de heersende Europese normen en standaarden.
  § 2. De identiteitskaart wordt aan de gemeentebesturen [2 geleverd]2 door de Minister van Binnenlandse Zaken. Het model ervan is bij dit besluit gevoegd.
  § 3. De Minister van Binnenlandse Zaken stelt, met het oog op het opmaken van de identiteitskaart, het model van basisdocument op.
  Op [2 het basisdocument]2 komt een volgnummer voor, dat samengesteld is volgens de richtlijnen van de Minister van Binnenlandse Zaken. Dit volgnummer mag geen gegevens over de persoon van de houder, noch verwijzingen naar zulke gegevens bevatten.
  Op het document staan de wettelijke vermeldingen die op de identiteitskaart moeten komen. Die vermeldingen worden onderzocht door de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde.
  De ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn gemachtigde ondertekent het document en brengt de foto van de houder erop aan. [2 De Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de Minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen bepalen het formaat van de foto van het basisdocument, respectievelijk, van de identiteitskaart en van de vreemdelingenkaarten.]2
  [1 De houder zet zijn handtekening op het basisdocument, tenzij hij niet kan tekenen omwille van zijn analfabetisme, een fysieke of mentale handicap of een ziekte; in dat geval wordt de handtekening vervangen door de vermelding "vrijgesteld".
   Het bewijs van de onmogelijkheid om te tekenen omwille van een fysieke of mentale handicap of een ziekte, moet geleverd worden [2 door middel van een medisch attest van minder dan één maand]2, behalve als het duidelijk is dat de betrokken burger niet kan tekenen omwille van een fysieke of mentale handicap of een duidelijk zichtbare ziekte.
   Wanneer, enerzijds, de onmogelijkheid om zijn handtekening te zetten tijdelijk is, wat bevestigd moet worden door een medisch attest, en/of wanneer de houder opgesloten of geïnterneerd is in een penitentiaire instelling of een instelling tot bescherming van de maatschappij en wanneer, anderzijds, het elektronisch beeld van de handtekening van de burger reeds opgenomen is in het centraal bestand van de identiteitskaarten of het centraal bestand van de vreemdelingenkaarten, wordt dit elektronisch beeld op het basisdocument gezet.
  [2 ...]2]1
  [1 De in het vijfde lid bedoelde handtekening van de houder [2 ...]2, wordt gedigitaliseerd via elk gepast middel, zoals een elektronische tablet, opdat het beeld van deze handtekening opgenomen zou worden, enerzijds op de elektronische identiteitskaart, en anderzijds, in het centraal bestand van de identiteitskaarten of in het centraal bestand van de vreemdelingenkaarten bedoeld in artikel 6bis van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
   De integriteit, juistheid en volledigheid van de gegevens die op het basisdocument vermeld worden, vallen onder de bevoegdheid van de gemeentelijke overheid ten opzichte van de gegevens opgenomen in de bevolkingsregisters en in het vreemdelingenregister.]1
  § 4. De [2 wettelijk vereiste gegevens of opgelegd door een Europese verordening]2 worden opgenomen op de identiteitskaart.
  De kaartpersonalisator zorgt ervoor dat de niet-gepersonaliseerde chipkaarten, die zijn aangemaakt door de kaartproducent, omgevormd worden tot gepersonaliseerde elektronische identiteitskaarten via opdruk van de identiteitsgegevens en het aanbrengen van de identiteitsfoto [2 en behalve in de gevallen bedoeld in paragraaf 5, via het bewaren op de contactloze chip van het digitale beeld van de vingerafdrukken]2. De kaartpersonalisator zorgt eveneens voor het veilig versturen van de gepersonaliseerde kaarten naar de kaartinitialisator.
  De kaartinitialisator zorgt voor de generatie van het basissleutelpaar en het creëren van de sleutelparen voor het identiteits- en handtekeningscertificaat.
  De kaartinitialisator zorgt bovendien :
  1° voor het opslaan van het identiteits- en handtekeningscertificaat op de kaart;
  2° voor de melding aan de certificatiedienstverlener dat de elektronische handtekening en de certificaten op de kaart zijn aangebracht;
  3° voor de generatie van de persoonlijke activeringscodes van de aanvrager en de initiële PIN-code (persoonlijke identificatiecode) van de aanvrager;
  4° voor het op de kaart laden van de actieve basiscertificaten van de overheid;
  5° voor het bezorgen van de elektronische identiteitskaart aan de gemeente;
  6° voor het bezorgen van de persoonlijke activeringscode en PIN-code (persoonlijke identificatiecode) aan de aanvrager;
  7° voor het optekenen van de gegevens in het Register van de Identiteitskaarten.
  [2 § 5. De Minister bevoegd voor Buitenlandse Zaken, de Minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken en de Minister bevoegd voor de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen bepalen, elk wat hen betreft, de datum waarop de identiteitskaarten voor Belgen in het buitenland bedoeld in artikel 39 van het Consulair Wetboek, de identiteitskaarten voor Belgen en de vreemdelingenkaarten voor vreemdelingen die geen onderdanen zijn van de Europese Unie en de vreemdelingenkaarten voor vreemdelingen die onderdanen zijn van de Europese Unie, vingerafdrukken moeten bevatten.
   De vingerafdrukken worden op initiatief van het gemeentebestuur door middel van ad hoc sensors gedigitaliseerd. Het digitale beeld van deze afdrukken wordt via de diensten van het Rijksregister op beveiligde wijze doorgestuurd naar de producent van de identiteitskaart om erin elektronisch te worden geïntegreerd.
   Het digitale beeld van de vingerafdrukken van een Belgische minderjarige jonger dan 12 jaar kan uitsluitend worden vastgelegd om hem, vanaf het moment dat hij de leeftijd van twaalf jaar bereikt heeft, een identiteitskaart uit te reiken overeenkomstig artikel 2.
   Wanneer er geen vingerafdrukken kunnen worden genomen van de wijsvingers of van één ervan, omdat zij niet goed genoeg zijn of wegens een handicap of een ziekte, worden er vingerafdrukken genomen van een andere vinger in volgende rangorde: 1) wijsvinger, 2) middelvinger, 3) ringvinger, 4) pink, 5) duim. Wanneer, in voorkomend geval, de vingerafdrukken van slechts één enkele vinger onder de voornoemde vingers kunnen worden genomen, wordt een identiteitskaart of een vreemdelingenkaart met enkel die vingerafdrukken uitgereikt. In elk geval, zal er per hand hoogstens één vingerafdruk geregistreerd worden.
   Er wordt een identiteitskaart of een vreemdelingenkaart zonder vingerafdrukken uitgereikt aan personen bij wie het nemen van vingerafdrukken permanent fysiek onmogelijk is.
   Indien er tijdelijk van geen enkele vinger een afdruk kan worden gemaakt om een fysieke reden, wordt een identiteitskaart of een vreemdelingenkaart zonder vingerafdrukken afgegeven met een geldigheidsduur van twaalf maanden.
   De klaarblijkelijke aard van deze onmogelijkheid wordt beoordeeld door het gemeentebestuur. In geval van twijfel moet een medisch attest van minder dan één maand oud worden overgelegd.
   § 6. Het medisch attest bedoeld in de paragrafen 3 en 5 wordt door het gemeentebestuur bewaard tot de datum van annulering van de kaart. Op dat moment vernietigt het gemeentebestuur het desbetreffende attest.
   In de zin van Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) en van Verordening(EU) nr. 2019/1157 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de versterking van de beveiliging van identiteitskaarten van burgers van de Unie en van verblijfsdocumenten afgegeven aan burgers van de Unie en hun familieleden die hun recht van vrij verkeer uitoefenen, is het gemeentebestuur de verwerkingsverantwoordelijke van de medische attesten en de persoonsgegevens die deze bevatten.]2
  ----------
  (1)<KB 2017-03-09/28, art. 14, 004; Inwerkingtreding : 08-05-2017>
  (2)<KB 2019-12-10/06, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 30-12-2019>

Art. 3/1. [1 Wanneer de houder van een identiteitskaart of van een vreemdelingenkaart zich meldt bij zijn gemeentebestuur, de eerste keer voor het aanmaken van het basisdocument, overeenkomstig artikel 3, § 3, en vervolgens om die kaart af te halen, gaat de gemeenteambtenaar alvorens de kaart uit te reiken na of de persoon die zich bij het loket meldt wel de houder van de kaart is, met name door het gezicht visueel te vergelijken met de foto en door de vingerafdrukken van de persoon te vergelijken met die op de kaart voor zover ze erop geregistreerd werden. Bij twijfel over de identiteit van de houder van de kaart, wordt die kaart niet uitgereikt, zolang er geen zekerheid is over de identiteit van de houder.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2019-12-10/06, art. 5, 007; Inwerkingtreding : 30-12-2019>


Art.4. § 1. De gedrukte teksten worden gesteld en de vermeldingen aangebracht :
  1° in het Frans, wanneer de gemeente die de kaart uitreikt gelegen is in het Franse taalgebied, zoals dat bepaald is bij artikel 4 van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966;
  2° in het Nederlands, wanneer de gemeente die de kaart uitreikt gelegen is in het Nederlandse taalgebied, zoals dat bepaald is bij artikel 3, § 1, van dezelfde gecoördineerde wetten.
  § 2. De gedrukte teksten worden gesteld en de vermeldingen aangebracht, naar keuze van de betrokkene :
  A. in het Nederlands of in het Frans :
  1° in de gemeenten van het arrondissement Brussel-Hoofdstad bedoeld in artikel 6 van dezelfde gecoördineerde wetten;
  2° in de gemeenten bedoeld in artikel 7 van dezelfde gecoördineerde wetten;
  3° in de gemeenten bedoeld in artikel 8, 3° tot 10° van dezelfde gecoördineerde wetten;
  B. in het Frans of in het Duits :
  1° in de gemeenten van het Duitse taalgebied;
  2° in de gemeenten bedoeld in artikel 8, 2°, van dezelfde gecoördineerde wetten.
  De betrokkene geeft zijn keuze te kennen in een schriftelijke verklaring.
  § 3. De titels van de rubrieken aan de voorzijde van de kaart zijn gedrukt :
  1° wat de naam van de Staat en het woord " identiteitskaart " betreft, in de taal waarin de kaart gesteld is bij de uitreiking, gevolgd door de twee andere nationale talen en het Engels;
  2° wat de andere rubrieken betreft, in de taal waarin de kaart gesteld is bij uitreiking en in het Engels.

Art.5.§ 1. De identiteitskaart wordt vernieuwd :
  1° bij het verstrijken van de wettelijke geldigheidsperiode;
  2° wanneer de houder een kaart wenst in een andere taal dan die waarin de zijne is gesteld, voor zover hij gevestigd is in een gemeente die gemachtigd is een kaart in de door de betrokkene gekozen taal uit te reiken;
  3° wanneer de foto van de houder niet meer gelijkend is;
  4° wanneer de kaart beschadigd is;
  5° wanneer de houder van naam of van voornaam verandert;
  6° wanneer de houder van geslacht verandert;
  [4 7° wanneer het Rijksregisternummer is gewijzigd.]4
  [4 De kosten voor het vernieuwen van de identiteitskaart zijn ten laste van de kaarthouder, tenzij de beschadiging na analyse van de kaart het gevolg blijkt te zijn van een fabricagefout; in dat geval wordt de kaart kosteloos vervangen.]4
  § 2. In de gevallen bedoeld in paragraaf 1, is de houder verplicht de identiteitskaart aan het gemeentebestuur terug te geven. Zij moet insgelijks worden teruggegeven bij verlies van de Belgische nationaliteit of bij overlijden van de houder. [1 Bij overlijden van de houder, wordt de identiteitskaart vernietigd en worden de elektronische functies van de identiteitskaart ingetrokken door de gemeente die de overlijdensakte opgesteld heeft, als bijkomende actie bij het opstellen van de overlijdensakte.]1
  § 3. De identiteitskaart wordt als vervallen beschouwd in geval van afvoering van ambtswege (...). <KB 2008-10-01/39, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-09-2008>
  [2 § 4. [3 Wanneer de vermelding van de naam van de gemeente van hoofdverblijfplaats of van de postcode op de elektronische identiteitskaart gewijzigd werd ten gevolge van een handeling van de overheid, blijft de identiteitskaart evenwel geldig tot er overgegaan wordt tot de aanpassing van de vermelding van de naam van de gemeente van hoofdverblijfplaats of van de postcode op de chip van de identiteitskaart.
   De vermelding van de naam van de gemeente van hoofdverblijfplaats of van de postcode op de chip van de identiteitskaart wordt aangepast zodra de houder van de kaart zich naar zijn gemeentebestuur begeeft, bijvoorbeeld met het oog op de hernieuwing van zijn identiteitskaart, krachtens paragraaf 1, of voor om het even welke andere reden, en ten laatste vijf jaar na de wijziging van de betrokken vermelding of vermeldingen.]3]2
  [4 § 4. Wanneer een identiteitskaart wordt ingeleverd bij het gemeentebestuur, gaat het gemeentebestuur onmiddellijk over tot de fysieke vernietiging van deze kaart.]4
  ----------
  (1)<KB 2017-03-09/28, art. 15, 004; Inwerkingtreding : 08-05-2017>
  (2)<KB 2018-10-17/06, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (3)<KB 2018-12-21/51, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<KB 2019-12-10/06, art. 6, 007; Inwerkingtreding : 30-12-2019>

Art.6.§ 1. Bij verlies, diefstal, of vernieling van de identiteitskaart dient de houder onverwijld aangifte daarvan te doen bij het gemeentebestuur van zijn hoofdverblijfplaats of bij het dichtstbijzijnde politiekantoor, of indien dit niet mogelijk is bij de helpdesk, bedoeld in 6ter van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters en de identiteitskaarten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
  Een attest van deze aangifte wordt de betrokkene ter hand gesteld en een afschrift van het attest wordt, in voorkomend geval, gezonden aan de politie van de hoofdverblijfplaats van de betrokkene. [2 In geval van verdenking van identiteitsfraude zal de identiteitskaart enkel worden vernieuwd na een onderzoek te hebben gevoerd naar de omstandigheden van het verlies, diefstal of vernieling en tegen inlevering van het certificaat.]2
  Bij verlies, diefstal of vernieling van het attest wordt gehandeld op dezelfde wijze als bij verlies, diefstal of vernieling van de identiteitskaart.
  § 2. [3 Wanneer het verlies, de diefstal of de vernietiging van de identiteitskaart door de kaarthouder aangegeven wordt bij de gemeente, de politie of de helpdesk, wordt de elektronische functie van de identiteitskaart onmiddellijk ingetrokken.
   De gemeente annuleert vervolgens de verloren, gestolen of vernielde identiteitskaart en start de procedure voor de aanmaak van een nieuwe identiteitskaart .]3
  § 3. Wordt de kaart teruggevonden nadat ze werd vernieuwd, moet ze worden ingeleverd bij het gemeentebestuur.
  Een persoon mag in geen geval houder zijn van meer dan één kaart of attest.
  [1 § 4. Het model van attest bedoeld in paragraaf 1, tweede lid, wordt als bijlage bij dit besluit gevoegd.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-12-26/25, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 05-01-2016>
  (2)<KB 2017-03-09/28, art. 16,1°, 004; Inwerkingtreding : 08-05-2017>
  (3)<KB 2017-03-09/28, art. 16,2°, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2018>

Art. 6 TOEKOMSTIG RECHT.   [4 § 1. In geval van verlies, diefstal of vernietiging van een identiteitskaart van een Belg die is ingeschreven in het bevolkingsregister, doet de houder tijdens de kantooruren aangifte bij het gemeentebestuur van zijn woonplaats. Het gemeentebestuur levert een attest af van verlies, diefstal of vernietiging van het document.
   Het gemeentebestuur geeft de certificatiedienstverlener de opdracht de certificaten van de verloren, gestolen of vernietigde kaart buiten werking te stellen, zodat de elektronische functies van de kaart definitief niet meer functioneren. Het gemeentebestuur annuleert tevens de identiteitskaart.
   In geval van verlies, diefstal of vernietiging van een identiteitskaart van een Belg, kan de houder eveneens aangifte doen bij de Helpdesk van het Rijksregister bedoeld in artikel 6ter van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten; de Helpdesk geeft de certificatiedienstverlener de opdracht de certificaten van de verloren, gestolen of vernietigde kaart buiten werking te stellen, zodat de elektronische functies van de kaart definitief niet meer functionerenen verwittigt de gemeente van de hoofdverblijfplaats van de houder om de kaart te laten annuleren. Na aangifte gedaan te hebben van het verlies, de diefstal of de vernietiging van de kaart bij de Helpdesk van het Rijksregister, is het evenwel aan de houder van deze kaart om tijdens de kantooruren naar het gemeentebestuur van zijn woonplaats te gaan teneinde een attest van verlies, diefstal of vernietiging van de identiteitskaart te krijgen en een nieuwe kaart te vragen, opdat de gemeente de identiteitskaart zou kunnen annuleren.
   § 2. In geval van verlies, diefstal of vernietiging van een identiteitskaart van een Belg doet de houder, buiten de kantooruren of indien het gemeentebestuur van zijn woonplaats niet bereikbaar is, aangifte bij de politiediensten
   De politiediensten leveren een attest af van verlies, diefstal of vernietiging van de kaart en sturen een kopie van dit attest naar de Helpdesk van het Rijksregister, opdat deze de certificatiedienstverlener de opdracht geeft de certificaten van de verloren, gestolen of vernietigde kaart buiten werking te stellen.. De Helpdesk verwittigt vervolgens de gemeente van de hoofdverblijfplaats van de houder van het verloren, gestolen of vernietigde document, opdat deze de verloren, gestolen of vernietigde kaart zou annuleren. De kopieën van de attesten die de politie naar de Helpdesk stuurt, worden door deze laatste gedurende 10 jaar bewaard alvorens te worden vernietigd.
   § 3. Het model van het attest bedoeld in de paragrafen 1 en 2 wordt als bijlage bij dit besluit gevoegd. In geval van verlies, diefstal of vernietiging van het attest wordt gehandeld op dezelfde wijze als bij verlies, diefstal of vernietiging van een identiteitskaart van een Belg.
   § 4. Indien een kaart waarbij aangifte werd gedaan van verlies, diefstal of vernietiging wordt teruggevonden, moet ze worden ingeleverd bij het gemeentebestuur, die onmiddellijk overgaat tot de fysieke vernietiging van de kaart. Een persoon mag in geen geval houder zijn van meer dan één kaart of attest.]4

  (1)<KB 2015-12-26/25, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 05-01-2016>
  (2)<KB 2017-03-09/28, art. 16,1°, 004; Inwerkingtreding : 08-05-2017>
  (3)<KB 2017-03-09/28, art. 16,2°, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2018>
  (4)<KB 2019-12-10/06, art. 7, 007; Inwerkingtreding : onbepaald >


Art. 6/1. [1 § 1. Het Coördinatieorgaan voor de dreigingsanalyse deelt schriftelijk aan de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken de adviezen mee, bedoeld in artikel 6, § 10, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
   § 2. Wanneer de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken beslist om een identiteitskaart in te trekken en/of ongeldig te verklaren, of om de afgifte ervan te weigeren, in toepassing van artikel 6, § 10, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, wordt de burgemeester van de gemeente van de hoofdverblijfplaats van de persoon van wie de identiteitskaart ingetrokken en/of ongeldig verklaard werd of van wie de afgifte van de identiteitskaart geweigerd wordt, hiervan onverwijld schriftelijk op de hoogte gebracht.
   In geval van een beslissing tot intrekking vraagt de burgemeester bedoeld in het eerste lid aan de diensten van de bevoegde lokale politiezone om over te gaan tot de intrekking van de identiteitskaart. Indien de betrokkene niet aanwezig is in zijn/haar hoofdverblijfplaats, laten de diensten van de lokale politiezone een bericht van kennisgeving achter, waarbij de betrokkene verzocht wordt om zich naar de diensten van de lokale politiezone van zijn/haar gemeente te begeven om zijn/haar identiteitskaart in te leveren.
   § 3. Wanneer de afgifte van de identiteitskaart geweigerd wordt of wanneer de identiteitskaart ingetrokken en/of ongeldig verklaard wordt, in toepassing van artikel 6, § 10, van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen, wordt het attest, bedoeld in artikel 6, § 4, uitgereikt ter vervanging van de identiteitskaart.
   Dit attest wordt uitgereikt, hetzij door de diensten van de bevoegde lokale politiezone bij de intrekking van de identiteitskaart op de hoofdverblijfplaats van de betrokkene of wanneer de betrokkene zich aanmeldt bij de diensten van de lokale politie om er zijn/haar identiteitskaart spontaan in te leveren, hetzij door de diensten van het gemeentebestuur wanneer de afgifte van zijn/haar identiteitskaart geweigerd wordt.
   § 4. In geval van intrekking en/of ongeldigverklaring van de identiteitskaart wordt de elektronische functie van de kaart definitief stopgezet door de Helpdesk bedoeld in artikel 6ter van de wet van 19 juli 1991 betreffende de bevolkingsregisters, de identiteitskaarten, de vreemdelingenkaarten en de verblijfsdocumenten en tot wijziging van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2015-12-26/25, art. 2, 003; Inwerkingtreding : 05-01-2016>


Art.7.[1 De helpdesk is vierentwintig uur per dag gedurende zeven dagen per week operationeel. Hij ontvangt de oproepen van de burgers, de gemeenten, de politie, de kaartproducent, de kaartpersonalisator, de kaartinitialisator [2 en]2 de certificatiedienstverleners.
   Wanneer de houder van de kaart kennis geeft van het verlies, de diefstal of de vernietiging van een identiteitskaart, verifieert de helpdesk of het wel degelijk de houder van de kaart is die de kennisgeving doet.
   Het verlies, de diefstal of de vernietiging van een identiteitskaart kan echter ook genotificeerd worden aan de helpdesk door de wettelijke vertegenwoordiger van de houder van een kaart wanneer deze laatste minderjarig of onbekwaam is; in dat geval stuurt de helpdesk een brief waarin de kennisgeving meegedeeld wordt, naar de houder van de kaart. Deze brief vermeldt met name de identiteit en de contactgegevens, zoals meegedeeld door de persoon die de kennisgeving gedaan heeft.]1
  ----------
  (1)<KB 2017-03-09/28, art. 17, 004; Inwerkingtreding : 08-05-2017>
  (2)<KB 2019-12-10/06, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 30-12-2019>

Art.8. Het aanbrengen of wijzigen van enige vermelding op de identiteitskaart, op welke wijze ook, door de houder of door een niet-gemachtigd persoon, is verboden.

Art.9.Onze Minister van Binnenlandse Zaken is gelast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGE.
Art. N. Bijlage.(Kaart niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 28-03-2003, p. 15940).

  GEWIJZIGD BIJ :
  <KB 2015-12-26/25, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 05-01-2016>
  <KB 2017-03-09/28, art. 18, 004; Inwerkingtreding : 01-06-2018>