12 JULI 1973. - Wet op het natuurbehoud. - Federale Staat (NOTA : Voor het Vlaamse Gewest, zie apart versie van deze wet, W1973-07-12/35) (NOTA : Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, zie apart versie van deze wet, W1973-07-12/36) (NOTA : Voor het Waalse Gewest, zie apart versie van deze wet, W1973-07-12/34) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 17-04-1985 en tekstbijwerking tot 21-12-2015)
HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. Bescherming van plante- en diersoorten.
Art. 2-5, 5bis, 5ter
HOOFDSTUK III. Bescherming van de natuurlijke milieus.
Art. 6
Eerste Afdeling. Natuurreservaten.
Art. 7-19
Afdeling 2. Bosreservaten. <NOTA : voor het Vlaamse Gewest wordt afdeling 2 en bijhorende artikelen opgeheven door DVR 1990-06-13/32, art. 113, 007; Inwerkingtreding : 08-10-1990>
Art. 20-24
Afdeling 3. Natuurparken. <De artikelen 25 tot 31 worden opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1985-07-16/36, art. 23, 004>
Art. 25-31
Afdeling 4. <Ingevoegd bij DWG 2001-06-28/38, art. 1; Inwerkingtreding : 15-07-2001> Kennis van het natuurpatrimonium.
Art. 31bis
HOOFDSTUK IV. De Hoge Raad voor natuurbehoud.
Art. 32-35
HOOFDSTUK V. Bescherming van de bossen en van de landelijke ruimte.
Art. 36-37, 37bis, 38-39
HOOFDSTUK VI. Algemene maatregelen.
Art. 40-43
HOOFDSTUK VII. Strafbepalingen.
Art. 44, 44bis, 45, 45bis, 46-47
HOOFDSTUK VIII. Slot- en opheffingsbepalingen.
Art. 48-50
HOOFDSTUK IX. Bepalingen eigen aan het Waalse Gewest. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002>
Art. 51W
Afdeling I. De Waalse Hoge Raad voor natuurbehoud. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002>
Art. 52W, 53W, 54W, 55W
Afdeling II. Bijzondere bepalingen. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002>
Art. 56W, 57W, 58W, 58bisW, 58terW, 58quaterW, 58quinquiesW, 58sexiesW
Afdeling III. Straf- en gerechtelijke bepalingen. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002>
Art. 59W, 60W, 61W, 62W, 63W
Afdeling IV. Aanvullende bepalingen. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002>
Art. 64W, 65W, 66W
HOOFDSTUK IX. - Specifieke bepalingen voor de maritieme duinstreek. <Ingevoegd bij DVR 1993-07-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 10-09-1993>
Art. 51N, 52N, 53N, 54N, 55N, 56N, 57N
Bijlagen.
Art. N1
&numac_search=&page=&lg_txt=&caller=article&=347" target=_blanck class="button visited button-outlined read-more"> 1974061902 1978053109 1998000446 1998027579 1998027599 1999027249 1999027250 1999027251 1999027252 1999027281 1999027282 1999027284 1999027285 1999027286 1999027451 1999027452 1999027511 1999027538 1999027539 1999027574 1999031280 2000027001 2000027035 2000027260 2000027447 2000027493 2000027532 2000027591 2001016365 2001027144 2001027145 2001027280 2001027282 2001027283 2001027284 2001027285 2001027286 2001027287 2001027288 2001027292 2001027293 2001027294 2001027295 2001027405 2001027406 2001027426 2001027463 2001027650 2001027666 2001027720 2002027113 2002027228 2002027340 2002027341 2002027677 2002027904 2002027905 2002028014 2002028017 2002028018 2002028149 2003022498 2003027005 2003027006 2003027007 2003027008 2003027147 2003027208 2003027263 2003027382 2003027738 2003200444 2003200445 2003200446 2003201551 2004027005 2004036198 2004200073 2004200074 2004200112 2004200113 2004200141 2004200174 2004200505 2004200878 2004200883 2004200884 2004200886 2004200887 2004200888 2004200889 2004200890 2004201089 2004201274 2004201275 2004201578 2004201890 2004201986 2004201994 2004202442 2004202449 2004203604 2004203709 2005027274 2005200786 2005200904 2005201340 2005201341 2005201342 2005201343 2005201344 2005201345 2005201346 2005201347 2005201348 2005201462 2005201503 2005203032 2005203033 2005203034 2005203035 2005203036 2005203037 2005203038 2005203039 2005203040 2005203041 2005203042 2005203043 2005203044 2006021366 2006202025 2006202026 2006202028 2006202030 2006202031 2006202032 2006202038 2006202039 2006202040 2006202041 2006202042 2006202044 2007023371 2007036523 2007201915 2007201917 2007201918 2007201919 2007201921 2007201922 2007201923 2007201924 2007201925 2007201926 2007201929 2007201930 2007201931 2007201932 2007201933 2007201934 2007202463 2008200425 2008200488 2008200591 2008201464 2008201667 2008203438 2008204258 2008204259 2008204445 2009027068 2009200841 2009202436 2009203045 2009204886 2010024211 2010027045 2010202235 2010202726 2010206547 2011024097 2011027143 2011200309 2011200311 2011202045 2011202046 2011202222 2011202729 2011203944 2011204441 2012206410 2012206711 2013200940 2013200941 2013200942 2013200943 2013200944 2013200945 2013202338 2013202880 2013204850 2013205233 2013A02338 2014027166 2014027167 2014027172 2014201758 2014202258 2014203157 2014203624 2014203856 2014203901 2014205529 2014205530 2014205531 2014205532 2014205533 2014205534 2014205535 2014207423 2014207425 2014207426 2016024274 2016027275 2016027276 2016204863 2017205911 2018014860 2018070019 2018070030 2018203265 2019030800 2019030801 2022021092 2022034181 2023047327 2024200972 2024201327 2024201328 2024202046 2024202047
HOOFDSTUK I. _ Algemene bepalingen.
Artikel 1.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Deze wet beoogt het behoud van de eigen aard, de verscheidenheid en het ongeschonden karakter van het natuurlijke milieu door middel van maatregelen tot bescherming van de flora en de fauna, hun gemeenschappen en groeiplaatsen, evenals van de grond, de ondergrond, het water en de lucht.
Deze wet beoogt niet de landbouw- of bosbouwexploitatie te regelen.
HOOFDSTUK II. _ Bescherming van plante- en diersoorten.
Art.2.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Met het oog op de vrijwaring van de soorten behorende tot de inheemse flora, neemt de Koning maatregelen tot bescherming van in het wild groeiende planten. Hij bepaalt of de bescherming slaat op de gehele plant dan wel op bepaalde organen ervan.
Art.3.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Met het oog op de vrijwaring van de soorten behorende tot de inheemse fauna neemt de Koning maatregelen tot bescherming van in het wild levende dieren; die bescherming wordt eveneens verleend aan hun krengen, hun eieren en eierschalen.
Art.4.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij ORD 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De toepassing van maatregelen tot bescherming van plante- en diersoorten kan worden beperkt tot bepaalde streken, bepaalde arealen of bepaalde biotopen. Die maatregelen kunnen blijvend, tijdelijk of periodiek van toepassing zijn.
Art.5.[1 [2 § 1.]2 Onverminderd de bepalingen van de wetgevingen op de jacht, op de diergeneeskundige politie en op de plantenbescherming en onverminderd de verplichtingen voortvloeiend uit internationale verdragen, kan de Koning maatregelen nemen om :
1° de in-, uit- en doorvoer van uitheemse plantensoorten, evenals van uitheemse diersoorten en hun krengen te regelen, op te schorten of te verbieden;
2° de in-, uit- en doorvoer van uitheemse plantensoorten, evenals van uitheemse diersoorten en hun krengen afhankelijk te maken van een voorafgaande homologatie, toelating, registratie of kennisgeving, alsook de voorwaarden te bepalen waaronder toelatingen of registraties kunnen worden verleend, opgeschort en ingetrokken;
3° het vrijlaten van uitheemse diersoorten en het onderbrengen ervan in wildparken te regelen.]1
[2 De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de procedure en de voorwaarden om tijdelijk of definitief een toelating tot invoer, uitvoer of doorvoer toe te kennen, op te schorten of in te trekken voor invasieve uitheemse soorten die zorgwekkend zijn voor de Unie overeenkomstig artikel 8 van de Verordening (EU) 1143/2014 van het Europees parlement de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten.]2
----------
(1)<W 2012-07-12/37, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 22-09-2012>
(2)<W 2015-12-16/06, art. 23, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art. 5bis. [1 De Koning kan bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad een Federale Adviesraad oprichten die advies uitbrengt over elke vraag betreffende de in-, uit- en doorvoer van uitheemse plantensoorten, evenals van uitheemse diersoorten en hun krengen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-07-12/37, art. 3, 016; Inwerkingtreding : 22-09-2012>
Art. 5ter. [1 § 1. De Staat kan sectorale overeenkomsten sluiten betreffende de in-, uit- en doorvoer van uitheemse invasieve planten- of diersoorten met ondernemingen die betrokken zijn bij de verspreiding van deze soorten, of met organisaties van dergelijke ondernemingen.
De in het eerste lid bedoelde organisaties moeten aantonen dat zij :
1° representatief zijn voor ondernemingen die tot eenzelfde sector behoren; en
2° statutair de bevoegdheid hebben om een dergelijke overeenkomst te sluiten of door minstens drie vierden van hun leden gemandateerd zijn om met de Staat een sectorale overeenkomst te sluiten en hen hierdoor te verbinden zoals bepaald in § 4, 1°.
§ 2. Voor zover een onderneming of organisatie voldoet aan de in § 1 bepaalde voorwaarden en mits toestemming van de Staat, kan zij toetreden tot een bestaande sectorale overeenkomst.
§ 3. Een sectorale overeenkomst kan de vigerende wetgeving of reglementering noch vervangen, noch in minder strenge zin ervan afwijken.
§ 4. Sectorale overeenkomsten moeten voldoen aan de volgende minimumvoorwaarden :
1° een sectorale overeenkomst is bindend voor de partijen vanaf de ondertekening ervan door alle betrokken partijen.
Naargelang hetgeen bepaald is in de sectorale overeenkomst, is zij tevens bindend voor al de leden van de organisatie of voor een in het algemeen omschreven groep leden ervan.
De ondernemingen die na het sluiten van de sectorale overeenkomst tot de organisatie toetreden en, in voorkomend geval, deel uitmaken van de in een sectorale overeenkomst in het algemeen omschreven groep leden ervan, worden van rechtswege verbonden.
De leden van de door de sectorale overeenkomst verbonden organisatie kunnen zich niet aan de daaruit voortvloeiende verplichtingen onttrekken door uit de organisatie te treden;
2° een sectorale overeenkomst wordt gesloten voor een bepaalde termijn die in geen geval langer mag zijn dan tien jaar. Elke langere termijn wordt van rechtswege herleid tot tien jaar.
Een sectorale overeenkomst kan niet stilzwijgend verlengd worden. De Staat en een of meer aangesloten organisaties kunnen overeenkomen een sectorale overeenkomst ongewijzigd te verlengen;
3° een sectorale overeenkomst kan worden beëindigd :
a) door het verstrijken van de geldingsduur;
b) door de opzegging ervan door één van de partijen; behoudens andersluidende bepaling in de overeenkomst bedraagt de opzeggingstermijn zes maanden;
c) door een akkoord tussen partijen.
§ 5. De bepalingen van dit artikel zijn van openbare orde. Zij zijn van toepassing op de sectorale overeenkomsten die gesloten zullen worden na de inwerkingtreding van de wet van 12 juli 2012 tot wijziging van de wet van 12 juli 1973 op het natuurbehoud.
§ 6. Elke in uitvoering van deze wet gesloten sectorale overeenkomst, evenals elke wijziging aan, verlenging of opzegging van of toetreding tot een in uitvoering van deze wet gesloten sectorale overeenkomst, moet worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Dit is tevens het geval bij een voortijdige beëindiging van de sectorale overeenkomst door middel van een akkoord tussen partijen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-07-12/37, art. 4, 016; Inwerkingtreding : 22-09-2012>
HOOFDSTUK III. _ Bescherming van de natuurlijke milieus.
Art.6.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<De alineas 1 en 2 houden op toepasselijk te zijn op de natuurparken opgericht overeenkomstig DWG 1985-07-16/36, art. 23, § 2>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De gebieden die van belang zijn voor de bescherming van de flora, van de fauna, van de ecologische milieus en van de natuurlijke leefruimte kunnen, met het oog op hun vrijwaring, ofwel tot integrale of gerichte natuurreservaten, ofwel tot bosreservaten, ofwel tot natuurparken worden opgericht; natuurreservaten kunnen ofwel staatsreservaten ofwel erkende natuurreservaten zijn.
Na raadpleging van de colleges van burgemeester en schepenen van de gemeenten op wiens grondgebied de voorgenomen reservaten en parken zijn gelegen, brengen de bevoegde bestendige deputaties van de provinciale raden, binnen de zestig dagen na ontvangst van het verzoek van de Minister van Landbouw, bij deze advies uit betreffende de oprichting van bij het eerste lid bedoelde reservaten en parken. Wanneer het college van burgemeester en schepenen of de bestendige deputatie van de provinciale raad hun advies niet laten kennen binnen de gestelde termijnen, wordt het advies geacht gunstig te zijn.
Ten behoeve van het wetenschappelijk onderzoek, het onderwijs, of de volksopleiding kan de Koning in sommige natuurlijke milieus beschermende maatregelen nemen met het oog op de instandhouding van de plante- of diersoorten, hun gemeenschappen en groeiplaatsen.
Met het oog op de verwezenlijking van de bij het eerste en derde lid gestelde objectieven kunnen onroerende goederen door onteigening ten algemenen nutte worden verkregen.
<NOTA : voor het Waalse Gewest worden de volgende leden bij artikel 6 bijgevoegd :
"De juridische effecten van de oprichting in reservaat zijn tijdelijk toepasselijk op de gronden waarvoor de Executieve aan de eigenaar haar bedoeling er een natuurreservaat op te richten bekendgemaakt heeft, alsmede op de gronden waarvoor de eigenaar een aanvraag tot erkenning ingediend heeft.
Deze effecten zijn toepasselijk gedurende een periode van twaalf maanden te rekenen vanaf de dag van de bekendmaking of van de aanvraag tot erkenning.
Zij eindigen automatisch bij beslissing van de Executieve het voorziene staatsnatuurreservaat niet op te richten of de gevraagde erkenning te weigeren." (BWG 1989-09-07/33, enig art., 005; Inwerkingtreding : 27-10-1989)>
Eerste Afdeling. _ Natuurreservaten.
Art.7.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Het integraal natuurreservaat is een beschermd areaal dat wordt opgericht met het doel er de natuurlijke verschijnselen naar eigen wetten te laten evolueren.
Art.8.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Het gericht natuurreservaat is een beschermd areaal waarvan een aangepast beheer de bestaande toestand tracht te behouden. Te dien einde kunnen maatregelen worden genomen om bepaalde plante- of diersoorten in stand te houden, te controleren of terug in te voeren, om bepaalde uitzichten van het plantendek te bestendigen of om ontaarde milieus te herstellen.
Art.9.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Het staatsnatuurreservaat is een beschermd gebied dat op de voordracht van de Minister van Landbouw door de Koning wordt opgericht op gronden die de Staat in eigendom of in huur heeft of die hem daartoe ter beschikking worden gesteld.
Art.10.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Het erkend natuurreservaat is een beschermd areaal dat door een natuurlijk- of rechtspersoon, de Staat uitgezonderd, wordt beheerd en door de Koning wordt erkend op verzoek van de eigenaar van de gronden en met de instemming van de bezetter.
Art.11.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
In de natuurreservaten is het verboden :
_ de dieren te doden, te jagen of te vangen op om het even welke wijze, hun jongen, eieren, nesten of schuilplaatsen te storen of te vernietigen;
_ bomen en struiken weg te nemen, te kappen, te ontwortelen of te verminken en het plantendek te vernietigen of te beschadigen;
_ over te gaan tot opgravingen, boringen, grondwerken of exploitatie van materialen, om het even welk werk uit te voeren dat de aard van de grond, het uitzicht van het terrein, de bronnen en het hydrografisch net zou kunnen wijzigen, boven- of ondergrondse leidingen te leggen, gebouwen of schuilplaatsen op te trekken en reclameborden en aanplakbrieven aan te brengen;
_ vuur te maken en vuilnis te storten.
De Koning kan in bijzondere gevallen sommige van de in dit artikel bedoelde verbodsmaatregelen opheffen.
De Koning neemt de maatregelen welke voor het verwezenlijken van de bij artikel 6 bepaalde doeleinden nodig zijn.
Art.12.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De Minister van Landbouw vaardigt reglementen uit betreffende het verkeer in de natuurreservaten buiten de wegen die voor openbaar verkeer openstaan.
Art.13.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De Minister van Landbouw vaardigt reglementen uit betreffende de bewaking van en de politie op de natuurreservaten.
Art.14.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Voor elk staatsnatuurreservaat stelt de Minister van Landbouw een bijzonder beheerplan op en een voor dit beheer noodzakelijk wegenplan vast.
Art.15.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Voor elk staatsnatuurreservaat wijst de Minister van Landbouw de ingenieur van waters en bossen aan die met het beheer ervan is belast.
Art.16.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Voor elk staatsnatuurreservaat of groep van staatsreservaten stelt de Minister van Landbouw een adviescommissie in die voorgezeten wordt door een lid van de bij artikel 32 bedoelde Hoge Raad voor natuurbehoud, benoemd uit een dubbele kandidatenlijst door deze Raad voorgelegd. Die commissie dient de bij artikel 15 bedoelde ingenieur van waters en bossen van advies betreffende alle vraagstukken die hij haar voorlegt.
Art.17.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De bij artikel 15 bedoelde ingenieur van waters en bossen kan dringende maatregelen nemen die afwijken van het bepaalde in deze wet en in de voor de uitvoering ervan genomen besluiten. In dat geval stelt hij de betrokken adviescommissie onmiddellijk in kennis van de maatregel en brengt verslag uit bij de Minister van Landbouw. Van zijn kant brengt de voorzitter van die commissie verslag uit bij de Hoge Raad voor natuurbehoud of bij de bevoegde kamer, naar gelang van het geval.
Art.18.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De Koning bepaalt de bewakings-, beschermings- en beheersvoorwaarden waaraan de natuurreservaten moeten voldoen om erkend te kunnen worden.
De Koning stelt de toezichtsmaatregelen vast en wijst de ambtenaren aan die met het toezicht over de naleving van de bij het eerste lid gestelde voorwaarden zijn belast.
De Koning trekt de erkenning in, wanneer de verantwoordelijke van het erkende natuurreservaat, spijts een aanmaning vanwege de op grond van lid 2 aangewezen ambtenaar, verzuimt zich te richten naar de bewakings- beschermings- en beheersvoorwaarden bedoeld bij lid 1.
De erkenning van een natuurreservaat is geldig voor een periode van minstens tien jaar. Bij elke vervaldag kan zij voor een periode van tien jaar worden hernieuwd.
Art.19.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De Koning stelt de vormen vast voor de aanvraag, de toekenning, de hernieuwing en de intrekking van de erkenning.
<NOTA : Voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wordt een artikel 19bis ingevoegd, luidend als volgt :
" Art. 19bis. In het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest is het artikel 11 voorlopig van toepassing op de landschappen van hoge biologische waarde voor dewelke de Executieve het voornemen heeft betekend aan de eigenaar om er een natuurreservaat van te maken, en op de grond waarvoor de eigenaar een verzoek tot erkenning heeft ingediend.
De Executieve bepaalt de modaliteiten van invoering van de hoge biologische waarde van een landschap.
De voorlopige periode gaat in op datum van de betekening of van het verzoek tot erkenning en eindigt op de dag van de beslissing van de Executieve. " (ORD 1991-03-07/37, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 03-05-1991)>
Afdeling 2. _ Bosreservaten.
Art.20.
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1990-06-13/32, art. 113, 007; Inwerkingtreding : 08-10-1990>
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
Het bosreservaat is een bos of een deel hiervan dat overeenkomstig deze wet wordt beschermd met het doel kenmerke<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1990-06-13/32, art. 113, 007; Inwerkingtreding : 08-10-1990>nde of merkwaardige uitzichten van opstanden van inheemse houtsoorten in stand te houden en er de gaafheid van de bodem en van het milieu te vrijwaren.
Art.21.
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1990-06-13/32, art. 113, 007; Inwerkingtreding : 08-10-1990>
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
De Koning kan, op de voordracht van de Minister van Landbouw, van de bossen of delen hiervan, die aan de Staat toebehoren, bosreservaten maken. Hij kan eveneens, met toestemming van hun eigenaar, bossen of delen van bossen die niet aan de Staat toebehoren, tot bosreservaat maken.
Art.22.
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1990-06-13/32, art. 113, 007; Inwerkingtreding : 08-10-1990>
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
De tot bosreservaten opgerichte bossen, en delen hiervan, die eigendom zijn van de Staat of van andere openbare besturen en instellingen, blijven aan de bosregeling onderworpen.
Voor elk van de bij het eerste lid bedoelde bosreservaten stelt de Minister van Landbouw een nieuwe bedrijfsregeling vast.
Art.23.
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1990-06-13/32, art. 113, 007; Inwerkingtreding : 08-10-1990>
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
Met het oog op de bescherming bedoeld bij artikel 20, stelt de Koning het beheersreglement vast, dat op de bosreservaten van toepassing is.
Art.24.
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1990-06-13/32, art. 113, 007; Inwerkingtreding : 08-10-1990>
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
Met toestemming van de eigenaar en de bezetter kan de Minister van Landbouw reglementen uitvaardigen betreffende de bewaking van en de politie op de bosreservaten, opgericht op de eigendom van private personen.
Afdeling 3. _ Natuurparken.
Art.25.
<Nota : opgeheven voor wat betreft het Waalse Gewest door DWG 1985-07-16/36, art. 23, § 1>
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Een natuurpark is een gebied dat, overeenkomstig deze wet, onderworpen is aan maatregelen die tot doel hebben de aard, de verscheidenheid en de wetenschappelijke waarden van het leefmilieu te vrijwaren, de inheemse flora en fauna evenals de zuiverheid van lucht en water te behouden alsmede het behoud van de bodem te beschermen.
Art.26.
<Nota : opgeheven voor wat betreft het Waalse Gewest door DWG 1985-07-16/36, art. 23, § 1>
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Een natuurpark opgericht op initiatief van de Staat is een nationaal natuurpark. Een natuurpark opgericht op initiatief van een ander openbaar bestuur is een gewestelijk natuurpark.
Art.27.
<Nota : opgeheven voor wat betreft het Waalse Gewest door DWG 1985-07-16/36, art. 23, § 1>
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De Minister van Landbouw en de Minister tot wiens bevoegdheid de ruimtelijke ordening behoort, kunnen bij een gemeenschappelijk genomen besluit een nationaal natuurpark oprichten voor de gebieden die zij onderwerpen aan de bij artikel 25 bedoelde maatregelen.
Dat ministerieel besluit heeft dezelfde bindende kracht als die welke door artikel 2, § 2, van de wet van 29 maart 1962 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw aan de ontwerpen van gewestplannen is verleend.
De uitwerking ervan geldt maar voor drie jaren tenzij het inmiddels bevestigd wordt door een koninklijk besluit genomen op de voordracht van de voormelde Ministers.
Dit koninklijk besluit wordt genomen overeenkomstig het bepaalde in artikel 9, derde, vierde, vijfde en zevende lid, van de wet van 29 maart 1962, met dien verstande dat de daarbij gestelde termijnen tot negentig dagen zijn teruggebracht.
Het koninklijk besluit houdende bevestiging van de oprichting van een nationaal natuurpark heeft dezelfde bindende kracht als die welke door artikel 2, § 1, van de wet van 29 maart 1962 aan de gewestplannen is verleend.
Het koninklijk besluit kan enkel overeenkomstig artikel 43 van dezelfde wet worden opgeheven, op de voordracht van de Minister van Landbouw en van de Minister tot wiens bevoegdheid de ruimtelijke ordening behoort.
Art.28.
<Nota : opgeheven voor wat betreft het Waalse Gewest door DWG 1985-07-16/36, art. 23, § 1>
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Een gewestelijk natuurpark kan op eensluidend advies van de Minister van Landbouw worden opgericht, afgeschaft of in zijn grenzen gewijzigd door een gewestelijk of gemeentelijk plan, vastgesteld overeenkomstig de wet van 29 maart 1962.
Art.29.
<Nota : opgeheven voor wat betreft het Waalse Gewest door DWG 1985-07-16/36, art. 23, § 1>
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Voor elk nationaal natuurpark neemt de Koning, op de voordracht van de Minister van Landbouw en van de Minister tot wiens bevoegdheid de ruimtelijke ordening behoort, een bestuursreglement, richt een commissie van toezicht op en benoemt er de leden van, waaronder een conservator die het voorzitterschap waarneemt.
In de commissie van toezicht van het nationaal natuurpark zetelt ten minste één lid van de Hoge Raad voor natuurbehoud.
Art.30.
<Nota : opgeheven voor wat betreft het Waalse Gewest door DWG 1985-07-16/36, art. 23, § 1>
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Voor elk gewestelijk natuurpark wordt door het oprichtend openbaar bestuur een bestuursreglement, de samenstelling van het toezichtsorganisme en de benoeming van een conservator voor goedkeuring aan de Minister van Landbouw, aan de Minister tot wiens bevoegdheid de ruimtelijke ordening behoort en aan de Minister die het toezicht heeft over dit bestuur, voorgelegd.
In het toezichtsorganisme van het gewestelijk natuurpark zetelt minstens één lid van de hoge Raad voor natuurbehoud.
Art.31.
<Nota : opgeheven voor wat betreft het Waalse Gewest door DWG 1985-07-16/36, art. 23, § 1>
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De natuurreservaten en de aan de bosregeling onderworpen bossen worden aan de bevoegdheid van de overheid van het natuurpark onttrokken en blijven onderworpen aan hun eigen statuut.
Afdeling 4.
Art. 31bis. <Ingevoegd voor het Waalse Gewest bij DWG 2001-06-28/38, art. 1; Inwerkingtreding : 15-07-2001> Om redenen die betrekking hebben op het natuurbehoud mag de Executieve, onder de door hem vastgestelde voorwaarden, toelagen toekennen aan privaatrechtelijke personen met het oog op de bevordering van de kennis van de economische, sociale, educatieve, beschermings-, ecologische en wetenschappelijke functies van het natuurpatrimonium.
HOOFDSTUK IV. _ De Hoge Raad voor natuurbehoud.
Art.32.
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De Koning richt bij de Minister van Landbouw een hoge Raad voor natuurbehoud op.
Deze bestaat uit twee kamers die bevoegd zijn respectievelijk voor het Vlaamse gewest en voor het Waalse gewest, bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet.
De Raad is bevoegd voor de in artikel 33 van deze wet bedoelde aangelegenheden van gemeenschappelijk belang en voor het Brusselse gewest bedoeld in artikel 107quater van de Grondwet.
De Koning bepaalt de samenstelling van de Raad en zijn werking.
De Koning benoemt de voorzitters en de leden van de twee kamers; het voorzitterschap van de hoge Raad voor natuurbehoud wordt om de beurt, telkens voor één jaar, door de voorzitter van ieder der kamers waargenomen.
Art.33.
<Dit artikel houdt op toepasselijk te zijn op de natuurparken opgericht overeenkomstig DWG 1985-07-16/36, art. 23, § 2>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De hoge Raad voor natuurbehoud en ieder der kamers heeft tot opdracht advies te verstrekken over alle aangelegenheden die hem door de Minister van Landbouw worden voorgelegd in verband met het natuurbehoud en inzonderheid met de bescherming van de flora en de fauna, de oprichting, de instandhouding en het beheer van staatsnatuurreservaten en bosreservaten, de toekenning en de intrekking van de erkenning van reservaten, de oprichting en het beheer van natuurparken.
De Raad en ieder der kamers dienen de Minister van Landbouw van advies over de voorstellen die hem door tenminste vijf van zijn leden worden voorgelegd betreffende bij het eerste lid bedoelde aangelegenheden.
De Minister van Landbouw is verplicht het advies van de hoge Raad in te winnen betreffende de maatregelen bedoeld in de artikels 2, 3, 4, 5, 6, alinea's 2, 11, 12, 13, 14, 18, 21, 22, 23, 24, 36, 37, 38, 39 en 41 wanneer deze maatregelen van gemeenschappelijk belang zijn of betrekking hebben op het Brusselse gewest.
De Minister van Landbouw is verplicht het advies van de bevoegde kamer in te winnen betreffende de maatregelen bedoeld in de artikels 2, 3, 4, 6, alinea 2, 11, alinea 2, 12, 13, 14, 18, 21, 22, 23, 24, 27, 28, 29, 30, 36, D7, 38, 39 en 41 wanneer deze maatregelen in het bijzonder het Vlaamse of het Waalse gewest aanbelangen.
Heeft een beschermingsmaatregel evenwel betrekking op wild of roofwild, dan moet de Minister van Landbouw bovendien het advies van de hoge Jachtraad inwinnen.
Voor de maatregelen voorzien in de artikels 21, 22, 23, 24, 27, 28 en 36 moet de Minister van Landbouw het advies van de hoge Bosraad inwinnen.
Voor de maatregelen voorzien in de artikels 27 en 28 moet de Minister van Landbouw het advies van de hoge Landbouwraad inwinnen.
De plannen om natuurreservaten of natuurparken tot stand te brengen moeten aan de bevoegde Gewestelijk Economische Raad worden voorgelegd. Indien deze Raad zijn advies niet binnen 60 dagen na het verzoek van de Minister van Landbouw mededeelt, wordt het geacht gunstig te zijn.
<Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest worden lid 1, lid 2, lid 4 tot lid 8 opgeheven bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
Art.34.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
§ 1. De hoge Raad stelt zijn reglement van orde vast onder de goedkeuring van de Minister van Landbouw.
§ 2. Voor het onderzoek van problemen die eigen zijn aan elk Staatsnatuurreservaat of groep van die reservaten kan de Hoge Raad zich laten bijstaan door de betrokken adviescommissie en haar vragen verslag uit te brengen over elke aangelegenheid die hij voorlegt.
Art.35.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
De hoge Raad voor natuurbehoud zal bij zijn opdracht worden bijgestaan door een Instituut voor natuurbehoud dat zal worden opgericht door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit.
Dat Instituut zal moeten instaan voor de bevordering van de studie en het onderzoek van de aangelegenheden die betrekking hebben op het natuurbehoud en de bescherming van het leefmilieu.
HOOFDSTUK V. _ Bescherming van de bossen en van de landelijke ruimte.
Art.36.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Om redenen van natuurbehoud en op gemotiveerd advies van de hoge Raad voor natuurbehoud of van de bevoegde kamer van die hoge Raad, kan de Koning maatregelen treffen vergezeld van toelagen onder de voorwaarden die hij bepaalt met het oog op de bevordering in de publieke en private bossen van :
_ het herstel van vervallen bosbestanden;
_ de instandhouding van loofhoutbossen;
_ de herinplanting van loofhoutsoorten in naaldbossen;
_ de openstelling van de bossen voor het publiek.
Art.37.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Om redenen van natuurbehoud en op gemotiveerd advies van de hoge Raad voor natuurbehoud of van de bevoegde kamer van die Raad, kan de Koning maatregelen treffen vergezeld van toelagen, onder de voorwaarden die hij bepaalt, met het oog op de bevordering in de landelijke ruimte van onder meer :
_ de bebossing of herbebossing van marginale of door de landbouw verlaten grond;
_ het behoud of de restauratie van grasrijke valleien in de bosmassieven of op het platteland;
_ de bescherming van bossen of andere plantengroei in rotsachtige gebieden, op hellingen en taluds;
_ de bescherming van oeverbegroeiingen en turfgebieden;
_ de instandhouding en het beheer van erkende natuurreservaten;
_ de bescherming van de oevers der waterlopen gevoed door een rheocrene bron, vanaf die bron tot aan het punt van oorsprong van de waterloop;
_ het behoud en de aanplanting van hagen en bosjes;
_ de instandhouding en het beheer van bosreservaten die buiten het Staatsdomein opgericht zijn.
Art. 37bis. <Voor de Vlaamse Gemeenschap ingevoegd bij DVR 1996-07-16/33, art. 2; Inwerkingtreding : 02-08-1996 > <Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Art.38.
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De Koning kan het gebruik van giftstoffen of van andere produkten die een gevaar opleveren voor het leven in de natuur of voor de biologische gaafheid van de bodem en het water verbieden of regelen.
<NOTA 1 : Artikel 38 werd opgeheven voor het Vlaamse Gewest door DVR 1981-07-02/30, art. 65, 2>
<NOTA 2 : Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt artikel 38 als volgt aangevuld : (Op het grondgebied van het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest en onverminderd de bevoegdheid van de Executieve om het gebruik te reglementeren van andere stoffen die giftig of gevaarlijk zijn voor de natuur of voor het behoud van de kwaliteit van de bodem en van het oppervlakte- en grondwater is het verboden gebruik te maken van pesticiden :
a) in de openbare parken en plantsoenen;
b) op minder dan 6 meter van waterlopen, vijvers, moerassen of alle andere wateren;
c) op wegranden, bermen en andere terreinen van het openbaar domein die deel uitmaken van de weg of er bij horen, autosnelwegen en spoorwegen inbegrepen;
d) op de goederen bepaald in artikel 1 van het Boswetboek (wet van 19 december 1854), en dat ongeacht hun oppervlakte;
e) op de terreinen die al dan niet behoren tot het openbaar domein, waarvan een overheid eigenaar, vruchtgebruiker, pachter, opstalhouder of huurder is en die :
- voor openbaar nut worden gebruikt;
- horen bij een gebouw dat voor openbaar nut wordt gebruikt;
f) in elke openbare plaats waar hun gebruik hinder aan het leefmilieu of burenoverlast kan veroorzaken.) (ORD 1991-05-02/31, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 27-09-1991)>
Art.39.
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De Koning neemt op de voordracht van de Minister van Landbouw en na raadpleging van de bevoegde Ministers maatregelen ten einde in stromend water elke oorzaak van bezoedeling, die schade berokkend aan het biologische vermogen en de visstand evenals aan de hoedanigheid van dat water voor aanwending in de landbouw en de bosbouw te voorkomen of te weren.
(NOTA : art. 39 opgeheven voor het Waalse Gewest. <DWG 1985-10-07/32, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 20-01-1986>)
HOOFDSTUK VI. _ Algemene maatregelen.
Art.40.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
Het is verboden naaldbomen te planten of te herplanten of hun zaailingen te laten groeien op minder dan zes meter van de oevers der waterlopen.
De bomen die geplant worden of die men heeft laten groeien met overtreding van het eerste lid van dit artikel, moeten binnen een jaar na de vaststelling van hun aanwezigheid bij procesverbaal worden gerooid.
Onder waterlopen wordt verstaan de onbevaarbare waterlopen, zoals deze omschreven zijn bij de wet van 28 december 1967, alsook de bevaarbare waterwegen, die als dusdanig door de Regering gerangschikt zijn.
Art.41.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De Koning kan voor wetenschappelijke doeleinden en omwille van redenen die verband houden met de volksgezondheid of met gewestelijke of plaatselijke belangen, afwijkingen van de beschermingsmaatregelen toestaan.
Die afwijkingen, wanneer zij betrekking hebben op aangelegenheden welke door de wetgeving houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw zijn geregeld, kunnen enkel toegestaan worden op eensluidend advies van de Minister tot wiens bevoegdheid de ruimtelijke ordening behoort.
<NOTA : voor het Waalse Gewest wordt art. 41 vervangen door de volgende bepalingen :
"§ 1. De Executieve kan voor wetenschappelijke doeleinden of omwille van redenen die verband houden met de volksgezondheid of met gewestelijke of regionale belangen, afwijkingen van de beschermingsmaatregelen toestaan. Die afwijkingen, wanneer zij betrekking hebben op aangelegenheden welke door de wetgeving houdende organisatie van de ruimtelijke ordening en van de stedebouw zijn geregeld, kunnen enkel toegestaan worden op eensluidend advies van de Minister tot wiens bevoegdheden de ruimtelijke ordening behoort.
Een afwijking kan ten alle tijde ingetrokken worden, de intrekking beginnende te lopen vanaf de bekendmaking aan de belanghebbende. Behalve andersluidende bepaling, is zij persoonlijk en niet overdraagbaar.
§ 2. Een afwijking van deze wet gevraagd door iemand die definitief veroordeeld werd wegens inbreuk op deze wet, op de jachtwet, op de wet op de visvangst of op de wet op het Boswetboek binnen de vijf jaren voorafgaand een aanvraag tot afwijking is niet ontvankelijk.
§ 3. Elke afwijking van de beschermingsmaatregelen van een soort dat gerangschikt is als bedreigd soort op de rode lijst kan enkel toegestaan worden op eensluidend advies van de Waalse Hoge Raad voor Natuurbehoud die vaststelt dat de afwijking het overleven van het in Wallonië bedreigde soort niet schaadt.
De rode lijst bevat de in Wallonië bedreigde soorten; zij wordt vastgesteld door de Executieve op voorstel van de Waalse Hoge Raad voor Natuurbehoud." (BWG 1989-09-07/32, enig art., 006; Inwerkingtreding : 27-10-1989)>
Art.42.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De oprichting van staatsnatuurreservaten en van bosreservaten, evenals de erkenning van natuurreservaten bedoeld in artikel 10 van deze wet, moeten verenigbaar zijn met de bepalingen van de plannen van aanleg en van de ontwerpen van streek- en gewestplannen.
Art.43.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Wanneer er binnen een op te richten natuur- of bosreservaat grondwater aanwezig is dat voor de openbare bevoorrading van drinkwater wordt gebruikt of kan worden gebruikt, wordt het reservaat enkel opgericht of worden in het reservaat enkel beschermingsmaatregelen genomen na raadpleging van de Minister van Volksgezondheid.
HOOFDSTUK VII. _ Strafbepalingen.
Art.44.[1 § 1. Wordt gestraft met gevangenisstraf van zes maanden tot vijf jaren en met geldboete van 26 euro tot 50.000 euro, of met één van deze straffen alleen, hij die hetgeen volgt, overtreedt :
1° de bepalingen betreffende de in-, uit- en doorvoer van uitheemse plantensoorten, evenals van uitheemse diersoorten en hun krengen, met inbegrip van de bepalingen betreffende de voor de Unie zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, genomen in uitvoering van artikel 5, § 2;
2° de bepalingen betreffende het opstellen van een nationale lijst, met inbegrip van de beperkingen die op deze soorten van toepassing zijn, van voor België zorgwekkende invasieve uitheemse soorten, genomen in uitvoering van artikel 12 van Verordening (EU) 1143/2014 van het Europees parlement de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, in de mate dat ze gaan over een invoer, een uitvoer of een doorvoer;
3° artikel 7.1, a) en d), artikel 8, artikel 9, artikel 10, artikel 15, artikel 31 en artikel 32 van Verordening (EU) 1143/2014 van het Europees parlement en de Raad van 22 oktober 2014 betreffende de preventie en beheersing van de introductie en verspreiding van invasieve uitheemse soorten, in die mate dat ze gaan over een invoer, een uitvoer of een doorvoer; of
4° een beslissing van de Europese Commissie die slaat op de uitvoering van één van de onder punt 3° bedoelde bepalingen, in die mate dat ze gaat over een invoer, uitvoer of een doorvoer.]1
----------
(1)<W 2015-12-16/06, art. 24, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art. 44bis.[1 § 1. [2 Zijn het voorwerp van strafrechtelijke vervolging of van een administratieve boete, de overtredingen op de in artikel 44, § 1, eerste lid, 1° tot 4°, bedoelde bepalingen.]2
§ 2. De in artikel 47, eerste lid, bedoelde verbaliserende personen, sturen het proces-verbaal dat het misdrijf vaststelt naar de procureur des Konings, alsook een afschrift ervan naar de door de Koning aangewezen ambtenaar, houder van een licentiaat of van een master in de rechten.
§ 3. De procureur des Konings beslist of hij al dan niet strafrechtelijk vervolgt. Strafvervolging sluit administratieve geldboete uit, ook wanneer de vervolging tot vrijspraak heeft geleid.
De procureur des Konings beschikt over een termijn van drie maanden, te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal, om van zijn beslissing kennis te geven aan de door de Koning aangewezen ambtenaar. Ingeval de procureur des Konings van strafvervolging afziet of verzuimt binnen de gestelde termijn van zijn beslissing kennis te geven, beslist de door de Koning aangewezen ambtenaar overeenkomstig de nadere regels en voorwaarden die Hij bepaalt, of wegens het misdrijf een administratieve geldboete moet worden voorgesteld, nadat de betrokkene de mogelijkheid geboden werd zijn verweermiddelen naar voor te brengen.
De strafvordering vervalt wanneer de procureur des Konings verzaakt aan strafrechtelijke vervolging of nalaat zijn beslissing binnen de vaststelde termijn te betekenen.
§ 4. Het bedrag van de administratieve geldboete mag niet lager zijn dan de helft van het minimum van de geldboete bepaald door de overtreden wettelijke bepaling, noch hoger dan een twintigste van het maximum van deze boete.
Deze bedragen worden vermeerderd met de op decimen vastgesteld voor de strafrechtelijke geldboeten.
§ 5. Bij samenloop van verschillende misdrijven worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd, zonder dat deze samen hoger mogen zijn dan het maximumbedrag bedoeld in artikel 44, § 1.
§ 6. De betaling van de administratieve geldboete doet de strafvordering vervallen.
§ 7. Blijft de betrokkene in gebreke om de administratieve geldboete bepaald in § 3, tweede lid, binnen de gestelde termijn te betalen, dan vordert de ambtenaar de betaling van de geldboete voor de bevoegde rechtbank.
Bij niet-betaling van de administratieve boete binnen de in § 3 bepaalde termijnen, maakt de door de Koning aangewezen ambtenaar de zaak aanhangig bij de rechtbank die bevoegd is om zich uit te spreken over de op te leggen boete.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-07-12/37, art. 6, 016; Inwerkingtreding : 22-09-2012>
(2)<W 2015-12-16/06, art. 25, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.45.
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De voorwerpen die gediend hebben tot het plegen van de overtreding of die eruit voortkomen, kunnen in beslag worden genomen.
De eetbare en bederfbare in beslag genomen voorwerpen worden onmiddellijk aan de dichtsbijgelegen weldadigheidsinrichting afgegeven.
Art. 45bis.[1 § 1. [2 Onverminderd de wet van 28 juli 1981 houdende goedkeuring van het Verdrag inzake de internationale handel in bedreigde in het wild levende dier- en plantensoorten (CITES), en van de bijlagen, opgemaakt te Washington op 3 maart 1973, alsmede van de wijziging van het Verdrag, aangenomen te Bonn op 22 juni 1979, zijn de in artikel 47 opgesomde ambtenaren bevoegd voor het opleggen van een administratieve inbeslagname op de specimen van uitheemse dier- of plantensoorten die het voorwerp uitmaken van een overtreding op de in artikel 44, § 1, eerste lid, 1° tot 4°, bedoelde bepalingen.]2
§ 2. De inbeslaggenomen specimens worden toevertrouwd aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Deze zendt ze, indien nodig, naar een bewaarcentrum of naar elke andere plaats die geschikt is.
§ 3. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu is bevoegd voor het nemen van bestuurlijke maatregelen omtrent de inbeslaggenomen specimen. Deze maatregelen kunnen onder andere zijn :
1° het geven van de volle eigendom aan de geschikte natuurlijke of rechtspersoon;
2° een bevel tot slachten;
3° een bevel tot vernietigen;
4° de openbare verkoop;
5° een combinatie van de in 1°, 2°, 3° en 4° bedoelde maatregelen.
Deze bestuurlijke maatregelen worden schriftelijk opgelegd. De schriftelijke oplegging kan gebeuren door ofwel de kennisgeving van het besluit houdende de bestuurlijke maatregelen ofwel de kennisgeving van het proces-verbaal. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu behoudt het recht om ten allen tijde de bestuurlijke maatregelen op te heffen.
Deze bevoegdheid doet geen afbreuk aan de in artikel 44bis gestelde bevoegdheid.
§ 4. In geval van veroordeling spreekt de rechtbank de verbeurdverklaring uit van de specimens die niet werden vernietigd en legt zij de veroordeelde de onkosten te laste die zouden gemaakt zijn, evenals de kosten van expertises, van het vervoer naar bewaarcentra, van het slachten, van het vernietigen en van de bewaring tot aan de datum van het vonnis.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2014-05-15/65, art. 10, 017; Inwerkingtreding : 09-08-2014>
(2)<W 2015-12-16/06, art. 26, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
Art.46.
<Opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1997-10-21/40, art. 63, Inwerkingtreding : 20-01-1998>
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij ORD. 1999-03-25/53, art. 43, Inwerkingtreding : 04-07-1999>
De rechtbank beveelt het uitroeien van de in overtreding van de artikelen 40 en 48 gedane of in stand gehouden aanplantingen binnen de termijn die hij bepaalt en beslist dat in geval van niet uitvoering van het vonnis het uitroeien zal geschieden door de ingenieur van waters en bossen op de kosten van de betrokkene.
Art.47.<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij ORD. 1999-03-25/53, art. 43, ED 04-07-1999>
[2 Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, onderzoeken de leden van de federale en lokale politie, douaneagenten en de leden van het statutair of contractueel personeel van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu die daartoe door de Koning zijn aangewezen de overtredingen op de in artikel 44, § 1, eerste lid, 1° tot 4°, bedoelde bepalingen en stellen zij deze overtredingen vast.]2
De door deze overheidspersonen opgemaakte processen-verbaal hebben bewijskracht tot het tegenbewijs is geleverd; een afschrift daarvan wordt binnen vijftien dagen na de vaststelling aan de overtreders betekend.
In de uitoefening van hun opdracht mogen deze overheidspersonen fabrieken, magazijnen, bergplaatsen, burelen, boten, bedrijfsgebouwen, stallen, stapelhuizen, stations, wagons, voertuigen en de in open lucht gelegen bedrijven betreden.
Zij mogen de plaatsen die tot woning dienen slechts bezoeken met verlof van de rechter in de politierechtbank en dan enkel van vijf uur 's morgens tot negen uur 's avonds. Dat verlof is eveneens vereist voor het bezoeken van de niet voor het publiek toegankelijke plaatsen vóór vijf uur 's morgens en na negen uur 's avonds.
----------
(1)<W 2012-07-12/37, art. 7, 016; Inwerkingtreding : 22-09-2012>
(2)<W 2015-12-16/06, art. 27, 018; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
HOOFDSTUK VIII. _ Slot- en opheffingsbepalingen.
Art.48.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
Artikel 35ter van het Veldwetboek wordt opgeheven een jaar na het in werking treden van deze wet.
De naaldbomen die geplant zijn in overtreding van het koninklijk besluit van 8 maart 1963 waarbij de waterlopen bepaald worden langs welke elke aanplanting van naaldbomen niet dan op een afstand van ten minste 6 meter van de oevers mag geschieden, en die nog geen 5 jaar oud zijn op het ogenblik van het in werking treden van deze wet, moeten binnen het jaar worden uitgeroeid.
De natuurlijke zaailingen, die geen vijf jaar oud zijn op het ogenblik van het in werking treden van deze wet, moeten binnen dezelfde termijn worden verwijderd.
Art.49.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
Artikel 3, § 1, 3°, van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd bij koninklijk besluit van 16 maart 1968 wordt door de volgende bepaling vervangen : "....."
Art.50.
<Opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij 1995-04-27/54, art. 44, 012; Inwerkingtreding : 17-07-1995>
Onder de voorwaarden die Hij bepaalt, kan de Koning, na raadpleging van de ondergeschikte besturen, vrijstelling verlenen van de onroerende voorheffing voor gronden die deel uitmaken van erkende natuurreservaten.
HOOFDSTUK IX. _ Bepalingen eigen aan het Waalse Gewest.
Art. 51W. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002> Artikel 33, vijfde, zesde, zevende en achtste lid, artikel 34, § 2 en de artikelen 35, 40, 45 en 46 zijn niet toepasselijk op het Waalse Gewest.
Afdeling I. _ De Waalse Hoge Raad voor natuurbehoud.
Art. 52W. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002>
§ 1. Er wordt een Waalse Hoge Raad voor natuurbehoud bij de Waalse Gewestexecutieve opgericht.
§ 2. Die Raad oefent in het Waalse Gewest de bevoegdheden uit die door de hoofdstukken II tot VI toegekend zijn aan de Hoge Raad voor natuurbehoud en aan de Waalse Kamer ervan, opgericht door artikel 32, behalve wat de uitvoering van artikel 5, eerste lid, betreft.
Art. 53W. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002>
§ 1. De Executieve stelt de regelen voor de samenstelling en de werking van de Raad vast. De Raad bestaat onder meer uit :
1° personen met een grote wetenschappelijke kennis inzake natuurbehoud;
2° ambtenaren uit het Waalse gewestelijk bestuur die de diensten betrokken bij de toepassing van de wetgeving op het natuurbehoud vertegenwoordigen;
3° vertegenwoordigers van verenigingen die het natuurbehoud en de milieubescherming tot doel hebben.
§ 2. De Executieve kan een termijn vaststellen waarbinnen de Raad zijn adviezen moet verstrekken. Indien het advies niet binnen die termijn medegedeeld wordt, wordt het geacht gunstig te zijn.
Art. 54W. <DWG 1984-04-11/32, art. 1,002> Voor het onderzoek van problemen die eigen zijn aan elk staatsnatuurreservaat of aan een groep van die reservaten kan de Waalse Hoge Raad zich laten bijstaan door de bevoegde Adviescommissie en haar vragen verslag uit te brengen over elk vraagstuk dat hij haar voorlegt.
Art. 55W. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002> De Executieve kan een Waals Instituut voor Natuurbehoud oprichten dat zal moeten instaan voor de bevordering van de studie en het onderzoek van de aangelegenheden die betrekking hebben op het natuurbehoud alsmede op hun terugslag op het leefmilieu. Dit instituut zal rechtspersoonlijkheid hebben.
Afdeling II. _ Bijzondere bepalingen.
Art. 56W. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002>
§ 1. Het is verboden naaldbomen te planten of te herplanten, of hun zaailingen te laten groeien op minder dan zes meter van de oevers der waterlopen, met inbegrip van de bronnen.
Deze paragraaf geldt niet voor de oevers van de kunstmatige afwateringswegen die niet als bevaarbare of onbevaarbare waterlopen zijn gerangschikt.
§ 2. Het is verboden naaldbomen op minder dan zes meter van de oevers van de gerangschikte waterlopen te behouden.
Deze paragraaf geldt niet voor de oevers van de kunstmatige afwateringswegen die niet als bevaarbare of onbevaarbare waterlopen zijn gerangschikt.
Deze bepaling is niet toepasselijk op aanplantingen die vóór 22 september 1968 zijn verricht.
§ 3. Het is verboden zaailingen van naaldbomen andere dan de taxus (taxus baccata) en de jeneverbessenstruik (juniperus communis) te planten of te laten groeien in de gebieden die in de ontwerpen van gewestplannen of in de gewestplannen als natuurgebied, natuurgebied van wetenschappelijk belang of natuurreservaat vermeld staan.
De Executieve kan echter, na advies van de Waalse Hoge Raad voor natuurbehoud, de gebieden vaststellen waar deze paragraaf voorlopig niet toepasselijk is.
Art. 57W. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002> De bomen die geplant worden of die men heeft laten groeien met overtreding van artikel 56, moeten binnen één jaar na de vaststelling van hun aanwezigheid bij proces-verbaal worden gerooid.
Art. 58W. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002> Het is verboden nieuwe draineergrachten te graven in de gebieden die in de ontwerpen van gewestplannen en in de gewestplannen als natuurgebieden, natuurgebieden van wetenschappelijk belang of natuurreservaten vermeld staan.
De Executieve kan echter, in de gevallen die zij bepaalt, regelen vaststellen die afwijken van het eerste lid; zij moet de procedure tot verlening van afwijkingen door de overheid die zij aanwijst, vaststellen.
Art. 58bisW. <Ingevoegd bij DWG 1994-04-21/41, art. 1; Inwerkingtreding : 07-06-1994> Het is verboden een niet voor de scheepvaart bestemd voertuig te laten rijden of het verkeer ervan te organiseren :
1° op de oevers, de dijken en in de beddingen van de waterlopen;
2° in de wedden van de waterlopen, met uitzondering van die welke zijn gelegen langs een voor het openbaar verkeer toegankelijke weg.
De Regering kan wegens openbaar nut, onder de door haar bepaalde voorwaarden, van het eerste lid afwijken omwille van bosbouw-, landbouw- en visserijbehoeften, een sportactiviteit, wetenschappelijke redenen of alle hydraulische werkzaamheden.
Art. 58terW. <Ingevoegd bij DWG 1994-04-21/41, art. 2; Inwerkingtreding : 07-06-1994> De Regering mag de watersport en het duiken verbieden, voorwaarden eraan opleggen, beperken tot bepaalde periodes van het jaar, of doen afhangen van een minimumdebiet in de waterlopen of gedeelten van waterlopen die ze aanduidt.
Onder duiker wordt verstaan elke persoon die met een of ander duikmateriaal is uitgerust en zich buiten een zwemplaats bevindt.
De Regering mag, met de instemming van de eigenaars van de plaats, de plaatsen aangeven voor het laden en ontladen van pleziervaartuigen, alsmede voor het vertrek en de aankomst van de duikers. Ze kan eveneens voorwaarden opleggen voor de inrichting en het gebruik van de plaats.
Art. 58quaterW. <Ingevoegd bij DWG 1994-04-21/41, art. 3; Inwerkingtreding : 07-06-1994> De artikelen 58bis en 58ter zijn niet van toepassing op de bevaarbare waterlopen, met uitzondering van de Amblève, de Eau d'Heure, de Lesse, de Ourthe, de Semois en de Haine.
Art. 58quinquiesW. <Ingevoegd bij DWG 1995-04-06/84, art. 1; Inwerkingtreding : 20-06-1995> Overeenkomstig het artikel 119 van de Gemeentewet kunnen de gemeenteraden strengere reglementen of beschikkingen dan de hoger vermelde bepalingen inzake bescherming van planten- of diersoorten die geen wild zijn, voor het geheel of een deel van hun gemeentelijk grondgebied treffen.
Zij maken ze over aan de Waalse Regering of aan de door haar afgevaardigde minister. Die beschikt over een termijn van negentig dagen om een beslissing te nemen, na advies van de "Conseil supérieur wallon de la Conservation de la Nature" (Waalse Hoge Raad voor het Natuurbehoud). Bij gebreke van beslissing worden de reglementen of beschikkingen beschouwd als te zijn goedgekeurd.
Deze reglementen of beschikkingen worden bekendgemaakt overeenkomstig de Gemeentewet vooraleer in kracht te treden. De sanctie wordt bepaald overeenkomstig het artikel 119 van de Gemeentewet.
Art. 58sexiesW. <Ingevoegd bij DWG 1998-01-22/40, art. 1; Inwerkingtreding : 08-03-1998> § 1. Elke natuurlijke of rechtspersoon die als hoofdberoep een landbouw-, tuinbouw-, bosbouw- of visteeltbedrijf in het Waalse Gewest uitbaat, kan een vergoedingsaanvraag indienen bij een administratieve commissie wanneer het vast staat dat zijn teelten, oogsten, dieren, bossen of wouden rechtstreeks beschadigd werden door beschermde diersoorten.
Daartoe wordt jaarlijks een bedrag uitgetrokken op de algemene uitgavenbegroting van het Waalse Gewest. Dit bedrag wordt berekend met inachtneming van de in de loop van het vorige jaar toegekende vergoedingen.
§ 2. De administratieve commissies zijn territoriaal bevoegd voor het ambtsgebied van elk door de Regering afgebakend bosdistrict.
Ze bestaan uit minstens drie leden, met name :
1° de bosbouwkundig ingenieur belast met het bedoelde ambtsgebied;
2° de landbouwkundig ingenieur van het bosdistrict waar de schade werd aangericht als ze betrekking heeft op teelten, oogsten of dieren;
3° één of verscheidene deskundigen aangewezen door de bosbouwkundig ingenieur.
§ 3. De vergoedingsaanvraag moet uiterlijk de derde werkdag na de ontdekking van de schade bij aangetekende brief ingediend worden bij de bevoegde administratieve commissie.
De aanvraag bevat o.a. :
1° de personalia van de aanvrager;
2° het bewijs van zijn beroepsbezigheid, i.e. land-, tuin- of bosbouwer of veeteelter;
3° de vaststelling van de aangerichte schade.
§ 4. De Regering is bevoegd om :
1° de regels te bepalen voor de indiening van de aanvragen en voor hun behandeling door de administratieve commissies bedoeld in § 1;
2° de samenstelling van de administratieve commissies te bepalen en hun werkwijze te regelen;
3° de in § 1 bedoelde beschermde diersoorten aan te wijzen die belangrijke schade kunnen aanrichten aan teelten, oogsten, bossen, wouden en veeteeltdieren, rekening houdende met de moeilijkheid om voldoende technische oplossingen te vinden om nieuwe schade te voorkomen;
4° het minimum- en maximumbedrag van de vergoeding per slachtoffer vast te stellen;
5° de administratieve commissies te machtigen om de aanvrager middelen voor te schrijven om nieuwe schade te voorkomen. Daartoe kan hem een vergoeding betaald worden. Bovendien zal de schade voortaan alleen vergoed worden als de voorgeschreven voorzorgsmaatregelen toegepast worden.
§ 5. Er wordt geen vergoeding toegestaan :
1° als de aanvrager vijf jaar vóór de aanvraag definitief veroordeeld is voor een overtreding van deze wet of van de uitvoeringsbesluiten ervan, alsook van de regels die inzake jacht, visserij of bossen van toepassing zijn in het Waalse Gewest;
2° voor het verzekerde schadegedeelte;
3° als de schade geheel of gedeeltelijk te wijten is aan de aanvrager zelf;
4° als het slachtoffer van de schade vraagt dat het Gewest de vergoeding betaalt op grond van de artikelen 1382 tot 1386bis van het Burgerlijk Wetboek.
§ 6. In het kader van de behandeling van de vergoedingsaanvraag zijn de administratieve commissies gemachtigd om :
1° een onderzoek ter plaatse in te stellen en de door de aanvrager aangevoerde schade vast te stellen;
2° van elke persoon of overheidsorgaan alle gegevens te eisen over de echtheid van de feiten, het bestaan en de omvang van de door de aanvrager aangevoerde schade;
3° de nodige expertises laten uitvoeren en alle getuigen te horen.
Afdeling III. _ Straf- en gerechtelijke bepalingen.
Art. 59W. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002> Onverminderd de bevoegdheid van de officieren van gerechtelijke politie kan de Executieve ambtenaren aanwijzen die bevoegd zijn om toezicht uit te oefenen op de toepassing van deze wet in het Waalse Gewest, met uitzondering van artikel 5, eerste lid, en de besluiten ter uitvoering van dit lid.
De door deze ambtenaren opgemaakte processen-verbaal hebben bewijskracht tot het tegenbewijs is geleverd; een afschrift daarvan wordt binnen vijftien dagen na de vaststelling aan de overtreders betekend. In de uitoefening van hun opdracht mogen zij fabrieken, magazijnen, bergplaatsen, burelen, boten, bedrijfsgebouwen, stallen, stapelhuizen, stations, wagons, voertuigen en de in open lucht gelegen bedrijven betreden.
Zij mogen de plaatsen die tot woning dienen slechts bezoeken met verlof van de rechter in de politierechtbank en dan enkel van vijf uur 's morgens tot negen uur 's avonds. Dat verlof is eveneens vereist voor het bezoeken van de niet voor het publiek toegankelijke plaatsen vóór vijf uur 's morgens en na negen uur 's avonds.
Art. 60W. <DWG 1984-04-11/32, art. 10, 002> De voorwerpen die gediend hebben tot het plegen van één van de onder artikel 63, § 1, bedoelde overtredingen, of die eruit voortkomen, kunnen in beslag worden genomen door de ambtenaar die de overtreding vaststelt.
Het in beslag nemen van deze voorwerpen moet altijd uitgesproken worden. Artikel 8, § 1, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, is niet toepasselijk op de inbeslagneming.
De Executieve stelt de modaliteiten voor de toepassing van dit artikel vast.
Art. 61W. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002> De wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten in geval van inbreuk op sommige sociale wetten is toepasselijk op de in artikel 63 van deze wet bedoelde overtreders, rekening houdend met de volgende regelen :
a) voor de toepassing van de artikelen 5 en 7 van de voorvermelde wet dient te worden verstaan onder "arbeidsauditeur", de procureur des Konings;
b) de onder de artikelen 6 tot 10 van voorvermelde wet bedoelde ambtenaar wordt door de Executieve aangewezen.
Art. 62W. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002> De rechtbank beveelt :
a) het uitroeien van de in overtreding van artikel 56 na de door artikel 57 bepaalde termijn gedane aanplantingen en de in stand gehouden naaldbomen, binnen de termijn die hij bepaalt;
b) het weder in de oorspronkelijke staat brengen van de plaats, binnen de termijn die hij bepaalt, voor de draineergrachten gedolven in overtreding van artikel 58;
c) het weder in de oorspronkelijke staat brengen van de plaats, binnen de termijn die hij bepaalt, voor de met miskenning van artikel 11 toegebrachte schade aan de natuurreservaten.
(d) het herstel van de plaats, binnen de door haar vastgestelde termijn, in geval van milieubeschadigingen voortvloeiende uit een overtreding van artikel 58bis of artikel 58ter.) <DWG 1994-04-21/41, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 07-06-1994>
De rechtbank beveelt dat in geval van de niet-uitvoering het uitroeien en het in de oorspronkelijke staat brengen zullen geschieden door de diensten van het door de Executieve aangewezen bevoegde bestuur op kosten van de veroordeelde.
Art. 63W. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002>
§ 1. Overtredingen van de artikelen 2, 3, 5, tweede lid, en van de artikelen 6, 11, 13, 24 en 38 of van in uitvoering van die artikelen genomen besluiten, worden gestraft met een gevangenisstraf van één maand tot zes maanden en met een geldboete van honderd frank tot vijfduizend frank of met één van die straffen alleen.
§ 2. Overtredingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan die niet onder paragraaf 1 zijn bedoeld worden bestraft met een gevangenisstraf van één tot zeven dagen en met een geldboete van tien frank tot vijfentwintig frank of met één van die straffen alleen.
In geval van herhaling binnen drie jaar na een veroordeling wegens overtreding van de wet zijn de bij § 1 gestelde straffen toepasselijk.
§ 3. Het eerste boek van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, is op de in dit artikel bedoelde overtredingen toepasselijk.
Afdeling IV. _ Aanvullende bepalingen.
Art. 64W. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002> Met uitzondering van de artikelen 32 tot 34 moeten alle bepalingen van deze wet als volgt worden verstaan :
1° wanneer een bepaling een beslissingsbevoegdheid aan een Minister of aan de koning toekent, wordt die bevoegdheid door de Executieve uitgeoefend;
2° onder "koninklijk besluit" of "ministerieel besluit" moet worden verstaan een besluit van de Executieve of een akte van de persoon aan wie de Executieve delegatie verleent.
Art. 65W. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002>
1° In de artikelen 9 en 21 worden de woorden "op de voordracht van de Minister van Landbouw" geschrapt.
2° In de artikelen 15, 16 en 17 worden de woorden "de ingenieur van Waters en Bossen" vervangen door de woorden "de ambtenaar van het gewestelijke bestuur".
3° In artikel 43 worden de woorden "de Minister van Volksgezondheid" vervangen door de woorden "de dienst van het daartoe door de Executieve aangewezen gewestelijke bestuur".
Art. 66W. <DWG 1984-04-11/32, art. 1, 002>
1° In de artikelen 9, 10, 21, 22 en 37 moet onder "Staat" het Waalse Gewest worden verstaan.
2° Wat betreft de staatsnatuurreservaten en de staatsbosreservaten die nog niet aan het Gewest zijn overgedragen met toepassing van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 is het door deze wet bepaalde stelsel inzake staatsreservaten die aan het Gewest toebehoren eveneens toepasselijk op die reservaten vóór de overdracht ervan aan het Gewest.
HOOFDSTUK IX. - Specifieke bepalingen voor de maritieme duinstreek.
Art. 51N. <Ingevoegd bij DVR 1993-07-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 10-09-1993> De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de maritieme duinstreek, zoals in bijlage in kaart gebracht.
Art. 52N. <Ingevoegd bij DVR 1993-07-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 10-09-1993> § 1. (De Vlaamse Regering kan, in afwijking van de bepalingen van het decreet van 21 oktober 1997 inzake het natuurbehoud en het natuurlijk milieu,) op voordracht van het Instituut voor Natuurbehoud, met het oog op de bescherming, de ontwikkeling en het beheer van de maritieme duinstreek, delen van de maritieme duinstreek als beschermd duingebied aanduiden. Landbouwgronden, die gelegen zijn in de agrarische gebieden van de gewestplannen en van de plannen van aanleg, vastgesteld overeenkomstig (het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996) en in de maritieme duinstreek, kunnen enkel worden beschermd als voor het duingebied belangrijk landbouwgebied. Hun landbouwkundige bestemming blijft onverminderd voortbestaan. <BVR 1996-10-22/39, art. 8, § 1, 014; Inwerkingtreding : 25-03-1997> <DVR 1997-10-21/40, art. 64, 015; Inwerkingtreding : 20-01-1998>
De aanduiding als beschermd duingebied of als voor het duingebied belangrijk landbouwgebied houdt vanaf de publikatie van het besluit een volledig bouwverbod in, ongeacht de bestemming van het goed volgens de in uitvoering van (het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996) vastgestelde en goedgekeurde bestemmingsplannen of verleende verkavelingsvergunningen. (Het bouwverbod heeft betrekking op alle werken die vergunningsplichtig zijn overeenkomstig (artikel 42 van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996).) Dit bouwverbod geldt niet voor zover het gaat om verbouwing, herbouw en uitbreiding van bestaande landbouwbedrijven en voor zover deze werken geen wijziging van de landbouwbestemming tot gevolg hebben. <BVR 1996-10-22/39, art. 8, §§ 2 en3, 014; Inwerkingtreding : 25-03-1997> <DVR 1994-12-21/35, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 30-12-1994>
(Het bouwverbod geldt niet voor instandhoudingswerken aan gebouwen of woningen in de voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden. In de beschermde duingebieden en in de voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden geldt het bouwverbod niet voor werken noodzakelijk voor een efficiënt natuurbeheer, natuurherstel, natuurontwikkeling, kustverdediging en voor slopingswerken van woningen of gebouwen.
(Artikel 43, § 2, van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996) is van toepassing op de voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden, mits uitsluiting van wijziging van gebruik.) <DVR 1994-12-21/35, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 30-12-1994> <BVR 1996-10-22/39, art. 8, § 4, 014; Inwerkingtreding : 25-03-1997>
§ 2. Bij de aanduiding als beschermd duingebied of als voor het duingebied belangrijk landbouwgebied houdt de Vlaamse Executieve rekening met :
- de mogelijke dreiging die op het gebied rust, in het bijzonder in het woongebied en in het gebied voor recreatie, en die het behoud ervan als duingebied onmogelijk zou maken of sterk verminderen;
- het belang van het gebied voor het natuurbehoud in het algemeen en voor het behoud van het globaal duinenareaal in het bijzonder :
- de reeds op het gebied rustende bescherming.
§ 3. De Vlaamse Executieve legt binnen drie maanden de besluiten die in uitvoering van dit artikel genomen zijn, ter bekrachtiging aan de Vlaamse Raad voor. De besluiten vervallen van rechtswege indien ze niet binnen zes maanden na de voorlegging bekrachtigd worden. Indien binnen zes maanden na het nemen van het besluit de Vlaamse Raad ontbonden wordt, wordt de termijn voor bekrachtiging met zes maanden verlengd.
Art. 53N. <Ingevoegd bij DVR 1993-07-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 10-09-1993> § 1. Uiterlijk op 31 december 1994 moet voor de Vlaamse kustgemeenten, voor het gedeelte van hun grondgebied gelegen binnen de maritieme duinstreek, een perceelsgewijze inventaris worden opgemaakt van de gebieden waar, met het oog op een maximaal behoud en optimaal beheer van de maritieme duinstreek, bestemmingswijzigingen of beperkende maatregelen wenselijk zijn. Voor deze percelen bevat de inventaris minstens de volgende gegevens :
a) de bestemmingszones volgens de heersende plannen van aanleg;
b) de eigendomsstructuur voor zover een bestemmingswijziging wordt voorgesteld;
c) de gemotiveerde voorstellen tot wijziging, eventueel met specifieke beperkingen;
d) voor wat de bouwzones betreft, opgave en beschrijving van de kadastrale percelen waarvan de niet-bebouwing wenselijk wordt geacht.
Deze inventaris wordt opgemaakt door de Vlaamse Executieve, in samenspraak met de betrokken gemeenten. De gemeenten stellen de nodige informatie ter beschikking.
§ 2. Niet vertaald.
Art. 54N. <Ingevoegd bij DVR 1993-07-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 10-09-1993> (§ 1. Schadevergoeding is ingevolge het in artikel 52 bedoelde bouwverbod verschuldigd wanneer dit verbod, volgend uit een definitieve aanduiding als beschermd duingebied of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied, een einde maakt aan de bestemming volgens de geldende plannen van aanleg of verkavelingsvergunningen die de grond had de dag voorafgaand aan de bekendmaking van het besluit tot voorlopige aanduiding als beschermd duingebied of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied.
§ 2. (Het recht op schadevergoeding ontstaat bij overdracht van het goed, bij de afgifte van een weigering van bouwvergunning of bij de afgifte van een negatief stedebouwkundig attest, mits de overdracht of de afgifte geschiedt na de bekendmaking van het besluit tot definitieve aanduiding als beschermd duingebied of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied. De vorderingen tot betaling van de schadevergoeding worden ingediend bij de Vlaamse regering. De vordering tot betaling van de schadevergoeding verjaart drie jaar na de dag dat het recht op vergoeding ontstaat.) <DVR 1995-11-29/30, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 30-11-1995>
§ 3. De waardevermindering die voor de schadeloosstelling in aanmerking komt, dient te worden geraamd als het verschil tussen eensdeels de waarde van het goed op het ogenblik van de verwerving, geactualiseerd tot op de dag van het ontstaan van het recht op schadevergoeding en verhoogd met de lasten en kosten, zonder rekening te houden met het bouwverbod, en andersdeels de waarde van het goed op het ogenblik van het ontstaan van het recht op schadevergoeding.
§ 4. Enkel de waardevermindering rechtstreeks voortvloeiende uit het in artikel 52 bedoelde bouwverbod komt in aanmerking voor schadevergoeding. De waardevermindering ten belope van twintig procent moet zonder vergoeding gedoogd worden. Voor de berekening van de schadevergoeding wordt geen rekening gehouden met de overdracht van de goederen die na 14 juli 1993 doorgang vond.) <DVR 1994-12-21/35, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 30-12-1994>
§ 5. Er is geen vergoeding verschuldigd in de gevallen bedoeld in (artikel 35, tiende lid van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996). <BVR 1996-10-22/39, art. 8, § 5, 014; Inwerkingtreding : 25-03-1997>
§ 6. De Vlaamse Executieve bepaalt de uitvoeringsmodaliteiten van dit artikel, inzonderheid wat betreft de vaststelling van de waarde van het goed en de actualisering ervan. Wat de actualisering betreft, (dient deze te geschieden op basis van de evolutie van de index van de consumptieprijzen). <DVR 1994-12-21/35, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 30-12-1994>
(§ 7. Aan de verplichting tot schadevergoeding kan worden voldaan door een met redenen omkleed besluit van de Vlaamse regering, en na advies door het Instituut voor Natuurbehoud, houdende opheffing van het in artikel 52 bedoelde bouwverbod voor het betrokken perceel.
§ 8. Indien een natuurlijk persoon slechts eigenaar is van één bouwperceel, waarvan de maximale oppervlakte wordt bepaald door de Vlaamse regering, gelegen in het beschermd duingebied of voor het duingebied belangrijk landbouwgebied en indien dit perceel zijn enig onbebouwd bouwperceel is en hij voor het overige slechts eigenaar is van één onroerende eigendom op datum van 15 september 1993, kan hij de aankoop door het Vlaamse Gewest eisen door zijn wil te doen kennen bij aangetekend schrijven, te zenden binnen vierentwintig maanden na bekendmaking van het besluit tot definitieve aanduiding van de beschermde duingebieden en van de voor het duingebied belangrijke landbouwgebieden. In dat geval moet het perceel worden teruggekocht en integraal betaald binnen vierentwintig maanden na de kennisgeving, op straffe van verval van rechtswege van het bouwverbod, bedoeld in artikel 52. De aankoop door het Vlaamse Gewest houdt in dat de betaalde koopprijs of, bij verwerving op een andere wijze dan door aankoop, de waarde waaraan het goed geschat werd voor de betaling van de rechten, geactualiseerd en verhoogd met de lasten en de kosten, de financieringskosten inbegrepen, terugbetaald worden. De Vlaamse regering bepaalt hoe deze paragraaf wordt toegepast.
§ 9. Er is geen vergoeding verschuldigd in de gevallen bedoeld in (artikel 35, tiende lid, van het decreet betreffende de ruimtelijke ordening, gecoördineerd op 22 oktober 1996).) <DVR 1994-12-21/35, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 30-12-1994> <BVR 1996-10-22/39, art. 8, § 5, 014; Inwerkingtreding : 25-03-1997>
Art. 55N. <Ingevoegd bij DVR 1993-07-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 10-09-1993> De Vlaamse Executieve kan in overeenkomst met de eigenaars en de gebruikers van de betrokken gronden beheersovereenkomsten sluiten met het oog op een voor het natuurbehoud verantwoord beheer van de maritime duinstreek.
Art. 56N. <Ingevoegd bij DVR 1993-07-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 10-09-1993> Onverminderd de bepalingen van (artikelen 58 tot en met 62 van het decreet van 21 oktober 1997 inzake het natuurbehoud en het natuurlijk milieu) en 47 van deze wet, worden met een geldboete van tweehonderd tot vijftigduizend frank gestraft, diegenen die handelen in strijd met de bepalingen van dit hoofdstuk. Onverminderd deze straf beveelt de rechtbank zo nodig de plaats in zijn vroegere staat te herstellen. <DVR 1997-10-21/40, art. 65, 015; Inwerkingtreding : 20-01-1998>
Art. 57N. <Ingevoegd bij DVR 1993-07-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 10-09-1993> De Vlaamse Executieve duidt de ambtenaren aan die belast zijn met het toezicht op de naleving van dit decreet. Deze ambtenaren en de burgemeester van de betrokken gemeente kunnen mondeling ter plaatse de staking van het werk of van de handelingen gelasten, wanneer zij vaststellen dat deze in strijd zijn met het bouwverbod bedoeld in artikel 52.
Het proces-verbaal van vaststelling wordt, bij ter post aangetekende brief met bericht van ontvangst, ter kennis gebracht van de opdrachtgever van het werk of de handelingen en van de persoon of de aannemer die het werk of de handelingen uitvoert. Een afschrift van deze stukken wordt tegelijk naar de betrokken gemeente gezonden.
De betrokkene kan in kort geding de opheffing van de maatregelen vorderen tegen het Vlaamse Gewest of de betrokken gemeente, naargelang de beslissing uitgaat van de ambtenaren bedoeld in het eerste lid of van de burgemeester van de betrokken gemeente.
De in dit artikel bedoelde ambtenaren of de burgemeester van de betrokken gemeente zijn gerechtigd tot het treffen van alle maatregelen, verzegeling inbegrepen, om te voorzien in de onmiddellijke toepassing van het bevel tot staking, van de bekrachtigingsbeslissing of, in voorkomend geval, van de beschikking van de rechter.
Bijlagen.
Art. N1. Bijlage 1. <Ingevoegd bij DVR 1993-07-14/31, art. 1; Inwerkingtreding : 10-09-1993> - Plan van 1 tot 7 niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 31/08/1993, p. 19121 tot 19134>