Details





Titel:

26 APRIL 2024. - Koninklijk besluit tot wijziging van diverse bepalingen inzake sociale zekerheid betreffende de "kleine statuten"



Inhoudstafel:


Art. 1-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1971010503  1973011203  1993022093  2001000327  2019203632 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. In artikel 2 van het koninklijk besluit van 5 januari 1971 betreffende de schadevergoeding voor beroepsziekten in de overheidssector, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 juli 2019, worden de woorden ", behalve voor de personen bepaald in artikel 1ter van de wet," opgeheven.

Art.2. In artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 12 januari 1973 betreffende de schadevergoeding voor beroepsziekten, ten gunste van sommige personeelsleden van provincies, gemeenten, agglomeraties en federaties van gemeenten, verenigingen van gemeenten, openbare centra voor maatschappelijk welzijn, intercommunale centra voor maatschappelijk welzijn, diensten, inrichtingen en verenigingen voor maatschappelijk welzijn en openbare kassen van lening worden de woorden "en voor personeelsleden die bij leerovereenkomst of een overeenkomst voor beroepsopleiding zijn aangenomen" ingevoegd tussen de woorden "arbeidsovereenkomst aangeworven" en de woorden ", die behoren tot: ".

Art.3. Artikel 3 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 maart 1974 en 9 mei 1988, wordt aangevuld met de bepaling onder 5°, luidende:
  "5° "personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding": de bij artikel 2, § 1, 5°, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, bedoelde personen die arbeid verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid in een bestuur, dienst of inrichting waarop dit besluit toepassing vindt.".

Art.4. Artikel 17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 juni 2014, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Voor de leerlingen en de personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding wordt de rente vastgesteld op grond van het bedrag vastgelegd overeenkomstig artikel 38/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.".

Art.5. Artikel 1 van het koninklijk besluit van 21 januari 1993 betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, ten gunste van sommige personeelsleden uit de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 juni 2014, 25 februari 2017 en 23 november 2017, wordt aangevuld met de bepaling onder 5°, luidende:
  "5° "personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding": de bij artikel 2, § 1, 5°, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, bedoelde personen die arbeid verrichten in het kader van een opleiding tot betaalde arbeid in een bestuur, dienst of inrichting waarop dit besluit toepassing vindt.".

Art.6. In artikel 2 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 juni 2014 en 25 februari 2017, worden de woorden "of een overeenkomst voor beroepsopleiding" ingevoegd tussen de woorden "een arbeidsovereenkomst" en de woorden ", die behoren tot".

Art.7. Artikel 17 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 juni 2014 en 12 juni 2020, wordt aangevuld met een lid, luidende:
  "Voor de leerlingen en de personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding wordt de rente vastgesteld op grond van het bedrag vastgelegd overeenkomstig artikel 38/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971.".

Art.8. In artikel 21, § 1, eerste lid, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 12 juni 2020, worden de woorden "andere dan leerlingen en de personeelsleden in dienst genomen bij een overeenkomst voor beroepsopleiding" ingevoegd tussen de woorden "de besturen en instellingen" en de woorden "bedoeld in artikel 2".

Art.9. In artikel X.III.1, 6°, van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 29 juli 2019, worden de woorden "en van artikel 2, § 2, tweede lid, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970" ingevoegd tussen de woorden "van 10 april 1971" en de woorden ", een andere instantie".

Art.10. Artikel X.III.2 van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het koninklijk besluit van 29 juli 2019, wordt aangevuld met de woorden "en voor wat de beroepsziekten betreft".

Art.11. Het opschrift van hoofdstuk 1 van het koninklijk besluit van 29 juli 2019 tot uitvoering van de afdeling 1 van het hoofdstuk 2 van de wet van 21 december 2018 houdende diverse bepalingen inzake sociale zaken betreffende de 'kleine statuten' wordt vervangen als volgt:
  "Bepalingen die gemeenschappelijk zijn voor de toepassing van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970 en van de wet van 3 juli 1967 betreffende de preventie van of de schadevergoeding voor arbeidsongevallen, voor ongevallen op de weg naar en van het werk en voor beroepsziekten in de overheidssector".

Art.12. In artikel 1 van het hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 december 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° het eerste lid wordt vervangen als volgt:
  "De navolgende instanties worden voor de door hen georganiseerde opleidingen, andere dan de in het tweede lid vermelde, aanzien als werkgever voor de toepassing van artikel 1/1, derde lid, van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971 en van artikel 2, § 2, tweede lid, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970: ";
  2° in het eerste lid, wordt de bepaling onder 10° vervangen als volgt:
  "10° het centrum bedoeld in artikel 1, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 over de erkenning van centra ondernemersvorming;";
  3° in het eerste lid, wordt de bepaling onder 14° vervangen als volgt:
  "14° het Instituut bedoeld in artikel 3 van het decreet van het Waals Gewest van 17 juli 2003 houdende oprichting van een "Institut wallon de formation en alternance et des indépendants et petites et moyennes entreprises";";
  4° in het tweede lid, wordt de bepaling onder m) vervangen als volgt:
  "m) de bezoldigde stageovereenkomst ondernemerschapstraject bedoeld in artikel 1, 5° en artikel 4 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 houdende de oproep ondernemerschapstrajecten;";
  5° in het tweede lid, wordt de bepaling onder n) opgeheven;
  6° het tweede lid wordt aangevuld met de bepaling onder p) luidend als volgt:
  "p) de stageovereenkomst duale opleiding zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, 1°, van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 25 maart 2022 tot regeling van bepaalde aspecten van duale opleidingen in het volwassenonderwijs.".

Art.13. In artikel 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 2 december 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de bepaling onder 9° wordt vervangen als volgt:
  "9° de personen verbonden door een overeenkomst voor onbezoldigd werkplekleren bedoeld in artikel 1, 5° en artikel 4 van het Besluit van de Vlaamse Regering van 30 oktober 2020 houdende de oproep ondernemerschapstrajecten;";
  2° de bepaling onder 24° wordt opgeheven.

Art.14. Dit besluit treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11 et 12, 1°, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2020 voor de aanvragen tot schadeloosstelling wegens beroepsziekten ingediend vanaf deze datum.

Art. 15. De minister bevoegd voor Sociale Zaken, de minister bevoegd voor Ambtenarenzaken, de minister bevoegd voor Justitie en de minister bevoegd voor Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hen betreft, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.