25 FEBRUARI 2007. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de samenstelling van de Wetenschappelijke Raad en de oprichting van Medische Commissies [bij Fedris] en tot bepaling van het bedrag van de vergoedingen en presentiegelden toegekend aan de voorzitter en de leden van deze verschillende organen. <KB2017-11-23/22, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-03-2007 en tekstbijwerking tot 02-12-2021)
HOOFDSTUK I. - De Wetenschappelijke Raad.
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - De Medische Commissies.
Art. 4-6
HOOFDSTUK III. - De vergoedingen en presentiegelden.
Art. 7-12
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art. 13-17
HOOFDSTUK I. - De Wetenschappelijke Raad.
Artikel 1.De Wetenschappelijke Raad, bedoeld in artikel 16 van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, is samengesteld uit :
1° één arts en een plaatsvervanger voor elke Belgische universiteit die een specialisatie in de arbeidsgeneeskunde inricht, gespecialiseerd inzake arbeidsgeneeskunde en/of beroepsziekten, voorgedragen op een dubbele lijst door de faculteit geneeskunde van elk van die universiteiten;
2° twee ingenieurs en twee plaatsvervangers, gespecialiseerd inzake voorkoming van beroepsziekten;
3° [1 twee deskundigen in het domein van de scheikunde en twee plaatsvervangers, bijzonder bekwaam inzake industriële toxicologie;]1;
4° twee artsen en twee plaatsvervangers gespecialiseerd inzake beroepsziekten, verbonden aan de Algemene Directie Toezicht op het Welzijn op het Werk van de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg;
5° twee artsen en twee plaatsvervangers [2 van Fedris]2;
6° twee [4 preventieadviseurs-arbeidsartsen]4 en twee plaatsvervangers, waarvan de ene verbonden is aan een interne dienst voor preventie en bescherming op het werk en de andere aan een externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, voorgedragen door de meest representatieve organisaties van [4 preventieadviseurs-arbeidsartsen]4;
7° twee deskundigen en twee voldoende gekwalificeerde plaatsvervangers aangeduid door de representatieve organisaties die zetelen in het [3 beheerscomité voor de beroepsziekten]3.
Van de in het vorige lid, 2° tot 7°, bedoelde leden van de Raad dient de ene Nederlandstalig en de andere Franstalig te zijn.
[1 De administrateur-generaal, de adjunct-administrateur-generaal, de adviseurs-generaal en de algemeen coördinator van de Wetenschappelijke Raad worden ambtshalve uitgenodigd op alle zittingen.]1
----------
(1)<KB 2013-07-19/05, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 10-08-2013>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 71, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<KB 2017-11-23/22, art. 72, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(4)<KB 2021-11-07/05, art. 41, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2021>
Art.2.Het mandaat van de voorzitter en van de leden van de Wetenschappelijke Raad duurt zes jaar. Het kan hernieuwd worden.
Binnen de drie maanden wordt in de vervanging voorzien van elk lid dat, vóór de normale beëindiging van zijn mandaat, opgehouden heeft van de Wetenschappelijke Raad deel uit te maken. In dit geval voltooit het nieuwe lid, dat aan dezelfde voorwaarden voldoet als zijn voorganger, het mandaat van het lid dat hij vervangt. [1 De leeftijdsgrens om een mandaat als voorzitter of lid van de Wetenschappelijke Raad aan te vangen, is vastgelegd op 65 jaar.]1.
----------
(1)<KB 2013-07-19/05, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 10-08-2013>
Art.3. In geval van verhindering van de voorzitter van de Wetenschappelijke Raad wordt het voorzitterschap waargenomen door het oudste lid van de aanwezige artsen-leden, te kiezen onder dezen vermeld in artikel 1, eerste lid, 1°.
HOOFDSTUK II. - De Medische Commissies.
Art.4.Er worden Medische Commissies, bedoeld in artikel 17, § 5, van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, opgericht rond de volgende thema's :
- de ziekten veroorzaakt door chemische en toxische agentia;
- de ziekten veroorzaakt door biologische agentia;
- de ziekten veroorzaakt door fysische agentia;
- de respiratoire aandoeningen;
- de aandoeningen van het bewegingsapparaat;
- de beroepskankers;
- de huidziekten;
- de nieuwe ziekten.
Voor een bepaald probleem dat niet onder één van bovenvermelde Commissies kan worden ondergebracht, kan, het [1 beheerscomité voor de beroepsziekten]1, op advies van de Wetenschappelijke Raad, een tijdelijke Medische Commissie oprichten die haar werkzaamheden beëindigt met de overmaking van het verslag aan de Wetenschappelijke Raad.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 72, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.5.Het [1 beheerscomité voor de beroepsziekten]1 bepaalt de samenstelling van deze Medische Commissies op advies van de Wetenschappelijke Raad.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 72, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.6. Binnen elke Medische Commissie wordt een referentiespecialist aangesteld die instaat voor het verzamelen en beoordelen van de wetenschappelijke informatie met betrekking tot de desbetreffende medische discipline.
Deze informatie wordt verwerkt in een jaarlijks opvolgingsverslag dat na bespreking in de Medische Commissie wordt meegedeeld aan de Wetenschappelijke Raad.
HOOFDSTUK III. - De vergoedingen en presentiegelden.
Art.7. De voorzitter van de Wetenschappelijke Raad krijgt een jaarlijkse toelage van 2.000 euro.
Art.8. Een presentiegeld van 150 euro per zitting wordt toegekend aan de leden van de Wetenschappelijke Raad en van de Medische Commissies.
Het presentiegeld wordt enkel toegekend op voorwaarde dat de duur van de zitting ten minste twee uur bedraagt.
Art.9. De voorzitter en de leden van de Wetenschappelijke Raad en de Medische Commissies, die deel uitmaken van een overheidsdienst, hebben recht op een terugbetaling van hun verblijfs- en verplaatsingskosten volgens de voorwaarden en de tarieven die opgesteld werden voor het personeel van de betrokken overheidsdienst.
Art.10. Wanneer de voorzitter of de leden van de bovenbedoelde organen geen deel uitmaken van een overheidsdienst, worden ze gelijkgesteld met ambtenaren van de federale overheidsdiensten van klasse A3 voor de toepassing van artikel 9 van dit besluit.
Art.11.De personen die deel uitmaken van een overheidsdienst en de medewerkende [2 artsen]2 [1 van Fedris]1, kunnen het bij artikel 8 bedoeld presentiegeld slechts genieten indien de deelneming aan de zittingen geregeld drukke bezigheden met zich brengt welke directe bijkomende prestaties vergen die buiten het kader van hun normale werkzaamheden vallen of wanneer de zittingen ten vroegste om 17 uur beginnen of plaats hebben op een andere dag dan een werkdag.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 71, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2021-11-07/05, art. 42, 004; Inwerkingtreding : 12-12-2021>
Art.12. § 1. De in artikelen 7 en 8 bedoelde bedragen worden aan de spilindex 111,64 gekoppeld.
§ 2. De wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, is van toepassing op de bedragen bedoeld in § 1.
HOOFDSTUK IV. - Slotbepalingen.
Art.13. De mandaten van de voorzitter en van de effectieve en plaatsvervangende leden van de Technische Raad, ingesteld bij het Fonds voor de beroepsziekten, worden verlengd tot 31 december 2006.
Art.14. Het koninklijk besluit van 10 augustus 1979 tot vaststelling van de samenstelling van de Technische Raad van het Fonds voor de beroepsziekten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 maart 1989 en 23 januari 1998, wordt opgeheven.
Art.15. Het koninklijk besluit van 17 november 2000 tot vaststelling van de toelagen en presentiegelden toegekend aan de voorzitter en de leden van de Technische Raad opgericht in de schoot van het Fonds voor de beroepsziekten, wordt opgeheven.
Art.16. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2007, met uitzondering van artikel 13, dat uitwerking heeft met ingang van 1 januari 2005.
Art. 17. Onze Minister bevoegd voor Sociale Zaken en Onze Minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.