17 MEI 2007. - [Koninklijk besluit tot uitvoering van artikel 62bis van de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970, met betrekking tot de voorkoming van arbeidsgerelateerde ziekten]. <KB2024-03-06/04, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 11-06-2007 en tekstbijwerking tot 16-09-2024)
Hoofdstuk 1. [1 Algemene bepaling]1
Art. 1
Hoofdstuk 2. [1 Arbeidsgerelateerde ziekten]1
Afdeling 1. [1 Programma voor de preventie van lage rugpijn]1
Art. 1/1, 2-10
Afdeling 2. [1 Programma voor de preventie van burn-out]1
Art. 11-21
Hoofdstuk 3. [1 Slotbepaling]1
Art. 22
Hoofdstuk 1. [1 Algemene bepaling]1
----------
(1)
Artikel 1.[1 Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder:
1° "Fedris": het Federaal agentschap voor beroepsrisico's;
2° "de gecoördineerde wetten van 3 juni 1970": de wetten betreffende de preventie van beroepsziekten en de vergoeding van de schade die uit die ziekten voortvloeit, gecoördineerd op 3 juni 1970;
3° "de betrokkene": de werknemer die onder het toepassingsgebied van de op 3 juni 1970 gecoördineerde wetten valt zoals bepaald in artikel 2, § 1, van de genoemde wetten of die lid is van het vast, stagedoend, tijdelijk hulppersoneel of die aangeworven is met een arbeidsovereenkomst die behoort tot de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten bedoeld in artikel 1, § 1, vierde lid, van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en die zich kandidaat stelt hetzij voor het preventieprogramma bepaald in artikel 4 of erin is opgenomen, hetzij voor het begeleidingstraject bepaald in artikel 14 of erin is opgenomen.]1
----------
(1)<KB 2024-03-06/04, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>
Hoofdstuk 2. [1 Arbeidsgerelateerde ziekten]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 Programma voor de preventie van lage rugpijn]1
----------
(1)
Art. 1/1. [1 Voor de toepassing van deze afdeling verstaat men onder:
1° "het preventieprogramma": het geheel van maatregelen die in deze afdeling worden opgesomd en die tot doel hebben de verergering van lage rugpijn of de overgang naar de chronische fase van de ziekte te voorkomen en de werkhervatting bij de werknemers die rugbelastend werk uitvoeren te bevorderen;
2° "het revalidatiecentrum": de instelling of de dienst die de revalidatiebehandeling aanbiedt bedoeld in artikel 4, a), en waarmee Fedris een overeenkomst heeft afgesloten;
3° "de preventieadviseur-arbeidsarts": de preventieadviseur-arbeidsarts van de interne of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk van de werkgever van de betrokkene;
4° "de arts van het revalidatiecentrum": een arts van het revalidatiecentrum.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-03-06/04, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>
Art.2.Als arbeidsgerelateerde ziekte in de zin van artikel 62bis van de gecoördineerde wetten van 3 juni 1970 wordt beschouwd : lage rugpijn bij personen die onder de toepassing van voornoemde wetten vallen en onderworpen zijn aan een periodieke gezondheidsbeoordeling op grond van [2 titel 3 van boek VIII van de Codex over het welzijn op het werk]2 of aan een passend gezondheidstoezicht op basis van [2 titel 3 van boek V van de Codex over het welzijn op het werk]2 [1 of onderworpen zijn aan een gezondheidstoezicht wegens belasting van ergonomische aard voor de rug op basis van titel 4 van boek I van de Codex over het welzijn op het werk]1.
----------
(1)<KB 2018-03-11/10, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 08-06-2018>
(2)<KB 2024-03-06/04, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>
Art.3.[1 De persoon met lage rugpijn, bedoeld in artikel 2 van dit besluit, die de voordelen van het preventieprogramma wil genieten, moet zich via de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer of de arts van het revalidatiecentrum kandidaat stellen voor dit programma.
De persoon die zich kandidaat stelt moet, op het ogenblik dat hij samen met de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer of een arts van het revalidatiecentrum, het aanvraagformulier waarvan sprake in artikel 7 van dit besluit ondertekent, aan de voorwaarden voldoen die vastgesteld worden in de regeling inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, voor het volgen van de revalidatiebehandeling bedoeld in artikel 4, a), van dit besluit.
De persoon die zich kandidaat stelt moet zich in één van de volgende situaties bevinden :
a) sedert ten minste 4 weken tot maximum 6 maanden arbeidsongeschikt zijn ten gevolge van :
- hetzij mechanische lage rugpijn met of zonder radiculaire uitstraling;
- hetzij een chirurgische ingreep in het gebied van de lumbale wervelzuil; in dat geval beginnen de termijnen van 4 weken en van 6 maanden te lopen vanaf de datum van de ingreep.
Wanneer de duur van de arbeidsongeschiktheid de bovenbedoelde 4 weken niet bereikt, kan de persoon die sedert ten minste 1 week arbeidsongeschikt is zich kandidaat stellen voor zover de duur van de arbeidsongeschiktheden ingevolge 1 van de voornoemde oorzaken in totaal minstens 4 weken bedraagt in het jaar dat aan zijn aanvraag voorafgaat.
b) aangepast werk hebben of een andere functie uitvoeren hetgeen vastgesteld wordt door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer naar aanleiding van het onderzoek bij de werkhervatting, na een periode van arbeidsongeschiktheid zoals beschreven onder punt a.]1
----------
(1)<KB 2018-03-11/10, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 08-06-2018>
Art.4. Het preventieprogramma omvat :
a) een revalidatiebehandeling : dit is een ambulante pluridisciplinaire revalidatie voor wervelzuilaandoeningen waarvan de structuur en de inhoud overeenstemt met de omschrijving en de voorwaarden van de verstrekking nr. 558994 van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen inzake verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen;
b) desgevallend een ergonomisch advies dat omvat :
- een ergonomische studie van de arbeidspost van de betrokkene en/of
- een individuele vorming van de betrokkene op de arbeidsplaats door een ergonoom waarvan de duur ten minste overeenstemt met een prestatie van 3 uur, en die tot doel heeft de betrokkene de passende technieken aan te leren om lage rugpijn te voorkomen op zijn arbeidspost.
Art.5.[1 Fedris]1 neemt ten laste :
- de kosten van de revalidatiebehandeling, onder de voorwaarden bepaald in artikel 62bis, § 3, van de gecoördineerde wetten van 3 juni 1970, op voorwaarde dat deze behandeling verstrekt wordt door een revalidatiecentrum waarmee [1 Fedris]1 een overeenkomst heeft afgesloten;
- de kosten van de raadpleging, voorafgaand aan de behandeling, bij een geneesheer-specialist verbonden aan het revalidatiecentrum waar de revalidatiebehandeling zal worden gevolgd;
- de vergoeding voor de verplaatsingen tussen de verblijfplaats van de betrokkene en het revalidatiecentrum. Het bedrag van de kilometervergoeding is, ongeacht het gebruikte vervoermiddel, gelijk aan het bedrag vastgesteld met toepassing van [2 artikel 74, § 2, van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt]2. Deze vergoeding wordt toegekend tot maximum 1 000 kilometer voor het geheel van de revalidatiebehandeling.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 75, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2024-03-06/04, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>
Art.6.De werkgever die, op vraag van de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer of op vraag van het Comité voor preventie en bescherming op het werk, de preventieadviseur-ergonoom of op diens vraag een ergonoom van het revalidatiecentrum belast met een ergonomisch advies dat deel uitmaakt van het preventieprogramma bedoeld in artikel 4, ontvangt [1 van Fedris]1 een forfaitair bedrag van [2 470 euro]2 om de aantoonbare kostprijs van het ergonomisch advies geheel of gedeeltelijk te compenseren.
Dit bedrag van [2 470 euro]2 wordt aangepast aan de evolutie van de index van de consumptieprijzen overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingsgrenzen waarmee rekening dient gehouden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen worden gekoppeld.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 76, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(2)<KB 2018-03-11/10, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 08-06-2018>
Art.7.Om gebruik te maken van het preventieprogramma, bedoeld in artikel 4 moet betrokkene zijn aanvraag indienen door middel van het gepaste formulier dat [2 Fedris]2 ter beschikking stelt aan de betrokken personen en waarvan het model vastgesteld wordt door het [3 beheerscomité voor de beroepsziekten]3. Dit formulier moet gedateerd en ondertekend worden door de aanvrager en door de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer [4 of door de arts van het revalidatiecentrum]4.
[1 De tegemoetkomingen bedoeld in artikel 5 worden door [2 Fedris]2 toegekend ten vroegste vanaf negentig dagen vóór de datum van de indiening van de aanvraag, op voorwaarde dat deze ontvankelijk is.]1
De tegemoetkoming bedoeld in artikel 6 moet door de werkgever gevraagd worden binnen de 6 maanden na de beslissing van [2 Fedris]2 tot tenlasteneming van de revalidatiebehandeling bedoeld in artikel 4, a). De aanvraag van de werkgever moet vergezeld zijn van de factuur van het ergonomisch advies en van een gemotiveerd verslag.
----------
(1)<KB 2009-04-14/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 18-05-2009>
(2)<KB 2017-11-23/22, art. 77, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(3)<KB 2017-11-23/22, art. 78, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
(4)<KB 2018-03-11/10, art. 5, 004; Inwerkingtreding : 08-06-2018>
Art.8.Binnen de maand van de ontvangst van de aanvraag bedoeld in artikel 7, eerste lid, stuurt [1 Fedris]1 zijn gemotiveerde beslissing aan betrokkene en aan de preventieadviseur-arbeidsgeneesheer.
De kennisgeving aan betrokkene moet bij een ter post aangetekend schrijven worden toegezonden naar zijn hoofdverblijfplaats bedoeld in artikel 3, eerste lid, 5°, van de wet van 8 augustus 1983 tot regeling van een Rijksregister van de natuurlijke personen.
Binnen de maand van de ontvangst van de aanvraag, bedoeld in artikel 7, tweede lid, stuurt [1 Fedris]1 zijn gemotiveerde beslissing aan de werkgever.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 79, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.9.[1 Fedris]1 sluit met de instellingen of diensten die revalidatiebehandelingen aanbieden een overeenkomst af waarin de modaliteiten van de samenwerking worden bepaald.
[1 Fedris]1 kan een einde stellen aan de samenwerking indien het revalidatiecentrum de overeengekomen modaliteiten niet naleeft.
----------
(1)<KB 2017-11-23/22, art. 80, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
Art.10. De persoon die erkend is als lijdend aan een beroepsziekte bedoeld onder codenummer 1.605.03 van de beroepsziektelijst en die kandidaat is voor een revalidatiebehandeling moet niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 3, tweede lid, b), om de voordelen van dit besluit te verkrijgen.
Afdeling 2. [1 Programma voor de preventie van burn-out]1
----------
(1)
Art.11.[1 Voor de toepassing van deze afdeling verstaat men onder:
1° "coördinerend trajectbegeleider": een deskundige met wie Fedris een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten om de sessies van het begeleidingstraject bepaald in artikel 14, § § 1 et 2, eerste lid, 1°, op zich te nemen en dit traject te coördineren;
2° "begeleider belast met het psychologische gedeelte": een professional met wie Fedris een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten om de sessies bepaald in artikel 14, § 2, eerste lid, 2°, op zich te nemen;
3° "begeleider belast met het lichamelijke gedeelte": een professional met wie Fedris een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten om de sessies bepaald in artikel 14, § 2, eerste lid, 3°, op zich te nemen;
4° "burn-out": syndroom van professionele uitputting zoals overgenomen door de Wereldgezondheidsorganisatie en beschreven in de Internationale Classificatie van ziekten (QD85- ICD-11). Dit syndroom is er vermeld bij de "problemen in verband met werk of werkloosheid" van de categorie "Factoren die de gezondheidstoestand beïnvloeden";
5° "psychosociale risico's op het werk in de zin van artikel 32/1 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk": de waarschijnlijkheid dat een (of meer) werknemer(s) psychische schade ondervindt(en) die ook vergezeld kan gaan van lichamelijke schade ingevolge de blootstelling aan elementen van werkorganisatie, werkinhoud, werkomstandigheden, leefomstandigheden op het werk en interpersoonlijke relaties op het werk waarop de werkgever een impact heeft en die een objectief gevaar inhouden.]1
----------
(1)<KB 2024-03-06/04, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>
Art.12. [1 Wordt beschouwd als een arbeidsgerelateerde ziekte in de zin van artikel 62bis van de op 3 juni 1970 gecoördineerde wetten: het syndroom van professionele uitputting of burn-out van werknemers die gedurende lange tijd werden blootgesteld aan psychosociale risico's op het werk zoals bepaald in artikel 32/1 van de wet van 4 augustus 1996 betreffende het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk.
Dit syndroom van professionele uitputting of burn-out, waarvan de diagnose bevestigd moet worden door de coördinerend trajectbegeleider overeenkomstig artikel 17, § 3, 2°, treedt op wanneer een verstoord evenwicht ontstaat tussen de hoge eisen op het werk, voornamelijk in termen van werklast, en een gebrek aan middelen om hieraan het hoofd te bieden, wat bij de werknemer chronische stress veroorzaakt met de uitputting van zijn lichamelijke en psychologische middelen als gevolg.]1
----------
(1)<KB 2024-03-06/04, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>
Art.13. [1 De werknemer die van de voordelen van het begeleidingstraject wil genieten, moet zich overeenkomstig artikel 16 kandidaat stellen voor dit traject.
De werknemer die zich kandidaat stelt, moet aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoen:
1° in een vroeg stadium getroffen zijn door het syndroom van professionele uitputting of burn-out naar aanleiding van een blootstelling aan een psychosociaal risico in verband met het werk zoals bepaald in artikel 11, 4°;
2° effectief aan het werk of in arbeidsongeschiktheid zijn sinds minder dan 2 maanden op de datum van de ondertekening van het opsporingsformulier door de behandelend arts, de preventieadviseur-arbeidsarts of de preventieadviseur psychosociale aspecten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-03-06/04, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>
Art.14. [1 § 1. De opsporingsfase omvat:
1° maximaal twee sessies voor de bevestiging van de diagnose bij een coördinerend trajectbegeleider;
2° een heroriënteringssessie met de coördinerend trajectbegeleider in het geval bepaald in artikel 17, § 3, 3°.
§ 2. Het begeleidingstraject omvat:
1° een begeleiding door de coördinerend trajectbegeleider bestaande uit:
a) maximaal 8 werkgerichte sessies om de organisatorische elementen van burn-out te beoordelen en te behandelen en om het traject met de verschillende begeleiders te coördineren;
b) maximaal 2 follow-upsessies na het traject om de verworvenheden naar aanleiding van het traject te consolideren en om de werknemer te begeleiden bij de aanpassingen die op het werk worden ingevoerd.
2° maximaal 10 individugerichte sessies met een begeleider belast met het "psychologische gedeelte" om de individuele elementen van burn-out te beoordelen en te behandelen;
3° maximaal 3 individugerichte sessies met een begeleider belast met het "lichamelijke gedeelte" om de lichamelijke elementen van burn-out te beoordelen en te behandelen;
4° maximaal één sessie "samenhang werk-gezondheid" georganiseerd met instemming van de betrokkene door de coördinerend begeleider om de samenhang tussen de bij het begeleidingstraject betrokken begeleiders en de preventieadviseur-arbeidsarts en/of de preventieadviseur psychosociale aspecten te bevorderen en om de informatie nodig voor de continuïteit van de follow-up van de werknemer te bezorgen.
Die sessies duren zestig minuten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-03-06/04, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>
Art.15.[1 Fedris neemt ten laste:
1° tegen het tarief bepaald door [2 code 726530]2 van de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen opgesteld door het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering:
a) de sessies ter bevestiging van de diagnose zoals bepaald in artikel 14, § 1, 1°, voorafgaand aan de validering door Fedris van de toelating tot het begeleidingstraject bij een centrum of een begeleider waarmee Fedris een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten;
b) de heroriënteringssessie bepaald in artikel 14, § 1, 2°, bij een centrum of een begeleider waarmee Fedris een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten;
c) de verschillende sessies van het begeleidingstraject bepaald in artikel 14, § 2, voor zover dit traject werd uitgevoerd bij een centrum of begeleiders waarmee Fedris een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten;
d) de rapportering uitgevoerd door de coördinerend trajectbegeleider aan Fedris zoals bepaald in de samenwerkingsovereenkomst. De tijd voor het opstellen ervan is vastgelegd op maximaal twee uur.
Voor het geheel van die sessies kan geen enkele bijdrage aan de tot het begeleidingstraject toegelaten betrokkene worden gevraagd.
2° de reiskosten van de betrokkene om zich van zijn woonplaats naar de plaats van de sessie te begeven. Het bedrag van de kilometervergoeding, ongeacht het vervoermiddel, is vastgelegd overeenkomstig artikel 74, § 2, van het koninklijk besluit van 13 juli 2017 tot vaststelling van de toelagen en vergoedingen van de personeelsleden van het federaal openbaar ambt. Deze vergoeding wordt toegekend tot maximaal 1000 kilometer voor het geheel van het begeleidingstraject.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-03-06/04, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>
(2)<KB 2024-09-01/06, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-04-2024>
Art.16. [1 Om in aanmerking te komen voor het begeleidingstraject moet de betrokkene bij Fedris een opsporingsaanvraag indienen met behulp van het formulier waarvan het model is bepaald door het Beheerscomité voor de beroepsziekten.
Dit formulier wordt gedateerd en ondertekend door de betrokkene en door een van de volgende personen: de behandelend arts, de preventieadviseur-arbeidsarts of de preventieadviseur psychosociale aspecten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-03-06/04, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>
Art.17. [1 § 1. Bij de ontvangst van het formulier bepaald in artikel 16 gaat Fedris na of de betrokkene de voorwaarden van artikel 13 vervult en betekent binnen 30 dagen aan de betrokkene zijn beslissing met betrekking tot de toelating tot de sessies ter bevestiging van de diagnose zoals bepaald in artikel 14, § 1, 1°.
§ 2. Indien de beslissing vermeld in voornoemde § 1 positief is, deelt Fedris aan de betrokkene de lijst met coördinerend trajectbegeleiders mee waarmee het een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten. De betrokkene moet een begeleider uit die lijst kiezen en met hem contact opnemen om een diepgaande diagnose van zijn toestand te laten uitvoeren.
§ 3. Na de uitvoering van de diagnosesessies:
1° stuurt de coördinerend trajectbegeleider aan Fedris een diagnoseverslag opgesteld op basis van een model opgelegd in de samenwerkingsovereenkomst;
2° indien de coördinerend trajectbegeleider de aanwezigheid van burn-out in een vroeg stadium bevestigt, voegt hij bij zijn diagnoseverslag het aanvraagformulier voor de tenlasteneming waarvan het model is bepaald door het beheerscomité voor de beroepsziekten. Binnen 30 dagen na de ontvangst van dit formulier en na verificatie van de geldigheid van het verslag stuurt Fedris een beslissing tot tenlasteneming aan de betrokkene en aan de coördinerend trajectbegeleider;
3° indien na de uitvoering van de diagnosesessies de coördinerend trajectbegeleider vaststelt dat het begeleidingstraject niet geschikt is voor de toestand van betrokkene betekent Fedris dit hem en laat hem weten dat hij in aanmerking komt voor een heroriënteringssessie met zijn coördinerend trajectbegeleider om met hem de behandeling te bepalen die geschikt is voor zijn toestand. Fedris sluit dan het dossier af.
§ 4. Als hij in aanmerking komt voor het begeleidingstraject beschikt de betrokkene over een termijn van maximaal 60 dagen te tellen vanaf de datum van de beslissing tot tenlasteneming bepaald in § 3, 1°, om een afspraak te maken met de coördinerend trajectbegeleider.
Na die termijn, alvorens de sessies van het traject aan te vangen, moet de coördinerend trajectbegeleider bepalen of dit traject nog steeds geschikt is voor de toestand van de betrokkene. Daarvoor kan hij één van de 8 werkgerichte sessies bepaald in artikel 14, § 2, eerste lid, 1°, gebruiken.
Indien de coördinerend trajectbegeleider vaststelt dat het traject niet meer geschikt is, informeert hij de betrokkene hierover, oriënteert hem naar de geschikte behandeling en informeert Fedris hierover. Fedris betekent aan de betrokkene dat er een einde gesteld wordt aan het traject en dat het bijgevolg zijn dossier sluit.
§ 5. De betrokkene beschikt over maximaal twee jaar vanaf de datum van betekening van de beslissing van de tenlasteneming bepaald in § 3, 1°, om zijn traject uit te voeren. Na die termijn informeert Fedris de betrokkene dat het traject beëindigd is en dat het dossier wordt afgesloten met als gevolg dat geen enkele sessie uitgevoerd na die datum door Fedris ten laste zal kunnen worden genomen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-03-06/04, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>
Art.18. [1 Met instemming van de betrokkene informeert Fedris de preventieadviseur-arbeidsarts, de preventieadviseur psychosociale aspecten, de behandelend arts en de adviserend arts van het ziekenfonds als de betrokkene op het ogenblik dat hij zijn aanvraagformulier heeft ingediend in arbeidsongeschiktheid is vergoed door zijn ziekenfonds, over de ontvangst van een opsporingsaanvraag en het gevolg dat hieraan werd gegeven.
Met instemming van de betrokkene deelt Fedris aan de coördinerend trajectbegeleider en de medeondertekenaar(s) van het aanvraagformulier voor opsporing zoals vermeld in artikel 16, tweede lid, hun respectieve contactgegevens mee om hun overleg in het kader van hun opdrachten aan te moedigen en te vergemakkelijken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-03-06/04, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>
Art.19. [1 Aan het einde van het begeleidingstraject stuurt de coördinerend trajectbegeleider aan Fedris een eindverslag opgesteld op basis van een model bepaald door Fedris.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-03-06/04, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>
Art.20. [1 Fedris selecteert de centra en de verschillende begeleiders en sluit met hen een overeenkomst af waarin de samenwerkingsvoorwaarden zijn verduidelijkt.
Fedris kan een einde aan de samenwerking stellen indien de overeengekomen voorwaarden niet worden nageleefd.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-03-06/04, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>
Art.21. [1 De betrokkene die tot het begeleidingstraject wordt toegelaten, kan er slechts één keer per periode van 5 jaar vanaf de datum van de kennisgeving bedoeld in artikel 17, § 2, van genieten.
De betrokkene die niet tot het begeleidingstraject is toegelaten overeenkomstig artikel 17, § 3, 2°, of artikel 17, § 4, kan pas een nieuwe aanvraag indienen ten vroegste 2 jaar na de kennisgeving bepaald in de voornoemde artikelen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-03-06/04, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>
Hoofdstuk 3. [1 Slotbepaling]1
----------
(1)
Art. 22.[1 De minister bevoegd voor Sociale Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-03-06/04, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 25-04-2024>