Details





Titel:

30 NOVEMBER 2003. - [Koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties alsook de aanduiding en de uitoefening van staffuncties en directiefuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid]. <Opschrift vervangen door KB2007-12-20/09, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-12-2003 en tekstbijwerking tot 31-05-2024)



Inhoudstafel:

(TITEL I. - Toepassingsgebied.) <KB 2007-12-20/09, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
Art. 1
TITEL II. - De managementfuncties. <ingevoegd bij KB 2007-12-20/09, art. 3; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
(HOOFDSTUK I. - De managementfuncties en hun juridische aard.) <KB 2007-12-20/09, art. 4, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
Art. 2-3
(HOOFDSTUK II. - De selectie, werving en aanstelling van de houders van een managementfunctie.) <KB 2007-12-20/09, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
Afdeling I. - Algemene bepaling.
Art. 4
Afdeling II. - Selectie.
Art. 5-8
Afdeling III. - Werving van de managementfuncties " administrateur-generaal " en " adjunct-administrateur-generaal ".
Art. 9
Afdeling IV. - De werving van de overige managementfuncties.
Art. 10
Afdeling V. - De aanstelling.
Art. 11
(HOOFDSTUK III. - Regels betreffende de uitoefening van de managementfuncties.) <KB 2007-12-20/09, art. 11, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
Afdeling I. - Het managementplan van de houder van een managementfunctie.
Art. 12
Afdeling II. - Regels betreffende de uitvoering van de managementfuncties.
Art. 13-16
(HOOFDSTUK IV. - De evaluatie van de houder van een managementfunctie.) <KB 2007-12-20/09, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
Art. 17-19, 19bis, 20
(HOOFDSTUK V. - [1 Einde van het mandaat, niet-hernieuwing ervan en tijdelijke vervanging]1
Afdeling I. - Het einde van rechtswege van het mandaat [1 en tijdelijke vervanging]1.
Art. 21
Afdeling II. - De vroegtijdige beëindiging van het mandaat.
Art. 22-23
Afdeling III. - [1 Niet-hernieuwing]1
Art. 23bis, 23ter
(HOOFDSTUK VI. - Hernieuwing van het mandaat.) <KB 2007-12-20/09, art. 19, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
Art. 24
(HOOFDSTUK VII. - De weging van de managementfuncties.) <KB 2007-12-20/09, art. 20, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
Art. 25-28
TITEL III. - De staffuncties en de directiefuncties. <ingevoegd bij KB 2007-12-20/09, art. 21; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
Art. 28bis, 28ter, 28quater, 28quinquies, 28sexies, 28septies
HOOFDSTUK IX. - Overgangs- en eindbepalingen.
Art. 29-34



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

2002022025 





Artikels:

(TITEL I. - Toepassingsgebied.)
Artikel 1. Het voorliggend besluit is van toepassing op de openbare instellingen van sociale zekerheid bedoeld in artikel 3, § 2, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, in toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd door de programmawet van 12 december 1997.

TITEL II. - De managementfuncties.
(HOOFDSTUK I. - De managementfuncties en hun juridische aard.)
Art.2. § 1. (De managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid worden in drie groepen ingedeeld, in de volgende hiërarchische volgorde :
  1° de administrateur-generaal;
  2° de adjunct-administrateur-generaal;
  3° de managementfunctie -1 ;) <KB 2007-12-20/09, art. 5, 1°, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
  § 2. Naast de opdrachten vastgelegd in de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, kan de adjunct-administrateur-generaal worden belast met bijzondere opdrachten.
  De administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal zijn samen verantwoordelijk voor de ondersteunende diensten en verrichten samen de evaluatie van de houders van een managementfunctie -1 die deze diensten leiden.
  § 3. (In elke openbare instelling van sociale zekerheid wordt het aantal managementfuncties -1 bepaald door het beheerscomité mits akkoord van de ministers die respectievelijk ambtenarenzaken en begroting onder hun bevoegdheden hebben.) <KB 2007-12-20/09, art. 5, 2°, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>

Art.3. De managementfuncties bedoeld in onderhavig besluit zijn beheersfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid bedoeld in het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, in toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
  Zij worden uitgeoefend bij mandaat, met andere woorden, bij wege van een tijdelijke hernieuwbare aanstelling overeenkomstig artikel 11.

(HOOFDSTUK II. - De selectie, werving en aanstelling van de houders van een managementfunctie.)
Afdeling I. - Algemene bepaling.
Art.4. Onverminderd de bepalingen van dit hoofdstuk, zijn de regels die van toepassing zijn op de selectie en de werving in de openbare instellingen van sociale zekerheid van toepassing op de selectie en de werving van de houders van een managementfunctie.

Afdeling II. - Selectie.
Art.5. <KB 2007-12-20/09, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008> Om deel te nemen aan de vergelijkende selecties voor de functies van administrateur-generaal, adjunct-administrateur-generaal en voor een managementfunctie -1 moeten de kandidaten houder zijn van een functie van niveau A of kunnen deelnemen aan een vergelijkende selectie voor een functie van niveau A.
  De kandidaten voor een functie van administrateur-generaal, adjunct-administrateur-generaal of een managementfunctie -1 dienen over een managementervaring van minstens zes jaar te beschikken of minstens tien jaar nuttige beroepservaring te hebben. Onder managementervaring wordt verstaan ervaring inzake beheer in een overheidsdienst of in een organisatie uit de privé-sector.

Art.6. <KB 2004-07-12/40, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 13-08-2004> § 1. De kandidaten voor een managementfunctie moeten over de competenties en de relationele vaardigheden alsook over de vaardigheden op het vlak van organisatie en beheer beschikken die worden bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven managementfunctie.
  § 2. De functiebeschrijving en het competentieprofiel van een binnen een openbare instelling van sociale zekerheid te begeven managementfunctie worden bepaald :
  1° voor de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal, door het beheerscomité van de openbare instelling van sociale zekerheid;
  2° voor de managementfuncties -1, door het beheerscomité van de openbare instelling van sociale zekerheid, op voorstel van de administrateur-generaal;
  3° (...). <KB 2007-12-20/09, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
  4° (...). <KB 2007-12-20/09, art. 6, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>

Art.7.<KB 2004-07-12/40, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 13-08-2004> § 1.[1 De kandidaturen worden ingediend bij de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de federale overheid, die de toelaatbaarheid ervan onderzoekt.
   De kandidaten die toelaatbaar zijn verklaard leggen een computergestuurde assessmentproefproef af die de generieke managementcompetentie meet en aangepast is aan het niveau van de te begeven functie. Drie niveaus worden gedefinieerd :
   1° het niveau dat de wegingklassen 7 en 6 bevat;
   2° het niveau dat de wegingklassen 5 en 4 bevat;
   3° het niveau dat de andere wegingklassen bevat.
   Een kandidaat die niet geslaagd is voor de computergestuurde assessmentproef voor een niveau wordt gedurende een periode van zes maanden, te rekenen vanaf de datum van het afleggen van deze proef, uitgesloten van het opnieuw afleggen van dezelfde proef of een proef voor een hoger niveau.
   Er wordt vrijstelling van de computergestuurde assessmentproef toegekend, gedurende 2 jaar berekend vanaf de datum van het slagen voor deze proef, voor elke andere management- of staffunctie van hetzelfde of een lager niveau.
   Er wordt eveneens vrijstelling toegekend aan de houders van een management- of staffunctie van hetzelfde of een hoger niveau.]1
  § 2. [1 De kandidaten die geslaagd zijn voor de computergestuurde assessmentproef leggen voor de selectiecommissie een mondelinge proef af uitgaande van een praktijkgeval dat betrekking heeft op de te begeven managementfunctie. De proef heeft tot doel zowel de specifieke competenties als de managementvaardigheden te evalueren die vereist zijn voor de uitoefening van deze functie.]1
  [1 § 2bis. De afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid, bepaalt de methodologie voor de computergestuurde assessmentproeven en voor de mondelinge proef en controleert de toepassing ervan.]1
  § 3. Na [1 ...]1 de proef bedoeld in § 2 en na de vergelijking van de diploma's en verdiensten van de kandidaten, worden de kandidaten voor de managementfuncties van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal ingedeeld in de groep " geschikt " of in de groep " niet geschikt ". Deze indeling wordt gemotiveerd. In de groep " geschikt " worden de kandidaten gerangschikt.
  § 4. Na [1 ...]1 de proef bedoeld in § 2 en na de vergelijking van de diploma's en verdiensten van de kandidaten, worden de kandidaten voor de overige managementfuncties ingedeeld hetzij in groep A " zeer geschikt ", hetzij in groep B " geschikt ", hetzij in groep C " minder geschikt ", hetzij in groep D " niet geschikt ". Deze indeling wordt gemotiveerd. In de groep A en de groep B worden de kandidaten gerangschikt.
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/15, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 19-05-2014. Overgangsbepalingen : art. 18>

Art.8.<KB 2004-07-12/40, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 13-08-2004> § 1. (De selectiecommissie wordt samengesteld uit :
  1° de afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - of zijn afgevaardigde, voorzitter;
  2° één externe expert inzake management;
  3° één externe expert inzake human ressources management;
  4° één vertegenwoordiger van de representatieve werkgeversorganisaties;
  5° één vertegenwoordiger van de representatieve werknemersorganisaties;
  6° twee externe experts met ervaring of een bijzondere kennis van de materie die eigen is aan de te begeven functie;
  7° twee ambtenaren uit een andere federale overheidsdienst of programmatorische federale overheidsdienst, uit een federaal ministerie, uit een andere openbare instelling van sociale zekerheid dan degene waarvoor een selectieprocedure voor een managementfunctie wordt georganiseerd, uit een federale wetenschappelijke instelling, uit een federale instelling van openbaar nut of uit diensten van de Gewest- of Gemeenschapsregeringen of uit de Colleges van de Gemeenschapscommissies, die functies uitoefenen die minstens gelijkwaardig zijn aan de te begeven managementfunctie;
  8° [1 ...]1.
  [2 Maximaal twee derde van de leden van de selectiecommissie is van hetzelfde geslacht.]2
  [1 De taalpariteit wordt verzekerd binnen elk van de categorieën van leden van de selectiecommissie bedoeld in het eerste lid, 6° en 7°. Het lid bedoeld in het eerste lid, 2° behoort tot een andere taalaanhorigheid dan die van het lid bedoeld in het eerste lid, 3°. Het lid bedoeld in het eerste lid, 4° behoort tot een andere taalaanhorigheid dan die van het lid bedoeld in het eerste lid, 5°. De taalaanhorigheid van de leden, bedoeld in het eerste lid, 2° tot 6°, wordt bepaald door de taal van het getuigschrift of het diploma dat bewijst dat men geslaagd is voor de studies die in aanmerking worden genomen voor de beoordeling van de competentie die nodig is voor de expertiseopdracht. De taalaanhorigheid van de leden, bedoeld in het eerste lid, 7°, wordt bepaald door de taalrol van de ambtenaar of door toepassing van de artikelen 35 tot 41 van de gewone wet van 9 augustus 1980 over de institutionele hervormingen.]1
  De profielen van de [1 ...]1 leden van de selectiecommissie bedoeld in het eerste lid, 2°, 4° en 5° [1 ...]1 worden bepaald in samenspraak met :
  1° het beheerscomité van de betrokken openbare instelling van sociale zekerheid, voor de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal;
  2° het beheerscomité van de betrokken openbare instelling van sociale zekerheid, op voorstel van de betrokken administrateur-generaal, voor de andere managementfuncties.
  Wanneer een managementfunctie wordt vacant verklaard voor kandidaten van twee taalrollen, dient de voorzitter van de selectiecommissie hetzij de kennis van de tweede taal bewezen te hebben conform artikel 43, § 3, derde lid, van de wetten op het gebruik van de talen in bestuurszaken, gecoördineerd op 18 juli 1966 hetzij te worden bijgestaan door een ambtenaar die deze kennis heeft bewezen.
  (Indien een managementfunctie uitsluitend vacant wordt verklaard voor kandidaten van één enkele taalrol, of indien er enkel kandidaten van één enkele taalrol overblijven na het onderzoek van de ontvankelijkheid van de kandidaturen door SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid, wordt de selectiecommissie samengesteld door één enkele vertegenwoordiger per categorie van leden bedoeld in het eerste lid, 2° tot 7°. Ze behoren tot dezelfde taalrol of taalaanhorigheid als deze van de kandidaat. De voorzitter van de selectiecommissie, als hij tot die taalrol of tot deze taalaanhorigheid behoort, dient niet te worden bijgestaan door een ambtenaar bedoeld in het vierde lid.) <KB 2006-10-17/39, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 26-11-2006>
  § 2. De afgevaardigd bestuurder van SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - deelt de samenstelling van de selectiecommissie, [1 ...]1, mee aan de minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken. Deze brengt dadelijk de regeringsleden en het beheerscomité op de hoogte, die over een termijn van zeven werkdagen beschikken om hem hun bezwaren kenbaar te maken. In dit geval legt de minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken een volledig dossier ter beslissing voor aan de Ministerraad, nadat hiervan een kopie werd overgemaakt aan het betrokken regeringslid.
  Als de Ministerraad op basis van het dossier dat voorgelegd werd door de minister die bevoegd is voor ambtenarenzaken, een lid van de selectiecommissie wraakt, benoemt SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - een ander lid; in dat geval is het eerste lid van toepassing.
  § 3. De selectiecommissie kan slechts op geldige wijze overgaan tot het horen van de kandidaten en tot de deliberatie voor zover de meerderheid van de leden aanwezig is, minstens twee van de leden tot de taalrol van de kandidaat behoren en elke categorie van leden bedoeld in § 1, eerste lid, 2° tot 5°, vertegenwoordigd is.
  Alleen de commissieleden die hebben deelgenomen aan het horen van al de kandidaten, kunnen deelnemen aan de deliberatie met het oog op de indeling van de kandidaten in de groepen " geschikt " en " niet geschikt " en in groepen A, B, C of D al naar gelang het gaat om de invulling van de managementfuncties bedoeld in artikel 2, § 1, 1° en 2°, of de managementfuncties bedoeld in artikel (bedoeld in artikel 2, § 1, 3°). Geen enkel lid kan zich onthouden. <KB 2007-12-20/09, art. 9, 1°, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
  Bij staking van stemmen beslist de voorzitter.
  § 4. De kandidaten worden ingelicht over hun indeling in de groep " geschikt " of " niet geschikt " of hun indeling in de groep " geschikt " of in de groepen A, B, C of D en hun rangschikking in de groepen A en B (...) al naar gelang het gaat om de invulling van de managementfuncties bedoeld in artikel 2, § 1, 1° en 2°, of de managementfuncties (bedoeld in artikel 2, § 1, 3°). <KB 2006-10-17/39, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 26-11-2006> <KB 2007-12-20/09, art. 9, 2°, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/15, art. 2, 010; Inwerkingtreding : 19-05-2014. Overgangsbepalingen : art. 16>
  (2)<KB 2021-12-21/16, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 04-02-2022>

Afdeling III. - Werving van de managementfuncties " administrateur-generaal " en " adjunct-administrateur-generaal ".
Art.9. <KB 2004-07-12/40, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 13-08-2004> SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - deelt het resultaat van de procedure bedoeld in artikel 7 mee aan de voorzitter van het beheerscomité van de betrokken instelling, voor wat betreft de functies van administrateur-generaal en van adjunct-administrateur-generaal.
  Met de kandidaten van de groep " geschikt " wordt een aanvullend onderhoud georganiseerd met de bedoeling hen te vergelijken wat betreft hun specifieke competenties, hun relationele en managementvaardigheden zoals bepaald in de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de te begeven managementfunctie. Dit onderhoud wordt geleid :
  1° voor de werving van de administrateur-generaal, door de toezichthoudende minister en de delegatie van het beheerscomité die de bestuursovereenkomst uit naam van de instelling heeft ondertekend;
  2° voor de werving van de adjunct-administrateur-generaal, door de toezichthoudende minister, de delegatie van het beheerscomité die de bestuursovereenkomst uit naam van de instelling heeft ondertekend en de administrateur-generaal.
  Een verslag van elk onderhoud wordt opgemaakt en bij het aanstellingsdossier gevoegd.

Afdeling IV. - De werving van de overige managementfuncties.
Art.10. <KB 2004-07-12/40, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 13-08-2004> § 1. SELOR - Selectiebureau van de Federale Overheid - deelt het resultaat van de procedure bedoeld in artikel 7 mee aan de administrateur-generaal van de betrokken instelling voor wat betreft de andere managementfuncties dan administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal.
  (Er wordt voorzien in een aanvullend gesprek met de kandidaten van groep A om hen op het vlak van hun specifieke competenties, hun relationele vaardigheden en hun leidinggevende capaciteiten te vergelijken met de functiebeschrijving en het competentieprofiel betreffende de in te vullen managementfunctie -1. Dit gesprek wordt gevoerd door de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal.) <KB 2007-12-20/09, art. 10, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
  § 2. Bij uitputting van groep A, wordt de procedure vermeld in § 1 herhaald voor de kandidaten van groep B.
   Een verslag van elk onderhoud wordt opgemaakt en bij het aanstellingsdossier gevoegd.

Afdeling V. - De aanstelling.
Art.11. § 1. De kandidaten, gekozen overeenkomstig de artikelen 9 en 10, worden voor een periode van zes jaar aangesteld :
  1° voor de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal, door de Koning, bij in Ministerraad overlegd besluit, op voorstel van de toezichthoudende minister en het betrokken beheerscomité;
  2° voor de overige managementfuncties, door de Koning, op voorstel van de toezichthoudende minister en het betrokken beheerscomité, na voordracht van de administrateur-generaal.
  § 2. In afwijking van de artikelen 28 tot 33quinquies van het koninklijk besluit van 2 oktober 1937 houdende het statuut van het rijkspersoneel, moeten de houders van een managementfunctie geen proeftijd doormaken.

(HOOFDSTUK III. - Regels betreffende de uitoefening van de managementfuncties.)
Afdeling I. - Het managementplan van de houder van een managementfunctie.
Art.12. In de openbare instellingen van sociale zekerheid bestaat het managementplan en het operationeel plan uit de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels.
  Het bestuursplan wordt zodanig opgemaakt dat de evaluatie van alle houders van een managementfunctie mogelijk is en dat zij, althans gedeeltelijk, actief betrokken worden bij de opmaak en uitvoering ervan.

Afdeling II. - Regels betreffende de uitvoering van de managementfuncties.
Art.13. Tijdens de duur van hun mandaat is, behoudens de afwijkende bepalingen in onderhavig besluit, het statuut van het personeel van de instellingen van sociale zekerheid van toepassing op de houders van een managementfunctie.
  (Voor de toepassing van het statuut van de Rijksambtenaren maken de houders van een managementfunctie deel uit van niveau A. Zij staan hiërarchisch boven de klasse A5.) <KB 2007-12-20/09, art. 12, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>

Art.14. De houder van een managementfunctie die, op het ogenblik van zijn indienstneming vastbenoemd is in de overheidsdiensten, bedoeld in artikel 1, § 1, van de wet van 22 juli 1993 houdende diverse maatregelen inzake ambtenarenzaken, wordt, in afwijking van de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 november 1998 betreffende de verloven en afwezigheden toegestaan aan de personeelsleden van de rijksbesturen, wordt, in ambtshalve verlof voor opdracht van algemeen belang geplaatst voor de duur van zijn mandaat. Zijn betrekking kan vacant worden verklaard na twee jaar en intussen kan er enkel in voorzien worden door middel van een contractuele tewerkstelling of hogere functies.

Art.15.De houder van een managementfunctie oefent zijn taak voltijds uit.
  Tijdens zijn mandaat kan hij :
  1° geen verlof voor loopbaanonderbreking krijgen, tenzij het om ouderschapsverlof, palliatieve verzorging en verzorging in geval van ernstige ziekte gaat;
  2° geen verlof krijgen om zich kandidaat te stellen voor Europese verkiezingen, voor verkiezingen van de federale wetgevende kamers, van de gewest- en gemeenschapsraden of van de provincie- of gemeenteraden of om een ambt uit te oefenen in een beleidscel of het kabinet van een minister of een Staatssecretaris of in het kabinet van de voorzitter of van een lid van de Regering van een Gemeenschap, van een Gewest, van het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie of van het College van de Franse Gemeenschapscommissie;
  3° geen verlof krijgen voor een stage of een proefperiode in een andere betrekking van een openbare dienst;
  4° [2 ...]2;
  5° geen verlof krijgen om in vredestijd prestaties te verrichten bij het Korps Civiele Bescherming als vrijwilliger bij dit korps;
  6° geen verlof krijgen om minder-validen en zieken te vergezellen en bij te staan;
  7° geen verlof voor opdracht van algemeen belang krijgen;
  8° [1 geen toelating verkrijgen om zijn functies uit te oefenen met verminderde prestaties voor persoonlijke aangelegenheid, met de vierdagenweek met en zonder premie en halftijds te werken vanaf 50 of 55 jaar]1
  9° geen afwezigheid van lange duur voor persoonlijke aangelegenheden krijgen;
  10° geen verlof krijgen zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 12 augustus 1993 betreffende het verlof toegekend aan bepaalde, ter beschikking van de Koning of de Prinsen of Prinsessen van België gestelde personeelsleden van de rijksdiensten en in het koninklijk besluit van 2 april 1975 betreffende het verlof dat aan sommige personeelsleden in overheidsdienst wordt verleend voor het verrichten van bepaalde prestaties ten behoeve van erkende politieke groepen, respectievelijk ten behoeve van de voorzitters van die groepen in de wetgevende vergaderingen van de Staat en van de Gemeenschappen of de Gewesten.
  ----------
  (1)<KB 2012-09-20/02, art. 20, 008; Inwerkingtreding : 01-10-2012>
  (2)<KB 2024-05-18/07, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art.16. <KB 2007-12-20/09, art. 13, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008> Artikel 15 van het koninklijk besluit van 29 oktober 2001 betreffende de aanduiding en de uitoefening van de managementfuncties in de federale overheidsdiensten en de programmatorische federale overheidsdiensten is van toepassing op de houders van managementfuncties bedoeld in artikel 2, § 1, van onderhavig besluit.

(HOOFDSTUK IV. - De evaluatie van de houder van een managementfunctie.)
Art.17.§ 1. [2 Elke houder van een managementfunctie wordt tijdens zijn mandaat jaarlijks geëvalueerd. De evaluatieperiode loopt van 1 januari tot 31 december.
   De eerste evaluatiecyclus start echter bij de aanvang van het mandaat en eindigt op 31 december van het eerste volledige kalenderjaar.
   De laatste evaluatiecyclus start echter op 1 januari van het laatste volledige kalenderjaar en eindigt zes maanden vóór het verstrijken van het mandaat.
   Elke cyclus wordt met een tussentijdse evaluatie afgesloten. De laatste cyclus echter wordt met een eindevaluatie afgesloten.
   Indien de houder van een managementfunctie meer dan de helft van de evaluatieperiode afwezig is bekomt hij geen evaluatie en is artikel 19, § 11 van toepassing.]2
  § 2. De administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal worden geëvalueerd op basis van verslagen voorzien in artikel 8, § 3, derde lid van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd door de programmawet van 12 december 1997, rekening houdend met de te evalueren jaren en de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd.
  [1 Deze verslagen bevatten een specifiek onderdeel dat betrekking heeft op de persoonlijke bijdrage van de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal aan de uitvoering van de bestuursovereenkomst of op tijdens het overleg besproken feitelijke elementen die een belangrijke weerslag hebben op de uitoefening van de managementfunctie.]1
  [2 De administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal worden eveneens geëvalueerd op basis van de tijdige realisatie en de kwaliteit van het geheel van de evaluaties doorgevoerd binnen de dienst waarover zij de verantwoordelijkheid hebben.]2
  § 3. De houders van de managementfuncties anders dan die bedoeld in paragraaf 2 worden geëvalueerd op basis van de wijze waarop de dienst die zij beheren, heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen vervat in de bestuursovereenkomst, zoals voorzien in het bestuursplan voorzien in artikel 10, eerste lid van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd door de programmawet van 12 december 1997, rekening houdend met de te evalueren jaren en de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd.
  [2 De houders van de managementfuncties anders dan die bedoeld in paragraaf 2 worden eveneens geëvalueerd op basis van de tijdige realisatie en de kwaliteit van het geheel van de evaluaties doorgevoerd binnen de dienst waarover zij de verantwoordelijkheid hebben.]2
  [1 ...]1.
  § 4. De evaluatie van de houders van een managementfunctie gebeurt :
  1° voor de administrateur-generaal, door de toezichthoudende minister, op voorstel van het beheerscomité. [1 Indien de evaluatie door de toezichthoudende minister niet plaatsvindt binnen een termijn van twee maanden na het overmaken van het voorstel, wordt het voorstel van het beheerscomité definitief.]1;
  2° voor de adjunct-administrateur-generaal, door de toezichthoudende minister op voorstel van het beheerscomité en de administrateur-generaal [1 Indien de evaluatie door de toezichthoudende minister niet plaatsvindt binnen een termijn van twee maanden na het overmaken van het voorstel, wordt het voorstel van het beheerscomité en de administrateur-generaal definitief.]1;
  3° voor de houder van de managementfunctie -1, door de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal;
  4° (...); <KB 2007-12-20/09, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
  5° (...). <KB 2007-12-20/09, art. 15, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/15, art. 3, 010; Inwerkingtreding : 19-05-2014. Overgangsbepalingen : art. 18>
  (2)<KB 2016-08-03/05, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (overgangsbepalingen art. 7)>

Art.18. In de evaluaties wordt rekening gehouden met de mate waarin de Belgische Staat zijn verplichtingen tegenover de betrokken openbare instelling van sociale zekerheid is nagekomen.

Art.19.[1 § 1. Op het einde van elke evaluatiecyclus nodigt de evaluator de houder van de managementfunctie uit voor een evaluatiegesprek. Als voorbereiding op dit gesprek maakt de te evalueren persoon een zelfevaluatie op die hij twintig kalenderdagen vóór het gesprek doorstuurt naar de evaluator. Die schriftelijke zelfevaluatie wordt bij het evaluatiedossier gevoegd.
   Een door de evaluator aangewezen secretaris kan aan het evaluatiegesprek deelnemen.
   § 2. Na het evaluatiegesprek werkt de evaluator het evaluatieverslag uit dat binnen vijftien kalenderdagen na het evaluatiegesprek tegen ontvangst aan de geëvalueerd e wordt bezorgd.
   § 3. Elke evaluatie wordt afgesloten met één van de volgende vermeldingen : "uitstekend", "voldoet aan de verwachtingen", "te ontwikkelen", of "onvoldoende".
   § 4. De evaluatie van de houder van de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal wordt besloten met de vermelding " onvoldoende " als uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2, blijkt dat de doelstellingen bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12, en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd, niet zijn verwezenlijkt tijdens de geëvalueerde periode.
   De evaluatie van de houders van de managementfuncties anders dan die bedoeld in artikel 17, paragraaf 2 wordt besloten met de vermelding "onvoldoende" als uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2, blijkt dat de doelstellingen voor de dienst die zij beheren, bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12, en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd, niet zijn verwezenlijkt tijdens de geëvalueerde periode.
   § 5. De evaluatie van de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal wordt besloten met de vermelding "te ontwikkelen" als uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2, blijkt dat de doelstellingen, bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12, en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd, slechts gedeeltelijk zijn verwezenlijkt tijdens de geëvalueerde periode.
   De evaluatie van de houders van de managementfuncties anders dan die bedoeld in artikel 17, paragraaf 2 wordt besloten met de vermelding "te ontwikkelen" als uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2, blijkt dat de doelstellingen voor de dienst die zij beheren, bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12, en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd, slechts gedeeltelijk zijn verwezenlijkt tijdens de geëvalueerde periode.
   § 6. De evaluatie van de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal wordt besloten met de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" als uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2, blijkt dat de meeste doelstellingen bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12, en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd, werden verwezenlijkt.
   De evaluatie van de houders van de managementfuncties anders dan die bedoeld in artikel 17, paragraaf 2 wordt besloten met de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" als uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2, blijkt dat de meeste doelstellingen voor de dienst die zij beheren, bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12, en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd, werden verwezenlijkt.
   § 7. De evaluatie van de administrateur-generaal en de adjunct-administrateur-generaal wordt besloten met de vermelding "uitstekend" als uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2, blijkt dat grotendeels de doelstellingen bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12, en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd, werden verwezenlijkt en dat sommige overtroffen werden.
   De evaluatie van de houders van de managementfuncties anders dan die bedoeld in artikel 17, paragraaf 2 wordt besloten met de vermelding "uitstekend" als uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2, blijkt dat grotendeels de doelstellingen voor de dienst die zij beheren, bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12, en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de functie worden gepreciseerd, werden verwezenlijkt en dat sommige overtroffen werden.
   § 8. Er wordt geen rekening gehouden met de doelstellingen waarvan het niet bereiken geenszins afhing van de verantwoordelijkheid van de geëvalueerde.
   § 9. In voorkomend geval, kan aan een houder van een managementfunctie, mits een specifieke motivering, een voor hem minder gunstige vermelding worden toegekend dan deze die zou worden toegekend met toepassing van de §§ 4 tot en met 7 indien uit de verslagen bedoeld in artikel 17, paragraaf 2 blijkt dat de houder van de managementfunctie slechts een kleine persoonlijke bijdrage heeft geleverd aan het bereiken van de doelstellingen bepaald in de bestuursovereenkomst en het bestuursplan bedoeld in artikel 12 en in het bijzonder in de resultaatdomeinen die in het functieprofiel van de houder van de managementfunctie worden gepreciseerd of dat de feitelijke elementen besproken tijdens het overleg een negatieve weerslag hebben op de uitoefening van de managementfunctie.
   § 10. De eindevaluatie van de houder van de managementfunctie wordt gestaafd met de beschrijvende evaluatieverslagen betreffende de verstreken periodes voor de tussentijdse evaluaties en de totale periode van het mandaat voor de eindevaluatie.
   § 11. Indien de houder van de managementfunctie geen evaluatie heeft gekregen, wordt hem van rechtswege de vermelding " voldoet aan de verwachtingen " toegekend.
   § 12. [2 ...]2 ]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/15, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 19-05-2014. Overgangsbepalingen : art. 17>
  (2)<KB 2016-08-03/05, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (overgangsbepalingen art. 7)>

Art. 19bis.[1 § 1. Het evaluatiedossier van de houder van de managementfunctie bestaat uit :
   1° een identificatiefiche met de persoonlijke gegevens en het aanstellingsbesluit;
   2° een gevalideerde functiebeschrijving;
   3° de bestuursovereenkomst, het bestuursplan en de verslagen bedoeld in het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd door de programmawet van 12 december 1997;
   4° in voorkomend geval, de verslagen over de functioneringsgesprekken en/of ieder ander document dat inzicht verschaft in de aanpassingen, de afspraken en de schikkingen die tussen de geëvalueerde houder van de managementfunctie en zijn evaluator werden getroffen;
   5° de zelfevaluatie van de houder van de managementfunctie;
   6° de beschrijvende evaluatieverslagen;
   7° eventueel dossier van het ingestelde beroep.
   De geëvalueerde kan documenten laten opnemen in zijn evaluatiedossier.
   De evaluatiedossiers worden bewaard bij de directeur van de stafdienst personeel en organisatie van de betrokken overheidsdienst."
   § 2. Het evaluatiedossier is toegankelijk voor de geëvalueerde houder van de managementfunctie, de directeur van de stafdienst personeel en organisatie van de betrokken overheidsdienst alsook voor de evaluator.
   De toezichthoudende minister en/of de staatssecretaris, alsook de administrateur-generaal van de openbare instelling van sociale zekerheid hebben eveneens toegang tot de evaluatiedossiers van de houders van een managementfunctie die onder hun bevoegdheid, binnen hun activiteitsgebied of onder hun gezag vallen.
   § 3. Na afloop van elk evaluatiegesprek wordt een kopie van het aangepaste evaluatiedossier medegedeeld aan de voorzitter van het directiecomité van de [2 Federale overheidsdienst Beleid en Ondersteuning]2 die belast is met de kwaliteitscontrole van de evaluatieprocedure van de houders van een managementfunctie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-04-19/15, art. 5, 010; Inwerkingtreding : 19-05-2014. Overgangsbepalingen : art. 17>
  (2)<KB 2021-09-30/18, art. 20, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.20.<KB 2006-10-12/57, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2006> § 1. [1 De administrateur-generaal of de adjunct-administrateur-generaal wiens tussentijdse evaluatie resulteert in de vermelding " onvoldoende " of wiens eindevaluatie niet resulteert in de vermelding "uitstekend", kan, per aangetekende brief, een beroep instellen bij een beperkt comité, binnen vijftien kalenderdagen na betekening van het evaluatieverslag.]1
  Dit comité is samengesteld uit vier leden van de regering, van wie drie van dezelfde taalaanhorigheid als de geëvalueerde, en daartoe aangeduid door de Ministerraad en uit vier vertegenwoordigers van de representatieve werkgevers- en werknemersorganisaties, van wie drie van dezelfde taalaanhorigheid als de geëvalueerde, en daartoe aangeduid door de Nationale Arbeidsraad.
  In afwijking van het tweede lid, is het beperkt comité bevoegd voor het ontvangen van het beroep van de administrateur-generaal of van de adjunct-administrateur-generaal van het Rijksinstituut voor de Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen samengesteld uit drie leden van de regering, van wie twee van dezelfde taalaanhorigheid als de geëvalueerde, en daartoe aangeduid door de Ministerraad, en uit drie vertegenwoordigers van de representatieve zelfstandigenorganisaties, van wie twee van dezelfde taalaanhorigheid als de geëvalueerde, en daartoe aangeduid door de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de Kleine en Middelgrote Ondernemingen.
  De voogdijminister die de rol van evaluator van de houder van de managementfunctie op zich heeft genomen mag niet aanwezig zijn bij, noch deelnemen aan de beraadslaging van het beperkt comité. Hij kan echter wel gehoord worden.
  Het beroep wordt ingesteld bij het secretariaat van de Ministerraad en is opschortend. [1 In voorkomend geval wordt het mandaat verlengd tot het einde van de in dit artikel bedoelde beroepsprocedure.]1.
  § 2. [1 De houders van een managementfunctie -1, wiens tussentijdse evaluatie resulteert in de vermelding " onvoldoende " of wiens eindevaluatie niet resulteert in de vermelding "uitstekend", kan, per aangetekende brief, een beroep instellen bij een comité opgericht bij de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren en comité van beroep genoemd. Het beroep wordt ingesteld binnen vijftien kalenderdagen na betekening van het evaluatieverslag.]1
  Het comité omvat een Nederlandstalige en een Franstalige afdeling. De taalrol van de houder van de managementfunctie bepaalt voor welke afdeling hij verschijnt.
  Elke afdeling is samengesteld uit zes administrateurs-generaal en/of adjunct-administrateurs-generaal, door Ons aangewezen op voordracht van de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren. Ze wordt voorgezeten door het oudste lid, dat een ondervoorzitter aanwijst die de voorzitter in geval van afwezigheid vervangt.
  De administrateurs- generaal en/of adjunct-administrateurs-generaal die aan het evaluatieproces van de houder van een managementfunctie -1, (...) deelgenomen hebben, mogen noch de beraadslaging van de afdeling bijwonen, noch eraan deelnemen. Ze kunnen evenwel gehoord worden. <KB 2007-12-20/09, art. 17, 006; Inwerkingtreding : 08-02-2008>
  Het beroep wordt ingediend bij de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren, die, in elke zaak, een griffierverslaggever aanwijst; deze laatste is niet stemgerechtigd.
  Het comité maakt een huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de minister tot wiens bevoegdheid de ambtenarenzaken behoren.
  Het beroep is opschortend.
  § 3. De houder van de managementfunctie wordt opgeroepen, uiterlijk acht werkdagen voor de zitting, ten einde zijn verweermiddelen uiteen te zetten. Hij dient persoonlijk te verschijnen. Hij mag zich laten bijstaan door een persoon naar keuze. De verdediger mag op geen enkel ogenblik en in welke hoedanigheid ook deelgenomen hebben aan de evaluatieprocedure van de houder van de managementfunctie.
  Met het oog op de beroepszitting wordt de betrokkene de mogelijkheid geboden zijn evaluatiedossier te raadplegen.
  Indien de houder van de managementfunctie of zijn verdediger, ofschoon behoorlijk opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt, doet het beroepsorgaan uitspraak op grond van de stukken van het dossier. Hetzelfde geldt zodra de zaak voor de tweede maal ter zitting komt, zelfs indien de houder van de managementfunctie of zijn verdediger een geldige reden kan aanvoeren.
  De afwezigheid van de verdediger is, behoudens overmacht, geen reden van uitstel.
  Het beroepsorgaan hoort iedereen en verzamelt alle nodige gegevens opdat het met volle kennis van zaken zich kan uitspreken.
  4. [1 Het beroepsorgaan kan slechts op een rechtsgeldige manier de houder van de managementfunctie horen en beraadslagen voor zover de meerderheid van de leden aanwezig is. De stemming is geheim. Bij staking van stemmen bestaat het advies in het voorstel om de vermelding toe te kennen die onmiddellijk hoger is dan deze die toegekend was.]1
  § 5. [1 Het beroepsorgaan brengt zijn advies uit binnen de maand die volgt op de indiening van het beroep en bezorgt het onmiddellijk aan de evaluator en de verzoeker.
   De evaluator kent de definitieve vermelding toe binnen een termijn van vijftien kalenderdagen en deelt ze onmiddellijk mee aan de geëvalueerde.]1
  § 6. Het beroepsorgaan kan zich laten bijstaan door een specialist in de evaluatiemethoden van de federale overheid.
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/15, art. 6, 010; Inwerkingtreding : 19-05-2014. Overgangsbepalingen : art. 17>

(HOOFDSTUK V. - [1 Einde van het mandaat, niet-hernieuwing ervan en tijdelijke vervanging]1   ----------   (1)
Afdeling I. - Het einde van rechtswege van het mandaat [1 en tijdelijke vervanging]1.   ----------   (1)
Art.21.[1 § 1. Het mandaat eindigt van rechtswege en zonder dat het aan de mandaathouder moet worden betekend :
   1° op het einde van de periodes bedoeld in artikel 11;
   2° wanneer de houder van de managementfunctie de leeftijd van 65 jaar bereikt;
   3° als de houder van de managementfunctie in een andere managementfunctie wordt aangesteld, vanaf de eerste dag dat hij de nieuwe functie effectief uitoefent;
   4° als de houder effectief één van de in artikel 15 bedoelde verloven geniet.
   § 2. Als de houder van de managementfunctie de leeftijd van 65 jaar bereikt tijdens het mandaat, kan hij vragen zijn mandaat te verlengen tot het einde ervan, per maximale periode van een jaar. De organen bedoeld in artikel 9, tweede lid, en artikel 10, § 1, tweede lid, nemen een met reden omklede beslissing. De verlengingsaanvraag wordt ingediend minstens 6 maanden voor de datum van de 65e verjaardag of van het einde van de verlenging.
   § 3. De toezichthoudende minister en/of staatssecretaris kan het mandaat van de houder van de managementfunctie verlengen als de procedure om hem te vervangen ingezet werd, op een regelmatige wijze vervolgd wordt maar nog niet heeft geleid tot een aanstelling. In het geval van een managementfunctie -1 kan alleen over de verlenging worden beslist door de toezichthoudende minister of staatssecretaris op voordracht van de administrateur-generaal. De verlenging is beperkt tot zes maanden en is hernieuwbaar. De hernieuwing van de verlenging van een mandaat van administrateur-generaal of adjunct-administrateur-generaal wordt ondergeschikt aan het eensluidend advies van de in raad vergaderde ministers.
   § 4. De toezichthoudende minister en/of staatssecretaris kan voorzien in de tijdelijke vervanging van een houder van een managementfunctie, bij een definitief vacant verklaarde betrekking, door een andere houder van een managementfunctie of een rijksambtenaar van de klassen A4 of A5 ermee te belasten dat mandaat uit te oefenen, als de vervangingsprocedure ingezet werd, op een regelmatige wijze vervolgd wordt maar nog niet heeft geleid tot een aanstelling. Deze persoon maakt bij voorkeur deel uit van dezelfde openbare instelling van sociale zekerheid. In het geval van een managementfunctie -1 kan alleen over de verlenging worden beslist door de toezichthoudende minister of staatssecretaris op voordracht van de administrateur-generaal.
   De vervanger ontvangt gedurende deze vervanging maandelijks de directiepremie verbonden aan de uitoefening van een staf- of directiefunctie behorend tot klasse A5 zoals voorzien in artikel 28septies van dit besluit en dit voor de maximale duur van één jaar.
   § 5. Indien geen voordracht van verlenging of vervanging gedaan wordt door de administrateur-generaal, een maand voor het aflopen van het mandaat en de procedure nog niet heeft geleid tot een aanstelling, kan de minister of de staatssecretaris beslissen over de verlenging of de vervanging van de managementfunctie.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/15, art. 9, 010; Inwerkingtreding : 19-05-2014>

Afdeling II. - De vroegtijdige beëindiging van het mandaat.
Art.22.[1 Wanneer de evaluatie, bedoeld in artikel 19, leidt tot een vermelding "onvoldoende", eindigt het mandaat op de eerste dag van de maand na die waarin de vermelding werd toegekend.
   § 2. De houder van een managementfunctie, van wie het mandaat vroegtijdig werd beëindigd omwille van een vermelding "onvoldoende", en die geen beroepsinkomen of rustpensioen geniet of zou kunnen genieten, ontvangt een beëindigingsvergoeding.
   § 3. De beëindigingvergoeding is gelijk aan een twaalfde van de jaarlijkse bezoldiging van de houder van de managementfunctie.
   Onder jaarlijkse bezoldiging, moet worden verstaan : de wedde die verschuldigd had moeten zijn voor twaalf maanden, berekend overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde.
   Al naargelang de vermelding "onvoldoende" wordt toegekend bij de eindevaluatie, bij de derde, vierde of vijfde tussentijdse evaluatie of bij de eerste of tweede tussentijdse evaluatie, verkrijgt de houder van de managementfunctie acht maal, zes maal of drie maal de beëindigingvergoeding, berekend overeenkomstig het eerste en het tweede lid.
   De beëindigingvergoeding wordt maandelijks uitbetaald, mits maandelijkse voorlegging door de belanghebbende van een verklaring op eer waaruit blijkt dat hij gedurende de betrokken periode geen beroepsinkomen, of rustpensioen heeft genoten zoals bepaald in § 2. Indien door de belanghebbende een valse verklaring op eer wordt afgelegd, is deze een bedrag verschuldigd dat overeenstemt met de onterecht uitgekeerde beëindigingvergoeding of beëindigingvergoedingen.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/15, art. 10, 010; Inwerkingtreding : 19-05-2014>

Art.23. Indien de houder van een managementfunctie vraagt om zijn mandaat te beëindigen, is, als de organen (bedoeld in artikel 9 of in artikel 10) naargelang de managementfunctie, akkoord gaan, een opzegging van zes maanden vereist. Die termijn kan in onderling akkoord worden verkort. De bepalingen inzake een andere aanstelling bedoeld in artikel 22, § 3, zijn in dit geval eveneens van toepassing. <KB 2004-07-12/40, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 13-08-2004>

Afdeling III. - [1 Niet-hernieuwing]1   ----------   (1)
Art. 23bis.[1 § 1. De houder van een managementfunctie van wie de eindevaluatie aanleiding heeft gegeven tot de vermelding " uitstekend " of " voldoet aan de " en die, na deelname aan een nieuwe vergelijkende selectie geen nieuw mandaat krijgt of van wie de managementfunctie niet meer vacant wordt verklaard, ontvangt een herintegratievergoeding.
  [2 Wanneer overeenkomstig artikel 19, § 11, aan de houder van de managementfunctie aan het einde van het mandaat de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" van rechtswege wordt toegekend, is het eerste lid alleen van toepassing voor zover de laatste effectieve tussentijdse evaluatie minstens resulteerde in de vermelding "voldoet aan de verwachtingen".]2
   § 2. De herintegratievergoeding is gelijk aan een twaalfde van de jaarlijkse bezoldiging van de houder van de managementfunctie.
   Onder jaarlijkse bezoldiging, moet worden verstaan : de wedde die verschuldigd had moeten zijn voor twaalf maanden, berekend overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde.
   § 3. In afwijking van § 2 bestaat voor de in artikel 14 vermelde houder van een managementfunctie de herintegratievergoeding uit een forfaitaire som dewelke overeenstemt met één twaalfde van het verschil tussen enerzijds, de wedde zoals vastgesteld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde en anderzijds, het beroepsinkomen dat de houder van de managementfunctie zal genieten in de maand volgend op het einde van zijn mandaat.
   De herintegratievergoeding wordt toegekend mits het afleggen door de betrokkene van een verklaring op eer met de vermelding van de maandwedde waarop hij recht heeft of recht zou hebben bij voltijdse prestaties.
   § 4. Indien de eindevaluatie aanleiding gegeven heeft tot de vermelding " uitstekend ", verkrijgt de houder van de managementfunctie bedoeld in § 1 door een eenmalige betaling twaalf keer de herintegratievergoeding berekend conform § 2 of § 3.
   Indien de eindevaluatie aanleiding gegeven heeft tot de vermelding " voldoet aan de verwachtingen ", verkrijgt de houder van de managementfunctie bedoeld in § 1 de herintegratievergoeding berekend conform § 2 of § 3 volgens de volgende modaliteiten :
   1° indien hij één mandaat volbracht heeft, verkrijgt hij tien keer het bedrag van de herintegratievergoeding door een eenmalige betaling;
   2° indien hij twee of meerdere aansluitende mandaten voor dezelfde functie volbracht heeft, verkrijgt hij twaalf keer het bedrag van de herintegratievergoeding door een eenmalige betaling.
   § 5. Indien de rechthebbende op de herintegratievergoeding binnen de 12 maanden na het einde van zijn mandaat de pensioengerechtigde leeftijd bereikt, is § 4 van toepassing. Niettemin wordt in dit geval het bedrag van de herintegratievergoeding, berekend conform § 2 of § 3, vermenigvuldigd met het aantal maanden tussen het einde van het mandaat en de aanvang van het pensioen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-04-19/15, art. 12, 010; Inwerkingtreding : 19-05-2014>
  (2)<KB 2016-08-03/05, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (overgangsbepalingen art. 7)>

Art. 23ter.[1 De houder van een managementfunctie, van wie de eindevaluatie werd besloten met de vermelding "te ontwikkelen" en die geen beroepsinkomen of rustpensioen geniet of zou kunnen genieten, ontvangt een beëindigingvergoeding.
   De beëindigingvergoeding is gelijk aan een twaalfde van de jaarlijkse bezoldiging van de houder van de managementfunctie.
   Onder jaarlijkse bezoldiging moet worden verstaan : de wedde die verschuldigd had moeten zijn voor twaalf maanden, berekend overeenkomstig artikel 3 van het koninklijk besluit van 11 juli 2001 betreffende de weging van de management- en staffuncties in de federale overheidsdiensten en tot vaststelling van hun wedde.
   De houder van de managementfunctie verkrijgt tien maal de beëindigingvergoeding, berekend overeenkomstig het tweede en derde lid. De vergoeding wordt echter verminderd tot zes maal indien het mandaat minder dan zes jaar heeft geduurd.
   De beëindigingvergoeding wordt maandelijks uitbetaald, mits maandelijkse voorlegging door de belanghebbende van een verklaring op eer waaruit blijkt dat hij gedurende de betrokken periode geen beroepsinkomen of pensioen heeft genoten in de zin van het derde lid. Indien door de belanghebbende een valse verklaring op eer wordt voorgelegd, is deze een bedrag verschuldigd dat overeenstemt met de onterecht uitgekeerde beëindigingvergoeding of beëindigingvergoedingen.]1
  [2 Dit artikel is onder dezelfde voorwaarden ook van toepassing op de houder van een managementfunctie van wie de eindevaluatie wordt van rechtswege afgesloten met de vermelding "voldoet aan de verwachtingen", in toepassing van artikel 19, § 11, maar die de herintegratievergoeding, bepaald in artikel 23bis, niet kan krijgen.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-04-19/15, art. 13, 010; Inwerkingtreding : 19-05-2014>
  (2)<KB 2016-08-03/05, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (overgangsbepalingen art. 7)>

(HOOFDSTUK VI. - Hernieuwing van het mandaat.)
Art.24.(Indien het mandaat van de houder van een managementfunctie verstrijkt en deze houder zijn kandidatuur stelt voor dezelfde functie binnen zijn openbare instelling van sociale zekerheid, geven de organen bedoeld in artikel 9 of artikel 10, naargelang de managementfunctie, hem een nieuw mandaat, overeenkomstig artikel 11, voor zover hij de [1 minimaal de eindvermelding "voldoet aan de verwachtingen" heeft gekregen na het eerste mandaat en "uitstekend" na het tweede of volgende mandaten]1.) <KB 2006-10-12/57, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  In afwijking van de bepalingen van de [1 afdeling II tot IV van Hoofdstuk II]1, wordt hij in dit geval geacht (te hebben voldaan aan de in artikel 7 vermelde vergelijkende selectie), zonder dat er een nieuwe selectieprocedure moet worden georganiseerd. <KB 2004-07-12/40, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 13-08-2004>
  [1 Het eerste lid is alleen van toepassing als de functiebeschrijving noch grondig werd gewijzigd, noch in een andere klasse werd gewogen.]1
  [2 Wanneer overeenkomstig artikel 19, § 11 aan de houder van de managementfunctie aan het einde van het mandaat de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" van rechtswege wordt toegekend, is het eerste lid alleen van toepassing voor zover de laatste effectieve tussentijdse evaluatie minstens resulteerde in de vermelding "voldoet aan de verwachtingen" tijdens het eerste mandaat en de vermelding "uitstekend" tijdens het tweede of de volgende mandaten.]2
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/15, art. 14, 010; Inwerkingtreding : 19-05-2014. Overgangsbepalingen : art. 18>
  (2)<KB 2016-08-03/05, art. 5, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (overgangsbepalingen art. 7)>

(HOOFDSTUK VII. - De weging van de managementfuncties.)
Art.25. De weging van de managementfuncties, zoals bedoeld in artikel 2, § 1, hun indeling in een klasse en de wedde die er uit voortvloeit, worden door Ons bepaald bij in Ministerraad overlegd besluit.
  De managementfunctie bedoeld in artikel 2, § 1, 2°, wordt ingedeeld in de klasse die lager is dan deze waarin de managementfunctie, bedoeld in artikel 2, § 1, 1° van dezelfde instelling is ingedeeld.

Art.26. De betrokken Minister formuleert voor elke openbare instelling van sociale zekerheid waarvoor hij bevoegd is, voorstellen voor de weging van de functies van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal.
  Een erkend expert die door het College van openbare instellingen van sociale zekerheid wordt aangesteld, formuleert voorstellen voor de weging van de andere managementfuncties van alle openbare instellingen van sociale zekerheid.

Art.27. § 1. De Ministerraad legt de weging vast van de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal, op voorstel van de bevoegde minister, na overleg met de Ministers van Ambtenarenzaken en Begroting.
  De Beheerscomités bepalen de weging van de andere managementfuncties op voorstel van de administrateur-generaal na akkoord van de Ministers van Ambtenarenzaken en Begroting.
  § 2. Het resultaat van die wegingen wordt in de betrokken besluiten of aanstelling opgenomen.

Art.28. Alle functies vermeld in artikel 2 worden om de zes jaar vanaf de inwerkingtreding van onderhavig besluit, herwogen.
  De houders van een managementfunctie die in functie zijn op het ogenblik van de herweging bedoeld in het eerste lid, behouden als wedde het resultaat van hun oorspronkelijke weging tot het einde van hun mandaat.

TITEL III. - De staffuncties en de directiefuncties.
Art. 28bis. <ingevoegd bij KB 2007-12-20/09, art. 21; Inwerkingtreding : 08-02-2008> § 1. Een of meerdere staffuncties kunnen worden gecreëerd in heel of een deel van één of meerdere van de volgende domeinen :
  1° Personeel en Organisatie;
  2° Budget en Beheerscontrole;
  3° Informatie- en Communicatietechnologie;
  4° Interne Audit, volgens bepalingen door Ons vastgelegd in een in Ministerraad overlegd besluit.
  Er kan door Ons worden voorzien in extra staffuncties in het organigram van elke openbare instelling van sociale zekerheid, op voordracht van het beheerscomité mits het akkoord van de ministers die respectievelijk ambtenarenzaken en begroting onder hun bevoegdheden hebben.
  De staffuncties bedoeld in het eerste lid kunnen worden uitgeoefend in het kader van één of meerdere managementfuncties -1. In deze veronderstelling zijn enkel de bepalingen van titel II van toepassing op de houder van deze managementfunctie.
  § 2. In het niveau A kunnen de klassen A3, A4 en A5 directiefuncties omvatten.
  § 3. De functies die, voor de wegingsmatrices die voorkomen in kolom 1 van de hiernavolgende tabel, en ten minste de vereiste kenmerken uit kolom 2 van dezelfde tabel vertonen, kunnen worden beschouwd als directiefuncties of als staffuncties :

12
--
Technische expertiseAlgemene expertise inzake ondernemersprincipes en
 het aansturen van verschillende activiteiten die
 gericht zijn op meerdere doelen en/of doorgedreven
 expertise van de grondslagen, methodes en
 principes binnen een gespecialiseerd vakdomein,
 met kennis van interagerende vakgebieden.
Omgaan met informatieGericht op verbetering en ontwikkeling van
 procedures, technieken en methodes door het
 aanbrengen van creatieve en innovatieve ideeen
 binnen een complexe kennisomgeving.
Omgaan met takenGericht op het formuleren van objectieven voor het
 betrokken organisatieonderdeel, het uittekenen van
 plannen, het organiseren van activiteiten en het
 beheren van tijd, activiteiten en middelen binnen
 algemene richtlijnen met strategisch doel en een
 controle achteraf.
LeidinggevenGericht op het ontwikkelen en begeleiden van hoog
 gekwalificeerde medewerkers die heterogene
 activiteiten verrichten.
InterpersoonlijkeGericht op het advies geven aan anderen, het
relatiesondersteunen van beslissingen en het opbouwen van
 een vertrouwensrelatie met de verschillende
 publieksgroepen op basis van persoonlijke
 geloofwaardigheid en expertise.

  § 4. De directiefuncties alsook hun aantal en de klasse van het niveau A waartoe ze behoren worden vastgelegd door het beheerscomité mits akkoord van de ministers tot wiens respectievelijke bevoegdheid ambtenaren en begroting behoort.
  Het aantal van de staffuncties en de klasse van het niveau A waartoe ze behoren worden vastgelegd door het beheerscomité mits akkoord van de minister tot wiens respectievelijke bevoegdheid ambtenarenzaken en begroting behoort.
  § 5. Er wordt voorzien in staffuncties en directiefuncties door een aanstelling voor een duur van zes jaar.
  De ambtenaren belast met een staffunctie dragen de titel van functioneel directeur tijdens hun aanstelling. De ambtenaren belast met een directiefunctie dragen de titel van directeur tijdens hun aanstelling.
  De aanstelling eindigt van rechtswege :
  1° na afloop van de periode van zes jaar;
  2° wanneer de houder van de staffunctie of van de directiefunctie de leeftijd van 65 jaar bereikt;
  3° wanneer de houder van de staffunctie of van de directiefunctie bevorderd wordt door verhoging naar de hogere klasse, behalve indien het beheerscomité beslist zijn aanstelling te bevestigen.
  De houder van een staffunctie of van een directiefunctie kan vragen dat een einde wordt gesteld aan zijn aanstelling, mits een opzegtermijn van zes maanden. Indien het beheerscomité akkoord gaat, kan deze termijn worden ingekort.
  In de in het derde lid, 1° en 3° bedoelde gevallen kan de aanstelling verlengd worden voor maximaal zes maanden.
  Op het einde van de periode van aanstelling wordt de houder van de staffunctie of van de directiefunctie ter beschikking van zijn dienst van oorsprong gesteld, behalve in het in het derde lid, 2°, bedoelde geval.

Art. 28ter. <ingevoegd bij KB 2007-12-20/09, art. 21; Inwerkingtreding : 08-02-2008> § 1. Indien de staffunctie of de directiefunctie aan de klasse A5 behoort, wordt een beroep gedaan op de ambtenaren van de openbare instelling van sociale zekerheid waar de functie vacant is, die benoemd zijn in de klasse A5 en A4 en die voldoen aan de eisen die zijn vastgesteld in de functiebeschrijving.
  § 2. Indien de staffunctie of de directiefunctie aan de klasse A4 behoort, wordt een beroep gedaan op de ambtenaren van de openbare instelling van sociale zekerheid waar de functie vacant is die benoemd zijn in de klasse A3 en A4 en die voldoen aan de eisen die zijn vastgesteld in de functiebeschrijving.
  § 3. Indien de staffunctie of de directiefunctie aan de klasse A3 behoort, wordt een beroep gedaan op de ambtenaren die benoemd zijn in de klasse A3, A2 en A1 in de openbare instelling van sociale zekerheid waar de functie vacant is en die voldoen aan de eisen die zijn vastgesteld in de functiebeschrijving. De ambtenaren die benoemd zijn in de klassen A1 en A2 moeten de statutaire voorwaarden vervullen die noodzakelijk zijn om tot de klasse A3 te worden bevorderd. ".
  De functiebeschrijving en het competentieprofiel worden bepaald door de administrateur-generaal en worden gepubliceerd in de vacature.
  § 4. De vacature van de staffunctie of van de directiefunctie wordt door een bekendmaking van vacante betrekking ter kennis gebracht van de ambtenaren die zich kandidaat kunnen stellen. Bovenop de functiebeschrijving en het competentieprofiel omvat dit bericht alle andere elementen die betrekking hebben op de vacante betrekking om de kandidaten de mogelijkheid te bieden met volle kennis van zaken te solliciteren.
  De bekendmaking van vacante betrekking wordt ofwel overhandigd aan elk der betrokken ambtenaren tegen voor een door hen ondertekend ontvangstbewijs dat de datum van ontvangst der bekendmaking vermeldt, ofwel bij een ter post aangetekend schrijven gezonden aan het door de betrokkene laatst opgegeven adres. Wanneer de ambtenaar om welke reden ook tijdelijk uit de dienst verwijderd is, wordt hem de bekendmaking van vacante betrekking bij een ter post aangetekend schrijven gezonden aan het door hem laatst opgegeven adres.
  De ambtenaren stellen hun kandidaturen voor door een ter post aangetekend schrijven binnen een termijn van tien werkdagen die ingaat op de eerste werkdag volgend op die waarop de bekendmaking van de vacante betrekking aan de betrokkene werd overhandigd of door de post is aangeboden. Wanneer de eerste of de laatste dag van de termijn een zaterdag, een zondag of een wettelijke feestdag is, wordt de termijn verlengd tot de volgende werkdag.
  Het is aan de ambtenaren toegelaten bij voorbaat naar elke betrekking te dingen die tijdens hun afwezigheid zou worden open verklaard. De geldigheid van die sollicitatie is vastgesteld op één maand.

Art. 28quater. <ingevoegd bij KB 2007-12-20/09, art. 21; Inwerkingtreding : 08-02-2008> § 1. De aanstelling in een staffunctie of een directiefunctie gebeurt door het beheerscomité, na voordracht door de administrateur-generaal. Hiertoe wordt door de administrateur-generaal een voorstel opgesteld dat maximum vijf kandidaten per vacante betrekking omvat.
  § 2. Het voorstel van rangschikking opgesteld voor elke staffunctie of elke directiefunctie wordt schriftelijk betekend aan alle kandidaten die hun kandidatuur geldig hebben ingediend.
  De betekening behelst ten minste de volgende elementen :
  1° de rangschikking van de kandidaten;
  2° het aangeven aan de ambtenaar die zich benadeeld acht van de mogelijkheid, binnen tien werkdagen na de betekening, een klacht in te dienen bij het beheerscomité en van deze om te vragen door dit comité te worden gehoord;
  3° het deel van de notulen van de zitting van het beheerscomité betreffende het voorstel van rangschikking.
  § 3. De in § 2, tweede lid, 2° bedoelde klacht wordt schriftelijk gericht aan de voorzitter van het beheerscomité.
  De raadpleging gebeurt met naleving van het vertrouwelijk karakter van de feiten die op andere ambtenaren zouden betrekking hebben.
  § 4. De ambtenaar dient zijn klacht in bij een ter post aangetekend schrijven. Indien hij vraagt gehoord te worden, verschijnt hij persoonlijk, hij mag zich noch laten bijstaan, noch doen vertegenwoordigen.
  Indien, alhoewel rechtmatig opgeroepen, de ambtenaar zonder geldige verontschuldiging niet verschijnt, wordt de procedure uit zijn hoofde als afgesloten beschouwd.
  Het beheerscomité spreekt zich uit op grond van de schriftelijke klacht zelfs indien de ambtenaar zich op een geldige verontschuldiging kan beroepen, zodra de klacht een tweede maal op de agenda van een zitting is geplaatst.
  § 5. Indien, ingevolge het onderzoek van de klacht, het beheerscomité de oorspronkelijke rangschikking niet verandert, wordt deze beslissing enkel aan de kandidaat die de klacht heeft ingediend, bekendgemaakt.
  Indien het beheerscomité integendeel een nieuwe rangschikking opmaakt, wordt deze volgens de in § 2 bedoelde procedure, betekend aan alle kandidaten die geldig hun kandidatuur hadden ingediend.
  Indien een ambtenaar zich opnieuw benadeeld acht, kan hij een schriftelijke klacht volgens de in §§ 3 en 4 voorziene procedure indienen. Hij kan niet vragen om gehoord te worden.
  Aan het einde van een nieuwe beraadslaging maakt het beheerscomité de definitieve rangschikking bekend aan alle kandidaten die hun kandidatuur geldig ingediend hebben.

Art. 28quinquies.<ingevoegd bij KB 2007-12-20/09, art. 21; Inwerkingtreding : 08-02-2008> § 1. Voor de aanstelling in een staffunctie of een directiefunctie wordt voorrang gegeven aan diegene van de kandidaten bedoeld in artikel 28quater, § 1, die bij eenparigheid wordt voorgesteld met betrekking tot de functiebeschrijving en het competentieprofiel van de in te vullen functie.
  De aanstelling in een staffunctie of een directiefunctie geeft geen aanspraak op een bevordering in de klasse die overeenkomt met deze functie.
  § 2. De ambtenaar aangesteld in een directiefunctie of in een staffunctie behoudt het voordeel van zijn premie voor competentieontwikkeling.
  § 3. [1 ...]1
  § 4. De ambtenaar aangesteld in een directiefunctie of in een staffunctie wordt tijdens de duur van zijn aanstelling onderworpen aan het statuut van het personeel van de instellingen van sociale zekerheid, met uitzondering van de afwijkende bepalingen in dit besluit.
  ----------
  (1)<KB 2013-01-21/04, art. 12, 009; Inwerkingtreding : 04-02-2013>

Art. 28sexies.<ingevoegd bij KB 2007-12-20/09, art. 21; Inwerkingtreding : 08-02-2008> § 1. [2 Elke houder van een staf- of directiefunctie wordt tijdens zijn mandaat jaarlijks geëvalueerd. De evaluatieperiode loopt van 1 januari tot 31 december.
   De eerste evaluatiecyclus start echter bij de aanvang van het mandaat en eindigt op 31 december van het eerste volledige kalenderjaar.
   De laatste evaluatiecyclus start echter op 1 januari van het laatste volledige kalenderjaar en eindigt zes maanden vóór het verstrijken van het mandaat.
   Elke cyclus wordt met een tussentijdse evaluatie afgesloten. De laatste cyclus echter wordt met een eindevaluatie afgesloten."
   Indien de houder van een staf- of directiefunctie meer dan de helft van de evaluatieperiode afwezig is bekomt hij geen evaluatie en is artikel 19, § 11 van toepassing.
   De evaluatie van de houder van een staf- of directiefunctie gebeurt door de administrateur-generaal en door zijn directe meerdere.]2
  § 2. De houder van een staf- of directiefunctie wordt geëvalueerd op basis van de manier waarop de dienst die hij beheert, heeft bijgedragen tot de verwezenlijking van de doelstellingen bepaald in de bestuursovereenkomst, zoals bepaald in het bestuursplan bepaald in artikel 10, eerste lid, van het koninklijk besluit van 3 april 1997 houdende maatregelen met het oog op de responsabilisering van de openbare instellingen van sociale zekerheid, met toepassing van artikel 47 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, bekrachtigd door de programmawet van 12 december 1997 betreffende de geëvalueerde jaren, rekening houdend met de resultaatdomeinen die in zijn functieprofiel worden gepreciseerd.
  [2 De houders van de staffuncties en directiefuncties worden eveneens geëvalueerd op basis van de tijdige realisatie en de kwaliteit van het geheel van de evaluaties doorgevoerd binnen de dienst waarover zij de verantwoordelijkheid hebben.]2
  § 3. [1 De artikelen 18, 19 [2 , 19bis en 20, §§ 2 tot 6]2 zijn van toepassing.]1
  § 4. [1 ...]1.
  § 5. Indien de evaluatie van een houder van een staffunctie of van een directiefunctie leidt tot een vermelding " onvoldoende ", komt aan zijn aanstelling een einde op de eerste dag van de maand die volgt op de toekenning van de vermelding; de betrokkene wordt ter beschikking van zijn dienst van oorsprong gesteld.
  ----------
  (1)<KB 2014-04-19/15, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 19-05-2014>
  (2)<KB 2016-08-03/05, art. 6, 011; Inwerkingtreding : 01-09-2016 (overgangsbepalingen art. 7)>

Art. 28septies. <ingevoegd bij KB 2007-12-20/09, art. 21; Inwerkingtreding : 08-02-2008> § 1. De houder van een staffunctie of van een directiefunctie ontvangt, tijdens zijn aanstelling naast de bezoldiging die overeenstemt met de weddenschaal verbonden aan de klasse waarin hij benoemd wordt en, in voorkomend geval, de premie voor competentieontwikkeling verbonden aan zijn klasse, een maandelijkse directiepremie van :
  1° 735 euro indien de staf- of directiefunctie behoort tot klasse A5;
  2° 670 euro indien de staf- of directiefunctie behoort tot klasse A4;
  3° 600 euro indien de staf- of directiefunctie behoort tot klasse A3.
  De directiepremie wordt maandelijks uitbetaald in dezelfde mate en tegen dezelfde voorwaarden als het loon.
  Het bedrag van de premie wordt gekoppeld aan spilindex 138,01.
  § 2. Een staffunctie of een directiefunctie kan niet worden toegekend door aanstelling voor de uitoefening van een hoger ambt.

HOOFDSTUK IX. - Overgangs- en eindbepalingen.
Art.29. Bij de eerste aanstelling van de administrateuren-generaal, adjunct-administrateuren-generaal en de houders van een managementfunctie -1 :
  1° worden de jaren gepresteerd als titularis van een graad van rang 13 in aanmerking genomen voor de berekening van de zes jaar managementervaring (bedoeld in artikel 5, § 1, tweede lid); <KB 2004-07-12/40, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 13-08-2004>
  2° worden huidige houders van de functies respectievelijk van administrateur-generaal, adjunct-administrateur-generaal en directeur generaal geacht die voorwaarde te vervullen.

Art.30. § 1. In afwijking van de artikelen 5 tot 9 en 11, § 1, 1°, worden de houders van een managementfunctie van " administrateur-generaal " en " adjunct-administrateur-generaal ", toegekend in toepassing van het koninklijk besluit van 24 oktober 2003 betreffende het statuut van de managementfuncties van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal van de openbare instellingen van sociale zekerheid, geacht aangesteld te zijn in een mandaat en een mandaat uit te oefenen zoals voorzien in onderhavig besluit respectievelijk voor de functie van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal.
  Artikel 27, § 2, is niet van toepassing op de managementfuncties bedoeld in het eerste lid.
  § 2. Na een nieuwe vacantverklaring van de betrekking door het beheerscomité conform artikel 9 van de wet van 25 april 1963 betreffende het beheer van de instellingen van openbaar nut voor sociale zekerheid en sociale voorzorg, gewijzigd bij de wet van 29 december 1990, wordt de selectieprocedure gestart overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk III voor de betrekkingen van de managementfunctie van " administrateur-generaal " en " adjunct-administrateur-generaal " daar waar de titularissen van de graad van administrateur-generaal of adjunct-administrateur-generaal in het kader van de proef georganiseerd in toepassing van voornoemd koninklijk besluit van 24 oktober 2003 beschouwd werden als " niet geschikt ".

Art.31. De graden van administrateur-generaal en adjunct-administrateur-generaal worden in elke openbare instelling van sociale zekerheid afgeschaft vanaf het ogenblik waarop de respectievelijke houders van een managementfunctie er worden aangesteld.
  De titularissen van de graden van administrateur-generaal en adjunct -administrateur-generaal behouden hun graad ten persoonlijke titel.
  De houders van de afgeschafte graden van rang 16 (en rang 15) die niet in een managementfunctie worden aangesteld, worden niet meer geïntegreerd in de hiërarchische structuur. Zij worden door de bevoegde minister aangesteld als opdrachthouder. <KB 2005-04-27/32, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 17-05-2005>
  De opdracht wordt na overleg door de minister bepaald.
  Zij behouden het voordeel van hun weddenschaal die gekoppeld is aan hun afgeschafte graad.

Art.32. Artikel 2bis van het koninklijk besluit van 24 januari 2002 houdende vaststelling van het statuut van het personeel van de openbare instellingen van sociale zekerheid, ingevoegd door het koninklijk besluit van 24 oktober 2003, wordt vervangen door de volgende bepaling :
  " Art. 2bis. Voor de houders van een managementfunctie wordt het statuut bepaald door het koninklijk besluit van 30 november 2003 betreffende de aanduiding, de uitoefening en de weging van de managementfuncties in de openbare instellingen van sociale zekerheid. "

Art.33. Dit besluit treedt in werking op de dag van zijn bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.

Art. 34.Onze Minister van Begroting, Onze Minister van Binnenlandse Zaken, Onze Minister van Werk en Pensioenen, Onze Minister van Sociale Zaken, Onze Minister van Ambtenarenzaken en Onze Minister van Middenstand zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.