16 NOVEMBER 1994. - Koninklijk besluit betreffende de effecten waarin de schuld van de Gemeenschappen en Gewesten wordt belichaamd. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 03-01-1996 en tekstbijwerking tot 24-12-2015)
Art. 1-6
Bijlage.
Art. N
1995027173 1995027174 1995027351 1995027352 1996003707 1998003442 1999027015 1999027709 2012000736 2015003420
Artikel 1.De volgende bepalingen zijn van toepassing op de reeds bestaande of de nog uit te geven effecten die de schuld van de Gemeenschappen en Gewesten belichamen :
1° titel I, hoofdstuk 1 van de wet van 2 januari 1991 betreffende de markt van de effecten van de overheidsschuld en het monetair beleidsinstrumentarium; het woord Staat is per analogie van toepassing in de betekenis van Gemeenschappen en Gewesten;
2° het koninklijk besluit van 23 januari 1991 betreffende de effecten van de Staatsschuld met uitzondering van artikel 1 leden 1 en 3, van artikel 2 lid 1, van de artikelen 25bis, 27 en 35, evenals van de artikelen 51 tot 56; de woorden Staat, Schatkist of [1 Algemene Administratie van de Thesaurie]1, evenals de woorden Rijkskassier zijn per analogie van toepassing in de respectievelijke betekenis van emittent en gedomicilieerde instelling;
(3° het koninklijk besluit van 1 oktober 1998 betreffende het aanhouden op rekening van gedematerialiseerde effecten bij internationale effectenclearingstelsels;) <KB 1998-10-01/32, art. 8, 003; Inwerkingtreding : 23-10-1998>
4° het koninklijk besluit van 14 juni 1994 tot vaststelling van de regels van toepassing op het aanhouden op rekening van gedematerialiseerde effecten uitgedrukt in vreemde munten of in rekeneenheden (...); <KB 1998-11-26/39, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
5° (opgeheven) <KB 1995-12-22/44, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1996>
----------
(1)<KB 2015-11-19/07, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 03-01-2016>
Art.2. Voor wat betreft de effecten van de schuld van de Gemeenschappen en Gewesten die belichaamd worden in inschrijvingen op naam in een grootboek, kan het uitgiftebesluit of de leningsovereenkomst afwijken van de bepalingen van hoofdstuk II, afdeling VI van het bovengenoemd koninklijk besluit van 23 januari 1991.
Voor wat betreft diezelfde effecten, bepaalt het uitgiftebesluit of de leningsovereenkomst, desgevallend door verwijzing, de dagen waarop de dienst der grootboeken toegankelijk is.
Art.3. De vergunning voor het houden op rekening van gedematerialiseerde effecten van de Staatsschuld bedoeld in artikel 3, lid 2 van de bovengenoemde wet van 2 januari 1991 en verleend overeenkomstig hoofdstuk III, afdeling 1 van het bovengenoemde koninklijk besluit van 23 januari 1991 geldt van rechtswege voor het houden van rekeningen van gedematerialiseerde effecten van de schuld van Gemeenschappen en Gewesten.
Art.4. De formulieren bedoeld in artikel 49 van het bovengenoemde koninklijk besluit van 23 januari 1991 worden aangevuld door de formulieren gevoegd bij dit besluit.
Art.5. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt.
Art.6. Onze Minister van Financiën is belast met de uitvoering van dit besluit.
Bijlage.
Art. N. MAANDELIJKSE STATISTIEKEN BETREFFENDE DE GEDEMATERIALISEERDE EFFECTEN, ANDERE DAN THESAURIEBEWIJZEN, UITGEGEVEN DOOR DE GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN. <Bijlage niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 29/11/1994, p. 29562>