28 OKTOBER 1986. - Koninklijk besluit nr. 474 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen. (NOTA : Bij arrest van 08-06-1988 (B.St. 06-07-1988, p. 9819), heeft het Arbitragehof artikel 3, vierde lid vernietigd, voor zover die bepalingen voor het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest gelden) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 07-04-1987 en tekstbijwerking tot 10-07-2018)
Art. 1-5
Art. 5 Duitstalige gemeenschap
Art. 6-13
1986012744 1987012921 1987021054 1987022099 1988028024 1988029785 1989012001 1989029029 1990029426 1991027097 1991027440 1991028655 1991028656 1991031060 1991031061 1991031218 1991035665 1993036401 1994035916 1994036267 1994927595 1995022313 1995027251 1995027424 1995027446 1995035591 1995036548 1996027629 1996035149 1996035202 1996035457 1996035579 1997035180 1998027090 1998027235 1998031087 1998031250 1998035272 1998036400 1998040250 1999027310 1999031157 1999031158 1999035203 1999035217 1999036055 1999036091 1999036104 1999036175 2000027317 2000031079 2000033105 2000035624 2001027277 2001027768 2001031391 2001036082 2002027076 2002027131 2002027190 2002031217 2002033023 2002035149 2002035168 2002035981 2003011177 2003027016 2003027042 2003033041 2003035023 2003200039 2004031119 2004031120 2004033099 2004036539 2005031341 2005035992 2006031501 2006036689 2007033009 2007036134 2008033023 2008204224 2009202687 2010035248 2012202374 2013203776 2016031422 2017205711 2018201696 2019201290 2020203948 2020205625 2021041414 2022204371 2022204372 2024004540
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit verstaat men onder plaatselijke besturen : de gemeenten, de verenigingen van gemeenten met uitzondering van diegene met economische finaliteit, de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn en de intercommunale centra voor maatschappelijk welzijn.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit voornoemd toepassingsgebied beperken of verruimen tot andere plaatselijke besturen.
(NOTA : het besluit van de Waalse Regering BWG 2002-01-24/36, art. 1, breidt het toepassingsgebied van onderhavig besluit tot de politiezones van het Waals Gewest. Het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering BESL 2002-03-21/49, art. 1, breidt het toepassingsgebied van onderhavig besluit tot de politizones van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest)
Artikel 1. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP) [2 Voor de toepassing van dit besluit wordt als 'plaatselijk bestuur' beschouwd : een gemeente of een vereniging van gemeenten die een gesubsidieerde contractueel tewerkstelt voor de exploitatie van een containerpark dat bestaat uit een behoorlijk erkende en bewaakte omheinde ruimte voor de selectieve opslag van afvalstoffen die er gesorteerd en, naargelang hun aard, over verschillende containers verspreid worden om vervolgens te worden afgevoerd naar centra waar ze, zo mogelijk, gevaloriseerd of, in voorkomend geval, verwijderd worden.]2 De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit voornoemd toepassingsgebied beperken of verruimen tot andere plaatselijke besturen.
----------
(1)<DDG 2009-04-27/19, art. 19, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
(2)<DDG 2018-05-28/07, art. 44, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.2. De in artikel 1 omschreven plaatselijke besturen kunnen voor de indienstneming van de in dit besluit bedoelde gesubsidieerde contractuelen een premie ontvangen binnen de grenzen van de daartoe uitgetrokken begrotingskredieten.
De personeelsleden voor wie de plaatselijke besturen de premie bekomen, worden "gesubsidieerde contractuelen" genoemd.
Zij worden in dienst genomen bij arbeidsovereenkomst gesloten voor een bepaalde of onbepaalde tijd.
Art.3. (NOTA : zie verder een andere vorm aan artikel 3 gegeven door de Vlaamse Executieve) <NOTA : Bij arrest van 08-06-1988 (B.St. 06-07-1988, p. 9819), heeft het Arbitragehof artikel 3, vierde lid vernietigd, voor zover die bepalingen voor het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest gelden> De Rijksdienst voor arbeidsvoorziening wordt belast met de storting van de in artikel 2 genoemde premie aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten ten gunste van de plaatselijke besturen die met de Minister van Tewerkstelling en Arbeid een overeenkomst hebben gesloten.
Deze overeenkomst bepaalt de referentiebasis voor de toekenning van de premie.
Deze overeenkomst wordt gesloten met inachtname van de onderhandelingsprocedure voorzien bij de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
De Koning bepaalt het model van de overeenkomst en de uitbetalingsmodaliteiten van de premie bedoeld in artikel 2.
(NOTA : De Vlaamse Executieve heeft aan artikel 3 de volgende vorm gegeven : " Art. 3. <NOTA : Bij arrest van 08-06-1988 (B.St. 06-07-1988, p. 9819), heeft het Arbitragehof artikel 3, vierde lid vernietigd, voor zover die bepalingen voor het Vlaamse Gewest en het Waalse Gewest gelden> (De bevoegde diensten van de Vlaamse Gemeenschap worden belast met de storting van de in artikel 2 genoemde premie aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten ten gunste van de plaatselijke besturen die met de Gemeenschapsminister, bevoegd voor tewerkstelling, een overeenkomst hebben gesloten.) <DVR 1992-06-25/31, art. 101, 004; Inwerkingtreding : 21-07-1992>
Deze overeenkomst bepaalt de referentiebasis voor de toekenning van de premie.
Deze overeenkomst wordt gesloten met inachtname van de onderhandelingsprocedure voorzien bij de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
De Koning bepaalt het model van de overeenkomst en de uitbetalingsmodaliteiten van de premie bedoeld in artikel 2. " <DVR 1992-06-25/31, art. 101, 004; Inwerkingtreding : 21-07-1992>)
Art.4.§ 1. De premie bedoeld bij artikel 2 wordt slechts toegekend op voorwaarde dat :
1° het betrokken plaatselijk bestuur de voordelen van de loopbaanonderbreking toepast op zijn personeel overeenkomstig de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen;
2° de gesubsidieerde contractuelen werkzaamheden verrichten in de niet commerciële sector zoals bedoeld in artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector.
§ 2. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de criteria en de modaliteiten voor de toekenning van de premie. Hij stelt het bedrag ervan vast in functie van de bijdrage die het plaatselijk bestuur levert tot de realisatie van het tewerkstellingsbeleid.
§ 3. Het bedrag van de premie per in dienst genomen gesubsidieerde contractueel wordt vastgesteld op jaarbasis. De uitbetaling ervan geschiedt in verhouding tot de duur van de arbeidsovereenkomst, (het arbeidsstelsel en de loonkost). <KBN511 1987-03-11/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1987>
Art. 4. (WAALSE GEWEST) § 1. (...) <DWG 2002-04-25/43, art. 36, 005; Inwerkingtreding : onbepaald > § 2. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de criteria en de modaliteiten voor de toekenning van de premie. Hij stelt het bedrag ervan vast in functie van de bijdrage die het plaatselijk bestuur levert tot de realisatie van het tewerkstellingsbeleid. § 3. (...) <DWG 2002-04-25/43, art. 36, 005; Inwerkingtreding : onbepaald >)
Art. 4. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP) § 1. De premie bedoeld bij artikel 2 wordt slechts toegekend op voorwaarde dat : 1° het betrokken plaatselijk bestuur de voordelen van de loopbaanonderbreking toepast op zijn personeel overeenkomstig de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen; 2° [1 het gesubsidieerde contractuele personeel in de niet-commerciële sector, zoals die gedefinieerd is in artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector, of in een autonoom gemeentebedrijf uitoefent die actief is in de domeinen cultuur, sport, toerisme of vrije tijd, onderwijs, sociale zaken, wetenschap of zorg.]1 § 2. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de criteria en de modaliteiten voor de toekenning van de premie. Hij stelt het bedrag ervan vast in functie van de bijdrage die het plaatselijk bestuur levert tot de realisatie van het tewerkstellingsbeleid. § 3. Het bedrag van de premie per in dienst genomen gesubsidieerde contractueel wordt vastgesteld op jaarbasis. De uitbetaling ervan geschiedt in verhouding tot de duur van de arbeidsovereenkomst, (het arbeidsstelsel en de loonkost). <KBN511 1987-03-11/35, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1987>
----------
(1)<DDG 2009-04-27/19, art. 20, 007; Inwerkingtreding : 25-06-2009>
Art.5. § 1. Een betrekking van gesubsidieerde contractueel kan worden bekleed door :
1° de werklozen die sedert ten minste zes maanden uitkeringsgerechtigd volledig werkloos zijn of de werklozen die in de loop van het jaar dat hun indienstneming voorafgaat ten minste zes maanden uitkeringsgerechtigd volledig werkloos zijn geweest;
2° de volledig werklozen bedoeld bij artikel 123, § 5, van het koninklijk besluit van 20 december 1963 betreffende arbeidsvoorziening en werkloosheid, die sedert ten minste zes maanden werkloos zijn of die in de loop van het jaar dat hun indienstneming voorafgaat ten minste zes maanden werkloos zijn geweest.
3° de tewerkgestelde werklozen, de werknemers van het "Bijzonder Tijdelijk Kader" en van het "Derde Arbeidscircuit";
4° de personen bedoeld bij artikel 2, § 2, 5° en 6°, en § 3, van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector.
§ 2. Voor de toepassing van dit artikel wordt de tewerkstellingsduur van de door de overheid tewerkgestelde werklozen of van de in het Bijzonder Tijdelijk Kader of het Derde Arbeidscircuit tewerkgestelde werknemers beschouwd als de werkloosheidsduur van een uitkeringsgerechtigde volledig werkloze.
De gesubsidieerde contractueel mag geen arbeidsplaats bekleden waarvoor krachtens een wet, een decreet of een besluit een subsidie kan worden toegekend.
De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit, het voornoemd toepassingsgebied beperken of verruimen tot andere personeelscategorieën.
Art.5_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.[1 § 1 - De volgende niet-werkende werkzoekenden die als werkzoekenden zijn ingeschreven, kunnen een betrekking als gesubsidieerde contractueel bekleden :
1° de uitkeringsgerechtigde niet-werkende volledige werklozen in de zin van het koninklijk besluit van 25 november 1991 houdende de werkloosheidsreglementering;
2° de niet-werkende rechthebbenden op een inkomensvervangende tegemoetkoming of een integratietegemoetkoming overeenkomstig de wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap;
3° de werklozen bedoeld in artikel 89 van het voormelde koninklijk besluit;
4° de uitkeringsgerechtigde volledige werklozen die een beroepsopleiding volgen die georganiseerd of erkend wordt door de Dienst voor arbeidsbemiddeling van de Duitstalige Gemeenschap, het Instituut voor de opleiding en de voortgezette opleiding in de Middenstand en de KMO's of de Dienst voor zelfbeschikkend leven;
5° de niet-werkende rechthebbenden op het leefloon bepaald in de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie;
6° de niet-werkende bijstandsgerechtigden die wegens hun nationaliteit geen recht hebben op het leefloon bepaald in de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie, die ingeschreven zijn in het vreemdelingenregister, voor zover ze vrijgesteld zijn van de verplichting tot het aanvragen van een arbeidskaart overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 houdende de uitvoering van de wet van 30 april 1999 betreffende de tewerkstelling van buitenlandse werknemers of voor zover ze in het bezit zijn van een arbeidskaart;
7° de asielzoekers die in het bezit zijn van een geldige arbeidskaart C overeenkomstig artikel 17, 1°, van het voormelde koninklijk besluit van 9 juni 1999;
8° de niet-werkende werkzoekenden die hun woonplaats hebben in het Duitse taalgebied.
§ 2 - De personen die in dienst worden genomen als gesubsidieerde contractuelen mogen op de dag vóór de uitvoering van de overeenkomst geen hoger diploma hebben dan dat van het hoger secundair onderwijs.
§ 3 - De situatie van de personen vermeld in § 1 wordt beoordeeld op de dag vóór de uitvoering van de overeenkomst.
§ 4 - De Regering kan het toepassingsgebied van dit artikel beperken of uitbreiden.]1
----------
(1)<DDG 2018-05-28/07, art. 45, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.6. De gesubsidieerde contractuelen werken onder de verantwoordelijkheid en het gezag van het plaatselijk bestuur dat hen tewerkstelt en betaalt.
Zij ontvangen een bezoldiging die ten minste gelijk is aan de wedde die aan een lid van het Rijkspersoneel wordt toegekend voor hetzelfde ambt of voor een overeenkomstig ambt, alsook de daaraan verbonden weddeschaalverhogingen.
(Zij ontvangen een eindejaarstoelage tenminste onder dezelde voorwaarden als vastbenoemde personeel van de Rijksbesturen). <KBN511 1987-03-11/35, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1987>
(NOTA : Artikel 6 opgeheven voor het Waalse Gewest door <DWG 2002-04-25/43, art. 36, 005; Inwerkingtreding : onbepaald >)
Art.7.
<Opgeheven bij W 2014-04-24/44, art. 22, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.8.<KBN511 1987-03-11/35, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1987> Het plaatselijk bestuur betaalt aan de gesubsidieerde contractueel die vakantie neemt :
1° de normale bezoldiging voor de vakantiedagen;
2° een toeslag die ten minste gelijk is aan het vakantiegeld toegekend aan het vastbenoemde personeel van de Rijksbesturen.
De Koning bepaalt de modaliteiten voor de berekening van het in eerste lid bedoelde vakantiegeld en de wijze waarop de lokale besturen het bedrag van het enkel vakantiegeld dat de betrokkene uit hoofde van zijn prestaties voor het vakantiedienstjaar bij een andere werkgever reeds ontvangen heeft, zullen aftrekken van de maandwedde voor de maand tijdens dewelke de contractuele zijn hoofdvakantie neemt.
De duur van de vakantie wordt bepaald per vakantiedienstjaar op basis van de in de loop van dit dienstjaar verrichte prestaties. De duur van de vakantie voor 12 maanden arbeid met inbegrip van de inactiviteitsdagen die met arbeidsdagen zijn gelijkgesteld moet ten minste 20 dagen omvatten in het stelsel van de vijfdagenweek.
Voor het overige zijn de bepalingen van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, en die betrekking hebben op de hoofdarbeiders, van toepassing.
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
Art. 8. (WAALS GEWEST) <Opgeheven bij DWG 2002-04-25/43, art. 36, 005; Inwerkingtreding : onbepaald> Art. 8. (VLAAMSE GEMEENSCHAP) <KBN511 1987-03-11/35, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-1987> Het plaatselijk bestuur betaalt aan de gesubsidieerde contractueel die vakantie neemt : 1° de normale bezoldiging voor de vakantiedagen; 2° (een toeslag die ten minste gelijk is aan het vakantiegeld, toegekend aan het vastbenoemde personeel van de betreffende plaatselijke besturen.) <DVR 2002-05-08/41, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2002> De Koning bepaalt de modaliteiten voor de berekening van het in eerste lid bedoelde vakantiegeld en de wijze waarop de lokale besturen het bedrag van het enkel vakantiegeld dat de betrokkene uit hoofde van zijn prestaties voor het vakantiedienstjaar bij een andere werkgever reeds ontvangen heeft, zullen aftrekken van de maandwedde voor de maand tijdens dewelke de contractuele zijn hoofdvakantie neemt. De duur van de vakantie wordt bepaald per vakantiedienstjaar op basis van de in de loop van dit dienstjaar verrichte prestaties. De duur van de vakantie voor 12 maanden arbeid met inbegrip van de inactiviteitsdagen die met arbeidsdagen zijn gelijkgesteld moet ten minste 20 dagen omvatten in het stelsel van de vijfdagenweek. Voor het overige zijn de bepalingen van de wetten betreffende de jaarlijkse vakantie van de werknemers, gecoördineerd op 28 juni 1971, en die betrekking hebben op de hoofdarbeiders, van toepassing.) Art. 8. (DUITSTALIGE GEMEENSCHAP) <Opgeheven bij DDG 2013-06-24/47, art. 164, 008; Inwerkingtreding : 01-04-2012>
Art.9. In artikel 212 van de wet van 8 augustus 1980 betreffende de budgettaire voorstellen 1979-1980, gewijzigd bij het koninklijk besluit nr. 28 van 24 maart 1982, bij het koninklijk besluit nr. 87 van 31 juli 1982 en bij de wet van 31 juli 1984, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid worden de woorden "van afdeling 3 _ Bijzonder Tijdelijk Kader _ van hoofdstuk III van de wet van 22 december 1977 betreffende de budgettaire voorstellen 1977-1978, van het koninklijk besluit nr. 25 van 24 maart 1982 tot opzetting van een programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de niet-commerciële sector, en die van artikel 7, § 1, derde lid, k), van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid van de arbeiders" vervangen door de woorden "van het geheel der maatregelen die het voorwerp uitmaken van tewerkstellingsprogramma's";
2° in het tweede lid, worden de woorden "31 december 1987" vervangen door de woorden "30 juni 1990";
3° in het derde lid, worden de woorden "die voor het Bijzonder Tijdelijk Kader, het Interdepartementeel Begrotingsfonds tot bevordering van de werkgelegenheid, het Derde Arbeidscircuit of voor de wederaanpassingspremies en de aanpassingspremies" vervangen door de woorden "die voor de tewerkstellingsprogramma's";
4° in het vierde lid, worden de woorden "de uitbetaling van de wederaanpassingspremies en de aanpassingspremies" vervangen door de woorden "de toepassing van de tewerkstellingsprogramma's".
Art.10. Artikel 38, § 3bis, van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 401 van 18 april 1986 wordt aangevuld met de volgende leden : "....."
Art.11. § 1. Artikel 1 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen, wordt aangevuld met een paragraaf 2bis, luidend als volgt : "....."
§ 2. Artikel 2, _ eerste lid, van voornoemde wet wordt met de volgende zin aangevuld : "....."
Art.12. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1987.
Art. 13. Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt, Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, en Onze Minister van Sociale Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.