Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

29 OKTOBER 1986. _ Koninklijk besluit tot uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen. (NOTA : opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij BVE 1990-02-14/37, art. 14, 006; Inwerkingtreding : 01-01-1990 - opgeheven voor het Waalse Gewest bij BWG 1991-06-13/33, art. 16, 1°, Inwerkingtreding : 01-01-1992 - opgeheven voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest bij BESL 1998-02-05/55, art. 21, Inwerkingtreding : 01-01-1998) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 20-11-1986 en tekstbijwerking tot 05-06-1998)



Inhoudstafel:


Art. 1-4, 4bis, 5-11, N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

Artikel 1. <Zie NOTA onder TITEL> Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
  1° koninklijk besluit nr. 474 : koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen.
  2° de Minister : de Minister van Tewerkstelling en Arbeid.
  3° het plaatselijk bestuur : het plaatselijk bestuur bedoeld bij artikel 1 van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen.

Art.2. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. Het plaatselijk bestuur dat gesubsidieerde contractuelen wenst aan te werven, richt een aanvraag tot het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid gebruik makend van een formulier dat ter beschikking wordt gesteld door het Ministerie. Het dient een ontwerpovereenkomst in op het model dat in bijlage van dit besluit is opgenomen.
  § 2. Het onderzoek van de aanvraag en van de overeenkomst geschiedt door de bevoegde dienst van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
  § 3. De Minister keurt de overeenkomst goed.
  § 4. De Minister betekent de beslissing over de toekenning van de premie aan het plaatselijk bestuur, aan de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening en aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten. Deze beslissing vermeldt de tewerkstellingsduur van de werknemers, hun aantal alsook het bedrag van de premie.
  § 5. Het plaatselijk bestuur dient een nieuwe aanvraag in voor elke bijkomende aanwerving van gesubsidieerde contractuelen. De toekenning van een premie geschiedt pas na goedkeuring van de aanvraag door de Minister.

Art.3. <Zie NOTA onder TITEL> Voor de toepassing van artikel 3, vierde lid van het koninklijk besluit nr. 474 stelt de Minister van Tewerkstelling en Arbeid maandelijks het bedrag vast dat de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening vóór de 15de van de lopende kalendermaand, stort aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten. Dit bedrag stemt overeen met de toegekende premies voor de betrokken maand.

Art.4. <Zie NOTA onder TITEL> Voor de toepassing van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit nr. 474.
  1° wordt het jaarbedrag van de premie op 400 000 frank vastgesteld voor zover de bijdrage van het plaatselijk bestuur tot de realisatie van het tewerkstellingsbeleid aan de volgende criteria beantwoordt :
  a) het aantal stagiairs in dienst hebben genomen opgelegd bij koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces of een gehele of gedeeltelijke vrijstelling van deze verplichting hebben bekomen.
  b) het globale tewerkstellingsvolume ten minste handhaven op het gemiddeld aantal personeelsleden tewerkgesteld door het plaatselijk bestuur en door de regies en verenigingen zonder winstoogmerk waarbij de plaatselijke overheid een overwegende rol speelt in de oprichting of de leiding ervan, in de periode van 1 april 1985 tot 31 maart 1986 (evenwel, voor de provincies, de verenigingen van provincies met uitzondering van die met economische finaliteit, loopt deze periode van 1 april 1987 tot 31 maart 1988.) <KB 1988-12-29/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
  Onder tewerkgesteld personeel verstaat men het vastbenoemde, het tijdelijk en het contractuele personeel, de door de overheid tewerkgestelde werklozen en de werknemers van het derde arbeidscircuit, met uitzondering van de stagiairs die tewerkgesteld worden ter uitvoering van bovenbedoeld koninklijk besluit nr. 230, van de werknemers van het bijzonder tijdelijk kader en van het onderwijzend personeel;
  Om het gemiddelde aantal personeelsleden te berekenen, wordt het totaal aantal werknemers dat volgens de inlichtingen verstrekt door de werkgever op het einde van elk trimester van de referteperiode is aangegeven bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid en/of bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, gedeeld door het aantal trimesters waarvoor tijdens de referteperiode een aangifte bij de voormelde instellingen is ingediend.
  Voor de door de overheid tewerkgestelde werklozen en de werknemers van het Derde arbeidscircuit wordt het gemiddelde aantal bekomen aan de hand van het rekenkundig gemiddelde van het aantal werklozen en werknemers door de werkgever tewerkgesteld tijdens ieder trimester van de referteperiode. Voor de werknemers die deeltijds tewerkgesteld zijn, zal er rekening gehouden worden met het aantal arbeidsplaatsen omgezet in voltijds equivalenten.
  <NOTA : Voor het Waalse Gewest wordt artikel 4, 1°, b, aangevuld, bij BWG 1990-01-25/33, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 1990-05-28, als volgt :
  De Executieve kan afwijken van deze voorwaarde in geval van vermindering van het aantal gesubsidieerde contractuele agenten.>
  c) het aantal vastbenoemde, tijdelijke en contractuele personeelsleden die op 30 juni 1985 in dienst waren, handhaven (met uitzondering van de provincies, de verenigingen van provincies behalve die van economische finaliteit, waarvoor de referentiedatum 30 juni 1987 is); <KB 1988-12-29/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
  d) de verhouding van ten minste 50 pct. handhaven van het personeel waarvan de financiële lasten volledig gedragen worden door het plaatselijk bestuur, de regies en de verenigingen zonder winstoogmerk waarbij de plaatselijke overheid een overwegende rol speelt in de oprichting of de leiding ervan, ten opzichte van het personeel tewerkgesteld door het plaatselijk bestuur.
  Onder personeel waarvan de financiële lasten volledig gedragen worden door het plaatselijk bestuur dient verstaan het personeel zoals omschreven onder bovengenoemd punt c).
  Onder personeel tewerkgesteld door het plaatselijk bestuur dient verstaan het personeel zoals omschreven onder bovengenoemd punt b).
  e) Op de datum van inwerkingtreding van de overeenkomst ten minste een gelijk aantal gesubsidieerde contractuelen tewerkstellen met de hoedanigheid van langdurige werklozen als diegenen die het plaatselijk bestuur in dienst had op 30 juni 1985 (met uitzondering van de provincies, de verenigingen van provincies behalve die met economische finaliteit, waarvoor de referentiedatum 30 juni 1987 is;) <KB 1988-12-29/34, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01>
  Onder langdurig werkloze wordt de werkloze verstaan die bij zijn indienstneming ten minste twee jaar uitkeringsgerechtigd volledige werkloze is.
  2° wordt het jaarbedrag van de premie op 230 000 frank vastgesteld wanneer het plaatselijk bestuur niet voldoet aan één of meerdere van de in 1° van dit artikel genoemde criteria.
  <NOTA : Voor het Brusselse Gewest wordt dit art., bij BESL 1991-02-21/39, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 1991-02-21, aangevuld als volgt :
  3° Wordt het jaarbedrag van de premie vastgesteld op 500 000 BF wanneer het plaatselijk bestuur voldoet aan alle in 1° van dit artikel genoemde criteria en wanneer zijn aanvraag het voorwerp uitmaakt, naast de overeenkomst bedoeld in artikel 2, van een bijzondere overeenkomst afgesloten tussen het plaatselijke bestuur, de Minister bevoegd voor Tewerkstelling en de Minister bevoegd voor het Administratief Toezicht op de plaatselijke besturen.
  De Minister bevoegd voor Tewerkstelling schort de storting van de premie op indien het plaatselijk bestuur niet langer de verplichtingen naleeft die het in de bijzondere overeenkomst aanging.>
  <NOTA : Voor het Brusselse Gewest wordt art. 4, bij BESL 1992-06-04/36, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 01-06-1992, aangevuld als volgt : "4° wanneer het plaatselijk bestuur een bijzondere overeenkomst betreffende de werking van een gewestelijk inschakelingsprogramma sluit met de Minister bevoegd voor Tewerkstelling, wordt het jaarbedrag van de premie vastgesteld op F 715 000 indien een sociaal assistent of iemand met een gelijkwaardige kwalificatie wordt aangeworven en op F 900 000 indien een licentiaat wordt aangeworven.
  De Minister bevoegd voor tewerkstelling schort de storting van de premie op indien het plaatselijke bestuur niet langer de verplichtingen naleeft die het in de bijzondere overeenkomst aanging.">

Art. 4bis. <Zie NOTA onder TITEL> <Ingevoegd bij KB 1988-12-29/34, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 1989-01-01> Onverminderd de bepalingen van artikel 4, heeft elke provincie maximaal recht op het aantal premies dat overeenstemt met het aantal tewerkgestelde werklozen en werknemers van het derde arbeidscircuit, door de betrokken provincie tewerkgesteld op 30 juni 1988.
  Het totaal van de uitbetaalde premies mag in geen geval het totale bedrag van de Staatstussenkomst voor het aantal tewerkgestelde werklozen en werknemers van het derde arbeidscircuit, door de betrokken provincie tewerkgesteld op 30 juni 1988, overschrijden.
  Wat de deeltijds tewerkgestelde werknemers betreft, zal rekening worden gehouden met het aantal voltijdse equivalente betrekkingen.
  <NOTA : Voor het Waalse Gewest, is een artikel 4bis ingevoegd bij BWG 1989-10-18/30, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 31-12-1989>:
  Art. 4bis. <Zie NOTA onder TITEL> Voor de toepassing van artikel 4, § 2, van het koninklijk besluit nr. 474 voor wat betreft de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn waarvan het saneringsplan, waarbij de toezichtsoverheid een personeelsvermindering opgelegd had, niet meer van kracht is :
  1° is het jaarlijks bedrag van de premie vastgesteld op 400 000 F voor zover de bijdrage van het plaatselijk bestuur tot de realisatie van het tewerkstellingsbeleid aan de volgende normen antwoordt :
  a) zich eraan verbinden ten laatste de eerste dag van het derde jaar dat het jaar volgt op het einde van hetwelk het saneringsplan niet meer van kracht is het aantal stagiairs in dienst te nemen opgelegd bij het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces of vrijgesteld zijn, geheel of ten dele, van deze indienstneming;
  b) het globale tewerkstellingsvolume ten minste handhaven op het gemiddeld aantal personeelsleden tewerkgesteld door het plaatselijk bestuur en door de regies en verenigingen zonder winstoogmerk waarbij de plaatselijke overheid een overwegende rol speelt in de oprichting of de leiding ervan, tijdens de twaalf maanden die het ogenblik voorafgaan wanneer het saneringsplan eindigde.
  Onder tewerkgesteld personeel verstaat men het vastbenoemde, het tijdelijk en het contractuele personeel, de door de overheid tewerkgestelde werklozen en de werknemers van het derde arbeidscircuit, met uitzondering van de stagiairs die tewerkgesteld worden ter uitvoering van bovenbedoeld koninklijk besluit nr. 230, van de werknemers van het bijzonder tijdelijk kader en van het onderwijzend personeel.
  Om het gemiddelde aantal personeelsleden te berekenen, wordt het totaal aantal werknemers dat volgens de inlichtingen verstrekt door de werkgever op het einde van elke trimester van de referentieperiode is aangegeven bij de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, gedeeld door het aantal trimesters waarvoor tijdens de referteperiode een aangifte bij de voormelde instellingen is ingediend.
  Voor de door de overheid tewerkgestelde werklozen en de werknemers van het derde arbeidscircuit wordt het gemiddelde aantal bekomen aan de hand van het rekenkundig gemiddelde van het aantal werklozen en werknemers door de werkgever tewerkgesteld tijdens ieder trimester van de referteperiode. Voor de werknemers die deeltijds tewerkgesteld zijn, zal er rekening gehouden worden met het aantal werkplaatsen omgezet in voltijdse equivalenten.
  c) het aantal vastbenoemde, tijdelijke en contractuele personeelsleden die op 30 juni van het jaar gedurende hetwelk het saneringsplan eindigde in dienst waren, handhaven;
  d) de verhouding van ten minste 50 % handhaven van het personeel waarvan de financiële lasten volledig gedragen worden door het plaatselijk bestuur, de regies en de verenigingen zonder winstoogmerk waarbij de plaatselijke overheid een overwegende rol speelt in de oprichting en de leiding ervan, ten opzichte van het personeel tewerkgesteld door het plaatselijk bestuur.
  Onder personeel waarvan de financiële lasten volledig gedragen worden door het plaatselijk bestuur dient verstaan het personeel zoals omschreven onder bovengenoemd punt c.
  Onder personeel tewerkgesteld door het plaatselijk bestuur dient verstaan het personeel zoals omschreven onder bovengenoemd punt b.
  2° Het bedrag van de premie is vastgesteld op 230 000 F indien het plaatselijk bestuur één van de sub 1° van dit artikel geformuleerde normen niet naleeft.>

Art.5. <Zie NOTA onder TITEL> De Minister kan de aanvragen van de gemeenten en de O.C.M.W.'s van eenzelfde entiteit die niet beantwoorden aan alle criteria bedoeld in artikel 4, 1° van dit besluit, samenvoegen indien dergelijke samenvoeging toelaat aan voornoemde criteria te voldoen.

Art.6. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. De Minister kan een vrijstelling verlenen op de naleving van het criterium bedoeld bij artikel 4, 1°, d, aan de gemeenten met minder dan 20 000 inwoners die daartoe een gemotiveerde aanvraag doen.
  Dezelfde bepaling geldt voor het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een gemeente met minder dan 20 000 inwoners.
  Het plaatselijk bestuur dat een dergelijke vrijstelling bekomt zal echter ten minste de verhouding moeten handhaven van het personeel waarvan het de financiële lasten volledig zelf draagt ten opzichte van het personeel dat het tewerkstelt.
  Deze verhouding wordt berekend op de datum van 30 juni 1986.
  § 2. Als overgangsmaatregel beperkt tot de jaren 1987 en 1988, kan de Minister een vrijstelling verlenen op de naleving van de criteria bedoeld bij artikel 4, 1°, b en c, aan de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die onderworpen zijn aan een saneringsplan waardoor de voogdijoverheid een personeelsvermindering oplegt. Deze gemeenten en openbare centra voor maatschappelijk welzijn moeten ten minste een gelijk aantal arbeidsplaatsen in gesubsidieerde contractuelen omzetten en handhaven als het aantal tewerkgestelde werklozen en werknemers uit het derde arbeidscircuit die zij tewerkstelden op 30 juni 1986. De vrijstelling zal evenwel alleen gelden voor het aantal arbeidsplaatsen van tewerkgestelde werklozen en werknemers uit het derde arbeidscircuit zoals dat bestond op 30 juni 1986.
  <NOTA 1 : Voor het Waalse Gewest wordt artikel 6, § 2, vervangen door de volgende bepaling bij BWG 1989-10-18/30, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 31-12-1989 :
  § 2. Als overgangsmaatregel beperkt tot 31 december 1991, kan de Waalse Gewestexecutieve een vrijstelling verlenen op de naleving van de criteria bedoeld bij artikel 4, 1°, aan de gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die onderworpen zijn aan een saneringsplan waardoor de voogdijoverheid een personeelsvermindering oplegt.>
  <NOTA 2 : Voor het Vlaamse Gewest, in artikel 6, § 2, worden de jaartallen "1987 en 1988" vervangen door de jaartallen "1987, 1988 en 1989" bij BVE 1989-11-22/30, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-1989>

Art.7. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. De Minister schort de storting van de premie op indien het plaatselijk bestuur de voorwaarden bedoeld bij artikel 4, § 1, 1° van het koninklijk besluit nr. 474 niet naleeft.
  Deze opschorting kan een aanvang nemen vanaf de dag waarop de inbreuk bij het plaatselijk bestuur werd vastgesteld.
  § 2. De Minister schort de storting van de premie op indien het plaatselijk bestuur de voorwaarden bedoeld bij artikel 4, § 1, 2° van het koninklijk besluit nr. 474 niet naleeft.
  Deze opschorting kan een aanvang nemen vanaf de dag waarop de inbreuk bij het plaatselijk bestuur werd vastgesteld. De opschorting van de premies geldt uitsluitend voor die gesubsidieerde contractuelen die tewerkgesteld worden voor niet-toegelaten werkzaamheden.
  § 3. De Minister betekent deze beslissing tot opschorting aan het plaatselijk bestuur, aan de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening en aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten.

Art.8. <Zie NOTA onder TITEL> § 1. Indien het plaatselijk bestuur niet meer voldoet aan één van de criteria bedoeld bij artikel 4, 1° van dit besluit, herleidt de Minister het bedrag van de premie tot het bedrag voorzien bij artikel 4, 2° van dit besluit.
  § 2. De Minister betekent de beslissing bedoeld bij paragraaf 1 aan het plaatselijk bestuur, aan de Rijksdienst voor arbeidsvoorziening en aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten.

Art.9. <Zie NOTA onder TITEL> De inspecteurs van de bevoegde dienst bij het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid zien toe op de naleving door het plaatselijk bestuur van de tewerkstelling van de gesubsidieerde contractuelen onder de voorwaarden voorzien in het koninklijk besluit nr. 474 en in dit besluit.

Art.10. <Zie NOTA onder TITEL> Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1987.

Art.11. <Zie NOTA onder TITEL> Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, Onze Minister van Sociale Zaken en Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Openbaar Ambt zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.

Art. N. <Zie NOTA onder TITEL> Bijlage bij het koninklijk besluit van 29 oktober 1986 tot uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 houdende opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde contractuelen bij sommige plaatselijke besturen. <Niet opgenomen. Zie B.St. 20-11-1986, p. 15572-15574>