Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

31 OKTOBER 1996. - Besluit van de Waalse Regering tot wijziging van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juni 1991 tot bepaling van de verdelingsmaatstaven van de toelagen die toegekend zijn aan de plaatselijke besturen waar contractuelen tewerkgesteld zijn (VERTALING).



Inhoudstafel:


Art. 1-15



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1991027440 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 1, 5°, van het besluit van de Waalse Gewestexecutieve van 13 juni 1991 tot bepaling van de verdelingsmaatstaven van de toelagen die toegekend zijn aan de plaatselijke besturen waar contractuelen tewerkgesteld zijn, wordt vervangen als volgt :
  " 5° quinquennia : opeenvolgende periodes van vijf jaar waarvan de eerste op 1 januari 1997 begint. "

Art.2. In hetzelfde besluit wordt het woord " triënnium " vervangen door het woord " quinquennium ".

Art.3. Artikel 7, § 2, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 oktober 1994, wordt vervangen als volgt :
  " § 2. Wat de overeenkomstig § 1 berekende punten betreft, verleent het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn van een gemeente die in de loop van een quinquennium minder punten verkrijgt dan het aantal punten dat ze gebruikt heeft gedurende het voorlaatste jaar voorafgaand aan dat quinquennium, aan die gemeente voor het betrokken quinquennium ten belope van het gedurende het voorlaatste jaar voorafgaand aan dat quinquennium gebruikte aantal punten, de punten die het positieve verschil uitmaken tussen de overeenkomstig artikel 8, § 1, berekende punten en de punten die het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn gebruikt heeft gedurende het aan dat quinquennium voorafgaande voorlaatste jaar.
  Onverminderd de bepalingen van het eerste lid kan de gemeente haar punten afstaan aan haar openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, met uitzondering van de punten die haar toegekend worden krachtens artikel 12, § 6, eerste lid, 5°, en aan de verenigingen van gemeenten waarvan ze deel uitmaakt, behalve die met economische doeleinden.
  Een gemeente kan haar punten slechts aan een vereniging van gemeenten afstaan voor activiteiten die de vereniging op het grondgebied van de gemeente verricht. "

Art.4. In artikel 8 van hetzelfde besluit, gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 3 februari 1994, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° in § 1, tweede, derde, vierde, vijfde en zesde lid worden de woorden " de Diensten van de Franse Gemeenschapsregering en door die van de Duitstalige Gemeenschap " vervangen door de woorden " de Algemene Directie Sociale Actie en Gezondheid van het Ministerie van het Waalse Gewest en door de Diensten van de Duitstalige Gemeenschap ";
  2° § 2 wordt vervangen als volgt :
  " § 2. Het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kan zijn punten afstaan aan de gemeente waaronder het ressorteert, alsook aan de verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn, de intercommunale centra voor maatschappelijk welzijn en de verenigingen van gemeenten waarvan het deel uitmaakt, behalve die met economische doeleinden.
  Een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn kan slechts punten afstaan aan een vereniging van gemeenten voor activiteiten die de vereniging van gemeenten verricht op het grondgebied van de gemeente waaronder dat openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn ressorteert. "

Art.5. Artikel 10 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Onverminderd de bepalingen van artikel 7, § 2, tweede lid, van artikel 8, § 2, en van artikel 12, § 5, hebben de verenigingen van gemeenten, behalve die met economische doeleinden, samen aanspraak op zeshonderd vijftig punten.
  De wijze waarop deze punten onder de verenigingen van gemeenten en de verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn worden verdeeld, wordt door de Regering bepaald.
  De vereniging van gemeenten kan haar punten afstaan aan de gemeenten en aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die er deel van uitmaken.
  De vereniging van openbare centra voor maatschappelijk welzijn en het intercommunale centrum voor maatschappelijk welzijn kunnen hun punten afstaan aan de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die er deel van uitmaken. "

Art.6. In hetzelfde besluit wordt een artikel 10bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " Art. 10bis. Het plaatselijke bestuur dat vóór 1 januari 1997 een dienst heeft overgeheveld naar een ander plaatselijk bestuur, heeft geen aanspraak meer op de punten voor de gesubsidieerde contractuelen die op de dag van de overheveling binnen deze dienst tewerkgesteld waren.
  Het plaatselijke bestuur waarnaar vóór 1 januari 1997 een dienst wordt overgeheveld door een ander plaatselijk bestuur, heeft aanspraak op de punten voor de gesubsidieerde contractuelen die op de dag van de overheveling binnen deze dienst tewerkgesteld waren.
  De bepalingen van het eerste en het tweede lid zijn niet meer van toepassing wanneer de dienst opnieuw wordt overgeheveld naar zijn oorspronkelijk plaatselijk bestuur. "

Art.7. In hetzelfde besluit wordt een artikel 11bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " Art. 11bis. Wanneer het aantal punten dat aan een plaatselijk bestuur wordt toegekend voor het aan het quinquennium voorafgaande jaar kleiner is dan het aantal punten toegekend op grond van de artikelen 7 tot 11, dan wordt het laatste aantal tijdens de eerste vier jaar van het quinquennium verminderd met een percentage van het verschil tussen de twee getallen.
  Wanneer het aantal punten dat aan een plaatselijk bestuur wordt toegekend voor het aan het quinquennium voorafgaande jaar, groter is dan het aantal punten toegekend op grond van de artikelen 7 tot 11, dan wordt het laatste aantal tijdens de eerste vier jaar van het quinquennium verhoogd met een percentage van het verschil tussen de twee getallen.
  De percentages bedoeld in het eerste en in het tweede lid bedragen 80 % voor het eerste jaar van het quinquennium, 60 % voor het tweede, 40 % voor het derde en 20 % voor het vierde.
  De in artikel 11 bedoelde regel is van toepassing op de getallen die het gevolg zijn van de toepassing van het eerste, het tweede en het derde lid. "

Art.8. Artikel 12, § 6, van hetzelfde besluit, gewijzigd bij de besluiten van de Waalse Regering van 3 februari 1994 en 6 oktober 1994, wordt met het volgende lid aangevuld :
  " Wanneer de Regering, bij bijzondere overeenkomst, overeenkomstig het eerste lid, 5°, bijkomende punten toekent, heeft het plaatselijke bestuur daarenboven aanspraak op hetzelfde aantal punten als het aantal gebruikt voor de indienstneming van gesubsidieerde contractuelen in het kader van de bijzondere overeenkomst. "

Art.9. In hetzelfde besluit wordt een artikel 12bis ingevoegd, luidend als volgt :
  " Art. 12bis. § 1. In de loop van het quinquennium moet het plaatselijke bestuur het gemiddeld totale personeelsbestand op zijn minst op het niveau van het gemiddeld totale personeelsbestand handhaven dat tewerkgesteld was in de loop van het aan het quinquennium voorafgaande jaar.
  Als het gemiddeld totale personeelsbestand afneemt, heeft het plaatselijke bestuur nog slechts aanspraak op een toelage waarvan het totaalbedrag verminderd wordt met het percentage van de vermindering van het gemiddeld totale personeelsbestand.
  Het bedrag van de toelage wordt verminderd het jaar na dat waarin het gemiddeld totale personeelsbestand afgenomen is.
  Als het gemiddeld statutaire personeelsbestand toeneemt, wordt het bedrag van de toelage evenwel slechts verminderd met een percentage gelijk aan het verschil tussen het percentage van de vermindering van het gemiddeld totale personeelsbestand en het dubbele van het percentage van de toename van het gemiddeld statutaire personeelsbestand.
  Onder gemiddeld totaal personeelsbestand wordt verstaan het jaarlijkse gemiddelde van al het in de driemaandelijkse statistieken aangegeven personeel, zoals meegedeeld aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, met uitzondering van :
  1° het onderwijzend personeel;
  2° de stagiairs tewerkgesteld overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces;
  3° de gesubsidieerde contractuelen;
  4° de rechthebbenden op het bestaansminimum die overeenkomstig artikel 60, § 7 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn tewerkgesteld zijn;
  5° het ziekenhuispersoneel;
  6° de vrijwillige brandweermannen.
  § 2. Voor de toepassing van § 1 worden de personeelsbestanden van de gemeente en van het eronder ressorterende openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn samengeteld en wordt het bedrag van de toelage van elk plaatselijk bestuur verminderd met het percentage van de totale vermindering van hun personeelsbestand.
  § 3. De §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op gemeenten die aan een sanerings- of een beheersplan onderworpen zijn, noch op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die van die gemeenten afhangen. "

Art.10. Artikel 15 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 15. De toelage wordt per voorlopige twaalfden uitbetaald op de eerste werkdag van elke maand na de indienstneming, ten belope van het gebruikspercentage van de in de loop van het voorlaatste jaar toegekende punten.
  De toelage wordt uitbetaald in de loop van het jaar volgend op de indienstneming. "

Art.11. Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 17. § 1. In de zin van dit besluit wordt verstaan onder gemeenten die aan een saneringsplan of aan een beheersplan onderworpen zijn, gemeenten die aanspraak hebben op leningen voor buitengewone hulp op lange termijn, voor sanering of consolidatie, in de lasten waarvan het Waalse Gewest in 1996 tegemoetkomt.
  § 2. Voor gemeenten die aan een saneringsplan of aan een beheersplan onderworpen zijn en de eronder ressorterende openbare centra voor maatschappelijk welzijn, wanneer het aantal punten toegekend in de loop van het jaar voorafgaand aan het quinquennium hoger is dan het aantal punten toegekend krachtens de artikelen 7, 8 en 11, wordt het laatste aantal verhoogd met een percentage van het verschil tussen deze twee getallen.
  Het in het eerste lid bedoelde percentage is gelijk aan 100 % voor 1997, 87,5 % voor 1998, 75 % voor 1999, 62,5 % voor 2000 en 50 % voor 2001.
  De in artikel 11 vermelde regel is toepasselijk op de getallen die het gevolg zijn van de toepassing van het eerste en het tweede lid. "

Art.12. Artikel 18 van hetzelfde besluit wordt vervangen als volgt :
  " Art. 18. § 1. Wanneer het gemiddeld totale personeelsbestand van 1996 afgenomen is in vergelijking met het gemiddelde totale personeelsbestand van 1993, heeft het plaatselijke bestuur in 1997 slechts aanspraak op een toelage waarvan het totaalbedrag verminderd wordt met het percentage van de vermindering van het gemiddeld totale personeelsbestand.
  In geval van verhoging van het gemiddeld statutaire personeelsbestand wordt het bedrag van de toelage evenwel slechts verminderd met een percentage gelijk aan het verschil tussen het percentage van de vermindering van het gemiddeld totale personeelsbestand en het dubbele van het percentage van de verhoging van het gemiddeld statutaire personeelsbestand.
  Onder gemiddeld totaal personeelsbestand wordt verstaan het jaarlijkse gemiddelde van al het in de driemaandelijkse statistieken aangegeven personeel, zoals meegedeeld aan de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, met uitzondering van :
  1° het onderwijzend personeel;
  2° de stagiairs die overeenkomstig het koninklijk besluit nr. 230 van 21 december 1983 betreffende de stage en de inschakeling van jongeren in het arbeidsproces tewerkgesteld zijn;
  3° de gesubsidieerde contractuelen;
  4° de rechthebbenden op het bestaansminimum die overeenkomstig artikel 60, § 7, van bovenvermelde wet van 8 juli 1976 tewerkgesteld zijn;
  5° het ziekenhuispersoneel;
  6° de vrijwillige brandweermannen.
  § 2. Voor de toepassing van § 1 worden de personeelsbestanden van de gemeente en van het eronder ressorterende openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn samengeteld en wordt het bedrag van de toelage van elk plaatselijk bestuur verminderd met het percentage van de totale vermindering van hun personeelsbestand.
  § 3. De §§ 1 en 2 zijn niet van toepassing op gemeenten die aan een saneringsplan of aan een beheersplan onderworpen zijn, noch op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn die onder die gemeenten ressorteren. "

Art.13. Hoofdstuk Vbis - Specifieke bepalingen - van hetzelfde besluit, ingevoegd bij het besluit van de Waalse Regering van 6 oktober 1994 en gewijzigd bij het besluit van de Waalse Regering van 11 mei 1995, dat de artikelen 15bis en 15ter bevat, wordt opgeheven.

Art.14. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 1997.

Art. 15. De Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming is belast met de uitvoering van dit besluit.
  Namen, 31 oktober 1996.
  De Minister-President van de Waalse Regering, belast met Economie, Buitenlandse Handel, KMO's, Toerisme en Patrimonium,
  R. COLLIGNON
  De Minister van Begroting en Financiën, Tewerkstelling en Vorming,
  J.-C. VAN CAUWENBERGHE