17 JULI 1991. - Besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Executieve houdende voorlopige vrijstelling voor de plaatselijke besturen van het naleven van het criterium bedoeld in atikel 4, 1°, a, van het koninklijk besluit van 28 oktober 1986 tot uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde kontraktuelen bij sommige plaatselijke besturen.
Art. 1-5
Artikel 1. Dit besluit regelt een aangelegenheid die bedoeld wordt in artikel 107quater van de Grondwet.
Art.2. Voor het jaar 1990 worden de plaatselijke besturen in het Brusselse Hoofdstedelijk Gewest vrijgesteld van het naleven van het criterium bedoeld in artikel 4, 1°, a, van het koninklijk besluit van 29 oktober 1986 tot uitvoering van het koninklijk besluit nr. 474 van 28 oktober 1986 tot opzetting van een stelsel van door de Staat gesubsidieerde kontraktuelen bij sommige plaatselijke besturen.
Art.3. Kunnen door de Minister bevoegd voor tewerkstelling, voor 1991, vrijgesteld worden van het naleven van het in het vorige artikel bedoelde criterium, de plaatselijke besturen die erom verzoeken en die :
1° bij de Minister van Tewerkstelling en Arbeid een aanvraag hebben ingediend tot vrijstelling van de verplichting om stagiairs aan te werven zoals bedoeld in artikel 3 van het koninklijk besluit van 29 maart 1990 tot vaststelling voor sommige plaatselijke besturen van de toekenningsvoorwaarden voor gehele of gedeeltelijke vrijstelling van de verplichting tot aanwerving van stagiairs, alsmede van de voorwaarden voor de vermindering van het percentage stagiairs, en waarvan de aanvraag niet of slechts gedeeltelijk ingewilligd werd;
2° toegang hebben tot het Hulpfonds voor financieel herstel van de gemeenten, opgericht bij koninklijk besluit nr. 208 van 23 september 1983 of waarvan de financiële moeilijkheden erkend worden door de Minister bevoegd voor het administratief toezicht op de plaatselijke besturen.
De plaatselijke besturen voegen aan hun vrijstellingsaanvraag de documenten toe die toelaten uit te maken of ze aan de in 1° en 2° van vorige alinea bedoelde voorwaarden voldoen.
Art.4. Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 januari 1990.
Art. 5. De Executieve belast de Minister bevoegd voor tewerkstelling met de uitvoering van dit besluit.