13 NOVEMBER 2015. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende vrijstelling van bepaalde werkgeversbijdragen voor ondernemingen die behoren tot de koopvaardijsector en de zeesleepvaartsector(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-12-2015 en tekstbijwerking tot 22-03-2023)
Art. 1-6
Artikel 1.§ 1. [2 Dit besluit is van toepassing op communautaire zeelieden die door reders met een exploitatiezetel op het grondgebied van het Vlaamse Gewest of met een exploitatiezetel in een andere lidstaat van de EER worden tewerkgesteld op zeeschepen met eigen voorstuwing waarvoor een [3 certificaat van registratie in uitvoering van artikel 91 van het Verdrag van de Verenigde Naties inzake het recht van de Zee van 10 december 1982]3 wordt voorgelegd en die geregistreerd zijn in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte]2.
[3In het eerste lid wordt verstaan onder communautaire zeelieden: alle zeelieden aan boord van de schepen, vermeld in dit artikel, die voor hun tewerkstelling onderworpen zijn aan de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij ]3.
[3 Alleen zeelieden die werken aan boord van schepen, met inbegrip van roroveerboten, die geregelde passagiersdiensten tussen havens van de Europese Economische Ruimte verzorgen, of alleen zeelieden die werken aan boord van schepen die gespecialiseerd zijn in de volgende activiteiten, komen in aanmerking voor de vrijstelling, vermeld in dit besluit:
1° kabels leggen op de voorbereide zeebodem;
2° pijpen leggen op de voorbereide zeebodem;
3° takel- en hefwerkzaamheden van infrastructuur in het kader van installatie- en onderhoudswerken op zee;
4° onderzoek van de zeebodem in het kader van installatie- en onderhoudswerken;
5° gericht storten van stenen op de zeebodem in het kader van installatie- en onderhoudswerken op zee;
6° vervoeren van onderdelen op zee in het kader van installatie- en onderhoudswerken op zee;
7° vervoeren en accommoderen van personen in het kader van installatie- en onderhoudswerken op zee.]3
§ 2. Voor wat betreft het zeevervoersgedeelte van de sleepwerkzaamheden verricht door communautaire zeelieden die werken aan boord van zeewaardige sleepboten die minstens 50% van hun bedrijfstijd vervoer op zee verrichten, passen de reders met exploitatiezetel op het grondgebied van het Vlaamse Gewest de maatregel, vermeld in artikel 2, alleen toe op de lonen van de communautaire zeelieden die ze tewerkstellen.
Een evenredig deel van de wachttijd, vermeld in het eerste lid, wordt in aanmerking genomen als zeevervoer voor de berekening van de voormelde drempel van 50%.
[3 § 3. Passagiersschepen die niet meer dan 12 passagiers mogen vervoeren worden uitgesloten van dit besluit.]3
----------
(1)<BVR 2016-09-23/01, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
(2)<BVR 2020-06-12/13, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
(3)<BVR 2022-12-23/28, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 31-12-2022>
Art.2.De reders, vermeld in artikel 2, § 1, 2°, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij, worden vrijgesteld van de betaling van werkgeversbijdragen aan de [1 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]1 voor :
1° 26,99 % van de globale basiswerkgeversbijdragen, vermeld in artikel 3, § 3, 1°, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij;
2° de bijdrage aan het Fonds tot vergoeding van de in geval van sluiting van ondernemingen ontslagen werknemers, vermeld in artikel 58 en 60 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van ondernemingen.
----------
(1)<BVR 2017-12-01/08, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art.3.§ 1. De reders waarborgen minimaal zestig arbeidsplaatsen voor de zeelieden en shoregangers [ 1die tewerkgesteld zijn aan boord van koopvaardijschepen, schepen die geregelde passagiersdiensten tussen havens van de Europese Unie verzorgen, met inbegrip van roroveerboten, en sleepboten, ]1 die ingeschreven zijn op de lijst van de Pool van de Zeelieden ter Koopvaardij, en 256 arbeidsplaatsen voor de officieren [1 die tewerkgesteld zijn aan boord van koopvaardijschepen, schepen die geregelde passagiersdiensten tussen havens van de Europese Unie verzorgen, met inbegrip van roroveerboten, en sleepboten,]1 die ingeschreven zijn op de lijst van de Pool van Zeelieden ter Koopvaardij. [1De reders waarborgen minimaal 48 arbeidsplaatsen voor de zeelieden die tewerkgesteld zijn aan boord van zeeschepen, vermeld in artikel 1, § 1, tweede lid, 2°. Dat aantal wordt vermeerderd met 40 arbeidsplaatsen over een periode van vier jaar, die begint op 1 juli 2020. ]1
In het eerste lid wordt verstaan onder arbeidsplaats : een vacante plaats gedurende 365 dagen per jaar voor een varend koopvaardijpersoneelslid. Dat betekent 60 x 1,7 = 102 tewerkstellingen voor zeelieden en shoregangers, en 256 x 1,7 = 435 tewerkstellingen voor officieren.
[1 In het tweede lid wordt verstaan onder arbeidsplaats voor de zeelieden die tewerkgesteld zijn aan boord van zeeschepen, vermeld in artikel 1, § 1, tweede lid, 2° : een vacante plaats gedurende 365 dagen per jaar voor een varend personeelslid. Dat betekent 48 x 2,5 = 120 tewerkstellingen voor zeelieden.]1
§ 2. Bij de evaluatie van de naleving van de tewerkstellingsnorm, vermeld in paragraaf 1, wordt geen rekening gehouden met de varende werknemers, vermeld in artikel 2quater van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij.
§ 3. Het Paritair Comité van de Koopvaardij onderzoekt jaarlijks of voldaan is aan de tewerkstellingsnorm, vermeld in paragraaf 1. De voorzitter van het bevoegde paritair comité bezorgt het jaarlijks evaluatierapport voor 30 april aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid.
§ 4. Als de reders overmacht inroepen, kan van de naleving van de tewerkstellingsnorm worden afgeweken. In dat geval bevat het verslag van het paritair comité de gronden voor overmacht.
§ 5. De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, beschikt over een termijn van dertig kalenderdagen om zich uit te spreken over het respecteren van de tewerkstellingsnorm, vermeld in paragraaf 1, en over de eventuele gehele of gedeeltelijke invordering van de vrijgestelde bijdragen voor het afgelopen jaar in kwestie. Deze termijn begint te lopen de dag nadat de voorzitter van het bevoegde paritair comité het jaarlijks evaluatierapport heeft bezorgd en op 30 april indien de voorzitter van het bevoegde comité het jaarlijks evaluatierapport niet of niet tijdig heeft bezorgd. Als de Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, binnen deze termijn geen beslissing neemt, wordt de beslissing geacht positief te zijn.
[1 § 6. Na de periode van vier jaar, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, wordt de tewerkstellingsdrempel opnieuw geëvalueerd, waarbij rekening wordt gehouden met de economische en technologische ontwikkelingen binnen de sector.]1
----------
(1)<BVR 2020-06-12/13, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
Art.4.De reder deelt aan de [1 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]1 de volgende gegevens mee :
1° het aantal dagen waarvoor de sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd zijn, namelijk :
a) elke vaart- en bijwerkdag voor de zeevarenden;
b) elke arbeidsdag voor de shoregangers;
c) elke dag waarvoor de opzeggingsvergoeding door de reder verschuldigd is;
2° [2 het betaalde brutoloon voor de dagen, vermeld in punt 1°, waarop de zeeman door zijn dienstbetrekking recht heeft]2.
----------
(1)<BVR 2017-12-01/08, art. 3, 003; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<BVR 2022-12-23/28, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 31-12-2022>
Art.5.Dit besluit heeft uitwerking op 1 juli 2015 en treedt buiten werking op [1 31 december 2032]12.
----------
(1)<BVR 2022-12-23/28, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 31-12-2022>
Art. 6. De Vlaamse minister, bevoegd voor het tewerkstellingsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.