Details





Titel:

13 JANUARI 2014. - Koninklijk besluit houdende vrijstelling van bepaalde werkgevers- en werknemersbijdragen ten behoeve van de ondernemingen behorende tot de sector van de koopvaardij en de zeesleepvaartsector [en houdende vrijstelling van de werknemersbijdragen ten behoeve van de ondernemingen behorende tot de sector van de baggerwerken op zee] <KB2015-12-06/15, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2014>(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-01-2014 en tekstbijwerking tot 14-02-2023)



Inhoudstafel:


Art. 1-7



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1998022372  2001022354 



Uitvoeringsbesluit(en):

2015205854  2015205857  2018201420  2023200737 



Artikels:

Artikel 1.[1 § 1.]1 Dit besluit is van toepassing op communautaire zeelieden die tewerkgesteld zijn aan boord van in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte geregistreerde zeeschepen.
  Met communautaire zeelieden worden bedoeld :
  - burgers van de Europese gemeenschap of van de Europese Economische Ruimte wanneer het zeelieden betreft die werken aan boord van schepen, met inbegrip van ro-ro veerboten, die geregelde passagiersdiensten tussen havens van de Gemeenschap verzorgen;
  - in alle andere gevallen alle zeelieden die in een lidstaat belasting en/of sociale zekerheidsbijdragen moeten betalen.
  Dit besluit is eveneens van toepassing op het zeevervoersgedeelte van de sleepwerkzaamheden verricht door communautaire zeelieden aan boord van in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte geregistreerde zeewaardige sleepboten die minstens 50 % van hun bedrijfstijd vervoer op zee verrichten. Een evenredig deel van de wachttijd wordt in aanmerking genomen als zeevervoer voor de berekening van de bedoelde drempel van 50 %.
  [1 § 2. Dit besluit is eveneens van toepassing op de werkgevers die behoren tot de sector van de baggerwerken op zee en op hun werknemers, doch enkel voor wat de vrijstelling van de werknemersbijdragen betreft.;
   Voor de toepassing van dit besluit moet worden verstaan onder :
   Werknemers behorend tot de sector van de baggerwerken op zee : de communautaire zeelieden die onderworpen zijn aan de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij en haar uitvoeringsbesluiten;
   Zeewaardige baggerschepen : de in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte geregistreerde zeewaardige baggerschepen met eigen voortstuwing die ingericht zijn voor het vervoer van een lading over zee, waarvoor een zeebrief wordt voorgelegd en die minstens 50 % van hun bedrijfstijd vervoer op zee verrichten.
   Voor het zeevervoergedeelte van baggerwerkzaamheden (zeevervoer van baggerspecie) mogen de werkgevers van de baggervaartsector de in artikel 2, paragraaf 2 van dit besluit bedoelde maatregel enkel toepassen op de lonen van de communautaire zeelieden, die zij tewerkstellen aan boord van in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte geregistreerde zeewaardige baggerschepen met eigen voortstuwing, die ingericht zijn voor het vervoer van een lading over zee, waarvoor een zeebrief wordt voorgelegd en die minstens 50 % van hun bedrijfstijd vervoer op zee verrichten.
   Onder communautaire zeelieden moet worden verstaan, alle zeelieden die in een lidstaat belasting en/of sociale zekerheidsbijdragen betalen.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-12-06/15, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.2.§ 1. De reders, bedoeld in artikel 2, § 1, 2°, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij, worden vrijgesteld van de betaling van bepaalde werkgeversbijdragen aan de [1 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]1, onder de voorwaarden bepaald in artikel 3.
  Het gaat om de bijdragen bedoeld in de artikelen 3, § 3, 1°, 2°, 3°, 4°, 5° en 7° ; § 3quater van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij, artikel 121 en artikel 122 van de herstelwet van 22 januari 1985 houdende sociale bepalingen, artikel 57 van de wetten betreffende de schadeloosstelling voor beroepsziekten, gecoördineerd op 3 juni 1970, artikel 59, 1° en artikel 59ter, § 1 van de arbeidsongevallenwet van 10 april 1971, artikel 58 en artikel 60 van de wet van 26 juni 2002 betreffende de sluiting van de ondernemingen, de artikelen 1, 2 en 3 van het koninklijk besluit van 27 november 1996 tot instelling van een bijzondere werkgeversbijdrage ter financiering van het stelstel van de tijdelijke werkloosheid en de anciënniteitestoeslag voor oudere werklozen, in toepassing van artikel 3, § 1, 4° van de wet van 26 juli 1996 strekkende tot realisatie van de budgettaire voorwaarden tot deelname van België aan de Europese Monetaire Unie, voorzover er wordt voldaan aan de tewerkstellingsgaranties vermeld in artikel 3 van dit besluit.
  § 2. [2 Onder dezelfde voorwaarden, worden de reders, bedoeld in artikel 2, § 1, 2°, van de besluitwet van 7 februari 1945 betreffende de maatschappelijke veiligheid van de zeelieden ter koopvaardij, toegelaten de zeeliedenbijdragen per vaartdag, berekend op basis van een dagloon van 1/ 360e van het bedrag bedoeld in artikel 7, derde lid van het koninklijk besluit nr. 50 van 24 oktober 1967 betreffende het rust en overlevingspensioen voor werknemers, van toepassing gedurende het kalenderjaar voorafgaand aan het lopende jaar, te betalen aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, en het bedrag per vaartdag dat overeenstemt met de persoonlijke bijdragen berekend op het verschil tussen dit begrensd dagloon en het bruto dagloon per vaartdag te behouden.]2
  ----------
  (1)<KB 2018-05-15/05, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (2)<KB 2023-01-15/07, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.3.§ 1. De reders waarborgen minimaal 60 arbeidsplaatsen voor de op de lijst van de Pool van de Zeelieden ter Koopvaardij ingeschreven zeelieden en shoregangers en 256 arbeidsplaatsen voor de op de lijst van de Pool van Zeelieden ter Koopvaardij ingeschreven officieren.
  § 2. Onder arbeidsplaats wordt verstaan een vacante plaats gedurende 365 dagen per jaar voor een varend koopvaardijpersoneelslid. Dit betekent 60 x 1,7 = 102 tewerkstellingen voor zeelieden en shoregangers en 256 x 1,7 = 435 tewerkstellingen voor officieren.
  [1 § 2/1. De reders uit de baggersector waarborgen 80 arbeidsplaatsen voor de op de lijst van de Pool van de Zeelieden ter Koopvaardij ingeschreven zeelieden.
   § 2/2. Onder arbeidsplaats wordt verstaan een vacante plaats gedurende 365 dagen per jaar voor een varend baggerpersoneelslid. Dit betekent 80 x 2,5 = 200 tewerkstellingen voor zeelieden.]1
  § 3. Bij de evaluatie van de naleving van de tewerkstellingsnorm, bedoeld in §§ 1 en 2, wordt geen rekening gehouden met de varende werknemers, bedoeld in artikel 2quater van de voornoemde besluitwet van 7 februari 1945.
  § 4. Het Paritair Comité van de Koopvaardij onderzoekt jaarlijks of voldaan is aan de bovenvermelde tewerkstellingsnorm. De voorzitter van het bevoegde paritair comité stuurt het jaarlijks evaluatierapport van voornoemd comité uiterlijk vóór 30 april naar de Minister van Sociale Zaken en de Minister van Werk.
  § 5. Indien de werkgevers overmacht inroepen, kan van de naleving van de tewerkstellingsnorm worden afgeweken. In dit geval bevat het verslag van het Paritair Comité de gronden voor overmacht.
  § 6. De Minister van Sociale Zaken beschikt over een termijn van vijftien kalenderdagen om zich uit te spreken over het respecteren van de tewerkstellingsnorm en over het eventueel geheel of gedeeltelijk invorderen van de vrijgestelde bijdragen voor het betrokken trimester. Deze termijn begint te lopen vanaf het overmaken van het advies door de voorzitter van het bevoegde paritair comité of na verloop van de zestig kalenderdagen waarover de voorzitter van voornoemd comité beschikt om het advies over te maken. Indien de Minister van Sociale Zaken binnen deze termijn geen beslissing neemt, dan wordt de beslissing geacht positief te zijn.
  § 7. Jaarlijks en uiterlijk vóór 30 april, maakt het bevoegde Paritair Comité een evaluatierapport over aan de Minister van Werk en de Minister van Sociale Zaken.
  ----------
  (1)<KB 2015-12-06/15, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.4.De reder dient opgave te doen aan de [1 Rijksdienst voor Sociale Zekerheid]1 van :
  - het aantal dagen waarvoor de sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd zijn, met name :
  1. elke vaart- en bijwerkdag voor de zeevarenden;
  2. elke arbeidsdag voor de shoregangers;
  3. elke dag waarvoor de opzeggingsvergoeding door de reder verschuldigd is;
  - het maand per maand betaalde brutoloon met betrekking tot voormelde dagen, waarop de zeeman ingevolge zijn dienstbetrekking recht heeft.
  Onder brutoloon van de zeeman wordt verstaan : de standaardgage vemeerderd met de overuren en alle vergoedingen, opzegvergoedingen inbegrepen.
  ----------
  (1)<KB 2018-05-15/05, art. 32, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.5. Het koninklijk besluit van 16 mei 2001 houdende vrijstelling van bepaalde werknemersbijdragen ten behoeve van de ondernemingen behorende tot de sleepvaartsector en het koninklijk besluit van 10 juni 1998 tot uitvoering van het koninklijk besluit van 18 april 1997 houdende maatregelen ter bevordering van de tewerkstelling in de koopvaardij in toepassing van artikel 7, § 2, van de wet van 26 juli 1996 tot bevordering van de werkgelegenheid en tot preventieve vrijwaring van het concurrentievermogen worden opgeheven.

Art.6.Dit besluit heeft uitwerking met ingang van 1 juli 2005 en treedt buiten werking op 1 juli 2015.
  [1 In afwijking van het eerste lid, treedt dit besluit, voor wat de vrijstelling van werknemersbijdragen in de sector van de baggerwerken op zee en de sleepvaartsector betreft, [2 buiten werking op 31 december 2032.]2]1
  ----------
  (1)<KB 2015-11-23/08, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
  (2)<KB 2023-01-15/07, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. 7.De minister bevoegd voor Sociale Zaken en de minister bevoegd voor Werk zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.