7 DECEMBER 2018. - Besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 28-01-2019 en tekstbijwerking tot 27-12-2023)
Deel 1. - Gemeenschappelijke basisbepalingen
Titel 1. [1 Definities en toepassingsgebied ]1
Art. 1, 1/1
Titel 2.
Art. 2-3
Titel 3. - Verwerking, uitwisseling en bewijswaarde van gegevens
HOOFDSTUK 1. - Gegevensverwerking en uitwisseling
Art. 4-8
HOOFDSTUK 2. - Bewijswaarde van elektronische documenten
Art. 9-13
Titel 4. - Interventies
HOOFDSTUK 1. - Procedure voor de aanvraag van tegemoetkomingen
Art. 14-17
HOOFDSTUK 2.
Art. 18-19
HOOFDSTUK 3.
Afdeling 1.
Art. 20-21
Afdeling 2.
Onderafdeling 1.
Art. 22-23
Onderafdeling 2.
Art. 24
Afdeling 3.
Art. 25
Afdeling 4.
Art. 26
HOOFDSTUK 4.
Art. 27
HOOFDSTUK 5.
Afdeling 1.
Onderafdeling 1.
Art. 28-32
Onderafdeling 2.
Art. 33-34
Onderafdeling 3.
Art. 35
Onderafdeling 4.
Art. 36
Afdeling 2.
Onderafdeling 1.
Art. 37
Onderafdeling 2.
Art. 38
HOOFDSTUK 6.
Afdeling 1.
Art. 39-42
Afdeling 2.
Art. 43-47
Afdeling 3.
Art. 48-49
Afdeling 4.
Art. 50-51
Afdeling 6.
Art. 52
HOOFDSTUK 7.
Art. 53-58
HOOFDSTUK 8.
Afdeling 1.
Art. 59
Afdeling 2.
Onderafdeling 1.
Art. 60
Onderafdeling 2.
Art. 61-62
Onderafdeling 3.
Art. 63
Afdeling 3.
Art. 64
Afdeling 3/1.
Art. 64/1
Afdeling 4.
Art. 65
Afdeling 5.
Art. 66-68
Deel 2. - Psychiatrische verzorgingstehuizen
Titel 1. - Erkenning
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 69
HOOFDSTUK 2. - Algemene werkingsnormen
Art. 70
HOOFDSTUK 3. - Zorgverleningsnormen
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 71
Afdeling 2. - Opnamebeleid
Art. 72-74
Afdeling 3. - Zorgplan
Art. 75-80
Afdeling 4. - Zakgeld
Art. 81
Afdeling 5. - Ontslag en nazorg
Art. 82-84
Afdeling 6. - Non-discriminatie
Art. 85
Afdeling 7. - Klachten
Art. 86
HOOFDSTUK 4. - Functionele en organisatorische werkingsnormen
Art. 87-88, 88/1, 88/2
HOOFDSTUK 5. - Personeelsnormen
Art. 89-91
HOOFDSTUK 6. - Huisvestingsnormen
Afdeling 1. - Ligging, leefomgeving en leefklimaat
Art. 92-95
Afdeling 2. - Gemeenschappelijke ruimtes
Art. 96
Afdeling 3. - Kamers
Art. 97-98
Afdeling 4. - Rolstoeltoegankelijkheid
Art. 99
Afdeling 5. -Sanitaire installaties
Art. 100-101
Afdeling 6. - Veiligheid
Art. 102-106
HOOFDSTUK 7. - Tijdelijke en gemotiveerde afwijking van de erkenningsnormen
Art. 107
HOOFDSTUK 8. - Bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij de verwerking van persoonsgegevens van zorggebruikers, in het bijzonder medische gegevens
Art. 108
Titel 2. - Programmatie
Art. 109
Titel 3.
Art. 110-118
Titel 4.
Art. 119
Titel 5.
Art. 120-121
Deel 3. - Initiatieven van beschut wonen
Titel 1. - Erkenning
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 122
HOOFDSTUK 2. - Algemene werkingsnormen
Art. 123-124
HOOFDSTUK 3. - Zorgverleningsnormen
Afdeling 1. - Algemeen
Art. 125
Afdeling 2. - Instroombeleid
Art. 126-131
Afdeling 3. - Begeleidingsplan
Art. 132-136
Afdeling 4. - Zorgcontinuïteit
Art. 137
Afdeling 5. - Non-discriminatie
Art. 138
Afdeling 6. - Klachten
Art. 139
HOOFDSTUK 4. - Functionele en organisatorische werkingsnormen
Art. 140-143
HOOFDSTUK 5. - Personeelsnormen
Art. 144-146
HOOFDSTUK 6. - Tijdelijke en gemotiveerde afwijking van de erkenningsnormen
Art. 147
HOOFDSTUK 7. - Zorgvernieuwende initiatieven
Afdeling 1. - Activering
Art. 148
Afdeling 2. - Psychiatrische zorg in de thuissituatie
Art. 149-150
HOOFDSTUK 8. - Bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij de verwerking van persoonsgegevens van zorggebruikers, in het bijzonder medische gegevens
Art. 151
Titel 2. - Programmatie
Art. 152
Titel 3. - Financiering
Art. 153-154
Titel 4. - Tegemoetkoming voor zorg in de prijs per verblijfdag
Art. 155
Titel 5. - Bijzondere verzekeringsstelsels
Art. 156
Deel 4.
Titel 1.
HOOFDSTUK 1.
Art. 157-158
HOOFDSTUK 2.
Art. 159-173
HOOFDSTUK 3.
Afdeling 1.
Art. 174-181
Afdeling 2.
Art. 182-190
Titel 2.
HOOFDSTUK 1.
Art. 191-193, 193/1
HOOFDSTUK 2.
Afdeling 1.
Art. 194-195
Afdeling 2.
Art. 196-201
Afdeling 3.
Art. 202
Afdeling 4.
Art. 203
HOOFDSTUK 3.
Art. 204-216
HOOFDSTUK 4.
Art. 217-223
Titel 3.
HOOFDSTUK 1.
Art. 224
HOOFDSTUK 2.
Art. 225-228
HOOFDSTUK 3.
Art. 229-238
Deel 5.
Titel 1.
HOOFDSTUK 1.
Art. 239-240
HOOFDSTUK 2.
Art. 241-242, 242/1
HOOFDSTUK 3.
Afdeling 1.
Art. 243
Afdeling 2.
Art. 244
Afdeling 3.
Art. 245-249
Afdeling 4.
Art. 249/1
HOOFDSTUK 4.
Afdeling 1.
Art. 250
Afdeling 2.
Art. 251
Afdeling 3.
Art. 252
Afdeling 4.
Art. 252/1
Afdeling 5.
Art. 252/2
HOOFDSTUK 5.
Art. 253-257, 257/1
HOOFDSTUK 6.
Art. 258
Titel 2.
Art. 259
Titel 3.
HOOFDSTUK 1.
Art. 260
HOOFDSTUK 2.
Art. 261, 261/1
HOOFDSTUK 3.
Art. 262-263
HOOFDSTUK 4.
Art. 264-265
Titel 4.
Art. 266-269
Titel 5.
Art. 270-275
Deel 6. - Multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging
Titel 1. - Procedure om een overeenkomst te sluiten, te wijzigen en te beëindigen
HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Art. 276-277
HOOFDSTUK 2. - Procedure om overeenkomsten te sluiten en te wijzigen
Art. 278-291
HOOFDSTUK 3. - Een overeenkomst beëindigen
Afdeling 1. - Beëindiging van een overeenkomst op verzoek van een multidisciplinaire begeleidingsequipe
Art. 292-299
Afdeling 2. - Beëindiging van een overeenkomst op initiatief van de minister of van het agentschap
Art. 300-309
Titel 2. - Werkgebied van de multidisciplinaire begeleidingsequipes
Art. 310
Titel 3. - Voorwaarden waaraan de multidisciplinaire begeleidingsequipe moet voldoen
HOOFDSTUK 1. - Basissamenstelling van de multidisciplinaire begeleidingsequipe
Art. 311
HOOFDSTUK 2. - Opdrachten van de multidisciplinaire begeleidingsequipe
Art. 312-314
HOOFDSTUK 3. - Werkingsvoorwaarden van de multidisciplinaire begeleidingsequipe
Art. 315-322
Titel 4. - Inhoud van de overeenkomst
Art. 323
Titel 5. - Financiering
HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Art. 324-328
HOOFDSTUK 2. - Samenstelling en berekening van de vergoeding
Art. 329-333
HOOFDSTUK 3. - Voorwaarden voor de tegemoetkoming
Art. 334-338
Deel 7. - Wijzigingsbepalingen
Art. 339-366
Deel 8. - Slotbepalingen
HOOFDSTUK 1. - Opheffingsbepaling
Art. 367
HOOFDSTUK 2. - Overgangsbepalingen
Art. 368-378
HOOFDSTUK 3. - Inwerkingtredingsbepaling
Art. 379
HOOFDSTUK 4. - Uitvoeringsbepaling
Art. 380
BIJLAGE.
Art. N
1988025416 1990022330 1990022331 1990022336 1990022340 1990022345 1990025359 1992025230 1994025243 1995035888 1995922526 1996022301 1997022160 1997035418 1998022638 1998022656 1999022820 2001022646 2001022873 2002022335 2002023039 2003022527 2004022507 2004036242 2006035728 2007022761 2008024094 2011022165 2014036524
Deel 1. - Gemeenschappelijke basisbepalingen
Titel 1. [1 Definities en toepassingsgebied ]1
----------
(1)
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
1° [4 administratie: het Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg]4;
2° beheerinstantie: een of meer personen die een initiatief van beschut wonen of een psychiatrisch verzorgingstehuis vertegenwoordigen en juridisch kunnen binden;
3° [1 ...]1
4° context: de familie en de naastbetrokkenen die een sociale en emotionele band hebben met de zorggebruiker;
5° Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen: de Controledienst voor de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen, vermeld in artikel 49, § 1, van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen;
6° decreet van 6 juli 2018: het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging;
7° [1 ...]1
8° gecoördineerde wet van 10 juli 2008: de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
9° herstellende zorg: de herstelondersteunende zorg, vermeld in artikel 54, § 1, tweede en derde lid, van het decreet van 6 juli 2018;
10° [1 ...]1
11° leidend ambtenaar: [4 het hoofd van de administratie]4;
12° minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;
13° [1 ...]1
14° netwerk: het geestelijke gezondheidsnetwerk. Dit is een geformaliseerd samenwerkingsverband dat verantwoordelijk is voor een bepaald werkgebied en betrokken is bij de zorg voor de deelpopulatie waartoe het samenwerkingsverband zich richt, en dat in samenwerking met vertegenwoordigers van gebruikers en hun context het geestelijke gezondheidsaanbod en functies faciliteert en optimaliseert;
15° netwerkpartners: de zorgvoorzieningen, initiatieven van vrijwillige en informele zorg of ondersteuning, partners uit andere sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, en partners uit andere beleidsdomeinen die al dan niet als zodanig door de Vlaamse Gemeenschap worden erkend of gefinancierd, en die deel uitmaken van geestelijke gezondheidsnetwerken;
16° palliatief samenwerkingsverband: een samenwerkingsverband voor palliatieve verzorging als vermeld in het koninklijk besluit van 19 juni 1997 houdende vaststelling van de normen waaraan een samenwerkingsverband inzake palliatieve zorg moet voldoen om te worden erkend;
17° residentiële zorg- of welzijnsvoorziening: een zorg- of welzijnsvoorziening die behandeling of zorg en ondersteuning met verblijf aanbiedt;
18° verhoogde tegemoetkoming: de verhoogde tegemoetkoming, vermeld in artikel 37, § 1 en § 19, van de wet [2 ...]2gecoördineerd op 14 juli 1994;
19° raadgevend comité VSB: het raadgevend comité van het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming, vermeld in artikel 17 van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming;
20°[4 ...]4
[3 20° /1 verblijfsovereenkomst: een verblijfsovereenkomst als vermeld in artikel 74;]3
21° werkdag: een dag die geen zaterdag, zondag of wettelijke feestdag is;
[3 21° /1 zorggebruiker die geïnterneerd is: een zorggebruiker ten aanzien van wie de internering bevolen is als vermeld in artikel 9 van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering;]3
22° zorginspectie: [4 Zorginspectie als vermeld in artikel 4, § 2, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg]4.
----------
(1)<BVR 2021-11-26/18, art. 52, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(2)<BVR 2022-06-10/08, art. 11, 013; Inwerkingtreding : 01-10-2022>
(3)<BVR 2022-07-01/26, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 31-10-2022>
(4)<BVR 2023-05-12/09, art. 485, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art. 1/1.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 32, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Titel 2.
Art.2.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 33, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.3.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 33, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Titel 3. - Verwerking, uitwisseling en bewijswaarde van gegevens
HOOFDSTUK 1. - Gegevensverwerking en uitwisseling
Art.4.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 34, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.5.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 34, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.6.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 34, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.7. De zorgvoorzieningen verwerken de volgende persoonsgegevens van de zorggebruikers voor hun opdrachten vermeld in het decreet van 6 juli 2018:
1° de voor- en achternaam;
2° de leeftijd;
3° het geslacht;
4° de nationaliteit;
5° het rijksregisternummer;
6° de woon- en verblijfplaats;
7° de verzekeringsstatus;
8° de gezondheidsgegevens.
De psychiatrische verzorgingstehuizen en initiatieven van beschut wonen verwerken naast de in het eerste lid vermelde persoonsgegevens bijkomend de volgende persoonsgegevens van de zorggebruikers:
1° het onderwijsniveau uitgedrukt in hoofdcategorieën;
2° de betrokkenheid in het arbeidsproces uitgedrukt in hoofdcategorieën;
3° de aard van het inkomen uitgedrukt in hoofdcategorieën;
4° het huidig of laatste hoofdberoep uitgedrukt in hoofdcategorieën.
Art.8.§ 1.[2 De administratie ]2 verwerkt de gepseudonimiseerde persoonsgegevens van de zorggebruikers en de naam van de coördinator vermeld in bijlage 1 en 2. Deze gegevens worden bewaard tot 15 jaar na ontvangst.
[2 De administratie]2 verwerkt de persoonsgegevens van de personeelsleden vermeld in artikel 89, artikel 144, artikel 153, § 2, 7°, d), f) en g) [1 ...]1. Deze gegevens worden bewaard tot 15 jaar na ontvangst.
De persoonsgegevens uit het personeelskostendossier, vermeld in artikel 193, derde lid, worden door [2 de administratie]2 bewaard tot het ogenblik dat de tegemoetkoming voor revalidatieverstrekkingen wordt aangepast, conform artikel 193, hetzij tot één jaar na de beëindiging van de revalidatieovereenkomst.
De persoonsgegevens uit het personeelskostendossier, vermeld in artikel 322, § 2, worden door [2 de administratie]2 bewaard tot maximaal één jaar na de ontvangst van een geactualiseerd personeelskostendossier, hetzij tot één jaar na de beëindiging van de overeenkomst met de multidisciplinaire begeleidingsequipe.
§ 2. Het in artikel 13, § 2 vermelde [2 de administratie]2 is het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming, dat voor de in artikel 13, § 2 vermelde opdrachten de volgende gegevens verwerkt:
1° de voor- en achternaam;
2° de leeftijd;
3° het geslacht;
4° het rijksregisternummer;
5° de woon- en verblijfplaats;
6° de verzekeringsstatus;
7° de gezondheidsgegevens.
Deze gegevens zijn anoniem of, als dit niet mogelijk is voor het doel van de verwerking, gepseudonimiseerd. Enkel wanneer anonieme of gepseudonimiseerde persoonsgegevens onvoldoende zijn voor het doel van de verwerking, mogen niet-gepseudonimiseerde persoonsgegevens worden verwerkt.
De persoonsgegevens, vermeld in artikel 13, § 2, tweede lid, van het decreet van 6 juli 2018, kunnen op elektronische wijze worden uitgewisseld.
De persoonsgegevens die worden verwerkt door de Zorgkassencommissie, worden na het verlenen van het advies vernietigd. De persoonsgegevens die verwerkt worden door de Expertencommissie worden bewaard voor een termijn van 30 jaar na de verleende zorg.
Het in artikel 13, § 3, 1° van het decreet van 6 juli 2018 vermelde [2 de administratie]2p dat de Zorgkassencommissie aanstuurt is het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming. Het in artikel 13, § 3, 1° van het decreet van 6 juli 2018 vermelde agentschap dat de werking van Expertencommissie aanstuurt is het agentschap.
§ 3. De verzekeringsinstellingen bezorgen voor de analyse, vermeld in artikel 13, § 6, eerste lid, van het decreet van 6 juli 2018, aan [2 de administratie]2 de volgende statistische gegevens van de rechthebbenden: de leeftijd, het geslacht, de nationaliteit, de woon- en verblijfplaats, de gezinssamenstelling, het gezinsinkomen, de verzekeringsstatus, de loongegevens, het sociaal statuut en de gezondheidsgegevens.
De zorgvoorzieningen bezorgen voor de analyse, vermeld in artikel 13, § 6, eerste lid, van het decreet van 6 juli 2018, aan het agentschap de gegevens van de zorggebruikers, vermeld in bijlage 1 en 2, die bij dit besluit zijn gevoegd, alsook de volgende statistische gegevens van de personeelsleden: de leeftijd, de woon- en verblijfplaats.
De Expertencommissie bezorgt voor de analyse, vermeld in artikel 13, § 6, eerste lid, van het decreet van 6 juli 2018, aan [2 de administratie]2 de volgende statistische gegevens van de zorggebruikers: de leeftijd, het geslacht, de woon- en verblijfplaats, de verzekeringsstatus en de gezondheidsgegevens.
De Zorgkassencommissie bezorgt voor de analyse, vermeld in artikel 13, § 6, eerste lid, van het decreet van 6 juli 2018, aan het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming, de volgende statistische gegevens van de rechthebbenden: de leeftijd, het geslacht, de woon- en verblijfplaats, de verzekeringsstatus en de gezondheidsgegevens.
De statistische gegevens, vermeld in dit artikel, worden op vraag van het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming elektronisch bezorgd binnen drie maanden. Het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming specifieert het doel van het onderzoek in de aanvraag.
----------
(1)<BVR 2021-11-26/18, art. 53, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(2)<BVR 2023-05-12/09, art. 487, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
HOOFDSTUK 2. - Bewijswaarde van elektronische documenten
Art.9. De elektronische documenten die opgesteld zijn conform artikel 10 tot en met 13 van dit besluit, en conform het ministerieel besluit, vermeld in artikel 10 en 12 van dit besluit, per categorie van zorgvoorziening, vermeld in artikel 3, eerste lid, van het decreet van 6 juli 2018,kunnen hun papieren equivalent vervangen.
De uitwisseling van de gegevens, vermeld in het voormelde ministerieel besluit, binnen de zorgvoorziening, tussen zorgvoorzieningen of binnen de verzekeringsinstelling valt buiten de toepassing van dit hoofdstuk.
Art.10. § 1. De elektronische gegevensuitwisseling tussen de zorgvoorzieningen en de verzekeringsinstellingen gebeurt conform artikel 36/1 van de wet van 21 augustus 2008 houdende oprichting en organisatie van het eHealth-platform en diverse bepalingen.
De informaticasystemen die door de zorgvoorziening en verzekeringsinstellingen gebruikt worden zorgen ervoor dat de uitgewisselde gegevens systematisch en volledig bewaard worden. Bovendien moeten de gegevens over de identiteit van de persoon die verantwoordelijk is voor het versturen alsook van de verzender, de volledige tijdsinformatie en de rapporten van eventuele storingen die zijn vastgesteld tijdens de verwerking bewaard worden.
§ 2. De minister kan nadere technische regels bepalen voor de procedure van elektronische gegevensoverdracht tussen de zorgvoorzieningen en de verzekeringsinstellingen.
Art.11.De controlelijst om de verschillende vereisten te documenteren waaraan de informaticasystemen van de zorgvoorziening of haar mandataris moeten voldoen, wordt ingevuld en is beschikbaar bij een audit van de archiveringsprocedure in de zorgvoorziening of in de [1 zorgkas]1.
----------
(1)<BVR 2021-11-26/18, art. 54, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.12. De gegevens van de zorgvoorzieningen hebben alleen bewijswaarde als de gebruikte software goedgekeurd is door MyCareNet op basis van een aantal criteria zoals performantie en veiligheid die het MyCareNet vademecum voorschrijft.
De minister kan de nadere modaliteiten bepalen.
Art.13.De zorginspectie en [1 de administratie]1 houden er voor hun eigen bevoegdheden toezicht op dat de bepalingen van dit hoofdstuk gerespecteerd worden. Met behoud van hun eigen specifieke bevoegdheden melden de controlediensten eventuele onregelmatigheden of tekortkomingen ter informatie aan de respectieve sectorale adviescommissie.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 488, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Titel 4. - Interventies
HOOFDSTUK 1. - Procedure voor de aanvraag van tegemoetkomingen
Art.14.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.15.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.16.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.17.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 2.
Art.18.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.19.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 3.
Afdeling 1.
Art.20.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.21.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2.
Onderafdeling 1.
Art.22.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.23.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 2.
Art.24.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 3.
Art.25.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 4.
Art.26.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 4.
Art.27.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 5.
Afdeling 1.
Onderafdeling 1.
Art.28.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.29.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.30.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.31.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.32.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 2.
Art.33.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.34.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 3.
Art.35.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 4.
Art.36.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2.
Onderafdeling 1.
Art.37.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 2.
Art.38.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 6.
Afdeling 1.
Art.39.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.40.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.41.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.42.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2.
Art.43.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.44.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.45.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.46.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.47.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 3.
Art.48.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.49.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 4.
Art.50.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.51.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 6.
Art.52.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 7.
Art.53.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.54.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.55.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.56.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.57.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.58.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 8.
Afdeling 1.
Art.59.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2.
Onderafdeling 1.
Art.60.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 2.
Art.61.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.62.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Onderafdeling 3.
Art.63.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 3.
Art.64.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 3/1.
Art. 64/1.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 4.
Art.65.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 5.
Art.66.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.67.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.68.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 36, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Deel 2. - Psychiatrische verzorgingstehuizen
Titel 1. - Erkenning
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art.69.Deze titel bepaalt de normen waaraan moet worden voldaan om een erkenning als psychiatrisch verzorgingstehuis te bekomen en te behouden.
De leidend ambtenaar verleent de erkenning per psychiatrisch verzorgingstehuis, en legt het maximaal aantal zorggebruikers vast dat het psychiatrisch verzorgingstehuis dagelijks gelijktijdig kan ondersteunen op basis van een verblijfsovereenkomst als vermeld in artikel 74. Dat aantal is de opnamecapaciteit van het psychiatrisch verzorgingstehuis.
[1 Bij de erkenning van de opnamecapaciteit van psychiatrische verzorgingstehuizen wordt een onderscheid gemaakt tussen opnamecapaciteit van zorggebruikers met of zonder verstandelijke beperking.
Er wordt een specifieke erkenning toegekend voor opnamecapaciteit van zorggebruikers die geïnterneerd zijn, en waarvoor een samenwerkingsovereenkomst is gesloten met de Belgische Staat voor de uitbouw van een gedeelte van het zorgtraject voor geïnterneerden in de geestelijke gezondheidszorg.
Bij de erkenning van de opnamecapaciteit van psychiatrische verzorgingstehuizen kan ook een onderscheid gemaakt worden tussen definitieve en uitdovende opnamecapaciteit. Een uitdovende opnamecapaciteit verdwijnt bij het ontslag of overlijden van de zittende zorggebruiker.]1
----------
(1)<BVR 2022-07-01/26, art. 3, 014; Inwerkingtreding : 31-10-2022>
HOOFDSTUK 2. - Algemene werkingsnormen
Art.70.De herstelondersteunende zorg is gericht op het behoud van de resterende vaardigheden, de versterking van het zelfzorgvermogen en de zelfregie van de zorggebruiker, inclusief het leren omgaan met de gevolgen van de ziekte en de psychische kwetsbaarheid, en de ondersteuning van de ontwikkeling van het persoonlijk en maatschappelijk functioneren.
Afhankelijk van de zorgbehoeften, wensen, competenties en mogelijkheden van de zorggebruiker, bestaat de herstelondersteunende zorg uit:
1° vaardigheden helpen behouden en aanleren;
2° de zorggebruiker tijdens de uitvoering van zijn activiteiten ondersteunen of begeleiden;
3° activiteiten overnemen als de zorggebruiker die niet zelf kan uitvoeren.
De herstelondersteunende zorg is gericht op de volgende domeinen:
1° zelfzorg zoals wassen, aankleden, koken, huishoudelijke taken, geldbeheer en administratie;
2° lichamelijke en psychische gezondheid vanuit medisch en krachtgericht perspectief;
3° dagbesteding en vrijetijd;
4° sociale contacten;
5° zingeving.
[1 De zorg voor de zorggebruikers die geïnterneerd zijn, omvat niet alleen herstelondersteunende zorg, maar is ook gericht op het verminderen van het delictrisico door de risicofactoren te beperken en beschermende en beveiligende factoren te bevorderen. Bij de zorg voor zorggebruikers die geïnterneerd zijn, is er eveneens aandacht voor eventuele slachtoffers en de omgeving.]1
----------
(1)<BVR 2022-07-01/26, art. 4, 014; Inwerkingtreding : 31-10-2022>
HOOFDSTUK 3. - Zorgverleningsnormen
Afdeling 1. - Algemeen
Art.71. Het psychiatrisch verzorgingstehuis voorziet in herstelondersteunende zorg met een permanent toezicht op de zorggebruikers die er verblijven, zowel overdag als `s nachts. In elk psychiatrisch verzorgingstehuis verblijven minstens tien zorggebruikers.
Afdeling 2. - Opnamebeleid
Art.72. Het psychiatrisch verzorgingstehuis werkt criteria uit voor de opname van zorggebruikers op basis van de algemene werkingsnormen, vermeld in artikel 70, en het non-discriminatiebeginsel, vermeld in artikel 85.
Art.73. Het psychiatrisch verzorgingstehuis hanteert een instroomprocedure die beschrijft hoe kandidaat-zorggebruikers zich aanmelden bij het psychiatrisch verzorgingstehuis, hoe de zorgbehoeften van de kandidaat-zorggebruiker op een gestandaardiseerde en gestructureerde wijze in kaart worden gebracht, en hoe de opnamecriteria, vermeld in artikel 72, getoetst worden.
Het instroombeleid wordt periodiek geëvalueerd door de coördinator en teamleden, vermeld in artikel 89, samen met de coördinerend psychiater, vermeld in artikel 90.
Art.74.§ 1. Het psychiatrisch verzorgingstehuis sluit met de zorggebruikers een verblijfsovereenkomst waarin de volgende elementen worden opgenomen:
1° de identificatie van het psychiatrisch verzorgingstehuis en de zorggebruiker;
2° de belangrijkste verblijfsvoorwaarden;
3° de begindatum;
4° de duur van de overeenkomst;
5° de kosten ten laste van de zorggebruiker die niet in de verblijfskosten zijn inbegrepen;
6° de specifieke regelingen als de zorggebruiker tijdelijk afwezig is of overleden;
7° de opzegvoorwaarden voor het verblijf;
8° de klachtenprocedure;
9° de verblijfskosten;
10° de proefperiode.
De verblijfsovereenkomst kan alleen gewijzigd worden na voorafgaande kennisgeving aan de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger. Indien de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger niet akkoord gaan met de voorgestelde wijzigingen in de verblijfsovereenkomst kan de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger de verblijfsovereenkomst beëindigen mits inachtneming van een opzeggingstermijn.
De overeenkomst eindigt in onderling akkoord, als één van de partijen de overeenkomst opzegt of de zorggebruiker overlijdt. De overeenkomst wordt opgezegd met een aangetekende zending of tegen afgifte van een ontvangstbewijs.
Bij de verblijfsovereenkomst wordt een kopie van het reglement, vermeld in artikel 108, en een bijkomend huishoudelijk reglement gevoegd waarin alle andere relevante verblijfsvoorwaarden en regels worden bepaald, die niet vastgesteld zijn in de verblijfsovereenkomst. In het huishoudelijk reglement wordt onder andere het beleid rond ethische problematieken beschreven. Elke zorggebruiker ondertekent het huishoudelijk reglement voor akkoord.
Wijzigingen aan het huishoudelijk reglement worden vooraf meegedeeld aan de zorggebruiker en kunnen op zijn vroegst toegepast worden dertig dagen nadat de zorggebruiker ervan op de hoogte is gebracht.
[1 § 1/1. Voor zorggebruikers die geïnterneerd zijn, worden de belangrijkste verblijfsvoorwaarden, de duur, de begindatum, de voorwaarden voor de beëindiging en specifieke regelingen over tijdelijke afwezigheden vastgelegd conform de bepalingen van het individuele vonnis van de bevoegde kamer voor de bescherming van de maatschappij, vermeld in artikel 3, 6°, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.]1
§ 2. Met uitzondering van het aanvaarden van de herstelondersteunende zorg geleverd door de personeelsleden van het psychiatrisch verzorgingstehuis en de coördinerend en behandelend psychiater, vermeld in artikel 90, heeft de zorggebruiker recht op vrije keuze van de beroepsbeoefenaar, vermeld in artikel 2, 3°, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt.
§ 3. Onder voorbehoud van paragraaf 4 of 5, kunnen de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger de verblijfsovereenkomst, vermeld in paragraaf 1, beëindigen met inachtneming van een opzegtermijn van dertig dagen.
De tijdelijke opname van een zorggebruiker in een ziekenhuis leidt evenwel niet tot de beëindiging van de verblijfsovereenkomst.
Onder voorbehoud van paragraaf 4 of 5 kan het psychiatrisch verzorgingstehuis de verblijfsovereenkomst, vermeld in paragraaf 1, beëindigen met inachtneming van de volgende opzegtermijnen en in de volgende gevallen:
1° zestig dagen, als volgens het oordeel van de coördinerend en behandelend psychiater, vermeld in artikel 90, de lichamelijke of geestelijke toestand van de zorggebruiker van die aard is dat een definitieve overplaatsing naar een meer passende voorziening noodzakelijk is. In dit geval staat het psychiatrisch verzorgingstehuis in voor de verwijzing naar een passend verblijf in overleg met de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger en zijn context, en verlengt het de opzeggingstermijn als dat nodig is;
2° dertig dagen, als volgens het oordeel van de beheerinstantie het gedrag van de zorggebruiker ernstig storend is voor de andere zorggebruikers of als het gedrag van de zorggebruiker de begeleiding in ernstige mate verhindert. In dat geval zend het psychiatrisch verzorgingstehuis voorafgaand een schriftelijke aanmaning aan de zorggebruiker met het dwingend verzoek om de tekortkomingen, vermeld in de aanmaning, te verhelpen. Als de zorggebruiker geen gevolg geeft aan die aanmaning kan het psychiatrisch verzorgingstehuis, na goedkeuring door de coördinerend en behandelend psychiater, vermeld in artikel 90, de verblijfsovereenkomst opzeggen. Het psychiatrisch verzorgingstehuis staat samen met coördinerend en behandelend psychiater, vermeld in artikel 90, in voor de verwijzing naar een passend verblijf in overleg met de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger en zijn context, en verlengt de opzeggingstermijn als dat nodig is.
De opzeggingstermijn begint op de eerste werkdag die volgt nadat de opzegging is ontvangen door de zorggebruiker of het psychiatrisch verzorgingstehuis.
§ 4. De eerste dertig dagen van het verblijf worden beschouwd als een proefperiode. Tijdens die periode geldt voor de zorggebruiker een verkorte opzeggingstermijn van zeven dagen en geldt voor het psychiatrisch verzorgingstehuis een verkorte opzeggingstermijn van dertig dagen. De opzeggingstermijn begint op de eerste werkdag die volgt nadat de opzegging is ontvangen door de zorggebruiker of het psychiatrisch verzorgingstehuis.
§ 5. De zorggebruiker en het psychiatrische verzorgingstehuis kunnen in onderling schriftelijk akkoord afwijken van de termijnen, vermeld in dit artikel.
[1 § 6. Voor de zorggebruikers die geïnterneerd zijn, worden de beëindiging van het verblijf door de zorggebruiker die geïnterneerd is en door het psychiatrisch verzorgingstehuis, en het gebruik van de proefperiode geregeld conform de bepalingen van het individuele vonnis van de bevoegde kamer voor de bescherming van de maatschappij, vermeld in artikel 3, 6°, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.]1
----------
(1)<BVR 2022-07-01/26, art. 5, 014; Inwerkingtreding : 31-10-2022>
Afdeling 3. - Zorgplan
Art.75.De zorg door het psychiatrisch verzorgingstehuis vertrekt van een zorgvuldige en gestructureerde verkenning van de zorgbehoeften van de zorggebruiker en zijn context op de diverse levensdomeinen, vermeld in artikel 70.
Op basis van de zorgbehoeften, vermeld in het eerste lid, werken de zorggebruiker en de begeleiders een zorgplan uit. Als dat mogelijk is en als de zorggebruiker dat wenst, worden ook personen uit de context betrokken bij de uitwerking van het zorgplan. Het zorgplan omvat een overzicht van de zorgbehoeften, de voorkeuren van de zorggebruiker, de doelstellingen die men door middel van de begeleiding wil bereiken, een prioritering van de doelstellingen en een plan van aanpak van de prioritaire doelstellingen in de vorm van acties en zorgactiviteiten.
De uitgevoerde acties en het zorgplan, vermeld in het tweede lid, worden bij voorkeur continu geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd. Minstens om de twaalf maanden wordt het volledig zorgplan geëvalueerd samen met de zorggebruiker en, als de zorggebruiker dat wenst, zijn context. Na elke evaluatie wordt een besluit genomen tot staving van de verdere zorg op de verschillende levensdomeinen en over de beëindiging of voortzetting van de zorg.
[1 Voor de zorggebruikers die geïnterneerd zijn, worden eveneens de specifieke zorgopdrachten, vermeld in de samenwerkingsovereenkomst met de Belgische Staat voor de uitbouw van een gedeelte van het zorgtraject voor geïnterneerden in de geestelijke gezondheidszorg, uitgevoerd.]1
----------
(1)<BVR 2022-07-01/26, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 31-10-2022>
Art.76. Van iedere zorggebruiker wordt een individueel dossier bijgehouden dat minimaal de volgende elementen en gegevens bevat:
1° de identiteitsgegevens;
2° de voorgeschiedenis;
3° de medische, sociale en juridische basisinformatie;
4° de verblijfsovereenkomst;
5° het zorgplan van de zorggebruiker.
De bewaartermijn van het in het eerste lid vermelde dossier is 30 jaar na het ontslag van de zorggebruiker.
De privacy van de zorggebruiker wordt maximaal gewaarborgd bij de bewaring en raadpleging van het dossier.
Art.77. De zorggebruiker kan voor onderzoek, bij psychische crisistoestand of bij noodzaak aan somatische behandeling en verzorging, tijdelijk opgenomen worden in een psychiatrisch of algemeen ziekenhuis.
Art.78. Het psychiatrisch verzorgingstehuis voert een beleid rond vrijheidsbeperkende maatregelen, seksueel grensoverschrijdend gedrag, suïcidepreventie en crisissen. Het ontwikkelt via vorming de nodige expertise daarvoor.
Art.79. Het psychiatrisch verzorgingstehuis communiceert zijn zorgaanbod en zijn intern beleid rond instroom, doelgroepen, ontslag en doorstroom naar de kandidaat-zorggebruikers en relevante netwerkpartners. Het stemt dit zorgaanbod en interne beleid met de relevante netwerkpartners af.
Art.80.[1 § 1. Om re-integratie te bevorderen, worden individuele verlofdagen toegekend aan de zorggebruikers die opgenomen zijn in een psychiatrisch verzorgingstehuis.
Een ononderbroken individueel verlof mag niet langer duren dan twee weken en mag ook niet opgenomen worden op het einde van het verblijf. Bij ontslag en heropname binnen negentig dagen na dit ontslag wordt het aantal niet- opgenomen verlofdagen overgedragen naar de nieuwe verblijfsperiode.
De psychiatrische verzorgingstehuizen kunnen voor hun opgenomen zorggebruikers gedurende maximaal veertien dagen collectieve vakantieverblijven organiseren en leiden. Tijdens die periode blijven de zorggebruikers onder de verantwoordelijkheid van het psychiatrisch verzorgingstehuis.
Zorggebruikers kunnen geen collectief verlof opnemen op het einde van hun verblijf.
Het psychiatrisch verzorgingstehuis staat ook tijdens individuele verlofdagen en collectieve vakantieverblijven in voor de continuïteit van de levering van de farmaceutische producten aan de zorggebruikers.
§ 2. Voor zorggebruikers die geïnterneerd zijn, valt de toekenning van individuele verlofdagen en het deelnemen aan collectieve vakantieverblijven naast de bepalingen uit § 1 ook onder de bepalingen uit het individuele vonnis van de bevoegde kamer voor de bescherming van de maatschappij, vermeld in artikel 3, 6°, van de wet van 5 mei 2014 betreffende de internering.]1
----------
(1)<BVR 2022-07-01/26, art. 7, 014; Inwerkingtreding : 31-10-2022>
Afdeling 4. - Zakgeld
Art.81. Iedere zorggebruiker beschikt over een minimaal maandbedrag van 192,43 euro dat uitsluitend als zakgeld dient voor persoonlijke doeleinden.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, is niet bestemd om de aankoop, de was, het onderhoud en de herstelling van kleding, schoenen, bril en prothesen te dekken, noch de kosten van het persoonlijk aandeel van de zorggebruiker in de opnemingsprijs, noch de kosten voor verzekeringen en de eventuele vergoeding van de bewindvoerder over de persoon of de goederen van de zorggebruiker.
Het zakgeld betreft de persoonlijke middelen van de zorggebruiker en vormt geen onderdeel van de werkingskosten die ten laste zijn van onderdeel B1 en maakt ook geen deel uit van de tegemoetkoming voor zorg.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, wordt geïndexeerd conform de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld waarbij de verhoging of de vermindering wordt toegepast vanaf de eerste maand nadat het indexcijfer een waarde bereikt die een wijziging rechtvaardigt.
De koppeling aan het indexcijfer, vermeld in het derde lid, wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Het bedrag, vermeld in het eerste lid, is gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,04 (basis 2013=100).
Afdeling 5. - Ontslag en nazorg
Art.82. Het psychiatrisch verzorgingstehuis voert een duidelijk beleid rond het ontslag van zijn zorggebruikers, dat regelmatig wordt geëvalueerd en beleidsmatig besproken.
Art.83. Bij elk ontslag van een zorggebruiker wordt een brief opgemaakt met een verslag over de zorg en de ondersteuning tijdens het verblijf.
Art.84. Als een zorggebruiker tijdelijk wordt opgenomen in een andere residentiële zorg- of welzijnsvoorziening, staat het personeel van het psychiatrisch verzorgingstehuis gedurende ten minste drie maanden ter beschikking van de zorggebruiker voor verdere begeleiding op voorwaarde dat de kans op terugkeer naar het psychiatrisch verzorgingstehuis reëel blijft.
Als een zorggebruiker wordt doorverwezen naar een andere residentiële zorg- of welzijnsvoorziening, zorgt het psychiatrisch verzorgingstehuis voor een vlotte overgang.
Afdeling 6. - Non-discriminatie
Art.85. Het psychiatrisch verzorgingstehuis waarborgt de volledige vrijheid van levensbeschouwing, godsdienst en politieke overtuiging, van zijn zorggebruikers.
Bij de uitvoering van zijn opdrachten waarborgt het psychiatrisch verzorgingstehuis non-discriminatie op het vlak van leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, ras, geslacht, gender, een fysieke of genetische eigenschap of sociale afkomst.
Afdeling 7. - Klachten
Art.86. Het psychiatrisch verzorgingstehuis werkt een interne klachtenprocedure uit. Het deelt op een systematische en toegankelijke wijze aan iedere nieuwe zorggebruiker het doel, de werking en de bereikbaarheid mee van de ombudsfunctie geestelijke gezondheidszorg die verbonden is aan de overlegplatforms geestelijke gezondheidszorg, vermeld in artikel 11 tot en met 21 van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de erkenning van samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten.
HOOFDSTUK 4. - Functionele en organisatorische werkingsnormen
Art.87. Het psychiatrisch verzorgingstehuis, beschikt over een eigen organogram en wordt afzonderlijk van andere instellingen of diensten beheerd.
In de beheersorganen van het psychiatrisch verzorgingstehuis zit een vertegenwoordiger van de zorggebruikers of hun context of ervaringsdeskundigen van een representatieve gebruikers- of familievereniging.
Het psychiatrisch verzorgingstehuis voert een systematisch, expliciet en transparant beleid. Dat beleid wordt geëvalueerd.
In dit artikel wordt onder evaluatie onder andere, maar niet uitsluitend, verstaan: beoordeling van de werking van het psychiatrisch verzorgingstehuis op basis van kwaliteitsindicatoren, registratiegegevens, vorming en begeleiding.
Art.88.Het psychiatrisch verzorgingstehuis bezorgt [1 de administratie]1 jaarlijks de gegevens, die opgenomen zijn in bijlage 1, die bij dit besluit is gevoegd, voor de analyse van die gegevens, voor de evidence based beleidsvoering voor het Vlaamse welzijns- en gezondheidsbeleid en voor de informatieverstrekking daarover, vermeld in artikel 13, § 6, van het decreet van 6 juli 2018.
In ieder psychiatrisch verzorgingstehuis wordt een persoon door de beheerinstantie belast met de coördinatie van de bezorging van de gegevens, vermeld in het eerste lid, aan [1 de administratie]1 en de pseudonimisering van de persoonsgegevens die onder de gegevens, vermeld in het eerste lid, vallen. Deze gegevens bieden de mogelijkheid om tot beleidsmatige inzichten te komen en maatregelen te rechtvaardigen.
De bewaartermijn van de in het eerste lid vermelde gegevens is één jaar na het bezorgen van de gegevens.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 490, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art. 88/1.[1 § 1. Elk psychiatrisch verzorgingstehuis voert een eigen boekhouding conform de regels, die opgenomen zijn in bijlage 1, die bij het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen is gevoegd.
§ 2. Voor de rekeningen en onderverdelingen die niet voorkomen in de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen worden de rekeningen en onderverdelingen van rekeningen overgenomen die voorkomen in de minimumindeling van het rekeningstelsel voor de verenigingen dat is opgenomen in de bijlage 3, die bij het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het wetboek van Economisch recht is gevoegd.
§ 3. De rekeningen die opgenomen zijn in de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen en die voor een psychiatrisch verzorgingstehuis niet dienstig zijn, hoeven in het rekeningenstelsel niet voor te komen.
§ 4. De kosten en opbrengsten van psychiatrische verzorgingstehuizen worden geboekt op grond van hun aard, namelijk algemene boekhouding, klasse 6 en 7 van de rekeningen, en op basis van de volgende bestanddelen van de kostprijs:
1° de afschrijvingen;
2° de financiële lasten;
3° de algemene kosten;
4° het onderhoud;
5° de verwarming;
6° de administratie;
7° de was en het linnen;
8° de voeding;
9° het internaat;
10° de medische kosten.
Elke verrichting die tot een kost of een opbrengst leidt, is het voorwerp van een codecijfer dat bestaat uit de volgende twee delen:
1° het eerste deel bestaat uit ten minste vijf cijfers en verwijst naar de kosten- of opbrengstenrekening volgens de aard waarmee de verrichting overeenstemt;
2° het tweede deel bestaat uit een cijfer dat overeenstemt met het bestanddeel van de kostprijs, vermeld in het eerste lid.
§ 5. De volgende rekening van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen wordt aangepast voor de psychiatrische verzorgingstehuizen. Rekening 700 wordt onderverdeeld in:
1° 7001: tegemoetkoming van de verzekeringsinstellingen en zorgkassen;
2° 7002: tegemoetkoming van het agentschap;
3° 7003: tegemoetkoming van de zorggebruikers.
§ 6. De volgende inlichtingen worden meegedeeld aan het agentschap op zijn verzoek en op de wijze die het agentschap bepaalt:
1° de eindbalans, de resultatenrekening voor het psychiatrisch verzorgingstehuis, de staten en de inlichtingen waarvan de modellen bij het koninklijk besluit van 19 juni 2007 betreffende de jaarrekeningen van de ziekenhuizen zijn vastgesteld;
2° het aantal dagen dat gerealiseerd is gedurende het beschouwde boekjaar, en de uitsplitsing van die dagen per maand, per betalingsinstelling en volgens een van de volgende categorieën:
a) zorggebruiker met een verstandelijke beperking;
b) zorggebruiker zonder verstandelijke beperking;
3° de inlichtingen over het personeel, vermeld in artikel 89, per kalenderjaar.]1
----------
(1)<BVR 2023-09-08/24, art. 49, 018; Inwerkingtreding : 01-10-2023>
Art. 88/2.[1 De beheerinstantie van het psychiatrisch verzorgingstehuis gaat binnen dertig dagen in op de vragen naar informatie van het agentschap en deelt aan het agentschap alle inlichtingen en documenten mee die het agentschap noodzakelijk acht om toezicht uit te oefenen op de uitvoering van dit besluit.]1
----------
(1)<BVR 2023-09-08/24, art. 49, 018; Inwerkingtreding : 01-10-2023>
HOOFDSTUK 5. - Personeelsnormen
Art.89.Het psychiatrisch verzorgingstehuis beschikt voor de herstelondersteunende zorg van de zorggebruiker over een multidisciplinair team onder leiding van een coördinator die de nodige competenties voor leidinggeven en management bezit.
De coördinator, vermeld in het eerste lid, niet meegerekend, is er een personeelscapaciteit van minimaal dertien voltijdse equivalenten per dertig zorggebruikers, onder wie maximaal vijf voltijdse equivalenten zorgkundigen zijn, en minimaal acht voltijdse equivalenten met een van de volgende kwalificaties:
1° verpleegkundige, bij voorkeur psychiatrische verpleegkundige;
2° maatschappelijk werker;
3° maatschappelijk assistent;
4° orthopedagoog;
5° ergotherapeut;
6° psycholoog;
7° kinesitherapeut;
8° opvoeder.
Minstens vier van de acht gekwalificeerde personeelsleden, vermeld in het tweede lid, zijn in het bezit van een graad van bachelor of master.
De personeelsnorm, vermeld in het tweede lid, wordt verhoogd met een halftijds orthopedagoog per vijftien zorggebruikers met een verstandelijke beperking.
Per dertig zorggebruikers wordt er, binnen de personeelsnorm, vermeld in het tweede lid, een teamverantwoordelijke aangesteld.
Het team van begeleiders is in staat om een multidisciplinaire aanpak te garanderen voor elke zorggebruiker in begeleiding, met onder meer psycho-educatie en psychosociale interventies.
Het psychiatrisch verzorgingstehuis verstrekt aan [2 de administratie]2 op verzoek en op de wijze bepaald door [2 de administratie ]2 de volgende inlichtingen over het personeel:
- de voor- en achternaam van het personeelslid;
- het rijksregisternummer;
- de geboortedatum;
- de functie;
- het diploma;
- het aantal uren dat het personeelslid moet presteren en gepresteerd heeft;
- de datum van de aanwerving;
- de eventuele vertrekdatum;
Het psychiatrisch verzorgingstehuis bewaart de in het vorige lid vermelde personeelsgegevens tot één jaar na het vertrek van het personeelslid.
[1 Voor zorggebruikers die geïnterneerd zijn, wordt in een bijkomende personeelscapaciteit voorzien voor de uitbouw van een gedeelte van het zorgtraject voor geïnterneerden in de geestelijke gezondheidszorg. Die bijkomende personeelscapaciteit en de financiering ervan wordt geregeld in een samenwerkingsovereenkomst met de Belgische Staat.]1
----------
(1)<BVR 2022-07-01/26, art. 8, 014; Inwerkingtreding : 31-10-2022>
(2)<BVR 2023-05-12/09, art. 491, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.90. Het psychiatrisch verzorgingstehuis stelt een of meer coördinerend en behandelende artsen-specialisten in de psychiatrie of neuropsychiatrie aan, die verantwoordelijk zijn voor:
1° de medisch-psychiatrische behandeling van de opgenomen zorggebruikers. Die taak omvat:
a) de medisch-psychiatrische behandeling tijdens het verblijf in het psychiatrisch verzorgingstehuis instellen, periodiek opvolgen en eventueel bijsturen;
b) de eventuele onderzoeken ter evaluatie van de medisch-psychiatrische behandeling aanvragen en opvolgen;
c) overleg plegen met de behandelende huisarts en eventuele andere behandelaars van de zorggebruikers over somatische en psychische problematieken;
d) de medicatie voor de psychiatrische problematiek voorschrijven en opvolgen;
e) beschikbaarheid zijn voor overleg en contact met de opgenomen zorggebruikers en hun naasten;
f) administratieve documenten opmaken;
g) de opvolging van ethische thematieken;
2° de medisch-psychiatrische coördinatie van het psychiatrisch verzorgingstehuis. Die taak omvat:
a) beslissen over de opname en het ontslag van zorggebruikers in het psychiatrisch verzorgingstehuis door minstens instroomgesprekken bij te wonen;
b) het opname- en ontslagbeleid evalueren en bekrachtigen;
c) overleg plegen en contacten onderhouden met verwijzers en netwerkpartners;
d) de interventiescenario's in geval van crisissituaties ontwerpen en toepassen;
e) de herstelondersteunende zorgprocessen superviseren door minstens teamvergaderingen bij te wonen;
f) het vormingsbeleid voor het ondersteunend en begeleidend personeel mee aansturen;
g) het strategische en operationele beleid, in samenwerking met de coördinator mee uitwerken.
Het psychiatrisch verzorgingstehuis beschikt over minimaal zes uur per week coördinerende en behandelende psychiatertijd om de verantwoordelijkheden, vermeld in het eerste lid, te vervullen en kan aantonen dat de opdrachten, vermeld in het eerste lid, gerealiseerd worden. Het precies aantal te vervullen uren is afhankelijk van het aantal zorggebruikers en wordt vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst tussen het psychiatrisch verzorgingstehuis en de psychiater.
Art.91. Op geregelde tijdstippen vindt een teamoverleg plaats waarin alle disciplines zijn vertegenwoordigd, inclusief de psychiater, vermeld in artikel 90.
HOOFDSTUK 6. - Huisvestingsnormen
Afdeling 1. - Ligging, leefomgeving en leefklimaat
Art.92.Het psychiatrisch verzorgingstehuis wordt binnen de lokale leefgemeenschap gevestigd, buiten de campus van een psychiatrisch ziekenhuis.
[1 In afwijking van het eerste lid kan het psychiatrisch verzorgingstehuis voor de huisvesting van zorggebruikers die geïnterneerd zijn, wel op de campus van een psychiatrisch ziekenhuis liggen.]1
----------
(1)<BVR 2022-07-01/26, art. 9, 014; Inwerkingtreding : 31-10-2022>
Art.93. Het psychiatrisch verzorgingstehuis beschikt over een tuin of een terras.
Art.94. De ramen maken een open zicht op de omgeving van het psychiatrisch verzorgingstehuis mogelijk.
Art.95. Het psychiatrisch verzorgingstehuis streeft een gezellig leefklimaat na.
Afdeling 2. - Gemeenschappelijke ruimtes
Art.96. Het psychiatrisch verzorgingstehuis omvat minstens de volgende gemeenschappelijke ruimtes:
1° een eetkamer;
2° een zitkamer, bij voorkeur gescheiden van de eetkamer die zo gezellig en huiselijk mogelijk wordt ingericht;
3° een ruimte voor gemeenschappelijke activiteiten en dagbestedingsactiviteiten;
4° een ruimte voor individuele hulp- en begeleiding;
5° een ruimte voor het personeel.
Elk psychiatrisch verzorgingstehuis met verdiepingen beschikt over een of meer liften.
Afdeling 3. - Kamers
Art.97. Het psychiatrisch verzorgingstehuis beschikt over ten minste tien bedden, verdeeld over een- en tweepersoonskamers. Het maximum aantal van twee bedden per kamer wordt niet overschreden.
Ten minste de helft van de zorggebruikers beschikt over een individuele kamer. In een tweepersoonskamer kan een afscheiding tussen de twee bedden worden gezet.
In bouwplannen die opgesteld worden vanaf 1 januari 2019, wordt gestreefd naar een zo groot mogelijk aantal eenpersoonskamers.
Art.98. De oppervlakte van de individuele kamers bedraagt minstens acht vierkante meter. De tweepersoonskamers hebben een oppervlakte van ten minste twaalf vierkante meter. Bij nieuwbouw gaat de voorkeur naar ruimere kamers.
Afdeling 4. - Rolstoeltoegankelijkheid
Art.99. Het psychiatrisch verzorgingstehuis is aangepast aan de behoeften van mindervalide zorggebruikers.
Alle deuren zijn breed genoeg om een rolstoel door te laten.
Het psychiatrisch verzorgingstehuis bepaalt hoeveel kamers in welke mate worden aangepast voor mindervalide zorggebruikers, afhankelijk van de doelgroep. In bouwplannen die opgesteld worden vanaf 1 januari 2019 is minimaal 20 % van de kamers aangepast voor mindervalide zorggebruikers.
De kamers zijn voldoende ruim om bij mindervalide zorggebruikers te kunnen gebruik maken van ondersteunende materialen tijdens zorgmomenten.
Afdeling 5. -Sanitaire installaties
Art.100. Er zijn voldoende sanitaire installaties voor zorggebruikers en personeel. De sanitaire installaties voor zorggebruikers bevinden zich in de onmiddellijke omgeving van eetkamers, zitkamers en ruimten voor gemeenschappelijke activiteiten.
Art.101. De sanitaire installaties bestaan uit ten minste:
1° een wastafel met stromend, warm en koud water per zorggebruiker;
2° een bad of douche per zes zorggebruikers;
3° een toilet per zes zorggebruikers, waarbij het nodige aantal toiletten voor mindervalide zorggebruikers toegankelijk is. Elke verdieping beschikt over minstens over één toilet. In bouwplannen die opgesteld worden vanaf 1 januari 2019 is in iedere kamer een toilet voorzien.
Afdeling 6. - Veiligheid
Art.102. De deuren van de toiletten en de badkamers gaan open naar buiten en zijn uitgerust met veiligheidssloten die het personeel van buitenaf kan bedienen.
Art.103. De kamers en sanitaire installaties beschikken over een discreet en doeltreffend oproepsysteem.
Art.104. De geneesmiddelen worden op naam van iedere zorggebruiker bewaard in een kast op slot die zich bevindt in een lokaal dat voor de zorggebruikers niet vrij toegankelijk is.
Art.105. De dossiers van de zorggebruikers worden bewaard in een lokaal dat voor de zorggebruikers niet vrij toegankelijk is.
Art.106. Het psychiatrisch verzorgingstehuis voldoet aan de toepasselijke brandveiligheidsreglementering en neemt alle voorzorgsmaatregelen om brandgevaar te voorkomen.
Het brandgevaar wordt voorkomen door:
1° de brandbare materialen in vloeren en muren te beschermen met onontvlambare bekleding;
2° een voldoende aantal blustoestellen aan te brengen;
3° alle liften in onbrandbare of brandwerend gemaakte materialen uit te voeren;
4° in toegangswegen te voorzien voor de voertuigen van de brandweer;
5° in duidelijk aangeduide evacuatie-mogelijkheden te voorzien;
6° adequate branddetectie systemen aanbrengen, bij voorkeur elektronisch;
7° vorming over brandveiligheid voor zowel zorggebruikers als personeel te organiseren.
HOOFDSTUK 7. - Tijdelijke en gemotiveerde afwijking van de erkenningsnormen
Art.107.Op gemotiveerde aanvraag van het psychiatrisch verzorgingstehuis kan [1 de administratie]1, in het kader van een proefproject, overeenkomstig artikel 58 van het decreet van 6 juli 2018, het psychiatrisch verzorgingstehuis een tijdelijke afwijking van een of meer erkenningsnormen toestaan.
[1 De administratie]1 kan op gemotiveerde aanvraag van het psychiatrisch verzorgingstehuis ook een tijdelijke afwijking van de huisvestingsnormen, vermeld in artikel 92 tot en met 106, toestaan.
De aanvraag, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt ingediend bij [1 de administratie]1. Een aanvraag vermeldt duidelijk op welke normen ze betrekking heeft en bevat minstens een motivatie voor de aanvraag en een voorstel met de alternatieve maatregelen om de veiligheid van de zorggebruikers en de kwaliteit van de verstrekte zorg op een voldoende niveau te waarborgen. [1 de administratie]1 onderzoekt en bepaalt in functie van de motivatie van de aanvraag de termijn van de tijdelijke afwijking.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 492, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
HOOFDSTUK 8. - Bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij de verwerking van persoonsgegevens van zorggebruikers, in het bijzonder medische gegevens
Art.108. Elk psychiatrisch verzorgingstehuis beschikt, voor de verwerking van persoonsgegevens die betrekking hebben op de zorggebruikers, in het bijzonder voor gegevens over gezondheid als vermeld in artikel 4, 15), van de algemene verordening gegevensbescherming, over een reglement voor de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens.
Het reglement wordt aan de zorggebruikers medegedeeld, samen met de informatie, vermeld in artikel 13, lid 1 en 2, van de voormelde verordening.
Het reglement vermeldt, voor elke verwerking, minstens de volgende gegevens:
1° het doel van de verwerking;
2° de bepalingen van artikel 13 van het decreet van 6 juli 2018 en artikel 7 en 8 van dit besluit waarbij de verwerking wordt ingesteld;
3° de identiteit en de contactgegevens van het psychiatrisch verzorgingstehuis en de beheerinstantie;
4° de naam van de persoon onder wiens verantwoordelijkheid gegevens over gezondheid worden verwerkt, vermeld in artikel 13, § 1, tweede lid, van het decreet van 6 juli 2018, en die daarvoor is aangewezen door het psychiatrisch verzorgingstehuis;
5° de naam van de persoon die door het psychiatrisch verzorgingstehuis belast is met de veiligheid van de verwerking;
6° de identiteit en de contactgegevens van de coördinator, vermeld in artikel 89 van dit besluit;
7° de categorieën van personen die toegang hebben tot gegevens over gezondheid of gemachtigd zijn om die gegevens te verkrijgen;
8° de categorieën van de betrokkenen;
9° de aard van de verwerkte gegevens en de manier waarop ze worden verkregen;
10° de organisatie van het circuit van de te verwerken gegevens over gezondheid;
11° de procedure om gegevens te anonimiseren of pseudonimiseren;
12° de beveiligingsprocedures om toevallige of ongeoorloofde vernietiging van gegevens, toevallig verlies of ongeoorloofde toegang wijziging of verspreiding van gegevens tegen te gaan;
13° de termijn waarna, in voorkomend geval, de gegevens niet meer bewaard, gebruikt of verspreid mogen worden;
14° de onderlinge verbanden, de onderlinge verbindingen of elke andere vorm van vergelijking van gegevens die worden verwerkt;
15° de onderlinge verbindingen en raadplegingen;
16° de gevallen waarin de gegevens worden verwijderd;
17° de wijze waarop de zorggebruikers hun rechten vermeld in de regelgeving over de bescherming bij de verwerking van persoonsgegevens kunnen uitoefenen.
Het psychiatrisch verzorgingstehuis wijst de persoon onder wiens verantwoordelijkheid de gegevens over gezondheid worden verwerkt, vermeld in artikel 13, § 1, tweede lid, van het decreet van 6 juli 2018, aan.
Het psychiatrisch verzorgingstehuis wijst een persoon aan die belast is met de veiligheid van de verwerking.
Titel 2. - Programmatie
Art.109.[1 De programmatie van de psychiatrische verzorgingstehuizen die in het Nederlandse taalgebied liggen, wordt bepaald op de volgende wijze:
1° 0,6 zorggebruikers met of zonder verstandelijke beperking per duizend inwoners;
2° 180 zorggebruikers die geïnterneerd zijn, met of zonder verstandelijke beperking, in psychiatrische verzorgingstehuizen die een bijzondere erkenning bezitten voor zorggebruikers die geïnterneerd zijn als vermeld in artikel 69, vierde lid.
De programmatie van de psychiatrische verzorgingstehuizen die in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad liggen, is 0,2 zorggebruikers met of zonder verstandelijke beperking per duizend inwoners.]1
----------
(1)<BVR 2022-07-01/26, art. 10, 014; Inwerkingtreding : 31-10-2022>
Titel 3.
Art.110.
<Opgeheven bij BVR 2023-02-10/09, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art.111.
<Opgeheven bij BVR 2023-02-10/09, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art.112.
<Opgeheven bij BVR 2023-02-10/09, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art.113.
<Opgeheven bij BVR 2023-02-10/09, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art.114.
<Opgeheven bij BVR 2023-02-10/09, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art.115.
<Opgeheven bij BVR 2023-02-10/09, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art.116.
<Opgeheven bij BVR 2023-02-10/09, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art.117.
<Opgeheven bij BVR 2023-02-10/09, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art.118.
<Opgeheven bij BVR 2023-02-10/09, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Titel 4.
Art.119.
<Opgeheven bij BVR 2023-02-10/09, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Titel 5.
Art.120.
<Opgeheven bij BVR 2023-02-10/09, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Art.121.
<Opgeheven bij BVR 2023-02-10/09, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-04-2023>
Deel 3. - Initiatieven van beschut wonen
Titel 1. - Erkenning
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art.122.§ 1. In dit artikel wordt verstaan onder:
1° begeleidingscapaciteit: het maximale aantal zorggebruikers dat een initiatief van beschut wonen dagelijks gelijktijdig kan begeleiden op basis van een begeleidingsovereenkomst als vermeld in artikel 128;
2° huisvestingscapaciteit: het maximale aantal zorggebruikers dat een initiatief van beschut wonen dagelijks gelijktijdig kan huisvesten op basis van een verblijfsovereenkomst als vermeld in artikel 130.
De erkenning als initiatief van beschut of als zorgvernieuwend initiatief van een initiatief van beschut wonen dat al erkend is, wordt door de leidend ambtenaar verleend per initiatief van beschut wonen, en legt enerzijds de begeleidingscapaciteit en anderzijds de huisvestingscapaciteit vast. De erkenning vermeldt ook het adres van de woongelegenheden, vermeld in artikel 129.
[1 ...]1
[2 De begeleidingscapaciteit van een initiatief van beschut wonen bedraagt ten minste 64 zorggebruikers, met uitzondering van de initiatieven van beschut wonen die gevestigd zijn in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad. Het initiatief van beschut wonen begeleidt zorggebruikers uit hetzelfde zorgniveau van de regionale stad, vermeld in de bijlage bij het decreet van 23 mei 2003 betreffende de indeling in zorgregio's en betreffende de samenwerking en programmatie van gezondheidsvoorzieningen en welzijnsvoorzieningen.]2
§ 2. Het initiatief van beschut wonen leeft de vereisten na vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
----------
(1)<BVR 2022-07-01/26, art. 11,1°, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
(2)<BVR 2022-07-01/26, art. 11,2°, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
HOOFDSTUK 2. - Algemene werkingsnormen
Art.123. De herstelondersteunende begeleiding, vermeld in artikel 55, § 1, tweede lid, van het decreet van 6 juli 2018, bestaat uit ondersteunende en ontwikkelingsgerichte begeleiding in de eigen leefomgeving van de zorggebruiker.
In het eerste lid wordt verstaan onder:
1° ondersteunend: gericht op het behoud van vaardigheden;
2° ontwikkelingsgericht: gericht op het bijkomend verwerven van vaardigheden;
3° eigen leefomgeving: de milieus die de zorggebruiker zelf heeft gekozen op het vlak van wonen, werken, leren en recreëren.
Met de zorgbehoeften van de individuele zorggebruiker als uitgangspunt, is de herstelondersteunende begeleiding gericht op de volgende levensdomeinen:
1° zelfzorg;
2° wonen;
3° werken of alternatieven voor werk;
4° leren;
5° recreëren;
6° psychische en somatische gezondheid;
7° sociale contacten;
8° budget;
9° administratie;
10° huishouden;
11° mobiliteit.
Art.124. Voor de uitvoering van haar opdracht kan een initiatief van beschut wonen personeel en middelen inzetten samen met andere actoren die gerelateerde opdrachten voor dezelfde doelgroep opnemen. De minister legt de operationele voorwaarden vast waaraan deze samenwerking moet voldoen.
Onder andere actoren die gerelateerde opdrachten voor dezelfde doelgroep opnemen worden onder meer behandelteams in de thuisomgeving van de zorggebruikers en psychiatrische verzorgingstehuizen verstaan die zich richten op volwassenen en ouderen met een complexe, ernstige en langdurige psychiatrische problematiek.
HOOFDSTUK 3. - Zorgverleningsnormen
Afdeling 1. - Algemeen
Art.125. Het initiatief van beschut wonen voorziet herstelondersteunende begeleiding, zonder dat de begeleiders voortdurend aanwezig zijn in de woning van de zorggebruiker.
Afdeling 2. - Instroombeleid
Art.126. Het initiatief van beschut wonen werkt op basis van de algemene werkingsnormen, vermeld in artikel 123, en het non-discriminatiebeginsel, vermeld in artikel 138, criteria uit voor de instroom van zorggebruikers.
Art.127. Het initiatief van beschut wonen hanteert een instroomprocedure die beschrijft hoe kandidaat-zorggebruikers zich kunnen aanmelden bij het initiatief van beschut wonen, hoe de zorgbehoeften van de kandidaat-zorggebruiker op een gestandaardiseerde en gestructureerde wijze in kaart worden gebracht, en hoe de toetsing aan de instroomcriteria, vermeld in artikel 126, verloopt.
Het instroombeleid wordt periodiek geëvalueerd door de coördinator en begeleiders, vermeld in artikel 144, samen met de coördinerend psychiater, vermeld in artikel 145.
Art.128. § 1. Met de zorggebruiker of met zijn wettelijke vertegenwoordiger, sluit het initiatief van beschut wonen een begeleidingsovereenkomst af waarin de volgende elementen zijn opgenomen:
1° de identificatie van het initiatief van beschut wonen en de zorggebruiker;
2° de belangrijkste begeleidingsvoorwaarden;
3° de begindatum;
4° de duur van de overeenkomst;
5° eventuele kosten ten laste van de zorggebruiker;
6° de beëindigingsvoorwaarden van de begeleiding;
7° de klachtenprocedure.
De begeleidingsovereenkomst kan alleen gewijzigd worden na voorafgaande kennisgeving aan de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger. Indien de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger niet akkoord gaan met de voorgestelde wijzigingen in de begeleidingsovereenkomst kan de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger de begeleidingsovereenkomst beëindigen mits inachtneming van een opzeggingstermijn.
De overeenkomst eindigt in onderling akkoord, als één van de partijen de overeenkomst opzegt of als de zorggebruiker overlijdt. De overeenkomst wordt opgezegd met een aangetekende zending of door afgifte tegen ontvangstbewijs.
Bij de begeleidingsovereenkomst wordt een kopie van het reglement, vermeld in artikel 151, en een bijkomend huishoudelijk reglement gevoegd waarin alle andere relevante begeleidingsvoorwaarden en regels worden bepaald, die niet geregeld zijn in de begeleidingsovereenkomst. Elke zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger ondertekent het huishoudelijk reglement voor akkoord.
Wijzigingen in het huishoudelijk reglement worden vooraf meegedeeld en kunnen op zijn vroegst toegepast worden dertig dagen nadat de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger ervan op de hoogte is gebracht.
§ 2. Met uitzondering van het aanvaarden van de begeleiding door de personeelsleden van het initiatief van beschut wonen, heeft de zorggebruiker recht op vrije keuze van de beroepsbeoefenaar, vermeld in artikel 2, 3°, van de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt.
Art.129. In het kader van de begeleidingsopdracht en binnen het beschikbaar patrimonium van het initiatief van beschut wonen, kan het initiatief van beschut wonen aan zorggebruikers die daaraan behoefte hebben, een woongelegenheid ter beschikking stellen tijdens de looptijd van de begeleiding om op die wijze de zorggebruiker een plaats in de samenleving te geven.
De collectieve woongelegenheden die voldoen aan al de volgende voorwaarden komen in aanmerking voor de huisvesting aangeboden door een initiatief van beschut wonen, vermeld in artikel 56, derde lid, 1°, van het decreet van 6 juli 2018:
1° ze liggen in de lokale leefgemeenschap zodat de zorggebruikers kunnen participeren aan het maatschappelijke leven;
2° ze liggen niet op de campus van een psychiatrisch ziekenhuis;
3° ze beschikken over de volgende sanitaire voorzieningen: een bad of douche, een toilet en een individuele wastafel;
4° ze beschikken over een woonkamer, een eetkamer, een keuken en een of meer slaapkamers.
De individuele woongelegenheden die voldoen aan al de volgende voorwaarden komen in aanmerking voor de huisvesting aangeboden door een initiatief van beschut wonen, vermeld in artikel 56, derde lid, 1°, van het decreet van 6 juli 2018:
1° ze liggen in de lokale leefgemeenschap zodat de zorggebruikers kunnen participeren aan het maatschappelijke leven;
2° ze liggen niet op de campus van een psychiatrisch ziekenhuis;
3° ze beschikken over de volgende sanitaire voorzieningen: een bad of douche, een toilet en een wastafel;
4° ze beschikken over een leefruimte met keukenhoek, of een afzonderlijke keuken.
Art.130. Voor de zorggebruikers die verblijven in een woongelegenheid als vermeld in artikel 129, wordt de begeleidingsovereenkomst, vermeld in artikel 128, aangevuld met een verblijfsovereenkomst die de volgende voorwaarden van het verblijf in de woongelegenheid bepalen:
1° de identificatie van het initiatief van beschut wonen en de zorggebruiker;
2° de belangrijkste verblijfsvoorwaarden;
3° de begindatum;
4° de duur van de overeenkomst;
5° de verblijfskosten;
6° de beëindigingsvoorwaarden, vermeld in artikel 131;
7° de klachtenprocedure;
8° de proefperiode.
De verblijfsovereenkomst is gekoppeld aan de begeleidingsovereenkomst, vermeld in artikel 128, en bijgevolg aan de duur van de begeleiding.
De verblijfsovereenkomst kan alleen gewijzigd worden na voorafgaande kennisgeving aan de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger. Indien de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger niet akkoord gaan met de voorgestelde wijzigingen in de verblijfsovereenkomst kan de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger de verblijfsovereenkomst beëindigen mits inachtneming van een opzeggingstermijn.
Bij de verblijfsovereenkomst wordt een bijkomend huishoudelijk reglement gevoegd waarin alle andere relevante verblijfsvoorwaarden en regels zijn bepaald, die niet geregeld worden in de verblijfsovereenkomst. Elke zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger ondertekent het huishoudelijk reglement voor kennisneming
Wijzigingen in het huishoudelijk reglement worden vooraf meegedeeld en kunnen op zijn vroegst toegepast worden dertig dagen nadat de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger ervan op de hoogte is gebracht.
Art.131. § 1. Onder voorbehoud van paragraaf 2 kan de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger de begeleidings- en verblijfsovereenkomst beëindigen met een opzeggingstermijn van dertig dagen. De opzeggingstermijn begint op de eerste werkdag die volgt nadat de opzegging is ontvangen door de zorggebruiker of het initiatief van beschut wonen
Onder voorbehoud van paragraaf 2 kan het initiatief van beschut wonen de begeleidings- en verblijfsovereenkomst beëindigen met de volgende opzeggingstermijnen, in de volgende gevallen:
1° zestig dagen, als de coördinerend psychiater, vermeld in artikel 145, oordeelt dat de lichamelijke of geestelijke toestand van de zorggebruiker van die aard is dat een toeleiding naar meer aangepaste zorg dan degene die kan worden aangeboden vereist is. Het initiatief van beschut wonen verbindt er zich toe in overleg met de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger te zorgen voor een verwijzing naar die aangepaste zorg en verlengt het de opzeggingstermijn als dit nodig is;
2° dertig dagen, als de beheerinstantie oordeelt dat het gedrag van de zorggebruiker ernstig storend is voor de medezorggebruikers of als het gedrag van de zorggebruiker de begeleiding in ernstige mate verhindert. In dit geval zend het initiatief van beschut wonen voorafgaand een schriftelijke aanmaning aan de zorggebruiker met het dwingend verzoek om de tekortkomingen, zoals omschreven in de aanmaning, te verhelpen. Als de zorggebruiker geen gevolg geeft aan die aanmaning kan het initiatief van beschut wonen, na goedkeuring door de coördinerend psychiater, vermeld in artikel 145, de verblijfsovereenkomst opzeggen. Het initiatief van beschut wonen staat samen met coördinerend psychiater, vermeld in artikel 145, in voor de verwijzing naar een passend verblijf in overleg met de zorggebruiker of zijn wettelijke vertegenwoordiger en zijn context, en verlengt de opzeggingstermijn als dat nodig is.
De opzeggingstermijn begint op de eerste werkdag die volgt nadat de opzegging is ontvangen door de zorggebruiker of het initiatief van beschut wonen.
§ 2. De eerste dertig dagen van het verblijf worden beschouwd als een proefperiode. Tijdens die periode geldt voor de zorggebruiker een verkorte opzeggingstermijn van zeven dagen en geldt voor het initiatief van beschut wonen een verkorte opzeggingstermijn van dertig dagen. De opzeggingstermijn begint op de eerste werkdag die volgt nadat de opzegging is ontvangen door de zorggebruiker of het initiatief beschut wonen 48.
In geval het initiatief van beschut wonen na de toepassing van paragraaf 1, tweede lid, 2,° een andere woongelegenheid ter beschikking stelt, geldt een opzeggingstermijn voor de eerste woongelegenheid van dertig dagen. De opzeggingstermijn begint op de eerste werkdag die volgt nadat de opzegging is ontvangen door de zorggebruiker of het initiatief van beschut wonen.
De zorggebruiker en het initiatief van beschut wonen kunnen in onderling schriftelijk akkoord afwijken van opzeggingstermijnen, vermeld in dit artikel.
Afdeling 3. - Begeleidingsplan
Art.132. De begeleiding door het initiatief van beschut wonen vertrekt van een zorgvuldige en gestructureerde verkenning van de zorgbehoeften van de zorggebruiker en zijn context op de diverse levensdomeinen, vermeld in artikel 123, derde lid.
Op basis van de zorgbehoeften, vermeld in het eerste lid, werken de zorggebruiker en de begeleiders een begeleidingsplan uit. Als het mogelijk is en de zorggebruiker dat wenst worden ook personen uit de context betrokken bij de uitwerking van dat begeleidingsplan. Het begeleidingsplan omvat minstens een overzicht van de zorgbehoeften, de voorkeuren van de zorggebruiker, de doelstellingen die men door de begeleiding wil bereiken, een prioritering van de doelstellingen en een plan van aanpak van de prioritaire doelstellingen in de vorm van acties en begeleidingsactiviteiten. De begeleidingsactiviteiten richten zich zowel naar de zorggebruiker als naar zijn context als de zorggebruiker daarom verzoekt of daarmee akkoord gaat.
De uitgevoerde acties en het begeleidingsplan, vermeld in het tweede lid, worden bij voorkeur continu geëvalueerd en waar nodig bijgestuurd. Minstens om de twaalf maanden wordt het volledige begeleidingsplan geëvalueerd samen met de zorggebruiker en, als de zorggebruiker dit wenst, zijn context. Na elke evaluatie wordt een besluit genomen om de verdere begeleiding op de verschillende levensdomeinen te staven en om de begeleiding te beëindigen of voort te zetten.
Art.133. Van iedere zorggebruiker wordt een individueel dossier bijgehouden met minimaal de identiteitsgegevens, de voorgeschiedenis, de medische, sociale en juridische basisinformatie, de begeleidingsovereenkomst, het begeleidingsplan, het crisisplan, vermeld in artikel 134, en in voorkomend geval de verblijfsovereenkomst.
De bewaartermijn van het in het eerste lid vermelde dossier is 30 jaar na het ontslag van de zorggebruiker.
De privacy van de zorggebruiker wordt maximaal gewaarborgd bij de bewaring en raadpleging van dat dossier.
Art.134. Het initiatief van beschut wonen organiseert de nodige procedures zodat de zorggebruiker in een crisissituatie dag en nacht beroep kan doen op de meest aangewezen hulpverlening. De zorggebruiker wordt duidelijk geïnformeerd over die procedures.
Het crisisplan wordt samen met de zorggebruiker opgesteld.
In het tweede lid wordt onder crisisplan verstaan: een plan met maatregelen voor crisissituaties op maat van de zorggebruiker. Het crisisplan bevat wat onder crisis wordt verstaan, relevante persoonlijke informatie, de nodige contactpersonen met de juiste contactgegevens, en een omschrijving van de meest adequate handelwijze bij een crisis.
Art.135. Het initiatief van beschut wonen voert een beleid rond seksueel grensoverschrijdend gedrag, suïcidepreventie en crisissen en ontwikkelt via vorming de nodige expertise daarvoor.
Het initiatief van beschut wonen communiceert zijn begeleidingsaanbod en intern beleid rond onder meer instroom, doelgroepen, ontslag en doorstroom naar de kandidaat-zorggebruikers en relevante netwerkpartners. Het stemt dat zorgaanbod en intern beleid af met die relevante netwerkpartner.
Art.136. Bij de begeleiding van de zorggebruikers en hun context schakelt het initiatief van beschut wonen, waar mogelijk, adere partners uit de eerstelijnszorg, de algemene gezondheidszorg of de welzijnssector, of andere netwerkpartners in.
Afdeling 4. - Zorgcontinuïteit
Art.137. Het initiatief van beschut wonen waakt over de continuïteit van de herstelgerichte begeleiding, zowel in de toeleiding van de zorggebruiker naar het initiatief van beschut wonen, als tijdens de begeleiding in beschut wonen als in het vervolg na de begeleiding, met respect voor de keuzevrijheid van de zorggebruiker.
Als een zorggebruiker in begeleiding tijdelijk wordt opgenomen in een residentiële zorg- of welzijnsvoorziening, staat het personeel van het initiatief van beschut wonen ten minste gedurende drie maanden ter beschikking van de zorggebruiker voor verdere begeleiding op voorwaarde dat de optie op terugkeer naar het initiatief van beschut wonen reëel blijft.
Afdeling 5. - Non-discriminatie
Art.138. Het initiatief van beschut wonen waarborgt de volledige vrijheid van levensbeschouwing, godsdienst en politieke overtuiging, van zijn zorggebruikers.
Bij de uitvoering van zijn opdrachten waarborgt het initiatief van beschut wonen non-discriminatie inzake leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, ras, geslacht, gender, een fysieke of genetische eigenschap of sociale afkomst.
Afdeling 6. - Klachten
Art.139. Het initiatief van beschut wonen werkt een interne klachtenprocedure uit, en deelt op een systematische en toegankelijke wijze aan iedere nieuwe zorggebruiker het doel, de werking en de bereikbaarheid mee van de ombudsfunctie geestelijke gezondheidszorg, die verbonden is aan de overlegplatforms geestelijke gezondheidszorg, vermeld in artikel 11 tot en met 21 van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de erkenning van samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten.
HOOFDSTUK 4. - Functionele en organisatorische werkingsnormen
Art.140. Het initiatief van beschut wonen neemt de begeleiding op van de doelgroep, vermeld in artikel 55, § 1, van het decreet van 6 juli 2018, ongeacht de woonvorm van de zorggebruiker.
Het initiatief van beschut wonen voert een systematisch, expliciet en transparant beleid. Dat beleid wordt minstens vijfjaarlijks geëvalueerd.
In dit artikel wordt onder evaluatie onder andere, maar niet uitsluitend, verstaan: beoordeling van de werking van het initiatief van beschut wonen op basis van kwaliteitsindicatoren, registratiegegevens, vorming en begeleiding.
Art.141. Het initiatief van beschut wonen beschikt over minstens één aanloopadres en een centraal telefoonnummer waarop het begeleidersteam bereikbaar is.
Het aanloopadres is gemakkelijk toegankelijk en bereikbaar, onder meer met het openbaar vervoer.
Het aanloopadres is in de lokale leefgemeenschap gelokaliseerd en bevindt zich in elk geval niet op de campus van een psychiatrisch ziekenhuis.
Het aanloopadres omvat minimaal een secretariaat, een lokaal voor de teamvergadering en een lokaal waarin, met waarborg voor de privacy van de zorggebruiker, individuele gesprekken kunnen plaatsvinden.
De privacy van zorggebruikers tijdens hun bezoek in het aanloopadres wordt gegarandeerd.
Art.142. Het initiatief van beschut wonen richt voor zijn zorggebruikers een zorggebruikersraad op. Die zorggebruikersraad heeft een adviserende bevoegdheid over het gevoerde beleid.
Art.143.Het initiatief van beschut wonen bezorgt [1 de administratie]1 jaarlijks de gegevens, die zijn opgenomen in bijlage 2 bij dit besluit, voor de analyse van die gegevens, voor evidence based beleidsvoering voor het Vlaamse welzijns- en gezondheidsbeleid en voor de informatieverstrekking daarover, vermeld in artikel 13, § 6, van het decreet van 6 juli 2018.
In ieder initiatief van beschut wonen wordt een persoon door de beheerinstantie belast met de coördinatie van de bezorging van de gegevens, vermeld in het eerste lid, aan [1 de administratie]1 en de pseudonimisering van de persoonsgegevens die onder de gegevens, vermeld in het eerste lid, vallen.
De bewaartermijn van de in het eerste lid vermelde persoonsgegevens is één jaar na het ontvangen van de gegevens.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 492, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
HOOFDSTUK 5. - Personeelsnormen
Art.144.Het initiatief van beschut wonen beschikt voor de begeleiding van de zorggebruiker over een multidisciplinair team, onder leiding van een coördinator die over de nodige competenties voor leidinggeven en management beschikt.
Per acht zorggebruikers is minstens één voltijds equivalent personeelslid voor begeleiding voorzien, met inbegrip van de coördinator.
Minimaal 80 % van de personeelsleden die instaan voor de begeleiding van de zorggebruikers is in het bezit van een graad van bachelor of master in een van de volgende studiegebieden:
1° gezondheidszorg;
2° sociaal-agogisch werk;
3° psychologie en pedagogische wetenschappen;
4° sociale gezondheidswetenschappen;
5° bewegings- en revalidatiewetenschappen;
6° geneeskunde.
Het team van begeleiders is in staat om een multidisciplinaire aanpak te garanderen voor elke zorggebruiker in begeleiding, met psycho-educatie en psychosociale interventies.
De personeelsleden die niet voldoen aan de diplomavoorwaarde, vermeld in het derde lid, doch die vóór 26 juli 1990 al werkten in een initiatief van beschut wonen, kunnen die functie verder blijven uitoefenen. Die personen moeten op elk moment kunnen bewijzen aan [1 de administratie]1 dat ze al vóór 26 juli 1990 werkten in een initiatief van beschut wonen.
De personeelsleden die op 1 januari 2019 in het bezit waren van een diploma als vermeld in artikel 20 van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de erkenning van initiatieven van beschut wonen ten behoeve van psychiatrische patiënten, zoals van kracht op 31 december 2018, en vóór 1 januari 2019 al tewerkgesteld waren in een initiatief van beschut wonen, worden geacht te voldoen aan de diplomavoorwaarde, vermeld in het derde lid. Het bewijs dat die personen al vóór 1 januari 2019 beschikten over het diploma en tewerkgesteld waren in een initiatief van beschut wonen, moet altijd kunnen geleverd worden ten aanzien van [1 de administratie]1.
Het initiatief van beschut wonen verstrekt aan [1 de administratie]1 op verzoek en op de wijze bepaald door [1 de administratie]1 de volgende inlichtingen over het personeel:
- de voor- en achternaam van het personeelslid;
- het rijksregisternummer;
- de geboortedatum;
- de functie;
- het diploma;
- het aantal uren dat het personeelslid moet presteren en gepresteerd heeft;
- de datum van de aanwerving;
- de eventuele vertrekdatum;
Het initiatief van beschut wonen bewaart de in het vorige lid vermelde personeelsgegevens tot één jaar na het vertrek van het personeelslid.
De stukken tot staving van de gegevens, vermeld in artikel 153, § 2, 7°, d) f) en g), worden gedurende vijf jaar bewaard door het initiatief van beschut wonen.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 492, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.145. Het initiatief van beschut wonen stelt een coördinerende arts-specialist in de psychiatrie of neuropsychiatrie aan, die verantwoordelijk is voor:
1° de beslissingen over de instroom van zorggebruikers in het initiatief van beschut wonen door minstens instroomgesprekken bij te wonen;
2° het overleg en de contacten met de behandelende artsen en de betrokken behandelingsdiensten;
3° het ontwerp en de toepassing van interventiescenario's in crisissituaties;
4° de supervisie van de begeleidingsprocessen door minstens de teamvergaderingen bij te wonen;
5° de aansturing van het vormingsbeleid voor van de begeleiders;
6° de uitwerking van het strategische en operationele beleid, in samenwerking met de coördinator;
7° de evaluatie en bekrachtiging van het instroom- en uitstroombeleid.
De coördinerend psychiater is minimaal drie uur per week aanwezig in het initiatief van beschut wonen om de verantwoordelijkheden, vermeld in het eerste lid, te vervullen en kan aantonen dat hij de hem opgedragen opdrachten realiseert. Het exacte aantal te vervullen uren is afhankelijk van het aantal zorggebruikers en wordt vastgelegd in de samenwerkingsovereenkomst tussen het initiatief van beschut wonen en de psychiater.
Art.146. Op geregelde tijdstippen vindt een teamoverleg plaats waarin alle disciplines zijn vertegenwoordigd, inclusief de psychiater, vermeld in artikel 145.
HOOFDSTUK 6. - Tijdelijke en gemotiveerde afwijking van de erkenningsnormen
Art.147.Op gemotiveerde aanvraag van het initiatief van beschut wonen kan [1 de administratie]1, in het kader van een proefproject, overeenkomstig artikel 58 van het decreet van 6 juli 2018, het initiatief van beschut wonen een tijdelijke afwijking van een of meer erkenningsnormen toestaan.
Het initiatief van beschut wonen dient de aanvraag in bij [1 de administratie]1. De aanvraag vermeldt duidelijk op welke normen ze betrekking heeft en bevat een motivatie voor de aanvraag en een voorstel met alternatieve maatregelen om de veiligheid van de zorggebruikers en de kwaliteit van de verstrekte zorg op een voldoende niveau te waarborgen.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 492, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
HOOFDSTUK 7. - Zorgvernieuwende initiatieven
Afdeling 1. - Activering
Art.148. In dit artikel wordt onder activering verstaan: de oriëntatie naar en begeleiding van de zorggebruiker bij de meest passende activiteit op de domeinen werk, vorming, vrijetijd en ontmoeten.
Een erkend initiatief van beschut wonen kan een activeringsaanbod organiseren voor volwassenen en ouderen met een ernstige, langdurige psychiatrische problematiek. Dat aanbod staat zowel open voor zorggebruikers met wie het initiatief van beschut wonen een begeleidingsovereenkomst als vermeld in artikel 128, heeft gesloten, als voor zorggebruikers met wie het initiatief van beschut wonen geen begeleidingsovereenkomst heeft gesloten.
Om als zorgvernieuwend initiatief voor activering te kunnen erkend worden, moeten al de volgende voorwaarden vervuld zijn:
1° het initiatief van beschut wonen begeleidt de zorggebruikers, vermeld in het tweede lid, zoveel mogelijk naar een passende activiteit in het reguliere aanbod van werk, vorming, vrije tijd en ontmoeting;
2° voor de zorggebruikers, vermeld in het tweede lid, die weinig tot geen mogelijkheden hebben om aan te sluiten bij het gewone maatschappelijke aanbod, organiseert het initiatief van beschut wonen zelf binnen de grenzen van de toegekende financiering of in samenwerking met andere lokale partners in de zorg een zo gevarieerd mogelijk basisaanbod aan dagactiviteiten op een of meer van de domeinen, vermeld in het eerste lid, waarin de zorggebruiker kan experimenteren met het opnemen van sociale rollen in een veilige omgeving;
3° het initiatief van beschut wonen evalueert het activeringsaanbod regelmatig en systematisch in samenspraak met de partners van het netwerk;
4° het initiatief van beschut wonen zet minstens de volgende personeelscapaciteit in voor activering:
a) 0,50 voltijds equivalenten voor een initiatief van beschut wonen met maximaal 19 zorggebruikers met wie het een begeleidingsovereenkomst heeft afgesloten als vermeld in artikel 128;
b) 0,75 voltijds equivalenten voor een initiatief van beschut wonen met 20 tot 39 zorggebruikers met wie het een begeleidingsovereenkomst heeft afgesloten als vermeld in artikel 128;
c) 1,25 voltijds equivalenten voor een initiatief van beschut wonen met 40 tot 59 zorggebruikers met wie het een begeleidingsovereenkomst heeft afgesloten als vermeld in artikel 128;
d) 1,50 voltijds equivalenten voor een initiatief van beschut wonen met 60 tot 99 zorggebruikers met wie het een begeleidingsovereenkomst heeft afgesloten als vermeld in artikel 128;
e) 2,00 voltijds equivalenten voor een initiatief van beschut wonen met 100 tot 149 zorggebruikers met wie het een begeleidingsovereenkomst heeft afgesloten als vermeld in artikel 128;
f) 3,00 voltijds equivalenten voor een initiatief van beschut wonen met meer dan 150 zorggebruikers met wie het een begeleidingsovereenkomst heeft afgesloten als vermeld in artikel 128.
De erkenning wordt verleend door de leidend ambtenaar, binnen de beschikbare begrotingskredieten.
Het activeringsaanbod, vermeld in het tweede lid, dat voor 1 januari 2019 door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu gefinancierd werd conform artikel 1, F), van het koninklijk besluit van 18 juli 2001 houdende vaststelling van de regelen volgens dewelke het budget van financiële middelen, het quotum van verblijfdagen en de prijs per verblijfdag voor initiatieven van beschut wonen worden bepaald, zoals van kracht op 31 december 2018, wordt erkend als zorgvernieuwend initiatief voor activering, voor de resterende duur van de erkenning van het initiatief van beschut wonen.
Afdeling 2. - Psychiatrische zorg in de thuissituatie
Art.149. Een erkend initiatief van beschut van wonen kan een zorgvernieuwend initiatief nemen voor herstelondersteunende begeleiding van volwassenen en ouderen met een ernstige, langdurige, psychiatrische problematiek nemen in de vorm van psychiatrische zorg in de thuissituatie.
Om als zorgvernieuwend initiatief voor psychiatrische zorg in de thuissituatie te kunnen erkend worden, moet de ondersteuning voldoen aan al de volgende voorwaarden:
1° het gaat enerzijds om de ondersteuning van volwassenen en ouderen met een psychiatrische problematiek die na enige periodieke ondersteuning in staat zijn om zelfstandig te wonen en anderzijds om de ondersteuning van eerstelijnsactoren bij het detecteren van volwassenen en ouderen met een vermoedelijke psychiatrische problematiek en bij de omgang met hen;
2° de ondersteuning wordt uitgevoerd door een erkend initiatief van beschut wonen in samenspraak met de partners van het netwerk.
De erkenning wordt verleend door de leidend ambtenaar, binnen de beschikbare begrotingskredieten.
Art.150. De opdrachten van psychiatrische zorg voor patiënten in hun thuissituatie die voor 1 januari 2019 door de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu geselecteerd en gefinancierd zijn conform artikel 1, J), van het koninklijk besluit van 18 juli 2001 houdende vaststelling van de regelen volgens dewelke het budget van financiële middelen, het quotum van verblijfdagen en de prijs per verblijfdag voor initiatieven van beschut wonen worden bepaald, zoals van kracht op 31 december 2018, worden erkend als zorgvernieuwend initiatief voor psychiatrische zorg in de thuissituatie, voor de resterende duur van de erkenning van het initiatief van beschut wonen.
HOOFDSTUK 8. - Bescherming van de persoonlijke levenssfeer bij de verwerking van persoonsgegevens van zorggebruikers, in het bijzonder medische gegevens
Art.151. Elk initiatief van beschut wonen beschikt, voor de verwerking van persoonsgegevens die betrekking hebben op de zorggebruikers, in het bijzonder voor gegevens over gezondheid als vermeld in artikel 4, 15), van de algemene verordening gegevensbescherming, over een reglement voor de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van persoonsgegevens.
Het reglement wordt aan de zorggebruikers medegedeeld, samen met de informatie, vermeld in artikel 13, lid 1 en 2, van de voormelde verordening.
Het reglement vermeldt, voor elke verwerking, minstens de volgende gegevens:
1° het doel van de verwerking;
2° de bepalingen van artikel 13 van het decreet van 6 juli 2018 en artikel 7 en 8 van dit besluit waarbij de verwerking wordt ingesteld;
3° de identiteit en de contactgegevens van het initiatief van beschut wonen en de beheerinstantie;
4° de naam van de persoon onder wiens verantwoordelijkheid gegevens over gezondheid worden verwerkt, vermeld in artikel 13, § 1, tweede lid, van het decreet van 6 juli 2018, en die daarvoor is aangewezen door het initiatief van beschut wonen;
5° de naam van de persoon die door het initiatief van beschut wonen belast is met de veiligheid van de verwerking;
6° de identiteit en de contactgegevens van de coördinator, vermeld in artikel 144 van dit besluit;
7° de categorieën van personen die toegang hebben tot gegevens over gezondheid of gemachtigd zijn om die gegevens te verkrijgen;
8° de categorieën van de betrokkenen;
9° de aard van de verwerkte gegevens en de manier waarop ze worden verkregen;
10° de organisatie van het circuit van de te verwerken gegevens over gezondheid;
11° de procedure om gegevens te anonimiseren of pseudonimiseren;
12° de beveiligingsprocedures om toevallige of ongeoorloofde vernietiging van gegevens, toevallig verlies of ongeoorloofde toegang wijziging of verspreiding van gegevens tegen te gaan;
13° de termijn waarna, in voorkomend geval, de gegevens niet meer bewaard, gebruikt of verspreid mogen worden;
14° de onderlinge verbanden, de onderlinge verbindingen of elke andere vorm van vergelijking van gegevens die worden verwerkt;
15° de onderlinge verbindingen en raadplegingen;
16° de gevallen waarin de gegevens worden verwijderd;
17° de wijze waarop de zorggebruikers hun rechten vermeld in de regelgeving over de bescherming bij de verwerking van persoonsgegevens kunnen uitoefenen.
Het initiatief van beschut wonen wijst de persoon aan onder wiens verantwoordelijkheid de gegevens over gezondheid worden verwerkt, vermeld in artikel 13, § 1, tweede lid van het decreet van 6 juli 2018, aan.
Het initiatief van beschut wonen wijst een persoon aan die belast is met de veiligheid van de verwerking.
Titel 2. - Programmatie
Art.152. De programmatie van de initiatieven van beschut wonen gelegen in het Nederlandse taalgebied is 0,5 zorggebruikers per duizend inwoners. De programmatie van de initiatieven van beschut wonen gelegen in het tweetalig gebied Brussel-Hoofdstad is 0.17 zorggebruikers per duizend inwoners.
Titel 3. - Financiering
Art.153.§ 1. Per erkend initiatief van beschut wonen wordt een prijs per verblijfdag bepaald per zorggebruiker als vermeld in de begeleidingscapaciteit. De prijs per verblijfdag in een initiatief van beschut wonen is gelijk aan de som van de vergoedingen, vermeld in paragraaf 2, gedeeld door het quotum van verblijfdagen.
Het quotum van verblijfdagen is gelijk aan het aantal gefactureerde dagen dat de begeleidingscapaciteit gedurende het voorbije kalenderjaar effectief vervuld was.
Provisioneel wordt uitgegaan van een bezetting van 100 %.
De eindverrekening gebeurt via een inhaalbedrag dat wordt toegepast op de som van de vergoedingen van het daaropvolgend jaar.
§ 2. Per erkend initiatief van beschut wonen worden de volgende vergoedingen toegekend:
1° een vergoeding voor de personeelskosten: 8.475,02 euro per zorggebruiker voor twee derde van het aantal zorggebruikers en 11.300,05 euro per zorggebruiker voor een derde van het aantal zorggebruikers;
2° een vergoeding voor de werkingskosten gekoppeld aan de begeleiding: 770,35 euro per zorggebruiker;
3° een vergoeding voor de kosten van het functiecomplement van de coördinator: jaarlijks een brutobedrag van 1.367,56 euro voor een jaarlijkse coördinatiepremie voor de coördinator;
4° een vergoeding voor de functie van coördinerend psychiater:
a) 9.371,52 euro voor de initiatieven met een begeleidingscapaciteit van maximaal 20 zorggebruikers;
b) 15.619,21 euro voor de initiatieven met een begeleidingscapaciteit van maximaal 40 zorggebruikers;
c) 18.743,05 euro voor de initiatieven met een begeleidingscapaciteit van maximaal 60 zorggebruikers;
d) 21.866,93 euro voor de initiatieven met een begeleidingscapaciteit van maximaal 80 zorggebruikers;
e) 24.990,77 euro voor de initiatieven met een begeleidingscapaciteit van maximaal 100 zorggebruikers;
f) 28.114,61 euro voor de initiatieven met een begeleidingscapaciteit van meer dan 100 zorggebruikers.
5° een vergoeding voor de registratie van de minimale psychiatrische gegevens: 3.470,94 euro per initiatief van beschut wonen, verhoogd met 69,40 euro per zorggebruiker;
6° een eenmalige installatievergoeding van 2.074,03 euro per extra zorggebruiker nadat [2 de administratie]2 de begeleidingscapaciteit van een erkend initiatief van beschut wonen heeft uitgebreid;
7° een vergoeding voor de eindeloopbaanmaatregelen:
a) Definities
Voor de toepassing van dit punt 7° wordt verstaan onder :
1) eindeloopbaanmaatregelen: de maatregelen genomen in het Akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren van 26 april 2005 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profit sector en het protocol nr. 148/2 van 29 juni 2005, 5 juli 2005 en 18 juli 2005 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten;
2) personeelsleden: het verplegend en verzorgend personeel in de zin van artikel 8, 7° en 8°, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987. Onder verzorgend personeel verstaat men de werknemers die de ermee overeenstemmende loonschaal genieten.
Hierbij komen nog :
a. de sociaal verpleegkundigen;
b. de kinesitherapeuten/ergotherapeuten/logopedisten/diëtisten;
c. opvoeders begeleiders geïntegreerd in de zorgteams;
d. maatschappelijk assistenten en psychologische assistenten tewerkgesteld in de zorgunits of geïntegreerd in het therapeutisch programma;
e. de psychologen, orthopedagogen en pedagogen tewerkgesteld in de zorgunits of geïntegreerd in het therapeutisch programma;
f. de logistieke assistenten;
g. de personen vermeld in de artikelen 152 en 153 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.
De omschrijving van de beroepen verwijst naar de reëel uitgeoefende functie.
3) verantwoorde afwezigheidsperiode: de niet-gepresteerde dagen of uren die gelijkgesteld worden met werkdagen of werkuren, voor zover die aanleiding gegeven hebben tot de betaling van een vergoeding door de instelling. Hierin zitten eveneens de dagen waarop het personeelslid wegens ziekte of invaliditeit op disponibiliteit gesteld is.
b) voor de vergoeding voor de eindeloopbaanmaatregelen gelden de volgende principes:
1) de initiatieven van beschut wonen hebben recht op een jaarlijkse financiële tegemoetkoming ter compensatie van de maatregelen voor de vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek als vermeld in het akkoord van 26 april 2005 betreffende de federale gezondheidssectoren, afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profit sector en in het protocol nr. 148/2 van 29 juni 2005, 5 juli 2005 en 18 juli 2005 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten, op voorwaarde dat ze onderworpen zijn aan de toepassing van een collectieve arbeidsovereenkomst gesloten in de bevoegde paritaire commissie, of van protocolakkoorden gesloten in de bevoegde onderhandelingscomités, als vermeld in de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel;
2) de financiële tegemoetkoming dekt alleen de voordelen, vermeld in dit besluit, en is maar mogelijk als de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocolakkoord voorziet in de volgende voordelen en als de betrokken personeelsleden die voordelen ook daadwerkelijk krijgen:
i) de voltijdse personeelsleden die de leeftijd van 45, 50 of 55 jaar bereikt hebben, hebben recht op een vrijstelling van hun arbeidsprestaties met respectievelijk 96 uur, 192 uur of 288 betaalde uren per jaar, toegekend in de vorm van volledige dagen. Die vrijstelling treedt in werking vanaf de eerste dag van de maand waarin de voormelde respectieve leeftijdsgrenzen bereikt worden. De beoefenaars van de verpleegkunde kunnen ook opteren voor het behoud van de prestaties met een premie van respectievelijk 5,26 %, 10,52 % of 15,78 %, berekend op hun voltijdse wedde. Bij combinatie van opties vanaf de leeftijd van 50 jaar wordt de tegemoetkoming toegekend op basis van een opsplitsing in volledige schijven van 2 uur;
ii) het personeelslid dat deeltijds werkt, heeft recht op een bijkomend aantal compensatiedagen of, voor de beoefenaars van de verpleegkunde, een equivalente premie, gelijk aan de proportionele toepassing van de vrijstelling van arbeidsprestaties of de premie. Voor de werknemers in de privé sector en rekening houdend met de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 35 van 27 februari 1981 betreffende sommige bepalingen van het arbeidsrecht ten aanzien van de deeltijdse arbeid, zal aan de deeltijdse werknemers voorgesteld worden om binnen de voorwaarden, vermeld in artikel 4 van voormelde collectieve arbeidsovereenkomst nr. 35, de wekelijkse arbeidsduur ingeschreven in hun arbeidsovereenkomst automatisch te verhogen. Ze krijgen in dat geval een vrijstelling van prestaties op basis van hun nieuw contract. Voor de werknemers in de publieke sector die deeltijds werken en voor wie eindeloopbaanmaatregelen gelden, is de werkgever ertoe gehouden hen drie maanden vóór de datum van intrede in het stelsel van de eindeloopbaan of van hun toegang tot een hoger recht in dat kader voor te stellen dat de wekelijkse arbeidsduur die ingeschreven is in hun arbeidsovereenkomst, verhoogd wordt naar rato van het aantal uren van vrijstelling van prestaties waarin voorzien is voor de leeftijdscategorie waartoe ze behoren. De werknemer is ertoe gehouden uiterlijk één maand vóór zijn intrede in het stelsel van de eindeloopbaan of zijn toegang tot een hoger recht in het kader van de eindeloopbaanregeling, aan de werkgever ofwel zijn akkoord met die verhoging van zijn wekelijkse arbeidsduur te betekenen ofwel zijn weigering mee te delen. In dat laatste geval krijgt de werknemer een vermindering van de wekelijkse arbeidsduur van zijn arbeidsprestaties waarin voorzien is voor de leeftijdscategorie waartoe hij behoort en dit in verhouding tot zijn wekelijkse arbeidsduur ten opzichte van een voltijds tewerkgestelde werknemer;
iii) de volgende personen worden gelijkgesteld met de personeelsleden: de werknemers die gedurende een referentieperiode van 24 maanden voorafgaand aan de maand waarin ze de leeftijd van respectievelijk 45, 50 of 55 jaar bereiken, minstens 200 uur bij dezelfde werkgever verricht hebben in een of meer functies, waarvoor ze het supplement voor onregelmatige prestaties voor zondag, zaterdag, feestdag, nachtdienst of onderbroken diensten of elke andere vergoeding ontvangen hebben die voortvloeit uit een collectieve arbeidsovereenkomst, of die een compensatierust ingevolge die prestaties gekregen hebben. De verantwoorde afwezigheidsperioden de gelijkgestelde dagen of uren) komen in aanmerking op basis van het gemiddelde van de rest van de referentieperiode. De werknemer die niet meer aan de voormelde voorwaarde van 200 uur onregelmatige prestaties over een referentieperiode van maximaal 24 maanden voldoet, kan bij de overgang naar een hogere leeftijdscategorie geen bijkomende vrijstelling van arbeidsprestaties krijgen. De deeltijdse werknemers bewijzen een aantal uren van onregelmatige prestaties dat overeenstemt met 200 uur berekend naar verhouding van de arbeidsduur over een referentieperiode van maximaal 24 maanden. De werknemer die, op het moment dat hij de leeftijd van 45, 50 of 55 jaar bereikt, geen 200 uur onregelmatige prestaties bij dezelfde werkgever verricht heeft of die niet meer aan die voorwaarde voldoet, treedt toe tot het statuut van gelijkgesteld personeel, en dus tot het recht op vrijstelling van arbeidsprestaties op het moment dat hij die 200 uren in de loop van een periode van maximaal 24 achtereenvolgende maanden heeft uitgevoerd. De vrijstelling van arbeidsprestaties gaat dan in op de dag die is bepaald in de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocolakkoord dat van toepassing is;
iv) de personen voor wie de eindeloopbaanmaatregelen gelden die ingevoerd zijn door het in 2000 gesloten sociale akkoord, en die voor de loonpremie geopteerd hebben, blijven dat voordeel behouden. De personen voor wie de eindeloopbaanmaatregelen gelden die vóór 1 oktober 2005 zijn ingesteld, en die hebben gekozen voor de loonpremie, blijven die behouden. Als een personeelslid van functie wisselt, behoudt hij zijn voorafgaand recht op de eindeloopbaanmaatregelen;
v) de werknemers die vrijgesteld zijn van prestaties, worden altijd beschouwd als werknemers die hun contractuele of statutaire arbeidsduur behouden;
vi) de optie van vrijstelling is altijd definitief. Daarentegen, het behoud van prestaties met premie kan op elk ogenblik worden omgezet in vrijstelling van arbeidsprestaties;
c) voor de vergoeding voor de eindeloopbaanmaatregelen gelden de volgende financieringsregels: om de eindeloopbaanmaatregelen te financieren, wordt aan de initiatieven van beschut wonen een forfaitair bedrag toegekend, vastgesteld volgens de volgende regels:
1) de personeelscategorieën zijn de volgende:
i) de verpleegkundigen, de sociaal verpleegkundigen en de assistenten in ziekenhuisverzorging;
ii) de kinesitherapeuten, de ergotherapeuten, logopedisten, de diëtisten, de opvoeders-begeleiders geïntegreerd in de zorgteams, de maatschappelijk assistenten en psychologisch assistenten in de zorgteams of geïntegreerd in het therapeutisch programma, de psychologen, orthopedagogen en pedagogen in de zorgteams of geïntegreerd in het therapeutisch programma;
iii) de verzorgenden en de werknemers, vermeld in artikel 152 en 153 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen;
iv) het gelijkgesteld personeel en de logistieke assistenten;
2) Het forfaitaire bedrag wordt als volgt berekend: F = F1 + F2
3) berekening van de vrijstelling van arbeidsprestaties: F1 = het verschuldigd bedrag voor de compenserende indienstneming voor personeelsleden die voor de vrijstelling van de wekelijkse arbeidsprestaties opteren: F1 = Ai * T1/S * N/Y, waarbij:
i) Aa = 50.286,36 euro voor categorie i;
ii) Ab = 50.286,36 euro voor categorie ii;
iii) Ac = 40.592,66 euro voor categorie iii;
iv) Ad = 40.554,10 euro voor categorie iv;
v) T1: het wekelijks aantal vrijgestelde uren die de werknemer die ter compensatie in dienst genomen is, of die de werknemer die zijn arbeidsduur verhoogt, compenseert;
vi) S: wekelijkse arbeidsregeling toegepast in het initiatief van beschut wonen;
vii) N: jaarlijks aantal werkuren te bezoldigen door de werkgever ter compensatie van de vrijgestelde uren van de begunstigde werknemers voor het beschouwde jaar in het kader van de eindeloopbaanmaatregelen;
viii) Y: theoretisch jaarlijks aantal werkuren die de werknemer die ter compensatie in dienst genomen is, moet presteren ten opzichte van zijn arbeidsovereenkomst, zijn individuele benoemingsakte of het aanhangsel bij zijn arbeidsovereenkomst in geval van verhoging van de werktijd;
4) berekening van het bedrag voor de premie: F2 = Ai * H/38 * T2/S * N/Y, waarbij:
i) Aa = 68.719,04 euro voor categorie i;
ii) Ab = 68.719,04 euro voor categorie ii;
iii) Ac = 51.179,99 euro voor categorie iii;
iv) Ad = 46.245,61 euro voor categorie iv;
v) H: equivalent wekelijks aantal uren van vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de toekenning van een premie voor een voltijdse werknemer op basis van zijn leeftijd;
vi) T2: aantal per week te presteren uren die voortvloeit uit de arbeidsovereenkomst of de individuele benoemingsakte, die in voorkomend geval uitgeoefend zijn in de functie waarvoor de maatregel geldt;
vii) S: wekelijkse arbeidsregeling toegepast in het initiatief van beschut wonen;
viii) N: jaarlijks aantal werkuren door de werkgever bezoldigt in het kader van de eindeloopbaanmaatregelen voor het beschouwde jaar;
ix) Y: theoretisch jaarlijks aantal werkuren die de begunstigde moet presteren volgens zijn arbeidsovereenkomst of zijn individuele benoemingsakte;
d) voor de vergoeding voor de eindeloopbaanmaatregelen verstrekt het initiatief van beschut wonen de volgende gegevens aan het agentschap, in de vorm bepaald door het agentschap:
1) voor- en achternaam van het personeelslid;
2) het rijksregisternummer;
3) de geboortedatum;
4) de functie;
5) de gekozen optie tussen de vrijstelling van arbeidsprestaties en de premie voor elk van de schijven;
6) het aantal uren van vrijstelling van arbeidsprestaties dat hij kan verkrijgen op basis van zijn leeftijd;
7) de wekelijkse uurregeling in het initiatief van beschut wonen;
8) het aantal uren dat het personeelslid moet presteren, zoals blijkt uit het arbeidscontract, in voorkomend geval verminderd naar verhouding van de prestaties die het personeelslid heeft verricht in de functie die het voordeel van de in deze paragraaf vermelde maatregel verantwoordt;
9) de datum van de aanwerving;
10) de eventuele vertrekdatum;
11) in geval van gelijkgesteld personeel, het aantal uren onregelmatige prestaties, met een minimum van 200 uur in 24 maanden;
12) en de door de werkgever niet-bezoldigde perioden van afwezigheid alsook hun aard;
e) voor de vergoeding voor de eindeloopbaanmaatregelen geldende toekenningsmodaliteiten: het voorlopige bedrag wordt berekend ten opzichte van het laatst bekende definitieve bedrag, als bij dat bedrag rekening gehouden wordt met alle leeftijdsgroepen. In het ander geval wordt het vastgesteld ten opzichte van het voorlopig bedrag van het jaar n-1. Telkens er een definitief bedrag berekend wordt, vormt het de geldige provisie voor het kalenderjaar dat volgt op de datum van vaststelling van dat definitieve bedrag. Het verschil tussen de definitieve F en de voorlopige F wordt via inhaalbedragen vereffend;
f) voor de vergoeding voor de eindeloopbaanmaatregelen geldende bepalingen voor de compensatie van de vrijgestelde uren:
Voor de personeelsleden die geopteerd hebben voor de wekelijkse vrijstelling van arbeidsprestaties, levert de beheerder het bewijs dat de vrijgemaakte arbeidstijd en de toegekende financiering gecompenseerd zijn door nieuwe aanwervingen of door een verhoging van de wekelijkse arbeidsduur door de personeelsleden. De volgende personen komen niet in aanmerking: de voltijdse werknemers voor wie de eindeloopbaanmaatregelen gelden en de werknemers waarvoor de instelling al een financiering krijgt in het kader van het arbeidsbeleid.
De totale hoeveelheid per financieringscategorie (categorieën i, ii, iii en iv van punt c, 1° ) van het personeel te compenseren uren wordt prioritair door dezelfde financieringscategorie van het personeel gecompenseerd.
De toegekende financiering wordt, in voorkomend geval, begrensd tot het werkelijke totale aantal vervangingen. Daarom bezorgt de beheerder, op hetzelfde ogenblik als de inlichtingen die dienen voor de definitieve berekening, de volgende inlichtingen:
1) voor- en achternaam van het aangeworven personeelslid of van het personeelslid dat het voorwerp uitmaakt van een verhoging van zijn arbeidstijd;
2) het rijksregisternummer;
3) de geboortedatum;
4) de begin- en einddatum in de functie;
5) de functie;
6) de wekelijkse compensatiewerktijd van de nieuwe werknemer of de verhoging van de uurprestaties van de werknemer in functie die zijn werktijd verhoogt;
7) de perioden van afwezigheid die door de werkgever niet bezoldigd worden, en de aard ervan;
8) de kostenplaats voor imputatie;
9) de datum van het begin van het bijvoegsel bij de overeenkomst van de werknemer die zijn werktijd verhoogt of van de overeenkomst van de nieuwe werknemer;
10) de einddatum van de overeenkomst;
Bij die gegevens moeten de nieuwe arbeidsovereenkomsten en de bijvoegsels bij de overeenkomsten in geval van verhoging van de arbeidstijd of individuele benoemingsakten gevoegd worden;
g) voor de vergoeding voor de eindeloopbaanmaatregelen geldende sancties: als de beheerder niet binnen de vereiste termijn de inlichtingen voor de uitwerking van de definitieve budgetten mededeelt, worden de voorlopige bedragen teruggevorderd.
Met het oog op het opstarten van de herziening van de eindeloopbaanmaatregelen bezorgt het initiatief van beschut wonen voor 30 april van het kalenderjaar waarop de herziening van de eindeloopbaanmaatregelen betrekking heeft, aan [2 de aministratie ]2 een tabel over het betrokken personeel.
De initiatieven van beschut wonen bezorgen het [2 de aministratie ]2 ook een kopie van de arbeidscontracten van het personeel dat ter vervanging aangeworven is of de aanhangsels van de arbeidscontracten voor het personeel dat zijn arbeidstijd verhoogd heeft;
8° een vergoeding voor de kosten van de attractiviteitspremie:
a) voor alle werknemers van de openbare initiatieven van beschut wonen wordt de attractiviteitspremie toegekend in de vorm van een jaarlijks forfaitair bedrag van 803,87 euro per voltijds equivalent.
b) voor elk jaar wordt het bedrag berekend door het aantal voltijds equivalenten van het initiatief van beschut wonen te vermenigvuldigen met het forfaitair bedrag van de attractiviteitspremie;
c) voor alle werknemers van de private initiatieven van beschut wonen wordt de attractiviteitspremie toegekend in de vorm van een jaarlijks forfaitair bedrag van 833,80 euro per voltijds equivalent.
d) voor elk jaar wordt het bedrag berekend door het aantal voltijds equivalenten van het initiatief van beschut wonen te vermenigvuldigen met het forfaitair bedrag van de attractiviteitspremie;
9° een vergoeding voor de erkende zorgvernieuwende initiatieven voor activering, vermeld in artikel 148:
a) 27.961,95 euro voor de financiering van 0,5 voltijds equivalenten in de initiatieven met een begeleidingscapaciteit van maximaal 19 zorggebruikers;
b) 41.942,93 euro voor de financiering van 0,75 voltijds equivalenten in de initiatieven met een begeleidingscapaciteit van 20 tot 39 zorggebruikers;
c) 69.904,85 euro voor de financiering van 1,25 voltijds equivalenten in de initiatieven met een begeleidingscapaciteit van 40 tot 59 zorggebruikers;
d) 83,885,85 euro voor de financiering van 1,5 voltijds equivalenten in de initiatieven met een begeleidingscapaciteit van 60 tot 99 zorggebruikers;
e) 111.847,79 euro voor de financiering van 2 voltijds equivalenten in de initiatieven met een begeleidingscapaciteit van 100 tot 149 zorggebruikers;
f) 167.771,69 euro voor de financiering van 3 voltijds equivalenten in de initiatieven met een begeleidingscapaciteit van meer dan 150 zorggebruikers;
10° een vergoeding voor de erkende zorgvernieuwende initiatieven voor psychiatrische zorg in de thuissituatie, vermeld in artikel 149: de minister legt per initiatief van beschut wonen het bedrag vast;
11° een vergoeding van:
a) 46,08 euro per zorggebruiker om ongemakkelijke prestaties, tussen 19 uur en 20 uur, door personeel dat de functie van opvoeder uitoefent, te valoriseren conform artikel 7 tot en met 9 van het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties;
b) 1,71 euro per zorggebruiker om de valorisatie van ongemakkelijke prestaties uit te breiden tot het personeel dat niet valt onder de bepalingen van het voormelde koninklijk besluit van 28 december 2011, en dit volgens dezelfde regels;
12° een vergoeding van 32,38 euro per zorggebruiker om de financiële tegemoetkoming van de werkgever in de vervoerskosten van de werknemers te dekken, overeenkomstig de collectieve arbeidsovereenkomst nr. 19octies van 20 februari 2009;
13° een vergoeding voor de geregulariseerde DAC functies in de initiatieven van beschut wonen, vermeld in artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 maart 2018 tot toekenning van de DAC subsidies aan enkele initiatieven van beschut wonen;
14° een vergoeding voor de regularisatie van de gesubsidieerde contractuelen in initiatieven van beschut wonen: de minister bepaalt het bedrag per initiatief van beschut wonen.
In dit artikel wordt verstaan onder gesubsidieerde contractueel: de gesubsidieerde contractueel, tewerkgesteld krachtens een overeenkomst als vermeld in artikel 1, 12°, 14°, 15° en 36°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 oktober 1993 tot veralgemening van het stelsel van gesubsidieerde contractuelen.
[1 § 3. De prijs per verblijfdag, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, wordt vanaf 1 januari 2020 verminderd met 1,3%.]1
----------
(1)<BVR 2019-12-28/01, art. 29, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2023-05-12/09, art. 492, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.154. De bedragen, vermeld in artikel 153, worden geïndexeerd conform de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld waarbij de verhoging of de vermindering wordt toegepast vanaf de eerste maand nadat het indexcijfer een waarde bereikt die een wijziging rechtvaardigt.
De koppeling aan het indexcijfer, vermeld in het eerste lid, wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
De bedragen, vermeld in artikel 153, zijn gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,04 (basis 2013=100).
Titel 4. - Tegemoetkoming voor zorg in de prijs per verblijfdag
Art.155.De tegemoetkoming voor zorg in de prijs per verblijfdag in een initiatief van beschut wonen, vermeld in artikel 66, eerste lid, van het decreet van 6 juli 2018, is gelijk aan de prijs per verblijfdag, vermeld in artikel 153 van dit besluit.
De tegemoetkoming, vermeld in het eerste lid, dekt het aanbod van zorg, vermeld in artikel 153, § 2, van dit besluit.
[1 Een erkend initiatief van beschut wonen dat vanaf 1 januari 2020 en vóór 1 januari 2021 ontstaan is uit de samenvoeging van twee of meer vóór 1 januari 2019 erkende initiatieven van beschut wonen, ontvangt een tegemoetkoming voor zorg die minstens evenveel bedraagt als de som van de geïndexeerde tegemoetkomingen voor zorg die de afzonderlijk erkende initiatieven van beschut wonen ontvingen in het boekjaar vóór de samenvoeging, verminderd met 1,3%. Een erkend initiatief van beschut wonen dat na 1 januari 2019 en vóór 1 januari 2020 of vanaf 1 januari 2021 en vóór 1 januari [2 2023]2 ontstaan is uit de samenvoeging van twee of meer vóór 1 januari 2019 erkende initiatieven van beschut wonen, ontvangt een tegemoetkoming voor zorg die minstens evenveel bedraagt als de som van de geïndexeerde tegemoetkomingen voor zorg die de afzonderlijk erkende initiatieven van beschut wonen ontvingen in het boekjaar vóór de samenvoeging.]1
----------
(1)<BVR 2019-12-28/01, art. 30, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(2)<BVR 2022-07-01/26, art. 12, 014; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Titel 5. - Bijzondere verzekeringsstelsels
Art.156. De toelage, vermeld in artikel 72, § 1, eerste lid van het decreet van 6 juli 2018, bedraagt 25 procent.
Deel 4.
Titel 1.
HOOFDSTUK 1.
Art.157.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.158.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 2.
Art.159.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.160.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.161.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.162.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.163.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.164.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.165.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.166.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.167.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.168.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.169.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.170.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.171.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.172.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.173.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 3.
Afdeling 1.
Art.174.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.175.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.176.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.177.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.178.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.179.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.180.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.181.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2.
Art.182.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.183.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.184.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.185.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.186.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.187.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.188.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.189.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.190.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Titel 2.
HOOFDSTUK 1.
Art.191.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.192.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.193.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art. 193/1.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 2.
Afdeling 1.
Art.194.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.195.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2.
Art.196.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.197.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.198.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.199.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.200.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.201.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 3.
Art.202.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 4.
Art.203.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 3.
Art.204.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.205.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.206.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.207.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.208.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.209.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.210.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.211.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.212.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.213.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.214.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.215.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.216.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 4.
Art.217.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.218.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.219.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.220.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.221.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.222.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.223.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Titel 3.
HOOFDSTUK 1.
Art.224.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 2.
Art.225.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.226.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.227.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.228.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
HOOFDSTUK 3.
Art.229.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.230.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.231.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.232.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.233.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.234.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.235.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.236.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.237.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.238.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 37, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Deel 5.
Titel 1.
HOOFDSTUK 1.
Art.239.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.240.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 2.
Art.241.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.242.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 242/1.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 3.
Afdeling 1.
Art.243.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 2.
Art.244.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 3.
Art.245.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.246.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.247.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.248.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.249.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 4.
Art. 249/1.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 4.
Afdeling 1.
Art.250.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 2.
Art.251.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 3.
Art.252.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 4.
Art. 252/1.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Afdeling 5.
Art. 252/2.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 5.
Art.253.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.254.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.255.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.256.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.257.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 257/1.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 6.
Art.258.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Titel 2.
Art.259.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Titel 3.
HOOFDSTUK 1.
Art.260.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 2.
Art.261.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art. 261/1.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 3.
Art.262.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.263.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
HOOFDSTUK 4.
Art.264.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.265.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Titel 4.
Art.266.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.267.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.268.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.269.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Titel 5.
Art.270.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.271.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.272.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.273.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.274.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.275.
<Opgeheven bij BVR 2021-11-26/18, art. 63, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Deel 6. - Multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging
Titel 1. - Procedure om een overeenkomst te sluiten, te wijzigen en te beëindigen
HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Art.276.§ 1. De overeenkomsten met multidisciplinaire begeleidingsequipes worden gesloten of gewijzigd op verzoek van een multidisciplinaire begeleidingsequipe of op initiatief van de minister of [1 de administratie ]1.
Een erkend palliatief samenwerkingsverband kan een aanvraag indienen in naam van een multidisciplinaire begeleidingsequipe die deel uitmaakt van het palliatieve samenwerkingsverband in kwestie.
§ 2. Per palliatief samenwerkingsverband kan maar met één multidisciplinaire begeleidingsequipe een overeenkomst worden gesloten conform artikel 291.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 495, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.277.De overeenkomsten met de multidisciplinaire begeleidingsequipes worden beëindigd op aanvraag van de multidisciplinaire begeleidingsequipe in kwestie of op initiatief van de minister of [1 de administratie]1.
Een erkend palliatief samenwerkingsverband kan een aanvraag tot beëindiging van de overeenkomst indienen in naam van een multidisciplinaire begeleidingsequipe die deel uitmaakt van het palliatieve samenwerkingsverband in kwestie.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 495, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
HOOFDSTUK 2. - Procedure om overeenkomsten te sluiten en te wijzigen
Art.278.Een aanvraag om een overeenkomst met een multidisciplinaire begeleidingsequipe als vermeld in artikel 276, te sluiten of te wijzigen wordt aan [1 het agentschap]1 gericht.
De aanvragen bevatten minstens de volgende gegevens en documenten om ontvankelijk te zijn:
1° de identificatiegegevens van de rechtspersoon die de aanvraag indient;
2° de datum waarop de aanvrager wil dat de overeenkomst in werking treedt;
3° de nodige bewijsstukken waaruit blijkt dat de leden van de multidisciplinaire begeleidingsequipe voldoen aan de voorwaarden, vermeld in artikel 335 en 336, voor hun specifieke vorming;
4° het personeelskostendossier, vermeld in artikel [1 534/198 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming]1;
5° een verklaring van het palliatieve samenwerkingsverband dat ze de aanvraag van de multidisciplinaire begeleidingsequipe ondersteunt, als de multidisciplinaire begeleidingsequipe de aanvraag indient;
6° een bewijs dat het palliatieve samenwerkingsverband gemachtigd is om de overeenkomst te sluiten namens de multidisciplinaire begeleidingsequipe als ze de aanvraag indient.
----------
(1)<BVR 2023-11-10/17, art. 38, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.279.§ 1. [1 De administratie]1 onderzoekt of de aanvraag voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 278.
[1 De administratie]1 stuurt [2 ...]2 een ontvangstbewijs naar de aanvrager, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is en, in voorkomend geval, met de vermelding van de datum van de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.
§ 2.[2 Het agentschap kan advies vragen aan de Expertencommissie of de sectorale adviescommissie in kwestie over de inhoudelijke aspecten van de aanvraag.]2.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 495, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
(2)<BVR 2023-11-10/17, art. 39, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.280.Als de minister of [1 de administratie]1 een voorstel doet om een overeenkomst met een multidisciplinaire begeleidingsequipe als vermeld in artikel 276, te sluiten of te wijzigen, [2 kan de administratie advies vragen aan de Expertencommissie of de sectorale adviescommissie in kwestie]2 over de inhoudelijke aspecten van het voorstel.
[2 ...]2
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 495, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
(2)<BVR 2023-11-10/17, art. 40, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.281.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 41, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.282.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 41, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.283.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 41, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.284.[2 Bij het opstellen van een advies kan de Expertencommissie of de sectorale adviescommissie in kwestie:]2
1° aanvullende inlichtingen vragen aan [1 de administratie]1 of de aanvrager;
2° deskundigen raadplegen die een specifieke expertise hebben op vlak van het voorstel of de aanvraag.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 495, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
(2)<BVR 2023-11-10/17, art. 42, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.285.[1 Als er geen advies als vermeld in artikel 280, is gegeven, wordt de behandeling van de aanvraag voortgezet door het agentschap.]1
----------
(1)<BVR 2023-11-10/17, art. 43, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.286.[1 De administratie]1 maakt een advies op over de aanvraag en kan daarbij, in voorkomend geval, [2 rekening houden met het advies van de Expertencommissie of van de sectorale adviescommissie in kwestie]2.
[2 Het agentschap bezorgt zijn advies aan de minister.
Bij het advies van het agentschap wordt, in voorkomend geval, het advies van de Expertencommissie of van de sectorale adviescommissie in kwestie gevoegd.]2
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 495, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
(2)<BVR 2023-11-10/17, art. 44, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.287.[1 In het kader van de adviesopdracht, vermeld in artikel 286, kan het agentschap:
1° aanvullende inlichtingen inwinnen bij de Expertencommissie of de sectorale adviescommissie in kwestie;
2° aanvullende inlichtingen inwinnen bij de aanvrager;
3° deskundigen raadplegen met een specifieke expertise op het vlak van het voorstel of de aanvraag.]1
----------
(1)<BVR 2023-11-10/17, art. 45, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.288.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 46, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.289.[1 De minister keurt de aanvraag goed of keurt de aanvraag af op basis van het advies van het agentschap en, in voorkomend geval, het advies van de Expertencommissie of de sectorale adviescommissie in kwestie.
Het agentschap deelt de beslissing van de minister mee aan de aanvrager met een aangetekende zending of op om het even welke andere manier die toelaat de ontvangstdatum met zekerheid vast te stellen.]1
----------
(1)<BVR 2023-11-10/17, art. 47, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.290.[1 Als er conform artikel 280 advies is gevraagd aan de Expertencommissie of aan de sectorale adviescommissie in kwestie, worden de beslissingen van de minister, vermeld in artikel 289, ter informatie meegedeeld aan de Expertencommissie of aan de sectorale adviescommissie in kwestie.]1
----------
(1)<BVR 2023-11-10/17, art. 47, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.291. Een overeenkomst met een multidisciplinaire begeleidingsequipe, alsook elke wijziging ervan, wordt ondertekend door de minister.
De overeenkomsten met een multidisciplinaire begeleidingsequipe worden gesloten voor onbepaalde duur.
HOOFDSTUK 3. - Een overeenkomst beëindigen
Afdeling 1. - Beëindiging van een overeenkomst op verzoek van een multidisciplinaire begeleidingsequipe
Art.292.Een aanvraag om een overeenkomst met een multidisciplinaire begeleidingsequipe als vermeld in artikel 277, te beëindigen wordt gericht aan [1 het agentschap]1. De aanvraag is ontvankelijk als ze minstens de volgende gegevens bevat:
1° de identificatiegegevens van de rechtspersoon die de aanvraag indient;
2° de redenen voor de beëindiging van de overeenkomst;
3° de maatregelen om de continuïteit van de dienstverlening te garanderen;
4° een bewijs dat aantoont dat het palliatieve samenwerkingsverband gemachtigd is om de overeenkomst te beëindigen namens de multidisciplinaire begeleidingsequipe als ze de aanvraag indient.
De maatregelen om de continuïteit van de dienstverlening te garanderen, vermeld in het eerste lid, 3°, worden opgesteld in onderling overleg tussen de multidisciplinaire begeleidingsequipe en het palliatieve samenwerkingsverband waarvan de multidisciplinaire begeleidingsequipe deel uitmaakt.
----------
(1)<BVR 2023-11-10/17, art. 48, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.293.§ 1. [1 De administratie]1 onderzoekt of de aanvraag voldoet aan de ontvankelijkheidsvoorwaarden, vermeld in artikel 292.
[1 De administratie]1 stuurt [2 ...]2 een ontvangstbewijs naar de aanvrager, met de vermelding of de aanvraag al dan niet ontvankelijk is en, in voorkomend geval, met de vermelding van de datum van ontvangst van de ontvankelijke aanvraag.
Als de aanvraag niet is ingediend door het palliatieve samenwerkingsverband in naam van de multidisciplinaire begeleidingsequipe wordt het palliatieve samenwerkingsverband van de aanvraag, vermeld in artikel 277, op de hoogte gebracht.
§ 2. [2 De administratie kan over elke aanvraag die ontvankelijk is conform paragraaf 1, advies vragen aan de Expertencommissie of de sectorale adviescommissie in kwestie]2 over de maatregelen om de continuïteit van de dienstverlening te garanderen.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 497, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
(2)<BVR 2023-11-10/17, art. 49, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.294.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 50, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.295.[1 Als er geen advies als vermeld in artikel 293, § 2, is gegeven, wordt de behandeling van de aanvraag voortgezet door het agentschap.]1
----------
(1)<BVR 2023-11-10/17, art. 51, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.296.[1 De administratie]1 maakt een advies op over de aanvraag en kan daarbij, in voorkomend geval, rekening houden met [2 het advies van de Expertencommissie of van de sectorale adviescommissie in kwestie]2.
[1 [2 Het agentschap bezorgt zijn advies aan de minister. Bij elk advies van het agentschap wordt, in voorkomend geval, het advies van de Expertencommissie of van de sectorale adviescommissie in kwestie gevoegd.]2
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 498, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
(2)<BVR 2023-11-10/17, art. 52, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.297.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 5, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.298. De minister neemt kennis van de datum van de beëindiging van de overeenkomst met de multidisciplinaire begeleidingsequipe en kan maatregelen opleggen om de continuïteit van de dienstverlening te garanderen.
De multidisciplinaire begeleidingsequipe kan geen aanspraak maken op een vergoeding voor de kosten die verbonden zijn aan de beëindiging van de overeenkomst. Zij kunnen wel een vergoeding ontvangen voor de maatregelen die hen worden opgelegd om de continuïteit van de dienstverlening te garanderen, vermeld in het eerste lid.
Art.299.De beslissing van de minister met de maatregelen voor de continuïteit van de dienstverlening, vermeld in artikel 298, wordt met een aangetekende zending bezorgd aan de multidisciplinaire begeleidingsequipe en het palliatief samenwerkingsverband waarvan de multidisciplinaire begeleidingsequipe deel uitmaakt.
[1 Als er conform artikel 293, Ї 2, advies is gevraagd aan de Expertencommissie of aan de sectorale adviescommissie in kwestie, wordt de beslissing van de minister, vermeld in het eerste lid, ter informatie meegedeeld aan de Expertencommissie of aan de sectorale adviescommissie in kwestie.]1
----------
(1)<BVR 2023-11-10/17, art. 54, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Afdeling 2. - Beëindiging van een overeenkomst op initiatief van de minister of van het agentschap
Art.300.§ 1. Het voornemen van de minister of [1 de administratie]1 om een overeenkomst met een multidisciplinaire begeleidingsequipe te beëindigen, wordt meegedeeld met een aangetekende zending met ontvangstbewijs aan de betrokken multidisciplinaire begeleidingsequipe en het palliatieve samenwerkingsverband waarvan die multidisciplinaire begeleidingsequipe deel uitmaakt. Dat voornemen bevat de redenen voor de beëindiging van de overeenkomst.
§ 2. De multidisciplinaire begeleidingsequipe beschikt over dertig dagen na de dag van de ontvangst van de aangetekende zending, om te reageren op het voornemen.
In zijn reactie op het voornemen kan de multidisciplinaire begeleidingsequipe een voorstel uitwerken voor de continuïteit van de dienstverlening bij eventuele beëindiging van de overeenkomst.
Als de minister of [1 de administratie]1 een voornemen tot beëindiging van de overeenkomst neemt omdat de multidisciplinaire begeleidingsequipe niet meer voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 311 tot en met 322, kan de multidisciplinaire begeleidingsequipe een voorstel tot remediëring uitwerken.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 499, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.301.[1 [2 Het agentschap kan advies vragen over het voornemen tot beëindiging van de overeenkomst met een multidisciplinaire begeleidingsequipe aan de Expertencommissie of aan de sectorale adviescommissie in kwestie.]2.
Bij de adviesvraag, vermeld in het eerste lid, worden, in voorkomend geval, de reactie en het voorstel of, in voorkomend geval, de voorstellen, vermeld in artikel 300, § 2, gevoegd.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 499, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
(2)<BVR 2023-11-10/17, art. 55, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.302.[1 De Expertencommissie of de sectorale adviescommissie in kwestie stelt een advies op over de adviesvragen, vermeld in artikel 301. De Expertencommissie of de sectorale adviescommissie bezorgt dat advies aan het agentschap.]1
----------
(1)<BVR 2023-11-10/17, art. 56, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.303.[1 Als er geen advies als vermeld in artikel 302, is gegeven, wordt de behandeling van de aanvraag voortgezet door het agentschap.]1
----------
(1)<BVR 2023-11-10/17, art. 56, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.304.[1 De administratie]1 maakt een advies op over de beëindiging van de overeenkomst met de multidisciplinaire begeleidingsequipe en kan daarbij, in voorkomend geval, rekening houden met [2 het advies]2, vermeld in artikel 302, en de reactie en [2 in voorkomend geval, het voorstel of de voorstellen]2, vermeld in artikel 300, § 2.
[1 [2 Het agentschap bezorgt zijn advies aan de minister. Bij elk advies van het agentschap worden, in voorkomend geval, het advies van de Expertencommissie of van de sectorale adviescommissie in kwestie en de reactie en, in voorkomend geval, het voorstel of de voorstellen, vermeld in artikel 300, § 2, gevoegd.]2
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 499, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
(2)<BVR 2023-11-10/17, art. 57, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.305.
<Opgeheven bij BVR 2023-11-10/17, art. 58, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.306.§ 1. De minister beslist om de overeenkomst met de multidisciplinaire begeleidingsequipe al dan niet te beëindigen.
§ 2. Als het voornemen tot beëindiging van de overeenkomst met de multidisciplinaire begeleidingsequipe is meegedeeld omdat de multidisciplinaire begeleidingsequipe niet meer voldoet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 311 tot en met [1 321 van dit besluit en artikel 534/198 van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming]1, kan de minister, in afwijking van paragraaf 1, een termijn opleggen waarin de multidisciplinaire begeleidingsequipe de tekortkomingen die in het voornemen vermeld zijn, moet wegwerken.
Als de multidisciplinaire begeleidingsequipe binnen de termijn die de minister oplegt, vermeld in het eerste lid, de tekortkomingen niet heeft weggewerkt, wordt de overeenkomst alsnog beëindigd.
§ 3. Bij een beslissing tot beëindiging van de overeenkomst met de multidisciplinaire begeleidingsequipe bepaalt de minister de datum van de effectieve beëindiging van de overeenkomst, die nooit vroeger mag zijn dan drie maanden na de dag van de beslissing tot beëindiging. In die beslissing kan de minister de multidisciplinaire begeleidingsequipe maatregelen opleggen om de continuïteit van de dienstverlening te garanderen.
De multidisciplinaire begeleidingsequipe kan geen aanspraak maken op een vergoeding voor de kosten die verbonden zijn aan de beëindiging van de overeenkomst met de multidisciplinaire begeleidingsequipe. Voor de uitvoering van de door de minister opgelegde maatregelen om de continuïteit van de dienstverlening te garanderen, vermeld in het eerste lid, kan de multidisciplinaire begeleidingsequipe overeenkomstig de voorwaarden, vermeld in artikel 324 tot en met 328 en artikel 337, het éénmalig forfaitair bedrag, vermeld in artikel 324 of het verminderd forfait, vermeld in artikel 327 aanrekenen.
----------
(1)<BVR 2023-11-10/17, art. 59, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.307.[1 Als er conform artikel 301 advies is gevraagd aan de Expertencommissie of aan de sectorale adviescommissie in kwestie, wordt de beslissing van de minister, vermeld in artikel 306, Ї 6, ter informatie meegedeeld aan de Expertencommissie en aan de sectorale adviescommissie in kwestie.]1
----------
(1)<BVR 2023-11-10/17, art. 60, 019; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.308. De beslissingen van de minister, vermeld in artikel 306, worden meegedeeld aan de multidisciplinaire begeleidingsequipe en het palliatieve samenwerkingsverband.
Art.309. Bij onmiddellijk, reëel en ernstig gevaar voor de gezondheid en de veiligheid van de zorggebruikers kunnen, conform artikel 14 van het decreet 19 januari 2018 houdende het overheidstoezicht in het kader van het gezondheids- en welzijnsbeleid, maatregelen worden opgelegd aan de multidisciplinaire begeleidingsequipe om de veiligheid en gezondheid van de zorggebruikers te garanderen in afwachting van de definitieve beëindiging van de overeenkomst met de multidisciplinaire begeleidingsequipe.
De voorlopige maatregelen ten aanzien van de multidisciplinaire begeleidingsequipe hebben geen invloed op de erkenning van het palliatief samenwerkingsverband waaraan de multidisciplinaire begeleidingsequipe ondersteuning verleent.
Titel 2. - Werkgebied van de multidisciplinaire begeleidingsequipes
Art.310. Het werkgebied van de multidisciplinaire begeleidingsequipes valt samen met het werkgebied van het palliatieve samenwerkingsverband waarvan de multidisciplinaire begeleidingsequipes deel uitmaken.
Titel 3. - Voorwaarden waaraan de multidisciplinaire begeleidingsequipe moet voldoen
HOOFDSTUK 1. - Basissamenstelling van de multidisciplinaire begeleidingsequipe
Art.311. Een multidisciplinaire begeleidingsequipe beschikt over de volgende personeelssamenstelling:
1° als de multidisciplinaire begeleidingsequipe, overeenkomstig artikel 330, § 2, zich ertoe verbonden heeft om 100 palliatieve personen per 200.000 inwoners in hun werkgebied te begeleiden, beschikt de multidisciplinaire begeleidingsequipe minimaal over 2,6 voltijds equivalenten per 200.000 inwoners in het werkgebied van de multidisciplinaire begeleidingsequipe;
2° als de multidisciplinaire begeleidingsequipe, overeenkomstig artikel 330, § 3, zich ertoe verbonden heeft om 150 palliatieve personen per 200.000 inwoners in hun werkgebied te begeleiden, beschikt de multidisciplinaire begeleidingsequipe minimaal over 2,85 voltijds equivalenten per 200.000 inwoners in het werkgebied van de multidisciplinaire begeleidingsequipe.
HOOFDSTUK 2. - Opdrachten van de multidisciplinaire begeleidingsequipe
Art.312. Naast het aanbieden van de diensten, vermeld in artikel 90, tweede lid, van het decreet van 6 juli 2018 verzekert de multidisciplinaire begeleidingsequipe een telefonische permanente bereikbaarheid voor de zorgaanbieders van de eerste lijn die betrokken zijn bij de verzorging van een palliatieve persoon in zijn thuismilieu, in het bijzonder als het een persoon is van wie verzorgingsproblematiek al eerder ter sprake kwam tussen de multidisciplinaire begeleidingsequipe en de zorgaanbieders van de eerste lijn.
De multidisciplinaire begeleidingsequipe geeft, via de telefonische permanentie, vermeld in het eerste lid, advies aan zorgaanbieders uit de eerste lijn over onverwachte en dringende problemen die rijzen bij de verzorging van een palliatieve persoon.
Als de betrokken zorgaanbieder uit de eerste lijn er niet in slaagt om het probleem zelf op te lossen in het thuismilieu van de palliatieve persoon, gaat een lid van de multidisciplinaire begeleidingsequipe ter plaatse om samen met de betrokken zorgaanbieder naar een oplossing te zoeken.
Art.313. Een multidisciplinaire begeleidingsequipe organiseert wekelijks een intern interdisciplinair teamoverleg om tot een optimale verzorging van palliatieve personen in hun thuismilieu of hun thuisvervangende milieu te komen. Op dat teamoverleg worden de palliatieve personen die de multidisciplinaire begeleidingsequipe opvolgt, samen besproken. De problemen die zich daarbij voordoen, worden uitgediept en mogelijke oplossingen worden voorgesteld.
Aan het teamoverleg nemen de huisarts en alle verpleegkundigen van de multidisciplinaire begeleidingsequipe deel. Als dat nodig is kunnen sommige zorgaanbieders van de eerste lijn die bij de verzorging van een palliatieve persoon betrokken zijn, worden uitgenodigd om deel te nemen aan de bespreking van hun palliatieve persoon. Op verzoek van de multidisciplinaire begeleidingsequipe kunnen ook andere deskundigen op het vlak van palliatieve verzorging aan dat teamoverleg deelnemen.
Art.314. De multidisciplinaire begeleidingsequipe kan andere activiteiten ontplooien die de kwaliteit van de palliatieve verzorging ten goede komen.
HOOFDSTUK 3. - Werkingsvoorwaarden van de multidisciplinaire begeleidingsequipe
Art.315. Een multidisciplinaire begeleidingsequipe kan alleen tussenkomen in de palliatieve verzorging in het thuismilieu of om het even welk thuisvervangend milieu van een palliatieve persoon na voorafgaand overleg met de huisarts van de palliatieve persoon.
In afwijking van het eerste lid kan een multidisciplinaire begeleidingsequipe overleg plegen met artsen-specialisten en paramedici van een ziekenhuis bij het ontslag van een palliatieve persoon uit het ziekenhuis of bij een kortstondige ziekenhuisopname van de palliatieve persoon om een welbepaalde reden. In die gevallen kan de multidisciplinaire begeleidingsequipe de palliatieve persoon ook moreel en psychologisch ondersteunen in het ziekenhuis, in samenwerking met de palliatieve functie van het ziekenhuis.
Art.316. De multidisciplinaire begeleidingsequipe mag geen taken op zich nemen die de betrokken zorgaanbieders van de eerste lijn kunnen opnemen.
Op verzoek van de betrokken zorgaanbieders van de eerste lijn kan de multidisciplinaire begeleidingsequipe zijn tussenkomsten samen met de zorgaanbieders van de eerste lijn verrichten, zodat de multidisciplinaire begeleidingsequipe haar specifieke kennis en vaardigheden kan delen met en overdragen aan de zorgaanbieders van de eerste lijn. Zo kunnen die zorgaanbieders van de eerste lijn de palliatieve persoon verder zo zelfstandig mogelijk verzorgen en begeleiden.
Art.317. De tussenkomsten van een multidisciplinaire begeleidingsequipe mogen zich niet beperken tot de tussenkomsten, vermeld in artikel 337, § 2, eerste lid, 2°, of tot de palliatieve personen voor wie conform artikel 324 tot en met 327 een eenmalig forfaitair bedrag of een verminderd forfait mag worden aangerekend. De multidisciplinaire begeleidingsequipe voert haar doelstellingen en opdrachten maximaal uit, rekening houdend met de concrete situatie in het werkgebied en in overleg met de betrokken zorgaanbieders van de eerste lijn.
Art.318. § 1. Een multidisciplinaire begeleidingsequipe houdt van elke palliatieve persoon die de multidisciplinaire begeleidingsequipe rechtstreeks of onrechtstreeks volgt, een patiëntendossier bij, bij voorkeur op elektronische wijze. Dat dossier bevat de volgende gegevens:
1° de voor- en achternaam, de geboortedatum, het officiële adres en de feitelijke verblijfplaats van de palliatieve persoon;
2° de briefwisseling met de palliatieve persoon;
3° in voorkomend geval, het voorschrift van de huisarts van de palliatieve persoon, vermeld in artikel 337, § 1;
4° de gegevens over de woonsituatie van de palliatieve persoon;
5° de diagnostische gegevens over de ziekte waaraan de palliatieve persoon lijdt;
6° de gezinssituatie van de palliatieve persoon;
7° de sociale situatie van de palliatieve persoon;
8° de gegevens over de hulpverleners die bij de palliatieve verzorging en begeleiding betrokken zijn;
9° een vermelding van iedere tussenkomst van de multidisciplinaire begeleidingsequipe bij de palliatieve persoon, met de volgende gegevens:
a) de datum, de plaats, de dag, het uur en de duur van de tussenkomst;
b) de voor- en achternaam van het lid van de multidisciplinaire begeleidingsequipe dat is tussengekomen;
c) of het een telefonische tussenkomst, een persoonlijke ontmoeting of een deelname aan een vergadering betreft;
d) wie het initiatief voor het contact heeft genomen;
e) informatie over het contact met andere betrokken zorgaanbieders van de eerste lijn, mantelzorgers, andere zorgaanbieders, de palliatieve persoon of zijn familie;
f) de inhoud van de tussenkomst;
10° de besluiten van teamvergaderingen over de palliatieve persoon;
11° de eventuele tussentijdse periodes van ziekenhuisopname van de palliatieve persoon;
12° de datum en de plaats van het overlijden van de palliatieve persoon.
De minister kan nadere bepalingen vastleggen over het bijhouden van een patiëntendossier.
§ 2. De persoonsgegevens van het individuele patiëntendossier worden bijgehouden om een kwaliteitsvolle en optimale palliatieve verzorging van de palliatieve persoon mogelijk te maken.
De persoonsgegevens van het individuele patiëntendossier kunnen verder worden verwerkt voor de statistische doeleinden, vermeld in artikel 321.
§ 3. De persoonsgegevens, vermeld in paragraaf 1, worden conform artikel 13, § 1, tweede lid, van het decreet van 6 juli 2018, verwerkt onder de verantwoordelijkheid van een beroepsbeoefenaar in de gezondheidszorg die aan het beroepsgeheim gebonden is.
§ 4. De gegevens van het patiëntendossier worden bewaard gedurende een maximumtermijn van tien jaar na het laatste contact met de palliatieve persoon in kwestie.
§ 5. De multidisciplinaire begeleidingsequipe, of het palliatieve samenwerkingsverband, als die de overeenkomst heeft gesloten in naam van de multidisciplinaire begeleidingsequipe, is de verwerkingsverantwoordelijke van het patiëntendossier, vermeld in paragraaf 1.
Art.319. Een multidisciplinaire begeleidingsequipe maakt deel uit van een palliatief samenwerkingsverband. Ze fungeert erin als ondersteunende equipe.
Binnen haar werkgebied verzekert de multidisciplinaire begeleidingsequipe een optimale dienstverlening aan de palliatieve personen en hun zorgaanbieders, ongeacht de afstand tussen de zetel van de multidisciplinaire begeleidingsequipe en de woonplaats van de palliatieve persoon. De multidisciplinaire begeleidingsequipe zal elke vraag omtrent levenseindezorg met de nodige professionaliteit beantwoorden en zo nodig doorverwijzen naar de meest geschikte hulpverleners hiervoor.
Als de verblijfplaats van de palliatieve persoon wijzigt naar het werkgebied van een andere multidisciplinaire begeleidingsequipe maken de betrokken multidisciplinaire begeleidingsequipes de nodige afspraken om ervoor te zorgen dat de continuïteit van de palliatieve verzorging gegarandeerd blijft.
Art.320. Een multidisciplinaire begeleidingsequipe beschikt over voldoende infrastructuur en uitrusting voor het onthaal van bezoekers, administratie en vergaderingen.
Voor het onthaal van bezoekers, administratie en vergaderingen beschikt de centrale zetel van de multidisciplinaire begeleidingsequipe over de volgende lokalen:
1° een lokaal om bezoekers te ontvangen en vergaderingen te houden met minstens tien deelnemers;
2° een werkruimte voor de verschillende leden van de multidisciplinaire begeleidingsequipe.
De lokalen, vermeld in het eerste lid, mogen gedeeld worden met het palliatieve samenwerkingsverband waarvan de multidisciplinaire begeleidingsequipe deel uitmaakt.
Art.321.§ 1. Een multidisciplinaire begeleidingsequipe bezorgt jaarlijks, uiterlijk op 30 juni van het daaropvolgende jaar, een activiteitenverslag aan [1 de administratie]1.
Het activiteitenverslag, vermeld in het eerste lid, bevat de volgende gegevens over het werkelijke aantal palliatieve personen voor wie de multidisciplinaire begeleidingsequipe een bijdrage aan de palliatieve verzorging in het thuismilieu of in het thuisvervangende milieu heeft geleverd:
1° het werkelijke aantal gevolgde palliatieve personen;
2° de verdeling per gemeente van die palliatieve personen op basis van de werkelijke verblijfplaats;
3° de leeftijd van de palliatieve persoon;
4° de aandoening van de palliatieve persoon;
5° de woonsituatie van de palliatieve persoon;
6° de gezinssituatie van de palliatieve persoon;
7° het aantal huisartsen met wie is samengewerkt voor de opvolging van die palliatieve persoon;
8° het aantal tussenkomsten van ieder type als vermeld in artikel 337, § 2, 2° ;
9° het aantal en het type van de tussenkomsten tussen 22 uur en 7 uur;
10° het aantal en het type van de tussenkomsten op zaterdagen, zondagen en wettelijke feestdagen;
11° de duur van de tussenkomsten per type;
12° het aantal en het type van de contacten met de betrokken zorgaanbieders van de eerste lijn, per discipline;
13° de aard van de problematiek;
14° als dit gekend is, de plaats van het overlijden van de palliatieve persoon;
15° de duur van de periode waarin de multidisciplinaire begeleidingsequipe de palliatieve persoon rechtstreeks of onrechtstreeks gevolgd heeft;
16° de reden van het einde van de tussenkomsten, onderverdeeld in overlijden, remissie of andere;
17° het geslacht van de palliatieve persoon;
18° de hoedanigheid van de aanmelder.
De gegevens, vermeld in het tweede lid, zijn geanonimiseerd. Deze gegevens dragen bij aan beleidsmatige wijzigingen of het ontwikkelen van nieuwe initiatieven.
§ 2. De minister kan de vorm en de inhoud van het activiteitenverslag, vermeld in paragraaf 1, nader bepalen.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 501, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.322. § 1. Een multidisciplinaire begeleidingsequipe maakt een personeelskostendossier op voor alle personeelsleden.
§ 2. In het personeelskostendossier worden voor ieder personeelslid van wie de loonkosten in de berekening van het eenmalige forfaitaire bedrag kan worden opgenomen conform artikel 330, de volgende gegevens en documenten vermeld:
1° de voor- en achternaam van het personeelslid;
2° de functie binnen de multidisciplinaire begeleidingsequipe;
3° een kopie van het diploma;
4° het aantal uren tewerkstelling per week in het kader van de multidisciplinaire begeleidingsequipe;
5° de vooropgestelde datum van indiensttreding van een nieuw personeelslid;
6° de loonanciënniteit, uitgedrukt in jaren en maanden, en de bewijsstukken daarvan;
7° de vermelding of de betrokkene al dan niet recht heeft op een haard- of standplaatsvergoeding;
8° de afstand, in enkele richting, van de woonplaats tot de centrale zetel van de multidisciplinaire begeleidingsequipe.
Voor de huisarts worden de gegevens, vermeld in het eerste lid, 6°, vervangen door het aantal dienstjaren in de multidisciplinaire begeleidingsequipe, samen met de vermelding van de datum van indiensttreding bij de multidisciplinaire begeleidingsequipe.
§ 3. Het personeelskostendossier moet, naast de gegevens en de documenten, vermeld in paragraaf 2, voor de multidisciplinaire begeleidingsequipe de volgende kosten vermelden:
1° de kostprijs van de verplichte arbeidsongevallenverzekering voor het personeel;
2° de kostprijs van het sociaal secretariaat;
3° de kostprijs voor de dienst voor arbeidsgeneeskunde waarop de multidisciplinaire begeleidingsequipe in voorkomend geval een beroep doet.
Het personeelskostendossier bevat de nodige bewijsstukken van de kosten, vermeld in het eerste lid.
§ 4. Het personeelskostendossier bevat de gegevens, vermeld in paragraaf 2, eerste lid, 1° tot en met 8°, van de personeelsleden van de multidisciplinaire begeleidingsequipe van wie de loonkosten niet zijn opgenomen in de berekening van het eenmalige forfaitaire bedrag.
De gegevens, vermeld in het eerste lid, worden duidelijk onderscheiden van de gegevens, vermeld in paragraaf 2.
Titel 4. - Inhoud van de overeenkomst
Art.323. In de overeenkomst met de multidisciplinaire begeleidingsequipe worden minstens volgende gegevens opgenomen:
1° het werkgebied van de multidisciplinaire begeleidingsequipe;
2° de werkelijke personeelsomkadering van de multidisciplinaire begeleidingsequipe waarop het eenmalige forfaitaire bedrag berekend wordt met de bijbehorende loonkosten;
3° andere werkingskosten dan personeelskosten van de multidisciplinaire begeleidingsequipe;
4° het totale aantal palliatieve personen dat de multidisciplinaire begeleidingsequipe jaarlijks moet volgen conform artikel 326;
5° het aantal en het bedrag van het eenmalige forfaitaire bedrag, vermeld in artikel 324, dat de multidisciplinaire begeleidingsequipe kan aanrekenen;
6° het aantal en het bedrag van de verminderde forfaits, vermeld in artikel 327, die de multidisciplinaire begeleidingsequipe kan aanrekenen;
7° de wijze van toepassing van de aanpassing van de loonkosten aan de werkelijke loonkosten als de stijging van de anciënniteit of een verandering in samenstelling van de multidisciplinaire begeleidingsequipe de loonkosten met meer dan 2 % verhoogt.
Titel 5. - Financiering
HOOFDSTUK 1. - Algemeen
Art.324. Een multidisciplinaire begeleidingsequipe kan, voor iedere rechthebbende voor wie de multidisciplinaire begeleidingsequipe een belangrijke rechtstreekse of onrechtstreekse bijdrage heeft geleverd in de palliatieve verzorging in het thuismilieu of in het thuisvervangende milieu, een eenmalig forfaitair bedrag aanrekenen aan de verzekeringsinstelling van de rechthebbende, als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in artikel 334 tot en met 338.
Dat eenmalige forfaitaire bedrag dekt alle rechtstreekse en onrechtstreekse tussenkomsten van de multidisciplinaire begeleidingsequipe voor die palliatieve persoon, alsook alle werkingskosten die daar rechtstreeks of onrechtstreeks mee samenhangen. Het dekt ook de algemene activiteiten van de multidisciplinaire begeleidingsequipe die niet rechtstreeks verband houden met de palliatieve verzorging van een bepaalde palliatieve persoon.
Art.325. Het eenmalige forfaitaire bedrag, vermeld in artikel 324, kan maar één keer per palliatieve persoon worden aangerekend. Als voor een bepaalde palliatieve persoon het eenmalige forfaitaire bedrag al is aangerekend, kan dat nooit opnieuw worden aangerekend.
Als een palliatieve persoon voor wie het eenmalige forfaitaire bedrag, vermeld in artikel 324, al is aangerekend, opnieuw behoefte aan palliatieve verzorging heeft, zorgt de multidisciplinaire begeleidingsequipe die het eenmalige forfaitaire bedrag heeft aangerekend ervoor dat de betrokken palliatieve persoon alsnog de noodzakelijke palliatieve verzorging krijgt. Ze kan zelf de palliatieve verzorging op zich nemen of afspraken daarover maken met een andere multidisciplinaire begeleidingsequipe. In dat laatste geval bezorgt de multidisciplinaire begeleidingsequipe minstens 75 % van het eenmalige forfaitaire bedrag, vermeld in artikel 324, aan de multidisciplinaire begeleidingsequipe die de palliatieve verzorging op zich heeft genomen.
Art.326. § 1. Het maximale aantal rechthebbenden voor wie het eenmalige forfaitaire bedrag, vermeld in artikel 324, door de multidisciplinaire begeleidingsequipe kan worden aangerekend per kalenderjaar, is afhankelijk van het aantal palliatieve personen dat de multidisciplinaire begeleidingsequipe begeleidt.
Als de multidisciplinaire begeleidingsequipe zich ertoe verbindt om per kalenderjaar 100 palliatieve personen per 200.000 inwoners in haar werkgebied te begeleiden, wordt het maximale aantal rechthebbenden voor wie het forfait kan worden aangerekend, verkregen door het quotiënt van de deling, waarbij het inwonersaantal van het werkgebied van de multidisciplinaire begeleidingsequipe op het moment van het sluiten van de overeenkomst het deeltal is en de deler 200.000, te vermenigvuldigen met 100. Het resultaat van die berekening wordt afgerond tot een natuurlijk getal.
Als de multidisciplinaire begeleidingsequipe zich ertoe verbindt om per kalenderjaar 150 palliatieve personen per 200.000 inwoners in haar werkgebied te begeleiden, wordt het maximale aantal rechthebbenden voor wie het forfait kan worden aangerekend, verkregen door het quotiënt van de deling, waarbij het inwonersaantal van het werkgebied van de multidisciplinaire begeleidingsequipe op het moment van het sluiten van de overeenkomst het deeltal is en de deler 200.000, te vermenigvuldigen met 150. Het resultaat van die berekening wordt afgerond tot een natuurlijk getal.
§ 2. Het cijfer van het aantal palliatieve personen voor wie het eenmalige forfaitaire bedrag kan worden aangerekend, dat berekend is conform paragraaf 1, wordt in de overeenkomst met de multidisciplinaire begeleidingsequipe vermeld.
§ 3. Voor de toepassing van dit artikel wordt bij de berekening van het aantal eenmalige forfaitaire bedragen dat de multidisciplinaire begeleidingsequipe in het kalenderjaar in kwestie heeft aangerekend, rekening gehouden met de datum waarop de multidisciplinaire begeleidingsequipe het eenmalige forfaitaire bedrag aanrekent aan de verzekeringsinstellingen, en niet met de datums van de effectieve tussenkomsten van de multidisciplinaire begeleidingsequipe of de effectieve datum van uitbetaling van het eenmalige forfaitaire bedrag door de verzekeringsinstelling.
§ 4. Als de overeenkomst met de multidisciplinaire begeleidingsequipe maar voor een gedeelte van een bepaald kalenderjaar van kracht is, wordt het vastgestelde aantal rechthebbenden voor wie het eenmalige forfaitaire bedrag kan worden aangerekend, evenredig verminderd, rekening houdend met de toepassingstermijn van die overeenkomst in het kalenderjaar in kwestie.
Art.327. Als de multidisciplinaire begeleidingsequipe in een bepaald jaar voor meer rechthebbenden een wezenlijke bijdrage heeft geleverd in het thuismilieu of in het thuisvervangende milieu dan het aantal rechthebbenden voor wie het eenmalige forfaitaire bedrag kan worden aangerekend conform artikel 326, kan de multidisciplinaire begeleidingsequipe, per rechthebbende, daarvoor een verminderd forfait aanrekenen aan de verzekeringsinstelling van de rechthebbende.
Het verminderde forfait kan maar worden aangerekend voor maximaal de helft van het aantal rechthebbenden voor wie het eenmalige forfaitaire bedrag, conform artikel 326, kan worden aangerekend.
Het verminderde forfait kan maar één keer per rechthebbende worden aangerekend en kan niet worden aangerekend voor een rechthebbende voor wie het eenmalige forfaitaire bedrag, vermeld in artikel 324, al is aangerekend.
Het verminderde forfait dekt de bijkomende werkingskosten van de multidisciplinaire begeleidingsequipe voor iedere bijkomende palliatieve persoon aan wie een wezenlijke bijdrage in de palliatieve verzorging is verleend. Dat verminderde forfait mag worden aangewend om een financiële reserve op te bouwen waarmee onverwachte uitgaven en eventuele financiële verliezen kunnen worden gedekt.
Art.328. De multidisciplinaire begeleidingsequipe mag voor haar tussenkomsten in de palliatieve verzorging geen enkele vergoeding aan de palliatieve persoon, zijn omgeving of aan om het even wie aanrekenen, ongeacht of de palliatieve persoon rechthebbende is of niet. Ook mag de multidisciplinaire begeleidingsequipe geen vergoeding aanrekenen aan de zorgaanbieders en de mantelzorgers aan wie ze advies heeft gegeven.
HOOFDSTUK 2. - Samenstelling en berekening van de vergoeding
Art.329. Het eenmalige forfaitaire bedrag, vermeld in artikel 324, wordt verkregen door de som van de personeelskosten, berekend aan de hand van het personeelskostendossier, vermeld in artikel 322, en de werkingskosten te delen door het maximale aantal rechthebbenden voor wie de multidisciplinaire begeleidingsequipe het eenmalige forfaitaire bedrag kan aanrekenen conform artikel 326.
Het bedrag van de personeelskosten en de werkingskosten wordt per multidisciplinaire begeleidingsequipe nader geconcretiseerd in de overeenkomst.
Art.330. § 1. Het aantal voltijdsequivalenten van wie de multidisciplinaire begeleidingsequipe de kosten als personeel in rekening mag brengen voor de berekening van het eenmalige forfaitaire bedrag, is afhankelijk van de keuze die de multidisciplinaire begeleidingsequipe heeft gemaakt over het aantal palliatieve personen die ze behandelen conform artikel 326.
§ 2. Als de multidisciplinaire begeleidingsequipe zich ertoe verbindt om elk kalenderjaar per 200.000 inwoners in haar werkgebied 100 palliatieve personen te begeleiden, kan ze 2,6 voltijdsequivalenten in rekening brengen per 200.000 inwoners in haar werkgebied.
Als de berekening, vermeld in het eerste lid, tot minder dan 3,7 voltijds equivalenten leidt, kan de multidisciplinaire begeleidingsequipe, in afwijking van het eerste lid, toch 3,7 voltijdsequivalenten in rekening brengen.
§ 3. Als de multidisciplinaire begeleidingsequipe zich ertoe verbindt om elk kalenderjaar per 200.000 inwoners in haar werkgebied minstens 150 palliatieve personen te begeleiden, kan ze 2,85 voltijdsequivalenten in rekening brengen per 200.000 inwoners in haar werkgebied.
Als de berekening, vermeld in het eerste lid, tot minder dan 3,9 voltijds equivalenten leidt, kan de multidisciplinaire begeleidingsequipe, in afwijking van het eerste lid, toch 3,9 voltijdsequivalenten in rekening brengen.
§ 4. De multidisciplinaire begeleidingsequipe is verplicht om het aantal voltijdsequivalenten voor wie ze de personeelskosten in rekening brengt, conform paragraaf 2 en 3, volledig te vervullen.
Art.331.§ 1. Het aandeel van de personeelskosten in het eenmalige forfaitaire bedrag, vermeld in artikel 324, wordt aan de realiteit aangepast als de werkelijke personeelsuitgaven door de evolutie van de anciënniteit van het personeel, vermeld in artikel 330, of door wijzigingen in de samenstelling van het personeel, vermeld in artikel 330, op jaarbasis 2 % hoger liggen dan de personeelskosten die als basis hebben gediend voor de berekening van het eenmalige forfaitaire bedrag.
§ 2. Voor de aanpassing van het eenmalige forfaitaire bedrag, vermeld in paragraaf 1, bezorgt de multidisciplinaire begeleidingsequipe of, in voorkomend geval, het palliatieve samenwerkingsverband dat optreedt in naam van een multidisciplinaire begeleidingsequipe, een volledig geactualiseerd en gedocumenteerd personeelskostendossier aan [1 de administratie ]1. Dat personeelskostendossier beantwoordt aan de vereisten, vermeld in artikel 322 van dit besluit.
Als een personeelskostendossier niet beantwoordt aan de de voorwaarden, vermeld in artikel 322, wordt het personeelskostendossier door [1 de administratie ]1 als onontvankelijk beschouwd. Binnen dertig dagen na de dag van de ontvangst van het personeelskostendossier door [1 de administratie]1 , deelt [1 de administratie]1 de onontvankelijkheid mee aan de multidisciplinaire begeleidingsequipe of, in voorkomend geval, aan het palliatieve samenwerkingsverband.
§ 3. De minister neemt een beslissing tot de vaststelling van de aanpassing van het eenmalige forfaitaire bedrag, vermeld paragraaf 1. [1 De administratie]1 communiceert de beslissing van de minister aan de multidisciplinaire begeleidingsequipe en, in voorkomend geval, aan het palliatieve samenwerkingsverband dat optreedt in naam van de multidisciplinaire begeleidingsequipe. Het aangepaste eenmalige forfaitaire bedrag wordt van kracht de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de minister zijn beslissing neemt en uiterlijk op de eerste dag van de vierde maand die volgt op de maand waarin een ontvankelijk personeelskostendossier als vermeld in de paragraaf 2, is ontvangen door [1 de administratie]1.
Als [1 de administratie]1 de termijn, vermeld in het eerste lid, niet naleeft, ontvangt de multidisciplinaire begeleidingsequipe een financiële vergoeding ter compensatie van de financiële schade die de multidisciplinaire begeleidingsequipe heeft geleden ingevolge de laattijdige toekenning.
§ 4. Een aanpassing als vermeld in paragraaf 1, kan niet gevraagd worden gedurende het eerste loopjaar van de overeenkomst of binnen het jaar nadat een nieuw berekend forfaitair bedrag als vermeld in paragraaf 3 of artikel 332, derde lid, van toepassing is geworden.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 501, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.332.Als het aandeel van de personeelskosten in het eenmalige forfaitaire bedrag, vermeld in artikel 324, ten gevolge van een wijziging in de samenstelling van het personeel op jaarbasis 2 % lager ligt dan de personeelskosten die als basis hebben gediend voor de berekening van het eenmalige forfaitaire bedrag, wordt het eenmalige forfaitaire bedrag herberekend.
[1 De administratie]1 brengt de multidisciplinaire begeleidingsequipe of, in voorkomend geval, het palliatieve samenwerkingsverband dat optreedt in naam van zijn multidisciplinaire begeleidingsequipe op de hoogte van de herberekening en vraagt de nodige gegevens op over het tewerkgestelde personeel om het eenmalige forfaitaire bedrag te kunnen herberekenen.
De minister neemt een beslissing tot vaststelling van de aanpassing van het eenmalige forfaitaire bedrag, vermeld in het eerste lid. [1 De administratie]1 communiceert de beslissing van de minister aan de multidisciplinaire begeleidingsequipe en, in voorkomend geval, aan het palliatieve samenwerkingsverband dat optreedt in naam van de multidisciplinaire begeleidingsequipe. Het aangepaste eenmalige forfaitaire bedrag wordt van kracht op de eerste dag van de maand die volgt op de maand waarin de minister zijn beslissing neemt.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 501, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.333. Het verminderde forfait, vermeld in artikel 327, dat de multidisciplinaire begeleidingsequipe per rechthebbende kan aanrekenen, wordt berekend aan de hand van de bijkomende werkingskosten van de multidisciplinaire begeleidingsequipe, die worden geconcretiseerd in de overeenkomst.
HOOFDSTUK 3. - Voorwaarden voor de tegemoetkoming
Art.334.§ 1. De samenstelling van het aantal voltijdsequivalenten die de multidisciplinaire begeleidingsequipe conform artikel 330, in rekening kan brengen voor de berekening van het eenmalige forfaitaire bedrag voldoet minstens aan de voorwaarden, vermeld in paragraaf 2, 3 of 4.
§ 2. Als de multidisciplinaire begeleidingsequipe zich ertoe verbindt om per kalenderjaar 100 palliatieve personen te begeleiden als vermeld in artikel 330, § 2, dan heeft ze de volgende samenstelling:
1° een huisarts, die minimaal 3 % en maximaal 6 % van de totale werkelijke samenstelling uitmaakt, met een minimum van vier uur per week;
2° verpleegkundigen, die minimaal twee derde van de totale werkelijke samenstelling uitmaken, met een minimum van drie voltijds equivalenten;
3° administratief personeel, dat minimaal 10 % en maximaal 20 % van de totale werkelijke samenstelling uitmaken, met een minimum van 0,5 voltijds equivalenten.
In afwijking van het eerste lid, 2°, kan de samenstelling van het aantal voltijds equivalenten dat de multidisciplinaire begeleidingsequipe in rekening kan brengen voor de berekening van het eenmalig forfaitair bedrag minder dan drie voltijds equivalenten verpleegkundigen bedragen als dit minimum, rekening houdende met het aandeel niet-verpleegkundigen in de samenstelling op de datum van de inwerkingtreding van dit artikel, leidt tot een overschrijding van het maximum aantal voltijds equivalenten dat in rekening kan worden gebracht voor de berekening van het eenmalig forfaitair bedrag conform artikel 330, § 2.
§ 3. In afwijking van paragraaf 2 volstaat voor een multidisciplinaire begeleidingsequipe waarvan het totale personeelsbestand uit minder dan 3,7 voltijdsequivalenten bestaat, de volgende samenstelling:
1° een huisarts is minstens vier uren per week voor de multidisciplinaire begeleidingsequipe werkzaam maar mag niet meer dan 6 % van de reële personeelsbezetting van de multidisciplinaire begeleidingsequipe uitmaken;
2° minimaal drie voltijds equivalenten die verpleegkundigen zijn;
3° minimaal 10 % en maximaal 20 % van het totale werkelijke personeelsbestand van de multidisciplinaire begeleidingsequipe bestaat uit administratief personeel.
§ 4. Als de multidisciplinaire begeleidingsequipe ervoor kiest om per kalenderjaar 150 palliatieve personen te begeleiden als vermeld in artikel 330, § 3, dan heeft ze de volgende samenstelling:
1° een huisarts, die minimaal 3 % en maximaal 5 % van de totale werkelijke samenstelling uitmaakt, met een minimum van vier uur per week;
2° niet-medisch begeleidingspersoneel, dat minimaal 77 % van de totale werkelijke samenstelling uitmaakt. Het niet-medische begeleidingspersoneel bestaat uit verpleegkundigen en de beroepsbeoefenaars, vermeld in paragraaf 5, eerste lid. De verpleegkundigen maken minimaal 75 % van het niet-medische begeleidingspersoneel uit, met een minimum van 3,25 voltijdsequivalenten die verpleegkundigen zijn;
3° administratief personeel, dat minimaal 8 % en maximaal 18 % van de totale werkelijke samenstelling uitmaakt, met een minimum van 0,5 voltijds equivalenten.
In afwijking van het eerste lid, 2°, kan het niet-medische begeleidingspersoneel zijn samengesteld uit minder dan 3,25 voltijdsequivalenten verpleegkundigen, als dit minimum, rekening houdende met het aandeel niet-verpleegkundigen in de samenstelling van het aantal voltijds equivalenten dat de multidisciplinaire begeleidingsequipe in rekening kan brengen voor de berekening van het eenmalig forfaitair bedrag op de datum van inwerkingtreding van dit artikel, leidt tot een overschrijding van het maximum aantal voltijds equivalenten dat de multidisciplinaire begeleidingsequipe in rekening kan brengen voor de berekening van het eenmalig forfaitair bedrag, overeenkomstig artikel 330, § 3.
§ 5. Naast het personeel, vermeld in paragraaf 2, 3 en 4, kunnen ook psychologen, kinesitherapeuten, maatschappelijk assistenten en assistenten in de psychologie deel uitmaken van het maximale aantal voltijdsequivalenten dat de multidisciplinaire begeleidingsequipe in rekening kan brengen om het eenmalige forfaitaire bedrag te berekenen.
Ook personeel met een andere hogeronderwijsopleiding kan daar eventueel deel van uitmaken, na de expliciete goedkeuring van de Expertencommissie.
§ 6. De samenstelling van het personeelskader van de multidisciplinaire begeleidingsequipe, vermeld in paragraaf 2, 3 en 4, wordt opgenomen in de overeenkomst met de multidisciplinaire begeleidingsequipe.
De multidisciplinaire begeleidingsequipe meldt aan [1 de administratie]1 iedere wijziging in de samenstelling van het personeelsbestand, vermeld in paragraaf 2, 3 en 4, binnen een maand nadat de wijziging is doorgevoerd.
----------
(1)<BVR 2023-05-12/09, art. 501, 017; Inwerkingtreding : 10-07-2023>
Art.335. § 1. De huisarts, vermeld in artikel 334, § 2, eerste lid, 1°, § 3, 1°, en § 4, eerste lid, 1°, heeft een specifieke theoretische opleiding van minimaal 80 uur over palliatieve verzorging gevolgd. In die opleiding komen de volgende aspecten van de palliatieve verzorging aan bod:
1° overleg plegen met de betrokken zorgaanbieders en hun advies geven over alle aspecten van de palliatieve verzorging;
2° zorgen voor een goede organisatie en coördinatie van de palliatieve verzorging in het thuismilieu van de patiënt;
3° psychologische en morele ondersteuning verlenen aan de betrokken zorgaanbieders van de eerste lijn.
Die huisarts heeft ook een stage doorlopen van minimaal 192 uur in een erkende palliatieve ziekenhuiseenheid of hij heeft effectief zolang gewerkt in een multidisciplinaire begeleidingsequipe voor palliatieve verzorging die zich richt tot palliatieve verzorging in het thuismilieu van de patiënt.
§ 2. De huisarts, vermeld in paragraaf 1, volgt ieder jaar twintig uur specifieke bijscholing, waarin bepaalde aspecten van de palliatieve verzorging worden uitgediept en waarin ingegaan wordt op nieuwe ontwikkelingen en technieken.
Art.336. § 1. De verpleegkundigen, vermeld in artikel 334, § 2, eerste lid, 2°, § 3, 2°, en § 4, eerste lid, 2°, hebben een specifieke theoretische opleiding van minimaal 140 uur over palliatieve verzorging gevolgd. In die opleiding komen de volgende aspecten van de palliatieve verzorging aan bod:
1° overleg plegen met de betrokken zorgaanbieders en hun advies geven over alle aspecten van de palliatieve verzorging;
2° zorgen voor een goede organisatie en coördinatie van de palliatieve verzorging in het thuismilieu van de patiënt;
3° psychologische en morele ondersteuning verlenen aan de betrokken zorgaanbieders van de eerste lijn.
Die verpleegkundigen hebben ook een stage doorlopen van 456 uur in een erkende palliatieve ziekenhuiseenheid of hebben al één jaar voltijds gewerkt in een multidisciplinaire begeleidingsequipe die zich richt op de palliatieve verzorging in het thuismilieu van de patiënt.
§ 2. De verpleegkundigen, vermeld in paragraaf 1, volgen ieder jaar minstens veertig uur specifieke bijscholing, waarin bepaalde aspecten van de palliatieve verzorging worden uitgediept en waarin ingegaan wordt op nieuwe ontwikkelingen en initiatieven.
Art.337. § 1. Het eenmalige forfaitaire bedrag, vermeld in artikel 324, en het verminderde forfait, vermeld in artikel 327, zijn alleen verschuldigd als de multidisciplinaire begeleidingsequipe een wezenlijke rechtstreekse of onrechtstreekse bijdrage in de palliatieve verzorging van de rechthebbende heeft geleverd.
De indicatie of een multidisciplinaire begeleidingsequipe een wezenlijke bijdrage kan leveren in de palliatieve verzorging van de palliatieve persoon wordt in overleg met de huisarts van de palliatieve persoon vastgesteld. De huisarts van de palliatieve persoon stelt daarvoor een attest op. Dat attest bevat de volgende gegevens:
1° de voor- en achternaam en het RIZIV-nummer van de arts die het attest voorschrijft;
2° de voor- en achternaam, het domicilieadres, de geboortedatum en het rijksregisternummer van de palliatieve persoon;
3° de verklaring dat de palliatieve persoon verzorging nodig heeft waarin de multidisciplinaire begeleidingsequipe een wezenlijke bijdrage kan leveren;
4° de handtekening en de datum van ondertekening van de attesterende arts.
§ 2. Om van een wezenlijke bijdrage in de palliatieve verzorging van een rechthebbende in zijn thuismilieu of in zijn thuisvervangende milieu te kunnen spreken, moeten bovendien de volgende voorwaarden vervuld zijn:
1° de multidisciplinaire begeleidingsequipe heeft de betrokken zorgaanbieders van de eerste lijn en de omgeving van de rechthebbende voldoende geïnformeerd over de telefonische permanentie, vermeld in artikel 312;
2° de effectieve tussenkomst van de multidisciplinaire begeleidingsequipe bij de palliatieve verzorging van de patiënt voldoet aan minstens één van de volgende voorwaarden:
a) een lid van de multidisciplinaire begeleidingsequipe heeft een bezoek gebracht aan de palliatieve persoon in zijn thuismilieu of in zijn thuisvervangende milieu dat minimaal twee uur heeft geduurd of heeft plaatsgevonden tussen 22 uur en 7 uur, op zaterdag, zondag of een wettelijke feestdag. Als niet aan die voorwaarde is voldaan, moeten verschillende bezoeken zijn gebracht, waarbij de totale duur van de bezoektijd minimaal vier uur bedraagt. De verplaatsingstijd mag niet worden meegerekend als bezoektijd;
b) een lid van de multidisciplinaire begeleidingsequipe heeft deelgenomen aan een vergadering die de verschillende personen die betrokken zijn bij de palliatieve zorgverlening, thuis of in het thuisvervangende milieu, van één patiënt samenbracht. De vergadering had tot doel de palliatieve verzorging van die palliatieve persoon in zijn thuismilieu of in het thuisvervangende milieu praktisch te organiseren of bepaalde problemen die zich voordoen bij de palliatieve verzorging van die persoon, uit te diepen en er een oplossing voor te zoeken. Minstens de huisarts van de palliatieve persoon en de thuisverpleegkundigen nemen deel aan de vergadering;
c) een lid van de multidisciplinaire begeleidingsequipe heeft minimaal vier telefonische of persoonlijke contacten gehad met de zorgaanbieders van de eerste lijn die bij de palliatieve verzorging in het thuismilieu of in het thuisvervangende milieu betrokken zijn, met inbegrip van de huisarts van de palliatieve persoon. Minimaal twee van die contacten zijn tot stand gekomen op initiatief van de betrokken zorgaanbieders van de eerste lijn. Van ieder contact met de paramedici geeft de multidisciplinaire begeleidingsequipe feedback aan de huisarts van de rechthebbende.
Het aandeel van de tussenkomsten, vermeld in het eerste lid, 2°, c), in het totaal van de tussenkomsten die de multidisciplinaire begeleidingsequipe heeft aangerekend, mag nooit meer dan de helft bedragen.
Art.338. De multidisciplinaire begeleidingsequipe leeft de vereisten na vermeld in het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.
Deel 7. - Wijzigingsbepalingen
Art.339. In artikel 1, eerste lid, van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 waarbij sommige bepalingen van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, toepasselijk worden verklaard op de initiatieven van beschut wonen en op de samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 20 september 1998, worden de punten 1°, 2° en 3° opgeheven.
Art.340. Aan artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 1995 betreffende de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de instellingen die eronder ressorteren, wordt een dertiende lid toegevoegd dat luidt als volgt:
"De onbetwiste en opeisbare ten onrechte door verzekeringsinstellingen uitbetaalde tegemoetkomingen en de aan verzekeringsinstellingen, rechthebbenden, vervoerders, verzekeringsinstellingen en zorgvoorzieningen krachtens het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging, opgelegde administratieve geldboeten en eventuele invorderingskosten, worden ingevorderd door personeelsleden van de Vlaamse Belastingdienst.".
Art.341. In het koninklijk besluit van 3 juli 1996 tot uitvoering van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, worden de volgende artikelen opgeheven:
1° artikel 137, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 juni 2018;
2° artikel 138, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 december 2016 en 27 juni 2018;
3° artikel 139, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 oktober 2004, 11 december 2013, 1 februari 2016 en 27 juni 2018;
4° artikel 140 tot en met 142, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 februari 2016 en 27 juni 2018;
5° artikel 143, gewijzigd door het koninklijk besluit van 27 juni 2018;
6° artikel 144;
7° artikel 145, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 oktober 2004, 11 december 2013 en 27 juni 2018.
Art.342. Aan hetzelfde koninklijk besluit, wordt een artikel 153ter toegevoegd, dat luidt als volgt:
"Art. 153ter. Artikel 147 tot en met 153bis gelden niet voor woonzorgcentra bedoeld in artikel 37 van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009, dagverzorgingscentra bedoeld in artikel 25 van het voormelde decreet, centra voor kortverblijf bedoeld in artikel 30 van het voormelde decreet en psychiatrische verzorgingstehuizen bedoeld in artikel 2, 12°, van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging".
Art.343. In artikel 294 van hetzelfde koninklijk besluit, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 29 december 1997, 19 juni 1998, 1 april 2004, 6 september 2013, 18 oktober 2013 en 22 november 2013, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
"1° in paragraaf 1, 8°, wordt tussen de zinsnede "door het College overeenkomstig artikel 138, 1° " en de zinsnede "of wiens herscholing" de zinsnede "of, als het om een gemeenschapsbevoegdheid gaat, door de verzekeringsinstelling, conform artikel 33 van het besluit van de Vlaamse Regering houdende de uitvoering van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging" ingevoegd;
2° in paragraaf § 1/1 wordt tussen de woorden "die door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging" en de woorden "niet worden vergoed" de zinsnede "of, in voorkomend geval, het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging en de uitvoeringsbesluiten ervan," ingevoegd;
3° er wordt een paragraaf 4 toegevoegd die luidt als volgt: " § 4. De paragrafen 2, 2/1 en 2/2 gelden niet voor de revalidatievoorzieningen, vermeld in artikel 2, 16°, van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging.".
Art.344. In het koninklijk besluit van 16 juni 1999 houdende vaststelling van het maximum aantal plaatsen van beschut wonen dat in gebruik mag worden genomen alsmede van de regelen inzake gelijkwaardige vermindering van een aantal ziekenhuisbedden zoals bedoeld in artikel 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, wordt artikel 2, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 6 juni 2000, opgeheven.
Art.345. In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 1997 tot vaststelling van de procedure voor het verkrijgen van een planningsvergunning en een exploitatievergunning voor intramurale en transmurale voorzieningen in de gezondheidszorg worden tussen de woorden "een" en "planningsvergunning", de woorden "voorafgaande vergunning, een" ingevoegd.
Art.346. In artikel 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° de woorden "omvat het toepassingsgebied van de wet op de ziekenhuizen en van artikel 5 van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging" worden vervangen door de zinsnede:
"omvat:
1° het toepassingsgebied van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;
2° de initiatieven van beschut wonen, vermeld in artikel 2, 9° van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging;
3° de psychiatrische verzorgingstehuizen, vermeld in artikel 2, 12° van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging;
4° de revalidatieziekenhuizen, vermeld in artikel 2, 17°, van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging voor zover het de revalidatieziekenhuizen betreft.";
2° er wordt een tweede lid toegevoegd dat luidt als volgt: "In dit besluit wordt met "planningsvergunning" ook de "voorafgaande vergunning" vermeld in artikel 62 decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging, bedoeld.".
Art.347. In artikel 2, 2°, van hetzelfde besluit worden de woorden "de wet op de ziekenhuizen" vervangen door de woorden "de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen".
Art.348. In artikel 3 van het koninklijk besluit van 28 april 2011 tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de reiskosten van patiënten jonger dan 18 jaar, opgevolgd in een revalidatiecentrum waarmee het Comité van de verzekering voor geneeskundige verzorging een type revalidatieovereenkomst heeft gesloten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 16 mei 2016, worden punt 6° en punt 9° opgeheven.
Art.349. Aan artikel 2 van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen wordt een paragraaf 4 toegevoegd die luidt als volgt: " § 4. Dit besluit is niet van toepassing op de revalidatieziekenhuizen, vermeld in artikel 2, 17°, van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging.".
Art.350. In het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 mei 2004 houdende uitvoering van het decreet van 17 oktober 2003 betreffende de kwaliteit van de gezondheids- en welzijnsvoorzieningen in de algemene, categorale en universitaire ziekenhuizen wordt het woord "categorale" vervangen door het woorddeel "revalidatie-".
Art.351. In artikel 1 van hetzelfde besluit worden volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 2° wordt het woord "categoraal" vervangen door het woorddeel "revalidatie-";
2° punt 3° wordt vervangen door wat volgt: "3° algemeen ziekenhuis: een ziekenhuis, als vermeld in artikel 2 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, dat geen psychiatrisch of universitair ziekenhuis is;";
3° punt 4° wordt vervangen door wat volgt: "4° revalidatieziekenhuis: een zorgvoorziening, als vermeld in artikel 2, 17°, van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging;";
4° punt 5° wordt vervangen door wat volgt: "5° universitair ziekenhuis: een ziekenhuis, als vermeld in artikel 4 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen;".
Art.352. Aan artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 13 januari 2006 betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2017, wordt een punt 18° toegevoegd, dat luidt als volgt:
"18° het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging, met uitzondering van de revalidatieziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen.".
Art.353. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 april 2014 tot vaststelling van de procedures voor de gezondheidszorgvoorzieningen worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 5° en 6° worden de woorden "een ziekenhuis" telkens vervangen door de woorden "een ziekenhuis of een revalidatieziekenhuis".
2° in punt 8° wordt de zinsnede "een initiatief van beschut wonen" als vermeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de erkenning van initiatieven van beschut wonen ten behoeve van psychiatrische patiënten" vervangen door de zinsnede: "een initiatief van beschut wonen als vermeld in artikel 2, 9° van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging;";
3° in punt 10° wordt de zinsnede "een psychiatrisch verzorgingstehuis als vermeld in het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van psychiatrische verzorgingstehuizen" vervangen door de zinsnede: "een psychiatrisch verzorgingstehuis als vermeld in artikel 2, 12° van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging";
4° in punt 12° wordt het woord "ziekenhuizen" vervangen door de woorden "ziekenhuizen of revalidatieziekenhuizen";
5° in punt 15° wordt de zinsnede "of een ziekenhuisdienst, als vermeld in artikel 2, 22°, van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging" toegevoegd;
6° in punt 16° wordt de zinsnede "of een ziekenhuisonderdeel, als vermeld in artikel 2, 22°, van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging" toegevoegd;
7° een punt 17° wordt toegevoegd, dat luidt als volgt: "17° revalidatieziekenhuis: een zorgvoorziening, als vermeld in artikel 2, 17°, van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging.".
Art.354. In artikel 2, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° het cijfer "6" wordt vervangen door de woorden "56 en 62 van het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging, en de artikelen";
2° na het woord "planningsvergunning" worden de woorden "of voorafgaande vergunning" ingevoegd.
Art.355. In het opschrift van hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit wordt tussen de zinsnede "ziekenhuizen," en het woord "ziekenhuisdiensten" de zinsnede "revalidatieziekenhuizen," ingevoegd.
Art.356. In het opschrift van afdeling 1 van hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit wordt tussen het woord "ziekenhuis" en het woord "of" de zinsnede ", revalidatieziekenhuis" ingevoegd.
Art.357. In het opschrift van afdeling 2 van hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit wordt tussen het woord "ziekenhuis" en het woord "of" de zinsnede ", revalidatieziekenhuis" ingevoegd.
Art.358. In het opschrift van afdeling 6 van hoofdstuk 2 van hetzelfde besluit wordt tussen het woord "ziekenhuizen" en het woord "en" wordt de zinsnede ", revalidatieziekenhuizen" ingevoegd.
Art.359. In artikel 12, § 2, tweede lid, wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt: "3° voor de revalidatieziekenhuizen en voor de ziekenhuisdiensten van revalidatieziekenhuizen: een termijn van onbepaalde duur.".
Art.360. In artikel 13, § 6, tweede lid, wordt een punt 3° toegevoegd, dat luidt als volgt: "3° voor ziekenhuisonderdelen van revalidatieziekenhuizen en samenwerkingsvormen die exclusief betrekking hebben op revalidatieziekenhuizen, of voor samenwerkingsvormen tussen revalidatieziekenhuizen enerzijds en psychiatrische ziekenhuizen anderzijds: een termijn van onbepaalde duur.".
Art.361. In de volgende artikelen van hetzelfde besluit worden de woorden "een ziekenhuis" telkens vervangen door de woorden "een ziekenhuis of een revalidatieziekenhuis":
1° artikel 2, eerste lid;
2° artikel 9, tweede lid;
3° artikel 16, eerste lid;
4° artikel 22, eerste lid;
5° artikel 27;
6° artikel 30, eerste lid.
Art.362. In de volgende artikelen van hetzelfde besluit worden de woorden "het ziekenhuis" telkens vervangen door de woorden "het ziekenhuis of het revalidatieziekenhuis":
1° artikel 4, eerste en tweede lid, 5° en 6° ;
2° artikel 11, eerste lid;
3° artikel 15, § 2, 1° ;
4° artikel 18;
5° artikel 22, eerste, tweede en derde lid;
6° artikel 23, § 1 en § 2;
7° artikel 24;
8° artikel 25, eerste lid;
9° artikel 28, eerste lid;
10° artikel 30, eerste lid.
Art.363. In artikel 32, tweede lid, van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° in punt 2°, a) wordt de zinsnede "de naam van de verantwoordelijke beheerder, de naam van de persoon die voor het dagelijkse beheer zorgt" vervangen door de woorden "de coördinator";
2° in punt 2°, d) wordt de zinsnede "totale aantal bedden in de voorziening en het aantal bedden waarvoor de bijzondere" vervangen door de zinsnede "het maximaal aantal zorggebruikers waarvoor de";
3° in punt 2°, e) worden de woorden "architectonische en functionele" opgeheven;
4° in punt 2°, wordt punt f) opgeheven;
5° in punt 3°, d) wordt het woord "patiënten" vervangen door de zinsnede " zorggebruikers waarmee het initiatief van beschut wonen een verblijfsovereenkomst heeft gesloten";
6° in punt 3°, e) worden de woorden "architectonische en functionele" opgeheven.
Art.364. In artikel 37, § 2 van hetzelfde besluit wordt het eerste lid vervangen door wat volgt: "De beslissing tot erkenning vermeldt de erkende capaciteit, uitgedrukt in maximaal aantal bedden, plaatsen of zorggebruikers".
Art.365. In artikel 38, eerste lid, van hetzelfde besluit wordt punt 1° opgeheven.
Art.366. Aan hetzelfde besluit wordt een afdeling 3/1, houdende een artikel 38/1 toegevoegd, die als volgt luiden:
"Afdeling 3/1 Erkenning van zorgvernieuwende initiatieven
Artikel 38/1. De aanvraag tot erkenning als zorgvernieuwend initiatief moet door het erkend initiatief van beschut wonen worden ingediend bij het agentschap, samen met de volgende documenten:
1° wat de erkenning als zorgvernieuwend initiatief voor activering betreft:
a) een beschrijvende nota waarin wordt weergegeven hoe voldaan wordt aan de erkenningsvoorwaarden;
b) de lijst van het personeel dat wordt ingezet voor activering, met vermelding van hun initialen en arbeidsuren per week;
c) de naam van de verantwoordelijke van het activeringsaanbod
2° wat de erkenning als zorgvernieuwend initiatief voor psychiatrische zorg in de thuissituatie betreft:
a) een beschrijvende nota waarin wordt weergegeven hoe voldaan wordt aan de erkenningsvoorwaarden.
b) de lijst van het personeel dat wordt ingezet voor psychiatrische zorg in de thuissituatie, met vermelding van hun initialen en arbeidsduur per week
c) de naam van de verantwoordelijke voor psychiatrische zorg in de thuissituatie
Als het ingediende dossier onvolledig is, deelt het agentschap dat binnen de dertig dagen mee aan de aanvrager.
Binnen vier maanden na de ontvangst van de ontvankelijke aanvraag wordt de beslissing van de administrateur-generaal tot toekenning van de erkenning aan de aanvrager bezorgd, of wordt zijn voornemen tot weigering van de erkenning met een aangetekende zending aan de aanvrager betekend.
Artikel 5, tweede lid, en artikel 6 tot en met 8 zijn van overeenkomstige toepassing op het voornemen.
De beslissing tot erkenning vermeldt de ingangsdatum van de erkenning. De erkenning wordt verleend voor de resterende erkenningstermijn van het initiatief van beschut wonen.".
Deel 8. - Slotbepalingen
HOOFDSTUK 1. - Opheffingsbepaling
Art.367. De volgende regelingen worden opgeheven:
1° het koninklijk besluit van 14 december 1987 houdende bepaling van de regels en de termijn volgens dewelke de beheerder van het ziekenhuis mededeling doet van de financiële toestand, van de bedrijfsuitkomsten, van het verslag van de bedrijfsrevisor en van alle statistische gegevens die met zijn inrichting verband houden, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 27 maart 2008;
2° het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de erkenning van initiatieven van beschut wonen ten behoeve van psychiatrische patiënten, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 28 mei 1991, 3 juni 1994, 15 januari 1999 en 5 juni 2000;
3° het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van psychiatrische verzorgingstehuizen, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 29 februari 2008;
4° het koninklijk besluit van 10 december 1990 houdende vaststelling van de regels voor het bepalen van de opnemingsprijs voor personen die worden opgenomen in psychiatrische verzorgingstehuizen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 9 november 1992, 18 november 2003, 29 februari 2008, 27 september 2009 en 13 juni 2010;
5° het koninklijk besluit van 29 september 1992 tot uitvoering van artikel 94, derde lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;
6° het koninklijk besluit van 29 april 1996 tot vaststelling van de vermindering van de tegemoetkoming van de verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de honoraria en prijzen vastgesteld in sommige overeenkomsten met de revalidatieinrichtingen bedoeld in artikel 22, 6°, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 12 februari 1999 en 22 juni 2006;
7° het koninklijk besluit van 5 maart 1997 tot vaststelling van het bedrag van vermindering van de verzekeringstegemoetkoming in geval van opneming in een ziekenhuis of van verblijf in een revalidatiecentrum, voor zover het betrekking heeft op de revalidatievoorzieningen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 15 september 1997, 11 december 2001 en 11 juni 2002, voor zover het betrekking heeft op de revalidatievoorzieningen;
8° het koninklijk besluit van 20 september 1998 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde minimale psychiatrische statistische gegevens van de initiatieven van beschut wonen moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;
9° het koninklijk besluit van 13 oktober 1998 tot bepaling van de minimale criteria waaraan de overeenkomsten tussen de multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging en het Verzekeringscomité ingesteld bij de Dienst voor geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering moeten voldoen;
10° het koninklijk besluit van 18 juli 2001 houdende vaststelling van de regelen volgens dewelke het budget van financiële middelen, het quotum van verblijfdagen en de prijs per verblijfdag voor initiatieven van beschut wonen worden bepaald, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 28 april 2014;
11° het koninklijk besluit van 10 november 2001 tot uitvoering van artikel 94, derde lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;
12° het koninklijk besluit van 17 december 2002 houdende vaststelling van de regelen volgens welke een gedeelte van de opnemingsprijs in psychiatrische verzorgingstehuizen ten laste van de Staat wordt gelegd;
13° het koninklijk besluit van 11 juni 2003 tot uitvoering, wat de met toepassing van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen door de verzekeringsinstellingen in twaalfden uit te betalen bedragen betreft, van de artikelen 136, § 1, derde lid; 136, § 5, en 162, tweede lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994;
14° het koninklijk besluit van 17 juni 2004 betreffende de verklaring bij opname in een ziekenhuis, het laatst gewijzigd bij het koninklijk besluit van 17 juni 2014;
15° het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde ziekenhuisgegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 18 maart 2013 en 10 april 2014;
16° het koninklijk besluit van 12 februari 2008 houdende bepaling van de regels volgens welke de beheerder van de ziekenhuizen aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, mededeling doet van de identiteit van de personen verantwoordelijk voor het mededelen van gegevens die met de inrichting verband houden;
17° het ministerieel besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van het programmacijfer voor psychiatrische verzorgingstehuizen;
18° het ministerieel besluit van 10 juli 1990 tot vaststelling van de tegemoetkoming bedoeld in artikel 37, § 12 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, in de psychiatrische verzorgingstehuizen, het laatst gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 26 februari 2016;
19° het ministerieel besluit van 12 september 1994 tot bepaling van de wijze waarop de tegemoetkoming van de Staat in de prijs per verblijfdag voor initiatieven van beschut wonen wordt bepaald;
20° het ministerieel besluit van 14 december 1995 tot vaststelling van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen in de reiskosten in verband met de revalidatie.
HOOFDSTUK 2. - Overgangsbepalingen
Art.368. In afwijking van deel 5, titel 1 en deel 5, titel 5 gebeurt de vaststelling van het budget voor het dienstjaar dat aanvangt op 1 januari 2019 op basis van de gegevens die conform de bepalingen van het koninklijk besluit van 25 april 2002, zoals van kracht op 31 december 2018, aan het agentschap worden meegedeeld.
Art.369. De overeenkomsten, voor 1 januari 2019 gesloten tussen de zorggebruikers en de initiatieven van beschut wonen die erkend zijn op basis van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de erkenning van initiatieven van beschut wonen ten behoeve van psychiatrische patiënten, zoals van kracht op 31 december 2018, blijven geldig voor hun resterende duur.
Art.370. De overeenkomsten, voor 1 januari 2019 gesloten tussen de zorggebruikers en de psychiatrische verzorgingstehuizen die erkend zijn op basis van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de bijzondere erkenning van psychiatrische verzorgingstehuizen, zoals van kracht op 31 december 2018, blijven geldig voor hun resterende duur.
Art.371. Zolang de minister, conform artikel 212, niet heeft bepaald in welke gevallen de vereenvoudigde procedure, vermeld in artikel 212, van toepassing is, bepaalt de onderstaande tabel in welke gevallen de standaardprocedure, vermeld in artikel 211, en in welke gevallen de vereenvoudigde procedure, vermeld in artikel 212, van toepassing is. In afwijking van de onderstaande tabel, verlopen de aanvragen van de tegemoetkoming voor reiskosten voor vervoer in een voertuig dat is aangepast voor het vervoer in een rolstoel, vermeld in artikel 196, altijd conform de standaard aanvraagprocedure, vermeld in artikel 211.
[<font color="red">1</font> Erkenningsnummer dat begint met het nummer | Aard van de aanvraag | Aanvraagprocedure |
7.76.702.74 | eerste aanvraag | vereenvoudigde aanvraagprocedure |
verlengingsaanvraag | vereenvoudigde aanvraagprocedure | |
7.76.703.73 | eerste aanvraag | vereenvoudigde aanvraagprocedure |
verlengingsaanvraag | vereenvoudigde aanvraagprocedure | |
7.90 | elke aanvraag | vereenvoudigde aanvraagprocedure]<font color="red">1</font> |
[<font color="red">1</font> Erkenningsnummer | Naam | Straat en nummer | Postcode en gemeente |
7.90.002.63 | AZ Sint-Blasius - dienst Fysische Geneeskunde en Revalidatie | Kroonveldlaan 50 | 9200 Dendermonde |
7.90.003.62 | AZ Delta Stadscampus | Brugsesteenweg 90 | 8800 Roeselare |
7.90.004.61 | Ziekenhuis Inkendaal - dienst Fysische Geneeskunde | Inkendaalstraat 1 | 1602 Vlezenbeek |
7.90.005.60 | vzw AZ Sint-Lucas en Volkskliniek | Groenebriel 1 | 9000 Gent |
7.90.007.58 | GZA Ziekenhuizen - dienst Fysische Geneeskunde en Revalidatie | Oosterveldlaan 22 | 2610 Wilrijk |
7.90.008.57 | Ziekenhuis Maas en Kempen - Sp dienst Locomotorische Revalidatie | Mgr. Koningsstraat 10 | 3680 Maaseik |
7.90.009.56 | Regionaal Ziekenhuis Yperman, dienst Revalidatie | Briekestraat 12 | 8900 Ieper |
7.90.010.55 | Imeldaziekenhuis - dienst voor Fysische Geneeskunde | Imeldalaan 9 | 2820 Bonheide |
7.90.012.53 | dienst Fysische Geneeskunde en revalidatie ZNA St.-Elisabeth - ZNA Jan | Leopoldstraat 26 | 2000 Antwerpen |
7.90.015.50 | UZ Gent - dienst Fysische Geneeskunde en Revalidatie | De Pintelaan 185 | 9000 Gent |
7.90.018.47 | H.-Hartziekenhuis vzw - dienst Fysische Geneeskunde | Mechelsestraat 24 | 2500 Lier |
7.90.020.45 | AZ Jan Palfijn Gent AV - dienst Fysische Geneeskunde | Henri Dunantlaan 5 | 9000 Gent |
7.90.022.43 | ASZ - dienst Fysische Geneeskunde en Revalidatie | Merestraat 80 | 9300 Aalst |
7.90.023.42 | AZ Maria Middelares - dienst Fysiotherapie en Revalidatie | Kortrijksesteenweg 1026 | 9000 Gent |
7.90.024.41 | Koningin Elisabeth Instituut - dienst Fysische Geneeskunde en Revalidatie | Dewittelaan 1 | 8670 Oostduinkerke |
7.90.025.40 | Revalidatieziekenhuis RevArte | Drie Eikenstraat 659 | 2650 Edegem |
7.90.026.39 | Sint-Jozefskliniek vzw | Roeselaarsestraat 47 | 8870 Izegem |
7.90.027.38 | AZ Herentals - dienst Fysische Geneeskunde | Nederrij 133 | 2200 Herentals |
7.90.028.37 | Regionaal Ziekenhuis Heilig Hart vzw - dienst Fysische Geneeskunde | Naamsestraat 105 | 3000 Leuven |
7.90.029.36 | AZ Sint-Augustinus Veurne - dienst Fysische Geneeskunde en Revalidatie | Ieperse Steenweg 100 | 8630 Veurne |
7.90.030.35 | Algemeen Ziekenhuis Sint-Maria vzw - dienst Kinesitherapie en Fysiotherapie | Ziekenhuislaan 100 | 1500 Halle |
7.90.031.34 | AZ Sint-Jan Brugge-Oostende - Campus H. Serruys | Kairostraat 84 | 8400 Oostende |
7.90.032.33 | Algemeen Ziekenhuis Oudenaarde vzw | Minderbroederstraat 3 | 9700 Oudenaarde |
7.90.033.32 | ZNA Stuivenberg - dienst Fysische Geneeskunde en Revalidatie | Lange Beeldekensstraat 267 | 2060 Antwerpen |
7.90.034.31 | Sint-Rembertziekenhuis - dienst Fysische Geneeskunde | Sint-Rembertlaan 21 | 8820 Torhout |
7.90.035.30 | AZ Klina - dienst Fysische Geneeskunde | Augustijnslei 100 | 2930 Brasschaat |
7.90.036.29 | Universitaire Ziekenhuizen Leuven - dienst Fysische Geneeskunde en Revalidatie | Weligerveld 1 | 3212 Pellenberg |
7.90.037.28 | Sint-Trudoziekenhuis vzw - dienst Fysische Geneeskunde en Revalidatie | Diestersteenweg 100 | 3800 Sint-Truiden |
7.90.042.23 | AZ Salvator St.-Ursula Hasselt - Jessa Ziekenhuis campus St.-Ursula | Diestsesteenweg 8 | 3540 Herk-de-Stad |
7.90.044.21 | AZ Groeningecampus Maria Voorzienigheid Kortrijk | Reepkaai 4 | 8500 Kortrijk |
7.90.046.19 | AZ Vesalius | Hazelereik 51 | 3700 Tongeren |
7.90.049.16 | Sint-Franciscusziekenhuis - dienst Fysische Geneeskunde | Pastoor Paquaylaan 129 | 3550 Heusden-Zolder |
7.90.050.15 | AZ Groeninghe campus O.L.V. Kortrijk | Reepkaai 4 | 8500 Kortrijk |
7.90.053.12 | RZ Tienen - dienst Fysische Geneeskunde | Kliniekstraat 45 | 3300 Tienen |
7.90.054.11 | MPI Sint-Lodewijk vzw | Kwatrechtsteenweg 168 | 9230 Wetteren |
7.90.055.10 | MPI Sint-Jozef | Galjoenstraat 2 | 2030 Antwerpen |
7.90.056.09 | Dominiek Savio Instituut vzw Gits | Koolskampstraat 24 | 8830 Gits |
7.90.057.08 | MFC Ten Dries vzw | Poeldendries 32 | 9850 Landegem |
7.90.060.05 | AZ Monica vzw - APRA Revalidatiecentum | Harmoniestraat 68 | 2018 Antwerpen |
7.90.061.04 | UZ Brussel | Laarbeeklaan 101 | 1090 Brussel |
7.90.101.61 | Bundeling Zorginitiatieven Oostende | Zeedijk 286 - 288 | 8400 Oostende |
7.90.102.60 | AZ Sint-Jan Brugge-Oostende av | Ruddershove 10 | 8000 Brugge |
7.90.111.51 | AZ Sint-Lucas Brugge vzw | Sint-Lucaslaan 29 | 8310 Brugge |
7.90.115.47 | AZ Sint-Maarten - Campus Rooienberg | Rooienberg 25 | 2570 Duffel |
7.90.116.46 | AZ Delta Campus Wilgenstraat | Wilgenstraat 2 | 8800 Roeselare |
7.90.117.45 | vzw AZ Damiaan | Gouwelozestraat 100 | 8400 Oostende |
7.90.119.43 | AZ Sint-Elisabeth Zottegem | Godveerdegemstraat 69 | 9620 Zottegem |
7.90.120.42 | ZNA Antwerpen Middelheim | Lindendreef 1 | 2020 Antwerpen |
7.90.123.39 | vzw Jessa Ziekenhuis - Campus St.-Ursula Revalidatiecentrum | Diestsesteenweg 8 | 3540 Herk-de-Stad |
7.90.124.38 | AZ Sint-Dimpna - Revalidatiecentrum Kempen | J.B. Stessensstraat 2 | 2440 Geel |
7.90.125.37 | Revalidatiecentrum Ziekenhuis Oost-Limburg | Bessemerstraat 478 | 3620 Lanaken |
7.90.127.35 | O.L.V.-ziekenhuis Aalst | Moorselbaan 164 | 9300 Aalst |
7.90.128.34 | Universitaire Ziekenhuizen Leuven - Campus Gasthuisberg | Herestraat 49 | 3000 Leuven |
7.90.129.33 | AZ Glorieux Ronse | Glorieuxlaan 55 | 9600 Ronse |
7.90.130.32 | AZ Turnhout - Campus Sint-Jozef | Steenweg op Merksplas 44 | 2300 Turnhout |
7.90.131.31 | AZ Groeninge vzw | President Kennedylaan 4 | 8500 Kortrijk |
7.90.132.30 | AZ Alma - Campus Sijsele | Gentse Steenweg 132 | 8340 Sijsele-Damme |
7.90.133.29 | Universitaire Ziekenhuizen Leuven - Campus Gasthuisberg | Herestraat 49 | 3000 Leuven |
7.90.134.28 | Universitaire Ziekenhuizen Leuven - Campus Pellenberg | Weligerveld 1 | 3212 Pellenberg |
7.90.135.27 | UZ Antwerpen | Wilrijkstraat 10 | 2650 Edegem |
7.90.136.26 | Revalidatie- en MS-centrum vzw | Boemerangstraat 2 | 3900 Overpelt |
7.90.138.24 | Sint-Andriesziekenhuis vzw | Bruggestraat 84 | 8700 Tielt |
7.90.139.23 | AZ Zeno | Graaf Jansdijk 162 | 8300 Knokke-Heist |
7.90.140.22 | AZ Maria Middelares Gent | Buitenring Sint-Denijs 30 | 9000 Gent |
7.90.142.20 | AZ Turnhout - Campus Sint-Elisabeth | Steenweg op Merksplas 44 | 2300 Turnhout |
7.90.143.19 | Revalidatiecentrum AZ Nikolaas | Moerlandstraat 1 | 9100 Sint-Niklaas |
7.90.145.17 | AZ Alma | Moeie 18 | 9900 Eeklo |
7.90.201.58 | Referentiecentrum voor neuromusculaire ziekten van UZ Brussel en Inkendaal (vroegere naam: De Bijtjes) | Laarbeeklaan 101 | 1090 Brussel |
7.90.202.57 | Neuromusculair Referentiecentrum UZ Leuven Campus Gasthuisberg | Herestraat 49 | 3000 Leuven |
7.90.204.55 | UZ Gent | C. Heymanslaan 10 | 9000 Gent |
7.90.206.53 | UZ Antwerpen NMRC | Wilrijkstraat 10 | 2650 Edegem |
7.90.209.50 | Nationaal Multiple Sclerose Centrum vzw | Vanheylenstraat 16 | 1820 Melsbroek |
7.90.210.49 | UZ Gent - Centrum voor Locomotorische en Neurologische Revalidatie | De Pintelaan 185 | 9000 Gent |
7.90.215.44 | vzw Pulderbos Zandhoven | Reebergenlaan 4 | 2242 Zandhoven]<font color="red">1</font> |
Erkenings- nummer | Naam | Straat en nummer | Postcode en gemeente |
96800159 | Palliatieve Hulpverlening Antwerpen | Edegemsesteenweg 100 | 2610 Wilrijk |
96800258 | Ispahan Palliatieve Zorgen Kempen | Patersstraat 85 | 2300 Turnhout |
96800357 | Palliatief Netwerk arrondissement Mechelen | Westzavelland 42 | 2830 Willebroek |
96800456 | Netwerk Palliatieve Zorg Noorderkempen | Bredabaan 743 | 2990 Wuustwezel |
96800555 | Palliatief Netwerk arrondissement Leuven | Waversebaan 220 | 3001 Heverlee |
96800654 | Omega | J. Vander Vekenstraat 158 | 1780 Wemmel |
96800753 | Listel | Albrecht Rodenbachstraat 29 | 3500 Hasselt |
96800852 | Palliatieve Thuiszorg Gent-Eeklo | Bilksken 36 | 9920 Lovendegem |
96800951 | Netwerk Palliatieve Zorg regio Aalst - arrondissement Dendermonde - regio Ninove | Gentse steenweg 355 | 9300 Aalst |
96801050 | Netwerk Levenseinde | Sint-Walburgastraat 9 | 9700 Oudenaarde |
96801149 | Netwerk Palliatieve Zorg Waasland | Rozenlaan 17 | 9111 Belsele |
96801248 | Palliatieve Zorgen Westhoek-Oostende | Stovestraat 2 | 8600 Diksmuide |
96801347 | Heidehuis Palliatieve Zorg Noord-West-Vlaanderen | Fazantendreef 11 | 8200 Sint-Michiels |
96801446 | Netwerk Palliatieve Zorg Zuid-West-Vlaanderen | Doorniksewijk 168 | 8500 Kortrijk |
96801545 | Netwerk palliatieve zorg De Mantel | Handelsstraat 1 | 8800 Roeselare |