13 JANUARI 2006. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de boekhouding en het financieel verslag voor de voorzieningen in bepaalde sectoren van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 16-05-2006 en tekstbijwerking tot 25-06-2021)
Art. 1-12, 12/1, 13-21
1985024634 1987029062 1987029063 1987029064 1989029231 1990030257 1997035093 1998035028
2006036820 2008035060 2008036353 2009036117 2009202238 2011035277 2012035573 2013036147 2013036186 2013204207 2014200908 2017012044 2018031788 2019030061 2019042384
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen en de Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid;
2° [1 voorziening : een instelling, een dienst, een centrum, een organisatie of een vereniging die vergund, erkend of gesubsidieerd is door de Vlaamse Gemeenschap binnen het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;]1
3° sector : het gedeelte van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin dat door een welbepaalde basisregelgeving valt onder het toepassingsgebied van dit besluit;
4° activiteitencentrum : elke entiteit die als dusdanig erkend of gesubsidieerd is en elke activiteit waarvoor aan de overheid een afzonderlijk financieel verslag moet worden bezorgd. De minister kan per sector de definitie van een activiteitencentrum beperken of uitbreiden;
5° administratie : het agentschap of het departement van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin dat bevoegd is voor de erkenning of subsidiëring van de sector in kwestie.
----------
(1)<BVR 2013-11-29/18, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.2.[1 De bepalingen van dit besluit zijn van toepassing op de voorzieningen die vergund, erkend of gesubsidieerd zijn met toepassing van de volgende decreten en besluiten :
1° het decreet van 26 juni 1991 betreffende de erkenning en subsidiëring van het maatschappelijk opbouwwerk;
2° het decreet van 18 mei 1999 betreffende de geestelijke gezondheidszorg;
3° het decreet van 21 maart 2003 betreffende de armoedebestrijding;
4° het decreet van 21 november 2003 betreffende het preventieve gezondheidsbeleid, met uitzondering van afdelingen medisch toezicht van externe diensten voor preventie en bescherming op het werk, departementen medisch toezicht van interne diensten voor preventie en bescherming op het werk en gemeenschappelijke interne diensten voor preventie en bescherming op het werk;
5° het decreet van 3 maart 2004 betreffende de eerstelijnsgezondheidszorg en de samenwerking tussen de zorgaanbieders;
6° het decreet van 30 april 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid [6 "Opgroeien regie"]6, alleen wat betreft de toepassing van artikel 8, § 1, en 12;
7° het decreet van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap;
8° het decreet van 7 maart 2008 inzake bijzondere jeugdbijstand;
9° het [5 Woonzorgdecreet van 15 februari 2019]5, met uitzondering van de diensten voor thuisverpleging;
10° het decreet van 3 april 2009 betreffende het georganiseerde vrijwilligerswerk in het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin;
11° het decreet van 8 mei 2009 betreffende het algemeen welzijnswerk;
12° het decreet van 20 januari 2012 houdende regeling van de interlandelijke adoptie van kinderen, alleen wat betreft de toepassing van artikel 13;
13° het decreet van 29 juni 2012 houdende de organisatie van pleegzorg;
14° het decreet van 12 juli 2013 betreffende de integrale jeugdhulp, alleen wat betreft de toepassing van artikel 42;
15° [3 besluit van de Vlaamse Regering van 17 november 2017 betreffende de erkenning en subsidiëring van de vertrouwenscentra kindermishandeling en de partnerorganisatie;]3
16° het besluit van de Vlaamse Regering van 9 november 2012 inzake erkenning en subsidiëring van de centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning;]1
[2 17° het decreet van 17 februari 2017 houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van een Vlaamse organisatie ter ondersteuning van welzijnsbevordering en samenlevingsopbouw;]2
[4 18° het decreet van 6 juli 2018 betreffende de overname van de sectoren psychiatrische verzorgingstehuizen, initiatieven van beschut wonen, revalidatieovereenkomsten, revalidatieziekenhuizen en multidisciplinaire begeleidingsequipes voor palliatieve verzorging, met uitzondering van de revalidatieziekenhuizen en de psychiatrische verzorgingstehuizen.]4
----------
(1)<BVR 2013-11-29/18, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
(2)<BVR 2017-04-21/11, art. 38, 009; Inwerkingtreding : 15-05-2017>
(3)<BVR 2017-11-17/11, art. 51, 010; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(4)<BVR 2018-12-07/30, art. 352, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
(5)<BVR 2019-06-28/60, art. 27, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
(6)<BVR 2021-03-12/10, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 18-04-2019>
Art.3.[1 De voorzieningen die opgericht zijn door een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting,voeren een boekhouding volgens de regelgeving die van toepassing is op de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen.]1
----------
(1)<BVR 2013-11-29/18, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.4.[1 De voorzieningen die opgericht zijn door een Openbaar Centrum voor Maatschappelijk Welzijn, voeren een boekhouding volgens de regelgeving die van toepassing is op de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. ]1
----------
(1)<BVR 2012-05-11/06, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.5. De voorzieningen die opgericht zijn door een stadsbestuur of gemeentebestuur, voeren een boekhouding volgens de regelgeving die van toepassing is op stadsbesturen en gemeentebesturen.
Art.6. De voorzieningen die opgericht zijn door een provinciebestuur, voeren een boekhouding volgens de regelgeving die van toepassing is op provinciebesturen.
Art.7.[1 De voorzieningen die opgericht zijn door een intergemeentelijk samenwerkingsverband, voeren een boekhouding volgens de regelgeving die van toepassing is op de intergemeentelijke samenwerking.]1
----------
(1)<BVR 2013-11-29/18, art. 4, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.8. De voorzieningen die opgericht zijn door een andere publiekrechtelijke rechtspersoon, voeren een boekhouding volgens de regelgeving die van toepassing is op die rechtspersoon.
Art.9. De voorzieningen die opgericht zijn door een landsbond of een ziekenfonds als vermeld in artikel 2 van de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van de ziekenfondsen, voeren een boekhouding volgens de regelgeving die van toepassing is op landsbonden en ziekenfondsen.
Art.10.[1 De voorzieningen die opgericht zijn door een natuurlijk persoon of een onderneming, voeren een boekhouding volgens de regelgeving die van toepassing is op de ondernemingen.]1
----------
(1)<BVR 2013-11-29/18, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.11. De minister kan per sector opleggen dat bepaalde rekeningen in de boekhouding worden opgenomen. Elke wijziging hieraan moet worden doorgevoerd minstens zes maanden voor de aanvang van een boekjaar. De minister kan per sector de begin- en einddatum van het boekjaar opleggen.
Art.12.[1 Het voeren van een boekhouding, het opmaken van het financieel verslag en het bezorgen van dat verslag aan de administratie, overeenkomstig de bepalingen van dit besluit, zijn erkennings- en subsidiëringsvoorwaarden en vergunningsvoorwaarden voor wat betreft de sector van de pleegzorg.]1
----------
(1)<BVR 2013-11-29/18, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.12/1. [1 De voorzieningen die opgericht zijn door een vereniging zonder winstoogmerk of een stichting, zijn verplicht om in de jaarrekening, die wordt neergelegd bij de Nationale Bank van België, alle facultatieve gegevens in te vullen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2013-11-29/18, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.13. De voorzieningen, vermeld in artikel 3 en 10, die een vereenvoudigde boekhouding voeren, maken jaarlijks een financieel verslag op, dat bestaat uit een staat van het vermogen en een staat van ontvangsten en uitgaven, opgesplitst per activiteitencentrum. In een bijlage leggen de voorzieningen uit hoe de ontvangsten en uitgaven verdeeld zijn over de activiteitencentra.
De voorzieningen, vermeld in artikel 3 en 10, die een dubbele boekhouding voeren, maken jaarlijks een financieel verslag op, dat bestaat uit de goedgekeurde jaarrekening van de rechtspersoon of de natuurlijke persoon die de voorziening opricht. Naast de jaarrekening omvat het financieel verslag de resultatenrekening, opgesplitst per activiteitencentrum. In een bijlage leggen de voorzieningen uit hoe de kosten en opbrengsten verdeeld zijn over de activiteitencentra.
De voorzieningen, vermeld in artikel 4 tot en met 9, maken jaarlijks per voorziening een financieel verslag op, dat bestaat uit een uittreksel uit de rekening van de rechtspersoon met alle rekeningen die betrekking hebben op de voorziening.
Art.14. Bij het financieel verslag voegen de voorzieningen die gesubsidieerd worden, een lijst met alle door een overheid verstrekte subsidies, de subsidieverleners en het doel van de subsidies. De minister kan per sector aanvullende documenten opvragen en kan de vorm bepalen waarin de documenten worden ingediend.
Art.15. Het financieel verslag wordt bezorgd aan de administratie uiterlijk zeven maanden na afsluiting van het boekjaar. De minister kan per sector een andere indieningsdatum opleggen.
Art.16. De minister kan per sector aan voorzieningen, vermeld in artikel 3, die worden opgericht door een kleine vereniging zonder winstoogmerk, opleggen dat zij de boekhouding van een grote vereniging voeren.
Art.17. De minister kan per sector bepalen voor welke voorzieningen de boekhouding moet worden voorgelegd aan een bedrijfsrevisor of aan een accountant.
Art.18. De personeelsleden van de agentschappen en het departement van het Ministerie van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin houden toezicht op de naleving van dit besluit.
Art.19. De volgende besluiten, normen en omzendbrieven worden opgeheven :
1° het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 1986 betreffende de boekhouding, de jaarrekening en het rekeningenstelsel voor de instellingen erkend in het kader van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten, gewijzigd bij de besluiten van 18 december 1998 en 23 november 2001;
2° het ministerieel besluit van 11 december 1986 tot bepaling van de rekeningen en de codes bedoeld bij artikel 46 van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 1986 betreffende de boekhouding, de jaarrekening en het rekeningenstelsel voor de instellingen erkend in het kader van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten;
3° het ministerieel besluit van 12 december 1986 met betrekking tot het neerleggen van de aanvangsbalans en de jaarrekening door de instellingen erkend in het kader van het Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten;
4° het besluit van de Vlaamse Regering van 25 januari 1989 betreffende de boekhouding, de jaarrekening en het rekeningenstelsel voor de serviceflatgebouwen, de woningcomplexen met dienstverlening en de rusthuizen, gewijzigd bij de besluiten van 19 januari 1994 en 1 juni 2001;
5° norm 6.1. van de bijlage A en norm 6.1. van de bijlage B van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 juli 1985 tot vaststelling van de normen waaraan een serviceflatgebouw, een woningcomplex met dienstverlening of een rusthuis moet voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen;
6° het ministerieel besluit van 26 november 1997 betreffende de invoering van de boekhouding, de jaarrekening en het rekeningenstelsel voor kinderdagverblijven, diensten voor opvanggezinnen, initiatieven voor buitenschoolse opvang en centra voor kinderzorg en gezinsondersteuning, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 11 december 1998 en 3 december 1999;
7° het ministerieel besluit van 22 mei 2002 tot bepaling van de vorm en inhoud van het financieel verslag voor de diensten voor logistieke hulp en aanvullende thuiszorg;
8° de omzendbrieven Boekhouding/1994/1 en Boekhouding/1995/2;
9° artikel 10, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 1996 betreffende de erkenning en subsidiëring van thuisbegeleidingsdiensten voor personen met een handicap;
10° artikel 17, § 2, van het besluit van de Vlaamse Regering van 31 juli 1990 houdende de vaststelling van de erkenningsvoorwaarden, de werkings- en subsidiëringsmodaliteiten voor diensten voor zelfstandig wonen van gehandicapte personen zoals bedoeld in artikel 3, § 1bis, van het koninklijk besluit nr. 81 van 10 november 1967 tot instelling van een Fonds voor medische, sociale en pedagogische zorg voor gehandicapten.
Art.20. Dit besluit heeft uitwerking vanaf 1 januari 2006.
Art. 21. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen en voor het gezondheidsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.