Details





Titel:

25 APRIL 2002. - Koninklijk besluit betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen. (NOTA : de artikelen 7, eerste lid, 1° a) en c), 9, 11, 24 tot 29bis en 31 opgeheven voor de Franse Gemeenschap, wat betreft de universitaire ziekenhuizen, bij DFG2015-12-10/18, art. 48, §1, 038; Inwerkingtreding : 01-01-2016) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-05-2002 en tekstbijwerking tot 30-12-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen.
Art. 2
Art. 2 Vlaams Gewest
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Het budget van financiële middelen.
Art. 4-5
HOOFDSTUK IV. - Periode voor dewelke het budget toegekend wordt.
Art. 6
HOOFDSTUK V. - Vaststelling van het budget en van zijn onderscheidene delen, onderdelen en samenstellende bestanddelen.
Afdeling I. - Het budget en zijn delen.
Art. 7
Art. 7 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 7 Duitstalige gemeenschap
Afdeling II. - Bestanddelen van de onderscheidene delen van het budget en van hun onderdelen.
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 8
Art. 8 Vlaams Gewest
Art. 8 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 2. - Deel A van het budget.
Art. 9
Art. 9 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 9 Duitstalige gemeenschap
Art. 10-11
Art. 11 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 11 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 3. - Deel B van het budget.
Art. 12-15
Art. 15 Vlaams Gewest
Art. 16-19, 19bis
Onderafdeling 4. - Deel C van het budget.
Art. 20-23
HOOFDSTUK VI. - Modaliteiten voor de vaststelling van het budget en criteria volgens dewelke de kosten worden aanvaard.
Afdeling 1. - Deel A van het budget.
Onderafdeling 1. - Onderdeel A1 van het budget.
Onderafdeling 1. Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Onderafdeling 1. WAALS GEWEST.
Art. 24
Art. 24 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 24 Duitstalige gemeenschap
Art. 24 WAALS GEWEST
Art. 25
Art. 25 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 25 Duitstalige gemeenschap
Art. 25 WAALS GEWEST
Art. 26
Art. 26 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 26 Duitstalige gemeenschap
Art. 26 WAALS GEWEST
Art. 26bis
Art. 26bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 26bis Duitstalige gemeenschap
Art. 26bis Vlaams Gewest
Art. 26bis WAALS GEWEST
Art. 27
Art. 27 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 27 Duitstalige gemeenschap
Art. 27 WAALS GEWEST
Art. 28
Art. 28 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 28 Duitstalige gemeenschap
Art. 28 WAALS GEWEST
Art. 29
Art. 29 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 29 Vlaams Gewest
Art. 29 Duitstalige gemeenschap
Art. 29 WAALS GEWEST
Art. 29bis
Art. 29bis Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 29bis Duitstalige gemeenschap
Art. 29bis WAALS GEWEST
Art. 29ter Vlaams Gewest
Onderafdeling 2. - Onderdeel A2 van het budget.
Art. 30
Onderafdeling 3. - Onderdeel A3 van het budget.
Onderafdeling 3. Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Art. 31
Art. 31 Brussels Hoofdstedelijk Gewest
Art. 31 Vlaams Gewest
Art. 31 WAALS GEWEST
Art. 31 WAALS GEWEST (TOEKOMSTIG RECHT)
Art. 31 Duitstalige gemeenschap
Art. 31bis Vlaams Gewest
Afdeling II. - Deel B van het budget.
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen.
Rubriek 1. - Onderdeel B1.
Art. 32-35
Rubriek 2. - Onderdeel B2.
Art. 36
Onderafdeling 2. - Onderdeel B1 van het budget van de acute ziekenhuizen.
Rubriek 1. - Samenstelling van de ziekenhuisgroepen.
Art. 37-40
Rubriek 2. - Vaststelling van het forfait B1.
Art. 41-42
Onderafdeling 3. - [1 Onderdeel B1 van de geïsoleerde G-diensten en van de Sp-diensten]1
Art. 43
Onderafdeling 4. - Onderdeel B1 van de psychiatrische ziekenhuizen.
Art. 44
Onderafdeling 4bis. [1 - Gemeenschappelijke bepalingen voor onderdeel B1 van de algemene en psychiatrische ziekenhuizen.]1
Art. 44bis
Onderafdeling 5. - Onderdeel B2 van het budget van de acute ziekenhuizen.
Art. 45-46, 46ter
Onderafdeling 6. - [1 Onderdeel B2 van de geïsoleerde G-diensten en van de Sp-diensten]1
Art. 47
Onderafdeling 6bis. - [1 Gemeenschappelijke bepalingen voor onderdeel B2 van de algemene ziekenhuizen]1
Art. 47bis, 47ter
Onderafdeling 7. - Onderdeel B2 van de psychiatrische ziekenhuizen.
Art. 48
Onderafdeling 7bis. [1 Gemeenschappelijke bepalingen voor onderdeel B2 van de algemene en psychiatrische ziekenhuizen]1
Art. 48bis
Onderafdeling 7ter. [1 - Gemeenschappelijke bepalingen voor onderdeel B2 van alle ziekenhuizen]1
Art. 48ter
Onderafdeling 8. - Onderdeel B3 van het budget.
Art. 49
Onderafdeling 9. - Onderdeel B4 van het budget.
Art. 50-51, 51bis, 52
Art. 52 WAALS GEWEST
Art. 52 Duitstalige gemeenschap
Art. 52 Vlaams Gewest
Art. 53-55
Art. 55/1 Vlaams Gewest
Art. 56-61, 61bis
Art. 61/1 Vlaams Gewest
Art. 62-63, 63bis, 63ter, 63quater, 63quinquies, 63sexies, 63septies, 63octies, 64-71
Art. 71 Vlaams Gewest
Art. 71/1, 72-73, 73bis, 73ter, 74, 74bis, 74ter, 74quater, 74quinquies, 74sexies, 74septies, 74octies, 74nonies, 74decies, 74undecies, 74duodecies, 74terdecies
Onderafdeling 10. - Onderdeel B5 van het budget. (NOTA : daar art. 77 art. 75 is geworden bij KB 2006-05-12/30, art. 19, werd het onderhavig opschrift, dat aan art. 77 onmiddellijk voorafging, vóór art. 75 geplaatst.)
Art. 75
Onderafdeling 11. - Onderdeel B6 van het budget. (NOTA : daar art. 78 art. 76 is geworden bij KB 2006-05-12/30, art. 20, werd het onderhavig opschrift, dat aan art. 78 onmiddellijk voorafging, vóór art. 76 geplaatst.)
Art. 76, 76bis, 76ter, 76quater, 76quinquies, 76sexies, 76septies
Onderafdeling 12. - Onderdeel B7 van het budget.
Art. 77
Onderafdeling 13. - Onderdeel B8 van het budget.
Art. 78
Onderafdeling 14. Onderdeel B9 van het budget. <Opschrift ingevoegd bij KB 2006-05-12/30, art. 26; Inwerkingtreding : 01-01-2006; Justel leest "Onderafdeling 14" in plaats van "Onderdeel 14".>
Art. 79, 79bis, 79bis/1, 79ter, 79quater, 79quinquies, 79sexies, 79septies, 79octies, 79nonies, 79decies, 79undecies, 79duodecies, 79terdecies, 79quaterdecies, 79quinquiesdecies
Afdeling IIbis. - <Ingevoegd bij KB 2003-01-29/37, art. 6; Inwerkingtreding : 01-01-2003> Gemeenschappelijke bepalingen voor deel B, met uitzondering van B6, van het budget.
Art. 80, 80/1, 80bis
Afdeling III. - Deel C van het budget.
Onderafdeling 1. - Onderdeel C1 van het budget.
Art. 81
Onderafdeling 2. - Onderdeel C2 van het budget.
Art. 82
Onderafdeling 3. - Onderdeel C3 van het budget.
Art. 83
Onderafdeling 4.
Art. 84
Afdeling IV. - Indexering van de delen van het budget.
Art. 85
HOOFDSTUK VII. - Vaststelling van het vaste en variabele gedeelte van het budget.
Art. 86
Art. 86 Duitstalige gemeenschap
HOOFDSTUK VIII. - Vaststelling van het referentieaantal bedoeld in artikel 97, § 1, e), van de wet op de ziekenhuizen.
Art. 87
HOOFDSTUK IX. - Aanpassing van het budget.
Afdeling 1. - Acute ziekenhuizen.
Onderafdeling 1. - Afschaffing van ziekenhuisbedden.
Art. 88
Art. 88 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 2. - Opening van ziekenhuisbedden.
Art. 89
Art. 89 Duitstalige gemeenschap
Onderafdeling 3. - Omschakeling van ziekenhuisbedden.
Art. 90
Afdeling 2. - Sp-diensten, geïsoleerde G-diensten en Psychiatrische Ziekenhuizen.
Art. 91
Afdeling III. - Budgettaire neutralisatie. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
Art. 91bis
Art. 91bis Duitstalige gemeenschap
Art. 91ter
Afdeling IV. - Bijzonder bedrag bedoeld in artikel 99 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
Art. 91quater
Onderafdeling 2. - Voorwaarden voor de toekenning. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
Art. 91quinquies
Art. 91quinquies Duitstalige gemeenschap
Art. 91sexies, 91septies, 91octies, 91nonies, 91decies
Onderafdeling 3. - Wijze waarop het bijzonder bedrag wordt berekend en uitbetaald. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
Art. 91undecies, 91duodecies, 91terdecies, 91quaterdecies
Onderafdeling 4. - Aanpassing van het bijzonder bedrag. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
Art. 91quinquiesdecies
Onderafdeling 5. - Controle en sancties. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
Art. 91sexiesdecies
HOOFDSTUK X. - Voorwaarden en regelen voor de herziening van het budget.
Afdeling 1. - Herziening van sommige bestanddelen.
Art. 92
Art. 92 Vlaams Gewest
Afdeling 2. - Herziening van de budgetten B1 en B2 ingevolge de niet-realisatie of overschrijding van het referentieaantal.
Art. 93
HOOFDSTUK XI. - Nieuwbouw of belangrijke structurele wijzigingen.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 94
Afdeling 2. - Nieuwbouw.
Art. 95-96
Afdeling 3. - Fusie van ziekenhuizen.
Art. 97
Afdeling 4. - Specialisatie van ziekenhuizen. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 23; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
Art. 97bis
HOOFDSTUK XII. - Gezinsplaatsing.
Art. 98
HOOFDSTUK XIII. - Vereffening van het budget.
Afdeling 1. - Patiënten die vallen onder één van de verzekeringsinstellingen bedoeld in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Art. 99
Afdeling 2. - Patiënten die niet onder een in Afdeling 1 bedoelde verzekeringsinstelling vallen.
Art. 100
HOOFDSTUK XIV. - Slotbepalingen.
Art. 101, 101bis, 101ter, 102-104
BIJLAGEN.
Art. N1-N3, N3bis, N4-N19, N19bis, N19ter, N19quater, N19quinquies
Art. N20 Vlaams Gewest
Art. N21-N24



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1986025263  2002022237 





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Begripsomschrijvingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit dient te worden verstaan onder :
  - het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 : het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheidene bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten;
  - het koninklijk besluit van 14 augustus 1989 : het koninklijk besluit van 14 augustus 1989 tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen;
  - het koninklijk besluit van 30 januari 1989 : het koninklijk besluit van 30 januari 1989 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen;
  - het koninklijk besluit van 12 augustus 2000 : het koninklijk besluit van 12 augustus 2000 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst nucleaire geneeskunde waarin een PET-scanner wordt opgesteld moet voldoen om te worden erkend als medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;
  - het koninklijk besluit van 10 november 2001 : het koninklijk besluit van 10 november 2001 tot uitvoering van artikel 94, derde lid, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987;
  - de B-, C, D-, E-, H-, L-, M-, MIC-, NIC, G-, Sp-, A-, T- en K-diensten : respectievelijk de diensten voor tuberculosebehandeling, voor diagnose en heelkundige behandeling, voor diagnose en geneeskundige behandeling, voor kindergeneeskunde, voor gewone verpleging, voor besmettelijke aandoeningen, de kraamdiensten, voor intensieve kraamdiensten, voor intensieve neonatale zorgen, voor geriatrie, gespecialiseerd voor behandeling en functionele readaptatie, neuro- psychiatrie voor observatie en behandeling, psychiatrisch voor behandeling en neuro-psychiatrische voor kinderen;
  - PAL en NAL : het verschil in aantal van respectievelijk de positieve ligdagen en negatieve ligdagen zoals bedoeld in artikel 46bis van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.

HOOFDSTUK II. - Algemene bepalingen.
Art.2. § 1. Dit besluit bepaalt voor de ziekenhuizen en bepaalde ziekenhuisdiensten :
  a) de voorwaarden en regels voor de vaststelling van het aan het ziekenhuis toegekende budget van financiële middelen, hieronder " het budget " genoemd en van de verschillende delen ervan, met name :
  - de periode voor dewelke het budget toegekend wordt;
  - de splitsing van het budget in een vast gedeelte en variabel gedeelte;
  - de criteria en modaliteiten van berekening, met inbegrip van de vaststelling van de verantwoorde activiteiten en de indexeringsmodaliteiten;
  - wat het variabel gedeelte betreft : de vergoeding van de activiteiten, ten aanzien van een referentieaantal dat meer gerealiseerd is of niet gerealiseerd;
  - de vaststelling van het referentieaantal bedoeld in het vorige lid met betrekking tot de activiteitenparameters die in rekening worden gebracht;
  - de voorwaarden en modaliteiten ter herziening van bepaalde bestanddelen;
  b) de modaliteiten voor de betaling van het budget van financiële middelen.
  § 2. In uitvoering van artikel 97, § 1, derde lid, van de wet op de ziekenhuizen zijn alle bepalingen van hetzelfde artikel, § 1, tweede lid, van toepassing op de psychiatrische afdelingen van de algemene ziekenhuizen en de psychiatrische ziekenhuizen, met uitzondering van punt c) met betrekking tot de vaststelling van de verantwoorde activiteiten, dewelke overeenstemmen met de erkende bedden van dit type van afdeling of ziekenhuis.
  § 3. Dit besluit bepaalt eveneens de voorwaarden en regelen krachtens dewelke activiteiten in rekening kunnen worden gebracht bij de dekking van de kosten die veroorzaakt zijn door het naleven van de normen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden die van aard zijn deze activiteiten te beïnvloeden en die een afwijkende regeling ten aanzien van de voormelde voorwaarden rechtvaardigen.

Art. 2_VLAAMS_GEWEST.   § 1. Dit besluit bepaalt voor de ziekenhuizen en bepaalde ziekenhuisdiensten :  a) de voorwaarden en regels voor de vaststelling van het aan het ziekenhuis toegekende budget van financiële middelen, hieronder " het budget " genoemd en van de verschillende delen ervan, met name :  - de periode voor dewelke het budget toegekend wordt;  - de splitsing van het budget in een vast gedeelte en variabel gedeelte;  - de criteria en modaliteiten van berekening, met inbegrip van de vaststelling van de verantwoorde activiteiten en de indexeringsmodaliteiten;  - wat het variabel gedeelte betreft : de vergoeding van de activiteiten, ten aanzien van een referentieaantal dat meer gerealiseerd is of niet gerealiseerd;  - de vaststelling van het referentieaantal bedoeld in het vorige lid met betrekking tot de activiteitenparameters die in rekening worden gebracht;  - de voorwaarden en modaliteiten ter herziening van bepaalde bestanddelen;  b) de modaliteiten voor de betaling van het budget van financiële middelen.  § 2. In uitvoering van artikel 97, § 1, derde lid, van de wet op de ziekenhuizen zijn alle bepalingen van hetzelfde artikel, § 1, tweede lid, van toepassing op de psychiatrische afdelingen van de algemene ziekenhuizen en de psychiatrische ziekenhuizen, met uitzondering van punt c) met betrekking tot de vaststelling van de verantwoorde activiteiten, dewelke overeenstemmen met de erkende bedden van dit type van afdeling of ziekenhuis.  § 3. Dit besluit bepaalt eveneens de voorwaarden en regelen krachtens dewelke activiteiten in rekening kunnen worden gebracht bij de dekking van de kosten die veroorzaakt zijn door het naleven van de normen, rekening houdend met de specifieke omstandigheden die van aard zijn deze activiteiten te beïnvloeden en die een afwijkende regeling ten aanzien van de voormelde voorwaarden rechtvaardigen.  [1 § 4. Dit besluit is niet van toepassing op de revalidatieziekenhuizen, [2 vermeld in artikel 2, 27°, van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse Sociale Bescherming]2.]1
  ----------
  (1)<BVR 2018-12-07/30, art. 349, 065; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<BVR 2021-11-26/18, art. 65, 076; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art.3. § 1. De bepalingen van dit besluit kunnen door Ons worden geconcretiseerd en desgevallend aangevuld door regelen die specifiek gelden voor één of voor meerdere dienstjaren.
  § 2. Onder dienstjaar wordt verstaan, de periode die begint op 1 juli van een jaar en op 30 juni van het volgende jaar eindigt.

HOOFDSTUK III. - Het budget van financiële middelen.
Art.4.Overeenkomstig artikel 87 van de wet op de ziekenhuizen bepaalt de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheden heeft een budget van financiële middelen voor elk ziekenhuis, bestaande uit een vast en een variabel gedeelte. In voorkomend geval kan op 1 januari van ieder jaar een wijziging van het budget gebeuren. [1 In voorkomend geval, in geval van onmogelijkheid om een budget van financiële middelen te berekenen ten gevolge van een situatie van ramp, catastrofe, epidemie, pandemie bepaald volgens de voorwaarden bedoeld in artikel 101 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen of in geval van overmacht, blijft het laatste berekende budget van financiële middelen van toepassing.]1
  ----------
  (1)<KB 2020-09-10/02, art. 1, 072; Inwerkingtreding : 18-09-2020>

Art.5. § 1. Voor de hieronder bedoelde diensten wordt er een afzonderlijk budget vastgesteld :
  1° gespecialiseerde diensten voor de behandeling en de readaptatie (kenletter Sp) buiten Sp-diensten voor palliatieve verzorging en psychogeriatrische aandoeningen Sp-diensten in de psychiatrische ziekenhuizen, hierna Sp-diensten genoemd, welke deel uitmaken van een ziekenhuisentiteit met één of meer diensten van verschillende aard;
  2° de gespecialiseerde diensten voor de behandeling en de readaptatie - Sp-diensten voor palliatieve zorgen;
  3° de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden die aan de criteria bedoeld in bijlage 1 van dit besluit voldoen.
  § 2. De bepalingen van dit besluit met betrekking tot de ziekenhuizen, gelden mutatis mutandis voor de in § 1 bedoelde diensten.

HOOFDSTUK IV. - Periode voor dewelke het budget toegekend wordt.
Art.6. Behoudens expliciete vermelding wordt het budget voor een dienstjaar vastgesteld.

HOOFDSTUK V. - Vaststelling van het budget en van zijn onderscheidene delen, onderdelen en samenstellende bestanddelen.
Afdeling I. - Het budget en zijn delen.
Art.7.Het budget dat voor elk ziekenhuis wordt vastgesteld, bestaat uit drie delen :
  1° Deel A dat bestaat uit drie Onderdelen die respectievelijk volgende soorten van lasten dekken :
  a) [3 Onderdeel A1 : de investeringslasten en de aanloopkosten;]3
  b) Onderdeel A2 : de korte termijn kredietlasten;
  c) Onderdeel A3 : investeringslasten van medisch-technische diensten.
  2° Deel B bestaat uit [1 negen onderdelen]1 die respectievelijk volgende soorten lasten dekken :
  a) Onderdeel B1 : de kosten voor de gemeenschappelijke diensten;
  b) Onderdeel B2 : de kosten voor de klinische diensten;
  c) Onderdeel B3 : de werkingskosten voor medisch-technische diensten;
  d) Onderdeel B4 : de kosten die gedekt worden door het bijzonder bedrag voorzien in artikel 99 van de voormelde wet op de ziekenhuizen evenals de kosten die op een forfaitaire wijze worden gedekt;
  e) Onderdeel B5 : kosten voor de werking van de ziekenhuisapotheek;
  f) Onderdeel B6 : de kosten voortvloeiend uit de aanvullende voordelen, waarin voorzien wordt door de sociale akkoorden van 4 juli 1991, 22 november 1991, 1 maart 2000 en 28 november 2000, toegekend aan het ziekenhuispersoneel waarvan de financiering geheel of gedeeltelijk ten laste valt van de erelonen en die hun oorsprong vinden in de in artikel 95, 2°, van de wet op de ziekenhuizen bedoelde gezondheidsverstrekkingen;
  g) Onderdeel B7 : de specifieke kosten voor de specifieke taken op het gebied van de patiëntenzorg, [5 ...]5 het toegepast wetenschappelijk onderzoek, de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de evaluatie van de medische activiteiten.
  Onderdeel B7 wordt gesplitst in :
  1° (een onderdeel B7A voor de universitaire ziekenhuizen, aangewezen bij koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot aanwijzing van ziekenhuizen als universitair ziekenhuis;) <KB 2007-06-19/33, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  2° een Onderdeel B7B voor de ziekenhuizen die genieten van een financiering voorzien voor de ontwikkeling, de evaluatie en de toepassing van de nieuwe medische technologieën [5 ...]5, behoudens de ziekenhuizen die genieten van de B7A;
  h) Onderdeel B8 : de specifieke kosten van een ziekenhuis met een op sociaal-economisch vlak zeer zwak patiëntenprofiel.
  (i) [6 onderdeel B9: de kosten voortvloeiend uit de aanvullende voordelen toegekend aan het ziekenhuispersoneel via de akkoorden betreffende de non-profitsector]6.
  3° [3 Deel C dat bestaat uit drie onderdelen die respectievelijk de volgende soorten van kosten dekken :
   a) Onderdeel C2 : de kosten met betrekking tot vorige of lopende dienstjaren die via inhaalbedragen worden gerectificeerd;
   b) Onderdeel C3 : het te verminderen bedrag voor de eenpersoonskamers waarvoor overeenkomstig artikel 97 van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, supplementen boven het budget van financiële middelen worden geïnd;
   c) [4 ...]4]3
  ----------
  (1)<KB 2009-09-20/15, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  (2)<KB 2010-11-26/08, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<KB 2014-04-25/74, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (4)<KB 2018-06-24/01, art. 1, 058; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
  (5)<KB 2018-12-12/08, art. 1, 061; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (6)<KB 2022-07-17/10, art. 1, 077; Inwerkingtreding : 12-08-2022>

Art.7_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.    Het budget dat voor elk ziekenhuis wordt vastgesteld, bestaat uit drie delen :  1° Deel A dat bestaat uit drie Onderdelen die respectievelijk volgende soorten van lasten dekken :  a) [7 ...]7  b) Onderdeel A2 : de korte termijn kredietlasten;  c) [7 ...]7.  2° Deel B bestaat uit [1 negen onderdelen]1 die respectievelijk volgende soorten lasten dekken :  a) Onderdeel B1 : de kosten voor de gemeenschappelijke diensten;  b) Onderdeel B2 : de kosten voor de klinische diensten;  c) Onderdeel B3 : de werkingskosten voor medisch-technische diensten;  d) Onderdeel B4 : de kosten die gedekt worden door het bijzonder bedrag voorzien in artikel 99 van de voormelde wet op de ziekenhuizen evenals de kosten die op een forfaitaire wijze worden gedekt;  e) Onderdeel B5 : kosten voor de werking van de ziekenhuisapotheek;  f) Onderdeel B6 : de kosten voortvloeiend uit de aanvullende voordelen, waarin voorzien wordt door de sociale akkoorden van 4 juli 1991, 22 november 1991, 1 maart 2000 en 28 november 2000, toegekend aan het ziekenhuispersoneel waarvan de financiering geheel of gedeeltelijk ten laste valt van de erelonen en die hun oorsprong vinden in de in artikel 95, 2°, van de wet op de ziekenhuizen bedoelde gezondheidsverstrekkingen;  g) Onderdeel B7 : de specifieke kosten voor de specifieke taken op het gebied van de patiëntenzorg, [5 ...]5 het toegepast wetenschappelijk onderzoek, de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de evaluatie van de medische activiteiten.  Onderdeel B7 wordt gesplitst in :  1° (een onderdeel B7A voor de universitaire ziekenhuizen, aangewezen bij koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot aanwijzing van ziekenhuizen als universitair ziekenhuis;) <KB 2007-06-19/33, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>  2° een Onderdeel B7B voor de ziekenhuizen die genieten van een financiering voorzien voor de ontwikkeling, de evaluatie en de toepassing van de nieuwe medische technologieën [5 ...]5, behoudens de ziekenhuizen die genieten van de B7A;  h) Onderdeel B8 : de specifieke kosten van een ziekenhuis met een op sociaal-economisch vlak zeer zwak patiëntenprofiel.  (i) [6 onderdeel B9: de kosten voortvloeiend uit de aanvullende voordelen toegekend aan het ziekenhuispersoneel via de akkoorden betreffende de non-profitsector]6.  3° [3 Deel C dat bestaat uit drie onderdelen die respectievelijk de volgende soorten van kosten dekken :   a) Onderdeel C2 : de kosten met betrekking tot vorige of lopende dienstjaren die via inhaalbedragen worden gerectificeerd;   b) Onderdeel C3 : het te verminderen bedrag voor de eenpersoonskamers waarvoor overeenkomstig artikel 97 van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, supplementen boven het budget van financiële middelen worden geïnd;   c) [4 ...]4]3  ----------
  (1)<KB 2009-09-20/15, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  (2)<KB 2010-11-26/08, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<KB 2014-04-25/74, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (4)<KB 2018-06-24/01, art. 1, 058; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
  (5)<KB 2018-12-12/08, art. 1, 061; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (6)<KB 2022-07-17/10, art. 1, 077; Inwerkingtreding : 12-08-2022>
  (7)<BESL 2024-10-03/12, art. 56,5°, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2025>


Art. 7_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   Het budget dat voor elk ziekenhuis wordt vastgesteld, bestaat uit drie delen :  1° Deel A dat bestaat uit drie Onderdelen die respectievelijk volgende soorten van lasten dekken :  a) [4 ...]4  b) Onderdeel A2 : de korte termijn kredietlasten;  c)[4 ...]4  2° Deel B bestaat uit [1 negen onderdelen]1 die respectievelijk volgende soorten lasten dekken :  a) Onderdeel B1 : de kosten voor de gemeenschappelijke diensten;  b) Onderdeel B2 : de kosten voor de klinische diensten;  c) Onderdeel B3 : de werkingskosten voor medisch-technische diensten;  d) Onderdeel B4 : de kosten die gedekt worden door het bijzonder bedrag voorzien in artikel 99 van de voormelde wet op de ziekenhuizen evenals de kosten die op een forfaitaire wijze worden gedekt;  e) Onderdeel B5 : kosten voor de werking van de ziekenhuisapotheek;  f) Onderdeel B6 : de kosten voortvloeiend uit de aanvullende voordelen, waarin voorzien wordt door de sociale akkoorden van 4 juli 1991, 22 november 1991, 1 maart 2000 en 28 november 2000, toegekend aan het ziekenhuispersoneel waarvan de financiering geheel of gedeeltelijk ten laste valt van de erelonen en die hun oorsprong vinden in de in artikel 95, 2°, van de wet op de ziekenhuizen bedoelde gezondheidsverstrekkingen;  g) Onderdeel B7 : de specifieke kosten voor de specifieke taken op het gebied van de patiëntenzorg, het klinisch onderricht, het toegepast wetenschappelijk onderzoek, de ontwikkeling van nieuwe technologieën en de evaluatie van de medische activiteiten.  Onderdeel B7 wordt gesplitst in :  1° (een onderdeel B7A voor de universitaire ziekenhuizen, aangewezen bij koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot aanwijzing van ziekenhuizen als universitair ziekenhuis;) <KB 2007-06-19/33, art. 1, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>  2° een Onderdeel B7B voor de ziekenhuizen die genieten van een financiering voorzien voor de ontwikkeling, de evaluatie en de toepassing van de nieuwe medische technologieën en/of de opleiding van de kandidaat-specialisten, behoudens de ziekenhuizen die genieten van de B7A;  h) Onderdeel B8 : de specifieke kosten van een ziekenhuis met een op sociaal-economisch vlak zeer zwak patiëntenprofiel.  (i) onderdeel B9 : de kosten voortvloeiend uit de aanvullende voordelen, waarin voorzien door het Akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren van 26 april 2005 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profitsector en door het protocol nr. 148/2 van 29 juni 2005, 5 juli 2005 en 18 juli 2005 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten.) <KB 2006-05-12/30, art. 1, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>  3° [3 Deel C dat bestaat uit drie onderdelen die respectievelijk de volgende soorten van kosten dekken :   a) Onderdeel C2 : de kosten met betrekking tot vorige of lopende dienstjaren die via inhaalbedragen worden gerectificeerd;   b) Onderdeel C3 : het te verminderen bedrag voor de eenpersoonskamers waarvoor overeenkomstig artikel 97 van de wet op de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, supplementen boven het budget van financiële middelen worden geïnd;   c) Onderdeel C4 : het geraamd teveel aan ontvangsten voor een bepaald dienstjaar voor wat de Sp-diensten voor palliatieve zorgen, de eenheden voor zware brandwonden en de psychiatrische ziekenhuizen betreft.]3  ----------
  (1)<KB 2009-09-20/15, art. 1, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  (2)<KB 2010-11-26/08, art. 1, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<KB 2014-04-25/74, art. 1, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (4)<DDG 2016-02-22/24, art. 54, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Afdeling II. - Bestanddelen van de onderscheidene delen van het budget en van hun onderdelen.
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.8.[1 De onderscheidene delen en onderdelen van het budget van een ziekenhuis dekken, binnen de hierna bepaalde voorwaarden en regelen, de kost van de verschillende bestanddelen bedoeld in de artikelen 9 tot en met 23, voor zover die betrekking heeft op de volgende diensten :
   a) de verpleegeenheden voor de in artikel 7, 1°, a) en b ), 2°, a), b), d), g) en h) en [2 3°, a), b) en c)]2 bedoelde elementen;
   b) de hiernavolgende hulpdiensten : de anesthesie, het operatiekwartier, de gipskamer, het verloskwartier, de centrale sterilisatie, de spoedgevallendienst, de aan de A-, T-, K-, G- en Sp-diensten verbonden revalidatie- en readaptatiediensten voor de in artikel 7, 1°, a) en b) en 2°, a), b) en d) en [2 3°, a)]2 bedoelde elementen;
   c) de volgende medisch-technische diensten : de magnetische resonantie tomograaf met geïntegreerd elektronisch telsysteem, de radiotherapiedienst, de scanners met positronemissie, voor de in artikel 7, 1°, c) en 2°, c) bedoelde elementen;
   d) de apotheek, zoals bedoeld in artikel 7, 1°, a), 2°, e) [2 ...]2;
   e) de daghospitalisatie wat betreft de elementen bedoeld in artikel 7, 1°, a) en b), 2°, a), b) en d), voor de financiering van de maatregelen bedoeld in artikel 71 van dit besluit, [2 en 3°, b);]2;
   f) het geheel van de diensten bedoeld in de kostenplaatsen 020 tot en met 909, zoals bepaald in bijlage 2 "Lijst en codering van de rekeningen van kosten die wachten op een bestemming en van de kostenplaatsen" van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen, voor het in artikel 7, 2°, i), opgenomen element.]1
  ----------
  (1)<KB 2011-10-26/08, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<KB 2014-04-25/74, art. 2, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art. 8_VLAAMS_GEWEST.    [1 De onderscheidene delen en onderdelen van het budget van een ziekenhuis dekken, binnen de hierna bepaalde voorwaarden en regelen, de kost van de verschillende bestanddelen bedoeld in de artikelen 9 tot en met 23, voor zover die betrekking heeft op de volgende diensten :   a) de verpleegeenheden voor de in artikel 7, 1°, a) en b ), 2°, a), b), d), g) en h) en [2 3°, a), b) en c)]2 bedoelde elementen;   b) de hiernavolgende hulpdiensten : de anesthesie, het operatiekwartier, de gipskamer, het verloskwartier, de centrale sterilisatie, de spoedgevallendienst, de aan de A-, T-, K-, G- en Sp-diensten verbonden revalidatie- en readaptatiediensten voor de in artikel 7, 1°, a) en b) en 2°, a), b) en d) en [2 3°, a)]2 bedoelde elementen;   c) de volgende medisch-technische diensten : de magnetische resonantie tomograaf met geïntegreerd elektronisch telsysteem, de radiotherapiedienst, de scanners met positronemissie, voor de in artikel 7, 1°, c) en 2°, c) bedoelde elementen;   d) de apotheek, zoals bedoeld in artikel 7, 1°, a), 2°, e) [2 ...]2;   e) de daghospitalisatie wat betreft de elementen bedoeld in artikel 7, 1°, a) en b), 2°, a) [3 en b)]3, [2 en 3°, b);]2;   f) het geheel van de diensten bedoeld in de kostenplaatsen 020 tot en met 909, zoals bepaald in bijlage 2 "Lijst en codering van de rekeningen van kosten die wachten op een bestemming en van de kostenplaatsen" van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen, voor het in artikel 7, 2°, i), opgenomen element.]1  ----------
  (1)<KB 2011-10-26/08, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<KB 2014-04-25/74, art. 2, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (3)<BVR 2017-09-15/18, art. 1, 055; Inwerkingtreding : 02-09-2016>


Art. 8_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   [1 De onderscheidene delen en onderdelen van het budget van een ziekenhuis dekken, binnen de hierna bepaalde voorwaarden en regelen, de kost van de verschillende bestanddelen bedoeld in de artikelen 9 tot en met 23, voor zover die betrekking heeft op de volgende diensten :   a) de verpleegeenheden voor de in artikel 7, 1°, [3 ...]3 b ), 2°, a), b), d), g) en h) en [2 3°, a), b) en c)]2 bedoelde elementen;   b) de hiernavolgende hulpdiensten : de anesthesie, het operatiekwartier, de gipskamer, het verloskwartier, de centrale sterilisatie, de spoedgevallendienst, de aan de A-, T-, K-, G- en Sp-diensten verbonden revalidatie- en readaptatiediensten voor de in artikel 7, 1°, [3 ...]3 b) en 2°, a), b) en d) en [2 3°, a)]2 bedoelde elementen;   c) de volgende medisch-technische diensten : de magnetische resonantie tomograaf met geïntegreerd elektronisch telsysteem, de radiotherapiedienst, de scanners met positronemissie, voor de in artikel 7, [3 ...]3 2°, c) bedoelde elementen;   d) de apotheek, zoals bedoeld in artikel 7, [3 ...]3 2°, e) [2 ...]2;   e) de daghospitalisatie wat betreft de elementen bedoeld in artikel 7, 1°, [3 ...]3 b), 2°, a), b) en d), voor de financiering van de maatregelen bedoeld in artikel 71 van dit besluit, [2 en 3°, b);]2;   f) het geheel van de diensten bedoeld in de kostenplaatsen 020 tot en met 909, zoals bepaald in bijlage 2 "Lijst en codering van de rekeningen van kosten die wachten op een bestemming en van de kostenplaatsen" van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen, voor het in artikel 7, 2°, i), opgenomen element.]1  ----------
  (1)<KB 2011-10-26/08, art. 1, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<KB 2014-04-25/74, art. 2, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (3)<DDG 2016-02-22/24, art. 55, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Onderafdeling 2. - Deel A van het budget.
Art.9.[1 Onderdeel A1 heeft betrekking op de investeringslasten en de aanloopkosten.
   De bestanddelen waarvan de kost door onderdeel A1 van het budget wordt gedekt, zijn :
   1° de afschrijving van de lasten van opbouw;
   2° de afschrijving van de lasten van uitrusting en apparatuur;
   3° de afschrijving van de lasten van grote onderhoudswerken, meer bepaald van belangrijke herstellings- en onderhoudswerken, al dan niet periodiek;
   4° de afschrijving van de lasten voor herconditioneringswerken, meer bepaald grote verbouwingen die de structuur van het gebouw niet wijzigen - zoals, onder andere, de wijziging van de bestemming van de plaatsen of de verandering van de aard of configuratie binnen de bestaande structuur - en die geen nieuwbouw, noch een uitbreiding van bestaande gebouwen zijn;
   5° de afschrijving van de lasten voor investeringen in het kader van duurzame ontwikkeling;
   6° de afschrijving van de lasten voor de aankoop van rollend materiaal;
   7° de afschrijving van de lasten voor een eerste inrichting;
   8° de financiële lasten, meer bepaald de lasten van leningen aangegaan ter financiering van de hierboven vermelde investeringen;
   9° de aanloopkosten, luidende :
   a) voor de bestaande ziekenhuizen of bestaande ziekenhuisdiensten :
   1° de oprichtingskosten van een V.Z.W. of van andere rechtspersonen zonder winstoogmerk;
   2° de kosten van hypothecaire akten.
   b) voor de ziekenhuizen of ziekenhuisdiensten in opbouw :
   1° de bouwbelastingen;
   2° de verzekeringskosten;
   3° de kosten van verwarming;
   4° de kosten van schoonmaak voor de ingebruikstelling;
   5° de financiële lasten van leningen of overbruggingskredieten voor financiering van het eigen aandeel;
   6° de notaris- en registratiekosten ingevolge de sub 5° bedoelde leningen.
   Voor de toepassing van dit besluit worden de lasten voor het huren van gebouwen gelijkgesteld met afschrijvingen.]1
  ----------
  (1)<KB 2014-04-25/74, art. 3, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.9_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2024-10-03/12, art. 56,5°, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 9_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2016-02-22/24, art. 56, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.10. Onderdeel A2 van het budget heeft betrekking op de korte termijn kredietlasten. Het dekt de financiële lasten van de korte termijn kredietlasten om de normale werking van de in artikel 8 bedoelde verpleegeenheden en diensten te verzekeren.

Art.11. Onderdeel A3 van het budget dekt de investeringslasten van de medisch-technische diensten bedoeld in artikel 8, c), en dit zowel voor de uitrusting als voor de gebouwen waarin deze worden geïnstalleerd.

Art.11_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2024-10-03/12, art. 56,5°, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 11_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2016-02-22/24, art. 56, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Onderafdeling 3. - Deel B van het budget.
Art.12.§ 1. Onderdeel B1 van het budget heeft betrekking op de gemeenschappelijke diensten met name :
  a) algemene kosten;
  b) onderhoud;
  e) verwarming;
  d) administratie;
  e) was en linnen;
  f) voeding;
  g) internaat.
  § 2. De onderscheidene bestanddelen van ieder der gemeenschappelijke diensten waarvan de kost door Onderdeel B1 van het budget worden gedekt zijn :
  a) voor de algemene kosten :
  1° de personeelslasten van huisbewaarders, portiers, nachtwakers, parkingbewakers, tuiniers, liftpersoneel, wagenbestuurders uitgezonderd deze van ziekenwagens;
  2° de werkings- en onderhoudskosten van siertuinen, wegen, koeren, parkings, vervoermiddelen met uitzondering van die van ziekenwagens;
  3° de vervoerkosten voor het :
  - interne en externe vervoer van de verbruiksgoederen;
  - interne patiëntenvervoer;
  - externe patiëntenvervoer op voorwaarde dat dit vervoer niet het gevolg is van een opname in een ander ziekenhuis;
  - vervoer van bloed.
  4° de belastingen en taksen, zoals patrimoniumtaksen, onroerende voorheffingen, belastingen op het afhalen van huisvuil en afvalstoffen of op de aansluiting op het rioolnet, alsmede die op gevaarlijke, hinderlijke en schadelijke bedrijven en op tewerkgesteld personeel;
  5° de verzekeringskosten voor risico's van brand, waterschade en andere risico's, voor burgerrechterlijke aansprakelijkheid van de instelling en van het tewerkgesteld personeel alsook een tegemoetkoming in de verzekeringspremies burgerlijke beroepsaansprakelijkheid van de artsen;
  6° de kosten van brandbestrijding;
  7° de kosten van ophaling en behandeling van vuilnis en van afvalstoffen;
  8° de kosten van erediensten en gelijkgestelde diensten;
  9° de kosten van het mortuarium.
  b) voor de kosten voor onderhoud :
  1° de kosten van personeel voor schoonmaak, technisch onderhoud, en veiligheid;
  2° de normale kosten van schoonmaak, van technisch onderhoud, en van de herstelling van werkhuizen;
  3° de kosten van water, gas en elektriciteit;
  4° de onderhoudskosten van de liften en de verwarming;
  c) voor de kosten van verwarming :
  1° de kosten van het personeel voor het toezicht op de verwarmingsinstallaties;
  2° de kosten van brandstoffen;
  3° de herstellingskosten van de stookinstallaties.
  d) voor de administratieve kosten :
  1° de personeels- en werkingskosten van de directie, de administratie, de boekhouding, de personeelsdienst, het onthaal, de sociale dienst voor de patiënten, de tarificatie, de geschillen, de gecentraliseerde archieven, de kasdienst, het economaat, de magazijnen, de telefooncentrale, de deurwachters, de loopjongens en de boodschappers;
  2° de kosten van beheer en representatie;
  3° de informaticakosten;
  4° de kosten voor aansluiting bij ziekenhuisorganisaties;
  5° de kantoorbenodigdheden, drukwerken en documentatie;
  6° de verzendingskosten;
  7° de kosten voor de werving van personeel, de kosten voor opleiding en vervolmaking, waarin door artikel 15, 10°, niet wordt voorzien;
  8° de kosten voor het functioneren van verschillende raden en comités die ingesteld zijn krachtens de vigerende wetgeving.
  Indien de beheerder taken vervult in verband met de tarificatie, de facturatie en de inning van honoraria, dan worden voor de toepassing van dit besluit de administratiekosten forfaitair verminderd, naar gelang van het geval, met 2 %, 4 % of 6 % van de geïnde honoraria of met elk ander bedrag, mits dat bedrag, dat overeenstemt met het reglement betreffende de werking van de inningsdienst, afgehouden wordt bij toepassing van artikel 140, § 2, van de wet op de ziekenhuizen.
  e) voor de kosten van was en linnen :
  1° de kosten van personeel en werking van wasserij en linnenkamer;
  2° de aankoopkosten van linnen, beddengoed, wasprodukten en herstelbenodigdheden.
  f) voor de voedingskosten :
  1° de kosten van het personeel en de werking van de keuken;
  2° de aankoopkosten van voedingsprodukten en dranken;
  3° de kosten van het personeel van de dieetkeuken en de kosten voor de aankoop van dieetproducten.
  g) voor de internaatskosten :
  1° de kosten van lokalen voorbehouden voor het inwonend personeel, tewerkgesteld in het ziekenhuis of de ziekenhuisdiensten;
  2° de kosten van personeelsvoorzieningen (kleedkamers, eetzalen, eetmalen).
  ----------
  (1)<KB 2016-12-22/02, art. 1, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Wijziging vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>

Art.13.De bestanddelen waarvan de kostprijs door Onderdeel B2 van het budget wordt gedekt zijn :
  1° de kosten van het verplegend en verzorgend personeel [1 , behalve de instrumentisten van de operatieafdeling;]1
  2° de kosten van de courante geneesmiddelen zoals bedoeld in artikel 1, 1° van het koninklijk besluit van 6 juni 1960 betreffende de fabricage, de bereiding en distributie in het groot en de terhandstelling van geneesmiddelen, en de kosten van medische gassen en magistrale bereidingen;
  3° [3 de verbandmiddelen;]3
  4° (de medische verbruiksgoederen, de producten voor de zorgverlening en het klein instrumentarium); <KB 2002-10-22/31, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 31-10-2002>
  5° de kosten van bewaring van het bloed;
  6° de kosten van revalidatie en herscholing met betrekking tot gehospitaliseerde patiënten in de A-, T-, K-, G en Sp- diensten.
  (7° de extra kosten die verband houden met het sociale profiel van het ziekenhuis.) <KB 2007-06-19/33, art. 3, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/16, art. 1, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>
  (2)<KB 2016-12-22/02, art. 2, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Wijziging vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>
  (3)<KB 2017-12-19/11, art. 1, 051; Inwerkingtreding : 08-01-2018>

Art.14. Onderdeel B3 van het budget heeft betrekking op de in artikel 8, c) bedoelde medisch-technische diensten. De bestanddelen waarvan de kosten gedekt worden door Onderdeel B3 van het budget, zijn :
  1° de kosten van onderhoud voor de uitrusting en van de lokalen;
  2° de kosten van verbruiksgoederen;
  3° de algemene onkosten;
  4° de kosten van verplegend en technisch gekwalificeerd personeel;
  5° de administratiekosten.

Art.15.Onderdeel B4 bevat de middelen die forfaitair de lasten dekken met betrekking tot :
  1° de verbetering van de kwaliteit van de zorgverstrekking zoals bedoeld in artikel 99 van voormelde wet op de ziekenhuizen; de toegekende middelen vertegenwoordigen een deel van het budget dat door de buitengebruikstelling van bedden vrijgemaakt wordt;
  2° de hoofdgeneesheer;
  3° de verpleegkundige en geneesheer-ziekenhuishygiënist en de registratie van de nosocomiale ziekenhuisinfecties;
  4° de registratie van de minimale verpleegkundige gegevens, de minimale klinische gegevens, de minimale psychiatrische gegevens en de activiteit van de spoedgevallendienst en de MUG;
  5° de bedrijfsrevisor;
  6° het personeel toegekend aan de openbare ziekenhuizen om het intern transport van de gehospitaliseerde patiënten te verzekeren;
  7° samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten die als overlegplatform fungeren alsmede initiatieven die betrekking hebben op de verwezenlijking van piloot projecten betreffende de bemiddelingsfunctie in de sector psychiatrie;
  8° de evaluatie van de kwaliteit van de medische en verpleegkundige activiteiten en de bevordering van de integratie van de medische aktiviteit in het geheel van de ziekenhuisaktiviteiten;
  9° de kosten die met de overeenkomsten van eerste tewerkstelling gepaard gaan;
  10° de permanente opleiding van het verpleegkundig personeel;
  11° (...) de bijkomende kosten voor de contractuele personeelsleden die gesubsidieerd worden door het Interdepartementaal Begrotingsfonds, ter bevordering van de werkgelegenheid; <KB 2004-06-07/32, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  12° de kosten met betrekking tot het personeel dat belast is met de coördinatie, op een multidisciplinaire wijze, van de verzorging van de patiënten, teneinde het ontslag van de patiënt voor te bereiden met het oog op het waarborgen van de continuïteit van een efficiënte zorgverlening en van de kwaliteit;
  13° voor de acute ziekenhuizen, de kosten met betrekking tot de analyse en het gebruik van de statistische gegevens met het oog op de coördinatie van de kwaliteitsstrategie van het ziekenhuis;
  14° de kosten met betrekking tot de palliatieve functie;
  15° de middelen toegekend om de verhoging van de werkgeversbijdragen voor de pensioenen in de openbare ziekenhuizen te dekken;
  16° de middelen toegekend om de vervanging van de afwezigheden van lange duur van het statutair personeel in de openbare ziekenhuizen te dekken;
  17° de toegekende middelen met het oog op de registratie van de minimale psychiatrische gegevens in de psychiatrische verzorgingstehuizen;
  18° de kosten voor de banen toegekend op 1 juli 1990, 1 januari 1991, 1 januari 1992, 1 januari 1993 en 1 januari 1994 in de psychiatrische ziekenhuizen met erkende T-diensten;
  19° de middelen die worden toegekend teneinde de financiering van de erkende MUG-functie en de in de dringende geneeskundige hulpverlening opgenomen te waarborgen;
  20° de middelen toegekend met het oog op de realisatie van pilootstudies over de registratie en verzameling van gegevens waardoor de financiering kan verfijnd worden en de kwaliteit van zorgen kan verbeterd worden;
  21° de middelen toegekend met het oog op de verbetering van de kwaliteit van de zorgverlening in psychiatrische voorzieningen, overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten nader bepaald in artikel 52, § 2;
  22° de middelen die worden toegekend met het oog op de bevordering van een doelmatig opname- en ontslagbeleid in de acute ziekenhuizen;
  23° [4 ...]4
  24° de middelen toegekend voor de uitvoering van pilootstudies over de psychiatrische ziekenhuizen, met name over de behandeling van patiënten met gedragsstoornissen en/of agressieve stoornissen, over de resocialisering van de geïnterneerden, over de gezinsplaatsing van kinderen met geestesstoornissen, over de behandeling van kinderen met gedragsstoornissen en/of agressieve stoornissen en over de behandeling thuis van kinderen met geestesstoornissen;
  25° (geschrapt) <KB 2006-11-10/43, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  26° de op 30 juni 2002 toegekende middelen voor de medische producten voor transplantaties, het krachtens de sociale akkoorden toegekende aanvullende personeel, het aanvullende personeel toegekend voor de erkende K-bedden, de bedden voor pediatrische oncologie, voor de oprichting van een mobiel team, voor het personeel ter begeleiding van het verplegend en verzorgend personeel, hetwelk pas aangeworven werd of een loopbaanonderbreking beëindigd heeft en voor het aanvullende personeel belast met ludieke activiteiten en psychisch-sociale ondersteuning in de E-bedden;
  27° de middelen toegekend aan de ziekenhuizen met niet in artikel 18 bedoelde universitaire bedden;
  (28° de middelen toegekend aan de ziekenhuizen die beschikken over een erkend zorgprogramma 'Reproductieve Geneeskunde B';
  29° de middelen die worden toegekend voor de forfaitaire dekking van de kosten die voortvloeien uit de bemiddelingsfunctie in de acute ziekenhuizen en de geïsoleerde Sp-diensten.) <KB 2003-06-04/31, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  (30° de middelen toegekend aan de ziekenhuizen bedoeld onder (artikel 74quater).) <KB 2003-07-08/32, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <KB 2006-05-12/30, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  31° [2 de middelen toegekend aan de ziekenhuizen die erkend zijn overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 4 juni 2008 houdende vaststelling van de normen waaraan de afdeling "expertisecentrum voor comapatiënten" moet voldoen om te worden erkend;]2
  [6 32° de middelen die worden toegekend aan de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden teneinde de coördinatie van het zorgtraject te garanderen en de psychologische begeleiding van zwaar verbrande patiënten te ondersteunen;
   33° [8 ...]8]6
  (34° in voorkomend geval, het bijzonder bedrag, ter verbetering van de werking van het ziekenhuis, zoals bedoeld in artikel 91quater.) <KB 2006-11-10/43, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  35° [5 de financiering van de arbeidsplaatsen die werden gecreëerd krachtens de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, Titel V, Hoofdstuk III " Tewerkstelling van jongeren in de non-profitsector "]5
  [1 36° de kosten met betrekking tot de techniek van snelle desintoxicatie onder narcose van patiënten met een opiatenafhankelijkheid, "Ulta Rapid Opiate Detoxification (UROD) genoemd".]1
  [3 37° [7 de financiering van een jaarlijkse premie toegekend aan bepaalde verpleegkundigen volgens de voorwaarden zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties.]7]3
  [9 38° de financiering van de uitgaven die kunnen worden gemaakt ten laste van het Zorgpersoneelfonds bedoeld in de wet van 9 december 2019 tot oprichting van een Zorgpersoneelfonds, voor het jaar 2020;]9
  [10 39° de financiering van het specialisatiecomplement voor verpleegkundigen toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 17 juli 2022 tot invoering van een specialisatiecomplement en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties en het koninklijk besluit van 25 september 2014 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in de thuisverpleging, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden;]10
  [11 40° de kosten verbonden aan cybersecurity.]11
  [8 Bovendien dekt onderdeel B4 ook de kosten bedoeld in artikel 101 van de gecoördineerde wet van 10 juli 2008 op de ziekenhuizen en de andere verzorgingsinrichtingen.]8
  ----------
  (1)<KB 2010-02-26/06, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<KB 2010-11-26/08, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2008>
  (3)<KB 2010-11-26/08, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (4)<KB 2012-06-12/09, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
  (5)<KB 2012-12-17/15, art. 1, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (6)<KB 2012-12-17/16, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>
  (7)<KB 2018-07-30/08, art. 1, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (8)<KB 2020-09-10/02, art. 2, 072; Inwerkingtreding : 18-09-2020>
  (9)<KB 2022-07-17/10, art. 2, 077; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (10)<KB 2024-05-03/35, art. 1, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (11)<KB 2024-05-03/35, art. 1, 080; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

Art. 15_VLAAMS_GEWEST.   Onderdeel B4 bevat de middelen die forfaitair de lasten dekken met betrekking tot :  1° de verbetering van de kwaliteit van de zorgverstrekking zoals bedoeld in artikel 99 van voormelde wet op de ziekenhuizen; de toegekende middelen vertegenwoordigen een deel van het budget dat door de buitengebruikstelling van bedden vrijgemaakt wordt;  2° de hoofdgeneesheer;  3° de verpleegkundige en geneesheer-ziekenhuishygiënist en de registratie van de nosocomiale ziekenhuisinfecties;  4° de registratie van de minimale verpleegkundige gegevens, de minimale klinische gegevens, de minimale psychiatrische gegevens en de activiteit van de spoedgevallendienst en de MUG;  5° de bedrijfsrevisor;  6° het personeel toegekend aan de openbare ziekenhuizen om het intern transport van de gehospitaliseerde patiënten te verzekeren;  7° samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten die als overlegplatform fungeren alsmede initiatieven die betrekking hebben op de verwezenlijking van piloot projecten betreffende de bemiddelingsfunctie in de sector psychiatrie;  8° de evaluatie van de kwaliteit van de medische en verpleegkundige activiteiten en de bevordering van de integratie van de medische aktiviteit in het geheel van de ziekenhuisaktiviteiten;  9° de kosten die met de overeenkomsten van eerste tewerkstelling gepaard gaan;  10° de permanente opleiding van het verpleegkundig personeel;  11° (...) de bijkomende kosten voor de contractuele personeelsleden die gesubsidieerd worden door het Interdepartementaal Begrotingsfonds, ter bevordering van de werkgelegenheid; <KB 2004-06-07/32, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>  12° de kosten met betrekking tot het personeel dat belast is met de coördinatie, op een multidisciplinaire wijze, van de verzorging van de patiënten, teneinde het ontslag van de patiënt voor te bereiden met het oog op het waarborgen van de continuïteit van een efficiënte zorgverlening en van de kwaliteit;  13° voor de acute ziekenhuizen, de kosten met betrekking tot de analyse en het gebruik van de statistische gegevens met het oog op de coördinatie van de kwaliteitsstrategie van het ziekenhuis;  14° de kosten met betrekking tot de palliatieve functie;  15° de middelen toegekend om de verhoging van de werkgeversbijdragen voor de pensioenen in de openbare ziekenhuizen te dekken;  16° de middelen toegekend om de vervanging van de afwezigheden van lange duur van het statutair personeel in de openbare ziekenhuizen te dekken;  17° de toegekende middelen met het oog op de registratie van de minimale psychiatrische gegevens in de psychiatrische verzorgingstehuizen;  18° de kosten voor de banen toegekend op 1 juli 1990, 1 januari 1991, 1 januari 1992, 1 januari 1993 en 1 januari 1994 in de psychiatrische ziekenhuizen met erkende T-diensten;  19° de middelen die worden toegekend teneinde de financiering van de erkende MUG-functie en de in de dringende geneeskundige hulpverlening opgenomen te waarborgen;  20° de middelen toegekend met het oog op de realisatie van pilootstudies over de registratie en verzameling van gegevens waardoor de financiering kan verfijnd worden en de kwaliteit van zorgen kan verbeterd worden;  21° de middelen toegekend met het oog op de verbetering van de kwaliteit van de zorgverlening in psychiatrische voorzieningen, overeenkomstig de voorwaarden en modaliteiten nader bepaald in artikel 52, § 2;  22° de middelen die worden toegekend met het oog op de bevordering van een doelmatig opname- en ontslagbeleid in de acute ziekenhuizen;  23° [4 ...]4  24° de middelen toegekend voor de uitvoering van pilootstudies over de psychiatrische ziekenhuizen, met name over de behandeling van patiënten met gedragsstoornissen en/of agressieve stoornissen, over de resocialisering van de geïnterneerden, over de gezinsplaatsing van kinderen met geestesstoornissen, over de behandeling van kinderen met gedragsstoornissen en/of agressieve stoornissen en over de behandeling thuis van kinderen met geestesstoornissen;  25° (geschrapt) <KB 2006-11-10/43, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>  26° de op 30 juni 2002 toegekende middelen voor de medische producten voor transplantaties, het krachtens de sociale akkoorden toegekende aanvullende personeel, het aanvullende personeel toegekend voor de erkende K-bedden, de bedden voor pediatrische oncologie, voor de oprichting van een mobiel team, voor het personeel ter begeleiding van het verplegend en verzorgend personeel, hetwelk pas aangeworven werd of een loopbaanonderbreking beëindigd heeft en voor het aanvullende personeel belast met ludieke activiteiten en psychisch-sociale ondersteuning in de E-bedden;  27° de middelen toegekend aan de ziekenhuizen met niet in artikel 18 bedoelde universitaire bedden;  (28° de middelen toegekend aan de ziekenhuizen die beschikken over een erkend zorgprogramma 'Reproductieve Geneeskunde B';  29° de middelen die worden toegekend voor de forfaitaire dekking van de kosten die voortvloeien uit de bemiddelingsfunctie in de acute ziekenhuizen en de geïsoleerde Sp-diensten.) <KB 2003-06-04/31, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>  (30° de middelen toegekend aan de ziekenhuizen bedoeld onder (artikel 74quater).) <KB 2003-07-08/32, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <KB 2006-05-12/30, art. 3, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>  31° [2 de middelen toegekend aan de ziekenhuizen die erkend zijn overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 4 juni 2008 houdende vaststelling van de normen waaraan de afdeling "expertisecentrum voor comapatiënten" moet voldoen om te worden erkend;]2  [6 32° de middelen die worden toegekend aan de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden teneinde de coördinatie van het zorgtraject te garanderen en de psychologische begeleiding van zwaar verbrande patiënten te ondersteunen;   33° het forfaitaire bedrag dat de kosten dekt waarvan sprake in artikel 94bis van de wet op de ziekenhuizen.]6  (34° in voorkomend geval, het bijzonder bedrag, ter verbetering van de werking van het ziekenhuis, zoals bedoeld in artikel 91quater.) <KB 2006-11-10/43, art. 1, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>  35° [5 de financiering van de arbeidsplaatsen die werden gecreëerd krachtens de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, Titel V, Hoofdstuk III " Tewerkstelling van jongeren in de non-profitsector "]5  [1 36° de kosten met betrekking tot de techniek van snelle desintoxicatie onder narcose van patiënten met een opiatenafhankelijkheid, "Ulta Rapid Opiate Detoxification (UROD) genoemd".]1  [7 ...]7  [8 39° de financiering van het specialisatiecomplement voor verpleegkundigen toegekend overeenkomstig het koninklijk besluit van 17 juli 2022 tot invoering van een specialisatiecomplement en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties en het koninklijk besluit van 25 september 2014 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in de thuisverpleging, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden;]8  [9 40° de kosten verbonden aan cybersecurity.]9  ----------
  (1)<KB 2010-02-26/06, art. 1, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<KB 2010-11-26/08, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2008>
  (3)<KB 2010-11-26/08, art. 3, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (4)<KB 2012-06-12/09, art. 1, 024; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
  (5)<KB 2012-12-17/15, art. 1, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (6)<KB 2012-12-17/16, art. 2, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>
  (7)<BVR 2017-09-15/18, art. 2, 055; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (8)<KB 2024-05-03/35, art. 1, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (9)<KB 2024-05-03/35, art. 1, 080; Inwerkingtreding : 01-07-2022>

Art.16. Onderdeel B5 dekt werkingskosten van de ziekenhuisapotheek.

Art.17. Onderdeel B6 dekt de in de bepalingen van het koninklijk besluit van 10 november 2001 bedoelde kosten.

Art.18. § 1. Onderdeel B7A dekt de specifieke lasten gekoppeld aan de specifieke taken van door de in artikel 7, 2), g), 1°, bedoelde ziekenhuizen.
  § 2. Onderdeel B7B dekt de specifieke kosten van de ziekenhuizen bedoeld onder artikel 7, 2), g), 2°.

Art.19. <KB 2007-06-19/33, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007> Onderdeel B8 dekt de specifieke kosten van een ziekenhuis met een op sociaal-economisch vlak zeer zwak patiëntenprofiel, met uitzondering van de kosten bedoeld in artikel 7, 2°, b).

Art. 19bis.<Ingevoegd bij KB 2006-05-12/30, art. 4; Inwerkingtreding : 01-01-2006> De elementen waarvan de kosten door onderdeel B9 worden gedekt, zijn de volgende :
  1° de eindeloopbaanmaatregelen;
  2° het complement van de attractiviteitspremie, bedoeld in punt 10 van het Akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren van 26 april 2005 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profitsector, en in punt 13 van het protocol nr. 148/2 van 29 juni 2005, 5 juli 2005 en 18 juli 2005 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten;
  3° de stijging van het aan het statutair personeel toegekende vakantiegeld;
  4° [1 de stijging van het loonsupplement voor nachtprestaties op zon- en feestdagen van 50 naar 56 %;]1
  5° de jobcreatie, bedoeld in punt 9.3. van het Akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren van 26 april 2005 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profitsector, en in punt 11.5. van het protocol nr. 148/2 van 29 juni 2005, 5 juli 2005 en 18 juli 2005 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten.
  [2 6° de financiering van een functiecomplement toegekend aan de hoofdverpleegkundigen, de verpleegkundigen diensthoofd van het middenkader en de hoofdparamedici met een geldelijke anciënniteit van minimum 18 jaar en die de opleiding zoals vereist door de besluiten tot vaststelling van hun functie genoten hebben.]2
  [3 "7° de uitbreiding van de mobiele equipe, de onmiddellijke vervanging en de communicatie van de uurroosters in de ziekenhuissector bedoeld in punten 8.4 en 9.3 van het Akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren van 26 april 2005 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profitsector en in punten 10.5 en 11.5 van het protocol nr. 148/2 van 29 juni 2005, 5 juli 2005 en 18 juli 2005 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten;
   8° de toewijzing van het saldo van het sociaal akkoord 2005-2010 in de ziekenhuizen van de openbare sector overeenkomstig de modaliteiten voorzien in een lokaal akkoord genomen in uitvoering van het Protocol nr. 2009/06 betreffende de onderhandelingen gevoerd op maandag 21 december 2009 binnen het comité voor de provinciale en lokale overheidsdiensten (comité C);
   9° de jobcreatie, bedoeld in punt IV van het Akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren 2011 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profitsector, en in punt III van het protocol nr. 2011/01 van 21 februari 2011 van het comité voor de provinciale en lokale overheidsdiensten (comité C);
   10° de toekenning van weddenschaal 1.35 aan zorgkundigen, bedoeld in punt 2.1 van het sociaal akkoord 2013 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private en openbare non-profitsector;
   11° de financiering van de meerkost voortvloeiend uit de invoering van het IFIC-loonmodel in de ziekenhuizen vallend onder het paritair comité 330 en in de ziekenhuizen van de openbare sector, binnen het begrotingskader dat is vastgelegd in het sociaal akkoord van 25 oktober 2017;
   12° de financiering voor de implementatie aan 100 % van het IFIC-loonmodel, zoals bepaald in punt 1, a), van het sociaal akkoord 2021-2022, in de ziekenhuizen vallend onder het paritair comité 330 en in de ziekenhuizen van de openbare sector;
   13° de financiering van de maatregelen betreffende de kwalitatieve verbetering van de arbeidsomstandigheden van het personeel bedoeld in punt 2 van het sociaal akkoord 2021-2022;
   14° vanaf 2021, de financiering van de uitgaven die ten laste van het Zorgpersoneelfonds kunnen worden gemaakt zoals bedoeld in de wet van 9 december 2019 tot oprichting van een Zorgpersoneelfonds;]3
  [4 15° voor 2023, een bijdrage in de kosten om het zorgpersoneel te ontlasten;
   16° de middelen toegewezen aan de opleiding van kandidaat-specialisten.]4
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 4, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (2)<KB 2010-11-26/08, art. 4, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2008>
  (3)<KB 2022-07-17/10, art. 3, 077; Inwerkingtreding : 12-08-2022>
  (4)<KB 2024-05-03/35, art. 2, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Onderafdeling 4. - Deel C van het budget.
Art.20.
  <Opgeheven bij KB 2014-04-25/74, art. 4, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.21. Onderdeel C2 van het budget bevat de inhaalbedragen voor een tekort of een teveel aan ontvangsten ten opzichte van een budget vastgesteld voor het lopend dienstjaar of voor één of meerdere vorige dienstjaren vastgesteld budget.

Art.22.[1 Onderdeel C3 bevat het bedrag voor de eenpersoonskamers, waarvoor, overeenkomstig artikel 97 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, supplementen boven het budget van financiële middelen worden geïnd en waarmee het budget van financiële middelen van het ziekenhuis wordt verminderd.]1
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 5, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.23.
  <Opgeheven bij KB 2018-06-24/01, art. 2, 058; Inwerkingtreding : 01-07-2018>

HOOFDSTUK VI. - Modaliteiten voor de vaststelling van het budget en criteria volgens dewelke de kosten worden aanvaard.
Afdeling 1. - Deel A van het budget.
Onderafdeling 1. - Onderdeel A1 van het budget.
Onderafdeling 1. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   
Onderafdeling 1. WAALS_GEWEST.   
Art.24.De investeringslasten, die gedekt worden door Onderdeel A1 van het budget, worden afgeschreven overeenkomstig de bepalingen en de termijnen bepaald door [1 het koninklijk besluit van 19 juni 2007 betreffende de jaarrekeningen van de ziekenhuizen]1.
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 6, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>

Art.24_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2024-10-03/12, art. 56,5°, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 24_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2016-02-22/24, art. 56, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 24_WAALS_GEWEST.  <Opgeheven bij BWG 2015-12-17/17, art. 2,4°, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (zie ook overgangsbepalingen in art. 3)>

Art.25.§ 1. De afschrijvingen voor de lasten van opbouw, [1 ...]1 uitrusting en apparatuur, worden berekend op de werkelijke investeringswaarden, en zijn begrensd tot de daarvoor geldende maximumbedragen, verminderd met de om niet-verkregen toelagen verleend door de overheden bevoegd voor het gezondheidsbeleid op grond van de artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet.
  § 2. [2 De overeenkomstig § 1, vastgestelde afschrijvingen mogen niet hoger zijn dan 40 % van de werkelijke investeringswaarden, beperkt tot de voormelde maximumbedragen, voor zover er betoelaging werd bekomen. Deze betoelaging moet blijken uit de beslissing van de ter zake bevoegde overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen voor de overheid die bij toepassing van artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet inzake gezondheidsbeleid bevoegd is. Indien het bovengenoemde bewijs niet geleverd wordt, of indien er geen subsidie werd verkregen, worden de afschrijvingslasten niet in aanmerking genomen.
   In geval van toepassing van artikel 3, § 1, van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, dan wordt het percentage van 40 % gebracht op 70 %.
   In geval van toepassing van artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, dan wordt het percentage van 40 % gebracht op 90 %.]2
  § 3. [1 De afschrijvingslasten voor onroerende goederen die niet betoelaagbaar zijn, bedoeld in artikel 9, 1°, worden ten belope van 100 % van de werkelijke investeringswaarde gedekt in het budget van financiële middelen.
   De afschrijvingslasten voor investeringen, bedoeld in artikel 9, 5°, worden ten belope van 100 % van de werkelijke investeringswaarde gedekt in het budget van financiële middelen, verminderd met de om niet-verkregen toelagen verleend door de overheden bevoegd voor het beleid inzake duurzame ontwikkeling.]1
  § 4. [2 De afschrijvingslasten van de investeringen die uitgevoerd worden om te voldoen aan de architectonische normen voor de ziekenhuisapotheek en de chirurgische daghospitalisatie, mogen niet hoger zijn dan 40 % van de werkelijke investeringswaarden, beperkt tot de in § 1 bedoelde maximumbedragen, voor zover er betoelaging werd bekomen. Deze betoelaging moet blijken uit de beslissing van de ter zake bevoegde overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen voor de overheid die bij toepassing van artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet inzake gezondheidsbeleid bevoegd is. Indien het bovengenoemde bewijs niet geleverd wordt of indien er geen subsidie werd verkregen, worden de afschrijvingslasten niet in aanmerking genomen.
   In geval van toepassing van artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, dan wordt het percentage van 40 % gebracht op 90 %.]2
  § 5. De aankoopprijs van de grond wordt uitgesloten van de in § 1, tot 4, bedoelde afschrijving.
  § 6. De in §§ 1 en 4 bedoelde afschrijvingen kunnen op een provisionele wijze worden vastgesteld bij de ingebruikname van de betreffende investering.
  (§ 7. Vanaf 1 juli 2006 wordt aan elk ziekenhuis een bedrag van 2.200 EUR toegekend om de kosten te dekken voor software waarmee financiële gegevens, alsook statistische informatie kunnen worden ingezameld. De bedragen zijn inbegrepen in de bedragen bedoeld in artikel 29, § 3, 3°, § 4, 3° en § 5, 3°.) <KB 2006-11-10/43, art. 2, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 7, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<KB 2012-12-17/15, art. 2, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>

Art.25_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2024-10-03/12, art. 56,5°, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 25_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2016-02-22/24, art. 56, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 25_WAALS_GEWEST.  <Opgeheven bij BWG 2015-12-17/17, art. 2,4°, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (zie ook overgangsbepalingen in art. 3)>

Art.26.[1 Voor de afschrijvingen van lasten van grote onderhoudswerken evenals voor de lasten van eerste inrichting, zoals bedoeld in artikel 9, 3° en 7°, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen.]1
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 8, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.26_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2024-10-03/12, art. 56,5°, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 26_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2016-02-22/24, art. 56, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 26_WAALS_GEWEST.
<Opgeheven bij BWG 2015-12-17/17, art. 2,4°, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (zie ook overgangsbepalingen in art. 3)>

Art. 26bis.[1 De afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, bedoeld in artikel 9, 4°, worden als volgt gedekt :
   1° de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die vóór 1 januari 2010 zijn uitgevoerd, worden gedekt in het budget van financiële middelen op grond van de werkelijke lasten;
   2° op 1 januari 2010 wordt, met het oog op een betere dekking in het budget van financiële middelen van de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, een bedrag van 15.962.609 euro verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Het aldus toegekende bedrag zal eventueel, geheel of gedeeltelijk, gerecupereerd worden bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2010 indien blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken lager liggen dan de financiering die in 2010 in het budget van financiële middelen is toegekend voor de dekking van de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, met inbegrip van het bedrag waarvan hierboven sprake is;
   3° op 1 januari 2011 wordt het hierboven vermelde bedrag verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Het aldus aan elk ziekenhuis toegekende bedrag is een forfait dat het betrokken ziekenhuis in staat moet stellen om de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die in 2011 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, te dekken.
   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2011 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2011 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken herconditioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.
   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2011 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2011 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden;
   4° [2 op 1 januari 2012 wordt een bijkomend bedrag van 15.962.609 euro verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Het aldus aan elk ziekenhuis toegekende bedrag is een forfait dat het betrokken ziekenhuis in staat moet stellen om de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die in 2012 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, te dekken.
   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2012 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2012 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken herconditioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.
   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2012 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2012 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden.]2
   5° [2 [3 op 1 januari 2013 wordt een bijkomend bedrag van 15.962.609 euro verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Het aldus aan elk ziekenhuis toegekende bedrag is een forfait dat het betrokken ziekenhuis in staat moet stellen om de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die in 2013 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, te dekken.
   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2013 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2013 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken herconditioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.
   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2013 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2013 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden.
   6° [4 op 1 januari 2014 wordt een bijkomend bedrag van 15.962.609 euro verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Het aldus aan elk ziekenhuis toegekende bedrag is een forfait dat het betrokken ziekenhuis in staat moet stellen om de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die in 2014 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, te dekken.
   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2014 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2014 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken hercondi-tioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.
   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2014 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor hercondi-tioneringswerken, die in 2014 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden.]4 ]3 ]2 ]1
  [3 7° [5 op 1 januari 2015 wordt aan elk ziekenhuis een forfaitair bedrag toegekend a rato van het aantal erkende bedden zoals gekend op het ogenblik van de berekening, teneinde de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken te dekken die in 2015 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn.
   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2015 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2015 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken hercondi-tioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.
   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2015 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die voor de eerste keer afschrijfbaar zijn tijdens het herziene jaar, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden.]5 ]3
  [6 8° Voor de niet prioritaire herconditioneringswerken zoals bedoeld in artikel 47/9, § 4, eerste lid, 3°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten die voor de eerste keer, ten vroegste vanaf 2016 worden afgeschreven, dient de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu te beschikken over het akkoord van de bevoegde minister voor de gemeenschappen, voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en desgevallend voor het Waalse Gewest en de Franse gemeenschapscommissie.]6
   [7 9° vanaf 1 januari 2016 worden de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die voor de eerste keer afschrijfbaar zijn tijdens het betrokken jaar, gedekt voor de werkelijke kosten.]7
  ----------
  (1)<KB 2011-10-26/08, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
  (2)<KB 2012-11-19/04, art. 1, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (3)<KB 2013-12-26/30, art. 1, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (4)<KB 2014-04-25/74, art. 5, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (5)<KB 2014-04-25/74, art. 5, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (6)<KB 2014-04-25/74, art. 5, 031; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (7)<KB 2014-04-25/74, art. 5, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art.26bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2024-10-03/12, art. 56,5°, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 26bis_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2016-02-22/24, art. 56, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 26bis_VLAAMS_GEWEST.    [1 De afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, bedoeld in artikel 9, 4°, worden als volgt gedekt :   1° de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die vóór 1 januari 2010 zijn uitgevoerd, worden gedekt in het budget van financiële middelen op grond van de werkelijke lasten;   2° op 1 januari 2010 wordt, met het oog op een betere dekking in het budget van financiële middelen van de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, een bedrag van 15.962.609 euro verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.   Het aldus toegekende bedrag zal eventueel, geheel of gedeeltelijk, gerecupereerd worden bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2010 indien blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken lager liggen dan de financiering die in 2010 in het budget van financiële middelen is toegekend voor de dekking van de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, met inbegrip van het bedrag waarvan hierboven sprake is;   3° op 1 januari 2011 wordt het hierboven vermelde bedrag verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.   Het aldus aan elk ziekenhuis toegekende bedrag is een forfait dat het betrokken ziekenhuis in staat moet stellen om de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die in 2011 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, te dekken.   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2011 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2011 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken herconditioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2011 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2011 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden;   4° [2 op 1 januari 2012 wordt een bijkomend bedrag van 15.962.609 euro verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.   Het aldus aan elk ziekenhuis toegekende bedrag is een forfait dat het betrokken ziekenhuis in staat moet stellen om de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die in 2012 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, te dekken.   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2012 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2012 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken herconditioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2012 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2012 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden.]2   5° [2 [3 op 1 januari 2013 wordt een bijkomend bedrag van 15.962.609 euro verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.   Het aldus aan elk ziekenhuis toegekende bedrag is een forfait dat het betrokken ziekenhuis in staat moet stellen om de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die in 2013 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, te dekken.   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2013 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2013 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken herconditioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2013 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2013 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden.   6° [4 op 1 januari 2014 wordt een bijkomend bedrag van 15.962.609 euro verdeeld onder de ziekenhuizen naar rata van hun aantal erkende bedden.   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.   Het aldus aan elk ziekenhuis toegekende bedrag is een forfait dat het betrokken ziekenhuis in staat moet stellen om de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken die in 2014 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, te dekken.   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2014 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2014 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken hercondi-tioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2014 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor hercondi-tioneringswerken, die in 2014 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden.]4 ]3 ]2 ]1  [3 7° [5 op 1 januari 2015 wordt aan elk ziekenhuis een forfaitair bedrag toegekend a rato van het aantal erkende bedden zoals gekend op het ogenblik van de berekening, teneinde de afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken te dekken die in 2015 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn.   Indien bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2015 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die in 2015 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, hoger liggen dan het toegekende forfait, worden de werkelijke lasten in aanmerking genomen. In dat geval worden de afschrijvingslasten voor de betrokken hercondi-tioneringswerken op werkelijke basis gedekt tot het einde van de afschrijving van die herconditioneringswerken.   Indien daarentegen bij de jaarlijkse herziening van het budget van financiële middelen in 2015 blijkt dat de werkelijke afschrijvingslasten voor herconditioneringswerken, die voor de eerste keer afschrijfbaar zijn tijdens het herziene jaar, lager liggen dan het toegekende forfait, wordt het toegekende forfait behouden.]5 ]3  [6 8° Voor de niet prioritaire herconditioneringswerken zoals bedoeld in artikel 47/9, § 4, eerste lid, 3°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten die voor de eerste keer, ten vroegste vanaf 2016 worden afgeschreven, dient de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu te beschikken over het akkoord van de bevoegde minister voor de gemeenschappen, voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en desgevallend voor het Waalse Gewest en de Franse gemeenschapscommissie.]6  9° [8 ...]8  ----------
  (1)<KB 2011-10-26/08, art. 2, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
  (2)<KB 2012-11-19/04, art. 1, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (3)<KB 2013-12-26/30, art. 1, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (4)<KB 2014-04-25/74, art. 5, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (5)<KB 2014-04-25/74, art. 5, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (6)<KB 2014-04-25/74, art. 5, 031; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (7)<KB 2014-04-25/74, art. 5, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (8)<BVR 2015-12-18/61, art. 1, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 26bis_WAALS_GEWEST.  (NOTA : Opgeheven bij BWG 2015-12-17/17, art. 2,4°, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (zie ook overgangsbepalingen in art. 3))

Art.27.§ 1. [1 Voor de financiële lasten van leningen aangegaan ter financiering van de in artikelen 25, 26 en 26bis bedoelde investeringen, worden eveneens de werkelijke lasten weerhouden mits inachtneming van dezelfde beperkingen als deze vermeld in artikel 25, §§ 1, 2, 4, en 5. ]1
  § 2. De in § 1, bedoelde financiële lasten kunnen provisioneel worden vastgesteld, wanneer die betrekking hebben op de in artikel 25, § 1, en § 4, bedoelde investeringen.
  ----------
  (1)<KB 2011-10-26/08, art. 3, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.27_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2024-10-03/12, art. 56,5°, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 27_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2016-02-22/24, art. 56, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 27_WAALS_GEWEST.  <Opgeheven bij BWG 2015-12-17/17, art. 2,4°, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (zie ook overgangsbepalingen in art. 3)>

Art.28. De lasten voor het huren van gebouwen worden beperkt tot het niveau van de afschrijvingen en financiële lasten berekend overeenkomstig de artikelen 25 en 27, alsof de beheerder eigenaar zou geweest zijn.

Art.28_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2024-10-03/12, art. 56,5°, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 28_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2016-02-22/24, art. 56, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 28_WAALS_GEWEST.  <Opgeheven bij BWG 2015-12-17/17, art. 2,4°, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (zie ook overgangsbepalingen in art. 3)>

Art.29.[1 § 1. In afwijking van artikel 25 worden de volgende lasten, na afschrijving van de betoelaagde investeringen, forfaitair vergoed :
   1° de lasten die verband houden met de afschrijving van medische uitrusting;
   2° de lasten die verband houden met de afschrijving van de niet-medische uitrusting, met inbegrip van informatica-apparatuur alsmede van meubilair;
   3° de lasten die verband houden met de afschrijving van het rollend materieel.
   § 2. Het forfaitair bedrag dat krachtens § 1, 1°, aan de acute ziekenhuizen, bedoeld in artikel 46 van de wet op de ziekenhuizen wordt toegekend, wordt als volgt berekend :
   1° het beschikbare budget op 30 juni 2005 wordt in eerste instantie verdeeld onder de groepen van ziekenhuizen, bedoeld in artikel 40, op basis van de kosten vastgesteld gedurende een dienstjaar.
   Binnen elke groep wordt het beschikbare budget verdeeld over de volgende activiteiten, op basis van de hiernavolgende waarden uitgedrukt in percentages:


 Universitaire groep< 200 bedden200 tot 299 bedden300 tot 449 bedden> 450 bedden
Spoedgevallendienst33353
Operatiekwartier4648564752
Materniteit13544
Intensieve neonatalogie53-16
Intensieve zorgen2016131513
Andere diensten2527232822

  Wanneer er binnen een ziekenhuisgroep één of andere van de hierboven bedoelde activiteiten niet aanwezig is dan wordt het gedeelte van het beschikbare budget dat met die activiteit of activiteiten overeenstemt verdeeld onder de andere activiteiten van dezelfde groep, naar rato van de toegewezen bedragen.
   2° a) het beschikbare budget voor de spoedgevallendiensten wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het aantal punten dat met toepassing van het hiernavolgende artikel 46, § 3, 2°, b) aan elk ziekenhuis wordt toegekend;
   b) het beschikbare budget voor de operatiekwartieren wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het aantal operatiezalen dat met toepassing van het hiernavolgende artikel 46, § 3, 2°, a), aan elk ziekenhuis wordt toegekend;
   c) het beschikbare budget voor de kraaminrichtingen wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het aantal bevallingen van het laatst gekende dienstjaar;
   d) het beschikbare budget voor de diensten intensieve neonatologie wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het aantal erkende NIC-bedden;
   e) het beschikbare budget voor de diensten intensieve zorg wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het aantal punten dat met toepassing van het artikel 46, § 2, 2°, c), aan elk ziekenhuis wordt toegekend;
   f) het beschikbare budget voor de andere diensten wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van het budget van Onderdeel B2, bedoeld in het artikel 45, § 7, voor het laatst gekende dienstjaar.
   3° De bedragen berekend in toepassing van 2°, a) tot f), worden samengevoegd voor ieder ziekenhuis en het resultaat wordt "het forfait" genoemd. De overgang van het budget op 30 juni 2003 naar het forfait gebeurt progressief.
   De aanpassing wordt vastgelegd als volgt :
   - op 1 juli 2003, 34 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;
   - op 1 juli 2004, 67 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;
   - op 1 juli 2005, 100 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003.
   4° Binnen de grenzen van het beschikbare nationale budget van 20.876.995 euro wordt het bedrag bedoeld in 3° verhoogd met een bedrag M dat als volgt wordt berekend :
   M = A + (B x C/D)
   waarbij:
   A gelijk is aan 50% van het beschikbare budget, gedeeld door het aantal ziekenhuizen, dit is 90.769 euro;
   B gelijk is aan 50 % van het beschikbare budget;
   C gelijk is aan het budget B2 dat op 1 januari 2005 overeenkomstig artikel 45, §§ 1 en 9, aan het ziekenhuis is toegekend;
   D gelijk is aan de som van de budgetten B2 die op 1 januari 2005 overeenkomstig artikel 45, §§ 1 en 9, aan alle ziekenhuizen van het land worden toegekend;
   Het bedrag M wordt pro rata van 1/3 op 1 juli 2005, 2/3 op 1 juli 2006 en 3/3 op 1 januari 2007 toegekend.
   § 3. Het forfaitair bedrag dat krachtens § 1, 2° aan de acute ziekenhuizen wordt toegekend, wordt als volgt berekend:
   1° het beschikbare budget op 30 juni 2005 wordt eerst verdeeld onder de groepen van ziekenhuizen, bedoeld in artikel 40 op basis van de kosten gedurende een dienstjaar. Vervolgens wordt het beschikbare budget binnen elke groep verdeeld naar rata van de som van de budgetten van onderdeel B1 en onderdeel B2 en dit met toepassing van de artikelen 42, 10e bewerking en 45, § 7, voor het laatst gekende dienstjaar;
   2° De overgang van het budget op 30 juni 2003 naar het forfait berekend overeenkomstig 1° gebeurt progressief.
   De aanpassing wordt vastgelegd als volgt :
   - op 1 juli 2003, 34 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;
   - op 1 juli 2004, 67 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;
   - op 1 juli 2005, 100 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003.
   3° Binnen de grenzen van het beschikbare nationale budget van 19.980.230 euro wordt een bedrag M toegevoegd dat als volgt wordt berekend :
   M = A + (B x C/D)
   waarbij:
   A gelijk is aan 60 % van het beschikbare budget gedeeld door het aantal ziekenhuizen, dit is 104.244 euro;
   B gelijk is aan 40 % van het beschikbare budget;
   C gelijk is aan de som van de budgetten B1 en B2 die op 1 januari 2005 overeenkomstig de artikelen 33, § 3, 42 en 45, §§ 1 en 9 aan het ziekenhuis worden toegekend;
   D gelijk is aan de som van de budgetten B1 en B2 die op 1 januari 2005 overeenkomstig de artikelen 33, § 3, 42 en 45, §§ 1 en 9, aan alle ziekenhuizen van het land worden toegekend.
   Het bedrag M wordt pro rata van 1/3 op 1 juli 2005, 2/3 op 1 juli 2006, 3/3 op 1 januari 2007 toegekend.
   § 4. 1° Het forfaitair bedrag dat krachtens § 1, 1° en 2°, aan de ziekenhuizen en Sp-diensten en geïsoleerde G-diensten wordt toegekend, wordt berekend door het beschikbare budget op 30 juni 2005 onder de ziekenhuizen te verdelen naar rata van het aantal erkende en bestaande bedden per ziekenhuis.
   2° De overgang van het budget op 30 juni 2003 naar het forfait berekend overeenkomstig 1° gebeurt progressief. De aanpassing wordt vastgelegd als volgt :
   - op 1 juli 2003, 34 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;
   - op 1 juli 2004, 67 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;
   - op 1 juli 2005, 100 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003.
   3° Het bedrag bedoeld in 2° wordt verhoogd met een bedrag M dat als volgt wordt berekend:
   M = 216,29 euro x Lihi
   waarbij :
   Lihi = het aantal op 1 januari 2005 erkende bedden.
   Dit bedrag M wordt pro rata van 1/3 op 1 juli 2005, 2/3 op 1 juli 2006, 3/3 op 1 januari 2007 toegekend.
   § 5. 1° het forfaitair bedrag dat krachtens § 1, 1°, en 2°, aan de psychiatrische ziekenhuizen wordt berekend door het beschikbare budget op 30 juni 2005 onder de ziekenhuizen te verdelen pro rata het aantal erkende en bestaande bedden per ziekenhuis.
   Om het aantal bedden te berekenen, wordt het aantal bedden voor daghospitalisatie vermenigvuldigd met 0,7.
   2° De overgang van het budget op 30 juni 2003 naar het forfait berekend overeenkomstig 1° gebeurt progressief.
   De aanpassing wordt vastgelegd als volgt :
   - op 1 juli 2003, 34 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;
   - op 1 juli 2004, 67 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003;
   - op 1 juli 2005, 100 % van het verschil tussen het forfait en het budget op 30 juni 2003.
   3° Het bedrag bedoeld in 2° wordt verhoogd met een bedrag M dat als volgt wordt berekend:
   M = 177,68 euro x Lihi
   waarbij :
   Lihi = het aantal op 1 januari 2005 erkende bedden.
   Dit bedrag M wordt pro rata van 1/3 op 1 juli 2005, 2/3 op 1 juli 2006, 3/3 op 1 januari 2007 toegekend.
   § 6. De bepalingen vermeld in de §§ 2 tot 5, zijn voor de eerste maal van toepassing vanaf 1 januari 1997.
   Echter, voor de ziekenhuizen die genieten, gedurende de dienstjaren 1992 tot en met 1996, van een herziening van hun afschrijvingslasten van niet-medisch materieel wegens gesubsidieerde investeringen, afgeschreven voor de eerste maal tijdens één van de betreffende dienstjaren, worden de in 3, 1° en 2°, § 4, 1° en 2° en § 5, 1° en 2°, berekende forfaits vervangen tot het einde van de afschrijvingsperiode van de gesubsidieerde investering door de bedragen vastgesteld volgens de voornoemde herziening.
   § 7. De bepalingen vermeld in de §§ 2 tot 5, kunnen om de drie jaar worden herzien.
   De berekeningen van forfaits in toepassing van § 2, 1° en 2°, van § 3, 1°, van § 4, 1° en van § 5, 1° gebeuren voor de volgende maal op 1 juli 2006 en vervolgens om de drie jaar.
  [2 Gevolg gevende aan de bevoegdheidsoverdracht inzake de financiering van de investeringen in de infrastructuur en de medisch-technische diensten van de ziekenhuizen door de Federale overheid aan de Gemeenschappen op 1 juli 2014, zijn deze berekeningen niet meer gemaakt.]2
   § 8. De ziekenhuizen die vanaf het dienstjaar 1997 voor het eerst betoelaagde investeringen afschrijven, krijgen een herziening gebaseerd op de reële afschrijvingslasten, voor zover de betoelaagde investering deel uitmaakt van een uitbreidings- en/of verbouwingsproject ten belope van ten minste 25 % van de maximumprijs van de bouw, berekend met toepassing van de ministeriële besluiten van 1 en 4 september 1978 tot wijziging van de ministeriële besluiten van 1 juli 1971 en 8 november 1973 tot vaststelling van de maximumkostprijs per bed die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de apparatuur en de uitrusting van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend. Indien de reële lasten lager zijn dan de forfaitaire bedragen die overeenkomstig de §§ 2 tot 5, worden vastgesteld, dan zijn die forfaitaire bedragen van toepassing. De overgang naar de forfaits bedoeld in §§ 2 tot 5 gebeurt na de afschrijvingsperiode van de gesubsidieerde investering, op het moment dat deze forfaits het onderwerp uitmaken van een nieuwe berekening in toepassing van § 7, tweede lid. De in aanmerking genomen reële lasten beperken zich echter tot de berekende bedragen berekend met toepassing van de §§ 2 tot 5, verhoogd met de afschrijving op het niet-betoelaagde gedeelte van de betoelaagde investering.
   Indien niet aan de in het vorige lid vermelde voorwaarden wordt voldaan, blijven de forfaitaire bedragen berekend met toepassing van de §§ 2 tot 5, behouden.
   § 9. Het krachtens § 1, 3°, toegekende forfaitaire bedrag wordt vastgesteld op het niveau van de voor 2001 weerhouden lasten.
   § 10. [2 ...]2 ]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/17, art. 1, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (2)<KB 2014-04-25/74, art. 6, 031; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art.29_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2024-10-03/12, art. 56,5°, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 29_VLAAMS_GEWEST.    [1 § 1. In afwijking van artikel 25 worden de volgende lasten, na afschrijving van de betoelaagde investeringen, forfaitair vergoed :   1° de lasten die verband houden met de afschrijving van medische uitrusting;   2° de lasten die verband houden met de afschrijving van de niet-medische uitrusting, met inbegrip van informatica-apparatuur alsmede van meubilair;   3° de lasten die verband houden met de afschrijving van het rollend materieel.   § 2. [3 ...]3   § 3. [3 ...]3   § 4. [3 ...]3   § 5. [3 ...]3   § 6. [3 ...]3   § 7. [3 ...]3   § 8. [3 De ziekenhuizen die vanaf het dienstjaar 1997 voor het eerst betoelaagde investeringen afschrijven, krijgen een herziening gebaseerd op de reële afschrijvingslasten, voor zover de betoelaagde investering deel uitmaakt van een uitbreidings- en/of verbouwingsproject ten belope van ten minste 25 % van de maximumprijs van de bouw, berekend met toepassing van de ministeriële besluiten van 1 en 4 september 1978 tot wijziging van de ministeriële besluiten van 1 juli 1971 en 8 november 1973 tot vaststelling van de maximumkostprijs per bed die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de apparatuur en de uitrusting van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend. Als de reële lasten hoger zijn dan de forfaitaire bedragen zoals die op 1 juli 2012 werden berekend overeenkomstig paragraaf 2 tot en met 5, wordt het verschil tussen de reële lasten en die forfaitaire bedragen in aanmerking genomen. De in aanmerking genomen reële lasten beperken zich tot de bedragen zoals ze vóór 1 januari 2017 werden berekend met toepassing van paragraaf 2 tot en met 5, verhoogd met de afschrijving op het niet-betoelaagde gedeelte van de betoelaagde investering.]3   § 9. [3 ...]3   § 10. [2 ...]2 ]1  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/17, art. 1, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (2)<KB 2014-04-25/74, art. 6, 031; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (3)<BVR 2017-07-14/17, art. 18, 053; Inwerkingtreding : 01-01-2017>


Art. 29_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2016-02-22/24, art. 56, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 29_WAALS_GEWEST.  <Opgeheven bij BWG 2015-12-17/17, art. 2,4°, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2017 (zie ook overgangsbepalingen in art. 3)>

Art. 29bis. [1 De aanloopkosten worden aanvaard op basis van de werkelijke uitgaven, en in het budget van financiële middelen opgenomen, overeenkomstig artikel 2, 1°, van het koninklijk besluit van 19 juni 2007 betreffende de jaarrekeningen van de ziekenhuizen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2014-04-25/74, art. 7, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.29bis_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2024-10-03/12, art. 56,5°, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 29bis_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2016-02-22/24, art. 56, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 29bis_WAALS_GEWEST.  <Opgeheven bij BWG 2015-12-17/17, art. 2,4°, 036; Inwerkingtreding : 01-01-2016 (zie ook overgangsbepalingen in art. 3)>

Art. 29ter_VLAAMS_GEWEST. [1 In afwijking van artikel 25 tot en met 28 en 29bis, worden de lasten en de aanloopkosten, vermeld in de voormelde artikelen, die op zijn vroegst vanaf 1 januari 2016 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn, niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van het budget van financiële middelen.
   Het eerste lid is niet van toepassing op de lasten en de aanloopkosten betreffende de investeringen, vermeld in artikel 47/9, § 4, eerste lid, 2°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2015-12-18/61, art. 2, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Onderafdeling 2. - Onderdeel A2 van het budget.
Art.30.[1 De kortetermijnkredietlasten bedoeld in artikel 10 worden op basis van de volgende formule berekend:
   P x B x T
   waarbij:
   P gelijk is aan 21 % voor de algemene ziekenhuizen en 13 % voor de psychiatrische ziekenhuizen;
   B gelijk is aan het budget van financiële middelen, zonder onderdeel A2 [2 ...]2, berekend voor het betrokken dienstjaar en vermeerderd met de tegemoetkomingen van de ziekteverzekering van het laatst bekende dienstjaar voor de geneesmiddelen die aan de opgenomen patiënten worden afgeleverd;
   T = 2,68 %.]1
  ----------
  (1)<KB 2017-12-19/11, art. 2, 051; Inwerkingtreding : 08-01-2018>
  (2)<KB 2018-06-24/01, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-07-2018>

Onderafdeling 3. - Onderdeel A3 van het budget.
Onderafdeling 3. BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.   
Art.31.§ 1. De investeringslasten die gedekt worden door Onderdeel A3 van het budget, worden afgeschreven overeenkomstig de bepalingen en de termijnen waarin [1 het koninklijk besluit van 19 juni 2007 betreffende de jaarrekeningen van de ziekenhuizen]1 voorziet.
  § 2. [3 Onverminderd andersluidende bepalingen worden afschrijvingen voor de lasten van opbouw, verbouwing, uitrusting en apparatuur, berekend op de werkelijke investeringswaarden, verminderd met de niet verkregen toelagen verleend door de overheden die op basis van artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet bevoegd zijn voor het gezondheidsbeleid.
   Deze betoelaging moet blijken uit de beslissing van de ter zake bevoegde overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen voor de overheid die bij toepassing van artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet inzake gezondheidsbeleid bevoegd is. Indien het bovengenoemde bewijs niet geleverd wordt, of indien er geen subsidie werd verkregen, worden de afschrijvingslasten niet in aanmerking genomen.
   In geval van toepassing van artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, wordt het percentage van 40 % gebracht op 90 %.
   Wanneer het bovengenoemde bewijs niet is geleverd of er geen subsidie werd verkregen, wordt er met de afschrijvingen van de kosten voor opbouw of verbouwing en de erop betrekking hebbende financiële leningslasten geen rekening gehouden.
   Wat de afschrijvingen voor de lasten van opbouw en verbouwing betreft en de financiële lasten die daarop betrekking hebben, wordt enkel rekening gehouden met de werken die betrekking hebben op de architectonische normen, voorzien in de koninklijke besluiten houdende vaststelling van de erkenningsnormen waaraan de betrokken medisch-technische diensten moeten voldoen. Er wordt eveneens rekening gehouden met de afschrijvingslasten en de financiële lasten die op de grote onderhoudswerken betrekking hebben.]3
  § 3. In afwijking van §§ 1 en 2, worden de lasten van de uitrusting en apparatuur forfaitaire als volgt gedekt :
  1° voor de magnetische resonatietomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem, geïnstalleerd in een erkende dienst voor beeldvorming, overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 oktober 1989, houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantie tomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem wordt opgesteld moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 26 februari 1991, wordt er een bedrag van 148 736,11 EUR toegekend.
  De voornoemde forfaits worden toegekend gedurende een periode van 7 jaar, vanaf het jaar volgend op dat waarin de investering wordt verwezenlijkt. Het betrokken jaar zal worden bepaald nadat het ziekenhuis de aankoopfactuur heeft overgelegd. Indien een investering voor vervanging of upgrading waarvan de waarde minstens 50 % vertegenwoordigt van de nieuwwaarde van de apparatuur wordt uitgevoerd binnen de 10 jaar vanaf de aankoopdatum van de oorspronkelijke apparatuur, blijven voornoemde forfaits behouden na de voornoemde periode van 7 jaar, en dit voor een nieuwe periode van 7 jaar. Het bewijs van deze investering wordt bepaald door de overlegging van de betrokken factuur.
  [2 Op 1 januari 2012 wordt het hierboven genoemde bedrag verlaagd met 3.554,74 euro per gefinancierde apparatuur.]2
  2° [4 voor de apparatuur geïnstalleerd in een dienst radiotherapie erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 april 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst radiotherapie moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, wordt de hierna vermelde financiering toegekend:
   a) voor elke erkende dienst wordt op basis van de gegevens van het laatst bekende dienstjaar een aantal punten berekend zoals vermeld in artikel 49, 2° ;
   b) het aantal bestralingsapparaten wordt als volgt bepaald:
   - minder dan 1.125 punten: 1 bestralingsapparaat,
   - van 1.125 tot 1.874 punten: 2 bestralingsapparaten,
   - van 1.875 tot 2.624 punten: 3 bestralingsapparaten,
   - van 2.625 tot 3.374 punten: 4 bestralingsapparaten,
   - van 3.375 tot 4.124 punten: 5 bestralingsapparaten,
   - van 4.125 tot 4.874 punten: 6 bestralingsapparaten
   en een bijkomend toestel per aanvullende schijf van 750 punten;
   c) [5 de bestralingsapparatuur wordt gevaloriseerd ten bedrage van 90.000 euro, met dien verstande dat zij in exploitatie is en enkel mag bestaan uit een lineaire versneller of een `gamma knife' apparaat.]5
   d) het budget is gelijk aan het aantal apparaten vermenigvuldigd met de waarde in het hierboven vermelde punt c);
   e) het bedrag dat op 1 juli van elk dienstjaar wordt toegekend heeft een voorlopig karakter. Na de beëindiging van het dienstjaar, wordt het op basis van de gegevens van het beschouwde dienstjaar herzien;
   f) de financiering van het apparaat wordt gedurende een periode van 10 jaar toegekend vanaf het jaar volgend op dat waarin de investering wordt verwezenlijkt. ".
   Op 1 januari 2012 wordt het genoemde bedrag onder c) verlaagd met 2.150,97 euro per gefinancierde apparatuur.]4
  3° voor de tomograaf met positron-emissie (PET-scanner), geïnstalleerd in een dienst voor nucleaire geneeskunde, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 augustus 2000, wordt er een forfaitair bedrag van 282.598,62 EUR toegekend.
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 11, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (2)<KB 2012-11-19/04, art. 3, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (3)<KB 2012-12-17/15, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (4)<KB 2012-12-17/16, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>
  (5)<KB 2013-12-26/30, art. 3, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2013>

Art.31_BRUSSELS_HOOFDSTEDELIJK_GEWEST.
  <Opgeheven bij BESL 2024-10-03/12, art. 56,5°, 082; Inwerkingtreding : 01-01-2025>

Art. 31_VLAAMS_GEWEST.  § 1. De investeringslasten die gedekt worden door Onderdeel A3 van het budget, worden afgeschreven overeenkomstig de bepalingen en de termijnen waarin [1 het koninklijk besluit van 19 juni 2007 betreffende de jaarrekeningen van de ziekenhuizen]1 voorziet.   § 2. [3 Onverminderd andersluidende bepalingen worden afschrijvingen voor de lasten van opbouw, verbouwing, uitrusting en apparatuur, berekend op de werkelijke investeringswaarden, verminderd met de niet verkregen toelagen verleend door de overheden die op basis van artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet bevoegd zijn voor het gezondheidsbeleid.   Deze betoelaging moet blijken uit de beslissing van de ter zake bevoegde overheid bedoeld in artikel 7 van het koninklijk besluit van 4 mei 1999 tot bepaling van de algemene criteria voor de vaststelling en de goedkeuring van de kalender bedoeld in artikel 46bis, eerste lid, van de wet op de ziekenhuizen voor de overheid die bij toepassing van artikelen 128, 130 en 135 van de Grondwet inzake gezondheidsbeleid bevoegd is. Indien het bovengenoemde bewijs niet geleverd wordt, of indien er geen subsidie werd verkregen, worden de afschrijvingslasten niet in aanmerking genomen.   In geval van toepassing van artikel 3, § 1bis van het koninklijk besluit van 13 december 1966 tot bepaling van het percentage van de toelagen voor de opbouw, de herconditionering, de uitrusting en de apparatuur van ziekenhuizen en van zekere voorwaarden waaronder ze worden verleend, wordt het percentage van 40 % gebracht op 90 %.   Wanneer het bovengenoemde bewijs niet is geleverd of er geen subsidie werd verkregen, wordt er met de afschrijvingen van de kosten voor opbouw of verbouwing en de erop betrekking hebbende financiële leningslasten geen rekening gehouden.   Wat de afschrijvingen voor de lasten van opbouw en verbouwing betreft en de financiële lasten die daarop betrekking hebben, wordt enkel rekening gehouden met de werken die betrekking hebben op de architectonische normen, voorzien in de koninklijke besluiten houdende vaststelling van de erkenningsnormen waaraan de betrokken medisch-technische diensten moeten voldoen. Er wordt eveneens rekening gehouden met de afschrijvingslasten en de financiële lasten die op de grote onderhoudswerken betrekking hebben.]3   § 3. In afwijking van §§ 1 en 2, worden de lasten van de uitrusting en apparatuur forfaitaire als volgt gedekt :   1° voor de magnetische resonatietomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem, geïnstalleerd in een erkende dienst voor beeldvorming, overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 oktober 1989, houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantie tomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem wordt opgesteld moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 26 februari 1991, wordt er een bedrag van [8 114.188,92 euro]8 toegekend.   De voornoemde forfaits worden toegekend gedurende een periode van 7 jaar, vanaf het jaar volgend op dat waarin de investering wordt verwezenlijkt. Het betrokken jaar zal worden bepaald nadat het ziekenhuis de aankoopfactuur heeft overgelegd. Indien een investering voor vervanging of upgrading waarvan de waarde minstens 50 % vertegenwoordigt van de nieuwwaarde van de apparatuur wordt uitgevoerd binnen de 10 jaar vanaf de aankoopdatum van de oorspronkelijke apparatuur, blijven voornoemde forfaits behouden na de voornoemde periode van 7 jaar, en dit voor een nieuwe periode van 7 jaar. Het bewijs van deze investering wordt bepaald door de overlegging van de betrokken factuur.   [6 ...]6   2° [4 voor de apparatuur geïnstalleerd in een dienst radiotherapie erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 april 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst radiotherapie moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, wordt de hierna vermelde financiering toegekend:   a) voor elke erkende dienst wordt op basis van de gegevens van het laatst bekende dienstjaar een aantal punten berekend zoals vermeld in artikel 49, 2° ;   b) het aantal bestralingsapparaten wordt als volgt bepaald:   - minder dan 1.125 punten: 1 bestralingsapparaat,   - van 1.125 tot 1.874 punten: 2 bestralingsapparaten,   - van 1.875 tot 2.624 punten: 3 bestralingsapparaten,   - van 2.625 tot 3.374 punten: 4 bestralingsapparaten,   - van 3.375 tot 4.124 punten: 5 bestralingsapparaten,   - van 4.125 tot 4.874 punten: 6 bestralingsapparaten   en een bijkomend toestel per aanvullende schijf van 750 punten;   c) [5 de bestralingsapparatuur wordt gevaloriseerd ten bedrage van 90.000 euro, met dien verstande dat zij in exploitatie is en enkel mag bestaan uit een lineaire versneller of een `gamma knife' apparaat.]5   d) het budget is gelijk aan het aantal apparaten vermenigvuldigd met de waarde in het hierboven vermelde punt c);   e) het bedrag dat op 1 juli van elk dienstjaar wordt toegekend heeft een voorlopig karakter. Na de beëindiging van het dienstjaar, wordt het op basis van de gegevens van het beschouwde dienstjaar herzien;   f) de financiering van het apparaat wordt gedurende een periode van 10 jaar toegekend vanaf het jaar volgend op dat waarin de investering wordt verwezenlijkt. ".   Op 1 januari 2012 wordt het genoemde bedrag onder c) verlaagd met 2.150,97 euro per gefinancierde apparatuur.]4   3° voor de tomograaf met positron-emissie (PET-scanner), geïnstalleerd in een dienst voor nucleaire geneeskunde, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 augustus 2000, wordt er een forfaitair bedrag van [6 200.000 euro]6 toegekend;  [7 Voor het tweede toestel in universitaire ziekenhuizen, dat dient voor translationeel onderzoek en opleiding, wordt dat forfaitaire bedrag beperkt tot 100.000 euro.]7
  ----------
   (1)<KB 2010-11-26/08, art. 11, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
   (2)<KB 2012-11-19/04, art. 3, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
   (3)<KB 2012-12-17/15, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
   (4)<KB 2012-12-17/16, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>
   (5)<KB 2013-12-26/30, art. 3, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2013>
   (6)<BVR 2016-06-17/20, art. 8, 041; Inwerkingtreding : 01-01-2017
  (7)<BVR 2018-07-06/25, art. 21, 064; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (8)<BVR 2020-12-18/24, art. 1, 075; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 31_WAALS_GEWEST.   § 1.[6 ...]6  § 2. [6 ...]6  § 3. In afwijking van §§ 1 en 2, worden de lasten van de uitrusting en apparatuur forfaitaire als volgt gedekt :  1° voor de magnetische resonatietomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem, geïnstalleerd in een erkende dienst voor beeldvorming, overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 oktober 1989, houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantie tomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem wordt opgesteld moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 26 februari 1991, wordt er een bedrag van [7 125.823,85 EUR]7 toegekend.  De voornoemde forfaits worden toegekend gedurende een periode van 7 jaar, vanaf het jaar volgend op dat waarin de investering wordt verwezenlijkt. Het betrokken jaar zal worden bepaald nadat het ziekenhuis de aankoopfactuur heeft overgelegd. Indien een investering voor vervanging of upgrading waarvan de waarde minstens 50 % vertegenwoordigt van de nieuwwaarde van de apparatuur wordt uitgevoerd binnen de 10 jaar vanaf de aankoopdatum van de oorspronkelijke apparatuur, blijven voornoemde forfaits behouden na de voornoemde periode van 7 jaar, en dit voor een nieuwe periode van 7 jaar. Het bewijs van deze investering wordt bepaald door de overlegging van de betrokken factuur.  [2 Op 1 januari 2012 wordt het hierboven genoemde bedrag verlaagd met 3.554,74 euro per gefinancierde apparatuur.]2  2° [4 voor de apparatuur geïnstalleerd in een dienst radiotherapie erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 5 april 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst radiotherapie moet voldoen om te worden erkend als zware medisch-technische dienst zoals bedoeld in artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, wordt de hierna vermelde financiering toegekend:   a) voor elke erkende dienst wordt op basis van de gegevens van het laatst bekende dienstjaar een aantal punten berekend zoals vermeld in artikel 49, 2° ;   b) het aantal bestralingsapparaten wordt als volgt bepaald:   - minder dan 1.125 punten: 1 bestralingsapparaat,   - van 1.125 tot 1.874 punten: 2 bestralingsapparaten,   - van 1.875 tot 2.624 punten: 3 bestralingsapparaten,   - van 2.625 tot 3.374 punten: 4 bestralingsapparaten,   - van 3.375 tot 4.124 punten: 5 bestralingsapparaten,   - van 4.125 tot 4.874 punten: 6 bestralingsapparaten   en een bijkomend toestel per aanvullende schijf van 750 punten;   c) [5 de bestralingsapparatuur wordt gevaloriseerd ten bedrage van 90.000 euro, met dien verstande dat zij in exploitatie is en enkel mag bestaan uit een lineaire versneller of een `gamma knife' apparaat.]5   d) het budget is gelijk aan het aantal apparaten vermenigvuldigd met de waarde in het hierboven vermelde punt c);   e) het bedrag dat op 1 juli van elk dienstjaar wordt toegekend heeft een voorlopig karakter. Na de beëindiging van het dienstjaar, wordt het op basis van de gegevens van het beschouwde dienstjaar herzien;   f) de financiering van het apparaat wordt gedurende een periode van 10 jaar toegekend vanaf het jaar volgend op dat waarin de investering wordt verwezenlijkt. ".   Op 1 januari 2012 wordt het genoemde bedrag onder c) verlaagd met 2.150,97 euro per gefinancierde apparatuur.]4  3° voor de tomograaf met positron-emissie (PET-scanner), geïnstalleerd in een dienst voor nucleaire geneeskunde, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 augustus 2000, wordt er een forfaitair bedrag van 282.598,62 EUR toegekend.  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 11, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (2)<KB 2012-11-19/04, art. 3, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
  (3)<KB 2012-12-17/15, art. 3, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (4)<KB 2012-12-17/16, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>
  (5)<KB 2013-12-26/30, art. 3, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2013>
  (6)<DWG 2015-12-17/17, art. 2,4°,§1, 036; Inwerkingtreding : 01-07-2016>. Voor opheffing van §3 Inwerkingtreding : 01-07-2018>
  (7)<DWG 2017-07-12/20, art. 39,§1, 054; Inwerkingtreding : 01-07-2016>
  <DWG 2018-11-30/28, art. 150, 063; Inwerkingtreding : 01-07-2016>

Art. 31_WAALS_GEWEST_(TOEKOMSTIG_RECHT).
  <Opgeheven bij DWG 2017-07-12/20, art. 39,§1, 053; Inwerkingtreding : 01-07-2018>

Art. 31_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
<Opgeheven bij DDG 2016-02-22/24, art. 56, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 31bis_VLAAMS_GEWEST.
  [1 In afwijking van artikel 31 worden de volgende lasten niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van het budget van financiële middelen,
   1° de lasten, vermeld in paragraaf 2 van het voormelde artikel, die op zijn vroegst vanaf 1 januari 2016 voor de eerste keer afschrijfbaar zijn;
   2° de lasten betreffende de installatie of upgrading van een magnetische resonantie tomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem, vermeld in paragraaf 3, 1°, van het voormelde artikel, als die installatie of upgrading op zijn vroegst vanaf 1 januari 2015 plaatsheeft en als die upgrading op zijn vroegst plaatsheeft in het achtste jaar na dat van de installatie van het apparaat;
   3° de lasten betreffende de installatie van bestralingsapparatuur en van een tomograaf met positron-emissie, vermeld in paragraaf 3, 2° en 3°, van het voormelde artikel, als die installatie op zijn vroegst vanaf 1 januari 2015 plaatsheeft.
   Het eerste lid is niet van toepassing op de lasten betreffende investeringen, vermeld in artikel 47/9, § 4, eerste lid, 2°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2015-12-18/61, art. 3, 037; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Afdeling II. - Deel B van het budget.
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen.
Rubriek 1. - Onderdeel B1.
Art.32. De door Onderdeel B1 van het budget gedekte kosten worden forfaitair gefinancierd overeenkomstig de onderstaande artikelen 37 tot 44.

Art.33. § 1. Van de in artikel 32 bedoelde forfaitaire financiering worden die ziekenhuizen uitgesloten waarin uitsluitend voor kinderen of uitsluitend met betrekking tot tumoren gespecialiseerde heelkundige en geneeskundige verstrekkingen uitgevoerd worden. Met deze categorie van ziekenhuizen worden de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden gelijkgesteld. In dit geval blijven de ziekenhuizen met dergelijke eenheden, voor de andere types ziekenhuisdiensten, vallen onder de bepalingen van artikel 32.
  § 2. Worden eveneens uitgesloten van de in artikel 32 bedoelde forfaitaire financiering de ziekenhuizen waarvan de erkende bedden bij het begin van het dienstjaar waarop het budget wordt vastgesteld, met 25 % is toegenomen of verminderd tov het gemiddelde aantal erkende bedden van het jaar waarop de gegevens slaan, gebruikt voor de vaststelling van het aantal in artikel 46 bedoelde verantwoorde bedden.
  § 3. Het in §§ 1 en 2 bedoelde budget B1 van de ziekenhuizen wordt vastgesteld als volgt :
  - voor de ziekenhuizen bedoeld onder § 1, eerste zin en § 2 wordt de waarde op 30 juni dat het dienstjaar van de vaststelling van Onderdeel B1 voorafgaat, behouden;
  - voor de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden is de waarde per bed van het budget B1 gelijk aan 77 993,2 EUR voor de privé-ziekenhuizen en aan 79 006,44 EUR voor de openbare ziekenhuizen (index 1 januari 2002).
  (Vanaf 1 juli 2006 wordt teneinde de gestegen energiekosten te dekken een forfaitair bedrag (X) toegekend aan de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden, dat als volgt wordt berekend :
  X = A/B*C
  waarbij :
  A = het voor alle ziekenhuizen van het Rijk beschikbare budget van 4.434.000 EUR (index 1 juli 2006)
  B = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 499 van alle ziekenhuizen
  C = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 290 tot 299 van het ziekenhuis.) <KB 2006-11-10/43, art. 4, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>

Art.34. Voor de berekening van de in artikel 32 bedoelde forfaitaire financiering worden er op basis van de in artikel 37 bepaalde kenmerken 5 groepen van ziekenhuizen opgericht.

Art.35. § 1. Voor de toepassing van de kenmerken op de ziekenhuizen die, benevens een Sp-dienst of een eenheid voor de behandeling van zware brandwonden, over andere types ziekenhuisdiensten beschikken, worden de Sp-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden niet in aanmerking genomen.
  § 2. De bepalingen van afdeling II zijn afzonderlijk van toepassing op alle Sp-diensten en de psychiatrische ziekenhuizen

Rubriek 2. - Onderdeel B2.
Art.36. Onderdeel B2 van het budget van financiële middelen wordt bepaald op basis van een systeem van basispunten en bijkomende punten ten opzichte van de verantwoorde activiteiten van het klassieke hospitalisatie en het chirurgisch dagziekenhuis.

Onderafdeling 2. - Onderdeel B1 van het budget van de acute ziekenhuizen.
Rubriek 1. - Samenstelling van de ziekenhuisgroepen.
Art.37. Bij toepassing van artikel 34, worden de groepen van ziekenhuizen op basis van de volgende kenmerken gevormd :
  a) het al dan niet-universitaire karakter van het ziekenhuis;
  b) de grootte van het ziekenhuis.

Art.38. <KB 2003-06-04/31, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> Als ziekenhuis met universitair karakter worden beschouwd de ziekenhuizen bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1°, alsook de ziekenhuizen waarvan 75 % van de bedden als universitair wordt aangewezen.

Art.39. Onder de grootte van een ziekenhuis wordt verstaan het aantal bestaande en erkende bedden op 1 januari voorafgaand aan het jaar waarin het budget werd vastgesteld.

Art.40. Er worden vijf groepen van ziekenhuizen opgericht, te weten :
  1. de groep van ziekenhuizen met een universitair karakter, zoals bedoeld in artikel 38;
  2. de groep van ziekenhuizen met minder dan 200 bedden;
  3. de groep van ziekenhuizen van 200 tot 299 bedden;
  4. de groep van ziekenhuizen met 300 tot 449 bedden;
  5. de groep van ziekenhuizen met 450 bedden en meer.

Rubriek 2. - Vaststelling van het forfait B1.
Art.41. § 1. De vaststelling van het forfait B1 van een ziekenhuis betreft de volgende gemeenschappelijke diensten :
  1. algemene kosten;
  2. onderhoud;
  3. verwarming;
  4. administratie;
  5. wasserij - linnen;
  6. voeding;
  7. internaat.
  § 2. Vallen niet onder het forfait de in de artikelen 14, 15, 16, 17 en 19 bedoelde kosten, die respectievelijk door de onderdelen B3, B4, B5, B6 en B8 gedekt worden.

Art.42.(§ 1.) Met het oog op de vaststelling van het forfait B1 worden de volgende bewerkingen uitgevoerd : <KB 2004-06-07/32, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  (1e bewerking : [5 het beschikbare nationale budget van elk van de in artikel 40 bedoelde groepen wordt gevormd door de som van de budgetten waarover de ziekenhuizen van elke groep beschikken de dag die het dienstjaar voorafgaat waarin het budget B1 vastgesteld werd, voor toepassing van de 8e bewerking, en dat na aftrek van de internaatkosten.]5
  Vanaf 1 juli 2007 wordt het beschikbare nationale budget verhoogd met het bedrag van onderdeel B1 betreffende de chirurgische daghospitalisatie dat op (30 juni 2007) is toegekend teneinde de bijbehorende lasten te dekken.;) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 1°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007> <Erratum, B.S. 09.08.2007, p. 41573-41574>
  2e bewerking : binnen elke groep wordt het beschikbare budget verdeeld over elke gemeenschappelijke dienst overeenkomstig de onderstaande percentages :


<td colspan="3" valign="top">Percentage
Gemeenschappelijke dienst  
----    
GroepenUniv.< 200 bedden200 tot 299 bedden300 tot 449 bedden450 en meer
      
Algemene kosten66677
Onderhoud2930293030
Verwarming22222
Administratieve kosten3530292928
Wasserij-linnen1110101010
Voeding1722242223

  3e bewerking : binnen elke groep en voor elke gemeenschappelijke dienst wordt het beschikbare budget verdeeld over de ziekenhuizen van de groep op basis van de volgende verdeelsleutels :
  1° Algemene kosten : (2/3 x A) + (1/3 x B).
  Waarbij :
  (A = het aantal m2 van de eenheid voor chirurgische daghospitalisatie en het aantal m2 van de diensten bedoeld in artikel 8, a) tot d), gewogen op basis van het aantal m2 per bed overeenkomstig de volgende formules :) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 2°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  a) voor de niet-universitaire ziekenhuizen :


Aantal m2 per bed in de eenheden enWerkeenheden weerhouden voor de
diensten bedoeld in artikel 8algemene kosten
Mli < 48M2.i = 48 x Li
48 < Mli < 55M2.i = (48 x Li) + [1/2 (Mli - 48) x Li]
55 < MliM2.i = (51,5 x Li) + [1/4 (Mli - 55) x Li]

  Waarbij :
  Mli = aantal m2 per bed in de eenheden en diensten van het ziekenhuis i bedoeld in artikel 8, a), en b);
  Li = aantal bedden in ziekenhuis i;
  M2i = aantal voor ziekenhuis i in aanmerking genomen m2.
  b) voor de universitaire ziekenhuizen :


Mli < 75M2M2.i = 75 x Li
75 < Mli < 86M2.i = [(75 x Li) + (1/2 (Mli - 75)]
86 < MliM2.i = (80 x Li) + [1/4 (Mli - 86)]

  De bovenstaande letters hebben dezelfde betekenis als in de formules vermeld onder a).
  (B = het aantal m2 berekend onder A, a) en b) waarbij het gedeelte van het operatiekwartier voor de klassieke hospitalisatie en voor de chirurgische daghospitalisatie, van de spoedgevallendiensten, de eenheid voor chirurgische daghospitalisatie en de C-, D- en E-bedden van intensieve aard in het geheel van de diensten met 25 % wordt vermeerderd en het gedeelte van de administratie met 25 % wordt verminderd.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 3°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  Om de oppervlakte van de C-, D- en E-bedden van intensieve aard te berekenen, wordt rekening gehouden met een percentage van bedden van intensieve aard, vastgesteld overeenkomstig artikel 46, § 2, 2°, c), in verhouding tot het totaal aantal C, D en E-bedden.
  2° (Onderhoud : het aantal m2 van de in artikel 8 bedoelde diensten, gewogen volgens de formule van punt 1°, A), a), en b), vermeerderd met 50 % voor het gedeelte van het operatiekwartier voor de klassieke hospitalisatie en voor de chirurgische daghospitalisatie en met 25 % voor de eenheid chirurgische daghospitalisatie, met uitzondering van het operatiekwartier, voor de intensieve neonatologie, de spoedgevallendienst en de C, D- en E-bedden van intensieve aard in het geheel van de diensten, en verminderd met 50 % voor het gedeelte van de administratie.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 4°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  Om de oppervlakte van de C-, D- en E-bedden van intensieve aard te berekenen, wordt rekening gehouden met een percentage van bedden van intensieve aard, vastgesteld overeenkomstig artikel 46, § 2, 2°, c), in verhouding tot het totaal aantal C-, D- en E-bedden.
  3° Verwarming : het aantal m2 van de in artikel 8 bedoelde diensten, gewogen volgens de formule van punt 1°, A), a) en b)
  4° (Administratieve kosten : het aantal resulterend uit de volgende formule :
  (A + (0,05 * J1) + [5 (0,05 * J2)]5 + 43 * P) <Erratum, B.S. 09.08.2007, p. 41573-41574>
  waarbij :
  A = aantal opnamen in klassieke hospitalisatie en in chirurgische daghospitalisatie van het laatst bekende dienstjaar;
  J1 = aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie gedurende het laatst bekende dienstjaar, beperkt evenwel tot een bezetting van 100 % voor de klassieke hospitalisatie;
  J2 = aantal ligdagen in chirurgische daghospitalisatie gedurende het laatst bekende dienstjaar;
  P = aantal verpleegkundige en verzorgende personeelsleden in de in artikel 8, a), en b), bedoelde eenheden en diensten, uitgedrukt in voltijds equivalenten. Dat aantal houdt rekening met de volgende maxima :
  - voor de verpleegeenheden, de in artikel 45, § 8, bedoelde normen, berekend op basis van de erkende bedden, vermeerderd met het krachtens de verschillende sociale akkoorden toegekende personeel;
  - voor de bedden van intensieve aard, het aantal bedden berekend overeenkomstig artikel 46, § 2, 2°, c), vermenigvuldigd met 2 voltijdse equivalenten;
  - voor het operatiekwartier mbt de klassieke hospitalisatie en de chirurgische daghospitalisatie, voor de spoedgevallendiensten en de centrale sterilisatie, het aantal punten toegekend in toepassing van artikel 46, § 3, 2°, a), b) en d), gedeeld door 2,5;
  - voor de eenheid chirurgische daghospitalisatie wordt het aantal punten, toegekend in toepassing van punt 4 van bijlage 3, gedeeld door 2,5;
  - 1 FTE hoofd van het verpleegkundig departement per ziekenhuis;
  - 1 FTE middenkader per 150 erkende bedden;
  - voor de openbare ziekenhuizen, het personeel dat wordt gefinancierd voor de vervangingen van de afwezigheden van lange duur;
  - voor de eerste werkervaringsovereenkomsten, het aantal, beperkt tot 1,8 %, van de personeelsformatie, uitgedrukt in voltijds equivalenten, dat in dienst was op 30 juni van het kalenderjaar dat het beschouwde dienstjaar voorafging;
  - voor de door het interdepartementaal Fonds voor de bevordering van de werkgelegenheid gesubsidieerde contractuelen, het aantal tewerkgestelde uitgedrukt in voltijds equivalenten die gedurende het beschouwde kalenderjaar in dienst zijn;
  - de verpleegkundige ziekenhuishygiënist(e) waarvan het aantal vastgesteld wordt in toepassing van artikel 56;
  - het in het kader van de " Sociale Maribel " aangeworven personeel;
  - het in toepassing van artikel 51 toegekende personeel;
  - het bijkomend personeel, bedoeld in artikel 15, 26° van dit besluit.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 5°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  5° (Wasserij - linnen : het aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie gedurende het laatst bekende dienstjaar, beperkt evenwel tot een bezetting van 100 %, en het aantal ligdagen in chirurgische daghospitalisatie, met dien verstande dat de ligdagen in de eenheid chirurgische daghospitalisatie en in de C-, M-, [7 met inbegrip van de gerealiseerde dagen in MIC-bedden]7 NIC- en G-diensten en de D- en E-bedden van intensieve aard, gewogen worden met een coëfficiënt gelijk aan 1,25.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 6°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  Om het aantal verpleegdagen gerealiseerd in de bedden van intensieve aard te berekenen wordt er rekening gehouden met een percentage verpleegdagen, vastgesteld overeenkomstig artikel 46, § 2, 2°, c), ten opzichte van het aantal verpleegdagen van de D- en E-diensten.
  6° (Voeding : het aantal ligdagen in klassieke hospitalisatie gedurende het laatst bekende dienstjaar, beperkt evenwel tot een bezetting van 100 %, en het aantal ligdagen in chirurgische daghospitalisatie, gewogen met een coëfficiënt gelijk aan 0,44.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 7°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  4e bewerking : [4 ...]4
  (5e bewerking : (geschrapt) ) <KB 2006-11-10/43, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  6e bewerking : [5 de bedragen berekend overeenkomstig de derde bewerking worden voor elk ziekenhuis opgeteld.]5
  Het aldus verkregen bedrag wordt desgevallend lineair aangepast opdat het beschikbare nationale budget voor het geheel van de ziekenhuizen toegekend wordt. Het aldus verkregen budget wordt budget B1 genoemd.
  (7e bewerking) : de overgang van het huidige budget naar budget B1 geschiedt geleidelijk. <KB 2003-06-04/31, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  De aanpassing wordt vastgesteld :
  - op 34 % van het verschil tussen het op 1 juli 2002 vastgestelde budget en het huidige in de eerste bewerking bedoelde budget, met inbegrip evenwel van het internaat;
  - op (20 %) van het verschil tussen het op 1 juli 2003 vastgestelde budget en het in de eerste bewerking bedoelde huidige budget met inbegrip evenwel van het internaat; <KB 2003-06-04/31, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  - (25 % van het verschil tussen het budget vastgesteld op 1 juli 2004 en het actueel budget volgens de 1e bewerking, maar het internaat inbegrepen;) <KB 2004-06-07/32, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  [4 - op 60 % van het verschil tussen het op 1 juli 2005 vastgestelde budget en het huidige in de 1e bewerking bedoelde budget, met inbegrip evenwel van het internaat.
   - op 100 % van het verschil tussen het op 1 juli 2006 vastgestelde budget en het huidige in de 1e bewerking bedoelde budget, met inbegrip evenwel van het internaat.]4
  (Onder huidig budget moet worden verstaan het budget waarvan sprake in de 1ste bewerking met inbegrip van het internaat. [4...]4. [4 ...]4.) ) <KB 2003-06-04/31, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <KB 2004-06-07/32, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  8e bewerking : [5 50 % van de na de 3e bewerking verkregen bedragen voor de bestanddelen algemene onkosten, onderhoud, verwarming en de administratieve kosten en 100 % van de na de 3e bewerking verkregen bedragen voor de bestanddelen was-linnen en voeding wordt aangepast door deze te delen door het aantal ligdagen, met inbegrip van de ligdagen heelkundige daghospitalisatie, gerealiseerd tijdens het referentiedienstjaar voor de berekening van de in artikel 46 bedoelde verantwoorde bedden en door ze te vermenigvuldigen met het aantal verantwoorde dagen berekend volgens de modaliteiten van bijlage 3 van dit besluit.
   Het verschil tussen de aldus verkregen bedragen en de bedragen verkregen na de derde bewerking komen in aanmerking voor 60 % vanaf het dienstjaar dat begint op 1 juli 2005. Het genoemde verschil wordt voor 100 % in aanmerking genomen vanaf het dienstjaar dat begint op 1 juli 2006.]5
  (9e bewerking) : de na de (7e en 8e bewerking) verkregen bedragen worden opgeteld. Voor het geheel van de ziekenhuizen mogen die het voor dat Onderdeel nationale beschikbare budget niet overschrijden. <KB 2003-06-04/31, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <KB 2004-03-16/37, art. 2, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [5 Bij de uitkomst na de 9de bewerking worden de internaatkosten bijgeteld.]5
  (10de bewerking : voor de in artikel 33, § 1 en 2 bedoelde ziekenhuizen wordt de financiering die is toegekend om de lasten van de chirurgische daghospitalisatie te dekken, vastgesteld op de waarde op 30 juni die het dienstjaar voorafgaat waarin onderdeel B1 werd vastgesteld.) <KB 2007-06-19/33, art. 7, 8°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  (11e bewerking :) <KB 2003-06-04/31, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  1° Binnen de limieten van het beschikbare budget en om de sociale dienst van het ziekenhuis te versterken, wordt er :
  a) aan de ziekenhuizen waaraan bij toepassing van artikel 46 verantwoorde G-bedden toegekend worden, een forfaitair bedrag toegekend, berekend als volgt :
  A + B.
  Waarbij :
  A = 25 % van het beschikbare budget gedeeld door het aantal betrokken ziekenhuizen. Om het aantal betrokken ziekenhuizen te bepalen, worden de ziekenhuizen dewelke genieten van verantwoorde G-bedden maar niet over erkende G-bedden beschikken, geteld voor 0,25;
  B = 75 % van het beschikbare budget gedeeld door het totale aantal verantwoorde G-bedden en vermenigvuldigd met het aantal verantwoorde G-bedden van het betrokken ziekenhuis.
  b) (aan alle acute ziekenhuizen een forfaitair bedrag toegekend, berekend als volgt :
  de ziekenhuizen worden in opklimmende volgorde van [3 (de in artikel 78, 1° bedoelde score)]3 in decielen gerangschikt.
  Aan elk deciel wordt de volgende vermenigvuldigingscoëfficiënt toegekend :
  1e deciel : 1,50
  2e deciel : 1,40
  3e deciel : 1,30
  4e deciel : 1,20
  5e deciel : 1,10
  6e deciel : 1,00
  7e deciel : 0,90
  8e deciel : 0,80
  9e deciel : 0,70
  10e deciel : 0,60
  - het aantal in bijlage 3 bedoelde verantwoorde dagen van het ziekenhuis wordt gewogen door de vermenigvuldigingsfactor toe te passen, die overeenstemt met de plaats die het ziekenhuis in de in het eerste gedachtenstreepje bedoelde rangschikking in decielen inneemt;
  - het beschikbare budget wordt gedeeld door het totale aantal verantwoorde dagen waarvan sprake in het tweede gedachtenstreepje en vermenigvuldigd met het aantal verantwoorde dagen van het betrokken ziekenhuis.
  [1 ...]1.
  [2 Om het bedrag te behouden, moeten de ziekenhuizen het ontslagmanagement implementeren en/of ontwikkelen, overeenkomstig de beginselen bepaald door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, in overleg met de ziekenhuizen en de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft.]2
  2° Aan de ziekenhuizen met erkende K-dag- en/of K-nachtbedden wordt er met het oog op de dekking van de lasten voor het patiëntenvervoer een forfaitair bedrag toegekend van :
  - 2 478,94 EUR voor de diensten met minder dan 5 bedden;
  - 12 394,68 EUR voor de diensten met 5 tot 10 bedden;
  - 24 789,35 EUR voor de diensten van 11 tot 15 bedden;
  - 37 184,03 EUR voor de diensten met meer dan 15 bedden.
  [1 ...]1.
  3° [6 ...]6
  (§ 2. De volgende actualisatie van de berekeningen van de 6 eerste bewerkingen gebeurt op 1 juli 2005 en vervolgens om de twee jaar.) <KB 2004-06-07/32, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  (§ 3. Vanaf 1 juli 2006 wordt teneinde de gestegen energiekosten te dekken een forfaitair bedrag (X) toegekend aan alle algemene ziekenhuizen met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden, dat als volgt wordt berekend :
  X = A/B*C
  waarbij :
  A = het voor alle ziekenhuizen van het Rijk beschikbare budget van 4.434.000 EUR (index 1 juli 2006)
  B = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 499 van alle ziekenhuizen
  C = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 289, 300 tot 309 en 320 tot 499 van het ziekenhuis.) <KB 2006-11-10/43, art. 5, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 12, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (2)<KB 2011-10-26/08, art. 5, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (3)<KB 2012-12-17/15, art. 4, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2008>
  (4)<KB 2012-12-17/16, art. 4, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>
  (5)<KB 2013-12-26/30, art. 4, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2013>
  (6)<KB 2016-12-22/02, art. 4, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Wijziging vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>
  (7)<KB 2019-09-08/01, art. 1, 069; Inwerkingtreding : 01-07-2019>

Onderafdeling 3. - [1 Onderdeel B1 van de geïsoleerde G-diensten en van de Sp-diensten]1   ----------   (1)
Art.43.[1 § 1. Het budget geïsoliseerde G-diensten en van de Sp-diensten] buiten de Sp-diensten voor palliatieve zorg wordt vastgesteld op zijn waarde van 30 juni voorafgaand aan het dienstjaar waarin het budget B1 vastgesteld wordt. Voor het dienstjaar dat begint op 1 juli 2002 wordt het budget B1 berekend als volgt :
   1° indien JR > Q
   (B1 x Q) + [(JR - Q) x 0,25 x B1]
   2° indien JR = Q
   B1 x Q
   3° indien JR < Q
   B1 x JR
   waarbij :
   JR = tijdens het dienstjaar 2000 gerealiseerde dagen;
   Q = quotum van verpleegdagen 2002, bedoeld in artikel 53 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986;
   B1 = waarde per dag op 30 juni 2002 van onderdeel B1 buiten toepassing van de middelen betreffende de kosten van aansluiting, bedoeld in artikel 15, 23°.
   § 2. Vanaf 1 juli 2006 wordt aan de geïsoleerde G-diensten en de Sp-diensten met 80 bedden en meer een forfaitair bedrag van 20.427,88 euro (index 1 juli 2006) toegekend om de sociale dienst van de betrokken diensten te versterken.
   Om het bedrag te behouden, moeten de ziekenhuizen het ontslagmanagement implementeren en/of ontwikkelen, overeenkomstig de beginselen bepaald door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, in overleg met de ziekenhuizen en de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft.
   § 3. Het budget B1 van de Sp-diensten voor palliatieve zorg wordt vastgesteld op 17.821, 03 euro (index op 1 januari 2002) per bed.
   § 4. Vanaf 1 juli 2006 wordt, teneinde de gestegen energiekosten te dekken, een forfaitair bedrag (X) toegekend aan de geïsoleerde G-diensten en de Sp-diensten, dat als volgt wordt berekend:
   X = A/B*C
   waarbij :
   A = het voor alle ziekenhuizen van het Rijk beschikbare budget van 4.434.000 euro (index 1 juli 2006);
   B = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 499 van alle ziekenhuizen;
   C = totaal aantal m2 van het ziekenhuis overeenkomstig de volgende bepalingen :
   - voor de Sp-diensten: kostenplaats 310 tot 319 met uitsluiting van 314;
   - voor de Sp-diensten voor palliatieve zorg : kostenplaats 314;
   - voor de geïsoleerde Sp-diensten met uitzondering van de Sp-diensten voor palliatieve zorg: kostenplaatsen 020 tot 199 en 310 tot 319, met uitsluiting van 314;
   - voor de geïsoleerde Sp-diensten voor palliatieve zorg: kostenplaatsen 020 tot 199 en 314;
   - voor de geïsoleerde G-diensten: kostenplaatsen 020 tot 199 en 300 tot 309.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/16, art. 6, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>

Onderafdeling 4. - Onderdeel B1 van de psychiatrische ziekenhuizen.
Art.44.§ 1. Het budget B1 van de psychiatrische ziekenhuizen wordt vastgesteld op zijn waarde van 30 juni voorafgaand aan het dienstjaar waarop het budget B1 vastgesteld wordt. Voor het dienstjaar dat begint op 1 juli 2002 wordt het budget B1 niettemin vastgesteld als volgt :
  B1 x Q.
  Waarbij :
  Q = quotum van verpleegdagen 2002, bedoeld in artikel 54 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986.
  B1 = waarde per dag op 30 juni 2002 van Onderdeel B1 buiten toepassing van de middelen betreffende de kosten van aansluiting, bedoeld in artikel 15, 23°.
  § 2. De bepalingen van (artikel 42, 11e bewerking, 2°), zijn van toepassing op de psychiatrische ziekenhuizen. <KB 2004-03-16/37, art. 3, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  § 3. [1 1° Vanaf 1 juli 2005 wordt onderdeel B1 van de psychiatrische ziekenhuizen met een forfaitair bedrag (M) verhoogd voor zover het budget B1 dat op 30 juni 2005 van kracht is, uitgedrukt per bed, onder het nationale gemiddelde ligt.
   Het bedrag (M) wordt als volgt berekend :
   M = (1.445.000 euro * bedden hi) / bedden hz
   waarbij :
   - 1.445.000 euro (index 01/07/2005) gelijk is aan het beschikbare budget;
   - bedden hi = het aantal erkende bedden van het ziekenhuis op 1 januari 2005;
   - bedden hz = het aantal erkende bedden op 1 januari 2005 van de ziekenhuizen die beantwoorden aan de voorwaarde bedoeld in het eerste lid.
   De toekenning van het bedrag M mag niet tot gevolg hebben dat het nieuwe budget B1 per ziekenhuisbed hoger ligt dan het nationale gemiddelde. Desgevallend wordt het bedrag M verminderd en wordt het aldus vrijgemaakte budget aan de andere betrokken ziekenhuizen toegekend.
   2° Vanaf 1 juli 2006 wordt een bedrag van 2.445.000 euro (index 01/07/2006) verdeeld onder die psychiatrische ziekenhuizen waarvan het bedrag van onderdeel B1 gedeeld door het in artikel 87, § 3, bedoelde referentieaantal, lager ligt dan 90% van het resultaat van de som van onderdelen B1 van alle psychiatrische ziekenhuizen gedeeld door de som van hun referentieaantal.
   Het beschikbare budget wordt overeenkomstig de volgende berekening verdeeld :
   2.445.000 * [(∑1n A/(∑1n N * 0,9 * N) - A]/(∑1n [(∑1n A/(∑1n N * 0,9 * N) - A]
   waarbij :
   A = bedrag van onderdeel B1 op 30 juni 2006;
   N = referentieaantal van het ziekenhuis.
   3° Vanaf 1 juli 2007 wordt een bedrag van 2.445.000 euro verdeeld onder de psychiatrische ziekenhuizen waarvan het bedrag van onderdeel B1 gedeeld door het in artikel 87, § 3, bedoelde referentieaantal, lager ligt dan 110% van het resultaat van de som van onderdelen B1 van alle psychiatrische ziekenhuizen gedeeld door de som van hun referentieaantal.
   Het beschikbare budget wordt overeenkomstig de volgende berekening verdeeld :
   2.445.000 * [(∑ 1n A/∑ 1n N * 1,1 * N) - A]/∑ 1n [(∑ 1n A/∑ 1n N * 1,1 * N) - A]
   waarbij :
   A = bedrag van onderdeel B1 op 30 juni 2007;
   N = referentieaantal van het ziekenhuis.]1
  (§ 4. Vanaf 1 juli 2006 wordt teneinde de gestegen energiekosten te dekken een forfaitair bedrag (X) toegekend aan de psychiatrische ziekenhuizen, dat als volgt wordt berekend :
  X = A/B*C
  waarbij :
  A = het voor alle ziekenhuizen van het Rijk beschikbare budget van 4.434.000 EUR (index 1 juli 2006)
  B = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 499 van alle ziekenhuizen
  C = totaal aantal m2 van de kostenplaatsen 020 tot 199, 315 en 340 tot 439 van het ziekenhuis.) <KB 2006-11-10/43, art. 7, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/17, art. 2, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Onderafdeling 4bis. [1 - Gemeenschappelijke bepalingen voor onderdeel B1 van de algemene en psychiatrische ziekenhuizen.]1   ----------   (1)
Art. 44bis. [1 Vanaf 1 juli 2013 wordt onderdeel B1 van het budget van de financiële middelen van alle ziekenhuizen verminderd met een bedrag van 5 miljoen euro op jaarbasis.
   De berekening gebeurt als volgt
   X = A/B * C
   waar :
   A = 5 miljoen euro;
   B = som van de waarde van onderdeel B1 van elk ziekenhuis zoals betekend in het budget van de financiële middelen op 1 januari 2013;
   C = waarde van onderdeel B1 van het ziekenhuis zoals betekend in het budget van de financiële middelen op 1 januari 2013.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-26/30, art. 5, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2013>

Onderafdeling 5. - Onderdeel B2 van het budget van de acute ziekenhuizen.
Art.45.§ 1. Het globale budget voor Onderdeel B2 wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van een puntensysteem. Deze verdeling geldt niet voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1, en 2.
  Het budget B2 van de in artikel 33, §§ 1, en 2, bedoelde ziekenhuizen wordt vastgesteld als volgt :
  - (voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, § 1, eerste zin, en § 2, wordt de waarde op 30 juni van het dienstjaar van vaststelling van het onderdeel B2 behouden. Vanaf 1 juli 2008 houdt dit budget rekening met de sociale correctie-index, zoals bedoeld in § 3, 4°, derde lid.) <KB 2007-06-19/33, art. 9, 1°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  - (voor de brandwondeneenheden bedraagt het budget B2 per bed 207.191,33 EUR (index 01/07/2005) voor de privé-ziekenhuizen en 209.808,32 EUR (index 01/07/2005) voor de openbare ziekenhuizen.) <KB 2006-05-12/30, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  § 2. De regels van het puntensysteem, bedoeld in § 1, kunnen slechts om de drie jaar herzien worden, te beginnen vanaf het dienstjaar dat begint op 1 juli 2002. De verfijning en/of toevoeging van parameters kunnen evenwel gedurende de periode van drie jaar uitgevoerd worden.
  [5 De bedoelde parameters zijn deze waarvan sprake in:
   - artikel 46, § 2, 2°, c): de reanimatie-verstrekkingen;
   - artikel 46, § 2, 2°, a): de geneeskundige en heelkundige verstrekkingen [7 ...]7 en het aantal NRG-punten, zoals bepaald krachtens bijlage 18 bij dit besluit ;
   - artikel 46, § 2, 2°, b): de geneeskundige en heelkundige verstrekkingen [7 ...]7 en het aantal NRG-punten, zoals bepaald krachtens bijlage 18 bij dit besluit ;
   - artikel 46, § 3, 2°, a): de standaardtijden;
   - artikel 46, § 3, 2°, b): de dringende geneeskundige verstrekkingen, de basispunten per 100 bedden en de MZG-registraties van de ten laste genomen patiënten in de spoedgevallendiensten;
   - artikel 46, § 3, 2°, c): de geneeskundige verstrekkingen.]5
  Ingeval deze bepaling wordt toegepast tijdens de periode van 3 jaar, brengt dat geen wijziging mee in de andere Onderdelen van het budget waarvan de vaststelling naar de bepalingen van de artikelen 45 en 46 verwijst.
  § 2bis. [3 Voor de berekening van het aantal punten dat aan elk ziekenhuis wordt toegekend, zal de actualisering van de gegevens waarvan sprake in artikel 46, § 4, de volgende maal plaatsvinden op 1 juli 2007 en vervolgens om de twee jaar.]3
  § 3. [3 1° Onder totaalbudget wordt verstaan het bedrag verkregen door de optelling van het budget voor onderdeel B2 van elk ziekenhuis op 30 juni, voorafgaand aan het dienstjaar waarin het budget B2 vastgesteld wordt.
   Voor de vaststelling van het totale budget op 1 juli 2002, en tijdens de aanpassingsperiode, bedoeld in artikel 45, § 9, wordt het budget B2 op 30 juni 2002 van elk ziekenhuis als volgt vastgesteld :
   1° indien JR > Q
   (B2 * Q) + [(JR - Q) * x * B2']
   2° indien JR = Q
   (B2 * JR) + [(B2' * x' * (Q - JR)]
   3° indien JR = Q
   (B2 * Q)
   Waarbij :
   JR = tijdens het dienstjaar 2000 gerealiseerde dagen;
   Q = verpleegdagenquotum 2002, zoals bedoeld in artikel 53 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986;
   x = 25 % tenzij het ziekenhuis in 2001 een aantal NAL verkregen heeft, vastgesteld bij toepassing van artikel 46bis van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986. In dat geval wordt x 60 % voor de dagen tussen 90 en 95 % bezetting en/of 45 % voor de in 2000 gerealiseerde dagen die hoger liggen dan de in 1996 gerealiseerde dagen. Voor de in 1996 gerealiseerde dagen die nog gerealiseerd worden in 2000 en die hoger liggen dan de dagen in 1989 wordt x 45 % voor zover deze dagen gedurende een dienstjaar tussen 1990 en 1996 tegen 45 % vergoed werden;
   x' = 0 % tenzij de instelling in 2001 een aantal NAL verkregen heeft. x wordt in dat geval 25 %;
   B2 = waarde per dag op 31 december 2001 van onderdeel B2, buiten toepassing van de in artikel 15, 26° bedoelde middelen en na aftrek van de in artikel 74 en 77 bedoelde middelen;
   B2' = dagwaarde op 31 december 2001, buiten toepassing van artikel 46bis van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986, van de in artikel 15, 26° bedoelde middelen en na aftrek van de in artikel 74 en 77 bedoelde middelen.
   Aan het aldus voor elk ziekenhuis vastgestelde budget wordt het bedrag toegevoegd met betrekking tot onderdeel B2 van de gerealiseerde prestaties in chirurgische daghospitalisatie bedoeld in [8 punt 4]8 van bijlage 3 voortkomend uit de verdeling van het beschikbare budget voor het chirurgisch dagziekenhuis tussen onderdeel B1 en B2 op basis van de relatieve waarde van elkeen van deze onderdelen B1 en B2 voor elk ziekenhuis.
   2° Op 1 juli 2005 wordt het op 30 juni 2005 beschikbare globale budget met 3.546.000 euro verhoogd. [6 Op 1 juli 2018 wordt het op 30 juni 2018 beschikbare globale budget met 6.357.186 euro verhoogd.]6
   3° Op 1 juli 2006 wordt een forfaitair bedrag (X) toegekend aan de algemene ziekenhuizen met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden, dat als volgt wordt berekend :
   X = A/B * C
   waarbij :
   A = beschikbaar budget van 9.661.667 euro (index 01/07/2006);
   B = totaal aantal opnamen voor voormelde ziekenhuizen van alleenstaande patiënten ouder dan 75 jaar die onder één van de in artikel 99, § 1, vermelde verzekeringsinstellingen vallen;
   C = totaal aantal opnamen voor het ziekenhuis van alleenstaande patiënten ouder dan 75 jaar die onder één van de in artikel 99, § 1, vermelde verzekeringsinstellingen vallen.
   De gegevens opgenomen onder B en C worden door de in artikel 99, § 1, vermelde verzekeringsinstellingen verstrekt, en hebben betrekking op het laatst bekende dienstjaar. ".
   4° Op 1 juli 2007 wordt een extra bedrag van 9.661.667 euro toegevoegd aan onderdeel B2 van de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden.
   De in de punten 3° en 4° bedoelde bedragen worden verdeeld onder de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden, overeenkomstig de hierna in de punten a) en b) beschreven modaliteiten :
   a) 75 % van het beschikbaar bedrag wordt verdeeld overeenkomstig de volgende modaliteiten :
   1. Voor elk ziekenhuis worden de volgende ratio's berekend :
   1.1. ratio van het aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die aan de voorwaarden voldoen om de sociale maximumfactuur te genieten in verhouding tot het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die vallen onder de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1;
   1.2. ratio van het aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die de maximumfactuur lage inkomens genieten en die alleenstaand zijn, in verhouding tot het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die vallen onder de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1;
   1.3. ratio van het aantal dossiers van personen zonder onderstandsdomicilie waarvan de hospitalisatiekosten door de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie terugbetaald worden aan de OCMW's ten opzichte van het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie van die patiënten.
   Indien de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1 of de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie, voor een specifiek ziekenhuis, de gegevens bedoeld in de punten 1.1., 1.2. en/of 1.3. niet kunnen verstrekken, richt de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zich rechtstreeks tot het betreffende ziekenhuis om de ontbrekende gegevens te verkrijgen. Indien de ontbrekende gegevens niet kunnen verkregen worden, wordt een financiering aan dit ziekenhuis toegekend, indien het reeds vroeger een financiering heeft verkregen wegens een op sociaal-economisch vlak zwak patiëntenprofiel, waarbij het bedrag overeenstemt met het bovenbedoeld beschikbaar bedrag, gedeeld door het totaal aantal erkende bedden van het geheel van de begunstigde ziekenhuizen en vermenigvuldigd met het aantal erkende bedden van het desbetreffende ziekenhuis.
   2. De drie hierboven vermelde ratio's worden als volgt gewogen :
   - ratio onder 1.1. : met 0,25;
   - ratio onder 1.2. : met 0,66;
   - ratio onder 1.3. : met 1,00.
   De ratio's worden na weging opgeteld om een score te vormen.
   De ziekenhuizen worden naar afnemende waarde van de verkregen score gerangschikt.
   3. Het beschikbare budget wordt als volgt verdeeld :
   - 60 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 1.1.;
   - 25 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 1.2.;
   - 15 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 1.3.
   De verdeling van het budget tussen de ziekenhuizen gebeurt op basis van het aantal van hun in aanmerking genomen gevallen in de berekening van elke voormelde ratio.
   b) het saldo van het beschikbare budget wordt onder alle ziekenhuizen verdeeld per variabele, gedefinieerd in bijlage 17 bij dit besluit, in verhouding tot het nationale totaal overeenkomstig de volgende formule:
   S x ∑ j Xj x 'beta''j/∑ j Yj x 'beta'j
   waarbij:
   S = te verdelen bedrag;
   Xj = aantal opnamen van het ziekenhuis voor de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17;
   Yj = aantal opnamen van het Rijk voor de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17;
   'beta'j = geraamde parameter van de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17.
   Voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2, wordt een financiering aan het ziekenhuis toegekend, indien het reeds vroeger een financiering heeft verkregen wegens een op sociaal-economisch vlak zwak patiëntenprofiel, waarbij het bedrag overeenstemt met het bovenbedoeld beschikbaar bedrag, gedeeld door het totaal aantal erkende bedden van het geheel van de begunstigde ziekenhuizen en vermenigvuldigd met het aantal erkende bedden van het desbetreffende ziekenhuis.
   Vanaf 1 juli 2010 wordt het volgens de hierboven vermelde bepalingen berekend bedrag, vastgesteld op in waarde op 30 juni 2010.]3
  § 4. Aan elk ziekenhuis wordt een aantal punten toegekend overeenkomstig de modaliteiten voorzien in artikel 46.
  § 5. Het aantal punten toegekend aan ieder ziekenhuis wordt opgeteld om het totaal aantal punten voor alle ziekenhuizen samen te bepalen.
  § 6. De waarde van het punt wordt bepaald door het globaal budget voor Onderdeel B2, bedoeld in § 3, te delen door het totaal aantal punten, bedoeld in § 5.
  § 7. Aan ieder ziekenhuis wordt een bedrag toegekend, bekomen door het puntenaantal van het ziekenhuis, bedoeld in § 4 te vermenigvuldigen met de waarde van het punt, vastgesteld overeenkomstig § 6. [2 Het aldus aangepaste budget B2 wordt het definitieve budget B2 genoemd.]2
  § 8. [2 (oude § 9)]2 [2 De overgang van het huidige budget B2 naar het definitieve budget B2 gebeurt geleidelijk, de aanpassing wordt bepaald op 60 % voor het dienstjaar beginnende op 1 juli 2005. Die aanpassing wordt vastgesteld op 100% voor het dienstjaar beginnende op 1 juli 2006 volgens door Ons te bepalen modaliteiten die met name een sociale correctie-index zullen omvatten.]2
  (Tweede lid opgeheven) <KB 2004-06-07/32, art. 5, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  [2 ...]2
  [9 § 10. Voor de berekening van de waarde van de medische verstrekkingen, vanaf 1 juli 2023, worden de laagvariabele verstrekkingen bedoeld in de wet van 19 juli 2018 betreffende de gebundelde financiering van de laagvariabele ziekenhuiszorg die tegen nul gefactureerd zijn, in aanmerking genomen tegen een theoretisch bedrag dat overeenstemt met de volledige terugbetaling.]9
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 13, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (2)<KB 2012-12-17/16, art. 7, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>
  (3)<KB 2012-12-17/17, art. 3, 028; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  (4)<KB 2013-12-26/30, art. 6, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2013>
  (5)<KB 2015-01-08/11, art. 1, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (6)<KB 2018-06-24/01, art. 4, 058; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
  (7)<KB 2019-09-08/01, art. 2, 069; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
  (8)<KB 2020-09-10/02, art. 3, 072; Inwerkingtreding : 18-09-2020>
  (9)<KB 2024-05-03/35, art. 3, 080; Inwerkingtreding : 01-07-2023>

Art.46.§ 1. Het aantal punten toegekend aan elk ziekenhuis wordt vastgesteld overeenkomstig de regelen in de hiernavolgende paragrafen.
  Voor de toepassing van de hiernavolgende paragrafen wordt verstaan onder :
  1° [17 verantwoorde bedden : het aantal bedden vastgesteld in toepassing van [19 bijlage 3]19 van dit besluit, waarbij de berekening rekening houdt met de sociale correctie-index waarvan de berekeningsregels in [19 bijlage 17, punt 3]19]17;
  2° waarde van de geneeskundige verstrekkingen : het door de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering verschuldigde bedrag voor verstrekkingen, vermeld in bijlage 4 van dit besluit, verleend tussen 1 januari en 31 december en opgenomen in de bij Hoofdstuk XIV, afdeling 4 van het koninklijk besluit van 4 november 1963 tot uitvoering van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering bedoelde statistische tabellen voor het betreffende dienstjaar en het eerste en tweede kwartaal van het daaropvolgende dienstjaar;
  3° per bezet bed : het aantal verpleegdagen waarvoor een verzekeringstegemoetkoming vanwege de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering verschuldigd is, gerealiseerd tussen 1 januari en 31 december, en opgenomen in de voornoemde statistische tabellen voor het betreffende dienstjaar en het eerste en tweede trimester van het daaropvolgend dienstjaar, gedeeld door 365.
  [18 4° De NRG (nursing related groups) : classificatiesysteem bestemd om per zorgperiode de gehospitaliseerde patiënten onder te verdelen in homogene groepen. Deze classificatie is gebaseerd op een klinische coherentie van de verpleegkundige zorg, waaruit het inzetten van daarmee gepaard gaande middelen voortvloeit om kwaliteitsvolle zorg te verstrekken.]18
  § 2. Verpleegeenheden.
  1° Basisfinanciering.
  a) Voor de personeelskosten van de hiernavolgende ziekenhuisdiensten worden punten toegekend als volgt :
  - voor de C-, D-, E-, B- en L-bedden : 1 punt;
  - voor de M-bedden : 1,46 punten(inbegrepen het bevallingskwartier);
  - voor de MIC-bedden : 3,75 punten.
  [1 - voor de bedden IB: 4,69 punten.]1
  De punten toegekend voor de M-bedden worden voor de functie plaatselijke neonatale zorg (functie N*) verhoogd, rekening houdende met het aantal bevallingen tijdens het laatst gekende dienstjaar, met dien verstande dat wordt toegekend :
  - voor een kraaminrichting met minder dan 1 000 bevallingen per jaar : 15 punten, voor een kraaminrichting met minder dan 400 bevallingen per jaar, is artikel 18 van het koninklijk besluit van 30 januari 1989 van toepassing;
  - voor een kraaminrichting met 1 000 bevallingen per jaar en meer : voor de eerste 1 000 bevallingen : 17 punten, verhoogd met drie punten per volledig bijkomende schijf van 150 bevallingen;
  - voor de NIC-bedden : 6,25 punten;
  - voor de G-bedden : 1,36 punten (met inbegrip van de ergotherapeuten en logopedisten);
  - voor de H-bedden : 0,68 punten;
  - voor de A-bedden : 1,33 punten;
  - voor de K-bedden : 2 punten;
  [16 - voor de A-dagbedden: 1,17 punten vanaf 1 juli 2017;
   - voor de A-nachtbedden: 1,19 punten vanaf 1 juli 2017;
   - voor de K-dagbedden: 1,67 punten vanaf 1 juli 2017;
   - voor de K-nachtbedden: 1,75 punten vanaf 1 juli 2017.]16
  (b)) voor de hoofden van verpleegkundige diensten en het middenkader worden punten toegekend op basis van de volgende modaliteiten : <KB 2003-06-04/31, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  - ziekenhuizen tot 149 verantwoorde bedden : 6,45 punten;
  - ziekenhuizen van 150 tot 250 verantwoorde bedden : 7,63 punten;
  - ziekenhuizen van 251 tot 299 verantwoorde bedden : 9,50 punten;
  - ziekenhuizen van 300 tot 449 verantwoorde bedden : 12,29 punten;
  - ziekenhuizen van 450 tot 500 verantwoorde bedden : 13,95 punten;
  - ziekenhuizen van 501 tot 599 verantwoorde bedden : 16,22 punten;
  - ziekenhuizen van 600 tot 749 verantwoorde bedden : 19,45 punten;
  - ziekenhuizen van 750 tot 899 verantwoorde bedden : 22,86 punten;
  - ziekenhuizen van 900 tot 1.200 verantwoorde bedden : 27,28 punten;
  - ziekenhuizen met meer dan 1 200 verantwoorde bedden : 35,02 punten.
  2° Aanvullende financiering.
  Het aantal punten toegekend overeenkomstig punt 1°, a), voor de verantwoorde C-bedden, uitgezonderd de C-bedden voor daghospitalisatie, D- en E-bedden, wordt verhoogd op basis van de volgende regeling :
  a) voor de verantwoorde C- en D-bedden wordt een bijkomend aantal punten toegekend, berekend als volgt :
  1° op basis van de totale waarde van de geneeskundige en heelkundige verstrekkingen per bezet C- en D-bed voor de patiënten die tijdens de twee laatst gekende dienstjaren in C- en D-diensten zijn opgenomen, berekend overeenkomstig de voormelde nomenclatuur, met uitzondering van de verstrekkingen van klinische biologie, radiologie, fysiotherapie en met uitzondering van de forfaitaire honoraria, worden de ziekenhuizen ingedeeld in decielen volgens de stijgende waarde van de voormelde verstrekkingen per bezet C- en D-bed.
  De ziekenhuizen krijgen bijkomende punten naar gelang van het deciel waarbij ze zijn ingedeeld, namelijk :

<td colspan="3" valign="top"><KB 2003-06-04/31, art . 7, 005; <b> Inwerkingtreding : </b> 01-07-2003>
[DecielenAantal bijkomende punten per bed
10
20
30
40,02
50,06
60,09
70,14
80,18
90,27
100,34]

  De aldus toegekende punten worden in aanmerking genomen ten belope van [6 20 %]6. De punten die de overige [6 80 %]6 vertegenwoordigen worden samengeteld voor het hele land en worden verdeeld overeenkomstig het hiernavolgende [6 punt 2°]6.
  2° [18 de punten die de overblijvende 80% vertegenwoordigen, waarvan sprake in het punt 1° hierboven, worden verdeeld onder de ziekenhuizen volgens de NRG punten in functie van het marktaandeel van het ziekenhuis, vastgesteld op basis van de som van de residuele punten, zoals gedefinieerd in bijlage 18, van het geheel van zorgperiodes (intensief en niet-intensief) gerealiseerd in C, D, L, C+D, CI, DI en HI.]18
  3° [6 ...]6
  b) voor de verantwoorde E-bedden wordt er een aantal bijkomende punten toegekend, berekend als volgt :
  1° op basis van de totale waarde van de heelkundige en geneeskundige verstrekkingen per bezet E-bed, berekend overeenkomstig de voormelde nomenclatuur en toegekend aan de patiënten die in een E-dienst opgenomen zijn tijdens de twee laatst gekende dienstjaren met uitzondering van de verstrekkingen van klinische biologie, radiologie, fysiotherapie en met uitzondering van de forfaitaire honoraria, worden de ziekenhuizen ingedeeld in decielen naargelang de stijgende waarde van de verstrekkingen per bezet bed.
  De ziekenhuizen krijgen bijkomende punten per verantwoord bed naargelang het deciel waarbij ze zijn ingedeeld, namelijk :

[DecielenAantal bijkomende punten per bed
10
20,01
30,05
40,10
50,13
60,15
70,18
80,20
90,25
100,38 ]
<KB 2003-06-04/31, art . 7, 005; <b> Inwerkingtreding : </b> 01-07-2003>

  De aldus toegekende punten worden in aanmerking genomen ten belope van 70 %.
  De punten die de overige 30 % vertegenwoordigen, worden voor het hele land samengeteld en verdeeld overeenkomstig het hiernavolgende tweede lid.
  2° [18 de punten die de overblijvende 30% vertegenwoordigen, waarvan sprake in het punt 1° hierboven, worden verdeeld onder de ziekenhuizen volgens de NRG punten in functie van het marktaandeel van het ziekenhuis, vastgesteld op basis van de som van de residuele punten, zoals gedefinieerd in bijlage 18, van het geheel van zorgperiodes (intensief en niet-intensief) gerealiseerd in E en EI.]18
  c) Voor de C-, D- en E-bedden wordt een aantal bijkomende punten toegekend, berekend als volgt :
  c. 1) eerste berekening :
  Op basis van de totale waarde van de reanimatieverstrekkingen verleend aan de patiënten die tijdens de twee laatst gekende dienstjaren in de C-, D-, E- en G-diensten verbleven, berekend overeenkomstig de nomenclatuur van de geneeskundige verstrekkingen, wordt een aantal bijkomende punten per verantwoord bed onder de kenletters C, D en E toegekend.
  Met het oog op deze berekening worden de ziekenhuizen ingedeeld in decielen volgens de stijgende waarde van de reanimatieverstrekkingen per bezet bed in de diensten erkend onder de kenletters C, D en E. Het aantal bijkomende punten per verantwoord bed wordt als volgt vastgesteld :

<td colspan="4" valign="top"><KB 2003-06-04/31, art. 7, 005; <b> Inwerkingtreding : </b> 01-07-2003>
 [ DecielenAantal punten per bed
1 0,08
2 0,08
3 0,08
4 0,08
5 0,10
6 0,13
7onderste helft0,15
7bovenste helft0,17
8onderste helft0,20
8bovenste helft0,21
9onderste helft0,24
9bovenste helft0,28
10onderste helft0,33
10bovenste helft0,41]

  De aldus toegekende punten per verantwoord bed worden in aanmerking genomen ten belope van 20 %.
  c. 2) [18 tweede berekening:
   De ziekenhuizen worden onderverdeeld in decielen volgens de stijgende waarde van de gevestigde verhouding tussen de som van de residuele punten, zoals gedefinieerd in bijlage 18, van de gerealiseerde intensieve zorgepisodes in C, D, E, C+D, L, HI, CI, EI en het aantal dagen C, D en E (intensief en niet-intensief).
   Het aantal supplementaire punten per verantwoord bed is vastgelegd zoals hernomen in de tabel opgenomen in de eerste berekening en weerhouden aan 40%.]18
  c. 3.) derde berekening :
  Op basis van de scores berekend overeenkomstig bijlage 8 van dit besluit worden de ziekenhuizen in decielen ingedeeld volgens de stijgende waarde van de score. Het aantal bijkomende punten per verantwoord bed wordt vastgesteld zoals opgegeven in de bij de eerste berekening vermelde tabel en komen in aanmerking ten belope van 40 %.
  c. 4) vierde berekening :
  De punten per verantwoord bed uit de eerste, tweede en derde berekening worden opgeteld. Het resultaat wordt vermenigvuldigd met het aantal verantwoorde C-, D- en E-bedden hetgeen het aantal supplementaire punten voor de bedden van intensieve aard vertegenwoordigt.
  Het aantal bedden van intensieve aard wordt bepaald door het resultaat van de vermenigvuldiging van het eerste lid te delen door 4.
  c. 5) :
  Het behoud van het voordeel van de bijkomende punten zoals bedoeld bij de vierde berekening hangt af van de deelname aan een evaluatieprogramma voor reanimatieverstrekkingen, dat georganiseerd wordt door de Overlegstructuur tussen ziekenhuisbeheerders, artsen en verzekeringsinstellingen.
  [11 d) [18 ...]18]11
  3° Totaal van de basisfinanciering en de aanvullende financiering.
  Het aantal punten berekend op basis van punt 1° en 2° wordt voor elk ziekenhuis samengeteld.
  § 3. Voor de kosten van het operatiekwartier, de spoedgevallendienst, sterilisatie en deze bedoeld in artikel 13, [13 2° tot 6°]13, worden punten toegekend. Met het oog op deze toekenning wordt een onderscheid gemaakt tussen vier soorten aktiviteiten :
  a) het operatiekwartier : de kosten van het personeel;
  b) de spoedgevallendienst : de kosten van het personeel;
  c) de kosten van de medische produkten : de kosten bedoeld in artikel 13, 2° tot en met 6°, waarbij die worden onderverdeeld in kosten met betrekking tot het operatiekwartier, kosten met betrekking tot de spoedgevallendienst en kosten met betrekking tot de verpleegeenheden;
  d) de kosten voor het personeel van de centrale sterilisatie.
  De punten worden op de volgende wijze toegekend :
  1° [19 voor ieder van deze activiteiten wordt, voor alle ziekenhuizen van het land, een aantal punten toegekend dat overeenstemt met een percentage van het totaal aantal punten voor alle ziekenhuizen van het land toegekend overeenkomstig § 2.
   Dit percentage wordt als volgt berekend:
   - personeel van het operatiekwartier: 11,35 % ;
   - personeel van de spoedgevallendienst : 6,32 %;
   - personeel van de centrale sterilisatie: 1,94 %;
   - kosten van de medische producten 6,18 % voor het operatiekwartier, 0,53 % voor de spoedgevallendienst en 7,91 % voor de verzorgeenheden.]19
  2° Het aantal punten bepaald bij toepassing van punt 1° wordt over de ziekenhuizen verdeeld overeenkomstig de volgende regelen :
  a) voor het operatiekwartier :
  Per operatiezaal worden 7,50 punten toegekend. Het aantal operatiezalen wordt als volgt bepaald :
  a. 1) [2 eerste berekening :
   Per heelkundige ingreep vermeld in bijlage 9 van dit besluit, wordt een standaardtijd toegekend zoals opgegeven in dezelfde bijlage, met uitzondering van de heelkundige ingre(e)p(en) uitgevoerd tijdens eenzelfde operatieve behandeling binnen een operatiegebied duidelijk te onderscheiden van de hoofdingreep waarvan de prestaties slechts voor 50 % terugbetaald kunnen worden, hiervoor wordt een coëfficiënt van 0,5 van de in bijlage opgenomen standaardtijd toegepast. [12 De verstrekkingen vermeld in 'dienstcode 002' worden toegekend aan het ziekenhuis dat die verstrekkingen heeft uitgevoerd op basis van de code 'plaats van prestatie'.]12
   Die standaardtijden worden verhoogd :
   - om rekening te houden met de tijd nodig voor het opruimen van het materieel en het voorbereiden van de zaal, met 33 % voor de ingrepen waarvan de duur strikt lager is dan 210 minuten, met 25 % voor de ingrepen waarvan de duur ligt tussen 210 en 269 minuten en met 20 % voor de ingrepen waarvan de duur langer dan of gelijk aan 270 minuten is;
   - [7 ...]7
   - met een coëfficiënt gelijk aan de verhouding tussen het totale aantal verpleegdagen van de heelkundige dienst en het aantal gefactureerde verpleegdagen aan de verzekeringsinstellingen voor dezelfde dienst.
   De verzekeringsinstellingen, waarvan sprake, zijn :
   * De Landsbond der Christelijke Mutualiteiten;
   * Het Nationale Verbond van Socialistische Mutualiteiten;
   * Het Nationale Verbond van Liberale Mutualiteiten;
   * De Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen;
   * De Hulpkas voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
   * De Landsbond van Neutrale Ziekenfondsen;
   * De Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen zodra de hierop betrekking hebbende gegevens geïntegreerd zijn in de ZIV-profielen.
   Op deze basis wordt per ziekenhuis een aantal zalen als volgt berekend :
   (aantal ingrepen * aangepaste tijd) / (1520*3) = aantal zalen.]2
  a. 2) [8 Tweede berekening : operatiezaal die permanent beschikbaar is :
   Bovenop de punten toegekend overeenkomstig punt a.1), worden per operatiezaal in heelkundige diensten die permanent beschikbaar worden gehouden 20 punten toegekend.
   Voor het bepalen van het aantal operatiezalen die permanent beschikbaar worden gehouden, worden de hiernavolgende criteria toegepast.
   Voor alle ziekenhuizen wordt een zaal toegekend als :
   - het ziekenhuis is opgenomen in de dringende medische hulpverlening;
   - het aantal zalen vastgesteld op basis van de eerste berekening minstens 5 bedraagt :
   - het ziekenhuis beschikt over een erkend globaal zorgprogramma " cardiale pathologie " B bestaande uit de deelprogramma's B1, B2 en B3 of een neurochirurgiedienst die tijdens het laatst gekende dienstjaar minstens 250 [15 heelkundige]15 ingrepen heeft uitgevoerd [14 , voor de patiënten die vallen onder één van de verzekeringsinstellingen bedoeld in a.1) eerste berekening,]14 waarvan minstens 150 ingrepen vermeld in de voornoemde nomenclatuur met een waarde gelijk aan of hoger dan K400.
   Een tweede bijkomende zaal wordt toegekend als bovendien :
   - het aantal zalen bepaald volgens de eerste berekening minstens 8 bedraagt;
   - het ziekenhuis, [16 voor zover de betrokken voorwaarde niet gehanteerd werd bij de toekenning van de eerste zaal,]16 beschikt over een erkend globaal zorgprogramma " cardiale pathologie " B, bestaande uit de deelprogramma's B1, B2 en B3 of een neurochirurgiedienst, die tijdens het laatst gekende dienstjaar, minstens 250 heelkundige ingrepen heeft uitgevoerd, waarvan minstens 150 ingrepen vermeld in de voornoemde nomenclatuur met een waarde gelijk aan of hoger dan K400.]8
  a. 3) Totaal van de punten :
  De na de eerste en tweede berekening toegekende punten worden opgeteld. Het totaal aantal punten voor het land wordt met een coëfficiënt aangepast teneinde binnen het totale aantal punten te blijven dat voor het gehele land in aanmerking wordt genomen voor de operatiekwartieren, met dien verstande dat het minimum aantal punten per ziekenhuis 15 punten bedraagt.
  b) voor de spoedgevallendienst :
  [19 b.1) Berekening
   Het aantal punten bedoeld in § 3, 1°, wordt verhoudingsgewijs verdeeld tussen de ziekenhuizen op basis van het aantal punten units-spoedgevallen volgens de modaliteiten van bijlage 6 van dit besluit.
   Vanaf 1 juli 2014 wordt een aantal bijkomende punten, dat overeenstemt met 20 % van de som van de budgetten die worden toegekend aan de ziekenhuizen die vermeld staan in bijlage 16 van dit besluit, met uitzondering van de algemene ziekenhuizen die over erkende bedden beschikken onder de kenletter G en/of de kenletter Sp in combinatie met erkende bedden onder de kenletters A, T of K en de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2 van dit besluit, toegevoegd aan het beschikbare budget voor het personeel van de spoedgevallendienst, en verdeeld tussen de betrokken ziekenhuizen op basis van hun aantal units spoedgevallen, zoals berekend volgens de modaliteiten beschreven in bijlage 6 van dit besluit.
   De verdeling van de punten moet de toekenning verzekeren van ten minste 15 punten aan de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' of een functie voor intensieve zorg. In geval van overschrijding van het totale aantal voor het land weerhouden punten, wordt een lineaire verminderingscoëfficiënt toegepast op de berekende punten die hoger liggen dan 15 teneinde binnen het totale aantal voor het land beschikbare punten te blijven.
   Vanaf het ogenblik dat een ziekenhuis erkend is hetzij voor de functie `eerste opvang van spoedgevallen', hetzij voor de functie `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' wordt het minimum van 15 punten slechts één keer per ziekenhuis, ongeacht het aantal sites, verzekerd voor één van de twee functies.
   Voor de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' en die voldoen aan de volgende voorwaarden:
   - zich minstens 25 km van een ander ziekenhuis bevinden dat over een erkende functie `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' beschikt of zich in een gemeenschap bevinden waar alleen de erkende functies `gespecialiseerde spoedgevallenzorg' zich op meer dan 25 km van elkaar bevinden,
   - en over het maximum 200 erkende bedden beschikken,
   wordt het minimum van 15 punten tot 30 punten opgetrokken, met dien verstande dat na de toepassing van die regel het aantal voor het hele land toegekende punten het totale aantal voor het land beschikbare punten niet mag overschrijden. In geval van overschrijding van het totale aantal weerhouden punten voor het land, wordt een lineaire verminderingscoëfficiënt toegepast op de berekende punten die, naargelang het geval, hoger liggen dan 15 of 30, teneinde binnen het totale aantal voor het land beschikbare punten te blijven.
   b.2) Het behoud van het voormelde aantal punten is afhankelijk van het verzamelen en overzenden van de gegevens met betrekking tot de activiteit van de dienst spoedgevallen.]19
  c) Voor de activiteiten bedoeld in punt c) van de inleidende zin worden punten toegekend :
  - voor het operatiekwartier : het totaal aantal punten dat voor het gehele land in aanmerking wordt genomen voor de kosten van medische producten in operatiekwartieren, wordt onder de ziekenhuizen verdeeld pro rata de punten toegekend overeenkomstig a) hierboven;
  - voor de spoedgevallendienst : het totaal aantal punten dat voor het gehele land in aanmerking wordt genomen voor de kosten van de medische producten in de spoedgevallendiensten, wordt onder de ziekenhuizen verdeeld naar rata van de punten toegekend overeenkomstig punt b) hierboven;
  - voor de verpleegeenheden worden punten toegekend per bed. Dit aantal punten verschilt naargelang van de erkenningsindex van het bed, hetzij :
  - voor de A-bedden : 0,18 punten;
  - voor de C-bedden : 1 punt;
  - voor de D-bedden : 1,03 punten;
  - voor de E-bedden : 1,19 punten;
  - voor de G-bedden : 0,63 punten;
  - voor de M-bedden : 1,91 punten;
  - voor de K-bedden : 0,04 punten;
  - voor de bedden met intensief karakter : 11,33 punten;
  - voor de NIC-bedden : 8,11 punten;
  - voor de H-bedden : 0,09 punten.
  [1 - voor de bedden IB: 0,18 punten.]1
  Een bijkomend aantal punten wordt toegekend (in functie van de genormaliseerde waarde per bezet bed), van de geneeskundige verstrekkingen berekend overeenkomstig voormelde nomenclatuur, met uitzondering van de verstrekkingen inzake klinische biologie, radiologie, fysiotherapie en de forfaitaire honoraria. [De genormaliseerde waarde per bezet bed van de medische verstrekkingen wordt overeenkomstig de bepalingen van bijlage 14 van dit besluit vastgesteld.] <KB 2003-06-04/31, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  Voor de toepassing van het voorgaande lid worden de ziekenhuizen in decielen ingedeeld volgens de stijgende waarde van de verstrekkingen.
  Per deciel worden de hierboven toegekende punten vermenigvuldigd met een factor die verschillend is naargelang van het deciel.
  (Deze factor bedraagt :
  - voor de ziekenhuizen die tot het 1e deciel behoren : 0,8;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 2e deciel behoren : 1,1;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 3e deciel behoren : 1,4;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 4e deciel behoren : 1,7;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 5e deciel behoren : 2,0;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 6e deciel behoren : 2,3;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 7e deciel behoren : 2,6;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 8e deciel behoren : 2,9;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 9e deciel behoren : 3,2;
  - voor de ziekenhuizen die tot het 10e deciel behoren : 3,5.) <KB 2003-06-04/31, art. 7, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  [17 Om de waarde per bezet bed te bepalen wordt geen rekening gehouden met de medische prestaties en de verpleegdagen in de bedden erkend A, Ad, An, T, Td, Tn, K, Kd, Kn en IB. Voor de ziekenhuizen waarvan het aantal verantwoorde bedden onder kenletter G hoger is dan het nationaal gemiddelde, zonder A-, Ad-, An-, T-, Td-, Tn-, K-, Kd-, Kn en IB-bedden, worden de verminderd met een aantal dagen overeenkomend met een aantal verpleegdagen G vermenigvuldigd met het volgende percentage :
   Aantal Ghi-bed.- aantal gemidd. G-bed. nationaalx 100
   Aantal Ghi-bedden
   waarbij :
   - aantal bedden Ghi = Aantal verantwoorde G-bedden van het beschouwde ziekenhuis;
   - gemiddeld nationaal aantal bedden G = het totaal aantal verantwoorde bedden van het beschouwde ziekenhuis, zonder A-, Ad-, An-, T-, Td-, Tn-, K-, Kd-, Kn en IB-bedden, vermenigvuldigd met het gemiddeld percentage verantwoorde G-bedden vastgesteld op nationaal vlak met betrekking tot het totaal aantal verantwoorde bedden, zonder A-, Ad-, An-, T-, Td-, Tn-, K-, Kd-, Kn en IB-bedden.
   Met hospitalisatiedagen G wordt bedoeld : de dagen MZG behalve deze met betrekking tot A, Ad, An, T, Td, Tn, K, Kd, Kn en IB * (gerealiseerde dagen G van Finhosta / aantal totaal gerealiseerde dagen van Finhosta behalve deze gerealiseerd in A, Ad, An, T, Td, Tn, K, Kd, Kn en IB), wetende dat de gerealiseerde dagen gehaald uit Finhosta en de MZG betrekking hebben op het jaar dat dient als referentie voor de berekening van de verantwoorde activiteit van het beschouwde jaar.]17.
  Het aldus bekomen aantal punten wordt met een coëfficiënt aangepast teneinde binnen het totaal aantal punten te blijven dat voor het gehele land in aanmerking wordt genomen voor de kosten van de medische producten op de verpleegeenheden.
  d) voor de activiteiten bedoeld onder punt d) van de inleidende zin, worden punten toegekend welke worden berekend door het toepassen van een percentage van 10,22 % op de punten toegekend volgens punt c) hierboven.
  Het aldus toegekende aantal punten wordt met een coëfficiënt aangepast teneinde binnen het aantal punten te blijven dat voor het gehele land voor het personeel van de centrale sterilisatie in aanmerking wordt genomen.
  § 4. [9 Het geheel van de punten dat aan elk ziekenhuis voor het personeel wordt toegekend overeenkomstig de §§ 2 en 3, wordt op de volgende wijze aangepast :
   a) Het aantal punten wordt gewijzigd om rekening te houden met de gemiddelde loonkost van elk ziekenhuis ten opzichte van de nationale gemiddelde loonkost.
   In dit geval, wordt de volgende formule toegepast :
   Aantal punten personeel x gemiddelde loonkost ziekenhuis/nationaal gemiddelde ziekenhuis
   b) de berekening van de gemiddelde loonkost van het ziekenhuis en de nationale gemiddelde loonkost wordt vastgesteld op basis van de theoretische loonschalen waarbij rekening wordt gehouden met de volgende elementen :
   b.1) de loonschalen van de ondergeschikte openbare besturen op 1 november 1993, vermeerderd met 3,5 % voor de privé- sector en met 4,93 % voor de openbare sector overeenstemmend met elke graad of functie.
   Volgende functies worden in aanmerking genomen :
   - Hoofd van het verpleegkundig departement;
   - Verpleegkundig diensthoofd (middenkader);
   - Hoofdverpleegkundige 1.78s;
   - Hoofdverpleegkundige 1.77;
   - Hoofdverpleegkundige 1.61;
   - Gegradueerd verpleegkundige (t.e.m. 2006)/bachelor (vanaf 2007) 1.77;
   - Gegradueerd verpleegkundige (t.e.m. 2006)/bachelor (vanaf 2007) 1.61;
   - Gegradueerd verpleegkundige (t.e.m. 2006)/bachelor (vanaf 2007) 1.55;
   - Gebrevetteerd (t.e.m. 1996)/gediplomeerd (vanaf 1997 t.e.m. 2008)/gegradueerd verpleegkundige HBO5 (vanaf 2009) 1.55;
   - Gebrevetteerd (t.e.m. 1996)/gediplomeerd (vanaf 1997 t.e.m. 2008)/gegradueerd verpleegkundige HBO5 (vanaf 2009) 1.43;
   - Ziekenhuisassistent 1.57;
   - Ziekenhuisassistent 1.40;
   - Paramedisch personeel 1.80;
   - Paramedicus A1;
   - Paramedicus A2;
   - Psycholoog in diensten A, K, T en/of IB;
   - Opvoeder A, K, T en/of IB;
   - Zorgkundige 1.35;
   - Zorgkundige 1.26;
   - Zorgkundige 1.22;
   - Personeel 54bis.
   b.2) [12 het aantal VTE per functie.
   Voor de functies die genieten van een weddenschaal met vlakke loopbaan, moet het totaal aantal voltijdse equivalenten van de functie worden opgesplitst om rekening te houden met de door de loonschaal voorziene verhogingen.
   Het aantal in aanmerking genomen VTE voor de berekening van de gemiddelde looncorrectie wordt verkregen door de som van de basispunten, de bijkomende punten en de punten toegekend voor de plaatsen heelkundige daghospitalisatie, het personeel van het operatiekwartier, het personeel van de spoeddienst en het personeel van de sterilisatie te delen door 2,5 punten, waarbij een aantal VTE's dient te worden opgeteld dat overeenstemt met toegekende bijkomende financieringen in onderdeel B4 met artikel 74 en in onderdeel B7 met artikel 77, om de kost te financieren van het verschil in de normen aan verpleegkundig personeel en verzorgend personeel van toepassing op de universitaire en op de niet-universitaire bedden.
   Vanaf 1 juli 2014 wordt, indien het aantal verantwoorde bedden, berekend voor het financieringsdienstjaar in kwestie, lager ligt dan het aantal erkende bedden zoals dat gekend is op het ogenblik van de berekening, het aantal VTE's dat overeenstemt met de basispunten die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de gemiddelde looncorrectie, berekend rekening houdend met het aantal verantwoorde bedden en met de helft van het verschil, berekend per bedindex, tussen het aantal erkende bedden zoals dat gekend is op het ogenblik van de berekening en het aantal verantwoorde bedden.]12
   b.3) de gemiddelde geldelijke anciënniteit voor iedere functie. De splitsing bedoeld in het vorig punt is ook hier van kracht.
   Om de gemiddelde geldelijke anciënniteit te berekenen, moet met de volgende principes rekening worden gehouden :
   - indien nodig, moet de geldelijke anciënniteit van het personeelslid beperkt worden tot de maximale geldelijke anciënniteit waarin de loonschaal voorziet;
   - de geldelijke anciënniteit wordt berekend op basis van de anciënniteiten vastgesteld op 31 december van het laatst bekende dienstjaar, waarbij ook rekening wordt gehouden met het personeel dat tijdens het betrokken jaar is vertrokken;
   - Volgende berekeningsformule wordt toegepast :
   (∑ Geldelijke anciënniteit x VTE)/ ∑ VTE
  [12 Er wordt in eerste instantie rekening gehouden met het personeel met de hoogste gemiddelde loonkost.]12
   b.4) de sociale lasten, rekening houdend met het effectieve geldelijke statuut van het personeel;
   b.5) de bezoldiging van de buitengewone prestaties berekend op basis van een apart gemiddeld percentage per ziekenhuis van de brutobezoldiging. Dit percentage wordt als volgt vastgesteld :
   - een aantal VTE's berekenen die door onderdeel B2 worden gefinancierd, hetzij het aantal punten toegekend voor het personeel gedeeld door 2,5;
   - [18 - een aantal [19 VTE's]19 berekenen voor de bedden met een intensief karakter door het aantal bedden met een intensief karakter, vastgelegd op basis van het model NRGnew zoals gedefinieerd in bijlage 18, te vermenigvuldigen met 2. Dit aantal [19 VTE's]19 kan nooit minder zijn dan 12;]18
   - een aantal VTE's berekenen voor de spoedgevallendienst door het aantal punten toegekend voor het personeel van die dienst door 2,5 te delen. Dat aantal VTE's mag nooit lager dan 6 zijn;
   - op basis van de reële kosten voor de bezoldiging van de buitengewone prestaties vastgesteld voor het laatst gekende dienstjaar, het reële percentage op nationaal vlak berekenen, van de kosten voor de bezoldiging van de buitengewone prestaties ten opzichte van het brutobedrag van de bezoldiging, en dat apart voor de intensieve zorg, de spoedgevallendienst en de andere ziekenhuisdiensten;
   - door elk van die percentages te wegen op basis van het relatieve gewicht van het personeel van elk van de op die manier bepaalde drie sectoren, voor al het personeel dat door onderdeel B2 wordt gefinancierd, verkrijgt men een gemiddeld percentage van het brutobedrag van de bezoldiging dat de kosten voor de bezoldiging van buitengewone prestaties in het betrokken ziekenhuis weergeeft;
   - het op die manier berekende percentage wordt toegepast om de bezoldigingen te berekenen van het gekwalificeerd personeel dat niet behoort tot de Directie Nursing en het middenkader.
   Voor het personeel 54bis en zorgkundige wordt het percentage vastgesteld op 10 % van het percentage weerhouden voor het gekwalificeerd personeel. Voor het personeel 54bis en zorgkundige van de intensieve zorgen en de spoedgevallendiensten is dit percentage gelijk aan nul.]9
  [20 Op 1 juli 2021 wordt het aantal punten, dat het resultaat is van de berekening gemaakt op 1 juli 2020 volgens de bepalingen van deze paragraaf, gebruikt ten belope van twee derden van de waarde ervan.
   "Op 1 juli 2022 wordt het aantal punten, dat het resultaat is van de berekening gemaakt op 1 juli 2020 volgens de bepalingen van deze paragraaf, gebruikt ten belope van een derde van de waarde ervan.
   "Op 1 juli 2023 wordt het aantal punten, dat het resultaat is van de berekening gemaakt op 1 juli 2020 volgens de bepalingen van deze paragraaf, niet meer gebruikt.]20
  ----------
  (1)<KB 2009-09-20/15, art. 4, 020; Inwerkingtreding : 20-03-2008>
  (2)<KB 2011-10-26/08, art. 7, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
  (3)<KB 2012-11-19/04, art. 4, 1°, 3°, 4°, 025; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (4)<KB 2012-11-19/04, art. 4,2°, 025; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
  (5)<KB 2012-11-19/04, art. 4, 5°, 6°, 025; Inwerkingtreding : 01-07-2013>
  (6)<KB 2012-12-17/16, art. 8, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>
  (7)<KB 2013-12-26/30, art. 7,6°, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2013>
  (8)<KB 2013-12-26/30, art. 7,7°, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (9)<KB 2013-12-26/30, art. 7,8°, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2013>
  (10)<KB 2013-12-26/30, art. 7,1°-4°, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (11)<KB 2013-12-26/30, art. 7,5°, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
  (12)<KB 2015-01-08/11, art. 2, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (13)<KB 2016-08-30/02, art. 1, 043; Inwerkingtreding : 01-07-2016>
  (14)<KB 2017-06-22/03, art. 2, 048; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
  (15)<KB 2017-12-19/11, art. 3, 051; Inwerkingtreding : 08-01-2018>
  (16)<KB 2018-06-24/01, art. 5, 058; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
  (17)<KB 2018-10-30/04, art. 1, 060; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
  (18)<KB 2019-09-08/01, art. 3, 069; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
  (19)<KB 2020-09-10/02, art. 4, 072; Inwerkingtreding : 18-09-2020>
  (20)<KB 2022-07-17/10, art. 4, 077; Inwerkingtreding : 01-07-2021>

Art. 46ter.[1 Voor het jaar 2023 wordt een financiering toegekend van 10.526.058,68 euro (index op 1 januari 2023) om, via het budget van financiële middelen, de overgangsperiode te dekken met betrekking tot de facturatie van maxiforfaits voor bepaalde prestaties nieuw opgenomen in lijst A. Dit bedrag wordt vanaf 2019 pro rata van de maxiforfait prestaties van elk ziekenhuis verdeeld. Om de budgettaire neutraliteit van het variabele deel van het budget van financiële middelen te garanderen, worden het aantal ligdagen en het aantal opnames van patiënten gebruikt als deler van het bedrag per dag en per opname, vermeerderd met het aantal maxiforfait prestaties 2019.]1
  ----------
  (1)<KB 2024-05-03/35, art. 4, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Onderafdeling 6. - [1 Onderdeel B2 van de geïsoleerde G-diensten en van de Sp-diensten]1   ----------   (1)
Art.47.§ 1. [1 Voor de geïsoleerde G-diensten en de Sp-diensten]1 uitgezonderd de Sp-diensten voor palliatieve zorg wordt het budget van Onderdeel B2 vastgesteld op zijn waarde van 30 juni voorafgaand aan het dienstjaar waarin het budget B2 vastgesteld wordt. Voor het dienstjaar dat begint op 1 juli 2002 wordt het budget echter als volgt berekend : <KB 2005-07-11/33, art. 12, 1°, 011; Inwerkingtreding : 01-07-2005>
  1° indien JR > Q.
  (B2 x Q) + ((JR - Q) x 0,25 x B2).
  2° indien JR <= Q.
  B2 x JR.
  Waarbij :
  JR = gedurende het dienstjaar 2000 gerealiseerde dagen;
  Q = quotum van verpleegdagen 2002 vastgesteld bij toepassing van artikel 53 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986;
  B2 = waarde per dag van Onderdeel B2 op 30 juni 2002 buiten toepassing van de middelen voorzien in artikel 15, 26°.
  (Behalve de Sp-diensten voor palliatieve zorg, wordt, vanaf 1 juli 2003, het onderdeel B2 van de geïsoleerde Sp-diensten, al dan niet samen met G-diensten, die voortkomen uit de reconversie van V- of S-bedden en (minstens) 40 erkende bedden tellen, de bedden van de Sp-diensten voor chronische ziekten niet meegerekend, verhoogd met een bedrag van 1.492 EUR (waarde 1 juli 2003) per erkend bed.) <KB 2003-06-04/31, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <KB 2004-03-16/37, art. 4, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [1 § 2. Binnen de perken van het beschikbare nationale budget van 18.039.000 euro (index 01/07/2005), wordt het budget van onderdeel B2 van de geïsoleerde G-diensten en de Sp-diensten, uitgezonderd de Sp-diensten palliatieve zorgen, berekend overeenkomstig § 1, verhoogd met een bedrag M dat als volgt wordt berekend :
   M = A - B
   Indien B ≥ A dan M = 0
   waarbij :
   B = budget B2 bedoeld in § 1 op 30 juni 2005
   A = VTE x 47.774,09 euro (index 01/07/2005) x 1,05
   - waarbij VTE de volgende normen inzake verpleegkundig, verzorgend en paramedisch personeel vertegenwoordigt :
   - Sp-diensten cardiopulmonaire, neurologische, chronische en locomotorische aandoeningen : 17 VTE's per 30 bedden;
   - Sp-diensten psychogeriatrische aandoeningen die zich buiten een psychiatrisch ziekenhuis bevinden : 17,16 VTE's per 30 bedden;
   - geïsoleerde G-diensten : 13,33 VTE's per 24 bedden;
   - een directeur/directrice verpleegkundige zorg voor de geïsoleerde Sp-diensten en de geïsoleerde G-diensten;
   - een middenkader per 150 bedden.
   M wordt pro rata van 1/3 op 1 juli 2005, 2/3 op 1 juli 2006 en 3/3 op 1 januari 2007 toegekend.]1
  § 3. [1 (oude § 2)]1 Het budget van Onderdeel B2 van de erkende Sp-diensten voor palliatieve zorg wordt vastgesteld op 1 juli 2002 (indexcijfer 1 januari 2002) op 75 832,74 EUR per bed.
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/17, art. 4, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Onderafdeling 6bis. - [1 Gemeenschappelijke bepalingen voor onderdeel B2 van de algemene ziekenhuizen]1   ----------   (1)
Art. 47bis.
  <Opgeheven bij KB 2016-12-22/02, art. 5, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Opheffing vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>

Art. 47ter.[1 § 1er. a) Voor de periode 1 januari tot 30 juni 2014 wordt aan elk ziekenhuis opgenomen in bijlage 16 van dit besluit het bij hun benaming vermelde bedrag toegekend ter dekking van de kosten die voortvloeien uit de volgende situaties in daghospitalisatie:
   - voor elke toestand waarin dringende verzorging noodzakelijk is en die een opname in een ziekenhuisbed verantwoordt;
   - voor elke toestand waarin, op voorschrift van de behandelende arts, een effectief medisch toezicht wordt uitgeoefend omwille van de toediening van een geneesmiddel of bloed / labiel bloedproduct via een intraveneus infuus.
   De loutere toediening van een oplossing van zouten of suikers als waakinfuus en het spoelen van een poortcatheter valt niet onder deze omschrijving.
   b) [3 Vanaf 1 juli 2014, wordt 80 % van de bedragen uit bijlage 16, § 2, toegekend aan de ziekenhuizen die niet bedoeld zijn in artikel 7, 2°, g), 1. en 100 % van de bedragen uit bijlage 16, § 2, toegekend aan de ziekenhuizen die op 1 juli 2014 niet vallen onder de bepalingen van artikelen 45 en 46 van dit besluit, behouden.]3
   c) De kosten die voortvloeien uit de situaties beschreven in a), voor patiënten die niet ressorteren onder een van de verzekeringsinstellingen bedoeld in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen zullen, voor het jaar 2013, door het ziekenhuis worden bezorgd aan FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en zullen worden toegekend aan de betrokken ziekenhuizen in het kader van de vergoeding ten gevolge van de herziening van het budget van financiële middelen [3 voor dienstjaar 2014 en volgende. ]3
   § 2. [3 Vanaf een datum te bepalen door de Koning]3 worden de budgeten bedoeld in § 1, b) en c), verdeeld onder de ziekenhuizen die niet bedoeld zijn in artikel 7, 2°, g), 1., volgens modaliteiten te bepalen door de Koning, waarbij bij voorrang wordt gedoeld op de activiteiten op het vlak van oncologie, hematologie en reumatologie.]1
  ----------
  (1)<KB 2015-01-08/11, art. 3, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (2)<KB 2015-10-12/05, art. 3, 034; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<KB 2016-01-26/06, art. 1, 035; Inwerkingtreding : 01-07-2015>

Onderafdeling 7. - Onderdeel B2 van de psychiatrische ziekenhuizen.
Art.48.[1 § 1. Het budget van Onderdeel B2 van de psychiatrische ziekenhuizen wordt vastgesteld op zijn waarde van 30 juni voorafgaand aan het dienstjaar waarin het budget vastgesteld wordt, met dien verstande dat aan de onderstaande normen voldaan moeten worden.



DienstenNormen/beddenBezetting
A (d+n)16/30tussen 80 en 100 %
A (d)10/30tussen 80 en100 %
A (n)11/30tussen 80 en 100 %
T (d+n)20/60tussen 80 en 100 %
T (d)11,25/60tussen 80 en 100 %
T (n)12,37/60tussen 80 en 100 %
T (Vp)12/30tussen 80 en100 %
K (d+n)26/20tussen 70 en100 %
K (d)13/20tussen 70 en100 %
K (n)13/20tussen 70 en 100 %
Psychogeriatrische aandoeningen Sp17,16/30tussen 80 en100 %
Directie Nursing1per ziekenhuis voor de ziekenhuizen met 150 bedden of minder
Middenkader1per 150 bedden voor de ziekenhuizen met meer dan 150 bedden
IB volwassenen : Dienst voor intensieve behandeling van psychiatrische patiënten15Per eenheid van 8 bedden
Voor het dienstjaar dat begint op 1 juli 2002 wordt het budget B2 echter als volgt vastgesteld :

   B2 X Q

   waarbij :

   Q = quotum van verpleegdagen 2002, vastgesteld bij toepassing van artikel 54 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986;

   B2 = waarde per dag van Onderdeel B2 op 30 juni 2002, behoudens de financiering van het personeel bedoeld in artikel 15, 26°.

   § 2. Op 1 juli 2005 wordt het budget van het onderdeel B2 met een bedrag M verhoogd dat als volgt wordt berekend :

   M = A x B x C

   waarbij :

   A staat voor het verschil in kwalificatiepercentage van het verpleegkundig, verzorgend en paramedisch personeel door de gemiddelde kwalificatienorm van het ziekenhuis met de reële situatie van het jaar 1997 te vergelijken.

   Om de gemiddelde kwalificatienorm te berekenen, wordt de volgende formule toegepast :

   sigma Ns x bedden s/bedden h

   waarbij :

   Ns = kwalificatienorm van de dienst in kwestie, namelijk :



A81,25 %
Aj100 %
An81,82 %
T81,25 %
Tj100 %
Tn81,82 %
T Vp81,25 %
K80,95 %
Kj100 %
Kn80 %
Sp psychogeriatrie65,03 %
Bedden s = aantal erkende bedden van de dienst in kwestie op 1 januari 2005;

   Bedden h = totaal van het aantal erkende bedden van het ziekenhuis op 1 januari 2005;

   B = de personeelsnormen die overeenkomstig § 1 voor de op 1 januari 2005 erkende bedden zijn vastgesteld;

   C = 4.500 euro (index 01/07/2005) geeft het gemiddelde kostenverschil tussen gekwalificeerd en niet-gekwalificeerd personeel weer.

   Het geheel van M-bedragen voor het hele land mag 1.000.000 euro (index 01/07/2005) niet overschrijden. Desgevallend wordt een lineaire verminderingscoëfficiënt toegepast.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/16, art. 10, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>

Onderafdeling 7bis. [1 Gemeenschappelijke bepalingen voor onderdeel B2 van de algemene en psychiatrische ziekenhuizen]1   ----------   (1)
Art. 48bis.[1 Vanaf 1 januari 2010 wordt een budget van 44.700.000 euro verdeeld onder de ziekenhuizen teneinde de valorisatie van ongemakkelijke prestaties van het personeel "aan het ziekbed van de patiënt", werkzaam in de diensten bedoeld in punten a), b) en e) van artikel 8 uit te breiden overeenkomstig de toekenningsmodaliteiten voorzien in het koninklijk besluit van 22 juni 2010 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en onregelmatige prestaties.
   Onder personeel "aan het ziekbed van de patiënt" wordt verstaan de verpleegkundige, de zorgkundige en de persoon die de functie uitoefent van opvoeder in de psychiatrische diensten.
   Het budget wordt, voorlopig, verdeeld naar rata van het totaal van onderdeel B2 van de ziekenhuizen op 30 juni 2009.
   Het aan elk ziekenhuis toegekend budget zal herzien worden, binnen de grenzen van het nationaal budget, tijdens de herziening van het jaar 2010, op basis van het reële aantal VTE aan het ziekbed van de patiënten, die moeten beantwoorden aan de in het bovenvermelde koninklijk besluit van 22 juni 2010 gedefinieerde voorwaarden.
   Om voormeld budget te behouden, moeten de ziekenhuisbeheerders aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een attest bezorgen dat de toekenning van deze voordelen aan voormeld personeel vanaf 1 januari 2010 bevestigt. Dit attest moet tegen 15 oktober 2010 worden verstuurd en moet medeondertekend worden door de ondernemingsraad voor de privésector, door het lokaal overlegcomité voor de overheidssector of, bij ontstentenis, door de vakbondsafvaardiging.]1
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 14, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Onderafdeling 7ter. [1 - Gemeenschappelijke bepalingen voor onderdeel B2 van alle ziekenhuizen]1   ----------   (1)
Art. 48ter. [1 Vanaf 1 januari 2016 wordt de budgettaire vermindering van 18.727.024 euro (waarde op 1 januari 2016) verdeeld onder alle ziekenhuizen naar evenredigheid van hun aantal erkende bedden zoals gekend op 15 december 2015.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2016-05-16/03, art. 3, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2016>


Onderafdeling 8. - Onderdeel B3 van het budget.
Art.49.Onderdeel B3 wordt als volgt vastgesteld :
  1° voor de magnetische resonantie tomograaf met ingebouwd electronisch telsysteem, opgesteld in een dienst beeldvorming die erkend is overeenkomstig het koninklijk besluit van 27 oktober 1989 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantie tomograaf met ingebouwd elektronisch telsysteem wordt opgesteld moet voldoen om te worden erkend als medisch-technische dienst in de zin van artikel 44 van de wet op de ziekenhuizen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 februari 1991, wordt voor de privé-ziekenhuizen een bedrag van 220 641,46 EUR en voor de openbare ziekenhuizen een bedrag van 220 218,95 EUR (index per 1 januari 2002) toegekend.
  [1 ...]1.
  2° [2 Voor een radiotherapiedienst, erkend overeenkomstig het voormelde, in artikel 31, § 3, 2°, koninklijk besluit van 5 april 1991, wordt een bedrag toegekend dat als volgt wordt berekend :

   a) voor elke erkende dienst radiotherapie wordt een aantal punten toegekend dat als volgt wordt berekend :

   sigma aantal prestaties x het aantal punten per prestatie

   De prestaties en het aantal punten per prestatie zijn de volgende :



RadiotherapieprestatiesPunten
N° 444113 - 4441241
N° 444135 - 4441462
N° 444150 - 4441612,5
N° 444172 - 4441833
b) - voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten lager is dan 1.125 wordt een bedrag van 226.688 euro (index 1 juli 2005) toegekend;

   - voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 1.124 en lager dan 1.875 wordt een bedrag van 294.694 euro (index 1 juli 2005) toegekend;

   - voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 1.874 en lager dan 2.625 wordt een bedrag van 383.102 euro (index 1 juli 2005) toegekend;

   - voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 2.624 en lager dan 3.375 wordt een bedrag van 498.713 euro (index 1 juli 2005) toegekend;

   - voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 3.374 en lager dan 4.125 wordt een bedrag van 648.327 euro (index 1 juli 2005) toegekend;

   - voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 4.124 en lager dan 4.875 wordt een bedrag van 841.012 euro (index 1 juli 2005) toegekend;

   - voor de diensten waarvoor het aantal berekende punten hoger is dan 4.874 wordt een bedrag van 1.094.903 euro (index 1 juli 2005) toegekend.

   De genoemde bedragen worden met 179,30 euro (index 1 juli 2005) per punt verhoogd. Het bedrag dat op 1 juli van elk dienstjaar wordt toegekend heeft een voorlopig karakter. Na de beëindiging van het dienstjaar, wordt het op basis van de gegevens van het beschouwde dienstjaar herzien.]2
  [6 De bovenvermelde bedragen worden verhoogd met 239,20 euro (waarde op 1 juli 2021) per punt.
   Vanaf 1 juli 2021 wordt er een bijkomende financiering van 187.187,47 euro (waarde op 1 juli 2021) toegekend per begonnen schijf van 750 punten boven 5624 punten.
   Het bedrag dat op 1 juli van elk boekjaar wordt toegekend, is voorlopig van aard. Zodra het boekjaar is afgelopen, wordt het herzien op basis van de gegevens van het beschouwde boekjaar.]6
  3° Voor de tomograaf met positronemissie (PET-scanner) opgesteld in een dienst voor nucleaire geneeskunde, erkend overeenkomstig het koninklijk besluit van 12 augustus 2000 wordt er een bedrag van [3 90.000 euro (waarde 1 januari 2016)]3 toegekend.
  [4 In afwijking van het vorige lid wordt voor een tweede [5 ...]5 tomograaf met positronemissie (PET-scanner) opgesteld in een universitair ziekenhuis opgenomen in het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot aanwijzing van ziekenhuizen als universitair ziekenhuis, 50 % van het in het vorige lid vermelde bedrag toegekend.]4
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 15, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (2)<KB 2012-12-17/16, art. 11, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>
  (3)<KB 2016-05-16/03, art. 4, 040; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (4)<KB 2017-06-22/03, art. 4, 048; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
  (5)<KB 2019-09-08/01, art. 4, 069; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
  (6)<KB 2022-07-17/10, art. 5, 077; Inwerkingtreding : 01-07-2021>

Onderafdeling 9. - Onderdeel B4 van het budget.
Art.50.§ 1. Teneinde de werkgelegenheid in het ziekenhuis te waarborgen en/of te verhogen kan, aan het budget van financiële middelen een bedrag worden toegevoegd gelijk aan 7,5 % van de financiële middelen, vrijgemaakt in functie van de hiernavolgende regelen, voor de ziekenhuizen die een herstructureringsplan doorvoeren dat ertoe strekt een aantal bedden te desaffecteren in toepassing van de artikelen 4, 5 en 6 behalve voor wat betreft de desaffectatie van C-, D-, G- en E- bedden naar Sp- bedden, van het koninklijk besluit van 16 juni 1999 tot vaststelling van de nadere regelen bedoeld in artikel 32 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, met betrekking tot de aard en het aantal bedden waarvan de desaffectatie in aanmerking mag komen om de ingebruikneming van ziekenhuisbedden mogelijk te maken, van artikel 4 van het koninklijk besluit van 16 juni 1999 houdende vaststelling van het maximum aantal plaatsen van beschut wonen dat in gebruik mag worden genomen alsmede van de regelen inzake de gelijkwaardige vermindering van een aantal ziekenhuisbedden zoals bedoeld in artikel 35 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, of van artikel 3 van het koninklijk besluit van 16 juni 1999 houdende nadere bepaling van de gelijkwaardige vermindering van bedden zoals bedoeld in artikel 5, § 4, eerste lid, van de wet van 27 juni 1978 tot wijziging van de wetgeving op de ziekenhuizen en betreffende sommige andere vormen van verzorging.
  § 2. Binnen de grenzen van een budget [1 van 3.945.969 EUR (index 01/01/2005)]1 komende van onder andere de 2,5 % van de vrijgekomen financiële middelen ingevolge de desaffectatie van bedden bedoeld in § 1 en dat door Ons wordt vastgesteld, wordt het Onderdeel B4, volgens nader te bepalen regelen en modaliteiten, verhoogd met een forfaitair bedrag voor psychiatrische ziekenhuizen die deelnemen aan de realisatie van projecten tot verbetering van de kwaliteit van de zorgverlening.
  Bedoelde projecten moeten het voorwerp uitmaken van een geschreven overeenkomst met de Minister die de vaststelling van de budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft.
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/16, art. 12, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>

Art.51. § 1. Onderdeel B4 van het budget van de algemene ziekenhuizen bevat in voorkomend geval het op 30 juni 2002 verschuldigde bedrag aan recyclage.
  § 2. Voor de acute ziekenhuizen die in het kader van een herstructurering, een fusie, een samenwerkingsverband, een groepering of een samenwerking met een of meer ziekenhuizen vrijwillig bedden sluiten vanaf 1 juli 2002 tot 30 juni 2004 wat leidt tot een vermindering van hun budget bij toepassing van artikel 88, § 1, wordt Onderdeel B4 vermeerderd met een bedrag gelijk aan 20 % van het budget van de Onderdelen B1 en B2, dat voor deze sluiting vrijgemaakt werd, voor zover de sluiting minstens 30 bedden betreft, met het oog op het behoud van de tewerkstelling in het ziekenhuis. De toekenning van dit bedrag is ondergeschikt aan het sluiten van een overeenkomst tussen de instelling en de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft.

Art. 51bis. [1 Op 1 januari 2017 worden de bedragen bedoeld in artikel 50, § 1 en 51, § 1, zoals vastgesteld op hun waarde op 31 december 2016, met tien procent per ziekenhuis verminderd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2016-12-22/02, art. 6, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Invoeging vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>


Art.52.[1 Teneinde de werkingskosten van de erkende samenwerkingsverbanden als overlegplatform, bedoeld in het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de erkenning van samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten, te financieren, wordt vanaf 1 juli 2011 een budget van 2.139.383,70 euro (index 1 januari 2011) verdeeld onder de samenwerkingsverbanden volgens de hierna bepaalde modaliteiten.
   1° de financiering wordt berekend via 2 bewerkingen :
   a) 1e bewerking : een basisvergoeding wordt aan bepaalde samenwerkingsverbanden als volgt toegekend :
   - 20.000 euro (index 1 juli 2011) aan samenwerkingsverbanden tot 300 000 inwoners bedienen;
   - 10.000 euro (index 1 juli 2011) aan samenwerkingsverbanden van 300 001 tot 500 000 inwoners bedienen;
   - 4.000 euro (index 1 juli 2011) aan samenwerkingsverbanden van 500 001 tot 899 999 inwoners bedienen;
   - geen basisvergoeding voor samenwerkingsverbanden die 900 000 en meer inwoners bedienen;
   b) 2e bewerking : het saldo van het budget wordt verdeeld naar rata van het aantal inwoners dat door elk samenwerkingsverband wordt bediend.
  [2 b.1) Vanaf 1 juli 2008 wordt het bedrag berekend volgens punten a) en b) aangepast om te voorzien in de financiering van 0,5 VTE voor de samenwerkingsverbanden waarvan de aantrekkingszone minder dan 250.000 inwoners bedient en van 0,75 VTE voor de samenwerkingsverbanden waarvan de aantrekkingszone tussen 250.000 en 500.000 inwoners bedient. De waarde van een VTE wordt vastgesteld op 50.000 euro op 1 juli 2008.
   b.2) Een bijkomend bedrag van 67.000 euro (index 01/01/2008) wordt verdeeld onder de samenwerkingsverbanden, volgens de berekeningen bedoeld in punten a), b) en b.1), naar rato van het percentage inwoners dat het samenwerkingsverband bedient.]2
  De financiering wordt jaarlijks aangepast op basis van het aantal inwoners dat door het samenwerkingsverband wordt bediend, op basis van de laatst bekende bevolkingscijfers;
   2° het op grond van de punten a) en b) berekende bedrag van de financiering wordt aan één van de ziekenhuizen toegekend die deel uitmaken van het samenwerkingsverband.
   Die financiering wordt aan het samenwerkingsverband overgemaakt. Een schriftelijke overeenkomst tussen het samenwerkingsverband en het betrokken ziekenhuis regelt de wijze waarop de financiering wordt overgemaakt.
   3° Om voor de financiering in aanmerking te komen dienen door de inrichtende macht van het samenwerkingsverband bij de Minister die de vaststelling van het Budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, te worden ingediend :
   - een afschrift van het besluit van erkenning en van verlenging van erkenning. De inrichtende macht is hiervan vrijgesteld indien de overheid die de erkenning heeft verleend deze beslissing overmaakt aan de Minister die de vaststelling van het Budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft;
   - een afschrift van de overeenkomst, en van de wijzigingen aan deze overeenkomst, bedoeld in artikel 9 van het voormeld koninklijk besluit van 10 juli 1990.
   4° Om het voordeel van de financiering bedoeld in het eerste lid te behouden moeten de samenwerkingsverbanden elk jaar vóór 1 mei aan het FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, DG1, Dienst Psychosociale Gezondheidszorg, een rapport voorleggen betreffende hun activiteiten tijdens het verstreken dienstjaar.]1
  ----------
  (1)<KB 2011-10-26/08, art. 8, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
  (2)<KB 2012-12-17/15, art. 6, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2008>

Art.52_WAALS_GEWEST.
  <Opgeheven bij BWG 2024-04-25/47, art. 284, 081; Inwerkingtreding : 01-01-2024>

Art. 52_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.
  <Opgeheven bij BDG 2020-10-01/23, art. 2, 073; Inwerkingtreding : 01-09-2020>

Art. 52_VLAAMS_GEWEST.
  <Opgeheven bij BVR 2017-07-07/27, art. 1, 049; Inwerkingtreding : 01-01-2017>

Art.53.[1 Teneinde te beantwoorden aan de wettelijke verplichtingen betreffende de hoofdgeneesheer, wordt onderdeel B4 van het budget van financiële middelen verhoogd met een forfaitair bedrag per bed van 258,85 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de algemene privé-ziekenhuizen, met 257,34 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de algemene openbare ziekenhuizen, met 259 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de psychiatrische privéziekenhuizen en met 257,48 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de psychiatrische openbare ziekenhuizen.
   Het forfait wordt berekend, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt de berekening van het forfait gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [3 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]3.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-12-22/02, art. 7, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Wijziging vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>
  (2)<KB 2017-07-21/12, art. 1, 050; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
  (3)<KB 2017-12-19/11, art. 4, 051; Inwerkingtreding : 08-01-2018>

Art.54.[1 Teneinde te voldoen aan de verplichting tot aanstelling van een bedrijfsrevisor bepaald in artikel 80 van de wet op de ziekenhuizen, wordt onderdeel B4 van het budget van financiële middelen verhoogd met een forfaitair bedrag per bed van :
   1° voor psychiatrische ziekenhuizen : 28,19 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de privésector en 27,63 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de openbare sector;
   2° voor algemene ziekenhuizen : 54,97 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de privésector en 54,73 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de openbare sector.
   Het forfait wordt berekend, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt de berekening van het forfait gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [3 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]3.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-12-22/02, art. 8, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Wijziging vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>
  (2)<KB 2017-07-21/12, art. 1, 050; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
  (3)<KB 2017-12-19/11, art. 4, 051; Inwerkingtreding : 08-01-2018>

Art.55.[1 § 1. [3 Voor de financiering van de registratie van de gegevens bedoeld in het koninklijk besluit van 14 december 1987 houdende bepaling van de regels en de termijn volgens dewelke de beheerder van het ziekenhuis mededeling doet van de financiële toestand, van de bedrijfsuitkomsten, van het verslag van de bedrijfsrevisor en van alle statistische gegevens die met zijn inrichting verband houden, [4 in het koninklijk besluit van 1 oktober 2002 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde minimale psychiatrische statistische gegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft,]4 in het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde ziekenhuisgegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en het koninklijk besluit van 15 januari 2014 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde urgentiegegevens moeten worden medegedeeld aan de minister bevoegd voor Volksgezondheid, wordt er vast en een variabel gedeelte toegekend]3.
   § 2. [3 Het vaste gedeelte bestaat uit de volgende twee elementen:
   1° het hoogste basisbedrag, tussen de toelage aan de privésector of aan de overheidssector, voorheen toegekend krachtens artikel 55 zoals deze bestond voor de wijziging ervan door het koninklijk besluit van 8 januari 2015 en van artikel 61 zoals deze van kracht was vóór de opheffing ervan door het koninklijk besluit van 8 januari 2015;
   2° [8 voor alle ziekenhuizen die voorheen deze financiering ontvingen via een piloot projectovereenkomst, het bedrag van 12.734,50 euro (index op 1 juli 2019) om deel te nemen aan het systeem HUBs-Metahub dat betrekking heeft op het gedeeld elektronisch gezondheidsdossier. Het behoud van de financiering is onderworpen aan de continue uitwisseling van geïnformatiseerde gezondheidsinformatie tussen elk ziekenhuis en het systeem HUBs-Metahub. Deze actieve verbinding wordt geobjectiveerd door statistieken van elke hub.
   Een actieve verbinding kenmerkt zich door de volgende elementen:
   a)ter beschikking stelling van de ontslagbrief en de verwijsbrief naar een andere zorgverstrekker, alsook, bij doorverwijzing of ontslag van de patiënt, de elektronische communicatie naar de verwijzende artsen door middel van het HUBs-Metahub systeem;
   b) raadpleging via de hubs en de `kluizen', zoals gedefinieerd door het eHealth-platform, van gezondheidsdossiers van andere instellingen, de Summarized Electronic Health Records (SumEHR) en het medicatie-overzicht door zorgverstrekkers in de instelling;
   c) ter beschikking stellen van andere elektronische gezondheidsgegevens van patiënten met andere zorgverstrekkers via het HUBs-Metahub systeem. De informatie moet worden uitgewisseld in een vorm die het mogelijk maakt om het te gebruiken;
   d) toegankelijkheid van de documenten volgens de toegangsmatrix zoals gedefinieerd door het eHealth-platform;
   e) toegankelijkheid door de patiënt tot de lijst van alle via het HUBs-Metahub-systeem ter beschikking gestelde informatie betreffende hemzelf;
   f) mogelijkheid om automatische rapporten/statistieken te krijgen vanuit de hub over het aantal publicaties en consultaties; deze rapporten moeten ter beschikking gesteld worden zowel voor het ziekenhuis zelf als voor de FOD Volksgezondheid.]8]3.
   § 3. [4 Het variabele deel is samengesteld uit een bedrag per bed dat als volgt wordt vastgesteld :
   1° voor de niet-psychiatrische ziekenhuizen, een bijkomend bedrag van 331,82 euro (waarde op 1 januari 2017) per bed, met uitzondering van de bedden onder de kenletters A, T, K, IB, Ad, An, Kd, Kn, Td, Tn en Sp psychogeriatrie en van 103,84 euro (waarde op 1 januari 2017) per bed onder de kenletters A, T, K, IB, Ad, An, Kd, Kn, Td, Tn en Sp psychogeriatrie;
   2° voor de psychiatrische ziekenhuizen, een bijkomend bedrag van 80,35 euro (waarde op 1 januari 2017) per bed onder [5 kenletters A, T, K, IB, Ad, An, Kd, Kn, Td, Tn en psychogeriatrische Sp.]5
   Deze verdeling wordt gerealiseerd, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt deze verdeling gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [7 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]7.]4]1
  [2 § 4. [10 Ter financiering van de verplichting inzake het registreren van de gegevens bepaald in het koninklijk besluit van 25 april 2014 houdende bepaling van de regels volgens welke de ziekenhuizen gegevens met betrekking tot de `Treatment Demand Indicator' moeten meedelen aan de minister bevoegd voor Volksgezondheid, wordt onderdeel B4 van de ziekenhuizen verhoogd, vanaf 1 juli 2021 tot 30 juni 2025, met een forfaitair bedrag X dat jaarlijks als volgt wordt berekend:
   X = A * (B / C)
   waarbij:
   A = beschikbaar budget van 389.675,60 euro (waarde op 1 juli 2021);
   B = aantal TDI-registraties van elk ziekenhuis van het voorlaatste jaar vóór dat van de financiering verstrekt door Sciensano;
   C = aantal TDI-registraties van alle ziekenhuizen met betrekking tot het jaar n-2.
   Vanaf 1 juli 2025 wordt de financiering om de twee jaar berekend.
   Als de gegevens van de Treatment Demand Indicator niet worden meegedeeld aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld in het bovengenoemde koninklijk besluit van 25 april 2014, wordt het forfait gerecupereerd]10.
  ----------
  (1)<KB 2015-01-08/11, art. 4, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (2)<KB 2015-10-12/05, art. 4, 034; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<KB 2016-09-06/03, art. 1, 044; Inwerkingtreding : 01-07-2016>
  (4)<KB 2016-12-22/02, art. 9, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Wijziging vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>
  (5)<KB 2017-01-24/01, art. 1, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (6)<KB 2017-07-21/12, art. 1, 050; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
  (7)<KB 2017-12-19/11, art. 4, 051; Inwerkingtreding : 08-01-2018>
  (8)<KB 2019-06-23/02, art. 1, 068; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
  (9)<KB 2022-07-17/10, art. 6,1°, 077; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (10)<KB 2022-07-17/10, art. 6,2°, 077; Inwerkingtreding : 01-07-2021>

Art. 55/1_VLAAMS_GEWEST. [1 § 1. Voor de financiering van de registratie door de geïsoleerde geriatriediensten, vermeld in artikel 5, § 1, I, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en de geïsoleerde diensten voor behandeling en revalidatie, vermeld in artikel 5, § 1, I, 4°, van de voormelde bijzondere wet, van de gegevens, vermeld in het koninklijk besluit van 14 december 1987 houdende bepaling van de regels en de termijn volgens dewelke de beheerder van het ziekenhuis mededeling doet van de financiële toestand, van de bedrijfsuitkomsten, van het verslag van de bedrijfsrevisor en van alle statistische gegevens die met zijn inrichting verband houden en het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde ziekenhuisgegevens moeten worden medegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, wordt er een vast en een variabel gedeelte toegekend.   § 2. Het vaste gedeelte, vermeld in paragraaf 1, bestaat uit het hoogste basisbedrag, tussen de toelage aan de privésector of aan de overheidssector, voorheen toegekend krachtens artikel 55 en 61.   § 3. Het variabele gedeelte, vermeld in paragraaf 1, bestaat uit een bedrag per erkend bed, zoals bekend op het ogenblik van de berekening, dat als volgt wordt vastgesteld:   1° een bijkomend bedrag van 325,31 euro per erkend bed, met uitzondering van de bedden, erkend onder kenletter psychogeriatrische Sp;   2° een bijkomend bedrag van 101,84 euro per bed, erkend onder de kenletter psychogeriatrische Sp.]1
  ----------
  (1)<BVR 2017-09-15/18, art. 3, 055; Inwerkingtreding : 01-07-2016>


Art.56.[§ 1. [6 Teneinde te voldoen aan de wettelijke verplichtingen met betrekking tot de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist en de geneesheer-ziekenhuishygiënist, bedoeld in het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, wordt onderdeel B4 van het budget van de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 150 erkende bedden, met uitzondering van de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 150 erkende bedden en met uitzondering van de Sp-ziekenhuizen en -diensten voor palliatieve zorg en van het budget van de ziekenhuizen die over minstens 150 erkende bedden beschikken onder de kenletter G en/of kenletter Sp in combinatie met bedden erkend onder de kenletters A, T of K en die over minstens 150 bedden beschikken erkend onder de kenletter G en/of de kenletter Sp, vanaf 1 juli 2007, voor beide functies verhoogd met 53.105 euro (index 1 juli 2007) per fulltime equivalent verpleegkundige-ziekenhuishygiënist en met 81.709,74 euro (index 1 juli 2007) per fulltime equivalent geneesheer-ziekenhuishygiënist.
   Het respectievelijk aantal fulltime equivalenten wordt als volgt berekend :
   - voor de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist: Bi x C/1.000,
   - voor de geneesheer- ziekenhuishygiënist: Bi x C/2.400,
   met dien verstande dat elk betrokken ziekenhuis moet beschikken over een financiering van op zijn minst 1 FTE verpleegkundigenhygiënist en 0,5 FTE geneesheerhygiënist;
   waarbij :
   Bi = aantal verantwoorde bedden vastgesteld overeenkomstig bijlage 3 van dit besluit voor de betrokken dienst op 1 juli van het dienstjaar. Met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [7 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]7;
   C = coëfficiënt per dienst.
   Deze coëfficiënt wordt per dienst als volgt vastgesteld :


C 3 C 3
D 2,3 D 2,3
C + D (I) 4,6 C + D (I) 4,6
E 2,3 E 2,3
M 2,3 M 2,3
NIC 4,6 NIC 4,6
L 4,6 L 4,6
G 1,5 G 1,5
A 0,2 A 0,2
T 0,1 T 0,1
K 0,2 K 0,2
Sp 0,2 Sp 0,2
Het aldus bepaalde bedrag wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan 10 percent van voornoemd budget teneinde de werkingskosten te dekken die inherent zijn aan de activiteit van voornoemde functies.]6
  § 1bis. [6 Vanaf 1 januari 2010 wordt, teneinde aan de wettelijke verplichtingen inzake de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist en de geneesheer-ziekenhuishygiënist te voldoen, bedoeld in het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, onderdeel B4 van het budget van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 150 erkende bedden, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 150 erkende bedden en van het budget van de ziekenhuizen die over erkende bedden beschikken onder de kenletter G en/of de kenletter Sp in combinatie met erkende bedden onder de kenletters A, T of K en die over minder dan 150 erkende bedden beschikken onder de kenletter G en/of de kenletter Sp, verhoogd op basis van een bedrag van 53.105 euro (index 1 juli 2007) per VTE verpleegkundige-ziekenhuishygiënist en van 81.709,74 euro (index 1 juli 2007) per VTE geneesheer-ziekenhuishygiënist, overeenkomstig de volgende modaliteiten :
   1) voor de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 100 erkende bedden, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en - diensten met minder dan 100 erkende bedden en de ziekenhuizen die beschikken over erkende bedden onder de kenletter G en/of de kenletter Sp in combinatie met bedden erkend onder de kenletters A, T of K en die beschikken over minder dan 100 bedden erkend onder de kenletter G en/of de kenletter Sp, wordt het respectievelijk aantal voltijdse equivalenten berekend als volgt :
   - voor de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist : Bi x C/1.000,
   - voor de geneesheer-ziekenhuishygiënist : Bi x C/2.400,
   met dien verstande dat elk betrokken ziekenhuis moet beschikken over een financiering van op zijn minst 0,25 VTE verpleegkundige-hygiënist en 0,1 VTE geneesheer-hygiënist,
   waarbij :
   [8 Bi = aantal erkende bedden zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar gekend is]8
   C = coëfficiënt per dienst.


Sp 0,2 Sp 0,2
G 1 G 1
Het aldus bepaalde bedrag wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan 10 percent van voornoemd budget teneinde de werkingskosten te dekken die inherent zijn aan de activiteit van voornoemde functies.
   2) voor de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten met tussen de 100 tot 149 erkende bedden, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten met tussen de 100 tot 149 erkende bedden en de ziekenhuizen die enkel over erkende bedden beschikken onder de kenletter G en/of de kenletter Sp in combinatie met bedden erkend onder de kenletters A, T of K en die beschikken over tussen de 100 en 149 erkende bedden onder de kenletter G en/of de kenletter Sp dan wordt het respectievelijk aantal voltijdse equivalenten berekend als volgt :
   - voor de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist : Bi x C/1.000,
   - voor de geneesheer-ziekenhuishygiënist : Bi x C/2.400,
   met dien verstande dat elk betrokken ziekenhuis moet beschikken over een financiering van op zijn minst 0,50 VTE verpleegkundige-hygiënist en 0,25 VTE geneesheer-hygiënist,
   waarbij :
   [8 Bi = aantal erkende bedden zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar gekend is]8
   C = coëfficiënt per dienst.


Sp 0,2 Sp 0,2
G 1 G 1
Het aldus bepaalde bedrag wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan 10 percent van voornoemd budget teneinde de werkingskosten te dekken die inherent zijn aan de activiteit van voornoemde functies.]6
  § 1ter. Teneinde te voldoen aan de wettelijke verplichtingen met betrekking tot de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist en de geneesheer-ziekenhuishygiënist, bedoeld in het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 tot bepaling van de normen die door de ziekenhuizen en hun diensten moeten worden nageleefd, wordt onderdeel B4 van het budget van de psychiatrische ziekenhuizen, vanaf 1 juli 2007 voor beide functies verhoogd met 53 105,00 EUR (index 1 juli 2007) per fulltime equivalent verpleegkundige-ziekenhuishygiënist en met 81 709,74 EUR (index 1 juli 2007) per fulltime equivalent geneesheer-ziekenhuishygiënist.
  Het respectievelijk aantal fulltime equivalenten wordt als volgt berekend :
  - voor de verpleegkundige-ziekenhuishygiënist : Bi x C/1 000,
  - voor de geneesheer-ziekenhuishygiënist : Bi x C/2 400,
  waarbij :
  [8 Bi = aantal erkende bedden zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar gekend is]8
  C = coëfficiënt per dienst.
  Deze coëfficiënt wordt per dienst als volgt vastgesteld :

A0,2
T0,1
K0,2

  Het aldus bepaalde bedrag wordt verhoogd met een bedrag gelijk aan 10 percent van voornoemd budget teneinde de werkingskosten te dekken die inherent zijn aan de activiteit van voornoemde functies.
  § 2. [5 Vanaf 1 juli 2017 worden [11 de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-ziekenhuizen palliatieve zorg,]11 gefinancierd voor deelnemen aan de initiatieven `Toezicht op de nosocomiale infecties'.
   Het toezicht heeft verplicht betrekking op :
   - methicilline-resistente Staphylococcus aureus (MRSA) overeenkomstig het protocol [9 van Sciensano]9 en het relevant nationaal referentielaboratorium;
   - de septicemieën over het hele ziekenhuis overeenkomstig het protocol [9 van Sciensano]9;
   - multiresistente Gram-negatieve bacteriën overeenkomstig het protocol [9 van Sciensano]9 en het relevant nationaal referentielaboratorium;
   Het toezicht heeft eveneens betrekking op één aanvullend protocol te kiezen uit één van de volgende protocollen :
   - Clostridium difficile overeenkomstig het protocol [9 van Sciensano]9 en het relevant nationaal referentielaboratorium;
   - vancomycine resistente enterokokken (VRE) overeenkomstig het protocol [9 van Sciensano]9 en het relevant nationaal referentielaboratorium;
   - pneumonieën en bacteriemieën in de eenheden intensieve zorgen overeenkomstig het protocol [9 van Sciensano]9;
   - infecties van de operatiewonden overeenkomstig het protocol [9 van Sciensano]9.
   Het toezicht heeft eveneens betrekking op de kwaliteitsindicatoren met betrekking tot het ziekenhuishygiënebeleid in de instelling, indicatoren die gedefinieerd worden door de `Commissie voor de coördinatie van het antibioticabeleid', opgericht door het koninklijk besluit van 26 april 1999, op advies van het `Federaal Platform voor Ziekenhuishygiëne'.
   Elk jaar wordt het beschikbare budget van 1.450.000 euro (waarde op 1 juli 2017) op gelijke wijze verdeeld onder de betrokken ziekenhuizen.
   Om te kunnen genieten van dit bedrag dienen de ziekenhuizen zich te verbinden tot :
   - het verzamelen van de gegevens met betrekking tot voormelde protocollen en kwaliteitsindicatoren;
   - het overmaken van voormelde gegevens [9 aan Sciensano]9, volgens de leveringstermijn zoals gespecifieerd in de respectievelijke protocollen;
   - het storten [9 aan Sciensano]9 van een bedrag gelijk aan 85% van de toegekende financiering op rekeningnummer BE08 0011 6604 8013 van het WIV-ISP-Patrimonium met de vermelding `Toezicht' en de naam van het ziekenhuis, met dien verstande dat onder de term `Toezicht' het toezicht op nosocomiale infecties wordt verstaan, alsook de follow-up van de kwaliteitsindicatoren met betrekking tot het ziekenhuishygiënebeleid. De storting dient voor einde maart van ieder jaar vereffend te zijn.
   [9 Sciensano]9 bezorgt ieder ziekenhuis een feedback met de analyse van de individuele gegevens en de nationale gegevens. Het zal eveneens iedere twaalf maanden aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft een rapport overmaken met onder andere de nationale gegevens alsook de adviezen of aanbevelingen ter zake. Bovendien waarborgt [9 Sciensano]9 de administratieve ondersteuning dienaangaande van de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, overeenkomstig de bewoordingen van een overeenkomst die werd ondertekend met de Directeur-generaal van het Directoraat-generaal `Gezondheidszorg' van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
   [9 Sciensano]9 richt bovendien een `Outbreak Support Team' op. In samenwerking met de bevoegde diensten van de gefedereerde entiteiten zal dit `Outbreak Support Team' zorginstellingen die daar om vragen ondersteunen bij de aanpak van uitbraken van multiresistente zorginfecties.]5
  § 3. [3 Om het voordeel van de financieringen voorzien in § 1, § 1bis en § 1ter te behouden]3 dienen de ziekenhuizen deel te nemen aan een samenwerkingsplatform op het gebied van de ziekenhuishygiëne waarvan de doeleinden zullen worden vastgelegd door een overeenkomst tussen het platform en de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft. Het aantal platforms wordt vastgelegd op één per provincie met een maximum van tien voor het gehele land. Om de kosten van het secretariaat van voornoemd platform te dekken wordt een bedrag van 2 478,94 EUR toegekend via Onderdeel B4 van één van de aan het platform deelnemende ziekenhuizen. Hiertoe dient een overeenkomst gesloten te worden tussen het ziekenhuis en het platform en moet worden medegedeeld aan de Minister van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu, Bestuur van de Gezondheidszorg.
  § 4. [10 Vanaf 1 januari 2018 wordt om de coördinatie van de activiteiten in de ziekenhuizen op het vlak van kwaliteit en veiligheid te bevorderen een bedrag van 8.014.690 euro (index 1 januari 2018) verdeeld onder de ziekenhuizen die op vrijwillige basis een overeenkomst sluiten met de Directeur-generaal van het `DG Gezondheidszorg' van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.]10
  ----------
  (1)<KB 2009-09-20/15, art. 9, 020; Inwerkingtreding : 01-07-2008>
  (2)<KB 2010-11-26/08, art. 18, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<KB 2010-11-26/08, art. 18, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (4)<KB 2015-01-08/11, art. 5, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (5)<KB 2017-06-22/03, art. 5, 048; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
  (6)<KB 2017-07-21/12, art. 2, 050; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
  (7)<KB 2017-12-19/11, art. 4, 051; Inwerkingtreding : 08-01-2018>
  (8)<KB 2017-12-19/11, art. 5, 051; Inwerkingtreding : 08-01-2018>
  (9)<KB 2018-03-28/02, art. 58, 056; Inwerkingtreding : 01-04-2018>
  (10)<KB 2018-10-30/04, art. 2, 060; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
  (11)<KB 2020-09-10/02, art. 6, 072; Inwerkingtreding : 01-07-2020>

Art.57.Met het oog op de betaling voor de uitvoering van de administratieve taken van de geneesheren-diensthoofden bedoeld in de wet van 26 juni 1990, wordt Onderdeel B4 van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen die geesteszieken opnemen die het voorwerp zijn van een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990 als volgt verhoogd :
  1° met een forfaitair bedrag van 4 970,72 EUR voor de privésector en met 4 935,18 EUR voor de openbare sector (index 1 januari 2002) per jaar, op voorwaarde dat minstens één geesteszieke die het voorwerp is van een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990 in het ziekenhuis is opgenomen tijdens het dienstjaar voorafgaand aan de vaststelling van het budget;
  2° met een forfaitair bedrag van 248,54 EUR voor de privésector en 246,76 voor de openbare sector (index 1 januari 2002) opgenomen geesteszieke die het voorwerp is van een beschermingsmaatregel in het kader van de wet van 26 juni 1990, opgenomen tijdens het dienstjaar voorafgaand aan de vaststelling van het budget.
  [1 Indien de gegevens vermeld in punten 1° en 2° niet beschikbaar zijn voor het dienstjaar voorafgaand aan de vaststelling van het budget, worden de meest recente gegevens die bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu beschikbaar zijn in aanmerking genomen voor de berekening.]1
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 19, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>

Art.58.[1 § 1.]1 Met het oog op de permanente opleiding van het verpleegkundig personeel bevat Onderdeel B4 van het budget van financiële middelen een forfaitair bedrag waarvan de waarde gelijk is aan deze van 30 juni 2002.
  [2 § 2. Een bijkomend bedrag van 861.676,17 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de algemene ziekenhuizen en van 232.126,63 euro (waarde op 1 januari 2017) voor de psychiatrische ziekenhuizen worden verdeeld pro rata het aantal bedden van elk ziekenhuis.
   Deze verdeling wordt gerealiseerd, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt deze verdeling gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [4 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]4.]2
  ----------
  (1)<KB 2009-09-20/15, art. 10, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<KB 2017-01-24/01, art. 2, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (3)<KB 2017-07-21/12, art. 1, 050; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
  (4)<KB 2017-12-19/11, art. 4, 051; Inwerkingtreding : 08-01-2018>

Art.59.Ter dekking van de lasten van een personeelslid, voor 3/4 tewerkgesteld, voor het interne vervoer van de opgenomen patiënten, wordt Onderdeel B4 van het budget van financiële middelen [1 van openbare ziekenhuizen]1 vermeerderd met een bedrag waarvan de waarde gelijk is aan die van 30 juni 2002.
  ----------
  (1)<KB 2012-11-19/04, art. 6, 025; Inwerkingtreding : 01-07-2012>

Art.60.[1 § 1. Op 1 juli 2018, worden de algemene ziekenhuizen en de ziekenhuizen die enkel over erkende bedden beschikken onder de kenletter G en/of kenletter Sp in combinatie met bedden erkend onder de kenletters A, Ad, An, T, Td, Tn, K, Kd of Kn, gefinancierd voor de tewerkstelling van de gesubsidieerde contractuelen vallend onder het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid, een bedrag ten belope van 24.145,83 euro (index 1 juli 2018) per VTE zoals bepaald in bijlage 2.
   § 2. Op 1 juli 2018, worden de psychiatrische ziekenhuizen gefinancierd voor de tewerkstelling van de gesubsidieerde contractuelen vallend onder het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter bevordering van de werkgelegenheid, een bedrag ten belope van 29.653,43 euro (index 1 juli 2018) per VTE zoals bepaald in bijlage 2.]1
  ----------
  (1)<KB 2018-06-24/01, art. 6, 058; Inwerkingtreding : 01-07-2018>

Art.61.[1 Met het oog op de realisatie in de ziekenhuizen van het door actiepunt 2 van de Roadmap 2.0 van het e-Gezondheidsplan voorziene Elektronisch Patiënten Dossier, worden de ziekenhuizen forfaitair gefinancierd volgens de hierna hernomen bepalingen.
  [2 Vanaf 1 juli 2020]2, worden een enveloppe van 51.094.383,43 euro (waarde op 1 januari 2020) voor de algemene ziekenhuizen en een enveloppe van 8.665.129,35 euro (waarde op 1 januari 2020) voor de psychiatrische ziekenhuizen verdeeld onder de betrokken ziekenhuizen als volgt:
   - 15 % van elk van de enveloppen wordt verdeeld onder de ziekenhuizen, waarbij elk ziekenhuis een identiek bedrag ontvangt. [3 Met dit bedrag worden de volgende kosten gefinancierd: 10 % voor de governance structuur en 5 % voor deelname aan Peer Reviews]3;
   - 85 % van elk van de enveloppen wordt verdeeld pro rato van het aantal bedden in elk ziekenhuis. [3 Dit bedrag financiert de volgende kosten: 5 % voor actieve gegevensuitwisseling, 40 % voor Basis BMUC functionaliteiten en 40 % voor "Menu BMUC functionaliteiten"]3.
   De berekening van het forfaitaire bedrag per bed wordt gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar.]1
  ----------
  (1)<KB 2020-09-10/02, art. 7, 072; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
  (2)<KB 2022-07-17/10, art. 7, 077; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
  (3)<KB 2024-05-03/35, art. 5, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. 61bis. [1 Ziekenhuizen ontvangen een forfaitaire financiering voor het nemen van maatregelen inzake cybersecurity overeenkomstig de hierna volgende bepalingen.
   Voor het jaar 2022 wordt een financiering toegekend van 17.100.000 euro (waarde op 1 juli 2022) voor algemene ziekenhuizen en 2.900.000 euro (waarde op 1 juli 2022) voor psychiatrische ziekenhuizen.
   Vanaf 1 januari 2023 wordt een financiering van 11.970.000 euro (waarde op 1 juli 2023) toegekend voor algemene ziekenhuizen en 2.030.000 euro (waarde op 1 juli 2023) voor psychiatrische ziekenhuizen.
   Deze financiering wordt als volgt over de betrokken ziekenhuizen verdeeld:
   - 50 % van elke enveloppe wordt verdeeld tussen de ziekenhuizen, waarbij elk ziekenhuis een identiek bedrag ontvangt;
   - 50 % van elke enveloppe wordt pro rata toegewezen in verhouding tot het aantal bedden van elk ziekenhuis.
   Voor de berekening van het forfaitair bedrag per bed moet onder het begrip " bed " worden verstaan: de verantwoorde of erkende bedden voor de bed-indexen waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend.
   Het aantal verantwoorde bedden is het aantal dat wordt gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen voor het betrokken boekjaar.
   Het aantal erkende bedden is het aantal dat de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar kent.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-05-03/35, art. 6, 080; Inwerkingtreding : 01-07-2022>


Art. 61/1_VLAAMS_GEWEST.
[1 § 1. Met het oog op de realisatie in de geïsoleerde geriatriediensten, vermeld in artikel 5, § 1, I, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en de geïsoleerde diensten voor behandeling en revalidatie, vermeld in artikel 5, § 1, I, 4°, van de voormelde bijzondere wet, van het in actiepunt 2 van de Roadmap 2.0 van het e-gezondheidsplan bepaalde elektronisch patiëntendossier, hierna EPD te noemen, waarvan de inhoud is gedefinieerd in de Belgian Meaningful Use Criteria, hierna de BMUC te noemen, die zijn opgenomen in bijlage 20 bij dit besluit, wordt voorzien in een forfaitaire financiering onder de volgende voorwaarden.   Voor de geïsoleerde geriatriediensten, vermeld in artikel 5, § 1, I, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en de geïsoleerde diensten voor behandeling en revalidatie, vermeld in artikel 5, § 1, I, 4°, van de voormelde bijzondere wet, wordt een enveloppe van 654.209 euro als volgt verdeeld in de vorm van forfaits:   1° een sokkel per ziekenhuis;   2° een sokkel per erkend bed;   3° een acceleratorbudget;   4° een `early adopter'-budget.   § 2. De sokkel per ziekenhuis, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 1°, wordt elk jaar berekend en is identiek voor alle ziekenhuizen in kwestie. Die sokkel bedraagt:   1° op 1 juli 2016 20% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;   2° op 1 juli 2017 15% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;   3° op 1 juli 2018 10% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;   4° op 1 juli 2019 5% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid.   Om voor de financiering, vermeld in het eerste lid, in aanmerking te komen, moet het ziekenhuis jaarlijks voldoen aan de voorwaarden van de overdracht van de gegevens, vermeld in artikel 55/1, § 1.   Als een ziekenhuis de voorwaarden van de overdracht van de gegevens, vermeld in artikel 55/1, § 1, niet respecteert, wordt het toegekende budget voor het jaar in kwestie gerecupereerd in het volgende budget van financiële middelen. Het gerecupereerde budget wordt conform dezelfde modaliteiten, herverdeeld onder de andere ziekenhuizen op het moment dat het volgende budget van financiële middelen wordt toegekend.   § 3. De sokkel per erkend bed, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 2°, wordt elk jaar berekend. Voor de vastlegging van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met de erkende bedden, zoals bekend bij het Agentschap Zorg en Gezondheid op 1 januari van het jaar in kwestie. De sokkel per erkend bed bedraagt:   1° op 1 juli 2016 25% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;   2° op 1 juli 2017 20% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;   3° 1 juli 2018 15% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;   4° op 1 juli 2019 10% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid.   Om voor de financiering, vermeld in het eerste lid, in aanmerking te komen, moet het ziekenhuis jaarlijks voldoen aan de voorwaarden van de overdracht van de gegevens, vermeld in artikel 55/1, § 1.   Als een ziekenhuis de voorwaarden van de overdracht van de gegevens, vermeld in artikel 55/1, § 1, niet respecteert, wordt het toegekende budget voor het jaar in kwestie gerecupereerd op het moment dat het volgende budget van financiële middelen wordt toegekend.   Het gerecupereerde budget wordt, volgens dezelfde modaliteiten, herverdeeld onder de andere ziekenhuizen op het moment dat het volgende budget van financiële middelen wordt toegekend.   § 4. Het acceleratorbudget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 3°, is een bijkomend budget dat wordt toegekend aan de ziekenhuizen als stimulans om het proces te accelereren. Het acceleratorbudget wordt elk jaar berekend per ziekenhuis. Het acceleratorbudget bedraagt:   1° op 1 juli 2016 55% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;   2° op 1 juli 2017 60% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;   3° op 1 juli 2018 65% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;   4° op 1 juli 2019 70% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid.   Om voor de financiering, vermeld in het eerste lid, 1°, in aanmerking te komen, moet het ziekenhuis voor 1 januari 2018 een plan van aanpak, waarin staat beschreven welke maatregelen het zal nemen om een geïntegreerd EPD te implementeren en effectief te gebruiken voor 1 januari 2019, mailen naar revalidatie@zorg-en-gezondheid.be.   Om voor de financiering, vermeld in het eerste lid, 2°, in aanmerking te komen, moet het ziekenhuis voor 31 maart 2018 ofwel een contract sluiten met een softwareleverancier voor de implementatie van een geïntegreerd EPD dat beantwoordt aan de criteria, zoals gedefinieerd door de BMUC, waarvan het ziekenhuis een kopie bezorgt aan het Agentschap Zorg en Gezondheid, ofwel, als het ziekenhuis niet opteert voor een externe softwareleverancier, concrete opvraagbare bewijsstukken ter beschikking stellen, die toelaten het stappenplan in het kader van het vooropgestelde eindresultaat te evalueren.   Om voor de financiering, vermeld in het eerste lid, 3°, in aanmerking te komen, moet het ziekenhuis voor 31 maart 2018 een implementatiedatum voor een geïntegreerd EPD vastleggen, alsook een stappenplan waarin de implementatiedata worden vermeld van de zeven basisfunctionaliteiten die zijn omschreven in de BMUC. Op 1 juli 2018 wordt het ziekenhuis pro rata gefinancierd op basis van het aantal criteria van de BMUC dat op 1 januari 2018 bereikt is, met dien verstande dat een bereikt criterium het recht opent op een zevende van de financiering.   Om voor de financiering, vermeld in het eerste lid, 4°, in aanmerking te komen, moet het ziekenhuis alle criteria, vermeld in stap 1 van de BMUC, opgenomen in bijlage 20 bij dit besluit, gerealiseerd hebben op 1 januari 2019.   Op 1 juli 2016 en op 1 juli 2017 wordt het beschikbare acceleratorbudget op provisionele wijze onder alle ziekenhuizen verdeeld op basis van een puntensysteem. Het wordt alleen behouden op het moment dat het volgende budget van financiële middelen wordt toegekend, als de voorwaarden, vermeld in het tweede tot en met het vijfde lid, worden gerespecteerd. Het budget wordt verdeeld aan de hand van een puntensysteem, waarbij het ziekenhuis dat aan de voorwaarden voldoet, een punt krijgt per erkend bed. Bij de vaststelling van de erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals bekend bij het Agentschap Zorg en Gezondheid op 1 januari van het jaar in kwestie. Elk jaar wordt het beschikbare budget gedeeld door de som van de gekregen punten om de waarde van een punt te bepalen in de acceleratorenveloppe. Het bedrag van de financiering van het ziekenhuis wordt bepaald door het aantal punten te vermenigvuldigen met de waarde van een punt. Als een ziekenhuis zijn verplichtingen niet nakomt, wordt het toegekende budget voor het jaar in kwestie teruggevorderd op het moment dat een later budget van financiële middelen wordt toegekend. Het budget dat niet toegekend wordt aan de ziekenhuizen die niet voldoen aan de voorwaarden, wordt volgens dezelfde modaliteiten herverdeeld onder de andere ziekenhuizen op het moment dat een later budget van financiële middelen wordt toegekend.   § 5. Het `early adopter'-budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, 4°, is een bijkomend budget dat wordt toegekend aan de ziekenhuizen als stimulans om de basisfunctionaliteiten van de BMUC te implementeren voor 1 januari 2019. Het `early adopter'-budget wordt jaarlijks voor elk ziekenhuis berekend. Het `early adopter'-budget bedraagt:   1° op 1 juli 2017 5% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;   2° op 1 juli 2018 10% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid;   3° op 1 juli 2019 15% van het beschikbare budget, vermeld in paragraaf 1, tweede lid.   De Vlaamse minister, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, bepaalt de nadere regels voor de verdeling van elk jaarlijks budget onder de ziekenhuizen.   § 6. Voor de periode van 1 juli tot en met 31 december 2016 wordt eenmalig, boven op de enveloppe, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, een extra budget van 237.866 euro verdeeld onder de ziekenhuizen, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, volgens de voorwaarden voor het jaar 2016, vermeld in paragraaf 2, 3 en 4.   § 7. In dit artikel wordt verstaan onder het Agentschap Zorg en Gezondheid: het agentschap, opgericht bij het besluit van de Vlaamse Regering van 7 mei 2004 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap "Zorg en Gezondheid".]1
  ----------
  (1)<BVR 2017-09-15/18, art. 4, 055; Inwerkingtreding : 01-07-2016>

Art.62. De bedragen toegekend op 30 juni 2002 voor de evaluatie van de kwaliteit van de medische en verpleegkundige activiteiten en de bevordering van de medische activiteit in het geheel van de ziekenhuisactiviteiten, blijven vanaf 1 juli 2002 van toepassing.

Art.63.[1 § 1. Binnen de perken van het beschikbare budget, [4 dat op 1 januari 2023 is vastgesteld op 61.880.980 euro]4 wordt het onderdeel B4 van de algemene ziekenhuizen verhoogd met een forfaitair bedrag om deel te nemen aan de realisatie van pilootstudies.
   Deze pilootstudies beogen de verbetering en de evaluatie van de procedures met betrekking tot het ziekenhuisbeheer in de algemene ziekenhuizen, de multidisciplinaire kwaliteit van de ziekenhuiszorgen, het onderzoeken van nieuwe mechanismen voor de organisatie van de zorg of de financiering van de algemene ziekenhuizen. Ze kunnen eveneens betrekking hebben op de federale coördinatie van een innovatie, de vorming met betrekking tot deze innovatie, sensibiliseringsacties voor de ziekenhuis-actoren alsook stimulansen tot samenwerking met externe partners van het ziekenhuis. Ze kunnen ook een interventie in de kosten dekken met betrekking tot het op zich nemen van toezicht of behandeling in geval van een tijdelijke gezondheidszorgcrisis.
   § 2. Binnen de perken van het beschikbare budget, [4 dat op 1 januari 2023 is vastgesteld op 282.331.336 euro]4, wordt het onderdeel B4 verhoogd met een forfaitair bedrag voor de ziekenhuizen die deelnemen aan de realisatie van pilootstudies die betrekking hebben op thema's op het vlak van geestelijke gezondheid of specifiek voor de psychiatrische ziekenhuizen.
   Deze pilootstudies beogen de verbetering en de evaluatie van de procedures met betrekking tot het ziekenhuisbeheer, de multidisciplinaire kwaliteit van psychiatrische zorgen, de alternatieven met betrekking tot psychiatrische zorgen of het onderzoeken van nieuwe financieringsmechanismen voor ziekenhuiszorgen geleverd binnen of buiten het ziekenhuis. Ze kunnen eveneens betrekking hebben op de federale coördinatie van een innovatie, de vorming met betrekking tot deze innovatie en sensibiliseringsacties voor de ziekenhuis-actoren alsook stimulansen tot samenwerking met externe partners van het ziekenhuis.
   § 3. Binnen de perken van het beschikbare budget, [4 dat op 1 januari 2023 is vastgesteld op 5.770.442 euro]4, wordt het onderdeel B4 verhoogd met een forfaitair bedrag voor de ziekenhuizen die deelnemen aan de realisatie van pilootstudies.
   De pilootstudies kunnen betrekking hebben op de ontwikkeling of het gebruik van de ziekenhuistelematica in de ziekenhuizen, de codering van gegevens, het gebruik van gestandaardiseerde terminologie, de inzameling van specifieke ziekenhuisgegevens of het onderhoud van een IT-toepassing die nuttig is voor alle ziekenhuizen.
   § 4. In de offerteaanvraag van de pilootstudies bedoeld in de paragrafen 1 tot 3 hierboven moeten de criteria en voorwaarden inzake de inoverwegingneming van de pilootstudies vermeld staan.
   De weerhouden studies dienen het voorwerp uit te maken van een geschreven overeenkomst tussen de Minister dewelke het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft, de betrokken ziekenhuizen en, in voorkomend geval, de promotor van de studie.
   Deze pilootstudies dienen betrekking te hebben op een onderwerp dat alle algemene of psychiatrische ziekenhuizen aangaat, of een categorie van deze, en de resultaten van de studie dienen veralgemeend te kunnen worden naar deze ziekenhuizen na positieve evaluatie van een evaluatiecomité. De gegevens van de studie zijn afkomstig van één of meerdere ziekenhuizen.
   Deze overeenkomsten dienen de criteria te vermelden die dienden als basis voor de selectie van de betrokken ziekenhuizen en, in voorkomend geval, de promotor van de studie, het doel en de duur van de studie, de financiering toegekend aan het ziekenhuis, de verantwoording van de uitgaven, in voorkomend geval, het bedrag en de wijze waarop het ziekenhuis de promotor van de studie vergoedt alsook, in voorkomend geval, de verplichtingen van de promotor betreffende de feedback naar de deelnemende ziekenhuizen, de controle door een begeleidend comité, de gefaseerde evaluatie volgens de duur van de studie, en het rapport dat voor te leggen is aan de Minister die het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft. Deze moeten vervolledigd worden door een verklaring van belangenconflict.]1
  ----------
  (1)<KB 2019-09-08/01, art. 5, 069; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (2)<KB 2022-07-17/10, art. 8, 077; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (3)<KB 2024-05-03/35, art. 7, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (4)<KB 2024-05-03/35, art. 8, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. 63bis.[1 Vanaf 1 januari 2014 worden alle ziekenhuizen die erkend zijn voor een dienst geriatrie [2 ...]2 gefinancierd om een interne geriatrische liaison te organiseren zoals beschreven in afdeling IV van hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 houdende vaststelling eensdeels, van de normen waaraan het zorgprogramma voor de geriatrische patiënt moet voldoen om te worden erkend en, anderdeels, van bijzondere aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten.
   De financiering van het interne liaisonteam wordt als volgt berekend, rekening houdend met een jaarlijkse loonkost van 58.000 euro (waarde op 1 juli 2014) per voltijdsequivalent:
   - het aantal verblijven in klassieke hospitalisatie van patiënten van 75 jaar en ouder die exclusief behandeld worden in niet-geriatrische eenheden, verminderd met het verschil tussen het aantal verblijven dat overeenstemt met een gemiddelde bezettingsgraad, in een dienst geriatrie, van 85 % en het aantal reële verblijven in een geriatrische dienst als die bezettingsgraad van 85 % niet wordt gehaald ;
   - 2 VTE's voor de eerste 1000 verblijven;
   - 0,25 bijkomende VTE per begonnen schijf van 500 bijkomende verblijven bovenop de 1000.
   De financiering is gegarandeerd voor een minimum van 2 VTE's en een maximum van 6 VTE's.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2015-01-08/11, art. 8, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<KB 2020-09-10/02, art. 8, 072; Inwerkingtreding : 01-07-2020>

Art. 63ter.[1 Vanaf 1 juli 2014 worden alle ziekenhuizen die erkend zijn voor een dienst geriatrie [2 ...]2 gefinancierd om intern een daghospitalisatie te organiseren voor de geriatrische patiënt zoals beschreven in afdeling III van hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 29 januari 2007 houdende vaststelling eensdeels, van de normen waaraan het zorgprogramma voor de geriatrische patiënt moet voldoen om te worden erkend en anderdeels, van bijzondere aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten.
   Er wordt een jaarlijks forfait, uitgedrukt op 1 juli 2014, toegekend in functie van het aantal verblijven van geriatrische patiënten die werden opgenomen in daghospitalisatie voor de geriatrische patiënt.


Aantal patiëntenverblijven per jaarJaarlijks forfait
tussen 0 en 520 verblijven81.900 €
tussen 521 en 1040136.500 €
tussen 1041 en 1560227.500 €
tussen 1561 en 2080318.500 €
2081 verblijven en meer409.500 €
Voor het vaststellen van het aantal verblijven van geriatrische patiënten wordt rekening gehouden met het aantal geriatrische patiënten opgenomen in daghospitalisatie voor de geriatrische patiënt zoals vermeld in de laatste minimale ziekenhuisgegevens die bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend zijn.
   Vanaf 1 juli 2014 vindt er om de 2 jaar een actualisering plaats van het aantal verblijven van geriatrische patiënten die werden opgenomen in daghospitalisatie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2015-01-08/11, art. 9, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (2)<KB 2020-09-10/02, art. 9, 072; Inwerkingtreding : 01-07-2020>

Art. 63quater.[1 Vanaf 1 januari 2014 worden [5 alle algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-ziekenhuizen palliatieve zorg,]5 gefinancierd voor de oprichting van een multidisciplinair algologisch team op voorwaarde dat de gegevens in verband met de samenstelling en de activiteiten van het team geregistreerd worden, en dat die gegevens ter beschikking worden gehouden van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Die gegevens moeten, als de FOD daarom vraagt, elektronisch worden opgestuurd.
   Dit team dient te beschikken over medische, verpleegkundige en psychologische competenties en is belast met :
   - het coördineren van de pijnbehandeling in de ziekenhuisstructuur;
   - het sensibiliseren van alle zorgverstrekkers aangaande de noodzaak van een correcte pijnbehandeling ;
   - het verlenen van steun aan de zorgteams in het kader van de identificatie en de behandeling van pijn ;
   - het identificeren van de behoeften inzake opleiding van het personeel van de verschillende zorgteams en het organiseren van de opleiding van het zorgpersoneel inzake de beoordeling en de behandeling van pijn;
   - het faciliteren van de implementatie van guidelines voor de behandeling van chronische pijn in de zorgeenheden ;
   - het deelnemen aan de educatie van de chronische pijnpatiënten, in samenwerking met de zorgteams ;
   - het verzekeren van de zorgcontinuïteit door op te treden als schakel met een multidisciplinair centrum voor de behandeling van chronische pijn en met de behandelende arts en de andere actoren uit de thuiszorg of in een zorgstructuur ;
   - het organiseren van de deelname van het ziekenhuis aan het netwerk met de externe zorgverstrekkers en met de andere ziekenhuizen.
   Een arts die minstens halftijds actief is op het domein van de algologie wordt aangesteld als verantwoordelijke van het team. Als er binnen het ziekenhuis geen dergelijk profiel aanwezig is, mag tijdens een overgangsfase een geneesheer-anesthesist worden aangesteld als verantwoordelijke.
   Behalve als hij zelf een multidisciplinair centrum heeft ontwikkeld voor de behandeling van chronische pijn, dat erkend is door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, moet de contractant een samenwerkingsakkoord afsluiten met een ziekenhuis dat over een dergelijk centrum beschikt. Dat samenwerkingsakkoord moet betrekking hebben op de oprichting van een netwerk voor kennisdeling en moet vermelden welke initiatieven er ontwikkeld zullen worden door het centrum om de multidisciplinaire algologische teams te ondersteunen en te omkaderen en om zijn expertise ter beschikking te stellen voor de opleiding van de zorgteams.
  [2 Teneinde de werking van de multidisciplinaire algologische teams te financieren, wordt onderdeel B4 van de betrokken ziekenhuizen verhoogd met een forfaitair bedrag, uitgedrukt in de waarde op 1 januari 2017, die als volgt wordt berekend :


Samenstelling Referen-tieloon-kost (EUR) Voor de eerste 100 bedden + per begonnen schijf van 100 bijkomende bedden Composition coût salarial de référence (EUR) Pour les 100 premiers lits + par tranche entamée de 100 lits supplémentaires
Arts 122.400 0,10 VTE 0,01 VTE Médecin 122.400 0,10 ETP 0,01 ETP
Verpleegkundige 59.160 0,22 VTE 0,10 VTE Infirmier 59.160 0,22 ETP 0,10 ETP
Psycholoog 70.380 0,22 VTE 0,02 VTE psychologue 70.380 0,22 ETP 0,02 ETP
Het forfait wordt berekend, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt de berekening van het forfait gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [4 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]4.]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2015-01-08/11, art. 10, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<KB 2016-12-22/02, art. 12, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Wijziging vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>
  (3)<KB 2017-07-21/12, art. 1, 050; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
  (4)<KB 2017-12-19/11, art. 4, 051; Inwerkingtreding : 08-01-2018>
  (5)<KB 2020-09-10/02, art. 10, 072; Inwerkingtreding : 01-07-2020>

Art. 63quinquies.[1 Vanaf 1 januari 2014 worden [7 alle ziekenhuizen, met uitzondering van de psychiatrische ziekenhuizen en de Sp-ziekenhuizen palliatieve zorg,]7 gefinancierd voor een kwaliteitssysteem opzetten voor de transfusieketen onder de verantwoordelijkheid van een multidisciplinair hemovigilantie-/transfusieteam, bestaande uit minstens een referentieverpleegkundige transfusie, de verantwoordelijke van de ziekenhuisbloedbank en een arts met klinische expertise op het vlak van bloedtransfusie.
   Dit team is belast met de uitvoering van de volgende opdrachten, in samenwerking met het transfusiecomité, met betrekking tot de afname van pretransfusie stalen, de bewaring en toediening van bloed en bloedcomponenten:
   - de preventie van ernstige voorvallen en transfusiereacties;
   - de melding van ernstige voorvallen en transfusiereacties;
   - de analyse van ernstige voorvallen en transfusiereacties;
   - de implementatie van verbeteringsacties op basis van de analyse van ernstige voorvallen en transfusiereacties;
   - de melding van ernstige voorvallen en transfusiereacties aan het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten en hen het formulier voor de jaarlijkse melding van ongewenste transfusiereacties en voorvallen versturen;
   - de vorming en sensibilisering van ziekenhuismedewerkers betrokken bij het transfusiegebeuren;
   - de toepassing en/of de ontwikkeling van geïnformatiseerde controleprocedures en van een geïnformatiseerd traceersysteem van bloedcomponenten;
   - de deelname aan de enquête opgesteld door BeQuinT (Belgian Quality in Transfusion) om de twee jaar.
   [3 Om de kosten te financieren van de werking van het multidisciplinair hemovigilantie-transfusieteam, wordt een budget van 4.426.800 euro (waarde op 1 januari 2017) verdeeld [4 tussen de betrokken ziekenhuizen]4 op basis van de volgende modaliteiten :
   1° een forfait van 10.200 euro (waarde op 1 januari 2017) wordt toegekend aan elk ziekenhuis om de uitrusting (software) te financieren die nodig is voor de traceerbaarheid en de controle van de bloedproducten;
   2° binnen een enveloppe van 1.020.000 euro (waarde op 1 januari 2017) wordt als volgt een aanvullend bedrag berekend in functie van de consumptie van bloedzakjes per ziekenhuis :
   X = A * B/C
   waarbij :
   A = beschikbaar budget van 1.020.000 euro;
   B = aantal bloedzakjes die gebruikt worden in het betrokken ziekenhuis;
   C = totaal aantal gebruikte bloedzakjes in alle betrokken ziekenhuizen.
   3° een bijkomend bedrag van 2.346.000 euro (waarde op 1 januari 2017) wordt toegekend pro rata van de weging van de bedden.
   De volgende wegingen worden toegepast op de bedkenletters :
   1 punt voor de E-, M-, G- en L-bedden;
   2 punten voor de C-, D-, C+D-, I- en NIC-bedden.
   Deze verdeling wordt gerealiseerd, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2, met dien verstande dat 2% van de verantwoorde bedden C, D en E, met een minimum van 6 bedden, worden verondersteld bedden met een intensief karakter te zijn, en het aantal bloedzakjes zoals gebruikt in het budget van financiële middelen betekend op 1 juli 2016.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt deze verdeling gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2, met dien verstande dat 2% van de verantwoorde bedden C, D en E, met een minimum van 6 bedden, worden verondersteld bedden met een intensief karakter te zijn. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [6 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]6. Voor de berekening wordt rekening gehouden met het in het voorlaatste jaar aantal gebruikte bloedzakjes in elk ziekenhuis op basis van de melding aan het Federaal agentschap voor geneesmiddelen en gezondheidsproducten.]3]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2015-01-08/11, art. 11, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<KB 2015-10-12/05, art. 6, 034; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<KB 2016-12-22/02, art. 13, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Wijziging vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>
  (4)<KB 2017-01-24/01, art. 3, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (5)<KB 2017-07-21/12, art. 1, 050; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
  (6)<KB 2017-12-19/11, art. 4, 051; Inwerkingtreding : 08-01-2018>
  (7)<KB 2020-09-10/02, art. 11, 072; Inwerkingtreding : 01-07-2020>

Art. 63sexies.[1 Vanaf 1 juli 2014 ontvangen de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie intensieve zorg een financiering voor de erkende functie `lokale donorcoördinatie', zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 10 november 2012 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie `lokale donorcoördinatie' moet voldoen om te worden erkend en erkend te blijven.
   Om de werkingskosten van de erkende functie `lokale donorcoördinatie' te financieren, wordt er als volgt een bedrag berekend per ziekenhuis :
   1° [2 er wordt een aantal verkregen door het totale aantal bedden te vermenigvuldigen met de coëfficiënt NPERCIZ van het voorvoorlaatste jaar dat het betrokken dienstjaar vooraf gaat, zoals bepaald in bijlage 8 van dit besluit.
   Het forfait wordt berekend, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt de berekening van het forfait gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [4 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]4]2;
   2° er wordt een forfaitair bedrag toegekend op basis van het in 1° hierboven verkregen aantal :
   - als het berekende aantal lager is dan 2.000, wordt een bedrag van 30.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend;
   - als het berekende aantal hoger dan of gelijk is aan 2.000 en lager dan 4.000, wordt een bedrag van 50.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend;
   - als het berekende aantal hoger dan of gelijk is aan 4.000 en lager dan 6.000, wordt een bedrag van 70.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend;
   - als het berekende aantal hoger dan of gelijk is aan 6.000 en lager dan 8.000, wordt een bedrag van 90.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend;
   - als het berekende aantal hoger dan of gelijk is aan 8.000, wordt een bedrag van 110.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend.
   Er wordt een bijkomend bedrag van 20.000 euro (waarde op 1 juli 2014) toegekend aan de ziekenhuizen die ook erkend zijn voor een transplantatiecentrum, in de zin van het koninklijk besluit van 23 juni 2003 houdende vaststelling van de normen waaraan een transplantatiecentrum moet voldoen om te worden erkend, om het team van dat centrum in staat te stellen om de omkadering te versterken van de ziekenhuizen die een samenwerkingsakkoord hebben ondertekend met hun centrum via:
   - het organiseren van seminaries, congressen en opleidingen voor medisch en verpleegkundig personeel dat de functie donorcoördinatie uitoefent ;
   - het ter beschikking stellen van procedures voor de behandeling van potentiële donoren aan de ziekenhuizen die een samenwerkingsakkoord hebben ondertekend met het transplantatiecentrum.
   [2 ...]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2015-01-08/11, art. 12, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (2)<KB 2016-12-22/02, art. 14, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Wijziging vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>
  (3)<KB 2017-07-21/12, art. 4, 050; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
  (4)<KB 2017-12-19/11, art. 4, 051; Inwerkingtreding : 08-01-2018>

Art. 63septies.[1 Vanaf 1 juli 2014 worden [6 alle algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-ziekenhuizen palliatieve zorg,]6 gefinancierd om intern een voedingsteam te organiseren. Dat team, gecoördineerd door een voedingsverantwoordelijke, bestaat minstens uit een diëtist, een verpleegkundige, een arts, een apotheker en de keukenverantwoordelijke.
   Dat team komt minstens één keer per trimester samen en voert de volgende taken uit :
   - binnen het ziekenhuis een strategie ontwikkelen en toepassen voor het opsporen van patiënten met een risico op ondervoeding of obesitas, gebaseerd op een gevalideerd screeningsinstrument, die wordt toegepast bij hun opname in het ziekenhuis, in de loop van het verblijf en bij ontslag ;
   - binnen het ziekenhuis een doelgerichte strategie voor voedingsinterventies ontwikkelen en toepassen, gecombineerd met een individueel voedingsplan, voor alle patiënten die het risico lopen op ondervoeding of obesitas, gebaseerd op een grondig voedingsonderzoek, uitgevoerd door een diëtist en met als doel de objectieve en subjectieve voedingsparameters te documenteren, voedingsrisicofactoren te bepalen, specifieke tekorten te identificeren en de voedingsbehoeften van elke patiënt te definiëren ;
   - instaan voor de opvolging van de implementatie van die procedures aan de hand van een registratiesysteem voor de resultaten van de opsporing en van de nutritionele opvolging die moet worden uitgevoerd, en die resultaten up to date houden;
   - richtlijnen en aanbevelingen opstellen en up to date houden aangaande de speciale voedingstherapieën, gebaseerd op de aanbevelingen van wetenschappelijke instellingen of officiële instanties en ze vertalen in concrete protocollen die rechtstreeks gebruikt kunnen worden door de zorgverstrekkers binnen het ziekenhuis;
   - instaan voor de opvolging van alle patiënten die betrokken zijn bij de parenterale, enterale en orale voeding, met inbegrip van de voorbereiding van het ontslag uit het ziekenhuis en de informatie die moet worden doorgegeven aan de zorgverstrekkers die instaan voor de patiënt na diens ontslag uit het ziekenhuis;
   - deelnemen aan de vergaderingen georganiseerd door de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu ten behoeve van de voedingsteams;
   - op vraag van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu de anoniem gemaakte gegevens die werden geregistreerd op de geïnformatiseerde opvolgingsdocumenten en de informatie die nodig is voor de evaluatie van de activiteiten van het voedingsteam in elektronisch formaat doorsturen, volgens het schema dat werd meegedeeld door de FOD.
   Om de registratie te vergemakkelijken van de gegevens aangaande de resultaten van de opsporingsacties en de opvolgingsmodaliteiten van de patiënten die aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu moeten worden bezorgd, stelt de FOD een instrument ter beschikking van de ziekenhuizen dat het mogelijk maakt om de patiënten op te volgen, op basis van een voedingsplanning en een voedingsmiddelentabel.
  [2 Teneinde de werking van het voedingsteam te financieren, wordt onderdeel B4 van de betrokken ziekenhuizen verhoogd met een forfaitair bedrag, gebaseerd op het aantal bedden met kenletters C, D, C+D, I, E, G, Sp, Sp palliatieve zorg, A, Ad, An, T, K, Kd en Kn.
   De berekening wordt als volgt uitgevoerd :
   1° aan elk bed dat in aanmerking komt, wordt een aantal punten gekoppeld, dat rekening houdt met het risico op ondervoeding, opgesteld als volgt :
   - C-bed : 5,10 punten
   - D-bed : 7,45 punten
   - C-+D-, I-bed : 6,275 punten
   - E-bed : 8,5 punten
   - G-bed : 7,15 punten
   - Sp, Sp pall-bed : 5,44 punten
   - [3 A-, Ad-, An-, T-, K-, Kd- en Kn-bed : 6,24 punten.]3
   Het forfait wordt berekend, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2, met dien verstande dat 2% van de verantwoorde bedden C, D en E, met een minimum van 6 bedden, worden verondersteld bedden met een intensief karakter te zijn.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt de berekening van het forfait gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2, met dien verstande dat 2% van de verantwoorde bedden C, D en E, met een minimum van 6 bedden, worden verondersteld bedden met een intensief karakter te zijn. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [5 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]5;
   2° er wordt een puntentotaal berekend voor elk ziekenhuis;
   3° elk betrokken ziekenhuis ontvangt een gegarandeerd forfait van 15.300 euro (waarde op 1 januari 2017), dat de eerste 800 punten dekt;
   4° er wordt een aanvullend bedrag berekend door het aantal punten boven de 800 te vermenigvuldigen met een bedrag van 2,66 euro (waarde op 1 januari 2017).]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2015-01-08/11, art. 13, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (2)<KB 2016-12-22/02, art. 15, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Wijziging vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>
  (3)<KB 2017-01-24/01, art. 4, 047; Inwerkingtreding : 01-01-2017>
  (4)<KB 2017-07-21/12, art. 1, 050; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
  (5)<KB 2017-12-19/11, art. 4, 051; Inwerkingtreding : 08-01-2018>
  (6)<KB 2020-09-10/02, art. 12, 072; Inwerkingtreding : 01-07-2020>

Art. 63octies.
  <Opgeheven bij KB 2016-01-26/06, art. 3, 035; Inwerkingtreding : 01-07-2015>

Art.64.[1 Volgende maatregelen zijn bepaald in het Kankerplan [3 ...]3.
   § 1. Vanaf 1 juli 2008 wordt, teneinde de patiënt verpleegkundige en psychosociale ondersteuning te bieden, een multidisciplinair team gefinancierd in de ziekenhuizen die over een erkend zorgprogramma voor oncologie beschikken, naar rata van het aantal multidisciplinaire oncologische consultaties die door de ziekte- en invaliditeitsverzekering worden terugbetaald (MOC's). Die VTE's zijn aan dit zorgprogramma verbonden en werken ook effectief voor dit zorgprogramma.
   De financiering wordt als volgt berekend :
   - één VTE licentiaat/master in de psychologie per 250 MOC's, ten belope van 55.243 euro per VTE. Hij moet praktijkervaring hebben in het ondersteunen van oncologische patiënten of een opleiding oncopsychologie hebben gevolgd;
   - één VTE verpleegkundige per 250 MOC's, ten belope van 50.112 euro per VTE. Hij moet in de eerste plaats gespecialiseerd zijn in de oncologie of praktijkervaring hebben in het ondersteunen van oncologische patiënten of een opleiding gevolgd hebben die de kwaliteit van de aan deze patiënten verstrekte zorg een meerwaarde geeft;
   - en 0,5 VTE maatschappelijk werker per 250 MOC's, ten belope van 47.035 euro per VTE.
  [8 Onder MOC worden verstaan de volgende codes van geneeskundige prestaties, vergoed door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging: 350372-350383, 350276-350280 en 350291-350302.
   Op 1 juli 2017 is het bedrag van de toegekende provisie gelijk aan het bedrag gefinancierd op 30 juni 2017.
   Deze financiering wordt jaarlijks herzien in het kader van de herziening van het budget van de financiële middelen, op basis van de effectieve toewijzing, de kwalificatie, de ervaring of de vereiste opleiding van de hierboven beschreven VTE's, alsook het reëel aantal MOC's gepresteerd gedurende het betrokken jaar, waarvan de codes hierboven werden hernomen, en die tot 30 juni van het tweede jaar volgend op het prestatiejaar door de ziekte- en invaliditeitsverzekering werden gecomptabiliseerd.]8
   § 2. Ter verbetering van de kwaliteit van de zorgverlening wordt er vanaf 1 juli 2008 in de ziekenhuizen die beschikken over een erkend zorgprogramma oncologie één VTE van universitair niveau per 1 000 multidisciplinaire oncologische consulten terugbetaald door de ziekte- en invaliditeitsverzekering (MOC), ten belope van 55.242 euro per VTE.
   Om deze specifieke bijkomende financiering te kunnen genieten moeten volgende voorwaarden vervuld zijn :
   - de VTE is verbonden en moet effectief werken voor het zorgprogramma;
   - de VTE vervult de functie van datamanager;
   - hij moet een voorafgaande opleiding gevolgd hebben bij het Kankerregister omtrent het coderen van gegevens;
   - hij is verantwoordelijk voor de registratie bij het Kankerregister en moet evalueren of de aanbevelingen van het oncologisch handboek van het ziekenhuis worden opgevolgd. Hij moet ook beoordelen of de beslissingen van de MOC's waaraan hij verplicht moet deelnemen in acht worden genomen.
  [8 Onder MOC worden verstaan de volgende codes van geneeskundige prestaties, vergoed door de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging: 350372-350383, 350276-350280 en 350291-350302.
   Op 1 juli 2017 is het bedrag van de toegekende provisie gelijk aan het bedrag gefinancierd op 30 juni 2017.
   Deze financiering wordt jaarlijks herzien in het kader van de herziening van het budget van de financiële middelen, op basis van de effectieve toewijzing, de kwalificatie, de ervaring of de vereiste opleiding van de hierboven beschreven VTE's, alsook het reëel aantal MOC's gepresteerd gedurende het betrokken jaar, waarvan de codes hierboven werden hernomen, en die tot 30 juni van het tweede jaar volgend op het prestatiejaar door de ziekte- en invaliditeitsverzekering werden gecomptabiliseerd.]8
   § 3. Vanaf 1 juli 2008 wordt aan elk ziekenhuis dat beschikt over kinderoncologiebedden en die beantwoorden aan de criteria opgenomen in bijlage 1 van het ministerieel besluit van 29 december 1997 houdende vaststelling, voor het dienstjaar 1998, van de specifieke voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, een bijkomende financiering van één VTE licentiaat/master in de psychologie toegekend ten belope van 55.240 euro per VTE, en van één VTE paramedicus, kinesitherapeut, maatschappelijk werker of kinderverzorgster ten belope van 47.000 euro per VTE.
   Die financiering is beperkt tot 8 VTE's psychologen en 8 VTE's andere functie voor het Rijk.]1
   [2 § 4. Om de celbanken en eenheden voor celtherapie met hematopoïetische stamcellen en navelstrengbloed structureel te ondersteunen wordt er, vanaf 1 januari 2009, aan de ziekenhuizen die over dergelijke structuren beschikken en een overeenkomst met de minister, die Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, hebben ondertekend, een financiering toegekend die als volgt wordt berekend :
   a) voor de [3 ...]3 door het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten erkende banken voor hematopoïetische stamcellen en erkend door 'the European Group for Blood and Marrow Transplantation' of waarvoor de erkenning aan de gang is :
   - 0,2 VTE arts-beheerder van de bank, ten belope van 100.000 euro per VTE;
   - één VTE bachelor laboratoriumtechnoloog, ten belope van 55.240 euro per VTE;
   - één VTE kwaliteitscoördinator, ten belope van 55.240 euro per VTE;
   - 0,5 VTE datamanager, ten belope van 36.000 euro per VTE;
   - en een forfait van 60.000 euro voor werkingskosten en opslag;
   b) [4 voor de door NETCORD geaccrediteerde banken voor navelstrengbloed, of waarvan de accreditatie loopt, uitgebaat in combinatie met een bank voor hematopoïetische stamcellen die aan bovenvermelde voorwaarden voldoen, wordt aan de in punt a) opgenomen financiering toegevoegd :
   - 0,1 VTE arts-beheerder van de bank, ten belope van 100.000 euro per VTE;
   - één VTE bachelor laboratoriumtechnoloog ten belope van 55.240 euro per VTE;
   - 0,5 VTE datamanager, ten belope van 36.000 euro per VTE;
   - en een forfait van 60.000 euro voor werkingskosten en opslag.]4
   § 5. Vanaf 1 januari 2009, om de bestaande tumorbanken in de ziekenhuizen te ondersteunen die krachtens onderdeel B7 worden gefinancierd en die voor een zorgprogramma oncologie zijn erkend, en teneinde binnen het Kankerregister een interuniversitaire virtuele tumorbank te creëren, wordt een forfaitaire financiering van 300.000 euro toegevoegd aan onderdeel B4 van de betrokken ziekenhuizen.
   Om deze specifieke bijkomende financiering te kunnen genieten, moeten de ziekenhuizen aan volgende voorwaarden voldoen :
   - een overeenkomst hebben ondertekend met de minister die Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft;
   - de tumorbank moet reeds geïnstalleerd en operationeel zijn, verbonden zijn aan een laboratorium voor anatomopathologie van het ziekenhuis of met een extern laboratorium voor anatomopathologie waarmee het ziekenhuis een samenwerkingsovereenkomst heeft afgesloten;
   - er moet een centraal beheer en een centrale opslag van de stalen zijn en er moeten minstens 1 000 tumorstalen aanwezig zijn;
   - de tumorbank moet beschikken over de gestandaardiseerde procedures en dient deze te volgen voor de voorbereiding, het invriezen en bewaren van de stalen.
   Met de forfaitaire financiering die wordt toegekend aan één tumorbank per ziekenhuis en per laboratorium voor anatomopathologie die aan bovenvermelde voorwaarden voldoet, worden volgende kosten gedekt :
   - één beheerder van de tumorbank die verantwoordelijk is voor de registratie en de bewaring van de stalen, alsook voor het correcte gebruik ervan;
   - één laboratoriumtechnoloog die verantwoordelijk is voor de ontvangst, de voorbereiding en de invriezing van de stalen, alsook voor de eventuele extractie van DNA met het oog op de bewaring ervan;
   - de werkingskosten die verband houden met de voorbereiding, de invriezing, de registratie en het transport van de stalen (informatica, vloeibare stikstof, reagentia...);
   - het nodige materiaal voor het opslaan van de stalen en de beveiliging van het lokaal.
   Om die financiering te kunnen krijgen, moeten de ziekenhuizen zich ertoe verbinden 10 % van dit bedrag aan het Kankerregister te storten voor het beheer van de virtuele overkoepelende tumorbank.
   § 6. Teneinde het translationeel onderzoek te coördineren en daarbij de samenwerking tussen artsen en wetenschappers te stimuleren met als doel de patiënten zo snel mogelijk voordeel te laten halen uit de ontwikkelingen van hun werkzaamheden, wordt vanaf 1 januari 2009 een forfaitaire financiering van 191.240 euro toegevoegd aan onderdeel B4 van de ziekenhuizen die krachtens onderdeel B7 worden gefinancierd, en die voor een zorgprogramma oncologie zijn erkend en een overeenkomst met de minister die Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft hebben ondertekend.
   Deze financiering betreft maximum 13 ziekenhuizen.
   De forfaitaire financiering wordt toegekend om de werkingskosten te dekken van een coördinatiecel per ziekenhuis bestaande uit :
   - één VTE arts-coördinator voor het translationeel onderzoek met ervaring op het gebied van onderzoek en met minstens vijf jaar klinische ervaring;
   - één VTE secretariaatsmedewerker voor administratieve en logistieke ondersteuning;
   - één VTE datamanager voor hulp bij het coderen van de gegevens.
   Om deze specifieke bijkomende financiering te kunnen krijgen, moeten de ziekenhuizen een zekere expertise hebben op het gebied van translationeel onderzoek dat door middel van volgende elementen kan worden aangetoond :
   - wetenschappelijke publicaties op het gebied van translationeel onderzoek;
   - het opstarten van minstens 10 klinische studies per jaar in het gebied van de oncologie;
   - lopende studies in translationeel onderzoek;
   - bestaand translationeel onderzoeksteam;
   - bestaande technologische infrastructuur voor de realisatie van translationele studies in de oncologie (technieken voor metabole beeldvorming: PET, NMR,...);
   - nationale en/of internationale wetenschappelijke samenwerking op het gebied van oncologisch onderzoek;
   - partnership met de farmaceutische industrie of met nieuwe technologieën op het gebied van de oncologie.]2
  [3 § 7. Teneinde de voedingsondersteuning voor kankerpatiënten te versterken, wordt vanaf 1 januari 2011 een budget van 7.544.871 euro (index 1 januari 2011) verdeeld onder de ziekenhuizen die erkend zijn voor een zorgprogramma voor oncologische basiszorg of een zorgprogramma voor oncologie.
   Met het beschikbare budget worden diëtisten gefinancierd die instaan voor deze voedingsondersteuning, die bestaat uit de uitwerking van een specifiek voedingsbeleid toegespitst op de oncologische patiënt, de sensibilisatie van de zorgverleners voor het belang van voeding en de vroege detectie van voedingsproblemen, ook door toepassing van gevalideerde screeningsmethodes. Bovendien staan de diëtisten in voor het contact met de maaltijdleverancier, de communicatie met de externe partners van het ziekenhuis en de educatie van de oncologische patiënt op het vlak van voeding.
   De diëtist moet aan de volgende voorwaarden voldoen :
   - voldoen aan de voorwaarden van het koninklijk besluit van 19 februari 1997 betreffende de beroepstitel en de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het beroep van diëtist en houdende vaststelling van de lijst van de technische prestaties en van de lijst van handelingen waarmee de diëtist door een arts kan worden belast;
   - bij voorkeur beschikken over beroepservaring in de oncologische diëtetiek of bij gebrek daaraan over beroepservaring in de diëtetiek die nuttig is voor de behandeling van oncologische patiënten;
   - verbonden zijn aan en effectief werken voor het zorgprogramma voor oncologische basiszorg of het zorgprogramma voor oncologie en integraal deel uitmaken van het multidisciplinaire team van dat zorgprogramma;
   - overleg en samenwerkingsverbanden tot stand brengen met de andere diensten en structuren voor voedingsondersteuning binnen het ziekenhuis.
   Voor de evaluatie en de opvolging van dat initiatief moeten de diëtisten jaarlijks gegevens betreffende hun activiteiten registreren en rapporteren, volgens een schema en een timing die de FOD Volksgezondheid nader zal bepalen. Ze moeten ook deelnemen aan de uitwisselingen van praktijkervaring die door de FOD Volksgezondheid worden georganiseerd.
   Op 1 januari 2011 wordt het hierboven vermelde budget als volgt verdeeld, naar rata van het aantal multidisciplinaire oncologische consultaties (MOC's) die in de loop van 2008 door de ziekte- en invaliditeitsverzekering worden terugbetaald en ten belope van 46.146 euro (index 1 januari 2011) per VTE :
   - 1 VTE diëtist tot 500 MOC's;
   - 1,5 VTE diëtist van 501 tot 750 MOC's;
   - 2 VTE diëtist van 751 tot 1 000 MOC's;
   - 2,5 VTE diëtist van 1 001 tot 1 250 MOC's;
   - 3 VTE diëtist van 1 251 tot 1 500 MOC's;
   - 3,5 VTE diëtist van 1 501 tot 1 999 MOC's;
   - 4 VTE diëtist vanaf 2 000 MOC's.
   Die financiering kan jaarlijks herzien worden op basis van de kwalificatie en de effectieve toewijzing in een zorgprogramma.]3
  [6 § 8. Een budget van 246.000 euro (index 01/01/2013) wordt toegekend aan de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie pediatrische liaison, in de zin van het koninklijk besluit van 15 november 2010 houdende vaststelling van de normen waaraan de functie pediatrische liaison moet voldoen om te worden erkend.]6
  ----------
  (1)<KB 2009-09-20/15, art. 12, 020; Inwerkingtreding : 01-07-2008>
  (2)<KB 2009-09-20/15, art. 12, 020; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (3)<KB 2011-10-26/08, art. 10, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
  (4)<KB 2011-10-26/08, art. 10, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (5)<KB 2012-11-19/04, art. 9, 025; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (6)<KB 2013-12-26/30, art. 9, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2013>
  (7)<KB 2015-01-08/11, art. 15, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (8)<KB 2017-07-21/12, art. 5, 050; Inwerkingtreding : 01-07-2017>

Art.65.Vanaf 1 juli 2007 wordt, met het oog op de financiering van de kosten betreffende een mobiele equipe of een mobiel supportteam voor de erkende palliatieve functie, onderdeel B4 van het budget van financiële middelen verhoogd :
  1° met een vast bedrag dat als volgt wordt berekend :
  a) (algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 200 bedden en de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 200 bedden, de ziekenhuizen en Sp-diensten voor palliatieve zorg en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden :) <Erratum, B.S. 09.08.2007, p. 41573-41574>
  - voor de ziekenhuizen met minder dan 500 bedden met een bedrag van 100 663,10 EUR (index 1 juli 2007) dat overeenstemt met een bezetting van 0,5 FTE arts met voldoende vorming en/of ervaring in palliatieve zorg, 0,5 FTE gegradueerde verpleegkundige en 0,5 FTE psycholoog;
  - voor de ziekenhuizen met 500 bedden of meer, met een bedrag van 100 663,10 EUR (index 1 juli 2007), vermenigvuldigd met het aantal bedden van het ziekenhuis en gedeeld door 500.
  [1 Voor de vaststelling van het aantal bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.]1
  b) [geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 200 bedden, geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 200 bedden met uitzondering van de Sp-bedden voor palliatieve zorg en ziekenhuizen die een financiering toegekend krijgen volgens de modaliteiten bedoeld in punt a) :] <Erratum, B.S. 09.08.2007, p. 41573-41574>
  - voor de diensten met minder dan 40 bedden met een forfaitair bedrag van 15 894,18 EUR (index 1 juli 2007);
  - voor de diensten met 40 of meer bedden met een forfaitair bedrag van 28 256,33 EUR (index 1 juli 2007).
  [1 Voor de vaststelling van het aantal bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.]1
  2° met een variabel bedrag dat als volgt wordt berekend :
  een variabel bedrag van 1 783 018,89 EUR (index 1 juli 2007) wordt verdeeld onder alle ziekenhuizen bedoeld in punt 1°, op basis van de verblijven in klassieke hospitalisatie, geregistreerd in het kader van de 2 laatst bekende semesters van de minimale klinische gegevens in alle diensten, met uitzondering van de diensten met kenletters NIC, A, M en de Sp- diensten voor palliatieve zorg.
  De verblijven die in aanmerking worden genomen, zijn :
  - de verblijven met als nevendiagnose - code ICD9-CM - V667 " Encounter for palliative care ",
  - [3 - en de verblijven met ernstgraad 3 of 4 en mortaliteitrisico 3 of 4 in de [4 "[5 3MTM APR DRG Classification System Definitions Manuals]5]4.]3
  c) [2 ...]2.
  ----------
  (1)<KB 2009-09-20/15, art. 13, 020; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (2)<KB 2010-11-26/08, art. 23, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (3)<KB 2015-01-08/11, art. 16, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (4)<KB 2020-09-10/02, art. 13, 072; Inwerkingtreding : 01-07-2020>
  (5)<KB 2022-07-17/10, art. 9, 077; Inwerkingtreding : 01-07-2021>

Art.66.Voor de registratie van de minimale psychiatrische gegevens in de psychiatrische verzorgingstehuizen wordt aan het psychiatrisch ziekenhuis dat een overeenkomst heeft afgesloten met één of meerdere psychiatrische verzorgingstehuizen, op jaarbasis een basisbedrag toegekend van 2 478,94 EUR per psychiatrisch verzorgingstehuis, vermeerderd met 53,73 EUR (waarde op 1 januari 2002) per bestaand en erkend bed in een psychiatrisch verzorgingstehuis op 1 januari dat aan het dienstjaar van vaststelling van het budget voorafgaat.
  Dit bedrag wordt, op basis van de in het eerste lid bedoelde overeenkomst, door de beheerder integraal doorgestort aan het desbetreffend psychiatrisch verzorgingstehuis.
  [1 ...]1.
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 24, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>

Art.67. Onderdeel B4 van het budget van financiële middelen van de psychiatrische ziekenhuizen omvat op 1 juli 2002 de toegekende bedragen op 30 juni 2002 voor de banen " T1 en T2 ".

Art.68.Teneinde de erkende MUG-functie te financieren, wordt een forfaitair bedrag van 222 145,85 EUR (waarde op 1 januari 2002) toegekend.
  (Het behoud van deze financiering is afhankelijk van het verzamelen en overzenden van de gegevens met betrekking tot de activiteit van de MUG-functie [1 ...]1.) <KB 2003-01-29/37, art. 4, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  ----------
  (1)<KB 2016-08-30/02, art. 3, 043; Inwerkingtreding : 01-07-2016>

Art.69.[1 Vanaf 1 januari 2010 wordt ter ondersteuning van de techniek van snelle desintoxicatie onder narcose van patiënten met een opiatenafhankelijkheid, "Ultra Rapid Opiate Detoxification (UROD)" genoemd, onderdeel B4 van de ziekenhuizen, die een overeenkomst hebben ondertekend met de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheden heeft, verhoogd.]1
  ----------
  (1)<Hersteld bij KB 2010-02-26/06, art. 4, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2010>

Art.70.[1 Vanaf 1 januari 2013 wordt, met het oog op het opzetten van de verlengde hospitalisatiestructuren voor patiënten die getroffen zijn door multiresistente tuberculose, onderdeel B4 van de voor bedden met index L erkende ziekenhuizen en die een overeenkomst hebben ondertekend met de minister bevoegd voor volksgezondheid, verhoogd met een budget van 806.870 Euro.
   Dit bedrag komt overeen met :
   - een zorgteam dat ervaring heeft in de behandeling van infectieziekten bestaande uit 6 verpleegkundigen, 3 zorgkundigen, 3 paramedici, één vierde VTE verpleegkundige-hygiënist en één vierde VTE geneesheer-hygiënist;
   - de aankoop van het specifieke materiaal dat noodzakelijk is voor de uitoefening van de opdracht, zoals het basismateriaal om gedurende één week in optimale veiligheidsomstandigheden de eerste drie patiënten te kunnen opvangen die een hoogst besmettelijke acute respiratoire pathologie vertonen die een hospitalisatie in ad hoc eenheden vereisen, en het materiaal noodzakelijk om routinematig de patiënten met multiresistente tuberculose te kunnen opereren.]1
  ----------
  (1)<Opnieuw ingevoegd bij KB 2013-12-26/30, art. 10, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2013>

Art.71.§ 1. [1 Vanaf 1 januari 2010 wordt in het kader van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep teneinde de bijzondere beroepstitels (BBT) en de bijzondere beroepsbekwamingen (BBK) te valoriseren van de erkende verpleegkundigen die effectief werkzaam zijn in een dienst, een functie of een zorgprogramma waarvoor die specialisatie voorzien is, onderdeel B4 van de ziekenhuizen verhoogd, binnen de perken van een budget van 25.350.000 euro (index 01/01/2010), overeenkomstig de toekenningsmodaliteiten voorzien in het [3 koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties]3.
   1° per VTE verpleegkundige houder van een bijzondere beroepstitel erkend door de minister bevoegd voor Volksgezondheid : een bedrag van 3.341,50 euro bruto (index 01/01/2010) dat in de vorm van een jaarlijkse premie aan de werknemer moet worden gestort;
   2° per VTE verpleegkundige die zich kan beroepen op een bijzondere beroepsbekwaming erkend door de minister bevoegd voor Volksgezondheid : een bedrag van 1.113,80 euro bruto (index 01/01/2010) dat in de vorm van een jaarlijkse premie aan de werknemer moet worden gestort.
   Het aan de ziekenhuizen gefinancierde bedrag voor de VTE verpleegkundigen die houder zijn van een BBT of die zich kunnen beroepen op een BBK en effectief werkzaam zijn in een dienst, een functie of een zorgprogramma waarvoor die specialisatie is voorzien, wordt verhoogd met een werkgeversbijdrage van 34,67 %.
   Om voormelde financieringen te behouden, moeten de ziekenhuisbeheerders aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een attest bezorgen dat de toekenning van deze voordelen aan voormeld personeel vanaf 1 januari 2010 bevestigt. Dit attest moet uiterlijk tegen 15 oktober 2010 worden verstuurd en moet medeondertekend worden door de ondernemingsraad voor de privésector, door het lokaal overlegcomité voor de overheidssector of, bij ontstentenis, door de vakbondsafvaardiging.]1
  § 2. [2 Voor de periode vanaf 1 juli tot 31 december 2016, éénmalig en geenszins recurrent een bijkomende budget van 10 miljoen euro (waarde op 1 juli 2016) wordt onder de private ziekenhuizen verdeeld naar rata van de waarde van onderdeel B van hun budget van financiële middelen genotifieerd op 1 juli 2015. Dit bedrag is niet herzienbaar.]2
  [3 § 3. Vanaf 1 september 2018, wordt de financiering voorzien in paragraaf 1 niet meer toegekend aan het ziekenhuis vallend onder het paritair comité voor de gezondheidsinrichtingen en -diensten 330 voor de verpleegkundigen die vanaf 1 september 2018 erkend worden voor een bijzondere beroepstitel en/of voor een bijzondere beroepsbekwaamheid.
   Niettemin behoudt de verpleegkundige, die begunstigde is van de premie bedoeld in de paragraaf 1, 1° en/of 2° en die van functie verandert in hetzelfde ziekenhuis vallend onder het voornoemde paritair comité 330 of die van ziekenhuis wisselt vallend onder het voornoemde paritair comité 330, het recht op de premie voor zover deze de functie van verpleegkundige blijft uitoefenen.
   § 4. De financiering van de jaarlijkse premie bedoeld in § 1, 1° en/of 2° wordt behouden, voor de verpleegkundige die werkt in een ziekenhuis niet vallend onder het voornoemde paritair comité 330, en die wisselt van werkgever die wel valt onder het voornoemde paritair comité 330, voor zover deze de functie van verpleegkundige blijft uitoefenen.]3
  [4 § 5. Vanaf 1 september 2022 wordt de financiering bedoeld in paragraaf 1 niet meer toegekend aan het ziekenhuis van de publieke sector voor haar verpleegkundigen die vanaf 1 september 2022 erkend zijn voor een bijzondere beroepstitel en/of een bijzondere beroepsbekwaamheid.
   De financiering van de jaarlijkse premie bedoeld in paragraaf 1, 1° en/of 2°, blijft evenwel behouden voor de verpleegkundige die van functie verandert in hetzelfde ziekenhuis of die van ziekenhuis verandert, voor zover deze de functie van verpleegkundige blijft uitoefenen en dat hij niet voor het IFIC-barema heeft gekozen.]4
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 25, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<KB 2016-09-06/03, art. 5, 044; Inwerkingtreding : 01-07-2016>
  (3)<KB 2018-07-30/08, art. 2, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (4)<KB 2024-05-03/35, art. 9, 080; Inwerkingtreding : 01-09-2022>

Art. 71_VLAAMS_GEWEST. [1 ...]1
  ----------
  (1)<BVR 2017-09-15/18, art. 5, 055; Inwerkingtreding : 02-09-2016>


Art. 71/1. [1 Vanaf 1 januari 2022 wordt, voor de financiering van het specialisatiecomplement toegekend aan de erkende verpleegkundigen voor een bijzondere beroepstitel (BBT) of een bijzondere beroepsbekwaamheid (BBK) overeenkomstig de toekenningsmodaliteiten bepaald in het koninklijk besluit van 17 juli 2022 tot invoering van een specialisatiecomplement en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties en het koninklijk besluit van 25 september 2014 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in de thuisverpleging, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden, onderdeel B4 van de ziekenhuizen verhoogd, binnen de grenzen van een budget van 22.958.600 euro (waarde op 1 januari 2022).
   Dit budget wordt als provisie aan alle ziekenhuizen verdeeld pro rata hun aantal betaalde VTE's in de graad-functies 24140 tot 24156 opgenomen in de kostenplaatsen 020 tot 499, 550 tot 552 en 555. Het aantal VTE's is ontleend aan de FINHOSTA-inzameling van het jaar 2019 of het jaar 2018 wanneer 2019 niet beschikbaar was.
   Het bedrag gefinancierd aan de ziekenhuizen, voor de erkende verpleegkundige VTE's met een BBT of die zich kunnen beroepen op een BBK en die voldoen aan de toekenningsvoorwaarden voorzien in het voormelde koninklijk besluit van 17 juli 2022, wordt verhoogd met een werkgeversbijdrage van 34,67 %.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-05-03/35, art. 10, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art.72.[1 Op 1 januari 2017 wordt een besparing van 18,7 miljoen euro verdeeld onder de ziekenhuizen pro rata de totale waarde van de onderdelen B1 en B2 van elk ziekenhuis, zoals betekend op 1 juli 2016, ten opzichte van de totale waarde van de onderdelen B1 en B2 van het Rijk, zoals betekend op 1 juli 2016.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-12-22/02, art. 16, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Wijziging vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>

Art.73.[1 § 1. De bedragen toegekend op 30 juni 2002 en die betrekking hebben op de kosten bedoeld in artikel 15, 15° en 26° van dit besluit blijven behouden op 1 juli 2002.
   § 2. De lasten m.b.t. de overeenkomsten van eerste tewerkstelling zoals bedoeld in artikel 15, 9°, worden aangepast op basis van de uitgaven vastgesteld voor het burgerlijk jaar 2005, met dien verstande dat het aantal desgevallend wordt beperkt tot 1,8 % van de personeelsformatie, uitgedrukt in VTE, die op 30 juni van het voorafgaande jaar in dienst was.
   § 3. De lasten met betrekking tot de verhoging van de werkgeversbijdragen voor pensioenen, toegepast van 2005 tot 2007, voor de nieuwe aangeslotenen bij " pool 2 van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid - Provinciale en plaatselijke overheidsdiensten (RSZ-PPO) ", zoals bedoeld in artikel 15, 15°, worden gefinancierd op basis van reële, door de RSZ-PPO meegedeelde, kosten.
  [8 § 4. Vanaf 1 juli 2019 en vervolgens elk burgerlijk jaar wordt er een forfait (X) toegekend aan de ziekenhuizen aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds voor provinciale en plaatselijke overheidsdiensten om een deel van de lasten te compenseren die voortvloeien uit de wet van 24 oktober 2011, tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de private ziekenhuizen die beschikken over statutair personeel dat hen ter beschikking is gesteld door een lokale of provinciale administratie die is aangesloten bij het bovengenoemde Fonds.
   De vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten die in aanmerking genomen worden, zijn deze die vermeld zijn met een nomenclatuurcode NACE-BEL ziekenhuisactiviteit, met name de codes 86.101, 86.102, 86.103 en 86.104.
   De in aanmerking genomen lasten voor de berekening van het forfait zijn, voor elk referentiejaar, de som van de totale basispensioenbijdrage van de loonmassa van het ziekenhuis en, in voorkomend geval, het bedrag van de aanvullende pensioenbijdragen voor individuele responsabilisering van het ziekenhuis, pro rata van het percentage van het bovengenoemde personeel.
   Het beschikbare budget van [9 71.753.332,74 euro (index op 1 januari 2020)]9 wordt als volgt verdeeld:
   X = [ (A + B) * C ]/D * beschikbaar budget
   waar :
   A = Jaarlijkse last van de basispensioenbijdrage voor het ziekenhuis, met betrekking tot het referentiejaar ;
   B = Jaarlijkse last van de responsabiliseringsbijdrage voor het ziekenhuis, met betrekking tot het referentiejaar, indien het geval;
   C = percentage van het vastbenoemde personeel dat vermeld is met een nomenclatuurcode NACE-BEL ziekenhuisactiviteit, met name de codes 86.101, 86.102, 86.103 en 86.104 die in het ziekenhuis werken in de loop van het 4de trimester van het referentiejaar;
   D = totaal van de jaarlijkse lasten [(A+B) * C] van het land voor het referentiejaar.
   De hierboven hernomen gegevens worden verstrekt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en het referentiejaar is het voorlaatste jaar voor het jaar voor hetwelk het forfait berekend wordt.
   Wat betreft het privéziekenhuis dat beschikt over vastbenoemd personeel dat hem ter beschikking gesteld is door een plaatselijke of provinciale overheidsdienst aangesloten bij het bovenvermelde Fonds, zal het toegekende forfait enkel behouden blijven indien zij het formele bewijs levert dat zij effectief de financiële last van dit ter beschikking gesteld statutair personeel draagt tijdens het voorlaatste jaar voor het jaar voor hetwelk het forfait berekend wordt en dit, in voorkomend geval, met inbegrip van de aanvullende pensioenbijdragen voor individuele responsabilisering. Dit bewijs wordt geleverd onder de vorm van een verklaring op eer, waarvan het model gepubliceerd werd op de website van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, en dit attest moet ondertekend worden door de beheerder van het ziekenhuis en medeondertekend worden door de aangeslotene aan het bovengenoemde Fonds. Dit bewijs wordt naar het volgende adres verzonden: com.finhosp@health.fgov.be. Dit dient te gebeuren voor 31 december van het jaar waarvoor het forfait berekend wordt.
   Vanaf het jaar 2020 wordt de verdeling van het beschikbare budget elk jaar geactualiseerd door rekening te houden met de gegevens betreffende de hierboven bedoelde elementen van het voorlaatste jaar voor het jaar voor hetwelk het forfait berekend wordt. De gegevens worden verstrekt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
   § 5. Vanaf 1 juli 2019 en vervolgens elk burgerlijk jaar wordt een forfait (Y) toegekend aan de ziekenhuizen aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds voor provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en aan de private ziekenhuizen die beschikken over vastbenoemd personeel dat hen ter beschikking gesteld is door een plaatselijke of provinciale overheidsdienst aangesloten bij het bovenvermelde Fonds voor het compenseren van een deel van de aanvullende pensioenbijdragen voor individuele responsabilisering die voortvloeien uit de in § 4 vermelde wet van 24 oktober 2011.
   De vastbenoemde personeelsleden die in aanmerking genomen worden, zijn deze die vermeld zijn met een nomenclatuurcode NACE-BEL ziekenhuisactiviteit, met name de codes 86.101, 86.102, 86.103 en 86.104.
   De in aanmerking genomen lasten voor de berekening van het forfait stemmen overeen met het bedrag van de aanvullende pensioenbijdragen voor individuele responsabilisering van het ziekenhuis, pro rata van het percentage van het bovengenoemde personeel.
   Het beschikbare budget van [9 12.260.100 euro (index op 1 januari 2020)]9 wordt als volgt verdeeld:
   Y = (A * B)/C * beschikbaar budget
   waar :
   A = Jaarlijkse last van de responsabiliseringsbijdrage voor het ziekenhuis, met betrekking tot het referentiejaar ;
   B = percentage van het vastbenoemde personeel dat vermeld is met een nomenclatuurcode NACE-BEL ziekenhuisactiviteit, met name de codes 86.101, 86.102, 86.103 en 86.104 die in het ziekenhuis werken in de loop van het 4de trimester van het referentiejaar;
   C = totaal van de jaarlijkse lasten (A * B) van het land voor het referentiejaar.
   De hierboven hernomen gegevens worden verstrekt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en het referentiejaar is het voorlaatste jaar voor het jaar voor hetwelk het forfait berekend wordt.
   Vanaf het jaar 2020 wordt de verdeling van het beschikbare budget elk jaar geactualiseerd door rekening te houden met de gegevens betreffende de hierboven bedoelde elementen van het voorlaatste jaar voor het jaar voor hetwelk het forfait berekend wordt. De gegevens worden verstrekt door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
   Om het recht op de financiering te behouden moet het ziekenhuis elk jaar bewijzen dat het aantal gemiddelde VTE statutairen of VTE statutairen dat ter beschikking gesteld is door een plaatselijke of provinciale overheidsdienst aangesloten bij het bovenvermelde Fonds niet hoger ligt dan het gemiddelde aantal VTE, statutairen of ter beschikking gestelde statutairen, van het jaar 2018.
   Vanaf het jaar 2021 dient de beheerder van het ziekenhuis daarvoor elk jaar voor 31 maart een verklaring op eer te verzenden naar het adres com.finhosp@health.fgov.be, waarin het aantal gemiddelde VTE statutairen of ter beschikking gestelde statutairen staat van het jaar 2018 alsook het aantal gemiddelde VTE statutairen of VTE ter beschikking gestelde statutairen van het jaar voorafgaand aan het jaar van de verzending van het attest. Voor de private ziekenhuizen die beschikken over statutairen die ter beschikking gesteld zijn door een plaatselijke of provinciale overheidsdienst aangesloten bij het gesolidariseerd pensioenfonds voor provinciale en plaatselijke overheidsdiensten, dient het bovenvermelde attest medeondertekend te worden door de verantwoordelijke van de bovenvermelde administratie.
   Indien het attest niet binnen de gestelde termijn overgemaakt werd, wordt de financiering, die werd toegekend voor het jaar waarvoor het attest gevraagd werd, gerecupereerd. Hetzelfde geldt in het geval uit het verzonden attest blijkt dat het aantal gemiddelde VTE statutairen of VTE ter beschikking gestelde statutairen door een plaatselijke of provinciale overheidsdienst aangesloten bij het bovenvermelde Fonds hoger ligt dan het gemiddelde aantal VTE, statutairen of ter beschikking gestelde statutairen of indien de inhoud van het attest niet overeenstemt met de werkelijkheid. In al deze gevallen zal het ziekenhuis in de toekomst niet meer over een financiering kunnen beschikken in het kader van deze maatregel. Het gerecupereerde budget zal verdeeld worden in een volgend budget van financiële middelen onder de ziekenhuizen die wel voldoen aan de hierboven vastgelegde voorwaarden voor het betrokken jaar. Deze herverdeling zal gebeuren volgens de verdelingsmodaliteiten van het betrokken jaar.]8
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/15, art. 8, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<KB 2013-12-26/30, art. 11, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<KB 2015-01-08/11, art. 18, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (4)<KB 2016-10-03/05, art. 1, 045; Inwerkingtreding : 01-07-2016>
  (5)<KB 2018-02-01/03, art. 1, 052; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (6)<KB 2019-01-15/10, art. 1, 062; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
  (7)<KB 2019-01-15/10, art. 2, 062; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (8)<KB 2019-09-08/01, art. 6, 069; Inwerkingtreding : 01-07-2019>
  (9)<KB 2020-09-10/02, art. 14, 072; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art. 73bis. <Ingevoegd bij KB 2007-06-19/33, art. 17, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007> Teneinde het in de privé-sector bestaande voordeel te compenseren in het kader van het interprofessioneel akkoord, wordt beslist om vanaf 1 juli 2007 de financiering van het contractueel en statutair personeel van de openbare ziekenhuizen met 0,25 % te verhogen, met uitzondering van het Maribel-personeel, (...) en contractuelen die via het interdepartementaal begrotingsfonds of in het kader van de eerste werkervaringsovereenkomsten worden gesubsidieerd.
  Daartoe wordt binnen de grenzen van het beschikbare budget van 3 000 000 EUR (index 1 juli 2007) onderdeel B4 van de openbare ziekenhuizen verhoogd met een bedrag (X) dat wordt berekend als volgt :
  X = A * B/C
  waarbij :
  A = beschikbare bedrag van 3 000 000 EUR;
  B = aantal contractuele en statutaire FTE's van het openbaar ziekenhuis opgenomen in de kostenplaatsen 020 tot en met 899, bedoeld in bijlage 2 van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen, met uitzondering van het Maribel-personeel, (...) en contractuelen die via het interdepartementaal begrotingsfonds of in het kader van de eerste werkervaringsovereenkomsten worden gesubsidieerd; <Erratum, B.S. 09.08.2007, p. 41573-41574>
  C = aantal contractuele en statutaire FTE's van alle openbare ziekenhuizen, opgenomen in de kostenplaatsen 020 tot en met 899, met uitzondering van het Maribel-personeel, RVA-stagiairs en contractuelen die via het interdepartementaal begrotingsfonds of in het kader van de eerste werkervaringsovereenkomsten worden gesubsidieerd.

Art. 73ter.[1 Teneinde een deel van de kosten te dekken voor de vervanging van statutair personeel dat afwezig is wegens ziekte boven dertig kalenderdagen, wordt, tussen de betreffende ziekenhuizen, een budget van 11.423.438 euro (index 1 juli 2009) verdeeld als volgt :
   1° op 1 juli 2009, naar rata van het aantal statutaire VTE's dat in 2005 langdurig afwezig was wegens ziekte boven dertig kalenderdagen, meegedeeld door de ziekenhuizen aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
   2° op 1 juli 2010 het reële aantal statutaire VTE's dat langdurig afwezig is wegens ziekte boven dertig kalenderdagen, met uitzondering van artsen en ter beschikking gesteld personeel, ondergebracht in een kostenplaats begrepen tussen 020 en 499 en dat ten laste is van het budget van financiële middelen, meer bepaald na toepassing van de verdeelsleutels van de kostenplaatsen 020 tot 199, op basis van de gemiddelde loonkost van het hierboven bedoelde personeel.
   Vanaf 2010, en vervolgens alle drie jaar, wordt dit bedrag herzien op basis van het reële aantal statutaire VTE's dat langdurig afwezig is wegens ziekte boven dertig kalenderdagen, met uitzondering van ter beschikking gesteld personeel en artsen, ondergebracht in een kostenplaats begrepen tussen 020 en 499 en dat ten laste is van het budget van financiële middelen, meer bepaald na toepassing van de verdeelsleutels van de kontenplaatsen 020 tot 199, op basis van de gemiddelde loonkost van het hierboven bedoelde personeel.
   Indien het ziekenhuis evenwel het formele bewijs levert dat het de financiële last kan dragen van het hem ter beschikking gestelde statutaire personeel, met uitzondering van artsen, dat langdurig afwezig is wegens ziekte boven dertig kalenderdagen, wordt die financiële last bij de herziening van die maatregel in aanmerking genomen.
   Op 1 juli 2011 wordt het hierboven vermelde budget herverdeeld, rekening houdend met het ter beschikking gestelde personeel, met uitzondering van artsen, waarvoor het bewijs bedoeld in het vorige lid geleverd werd, en op basis van de bepalingen die in punt 2° hierboven zijn beschreven.]1

Art.74.<KB 2006-05-12/30, art. 12, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen art. 76> [1 § 1.]1 Voor de ziekenhuizen bedoeld in art 15, 27°, wordt er een bedrag (M) toegekend berekend als volgt :
  (M) = A + B.
  Waarbij :
  A = het budgetverschil overeenstemmend met het verschil tussen de op 30 juni 2002 toegekende punten en de punten die op 30 juni 2002 toegekend zouden worden, als men de bepalingen van artikel 46 van dit besluit had toegepast; (Het deel van het verschil van het budget, overgebracht op 1 juli 2002, overeenstemmend met de bijkomende punten voor de diensten C, D en E wordt overgebracht naar het onderdeel B2.) <KB 2003-06-04/31, art. 10, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  B = de budgetvermindering bedoeld in artikel 42, § 8 van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 op zijn waarde van 30 juni 2002.
  [1 § 2. Op 1 januari 2017 wordt een bedrag van 1.139.746 euro afgetrokken van het bedrag (M) dat wordt berekend in § 1 vastgesteld in de waarde op 31 december 2016.
   Dit bedrag wordt verdeeld tussen de betrokken ziekenhuizen prorata van bedrag (M) waarover ze beschikten in toepassing van § 1, op 31 december 2016.]1
  ----------
  (1)<KB 2016-12-22/02, art. 17, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Wijziging vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>

Art. 74bis.<Ingevoegd bij KB 2006-05-12/30, art. 13; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen art. 76bis> Aan de ziekenhuizen met een erkend zorgprogramma 'reproductieve geneeskunde B' wordt een forfaitair bedrag van 1.182 EUR toegekend per cyclus waarbij voldaan wordt aan de volgende voorwaarden :
  1° [1 de cyclus wordt voltooid bij een vrouw van wie de leeftijd zich situeert voor de dag van haar 43e verjaardag; tijdens de toepassingsperiode van het artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 21 van 14 mei 2020 houdende tijdelijke aanpassingen aan de vergoedingsvoorwaarden en administratieve regels in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging ten gevolge van de COVID-19 pandemie, wordt de leeftijd van de vrouw met 6 maanden verlengd, dat wil zeggen tot de vooravond van 43 jaar en 6 maanden van de patiënte;]1
  2° deze bepaling is van toepassing voor een maximum van 6 cycli per vrouw bedoeld in 1°.
  Met " cyclus " wordt het geheel aan laboratoriumactiviteiten vereist voor de inseminatie bij middel van IVF/ICSI van eicellen.
  Om voor de in dit artikel bedoelde financiering in aanmerking te komen, moet het zorgprogramma voor alle patiënten de voorwaarden naleven, bedoeld in bijlage 15 van dit besluit.
  Deze financiering dekt op forfaitaire wijze de laboratoriumkosten van de reproductieve geneeskunde, met name personeel, apparatuur, materiaal en indirecte kosten.
  Dat omvat de kosten verbonden aan de laboratoriumprocedure, met inbegrip van het opzoeken van kiemcellen met het oog op inseminatie, de bevruchting door middel van IVF/ICSI, de kweek van de verkregen embryo's en de morfologische evaluatie ervan alsmede de cryobewaring (invriezing, opslag, ontdooiing) van de embryo's.
  Het aantal cycli per ziekenhuis dat beantwoordt aan de voorwaarden van eerste lid, wordt meegedeeld door het College van geneesheren voor het zorgprogramma 'reproductieve geneeskunde', zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 15 februari 1999 betreffende de kwalitatieve toetsing van de medische activiteit in de ziekenhuizen aan het Directoraat-Generaal Organisatie van de Gezondheidszorgvoorzieningen van de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
  Het is verboden aan de Centra voor reproductieve geneeskunde van de in het tweede lid bedoelde kosten aan de patiënt te factureren voor cycli die voldoen aan de in dit artikel bedoelde voorwaarden.
  Bij het begin van elk dienstjaar wordt een voorlopig bedrag toegekend op basis van de gegevens van het laatst gekende dienstjaar. Dit bedrag wordt herzien op basis van de gegevens van het betrokken dienstjaar (, gegevens vastgesteld op basis van voor echt verklaarde aangiften van de ziekenhuizen). <KB 2004-03-16/37, art. 7, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  De regelen inzake toezicht op de naleving van het maximum aantal pogingen, worden door Ons bepaald.
  ----------
  (1)<KB 2020-09-10/02, art. 15, 072; Inwerkingtreding : 01-03-2020>

Art. 74ter.<Ingevoegd bij KB 2006-05-12/30, art. 14; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen 76ter> De acute ziekenhuizen (, de psychiatrische ziekenhuizen) en de geïsoleerde Sp-diensten met een ombudsfunctie krijgen een bedrag toegekend, dat als volgt wordt vastgesteld : <KB 2004-03-16/37, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  - voor de acute (en psychiatrische) ziekenhuizen met minder dan 250 bedden : een forfaitair bedrag van 16.670,84 EUR; <KB 2004-03-16/37, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  - voor de acute (en psychiatrische) ziekenhuizen met 250 bedden en meer : een forfaitair bedrag van 21.070,95 EUR; <KB 2004-03-16/37, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  (- voor de psychiatrische ziekenhuizen met minder dan 100 bedden, wordt een forfaitair bedrag van 4.214,19 EUR (index 1 januari 2004) toegekend;
  - voor de psychiatrische ziekenhuizen van 100 tot 249 bedden, wordt een forfaitair bedrag van 13.970,33 EUR (index 1 januari 2004) toegekend;
  - voor de psychiatrische ziekenhuizen met 250 bedden en meer wordt een forfaitair bedrag van 17.657,67 EUR toegekend (index 1 januari 2004);) <KB 2004-03-16/37, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  - voor de geïsoleerde Sp-diensten met minder van 100 bedden : een forfaitair bedrag van 4.214,19 EUR;
  - voor de geïsoleerde Sp-diensten met 100 tot 400 bedden : een forfaitair bedrag van 8.428,38 EUR;
  - voor de geïsoleerde Sp-diensten met meer dan 400 bedden : een forfaitair bedrag van 10.535,47 EUR;
  (Voor het psychiatrisch ziekenhuis hetwelk het recht van de patiënt waarborgt tot het indienen van een klacht door middel van de ombudsfunctie van het samenwerkingsverband als overlegplatform in de zin van het koninklijk besluit van 10 juli 1990 houdende vaststelling van de normen voor de erkenning van samenwerkingsverbanden van psychiatrische instellingen en diensten; moet een overeenkomst tussen het ziekenhuis en het samenwerkingsverband de voorwaarden, de hoegrootheid en de modaliteiten van de overdracht van de financiering vastleggen. Deze overeenkomst moet gezonden worden naar het Directoraat-generaal Organisatie Gezondheidsvoorzieningen, Dienst Boekhouding en Beheer van Ziekenhuizen.) <KB 2004-03-16/37, art. 8, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  Voor het vaststellen van het aantal bedden gelden de volgende regels :
  - voor de acute ziekenhuizen met een Sp-dienst worden enkel de acute bedden in aanmerking genomen;
  - voor de geïsoleerde Sp-diensten met G-bedden en palliatieve Sp-bedden wordt het aantal bedden van die twee diensten bijgeteld bij het aantal Sp-bedden.
  [1 ...]1
  [2 Het forfait wordt berekend, van 1 januari tot 30 juni 2017, waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 en de erkende bedden zoals gebruikt in het betekende budget van financiële middelen van 1 juli 2016 voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2.
   Vanaf 1 juli 2017, wordt de berekening van het forfait gerealiseerd waarbij met bed wordt bedoeld de verantwoorde bedden of erkende bedden voor de kenletters waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2. Het aantal verantwoorde bedden is dat gebruikt bij de vaststelling van het budget van financiële middelen van het betrokken dienstjaar en [4 het aantal erkende bedden is datgene dat bekend is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op 1 januari van het betrokken jaar]4.]2
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 27, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<KB 2016-12-22/02, art. 18, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Wijziging vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>
  (3)<KB 2017-07-21/12, art. 1, 050; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
  (4)<KB 2017-12-19/11, art. 4, 051; Inwerkingtreding : 08-01-2018>

Art. 74quater. <Ingevoegd bij KB 2006-05-12/30, art. 15; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen art. 76quater> Voor ziekenhuizen bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1°, wordt een budget toegekend hetwelk het verschil vertegenwoordigt inzake basispunten betreffende het verpleegkundig personeel dat verbonden is aan de universitaire bedden buiten de campus die in aanmerking wordt genomen voor de toekenning van de 60 %, zoals bedoeld in alinea 2, punt 2, van (artikel 77, § 1). <KB 2006-05-12/30, art. 24, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Art. 74quinquies.[1 De ziekenhuizen die erkend zijn overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 4 juni 2008 houdende vaststelling van de normen waaraan de afdeling " expertisecentrum voor comapatiënten " moet voldoen om te worden erkend, worden als volgt gefinancierd :
   - 9.047,30 euro (index 01/07/2010) per bed dat door comapatiënten wordt ingenomen om de bijkomende personeelslasten te dekken bepaald in voormeld koninklijk besluit van 4 juni 2008,
   - 2.715,59 euro (index 01/07/2010) per bed dat door comapatiënten wordt ingenomen om de externe liaisonfunctie te dekken.]1
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 28, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2008>

Art. 74sexies.[1 Teneinde de kosten ten laste te nemen waardoor de coördinatie van het zorgtraject kan worden gewaarborgd en de psychologische begeleiding van de zwaar verbrande patiënten kan worden ondersteund, wordt het onderdeel B4 van de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden verhoogd met een bedrag van 48.000 euro (index 1 juli 2005) dat overeenstemt met de bezetting van 0,5 VTE A1 coördinator en 0,5 VTE psycholoog.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/16, art. 16, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>

Art. 74septies.[1 In geval van toepassing van artikel 101 van de wet betreffende de ziekenhuizen en andere verzorgingsinrichtingen, gecoördineerd op 10 juli 2008, wordt het budget B4 verhoogd met een bedrag dat wordt bepaald volgens de regels en voorwaarden die worden vastgesteld door Ons.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/16, art. 16, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>

Art. 74octies.[2 § 1.]2[1 Vanaf 1 januari 2007 wordt, op basis van artikel 2 van het koninklijk besluit van 27 april 2007 houdende de algemene uitvoeringsbepalingen van de maatregelen ten gunste van de tewerkstelling van jongeren in de social profitsector voortspruitend uit de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact, een jaarlijkse financiering van maximum 35.000 euro per VTE opgenomen in onderdeel B4 van de ziekenhuizen die laaggeschoolde jongeren aanwerven voor de globale projecten 'Veiligheid in de ziekenhuizen', 'Problematiek van de geïnterneerde gedetineerden' en 'Kinderverzorgsters in de pediatrische diensten', bedoeld in artikel 1, 1° tot 3° van het ministerieel besluit van 31 mei 2007 tot uitvoering van artikel 82 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact en tot vaststelling van de globale projecten in de sectoren die onder de bevoegdheid van de federale overheid vallen.
   Een herziening van het aan elk ziekenhuis toegekend budget is voorzien voor de jaren 2007 tot 2010, naar rata van de reële bezetting van de tijdens die jaren indienstgenomen VTE's.]1
  [2 § 2. Vanaf 1 januari 2014 blijft het aan elk ziekenhuis toegekende budget als provisie voor het jaar 2010 behouden.]2
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/17, art. 5, 028; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (2)<KB 2014-06-13/11, art. 1, 032; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art. 74nonies. [1 Een budget van 85.855,44 euro (index 1 januari 2011) wordt toegekend aan de ziekenhuizen die erkend zijn voor een gespecialiseerd oncologisch zorgprogramma voor borstkanker, in de zin van het koninklijk besluit van 26 april 2007 houdende vaststelling van de normen waaraan het gespecialiseerd oncologisch zorgprogramma voor borstkanker moet voldoen om te worden erkend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2011-10-26/08, art. 12, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2011>

Art. 74decies.[1 Vanaf 1 juli 2021 wordt een budget van 1.140.400 euro (index 1 juli 2021) verdeeld onder de ziekenhuizen die erkend zijn voor de functie `zeldzame ziekten', in de zin van het koninklijk besluit van 25 april 2014 houdende vaststelling van de normen waaraan een functie `zeldzame ziekten' moet voldoen om te worden erkend en erkend te blijven.
   De verdeling van het beschikbare budget komt tot stand volgens de hieronder hernomen bedragen voor elk betrokken ziekenhuis:
   - UZ Brussel : 116.108,64 euro;
   - CHU Liège : 138.373,20 euro;
   - ULB Erasme Bruxelles : 138.373,20 euro;
   - CU Saint-Luc Bruxelles : 133.795,44 euro;
   - UZ Antwerpen : 137.957,04 euro;
   - UZ Gent : 160.013,52 euro;
   - UZ Leuven : 215.778,96 euro;
   - Grand Hôpital Charleroi : 100.000 euro ]1
  ----------
  (1)<KB 2022-07-17/10, art. 10, 077; Inwerkingtreding : 01-07-2021>

Art. 74undecies. [1 § 1. In het kader van de strijd tegen de epidemie ten gevolge van het coronavirus COVID-19, wordt er aan elke werknemer van de algemene ziekenhuizen en psychiatrische ziekenhuizen een uitzonderlijke aanmoedigingspremie toegekend. Deze premie wordt slechts eenmaal per werknemer betaald.
   De premie moet vóór 31 december 2020 worden betaald aan elke werknemer die op de payroll van het ziekenhuis staat, met inbegrip van studenten en artsen, met uitzondering van de artsen-specialisten in opleiding die onder een ander kanaal vallen, alsook aan elk interim personeelslid en aan personeel dat door een provinciale of plaatselijke overheidsdienst of door een andere entiteit aan een ziekenhuis ter beschikking gesteld is.
   De bovengenoemde werknemers moeten opgenomen zijn in een kostenplaats tussen 020 en 899.
   De premie wordt vastgesteld op 985 euro bruto per voltijdsequivalent dat in de periode van 1 september 2020 tot en met 30 november 2020 wordt betaald en wordt pro rata de betaalde arbeidstijd toegekend.
   Voor de berekening van de arbeidstijd wordt rekening gehouden met de gedurende bovengenoemde periode betaalde arbeidstijd, met dien verstande dat perioden van tijdelijke werkloosheid en perioden van afwezigheid van meer dan 30 kalenderdagen niet in aanmerking worden genomen.
   § 2. De ziekenhuizen worden voorlopig gefinancierd met het bedrag X, dat als volgt wordt berekend:
   X = A * [B *(1+C)]
   waarbij:
   A = het bovengenoemde aantal VTE's zoals aangegeven in de Finhosta-gegevensinzameling voor het jaar 2018, of 2017 als de Finhosta 2018-gegevens niet beschikbaar zijn. Het aantal VTE's dat per ziekenhuis wordt weerhouden, staat in de bijlage 23 van dit besluit.
   B = 985 euro;
   C = werkgeversbijdrage die is vastgesteld op 36 % voor het contractueel, interim personeel en personeel dat door een provinciale of plaatselijke overheidsdienst of door een andere entiteit aan een ziekenhuis ter beschikking gesteld is en 41,5% voor het statutair personeel.
   § 3. Het krachtens paragraaf 2 provisionele toegekende budget wordt bij de herziening van het boekjaar 2020 herzien op basis van het statuut en het werkelijke aantal VTE's dat in een kostenplaats tussen 020 en 899 is opgenomen en tussen 1 september tot en met 30 november 2020 is betaald.
   De bepaling van de werkelijke prestaties tijdens de referentieperiode, die het mogelijk maakt om de waarde van het VTE te bepalen, wordt vastgesteld en gevalideerd door de ziekenhuisbeheerder en het lokale sociale overlegorgaan en zal worden, met het statuut van de werknemer, doorgegeven aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, binnen de termijn en volgens de modaliteiten die per omzendbrief van het Directoraat-generaal Gezondheidszorg zullen worden vastgelegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-12-14/11, art. 1, 074; Inwerkingtreding : 25-12-2020>


Art. 74duodecies.[1 § 1. Op 1 januari 2023 wordt ter compensatie van de stijging van de energiekosten voor het eerste semester van 2023 een eenmalig provisioneel budget van 72 miljoen voor de algemene ziekenhuizen en van 8 miljoen voor de psychiatrische ziekenhuizen als volgt verdeeld.
   Elke enveloppe wordt onder de betrokken ziekenhuizen verdeeld volgens hun aantal erkende bedden op 1 juli 2022.
   De provisionele toegekende financiering wordt definitief en volledig behouden indien:
   - het ziekenhuis werkelijk hogere energiekosten had voor het jaar 2023 dan voor het jaar 2021. De energiekosten worden gedefinieerd als de kosten van de rekeningen 6040 en 6041 van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen, zoals vermeld in bijlage 1 van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen;
   - en dat deze stijging van de energiekosten groter is dan of gelijk is aan de provisioneel toegekende financiering.
   Indien de bovengenoemde energiekosten voor het jaar 2023 hoger zijn dan die voor het jaar 2021 en deze stijging van de energiekosten lager is dan de provisioneel toegekende financiering, wordt het verschil teruggevorderd.
   Indien de bovengenoemde energiekosten voor het jaar 2023 lager of gelijk zijn dan die voor het jaar 2021, zal de provisionele toegekende financiering volledig worden teruggevorderd.
   De terugvordering wordt uitgevoerd bij de herziening van het boekjaar 2023.
   § 2. De betaling van het provisionele budget aan de ziekenhuizen gebeurt volgens de modaliteiten die zijn vastgelegd in het koninklijk besluit van 25 juni 2023 tot vaststelling van de regels betreffende de betaling van de positieve inhaalbedragen van de ziekenhuizen.]1
  ----------
  (1)<KB 2023-07-11/09, art. 1, 078; Inwerkingtreding : 23-08-2023>

Art. 74terdecies. [1 § 1. Voor de toepassing van dit artikel wordt verstaan onder:
   1° "Hub ziekenhuis": een ziekenhuis, opgelijst in de tabel gepubliceerd in bijlage van dit besluit, dat op basis van de criteria van de interfederale Task force "vaccin COVID-19" werd aangeduid door de gefedereerde entiteiten voor de stockage en verdeling van COVID-19-vaccins.
   2° "Vaccinatiepunt": een locatie waar de mogelijkheid om zich te laten vaccineren tegen het COVID-19 virus op grote schaal wordt aangeboden zoals een ziekenhuis, een woonzorgcentrum, een centrum voor dagverzorging of een COVID-19 vaccinatiecentrum.
   3° "Basis COVID-19 vaccinatie": de vaccinatie met een dosis van een COVID-19 vaccin dat goedgekeurd werd door het Europees Geneesmiddelenagentschap deel uitmakend van de volledige vaccinatie, beperkt tot 2 dosissen per persoon, behalve voor het COVID-19 Johnson & Johnson vaccin waarvan de basisvaccinatie beperkt is tot 1 dosis. De basisvaccinatie omvat niet de herhalingsinentingen (`boosters').
   § 2. Voor de COVID-19 vaccinatie van personen in het ziekenhuis tussen 28 december 2020 en 30 november 2021 wordt een bedrag aan het ziekenhuis toegekend van 4,83 euro per vaccin-dosis toegediend in het ziekenhuis en deel uitmakend van de basis COVID-19 vaccinatie, waarvan het aantal wordt aangetoond door de informatie geregistreerd in het gemeenschappelijk informatiesysteem Vaccinnet, zoals bedoeld in de wet van 2 april 2021 houdende instemming met het samenwerkingsakkoord van 12 maart 2021 tussen de Federale Staat, de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie, het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie betreffende de verwerking van gegevens met betrekking tot vaccinaties tegen COVID-19, en overgemaakt door Sciensano aan de FOD Volksgezondheid Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (VVVL).
   De financiering krachtens dit besluit voor de gevaccineerde personen in het ziekenhuis wordt toegekend op voorwaarde dat er geen sprake is van een cumul met financiering bestemd voor vaccinatiecentra, die het ziekenhuis desgevallend ontvangt vanwege het RIZIV, de Gemeenschappen of Gewesten voor diezelfde vaccin-toediening indien het ziekenhuis werd aangewezen als vaccinatiecentrum.
   § 3. Aan ieder hub ziekenhuis wordt een forfaitaire tegemoetkoming toegekend samengesteld uit volgende componenten:
   1° Een éénmalig bedrag van 1.000 euro voor de opstartkosten verbonden aan de voorbereidende werkzaamheden die nodig zijn om de functie als hub ziekenhuis te kunnen opnemen;
   2° Een éénmalig bedrag van 500 euro per farmaceutische firma waarvan COVID-19 vaccins tussen 28 december 2020 en 30 november 2021 in bewaring werden genomen door het hub ziekenhuis in kwestie, voor de administratieve kost gekoppeld aan de aanpassing van de algemene procedures en de interne werkwijze aan elk nieuw te behandelen vaccin;
   3° Een bedrag van 100 euro per maand voor iedere maand tussen 28 december 2020 tot en met 30 november 2021 dat het hub ziekenhuis COVID-19 vaccins in bewaring heeft genomen. Dit aantal wordt berekend vertrekkende van de eerste maand dat het hub ziekenhuis zelf beleverd werd tot en met de laatste maand in de genoemde periode dat het hub ziekenhuis vaccinleveringen verzond naar vaccinatiepunten;
   4° Een bedrag van 110 euro per levering aan het hub ziekenhuis tussen 28 december 2020 tot en met 30 november 2021 ingevolge een bestelling bij een farmaceutische firma waarbij het hub ziekenhuis in kwestie een welbepaald aantal COVID-19 vaccins krijgt toegewezen of ingevolge een transfert vanuit een ander hub ziekenhuis gedurende dezelfde periode, ter dekking van de kosten verbonden aan het ontvangen van deze vaccins voor stockagedoeleinden, waaronder kosten voor de administratieve afwerking, de ontvangst van de goederen en de retour van boxen;
   5° Een bedrag per dag van 60 euro per vaccinatiepunt dat die dag beleverd werd vanuit de stock van het hub ziekenhuis in de periode tussen 28 december 2020 tot en met 30 november 2021, ter dekking van de kosten ten laste van het hub ziekenhuis van de ontdooiing van de vaccins, de fractionering ervan per vaccinatiepunt, de administratie gerelateerd aan de zending en de communicatie met het vaccinatiepunt.
   De forfaitaire bedragen per parameter die werden gedefinieerd voor de tegemoetkomingen bedoeld in het eerste lid zullen per ziekenhuis worden berekend op basis van de informatie inzake de vaccin-transporten die in het kader van de vaccinatiecampagnes geregistreerd werd bij de federale overheid en de gefedereerde entiteiten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-04-24/12, art. 1, 079; Inwerkingtreding : 16-05-2024>


Onderafdeling 10. - Onderdeel B5 van het budget. (NOTA : daar art. 77 art. 75 is geworden bij KB 2006-05-12/30, art. 19, werd het onderhavig opschrift, dat aan art. 77 onmiddellijk voorafging, vóór art. 75 geplaatst.)
Art.75.<KB 2006-05-12/30, art. 19, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen art. 77> § 1. [5 Onderdeel B5 van het budget van de acute ziekenhuizen wordt vastgesteld overeenkomstig de hiernavermelde regels :
   a) 15 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van de omzet van de voor elk ziekenhuis terugbetaalde farmaceutische specialiteiten en generische geneesmiddelen, met uitzondering van de bloedproducten toegediend aan de gehospitaliseerde patiënten, van elk ziekenhuis gedurende het laatst gekende dienstjaar;
   b) 29 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van het aantal punten toegekend aan elk ziekenhuis.
   Voor de toekenning van het aantal punten worden de volgende berekeningen uitgevoerd :
   1° Het aantal op 1 juli van het voorafgaande dienstjaar verantwoorde bedden, verhoogd met de erkende NIC-, K- en A- bedden, wordt gewogen. Voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33 wordt het aantal erkende bedden op 1 januari voorafgaand aan het financieringsjaar in aanmerking genomen. Daarbij wordt aan elk type bed de volgende coëfficiënt toegekend :


(11) DienstCoëfficiënt
A1
A11
A21
B0,5
C1
D1
E2
G1
H0,5
K1
K (j) (d)0,5
K (n) (n)0,5
L1
M0,5
MIC1
NIC3
Sp0,5
T0,3
T (j) (d)0,3
T (n) (n)0,3
C-, D- en E-bedden intensieve zorgen3

  Het aantal bedden intensieve zorg wordt vastgesteld op basis van de punten, berekend op 1 juli van het voorafgaande dienstjaar, per bed dat wordt toegekend op basis van de derde berekening zoals opgegeven in artikel 46, § 2, 2°, c.3), vermenigvuldigd met het aantal C-, D- en E-bedden en gedeeld door 4. Indien het ziekenhuis over een erkende functie intensieve zorg beschikt, bedraagt het minimum aantal bedden 6. Voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33 is het aantal in aanmerking genomen bedden intensieve zorg gelijk aan 2 % van hun aantal erkende C-, D- en E-bedden met een minimum van 6 bedden indien ze over een erkende functie " intensieve zorg " beschikken.
   2° Tot 150 gewogen bedden wordt 0,40 punten per schijf van 25 gewogen bedden toegekend. Wanneer er meer dan 150 gewogen bedden zijn, wordt 0,26 punten per schijf van 10 gewogen bedden toegekend;
   c) 3 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van het aantal punten toegekend aan elk ziekenhuis teneinde rekening te houden met de overeenkomstig de erkenningsnormen op te richten farmaceutische structuur. Voor de toekenning van het aantal punten wordt rekening gehouden met de grootte van het ziekenhuis, namelijk :
   - ziekenhuizen met minder dan 450 gewogen bedden : 0 punt;
   - ziekenhuizen met 450 tot 649 gewogen bedden : 2 punten;
   - ziekenhuizen met 650 tot 849 gewogen bedden : 3 punten;
   - ziekenhuizen met 850 tot 1.049 gewogen bedden : 4 punten;
   - ziekenhuizen met 1.050 tot 1.249 gewogen bedden : 5 punten;
   - ziekenhuizen met 1.250 en meer gewogen bedden : 6 punten;
   d) 19 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van de in elk ziekenhuis vastgestelde uitgaven, tijdens het laatst gekende dienstjaar, wat betreft de courante producten, de steriele producten, de producten voor magistrale bereidingen, hechtingsproducten en synthesemateriaal. Deze uitgaven worden in het aan de ziekenhuizen opgelegde algemeen rekeningenstelsel opgenomen respectievelijk onder de nummers 6002, 6003, 6004, 6007 en 6013.
   Van de vastgestelde uitgaven wordt de tegemoetkoming afgetrokken van de ziekte- en invaliditeitsverzekering bepaald in bijlage 10 van dit besluit;
   e) 34 % van het beschikbare budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van een aantal punten toegekend aan elk ziekenhuis op de volgende manier :
   Voor de hiernavermelde verstrekkingen betreffende het laatst gekende diensjaar worden de volgende punten toegekend :
   - zware heelkunde : 0,25 punten per volledige schijf van 100 verstrekkingen
   - reanimatie : 0,25 punten per volledige schijf van 250 verstrekkingen
   - interventionele radiologie : 0,25 punten per volledige schijf van 750 verstrekkingen
   - zeer zware heelkunde : 0,25 punten per volledige schijf van 50 verstrekkingen.
   Desgevallend kunnen, indien het ziekenhuis geen enkel punt krijgt voor de zware en zeer zware heelkunde, de verstrekkingen van deze twee categorieën worden opgeteld teneinde punten voor de zware heelkunde te bekomen.
   De voorvermelde verstrekkingen worden verduidelijkt in bijlage 11 van dit besluit;
   f) De budgetten die voor elk ziekenhuis op basis van punten a), tot e), worden bepaald, worden samengeteld en het totaal vormt het theoretische budget B5.
   De overgang van het op 31 december 1996 vastgestelde budget naar het theoretische budget gebeurt geleidelijk.
   De correctie voor het dienstjaar dat aanvangt op 1 juli 2002 wordt vastgesteld op 50 % van het verschil tussen het budget dat vastgesteld is op 31 december 1996 en het theoretisch budget. De correctie zal op 100 % gebracht worden over een periode van drie jaren.
   Het budget dat voor ieder ziekenhuis wordt vastgesteld na correctie mag niet lager zijn dan 94.697,64 euro voor de private ziekenhuizen en 93.965,78 euro voor de openbare ziekenhuizen (index op 1 januari 2002).
   Het geheel van de aldus vastgestelde budgetten mag het nationaal beschikbare budget niet overschrijden;
   g) De berekeningen waarvan sprake in punten a) tot en met e) gebeuren de volgende maal op 1 juli 2005 en vervolgens om de twee jaar.
   In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2007. De berekeningen waarvan sprake in punten a) tot en met e) hierna zullen de volgende keer plaatsvinden op 1 juli 2008 en vervolgens om de twee jaar.
   In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2008. De berekeningen waarvan sprake in bovenstaande punten a) tot e) gebeuren voor het eerst op 1 juli 2009 en vervolgens om de 2 jaar.
   In afwijking van het vorige lid is eer geen herberekening op 1 juli 2009.
   In afwijking van de vorige leden is er geen herberekening op 1 juli 2011.]5
  [6 In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2013.]6
  [7 In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2014.]7
  [11 In afwijking van de vorige leden is er geen herberekening op 1 juli 2015.]11
  [12 In afwijking van de vorige leden is er geen herberekening tot een datum vast te leggen door de Koning.]12
   § 2. [5 Onderdeel B5 van de diensten en bedden erkend onder kenletter Sp wordt bepaald op basis van de hiernavermelde regels :
   a) per erkend en bestaand bed wordt een bedrag toegekend van 661,11 euro (index 1 januari 2002);
   b) wanneer het een geïsoleerde Sp-dienst betreft, mag het voor het geheel van de bedden van de dienst toegekende bedrag niet minder dan 37.320,50 euro (index 1 januari 2002) bedragen voor de ziekenhuizen met 75 bedden en meer, en niet minder dan 18.660,25 euro (index 1 januari 2002) bedragen voor de ziekenhuizen met minder dan 75 bedden;
   c) onverminderd de bepalingen van punt b), mag het totaal van de toegekende budgetten het nationaal beschikbare budget niet overschrijden.
   De berekeningen waarvan sprake in punten a) tot en met c) hierna zullen de volgende keer plaatsvinden op 1 juli 2008 en vervolgens om de twee jaar.
   In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2008. De berekeningen waarvan sprake in bovenstaande punten a) tot e) gebeuren voor het eerst op 1 juli 2009 en vervolgens om de 2 jaar.
   In afwijking van het vorige lid is eer geen herberekening op 1 juli 2009.
   In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2011.]5
  [6 In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2013.]6
  [7 In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2014.]7
  [11 In afwijking van de vorige leden is er geen herberekening op 1 juli 2015.]11
  [12 In afwijking van de vorige leden is er geen herberekening tot een datum vast te leggen door de Koning.]12
   § 3. [5 Onderdeel B5 van de psychiatrische ziekenhuizen wordt bepaald op basis van de hiernavermelde regels :
   a) het aantal bestaande en erkende bedden wordt gewogen.
   Daarbij dient er verwezen te worden naar de in § 1, b), 1° opgenomen tabel;
   b) de waarde van onderdeel B5 wordt daarna als volgt vastgesteld (index 1 januari 2002) :
   - voor de ziekenhuizen met minder dan 75 gewogen bedden : 21.592,58 euro;
   - voor de ziekenhuizen met 75 tot 119 gewogen bedden : 57.446,92 euro;
   - voor de ziekenhuizen met 120 tot 149 gewogen bedden : 86.170,38 euro;
   - voor de ziekenhuizen met 150 tot 179 gewogen bedden : 114.893,83 euro;
   - voor de ziekenhuizen met 180 en meer gewogen bedden : 150.881,46 euro.
   Het totaal van de toegekende budgetten mag het nationale beschikbare budget niet overschrijden.
   De berekeningen waarvan sprake hierna zullen de volgende keer plaatsvinden op 1 juli 2008 en vervolgens om de twee jaar.
   In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2008. De berekeningen waarvan sprake in bovenstaande punten a) tot e) gebeuren voor het eerst op 1 juli 2009 en vervolgens om de 2 jaar.
   In afwijking van het vorige lid is eer geen herberekening op 1 juli 2009.
   In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2011.]5
  [6 In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2013.]6
  [10 In afwijking van het vorige lid is er geen herberekening op 1 juli 2014.]10
  [11 In afwijking van de vorige leden is er geen herberekening op 1 juli 2015.]11
  [12 In afwijking van de vorige leden is er geen herberekening tot een datum vast te leggen door de Koning.]12
  § 4. [2 Om het voordeel van de financiering toegekend in toepassing van §§ 1 tot 3 te behouden, moeten de ziekenhuizen jaarlijks aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een kopie bezorgen van de bijzondere beroepstitel, bedoeld in het koninklijk besluit van 11 juni 2003 tot vaststelling van de procedure betreffende de erkenning van de bijzondere beroepstitel van ziekenhuisapotheker, van elke VTE ziekenhuisapotheker waarvan het aantal berekend wordt overeenkomstig de modaliteiten beschreven in het koninklijk besluit van 4 maart 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan een ziekenhuisapotheek moet voldoen om te worden erkend.]2
  § 5. [3 Vanaf 1 januari 2010 wordt om de logistiek van het Medisch Farmaceutisch Comité en van het Comité voor Medisch materiaal te ondersteunen een budget van 3.389.000 euro (index 01/01/2010) verdeeld onder de ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie ziekenhuisapotheek, bedoeld in het koninklijk besluit van 4 maart 1991 houdende vaststelling van de normen waaraan een ziekenhuisapotheek moet voldoen om te worden erkend, overeenkomstig de volgende modaliteiten :
   1° een bedrag van 17.390 euro (index 01/01/2010) per algemeen ziekenhuis, met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en de geïsoleerde G-ziekenhuizen,
   2° een bedrag van 7.246 euro (index 01/01/2010) per psychiatrisch ziekenhuis, geïsoleerd Sp-ziekenhuis of geïsoleerd G-ziekenhuis,
   3° het saldo wordt verdeeld op basis van het aantal erkende bedden.
   Voor de vaststelling van het aantal erkende bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.]3
  § 6. [Vanaf 1 juli 2007 wordt een budget van 3 609 208 EUR (index 1 juli 2007) verdeeld onder de algemene ziekenhuizen, (met uitzondering van de geïsoleerde Sp-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 150 bedden, de geïsoleerde G-ziekenhuizen en -diensten met minder dan 150 bedden en de ziekenhuizen en Sp-diensten voor palliatieve zorg) om een afgevaardigde bij het antibiotherapiebeheer, alsook de " interuniversitaire opleidingssecretariaten voor afgevaardigden bij het antibiotherapiebeheer " te financieren. <Erratum, B.S. 09.08.2007, p. 41573-41574>
  Onderdeel B5 van het budget van die ziekenhuizen wordt met een forfaitair bedrag (X) verhoogd, dat als volgt wordt berekend :
  X = A * B/C
  waarbij :
  A = beschikbaar budget van 3 609 208 EUR;
  B = aantal punten van het betrokken ziekenhuis;
  C = totaal aantal punten voor de betrokken ziekenhuizen.
  Indien nodig wordt X op minimum 10 000 EUR en maximum 81 709,73 EUR gebracht, wat met 1 FTE overeenstemt.
  Om het aantal punten te bepalen, wordt er rekening gehouden met het aantal C-, D-, L-, NIC-, E-, G-, Sp- en M-bedden van het ziekenhuis met een weging, vastgesteld als volgt :
  - C-, D-, L-en NIC-bedden : 3 punten per bed;
  - E-, Sp- en G-bedden : 2 punten per bed;
  - M-bedden : 1 punt per bed.
  [14 Vanaf 1 juli 2018 wordt het forfaitair bedrag (X) vastgelegd op haar waarde op 30 juni 2018.]14
  Onderdeel B5 van het budget van de ziekenhuizen die een " interuniversitair opleidingssecretariaat voor afgevaardigden bij het antibiotherapiebeheer " herbergen, wordt met een forfaitair bedrag van 21 934,08 EUR verhoogd.
  Na beëindiging van het werkingsjaar moeten de ziekenhuizen hun activiteitenverslag opsturen naar de " Commissie voor de Coördinatie van het Antibioticabeleid ". Dit activiteitenverslag bevat onder andere kwaliteitsindicatoren met betrekking tot het antibioticabeleid van de instelling. Die indicatoren worden bepaald door de " Commissie voor de Coördinatie van het Antibioticabeleid ", opgericht bij koninklijk besluit van 26 april 1999.] <KB 2007-06-19/33, art. 19, 4°, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  [8 § 7. Vanaf 1 januari 2014 wordt, om de opleiding van de ziekenhuisapothekers te stimuleren, een bedrag van 3.250.000 euro verdeeld onder de ziekenhuizen bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1. van dit besluit, die een overeenkomst hebben afgesloten met de minister bevoegd voor Volksgezondheid.]8
  [9 § 8. Vanaf 1 juli 2015 wordt, om de kwaliteit van de farmacologische zorg te verbeteren, [15 aan de algemene ziekenhuizen die erkend zijn voor een functie ziekenhuisapotheek, met uitzondering van de Sp-ziekenhuizen palliatieve zorg,]15 een financiering toegekend voor de implementatie van de klinische farmacie.
   Om deze bijkomende financiering te genieten, moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden :
   - het personeel dat de klinische farmacie beoefent, moet de vereiste opleiding (ziekenhuisfarmacie) hebben gevolgd of over voldoende ervaring beschikken (of bereid zijn om een opleiding te volgen) om de klinische farmacie te kunnen beoefenen ;
   - het personeel is verbonden aan de ziekenhuisapotheek;
   - het personeel moet daadwerkelijk worden ingezet in de patiëntgerichte praktijk van de klinische apotheek;
   - op vraag van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu worden de gerealiseerde activiteiten gerapporteerd, na goedkeuring van het Medisch-Farmaceutisch Comité, aan de hand van een standaardrooster dat ter beschikking wordt gesteld ;
   - er wordt gebruik gemaakt van structuur-, proces- en resultaatsindicatoren om de toepassing van de klinische farmacie te meten.
   In samenwerking met FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zullen de experten van het netwerk van medisch-farmaceutische comités de ontwikkeling van de klinische farmacie begeleiden en opvolgen.
   De financiering wordt berekend als volgt : 0,25 VTE per begonnen schijf van 200 erkende bedden met een maximum van 2 VTE's en ten belope van 85.000 euro (waarde op 1 juli 2014) per VTE.
   Voor het vaststellen van het aantal bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, voor heel het ziekenhuis, zoals dat gekend is door FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening.]9
  ----------
  (2)<KB 2010-11-26/08, art. 30, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (3)<KB 2010-11-26/08, art. 30, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (5)<KB 2012-12-17/15, art. 9, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2008>
  (6)<KB 2013-12-26/30, art. 12, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2013>
  (7)<KB 2015-01-08/11, art. 19,1°-3°, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (8)<KB 2015-01-08/11, art. 19,4°, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (9)<KB 2015-01-08/11, art. 19,5°, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
  (10)<KB 2015-10-12/05, art. 7, 034; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (11)<KB 2016-01-26/06, art. 4, 035; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
  (12)<KB 2016-08-30/02, art. 4, 043; Inwerkingtreding : 01-07-2016>
  (13)<KB 2017-06-22/03, art. 7, 048; Inwerkingtreding : 01-07-2017>
  (14)<KB 2018-06-24/01, art. 7, 058; Inwerkingtreding : 01-07-2018>
  (15)<KB 2020-09-10/02, art. 16, 072; Inwerkingtreding : 01-07-2020>

Onderafdeling 11. - Onderdeel B6 van het budget. (NOTA : daar art. 78 art. 76 is geworden bij KB 2006-05-12/30, art. 20, werd het onderhavig opschrift, dat aan art. 78 onmiddellijk voorafging, vóór art. 76 geplaatst.)
Art.76. <KB 2006-05-12/30, art. 20, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen art. 78> Onderdeel B6 van het budget wordt vastgesteld op de waarde op 30 juni 2002.
  Niettemin, voor wat betreft de uitgaven van prestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek voor wie in de collectieve arbeidsovereenkomsten afgesloten in de bevoegde paritaire commissie of protocolakkoorden afgesloten in de bevoegde overlegcomités voorzien door de wet van 19 december 1974 dewelke de relaties tussen publieke overheden en de vakbonden met betrekking tot deze overheid regelt, zijn de bepalingen van (artikel 79), van dit besluit mutatis mutandis van toepassing op Onderdeel B6. <KB 2006-05-12/30, art. 25, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Art. 76bis. (74bis geworden) <KB 2006-05-12/30, art. 13, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Art. 76ter. (74ter geworden) <KB 2006-05-12/30, art. 14, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Art. 76quater. (74quater geworden) <KB 2006-05-12/30, art. 15, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Art. 76quinquies. (74quinquies geworden) <KB 2006-05-12/30, art. 16, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Art. 76sexies. (74sexies geworden) <KB 2006-05-12/30, art. 17, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Art. 76septies. (74septies geworden) <KB 2006-05-12/30, art. 18, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Onderafdeling 12. - Onderdeel B7 van het budget.
Art.77.<KB 2006-05-12/30, art. 21, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen art. 79> § 1. [6 1° het onderdeel B7A is de optelling van de budgetten A, B, C en D die hieronder gedefinieerd worden :
   A stemt overeen met een budget van 32.032.755 euro (index op 1 juli 2019) toegekend teneinde de kosten te dekken die rechtstreeks toerekenbaar zijn aan de universitaire opdracht van de universitaire ziekenhuizen, aangesteld door het koninklijk besluit van 10 augustus 2005 tot aanwijzing van ziekenhuizen als universitair ziekenhuis, volgens het hieronder vermelde bedrag ten aanzien van het erkenningsnummer van elk ziekenhuis:


ErkenningsnummerBedrag in euro
1433.581.854
3002.984.905
3228.584.112
4035.121.645
4064.249.053
6704.353.476
7073.157.710
De toekenning van deze financiering is ondergeschikt aan het respecteren van de hieronder geformuleerde voorwaarden met betrekking tot wetenschappelijke publicaties die betrekking hebben op het toegepast klinisch onderzoek.
   De universitaire ziekenhuizen moeten minimaal 3 publicaties per 10 bedden realiseren over een periode van 3 jaar die voorafgaat aan het dienstjaar waarvoor het budget wordt vastgelegd. Tevens dient een minimum van 4 publicaties in het domein van ten minste 10 verschillende medische specialismen over de beschouwde periode te worden gerealiseerd. De publicaties die hiervoor in aanmerking komen zijn publicaties in de tijdschriften opgenomen in de Science Citation Index (SCI) van de Web of Science (WoS) van het Institute for Scientific Information (ISI) en waarvan één of meerdere medische stafleden van het ziekenhuis (co-) auteur is.
   B stemt overeen met een budget van 76.878.612 euro (index op 1 juli 2019) toegekend teneinde de kosten te dekken die onrechtstreeks voortvloeien uit de universitaire opdracht van de bovenvermelde universitaire ziekenhuizen, volgens het hieronder vermelde bedrag ten aanzien van het erkenningsnummer van elk ziekenhuis:


ErkenningsnummerBedrag in euro
1437.798.900
3006.936.140
32220.645.451
40311.074.753
4069.706.900
67011.444.322
7079.272.145
C stemt overeen met een budget van 13.647.002 euro (index op 1 juli 2019) verdeeld onder de bovenvermelde universitaire ziekenhuizen in functie van een verdeelsleutel die gelijk is aan T x N,
   waar :
   T = het relatieve aandeel uitgedrukt in percentage van de sociale patronale lasten, desgevallend beperkt teneinde de equivalente sociale voordelen te bereiken in verhouding tot de brutoverloning van de gesalarieerde artsen opgenomen onder N, gewogen naargelang van de categorie van geneesheer met name de contractuele geneesheer, de statutaire geneesheer en de geneesheer van openbaar ambt met uitzondering van de assistent-geneesheren ;
   N = het aantal gesalarieerde geneesheren uitgedrukt in aantal voltijdse equivalenten gedurende het laatst gekende jaar voor hetwelk de patronale bijdragen werden betaald, en die behoren tot de categorieën van de contractuele geneesheren, de statutaire geneesheren en de geneesheren van openbaar ambt, met uitzondering van de assistent-geneesheren.
   Om deze financiering te genieten, dienen de betrokken ziekenhuizen de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, de lijst van de geneesheren bedoeld in punt T te bezorgen met vermelding van de naam, nationaal nummer, arbeidstijd uitgedrukt in 11den en het aantal maanden tijdens welke ze in dienst zijn.
   D stemt overeen met een budget van 1.096.619,01 euro (index op 1 juli 2019) toegekend aan elk van de bovenvermelde ziekenhuizen voor wat betreft de erkende uitrusting op basis van de koninklijk besluit van 25 oktober 2006 houdende vaststelling van de normen waaraan een dienst waarin een magnetische resonantie tomograaf wordt opgesteld, moet voldoen om te worden erkend.
   2° Teneinde het voordeel van deze financiering te behouden, naast de specifieke voorwaarden hernomen onder 1°, moeten de ziekenhuizen voldoen aan de volgende voorwaarden:
   - de voorwaarden gedefinieerd in bijlage 12 respecteren.
   - en elke 3 jaar, ten laatste op 1 maart 2021, aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu een lijst communiceren die de referenties herneemt van de wetenschappelijke publicaties vermeld in het budget A hierboven.]6
  [1 § 1/1. [3 Vanaf 1 juli 2014 wordt 80 % van de bedragen bedoeld in bijlage 16, § 2, zoals vermeld bij hun benaming, toegekend aan de ziekenhuizen bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1.]3
   § 1/2. De kosten die voortvloeien uit de situaties beschreven in artikel 47ter, § 1, a), voor patiënten die niet tot één van de verzekeringsinstellingen behoren bedoeld in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, zullen, voor het jaar 2013, door het ziekenhuis bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1. bezorgd worden aan FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en zullen worden toegekend aan de betrokken ziekenhuizen in het kader van de vergoeding die voortvloeit uit de herziening van het budget van financiële middelen [3 voor dienstjaar 2014 en volgende.]3
   § 1/3. [3 Vanaf een datum te bepalen door de Koning]3 zullen de budgetten bedoeld in § 1/1. en § 1/2. verdeeld worden onder de ziekenhuizen bedoeld in artikel 7, 2°, g), 1., volgens de modaliteiten te bepalen door de Koning, waarbij bij voorrang wordt gedoeld op de activiteiten op het vlak van oncologie, hematologie en reumatologie.]1
  § 2. Onderdeel B7B wordt vanaf 1 juli 2002 op de volgende wijze vastgesteld :
  B7B = A + B + C [6 ...]6.
  Waarbij :
  A = het budgetverschil overeenstemmend met het verschil tussen de op 30 juni 2002 toegekende punten en de punten die op 30 juni 2002 toegekend zouden worden, als men de bepalingen van artikel 46 van dit besluit zou toepassen; (Het deel van het verschil van het budget, overgebracht op 1 juli 2002, overeenstemmend met de bijkomende punten voor de diensten C, D en E wordt overgebracht naar het onderdeel B2.) <KB 2003-06-04/31, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  B = de vermindering van het budget bedoeld in artikel 42, § 8, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986 op zijn waarde op 30 juni 2002;
  C = de waarde op 30 juni 2002 van de financiering toegekend bij toepassing van artikel 48, § 14, van het ministerieel besluit van 2 augustus 1986;
  [6 ...]6
  [5 [6 ...]6
   Om het voordeel van de in C bedoelde financiering te behouden, moeten de betrokken ziekenhuizen aan de voorwaarden van bijlage 12 van dit besluit voldoen.]5
  § 3. [5 Vanaf 1 januari 2019, wordt een bedrag van 2.198.316,73 euro (waarde op 1 juli 2018) in mindering gebracht van het berekende bedrag volgens de bepalingen van § 2 en dit wordt verdeeld onder de betrokken ziekenhuizen pro rata het bedrag waarover ze beschikken in toepassing van § 2 op 1 januari 2019.]5
  ----------
  (1)<KB 2015-01-08/11, art. 20, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (2)<KB 2015-10-12/05, art. 8, 034; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (3)<KB 2016-01-26/06, art. 5, 035; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
  (4)<KB 2016-12-22/02, art. 19, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Wijziging vernietigd bij arrest van de RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>
  (5)<KB 2018-12-12/08, art. 2, 061; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (6)<KB 2019-06-12/02, art. 1, 067; Inwerkingtreding : 01-07-2019, (NOTA : wijziging vernietigd bij arrest van de RvSt nr. 253.153 van 03-03-2022 (2022-03-03/02, B.St. 22-04-2022, p. 37683)) >

Onderafdeling 13. - Onderdeel B8 van het budget.
Art.78.(NOTA : De wijziging aangebracht bij <KB 2012-12-17/15, art. 10, 026; En vigueur : 01-07-2008> is niet kunnen uitgevoerd worden; zie archief versie 18 en verder)

  <KB 2006-05-12/30, art. 22, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen art. 80> Onderdeel B8 wordt op volgende manier vastgesteld :
  1° (Een bedrag van 18 908 034,57 EUR (index 1 juli 2007) wordt verdeeld onder de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden.
  a) Op 1 juli 2007 wordt het volledige beschikbare bedrag overeenkomstig de volgende modaliteiten verdeeld.
  1. Voor elk ziekenhuis worden de volgende ratio's berekend :
  1.1. ratio van het aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die aan de voorwaarden voldoen om de sociale maximumfactuur te genieten in verhouding tot het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die vallen onder de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1;
  1.2. ratio van het aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die de maximumfactuur lage inkomens genieten en die alleenstaand zijn, in verhouding tot het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie betreffende patiënten die vallen onder de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1;
  1.3. ratio van het aantal dossiers van personen zonder onderstandsdomicilie waarvan de hospitalisatiekosten door de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie terugbetaald worden aan de OCMW's ten opzichte van het totaal aantal klassieke opnamen en chirurgische daghospitalisatie van die patiënten.
  Indien de verzekeringsinstellingen zoals opgegeven in artikel 99, § 1 of de POD Maatschappelijke Integratie, Armoedebestrijding en Sociale Economie, voor een specifiek ziekenhuis, de gegevens bedoeld in de punten a), b) en/of c) niet kunnen verstrekken, richt de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu zich rechtstreeks tot het betreffende ziekenhuis om de ontbrekende gegevens te verkrijgen. Indien de ontbrekende gegevens niet kunnen verkregen worden, wordt een onderdeel B8, 1°, aan dit ziekenhuis toegekend, indien het reeds vroeger een financiering heeft verkregen wegens een op sociaal-economisch vlak zwak patiëntenprofiel, waarbij het bedrag overeenstemt met het bovenbedoeld beschikbaar bedrag, gedeeld door het totaal aantal erkende bedden van het geheel van de begunstigde ziekenhuizen en vermenigvuldigd met het aantal erkende bedden van het desbetreffende ziekenhuis.
  2. De drie hierboven vermelde radio's worden als volgt gewogen :
  - ratio onder 1.1. : met 0,25;
  - ratio onder 1.2. : met 0,66;
  - ratio onder 1.3. : met 1,00.
  De radio's worden na weging opgeteld om een score te vormen.
  De ziekenhuizen worden naar afnemende waarde van de verkregen score gerangschikt.
  3. Het beschikbare budget wordt als volgt verdeeld :
  - 60 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 1.1.,
  - 25 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 1.2.,
  - 15 % voor de gevallen afhangend van de ratio onder 1.3.
  Het budget wordt onder de ziekenhuizen met een score hoger dan de mediaan verdeeld op basis van het totale aantal van deze gevallen welke in aanmerking genomen werden in de berekening van elke voormelde ratio.
  b) [1 Op 1 juli 2008 wordt 75 % van het beschikbare budget verdeeld overeenkomstig de in punt a) beschreven regel.
   Op 1 juli 2009 wordt 50 % van het beschikbare budget verdeeld overeenkomstig de in punt a) beschreven regel.
   Vanaf 1 juli 2010 wordt 50 % van het beschikbare budget verdeeld overeenkomstig de in punt a) beschreven regel op basis van de laatste gegevens die bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend zijn.
   Het saldo van het beschikbare budget wordt onder alle ziekenhuizen verdeeld per variabele, gedefinieerd in bijlage 17 bij dit besluit, in verhouding tot het nationale totaal overeenkomstig de volgende formule :
   S x Σj Xj x 'beta'j / Σj Yj x 'beta'j
   waarbij :
   S= te verdelen bedrag;
   Xj = aantal opnamen van het ziekenhuis voor de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17;
   Yj = aantal opnamen van het Rijk voor de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17;
   'beta'j = geraamde parameter van de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17.
   Voor de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2, wordt een onderdeel B8, 1°, toegekend, waarvan het bedrag overeenkomt met de waarde op 30 juni 2008, indien het reeds vroeger een financiering heeft verkregen wegens een op sociaal-economisch vlak zwak patiëntenprofiel.
   Vanaf 1 juli 2010 wordt het bedrag, berekend in toepassing van de in punt b) bepaalde berekeningsmodaliteiten van het saldo, vastgesteld op zijn waarde van 30 juni 2010.
   c) [2 ...]2.
   De ziekenhuizen moeten [2 ...]2 elk jaar aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een rapport bezorgen waaruit de besteding van de middelen ten gunste van de doelgroep blijkt.]1
  2° [4 ...]4
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 31, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (2)<KB 2012-11-19/04, art. 11, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (3)<KB 2012-12-17/16, art. 17, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>
  (4)<KB 2024-05-03/35, art. 11, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Onderafdeling 14. Onderdeel B9 van het budget.
Art.79.(Zie nota na het artikel) <KB 2006-05-12/30, art. 10, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen art. 74>
  § 1. (opgeheven) <KB 2006-11-10/43, art. 16, 016; Inwerkingtreding : 01-10-2005>
  § 2. (opgeheven) <KB 2006-11-10/43, art. 16, 016; Inwerkingtreding : 01-10-2005>
  [§ 3. [Vanaf 1 oktober 2005 wordt, teneinde in alle ziekenhuizen de eindeloopbaanmaatregelen te financieren, onderdeel B9 verhoogd met een bedrag om die bijhorende kosten te dekken.] <KB 2007-06-19/33, art. 21, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007> als volgt :
  1° Definities
  Voor de toepassing van dit lid dient men te verstaan onder :
  eindeloopbaanmaatregelen': de maatregelen genomen in het Akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren van 26 april 2005 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profit sector en het protocol nr. 148/2 van 29 juni 2005, 5 juli 2005 en 18 juli 2005 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten;
  personeelsleden' :
  het verplegend en verzorgend personeel in de zin van artikel 8, 7° en 8°, van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987. Onder verzorgend personeel verstaat men de werknemers die de ermee overeenstemmende loonschaal genieten.
  Hierbij komen nog :
  - de sociaal verpleegkundigen;
  - de kinesitherapeuten/ergotherapeuten/logopedisten/diëtisten;
  - de opvoeders begeleiders geïntegreerd in de zorgteams;
  - de maatschappelijk assistenten en psychologische assistenten tewerkgesteld in de zorgunits of geïntegreerd in het therapeutisch programma;
  - de psychologen, orthopedagogen en pedagogen tewerkgesteld in de zorgunits of geïntegreerd in het therapeutisch programma;
  - de ambulanciers van de spoeddiensten die deel uitmaken van het personeel van de instellingen bedoeld in het meerjarenplan van de federale gezondheidssectoren en dit zonder belang aan de kostenplaats waaronder het personeel is opgenomen;
  - de laboratoriumtechnologen;
  - de technologen van medische beeldvorming;
  - de technici van medisch materiaal (inzonderheid tewerkgesteld in de sterilisatiediensten);
  - de (Justel leest : het) patiëntenvervoer;
  - de logistieke assistenten;
  - de assistenten in ziekenhuisverzorging;
  - de personen bedoeld met artikel 54bis en 54ter van het koninklijk besluit n°78 van 10 november 1967.
  De omschrijving van de beroepen verwijst naar de reëel uitgeoefende functie.
  verantwoorde afwezigheidsperiode': de niet-gepresteerde dagen of uren die gelijkgesteld worden, voor zover die aanleiding gegeven hebben tot de betaling van een vergoeding door de instelling. Hierin zitten eveneens de dagen waarop het personeelslid wegens ziekte of invaliditeit op disponibiliteit gesteld is.
  2° Principes
  De ziekenhuizen hebben recht op een jaarlijkse financiële interventie ter compensatie van de maatregelen inzake vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de eindeloopbaanproblematiek, zoals bepaald in het Akkoord betreffende de federale gezondheidssectoren van 26 april 2005 afgesloten tussen de federale regering en de representatieve organisaties van de private non-profit sector en in het protocol nr. 148/2 van 29 juni 2005, 5 juli 2005 en 18 juli 2005 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten, voor zover ze onderworpen zijn aan de toepassing van een in de bevoegde paritaire commissie afgesloten collectieve arbeidsovereenkomst of in de bevoegde onderhandelingscomités gesloten protocolakkoorden, zoals bepaald bij de wet van 19 december 1974 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakbonden van haar personeel.
  De financiële tegemoetkoming dekt enkel de voordelen zoals voorzien in dit besluit en is maar mogelijk voor zover de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocolakkoord voorzien in de volgende voordelen en voor zover de betrokken personeelsleden die voordelen ook daadwerkelijk genieten :
  a) de voltijdse personeelsleden die de leeftijd van 45, 50 of 55 jaar bereikt hebben, hebben recht op een vrijstelling van hun arbeidsprestaties met respectievelijk 96 uren, 192 uren of 288 uren per jaar. Die vrijstelling treedt in werking vanaf de eerste dag van de maand waarin de bovengenoemde respectieve leeftijdsgrenzen bereikt worden.
  De beoefenaars van de verpleegkunde kunnen eveneens opteren voor het behoud van de prestaties met een premie van respectievelijk 5,26 %, 10,52 % of 15,78 %, berekend op hun voltijdse wedde.
  In geval van combinatie van opties vanaf de leeftijd van 50 jaar wordt de tegemoetkoming toegekend op basis van een opsplitsing in volledige schijven van 2 uur.
  De personeelsleden moeten binnen het ziekenhuis werken. Het personeel dat tewerkgesteld is in de diensten die beschouwd worden als niet-ziekenhuisactiviteiten, vallen buiten beschouwing in de zin van punt 3.3, van de bijlage 2 Lijst en codering van de rekeningen van kosten die wachten of een bestemming en van de kostenplaatsen' van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel voor de ziekenhuizen, gewijzigd ten slotte bij het koninklijk besluit van 15 juli 2004, met uitzondering van de personen die onder kostenplaatsen 900 tot 909 vallen.
  b) Het personeelslid dat deeltijds werkt, heeft recht op een gelijk aantal uren van vrijstelling van prestaties of, voor de beoefenaars van de verpleegkunde, een equivalente premie gelijk aan de proportionele toepassing van de vrijstelling van arbeidsprestaties of de premie.
  Ten aanzien van de werknemers van de private sector en rekening houdend met de collectieve arbeidsovereenkomst n° 35 van 27 februari 1981 betreffende sommige bepalingen van het arbeidsrecht ten aanzien van de deeltijdse arbeid, zullen de deeltijdse werknemers voorgesteld worden om binnen de voorwaarden voorzien door artikel 4 van bovenvermelde collectieve arbeidsovereenkomst n° 35 de wekelijkse arbeidsduur ingeschreven in hun arbeidsovereenkomst automatisch te verhogen. Zij genieten, eventueel, van de vrijstelling van prestaties op basis van hun nieuw contract.
  Ten aanzien van de werknemers van de publieke sector die deeltijds tewerkgesteld zijn en genieten van de eindeloopbaanmaatregelen, is de werkgever ertoe gehouden hen 3 maanden vóór de datum van intrede in het stelsel van de eindeloopbaan of van hun toegang tot een hoger recht in dat kader voor te stellen dat de wekelijkse arbeidsduur ingeschreven in hun arbeidsovereenkomst verhoogd wordt a rato van het aantal uren van vrijstelling van prestaties voorzien voor de leeftijdscategorie waartoe ze behoren. De werknemer is ertoe gehouden uiterlijk één maand vóór zijn intrede tot het stelsel of zijn hoger recht in het kader van de eindeloopbaanregeling, aan de werkgever ofwel zijn akkoord te betekenen omtrent die verhoging van zijn wekelijkse arbeidsduur ofwel zijn weigering. In dat laatste geval geniet de werknemer van de vermindering van de wekelijkse arbeidsduur van zijn arbeidsprestaties voorzien voor de leeftijdscategorie waartoe hij behoort en dit proportioneel zijn wekelijkse arbeidsduur ten opzichte van een voltijds tewerkgestelde werknemer.
  c) Worden gelijkgesteld met de personeelsleden de werknemers die gedurende een referentieperiode van 24 maanden voorafgaand aan de maand waarin ze de leeftijd van respectievelijk 45, 50 of 55 jaar bereiken, minstens 200 uur bij dezelfde werkgever verricht hebben in een of meer functies, waarvoor ze het supplement voor onregelmatige prestaties (zaterdag, zondag, feestdag, nachtdienst of onderbroken diensten) of elk andere vergoeding vallend onder een collectieve arbeidsovereenkomst of een protocolakkoord ontvangen hebben, of die een compensatierust ingevolge die prestaties genoten hebben.
  De verantwoorde afwezigheidsperioden komen in aanmerking op basis van het gemiddelde van de rest van de referentieperiode.
  De werknemer die niet meer aan deze voorwaarde van 200 uren onregelmatige prestaties over een referentieperiode van maximum 24 maanden voldoet, behoudt de verkregen vrijstelling van prestatie, maar kan bij de overgang naar een hogere leeftijdscategorie niet van een bijkomende vrijstelling van arbeidsprestaties genieten.
  De deeltijdse werknemers dienen een aantal uren van onregelmatige prestaties te bewijzen dat overeenstemt met 200 uren berekend naar verhouding van de arbeidsduur over een referentieperiode van maximum 24 maanden.
  De werknemer die, op het moment dat hij de leeftijd van 45, 50 of 55 jaar bereikt, geen 200 uren onregelmatige prestaties bij dezelfde werkgever gewerkt heeft of die vanaf 50 jaar niet meer aan deze voorwaarde voldoet, treedt toe tot het statuut van geassimileerd personeel, en dus tot het recht op vrijstelling van arbeidsprestaties op het moment dat hij die 200 uren in de loop van een periode van maximum 24 achtereenvolgende maanden heeft uitgevoerd. De vrijstelling van arbeidsprestaties gaat dan in de dag die in de collectieve arbeidsovereenkomst of het protocolakkoord van toepassing wordt bepaald.
  d) De begunstigde personen van de eindeloopbaanmaatregelen vóór 1 oktober 2005 blijven erover genieten.
  De begunstigde personen van de eindeloopbaanmaatregelen die vóór 1 oktober 2005 worden ingesteld, die de keuze van de loonpremie hebben gemaakt, blijven ervan genieten.
  Als een personeelslid van functie wisselt, behoudt hij zijn voorafgaand recht op de eindeloopbaanmaatregelen.
  e) De werknemers die vrijgesteld zijn van prestaties, worden nog steeds beschouwd als werknemers die hun contractuele of statutaire arbeidsduur behouden.
  f) De optie van vrijstelling is altijd definitief. Het behoud daarentegen van de prestaties met premie kan op elk ogenblik in vrijstelling van arbeidsprestaties omgezet worden
  3° Financieringsregels
  Teneinde de eindeloopbaanmaatregelen te financieren, wordt aan de ziekenhuizen een forfaitair bedrag toegekend, vastgesteld per personeelscategorie volgens de hierna vastgestelde regelen.
  De personeelscategorieën zijn de volgende :
  a. de verpleegkundigen, de sociaal verpleegkundigen en de assistenten in ziekenhuisverzorging;
  b. de kinesitherapeuten, ergotherapeuten, logopedisten, diëtisten, de opvoeders begeleiders geïntegreerd in de zorgteams, de maatschappelijk assistenten en psychologisch assistenten tewerkgesteld in de zorgteams of geïntegreerd in het therapeutisch programma, de psychologen, orthopedagogen en pedagogen, tewerkgesteld in de zorgteams of geïntegreerd in het therapeutisch programma, de laboratoriumtechnologen en de technologen van medische beeldvorming;
  [4 Teneinde de impact te dekken van de implementatie van de nieuwe sectorale functieclassificaties uitgewerkt door het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) op het bedrag van de gefinancierde premie aan de ziekenhuizen die beschikken over personeel vallend onder het paritair comité 330, worden de bedragen gedefinieerd in Aa, Ab, Ac en Ad verhoogd met 1,06 % vanaf 1 januari 2019 tot 31 december 2020.
   Voor het jaar 2018 wordt deze verhoging ten laste genomen van de herziening voor het boekjaar 2018 vanaf 1 januari 2018.]4
  [4 Teneinde de impact te dekken van de implementatie van de nieuwe sectorale functieclassificaties uitgewerkt door het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) op het bedrag van de gefinancierde premie aan de ziekenhuizen, worden de bedragen gedefinieerd in de punten Aa, Ab, Ac en Ad vanaf 1 januari 2021 tot 31 december 2021, verhoogd met 3,44% voor de ziekenhuizen die beschikken over personeel vallend onder het paritair comité 330 en met 2,91% voor de openbare ziekenhuizen.
   Vanaf 1 januari 2022 worden de in de punten Aa, Ab, Ac en Ad gedefinieerde bedragen verhoogd met 5,81% voor alle ziekenhuizen.
   De percentages berekend voor het jaar 2021 en het percentage berekend vanaf het jaar 2022 zullen worden gebruikt bij de herziening van elk betrokken boekjaar;]4
  c. de verzorgenden en de werknemers bedoeld in artikelen 54bis en 54ter van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967;
  d. het gelijkgesteld personeel, de ambulanciers van de spoeddiensten die deel uitmaken van het personeel van de instellingen bedoeld in het meerjarenplan van de federale gezondheidssectoren en dit ongeacht de kostenplaats waaronder het personeel is opgenomen, de technici van medisch materiaal, inzonderheid in de sterilisatiediensten, de medewerkers patiëntenvervoer en de logistieke assistenten.
  Het forfaitair bedrag wordt als volgt berekend :
  F = F1 + F2
  a) Berekening van de vrijstelling van arbeidsprestaties :
  F1 = het verschuldigd bedrag voor de compenserende indienstneming van personeelsleden die voor de vrijstelling van de wekelijkse arbeidsprestaties opteren
  F1 = Ai * T1/S * N/Y
  Waarbij :
  Aa = 41.874,02 EUR (index 01/08/2005) voor de categorie a.
  Ab = 41.874,02 EUR (index 01/08/2005) voor de categorie b.
  Ac = 33.801,97 EUR (index 01/08/2005) voor de categorie c.
  Ad = 33.769,86 EUR (index 01/08/2005) voor de categorie d.
  T1 : aantal wekelijks vrijgestelde uren die door de ter compensatie in dienst genomen werknemer of die door de werknemer die zijn arbeidsduur verhoogt gecompenseerd worden
  S : wekelijks arbeidsregime toegepast in het ziekenhuis
  N : jaarlijks aantal werkuren te bezoldigen door de werkgever ter compensatie van de vrijgestelde uren van de begunstigde werknemers voor het beschouwde jaar in het kader van de eindeloopbaanmaatregelen.
  Y : theoretisch aantal jaarlijkse werkuren die door de ter compensatie in dienst genomen werknemer ten opzichte van zijn arbeidsovereenkomst, zijn daad van individuele benoeming of het aanhangsel aan zijn arbeidsovereenkomst in geval van verhoging van de werktijd moeten gepresteerd worden
  b) Berekening van het bedrag voor de premie :
  F2 = Ai * H/38 * T2/S * N/Y
  Waarbij :
  Aa = 57.223,13 EUR (index 01/08/2005) voor de categorie a.
  Ab = 57.223,13 EUR (index 01/08/2005) voor de categorie b.
  Ac = 42.619,16 EUR (index 01/08/2005) voor de categorie c.
  Ad = 38.509,24 EUR (index 01/08/2005) voor de categorie d.
  H = equivalent wekelijks aantal uren van vrijstelling van arbeidsprestaties in het kader van de toekenning van een premie voor een voltijdse werknemer t.o.v. zijn leeftijd
  T2 : aantal per week te presteren uren zoals voortvloeiend uit de arbeidsovereenkomst of de individuele benoemingsakte, welke in voorkomend geval uitgeoefend werd in de functie die het genot van de maatregel rechtvaardigt
  S : wekelijks arbeidsregime toegepast in het ziekenhuis
  N : jaarlijks aantal door de werkgever in het kader van de eindeloopbaanmaatregelen voor het beschouwde jaar bezoldigde werkuren
  Y : theoretisch jaarlijks aantal werkuren die door de begunstigde ten opzichte van zijn arbeidsovereenkomst of zijn daad van individuele benoeming moeten gepresteerd worden
  4° [1 Inlichtingen te verstrekken door de ziekenhuisinstelling
  1) een uniek identificatienummer per personeelslid,
  2) zijn geboortedatum,
  3) zijn functie,
  4) de gekozen optie tussen de vrijstelling van arbeidsprestaties en de premie voor elk van de schijven,
  5) de kostenplaats, zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 14 augustus 1987 tot bepaling van de minimumindeling van het algemeen rekeningstelsel van de ziekenhuizen waar de lasten in rekening gebracht worden,
  6) het aantal uren van vrijstelling van arbeidsprestaties dat hij kan verkrijgen ten opzichte van zijn leeftijd,
  7) het wekelijks uurregime van kracht in het ziekenhuis,
  8) het aantal door het personeelslid te presteren uren zoals blijkt uit het arbeidscontract of de individuele benoemingsakte, verminderd in voorkomend geval naar verhouding van de prestaties verricht in de functie die het voordeel van de in deze paragraaf bedoelde maatregel verantwoordt,
  9) de datum van zijn aanwerving,
  10) de eventuele vertrekdatum,
  11) in geval van gelijkgesteld personeel, het aantal uren onregelmatige prestaties, met een minimum van 200 uren op 24 maanden,
  12) en de door de werkgever niet-bezoldigde perioden van afwezigheid (niet-gelijkgestelde dagen of uren) alsmede hun aard.
  Deze inlichtingen dienen door de ziekenhuizen te worden verstrekt, overeenkomstig de richtlijnen van de minister die de volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.]1
  5° Toekenningsmodaliteiten
  - Vanaf 1 oktober 2005
  Het bij toepassing van punt 3 berekend voorlopig bedrag vormt tot 31 december 2005 de provisie.
  Het definitieve bedrag voor de periode van 1 oktober 2005 tot 31 december 2005 wordt vastgesteld op basis van de aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu verstrekte definitieve inlichtingen en vervangt het voor de beschouwde periode gestorte provisionele budget.
  - Vanaf 2006
  Het voorlopige bedrag wordt berekend t.o.v. het laatst bekende definitieve bedrag, voor zover bij dat bedrag rekening gehouden wordt met alle leeftijdsgroepen; zoniet wordt het vastgesteld t.o.v. het provisioneel bedrag van het jaar n-1.
  Telkens er een definitief bedrag berekend wordt, vormt het de geldige provisie voor het dienstjaar volgend op de datum van vaststelling van dat definitieve bedrag.
  Het verschil tussen de definitieve F en de voorlopige F wordt via onderdeel C2 van het budget van financiële middelen vereffend.
  6° Bepalingen voor de compensatie van de vrijgestelde uren
  Voor de personeelsleden die geopteerd hebben voor de wekelijkse vrijstelling van arbeidsprestaties, dient de beheerder het bewijs te leveren dat de vrijgemaakte arbeidstijd en de toegekende financiering gecompenseerd werden door nieuwe aanwervingen of door een verhoging van de wekelijkse arbeidsduur door de personeelsleden. Komen niet in aanmerking de voltijdse werknemers die de eindeloopbaanmaatregelen genieten en de werknemers waarvoor de instelling reeds een financiering van een overheidsinstantie geniet in het kader van het arbeidsbeleid.
  De totale hoeveelheid per financieringscategorie (categorieën a., b., c. en d. van punt 3°) van het personeel te compenseren uren moet prioritair door dezelfde financieringscategorie van het personeel gecompenseerd worden.
  De toegekende financiering wordt, in voorkomend geval, begrensd tot het werkelijke totale aantal vervangingen.
  Daarom dient de beheerder, op hetzelfde ogenblik als de inlichtingen die dienen voor de definitieve berekening, volgende inlichtingen over te maken :
  [1 - een uniek identificatienummer per personeelslid,]1
  - [2 de geboortedatum,]2
  - de datum van in- en uitdiensttreding,
  - de functie,
  - de wekelijkse compensatiewerktijd van de nieuwe werknemer of de verhoging van de uurprestaties van de werknemer in functie die zijn werktijd verhoogt,
  - de door de werkgever niet-bezoldigde perioden van afwezigheid (niet-gelijkgestelde dagen of uren) alsmede hun aard,
  - kostenplaats voor imputatie,
  - de datum van het begin van het bijvoegsel bij de overeenkomst van de werknemer die zijn werktijd verhoogt of de overeenkomst van de nieuwe werknemer,
  - einddatum van de overeenkomst.
  7° Informaties
  Een jaarlijkse inventaris op de eindeloopbaanmaatregelen wordt door de beheerder van het ziekenhuis aan de ondernemingsraad of het plaatselijke overlegcomité gericht.
  8° Sancties
  Indien de beheerder niet binnen de vereiste termijn de inlichtingen betreffende de uitwerking van de definitieve budgetten mededeelt, zullen de voorlopige bedragen teruggevorderd worden.] <KB 2006-03-13/30, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 01-10-2005>
  ----------
  (1)<KB 2009-09-20/15, art. 17, 020; Inwerkingtreding : 01-10-2005>
  (2)<KB 2012-12-17/15, art. 11, 026; Inwerkingtreding : 01-10-2005>
  (3)<KB 2019-05-17/18, art. 2, 066; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (4)<KB 2024-05-03/35, art. 12, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2021>

Art. 79bis.<KB 2007-06-19/33, art. 22, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007> § 1. Vanaf 1 december 2005 wordt aan alle werknemers van de openbare ziekenhuizen een forfaitair complement bij de attractiviteitspremie toegekend.
  Dit complement wordt in verschillende fases gefinancierd :
  - in 2005 : 40 EUR;
  - in 2006 : 170 EUR;
  - in 2007 : 260 EUR;
  - in 2008 : 380 EUR;
  - in 2009 : 480 EUR.
  Voor het jaar 2005 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 53,87 EUR, dus 40 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen.
  Voor het jaar 2006 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 228,94 EUR, dus 170 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen (index 1 juli 2005).
  Voor het jaar 2007 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 350,14 EUR, dus 260 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen (index 1 juli 2005).
  Voor het jaar 2008 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 511,75 EUR, dus 380 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen (index 1 juli 2005).
  Voor het jaar 2009 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 646,42 EUR, dus 480 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen (index 1 juli 2005).
  [2 § 1/1. Vanaf het jaar 2022 wordt de openbare ziekenhuizen een financiering toegekend om een forfaitaire aanvulling te dekken bij de attractiviteitspremie van 400 euro (index op 1 november 2022), verhoogd met de werkgeversbijdragen voor alle werknemers. Het aan het ziekenhuis toegekende bedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal toegelaten VTE's van het ziekenhuis.
   De financiering is onderworpen aan het sluiten van een lokaal protocolakkoord ter uitvoering van het `Protocol 233/5 betreffende de onderhandelingen die op 13 oktober 2022 werden gevoerd in het gemeenschappelijk Comité voor alle overheidsdiensten' betreffende de verhoging van het forfaitaire gedeelte van de attractiviteitspremie. De financiering zal slechts behouden blijven in het budget van financiële middelen van het ziekenhuis van 1 juli 2024 indien het uiterlijk op 31 januari 2024 aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een kopie heeft bezorgd van het lokaal protocolakkoord dat de toekenning van deze maatregel aan het betrokken personeel bevestigt vanaf 1 januari 2022.]2
  § 2. Vanaf 1 oktober 2006 wordt aan alle werknemers van de privé-ziekenhuizen een forfaitair complement bij de attractiviteitspremie toegekend.
  [1 Dit complement wordt in meerdere fasen gefinancierd :
   - in 2006 : 195 euro;
   - in 2007 : 322 euro;
   - in 2008 : 450 euro;
   in 2009 : 498 euro.]1
  Voor het jaar 2006 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 262,61 EUR, dus 195 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen (index 1 juli 2005).
  Voor het jaar 2007 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 433,64 EUR, dus 322 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen (index 1 juli 2005).
  Voor het jaar 2008 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 606,02 EUR, dus 450 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen (index 1 juli 2005).
  Voor het jaar 2009 wordt het bedrag berekend door het aantal toegelaten FTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 670,66 EUR, dus 498 EUR verhoogd met de werkgeversbijdragen (index 1 juli 2005).
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/15, art. 12, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<KB 2024-05-03/35, art. 13, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 79bis/1. [1 Vanaf het jaar 2022 wordt aan de privéziekenhuizen een financiering toegekend om een forfaitaire aanvulling te dekken van 400 euro (index op 1 november 2022) bij de eindejaarspremie, verhoogd met de werkgeversbijdragen voor alle werknemers. Het bedrag dat aan het ziekenhuis wordt toegekend, wordt vermenigvuldigd met het aantal toegelaten VTE's van het ziekenhuis.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-05-03/35, art. 14, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art. 79ter.<Ingevoegd bij KB 2007-06-19/33, art. 22; Inwerkingtreding : 01-07-2007> § 1. Vanaf 1 januari 2006 wordt aan alle statutaire ziekenhuiswerknemers een aanvullend vakantiegeld toegekend, zodat dit in 2008 gelijk is aan 92 % van de activiteitswedde van de maand maart van het lopende jaar.
  Dit complement wordt in verschillende fases gefinancierd :
  - in 2006 : betaling van een vakantiegeld gelijk aan 80 % van de activiteitswedde;
  - vanaf 2008 : betaling van een vakantiegeld gelijk aan 92 % van de activiteitswedde.
  [1 Vanaf 1 januari 2006 wordt voor de 1ste fase een provisioneel bedrag van 3.420.463,90 euro verdeeld onder de openbare ziekenhuizen, uitgaande van het totale aantal VTE's vermenigvuldigd met 40 %.
   Vanaf 1 januari 2008 wordt voor de 2de fase een provisioneel bedrag van 2.879.719 euro verdeeld tussen de ziekenhuizen, uitgaande van het totale aantal VTE's 2005 in kwestie.]1
  Bij de herziening van dit bedrag op basis van de reële kosten wordt het statutair personeel van alle ziekenhuizen in aanmerking genomen.
  Die herziening gebeurt voor de laatste keer in 2008.
  § 2. Op 1 januari 2007 wordt, binnen de grenzen van een bedrag van 4 500 000 EUR (index 1 juli 2007), onderdeel B9 van de ziekenhuizen die over statutair personeel beschikken waarvan het vakantiegeld in 2005 lager lag dan 65 % van de activiteitswedde van de maand maart van het lopende jaar, verhoogd naar rata van het aantal betrokken statutaire FTE's op basis van het reële percentage dat op elke betrokken FTE werd toegepast.
  De toegekende bedragen worden voor 2007 herzien op basis van het reële aantal FTE's en het reële percentage vakantiegeld dat werd toegepast.
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/15, art. 13, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>

Art. 79quater.[1 § 1. Er wordt op 1 januari 2018 een provisioneel budget toegekend voor de ziekenhuizen vallend onder het paritair comité 330, met het oog op de progressieve invoering van de nieuwe sectorale functieclassificaties uitgewerkt door het instituut voor functieclassificatie (IFIC) alsook de nieuwe loonschalen die daarop betrekking hebben.
   De provisie van 58.425.430 euro (waarde op 1 januari 2018) wordt verdeeld pro rata het aantal VTE van elk betrokken ziekenhuis.
   De in aanmerking genomen VTE's zijn degene die gediend hebben voor de verdeling van het bedrag van 31.460.000 euro als tussenkomst onder de vorm van een eenmalige verhoging van het vaste deel van de eindejaarspremie voor de loontrekkenden zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 8 mei 2018 tot vaststelling en uitkering van de bedragen van de vergoedingen voor de invoering van de functieclassificatie die is voorzien in het sociaal akkoord dat betrekking heeft op de federale gezondheidssector en dat op 25 oktober 2017 door de federale regering werd gesloten met de betrokken representatieve organisaties van de werkgevers en werknemers.
   De VTE's en het gefinancierde bedrag per ziekenhuis worden vastgelegd in bijlage 21.
   [3 ...]3
   § 2. Op 1 januari 2019 wordt een bijkomend budget van 13.532.755 euro (waarde op 1 januari 2019) toegevoegd aan het budget hernomen in § 1. De verdeling van het totale budget wordt gedaan pro rata het aantal VTE's per ziekenhuis zoals vastgelegd in bijlage 21.
   [3 ...]3
   § 3. [2 Op 1 januari 2020 wordt een bijkomend budget van 13.532.758 euro (waarde op 1 januari 2020) toegevoegd aan het budget hernomen in § 2. De verdeling van het totale budget wordt gedaan pro rata het aantal VTE's per ziekenhuis zoals vastgelegd in bijlage 21.]2]1
  [3 § 4. [4 Vanaf 1 juli 2021 wordt een bijkomend provisioneel budget van 161.196.755,93 euro (waarde op 1 januari 2021), voorzien in het sociaal akkoord 2021-2022, toegekend aan de ziekenhuizen die beschikken over personeel vallend onder het paritair comité 330, met het oog op de invoering van de nieuwe sectorale functieclassificaties uitgewerkt door het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) alsook de bijbehorende loonschalen.
   Dit bijkomende provisionele budget wordt verdeeld pro rata het aantal betaalde VTE's aangegeven in de FINHOSTA-inzameling voor 2019, of voor 2018 indien de gegevens voor 2019 niet beschikbaar zijn, en opgenomen in een kostenplaats van 020 tot 909 en van 960 tot 999, exclusief artsen, ter beschikking gesteld personeel en statutairen van elk betrokken ziekenhuis.]4]3
  [4 § 5. Met ingang van 1 januari 2022 wordt een bijkomend provisioneel budget van 168.081.521,30 euro (waarde op 1 januari 2022), voorzien in het sociaal akkoord 2021-2022, toegekend aan ziekenhuizen die beschikken over personeel vallend onder het paritair comité 330, met het oog op de invoering van de nieuwe sectorale functieclassificaties uitgewerkt door het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) en de bijbehorende loonschalen.
   Dit bijkomende provisionele budget wordt verdeeld pro rata het aantal betaalde VTE's aangegeven in de FINHOSTA-inzameling voor 2019, of voor 2018 indien de gegevens voor 2019 niet beschikbaar zijn, en opgenomen in een kostenplaats van 020 tot 909 en van 960 tot 999, exclusief artsen van elk betrokken ziekenhuis.
   § 6. Vanaf 1 juli 2021 wordt een provisioneel budget van 42.593.239,02 euro (waarde op 1 juli 2021) toegekend aan de openbare ziekenhuizen met het oog op de progressieve invoering van de nieuwe sectorale functieclassificaties uitgewerkt door het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) en de nieuwe bijbehorende loonschalen voorzien in het sociaal akkoord dat betrekking heeft op de federale gezondheidssector en dat op 25 oktober 2017 werd gesloten door de federale regering met de betrokken representatieve organisaties van werkgevers en werknemers.
   Dit provisionele budget wordt verdeeld pro rata het aantal betaalde VTE's aangegeven in de FINHOSTA-inzameling voor 2019, of voor 2018 indien de gegevens voor 2019 niet beschikbaar zijn, en opgenomen in een kostenplaats van 020 tot 909 en van 960 tot 999, exclusief artsen en ter beschikking gesteld personeel van elk betrokken ziekenhuis.
   § 7. Vanaf 1 juli 2021 wordt een bijkomend provisioneel budget van 70.625.591,51 euro (waarde op 1 juli 2021), voorzien in het sociaal akkoord 2021-2022, toegekend aan de openbare ziekenhuizen met het oog op de invoering van de nieuwe sectorale functieclassificaties uitgewerkt door het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) en de bijbehorende loonschalen.
   Dit provisionele budget wordt verdeeld pro rata het aantal betaalde VTE's aangegeven in de FINHOSTA-inzameling voor 2019, of voor 2018 indien de gegevens voor 2019 niet beschikbaar zijn, en opgenomen in een kostenplaats van 020 tot 909 en van 960 tot 999, exclusief artsen en ter beschikking gesteld personeel van elk betrokken ziekenhuis.
   § 8. Vanaf 1 januari 2022 wordt een bijkomend provisioneel budget van 73.048.446,06 euro (waarde op 1 januari 2022), voorzien in het sociaal akkoord 2021-2022, toegekend aan de openbare ziekenhuizen met het oog op de invoering van de nieuwe sectorale functieclassificaties uitgewerkt door het Instituut voor Functieclassificatie (IFIC) en de bijbehorende loonschalen.
   Dit bijkomende budget wordt verdeeld pro rata het aantal betaalde VTE's aangegeven in de FINHOSTA-inzameling voor 2019, of voor 2018 indien de gegevens voor 2019 niet beschikbaar zijn, en opgenomen in een kostenplaats van 020 tot 909 en van 960 tot 999, exclusief artsen van elk betrokken ziekenhuis.
   § 9. De krachtens de paragrafen 1 tot en met 8 toegekende provisionele budgetten worden jaarlijks herzien overeenkomstig de in bijlage 22 omschreven herzieningsmodaliteiten.]4
  ----------
  (1)<KB 2019-05-17/18, art. 3, 066; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
  (2)<KB 2020-08-28/06, art. 1,3°, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
  (3)<KB 2020-08-28/06, art. 1,1°, 071; Inwerkingtreding : 10-09-2020>
  (4)<KB 2024-05-03/35, art. 15, 080; Inwerkingtreding : 01-07-2021>

Art. 79quinquies.<Ingevoegd bij KB 2007-06-19/33, art. 22; Inwerkingtreding : 01-07-2007> Teneinde op duurzame wijze toegankelijke en kwaliteitsvolle zorg te blijven aanbieden, worden de volgende maatregelen ingevoerd op het vlak van jobcreatie :
  § 1. [4 ...]4
  § 2. [6 ...]6
  § 3. Operatiezalen :
  [1 Op 1 januari 2006]1 wordt aan de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten, Sp-diensten voor palliatieve zorg en geïsoleerde G-diensten, een aanvullende financiering ten belope van 45 881,10 EUR (index 01/01/2006) per FTE toegekend teneinde het personeelskader in de operatiekwartieren te versterken naar rata van :
  - 0,5 FTE voor de ziekenhuizen waarvoor het aantal operatiezalen, bepaald overeenkomstig de bepalingen van artikel 46, § 3, 2°, a), a.1), minder dan 5 operatiezalen bedraagt;
  - 1 FTE tussen 5 en 10 operatiezalen;
  - 1,5 FTE boven de 10 operatiezalen.
  Voor de ziekenhuizen, bedoeld in artikel 33, §§ 1 en 2, wordt er één operatiezaal in aanmerking genomen per 25 erkende bedden onder kenletter C.
  [1 Voor de vaststelling van het aantal zalen en bedden wordt rekening gehouden met het aantal operatiezalen en erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.]1
  § 4. Versterking van de nachtploegen.
  [1 Op 1 januari 2007]1 wordt, teneinde de nachtploegen te versterken, het budget van de psychiatrische ziekenhuizen voor de A en A-nachtbedden, alsook van de algemene ziekenhuizen voor alle bedden met een bedrag (X) verhoogd, wat overeenstemt met 0,5 FTE extra verpleegkundig of verzorgend personeel per 60 erkende bedden ten belope van 47 734,69 EUR (index 1 juli 2007) per FTE.
  Onderdeel B9 van de betrokken ziekenhuizen wordt verhoogd overeenkomstig de volgende berekening :
  X = A *(B*0,5/60)
  waarbij :
  A = 47 734,69 EUR per FTE;
  B = aantal erkende bedden van het ziekenhuis.
  Voor de vaststelling van het aantal bedden wordt enkel rekening gehouden met de bestaande en erkende bedden op 1 januari dat het dienstjaar voorafgaat waarin het budget werd vastgesteld.
  [1 Voor de vaststelling van het aantal bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dit bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is.]1
  § 5. [5 ...]5
  § 6. [3 Om de proefprojecten pediatrische hemato-oncologie te ondersteunen in de ziekenhuizen die een overeenkomst ondertekend hebben met de minister bevoegd voor Volksgezondheid, worden er vanaf 1 januari 2010 2 VTE's sociaal assistent, logopedist, psycholoog of diëtist gefinancierd, waaronder ten minste één VTE sociaal assistent, ten belope van 50.656 euro per VTE binnen de grenzen van het beschikbaar budget van 709.184 euro (index 01/01/2010).]3
  ----------
  (1)<KB 2009-09-20/15, art. 19, 020; Inwerkingtreding : 01-07-2009>
  (2)<KB 2010-11-26/08, art. 32, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (3)<KB 2012-12-17/15, art. 14, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (4)<KB 2015-01-08/11, art. 21,1°, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (5)<KB 2015-01-08/11, art. 21,2°, 033; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (6)<KB 2024-05-03/35, art. 16, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. 79sexies. <Ingevoegd bij KB 2007-06-19/33, art. 22; Inwerkingtreding : 01-07-2007> Binnen de grenzen van een budget van 2 264 654 EUR (index 1 juli 2007) wordt, teneinde vanaf 1 januari 2007 in de privé-ziekenhuizen het supplement te financieren dat van 50 op 56 % is gebracht voor nachtprestaties op zondag en op feestdagen, onderdeel B9 van die ziekenhuizen verhoogd met een bedrag (X) dat als volgt wordt berekend :
  X = A * B/C
  waarbij :
  A = beschikbaar budget van 2 264 654 EUR;
  B = totaal aantal uren betaald aan 50 % van het betrokken ziekenhuis op basis van de laatst bekende gegevens;
  C = totaal aantal uren betaald aan 50 % van alle betrokken ziekenhuizen op basis van de laatst bekende gegevens.
  De toegekende bedragen worden voor 2007 herzien op basis van het reële aantal uren nachtprestaties op zondag en op feestdagen.

Art. 79septies.[1 Met ingang van 1 januari 2008 wordt een jaarlijkse functionele toelage van 816,80 euro (index 01/07/2005) toegekend aan de hoofdverpleegkundigen, verpleegkundigen-hoofd van dienst van het tussenkader en de hoofdparamedici van de ziekenhuizen, die een geldelijke anciënniteit van minstens 18 jaar hebben alsook de opleiding hebben genoten die vereist is krachtens de besluiten waarbij hun functie wordt omschreven.
   Het bedrag wordt berekend door het aantal toelaatbare VTE's van het ziekenhuis te vermenigvuldigen met 1.099,98 euro, zijnde 816,80 euro verhoogd met de patronale lasten (index 01/07/2005).]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-12-17/15, art. 15, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>

Art. 79octies.[1 Er worden in drie fasen 2.309 VTE's verpleegkundigen, zorgkundigen of paramedisch personeel per 30 erkende bedden gefinancierd in de algemene en psychiatrische ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten-palliatieve zorg, K- en NIC-bedden.
   De fasen zijn de volgende :
   1° op 1 januari 2008 is een pilootstudie opgezet naar de onmiddellijke vervanging en de communicatie van de uurroosters in de ziekenhuissector.
   Die studie heeft tot doel de mobiele equipe te versterken, bepaald bij het koninklijk besluit van 23 oktober 1964 houdende vaststelling van de normen waaraan de ziekenhuizen en hun diensten moeten voldoen.
   Daartoe worden 319 VTE's ten belope van 46.981,24 euro per VTE toegewezen aan de door het universitair ad-hocteam geselecteerde ziekenhuizen.
   Tijdens de herziening van dienstjaar 2008 zal worden nagegaan of het aantal VTE's gefinancierd per ziekenhuis dat aan de pilootstudie deelneemt wel degelijk aan de mobiele equipe werd toegewezen.
   2° op 1 juli 2009 worden 1042 VTE's verdeeld onder de ziekenhuizen die tijdens de eerste fase niet werden geselecteerd, naar rata van minimum 0,5 VTE per 30 erkende bedden, met uitsluiting van de Sp-diensten palliatieve zorg, K- en NIC-diensten;
   3° op 1 januari 2011 worden de resterende 948 VTE's verdeeld onder alle ziekenhuizen teneinde 1 VTE per 30 erkende bedden, met uitsluiting van de Sp-diensten palliatieve zorg, K- en NIC-diensten te warborgen.
   Vanaf 1 juli 2010 wordt het behoud van de krachtens punten 1° en 2° toegekende financiering en de krachtens punt 3° voorziene financiering onderworpen, voor de private sector, aan het afsluiten van een collectieve arbeidsovereenkomst binnen de paritaire commissie of, bij ontstentenis, bij een lokaal akkoord en, voor de openbare sector, aan een lokaal akkoord genomen in uitvoering van het Protocol Nr. 2009/04 betreffende de onderhandelingen die op maandag 22 juni 2009 werden gevoerd in het Comité voor de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten (Comité C), met betrekking tot de volgende domeinen :
   - het voldoende op voorhand bezorgen van de uurroosters;
   - de inachtneming van de op voorhand bezorgde uurroosters en de sancties verbonden aan wijzigingen in de uurroosters;
   - de onmiddellijke vervanging bij afwezigheid.
   Indien er een lokaal akkoord is ondertekend, moet een kopie naar de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu worden verstuurd.
   Het ziekenhuis dat nog geen kopie van een plaatselijk akkoord heeft bezorgd kan te allen tijde deze kopie bezorgen en van de hierboven bedoelde financiering genieten vanaf de eerstvolgende berekening van zijn budget van de financiële middelen.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/15, art. 16, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>

Art. 79nonies.[2 § 1.]2 [1 Vanaf 1 januari 2009 wordt het bedrag van het sociaal akkoord van de openbare sector, bepaald in het protocol nr. 148/2 van 29 juni 2005, 5 juli 2005 en 18 juli 2005 van het Gemeenschappelijk Comité voor het geheel van de openbare diensten, namelijk 1.795.598 euro (index 01/01/2009), verdeeld onder de openbare ziekenhuizen overeenkomstig de modaliteiten voorzien in een lokaal akkoord genomen in uitvoering van het Protocol nr. 2009/06 betreffende de onderhandelingen gevoerd op maandag 21 december 2009 binnen het comité voor de provinciale en lokale overheidsdiensten (comité C).
   Het budget wordt verdeeld naar rata van het totaal van onderdeel B2 van de openbare ziekenhuizen op 30 juni 2008.
   Om voormelde budgetten te krijgen, moeten de beheerders van de openbare ziekenhuizen aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een attest bezorgen dat de toekenning van deze voordelen aan voormeld personeel vanaf 1 januari 2010 bevestigt. Dit attest moet uiterlijk tegen 15 oktober 2010 worden verstuurd en moet medeondertekend worden door het lokaal overlegcomité of, bij ontstentenis, door de vakbondsafvaardiging.
   Een kopie van het lokaal akkoord moet naar de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu worden verstuurd.]1
  [2 Vanaf 1 januari 2011 wordt het budget verdeeld naar rata van het aantal VTE's van de openbare ziekenhuizen zoals die bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend zijn, die niet vallen onder de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 juni 2010 bedoeld in artikel 48bis van hetzelfde besluit, en die werken in een kostenplaats begrepen tussen 020 en 899.]2
  [2 § 2. Vanaf 1 januari 2011 wordt een budget van 3.200.000 euro verdeeld onder de private ziekenhuizen teneinde de valorisatie van ongemakkelijke prestaties van het personeel dat niet valt onder de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 juni 2010 bedoeld in artikel 48bis van hetzelfde besluit, uit te breiden naar rata van het aantal VTE's van de private ziekenhuizen zoals die bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend zijn, die niet vallen onder de bepalingen van het koninklijk besluit van 22 juni 2010 bedoeld in artikel 48bis van hetzelfde besluit, en die werken in een kostenplaats begrepen tussen 020 en 899.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2010-11-26/08, art. 34, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2009>
  (2)<KB 2011-10-26/08, art. 14, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2011>

Art. 79decies.[1 Op 1 januari 2011 wordt een budget toegekend aan de ziekenhuizen om de aanwerving van bijkomend personeel te dekken.
   a) voor de ziekenhuizen uit de privésector wordt een budget van 5.080.000 euro verdeeld onder de ziekenhuizen, volgens de volgende verdelingsmodaliteiten :
   - de instellingen met minimum 100 bedden krijgen een budget toegekend van 21.000 euro. Het saldo van dat budget wordt vervolgens verdeeld, onder dezelfde instellingen, evenredig met het aantal erkende bedden boven de 100 eerste bedden. Voor de vaststelling van het aantal bedden wordt rekening gehouden met het aantal erkende bedden, zoals dat bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend is;
   - de aangeworven VTE's zijn ofwel administratieve en logistieke hulp, toegewezen aan de zorgeenheden, ofwel zorgkundigen voor de nacht, ofwel onderhoudspersoneel in de ziekenhuizen die deze activiteit niet uitbesteden.
   b) voor de ziekenhuizen uit de openbare sector wordt een budget van 4.030.000 euro verdeeld tussen de ziekenhuizen volgens de informatie van het Fonds Sociale Maribel van de openbare sector, dat de bijkomende jobs definieert, toewijst en controleert.
   Het behoud van de financieringen bedoeld in punten a) en b) is onderworpen aan het versturen, binnen de 30 dagen na publicatie van huidig besluit in het Belgisch Staatsblad, naar de FOD Volksgezondheid, DG1, Dienst Boekhouding en Beheer van de Ziekenhuizen, van een document bevestigend dat het overleg in de ondernemingsraad, voor de private sector en in het Basisoverlegcomité, voor de openbare sector over het gebruik van het bijkomende budget met het oog op nettojobcreatie wel degelijk heeft plaatsgevonden.
   De budgetten bedoeld in punten a) en b) zijn niet onderhevig aan indexering voor het jaar 2011 en zijn niet herzienbaar.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-06-12/09, art. 5, 024; Inwerkingtreding : 01-01-2011>

Art. 79undecies.[2 § 1.]2 [1 Vanaf 1 januari 2013 wordt er een budget van 1.295.000 euro toegekend aan de ziekenhuizen op voorwaarde van de toekenning van weddenschaal 1.35 zoals beslist in de paritaire commissie 330, aan zorgkundigen die deze functie uitvoeren in het ziekenhuis. Voor de openbare sector moet de weddenschaal van toepassing op de zorgkundigen equivalent zijn aan die die voor de private sector werd vastgesteld.
   Het budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van het aantal erkende bedden van elk ziekenhuis, zoals gekend op het ogenblik van de berekening.
   De toegekende financiering zal op 1 januari 2014 slechts in het budget van de financiële middelen van het ziekenhuis behouden blijven indien het aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een attest bezorgt dat de toekenning van dit voordeel aan het betrokken personeel vanaf 1 januari 2013 bevestigt. Dit attest moet ten laatste tegen 28 februari 2014 worden verstuurd en moet zijn medeondertekend door de ondernemingsraad voor de private ziekenhuizen, of door het overlegcomité of, bij ontstentenis daaraan, door de vakbondsdelegatie, voor de openbare ziekenhuizen.]1
  [2 § 2. Vanaf 1 januari 2014 wordt er een bijkomende budget van 14.121.000 euro toegekend aan de ziekenhuizen op voorwaarde van de toekenning van weddenschaal 1.35 zoals beslist in de paritaire commissie 330, aan zorgkundigen die deze functie uitvoeren in het ziekenhuis. Voor de openbare sector moet de weddenschaal van toepassing op de zorgkundigen equivalent zijn aan die die voor de private sector werd vastgesteld.
   Het budget wordt onder de ziekenhuizen verdeeld op basis van het aantal erkende bedden van elk ziekenhuis, zoals gekend op het ogenblik van de berekening.
   Voor de openbare ziekenhuizen die het in § 1, derde lid vermelde attest niet opgestuurd hebben, zal de financiering toegekend op 1 januari 2014 slechts in het budget van de financiële middelen van het ziekenhuis behouden blijven indien het aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu een attest bezorgt dat de toekenning van dit voordeel aan het betrokken personeel vanaf 1 januari 2014 bevestigt. Dit attest van toekenning van een equivalente weddenschaal, gemiddeld of over het geheel van de loopbaan, moet ten laatste tegen 30 juni 2014 worden verstuurd en moet zijn medeondertekend door het overlegcomité of, bij ontstentenis daaraan, door de vakbondsdelegatie.]2
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2013-12-26/30, art. 13, 030; Inwerkingtreding : 01-01-2013>
  (2)<KB 2014-04-25/74, art. 12, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art. 79duodecies.[1 § 1. a) Vanaf 2021 wordt, met het oog op de financiering van de middelen bedoeld in artikel 4, § 2, tweede lid, 2°, van de wet van 9 december 2019 tot oprichting van een Zorgpersoneelfonds, gewijzigd bij de wet van 9 mei 2021, een jaarbudget als volgt verdeeld onder alle ziekenhuizen:
   1° een budget van 11.700.000 euro, niet gekoppeld aan de `gezondheidsindex' zoals bedoeld in artikel 85, om zorgpersoneel aan te werven binnen de ziekenhuizen waarmee de proefprojecten `Zorgcentra na seksueel geweld' een contract hebben gesloten met de minister bevoegd voor Volksgezondheid, ter ondersteuning van en voor de verdere uitbouw van die Zorgcentra na seksueel geweld;
   2° het saldo, bepaald in § 2, wordt verdeeld onder alle ziekenhuizen ter financiering van de nettotoename van de tewerkstelling van zorgpersoneel en de verbetering van de arbeidsomstandigheden van het zorgpersoneel. Dit betreft ook de uitgaven bedoeld voor ondersteunend personeel dat het zorgpersoneel ontlast en dat rechtstreeks met hen in contact staat, zodat zij meer tijd kunnen besteden aan het daadwerkelijk verzorgen van de patiënten, waarbij de prioriteit gaat naar de verzorging aan het bed van de patiënt. Prioriteit wordt gegeven aan de financiering van de verhoging van de personeelsnorm, en bij voorkeur voor het verpleegkundig personeel, met gemiddeld één bijkomende VTE, per zorgeenheid of per ziekenhuisfunctie, teneinde de verpleegkundige aanwezigheid aan het bed van de patiënt te verhogen.
   Het soort personeel waarop de maatregelen vermeld onder 2° betrekking hebben, zijn ziekenhuisverpleegkundigen, zorgkundigen en de ondersteunende functies die in de zorgteams zijn geïntegreerd, namelijk het personeel dat is opgenomen in de personeelsnormen voor ziekenhuisdiensten, -functies en -zorgprogramma's, en het ondersteunend personeel dat het verpleegkundig personeel helpt bij zijn administratieve en logistieke taken.
   b) Vanaf het jaar 2021, over de bestemming van de bepalingen onder a), 2°, bedoelde middelen moet binnen elke instelling voorafgaand lokaal sociaal overleg worden gevoerd, teneinde tot een akkoord te komen binnen het basisoverlegcomité dan wel binnen de ondernemingsraad. Bij ontstentenis van een ondernemingsraad gebeurt dat overleg binnen het Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk. Bij ontstentenis van een Comité voor Preventie en Bescherming op het Werk wordt dat overleg gevoerd met de vakbondsafgevaardigden. Dit overleg behelst de bestemming van de middelen op grond van de prioritaire noden en van de profielen die idealiter moeten worden aangetrokken om de werklast van het zorgpersoneel aan het bed van de patiënt te verlichten. Dit voorafgaand overleg moet plaatsvinden vóór 31 december van het jaar dat voorafgaat aan het daadwerkelijke gebruik van de middelen.
   De beheerder van de instelling bezorgt aan de FOD Volksgezondheid een verslag van het lokaal overlegorgaan over de bestemming die aan de middelen voor het volgende jaar zal worden gegeven. De inhoud van dit verslag wordt bezorgd aan de FOD Volksgezondheid door codering van de informatie die opgenomen is in Verslag A, waarvan het Excel-model ter beschikking staat van de ziekenhuizen op de website van de FOD Volksgezondheid. Het lokaal sociaal overlegorgaan verklaart dat de aan de FOD bezorgde informatie de informatie is waarover voorafgaand sociaal overleg werd gevoerd, door de afgedrukte versie van Verslag A te ondertekenen. De gegevens in Excel-formaat en de afgedrukte tabel die door de vertegenwoordiger(s) van het lokaal overlegorgaan is ondertekend, worden uiterlijk op 31 maart van het jaar waarop de bestemming van de middelen betrekking heeft, via e-mail naar het volgende adres gestuurd: fin.pers@health.fgov.be.
   c) Vanaf het jaar 2021 moet de beheerder van de instelling aan het einde van elk jaar, in het kader van de jaarlijkse informatie aan de ondernemingsraad of aan het lokaal sociaal overlegorgaan bedoeld in het koninklijk besluit van 15 juni 1998 tot uitvoering van artikel 86bis van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen van 7 augustus 1987, aan het lokaal sociaal overlegorgaan meedelen binnen drie maanden na de afsluiting van de rekeningen van elk boekjaar, een verslag waarin op duidelijke en bevattelijke wijze de effectieve bestemming van de middelen voor het betrokken boekjaar, de opvolging van de gecreëerde banen en de evolutie van de totale tewerkstelling worden vermeld.
   De inhoud van dit verslag wordt aan de FOD Volksgezondheid overgemaakt ten laatste op 31 december van het jaar dat volgt op het betreffende jaar door de gevraagde informatie in te vullen in het "Verslag B", waarvan het model voor de ziekenhuizen beschikbaar is op de website van de FOD Volksgezondheid. Het lokaal sociaal overlegorgaan verklaart dat de informatie die aan de FOD werd bezorgd de informatie is die aan het overlegorgaan is bezorgd, door de afgedrukte versie te ondertekenen.
   d) Binnen het kader van het lokaal sociaal overleg wordt jaarlijks een evaluatie gemaakt van het aantal zorg- en zorgondersteunend personeel per eenheid en de gevolgen voor de bestaffing rond het bed van de patiënt.
   Deze evaluatie moet plaatsvinden uiterlijk op hetzelfde moment als het voorafgaand lokaal sociaal overleg over de bestemming van de middelen voor het jaar 2023 en de daaropvolgende jaren.
   § 2. [2 [3 Van 1 januari tot 31 december 2023 bedraagt het saldo voorzien in § 1, 2°, 317.145.477,22 euro (waarde op 1 januari 2023).]3
   Het beschikbare budget wordt verdeeld tussen alle ziekenhuizen, per budgetsector en per ziekenhuiscategorie volgens de volgende modaliteiten.
   1° Voor de acute budgetsector van de algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, § 1, en de ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, § 2 wordt een bedrag per ziekenhuis berekend volgens de volgende formule:
   A x 10 % x P
   waarin:
   A = basispunten zoals bepaald in onderdeel B2 op 1 juli van het jaar n-1 voor het personeel met betrekking tot de C-, D-, E-, G-, I-, M-, NIC-bedden, Spoedgevallendienst, operatiekwartier, chirurgisch dagziekenhuis, A-, Ad-, An-, K-, Kd en Kn-bedden, met dien verstande dat de punten van het personeel van het operatiekwartier worden gebruikt zonder toepassing van de coëfficiënt die de beschikbare punten beperkt. Punten voor medische producten en sterilisatie worden niet gebruikt in de berekening. Supplementaire punten voor C, D, en E-bedden worden niet meegerekend, met uitzondering van punten voor bedden op de intensieve zorgen.
   P = de waarde van het punt in onderdeel B2 op 1 juli van het jaar n-1, aan de index voor het jaar op 1 juli van het jaar waarop de berekening betrekking heeft.
   2° Voor de algemene ziekenhuizen bedoeld in artikel 33, § 1, wordt een bedrag per ziekenhuis berekend volgens de volgende formule:
   A x 10% x P
   waarin:
   A = (aantal erkende bedden op 1 januari van het betreffende jaar zonder de bestaande intensieve bedden x punten per bed zoals berekend in onderdeel B2 voor de algemene ziekenhuizen van de acute budgetsector) + (bestaande intensieve bedden op 1 januari van het betreffende jaar x 5 met een minimum van 6 bedden) + (bestaande operatiezalen op 1 januari van het betreffende jaar x 7,5) + (spoedpunten berekend op 1 juli n-1 in onderdeel B2 van deze ziekenhuizen met een minimum van 15 punten in het geval van erkenning van een functie 'primaire spoedeisende zorg' of een functie 'gespecialiseerde spoedeisende zorg') + (bestaande bedden op 1 januari van het betreffende jaar van chirurgische dagziekenhuisbedden x 1).
   P = de waarde van het punt in onderdeel B2 op 1 juli van het jaar N-1, aan de index voor het jaar op 1 juli van het jaar waarop de berekening betrekking heeft.
   3° Voor bedden in andere budgetsectoren (PAL, BRA, PSY, SP en G wordt een bedrag per budgetsector als volgt berekend:
   A*P
   waarin:
   A = aantal erkende bedden op 1 januari van het betreffende jaar gedeeld door het aantal bedden per dienst x 2,5, met dien verstande dat deze aantal bedden per dienst als volgt is:
   30 bedden voor de indexen A, Ad, An, T, Td, Tn, Tg
   24 bedden voor de G-index
   20 bedden voor de indexen K, Kd, Kn, Psp, Sp
   8 bedden voor de IB-index
   6 bedden voor PAL en zware brandwonden
   P = de waarde van het punt in onderdeel B2 op 1 juli van het jaar N-1, aan de index voor het jaar op 1 juli van het jaar waarop de berekening betrekking heeft.
   Om het beschikbare budget ten volle te benutten, kunnen de bedragen berekend onder de punten 1°, 2° en 3° aangepast worden met een vermenigvuldigingscoëfficiënt.]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-07-17/10, art. 12, 077; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
  (2)<KB 2024-05-03/35, art. 17, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
  (3)<KB 2024-05-03/35, art. 18, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. 79terdecies. [1 Met het oog op de ondersteuning van de opleiding van kandidaat-specialisten wordt in onderdeel B4 van het budget van financiële middelen vanaf 1 augustus 2021 een forfaitair bedrag van 30.000.000 euro (waarde op 1 januari 2022) opgenomen dat over de ziekenhuizen wordt verdeeld pro rata het aantal voltijdse equivalenten kandidaat-specialisten die een stage bij een erkende stagemeester in een ziekenhuis of een specifieke stage met een coördinerende stagemeester uitvoeren.
   De gebruikte gegevens worden aangeleverd door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid en zijn deze van 31 januari 2020.
   Extra-muros stages en wetenschappelijke stages worden niet meegerekend in de berekening.
   Voorwaarde voor de financiering is dat het ziekenhuis voldoet aan de verplichte minimumvoorwaarden die zijn opgenomen in de collectieve overeenkomst die op 19 mei 2021 is gesloten in de Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen, over de minimale voorwaarden die moeten opgenomen worden in de opleidingsovereenkomsten van de artsen-specialisten in opleiding (ASO), verplicht gesteld door het koninklijk besluit van 19 juli 2021 waarbij algemeen verbindend wordt verklaard de collectieve overeenkomst van 19 mei 2021, gesloten binnen de Nationale Paritaire Commissie Geneesheren-Ziekenhuizen, over de minimale voorwaarden die moeten opgenomen worden in de opleidingsovereenkomsten die met artsen-specialisten in opleiding worden afgesloten.
   De financiering wordt gewogen op basis van de volgende beoordelingscriteria:
   - Volledigheid omschrijving voorwerp (1 punt);
   - Volledigheid omschrijving verplichtingen van alle betrokken partijen (1 punt);
   - Volledigheid bepalingen arbeidsduur (3 punten);
   o Vermelden van planning vier weken op voorhand (1 punt);
   o Gemiddeld 48u/week met max. 60u/week (1 punt);
   o Optie opting-out te ondertekenen: (1 punt);
   - Rusttijden en oproepbare wachten (2 punten):
   o Vermelden van minstens 12 uur tussen shifts (1 punt);
   o Vermelden van bepalingen in overeenkomst omtrent intramurale wachten (< 20 min.) (1 punt);
   - Vergoeding (3 punten):
   o Basisvergoeding (1 punt);
   o Vermelden bepalingen toeslag oncomfortabele (125%/150%) en opt-out uren (110%) (1 punt);
   o Vermelden forfaits wacht (1 punt) ;
   - Vermelden onkostenvergoeding en vergoeding wetenschappelijk verlof (2 punten);
   o Vermelden minstens 100 euro onkosten (1 punt);
   o Reële vergoeding of bepaald bedrag voor besteding wetenschappelijke activiteiten (1 punt);
   - Verlof (3 punten):
   o Vermelden minstens 20 dagen verlof (1 punt);
   o Vermelden 10 wettelijke feestdagen (1 punt);
   o Vermelden minstens 10 volle dagen wetenschappelijk verlof (1 punt);
   - Vertrouwenspersoon (2 punten):
   o Vermeld (1 punt);
   o Contactgegevens vertrouwenspersoon in opleidingsovereenkomst (1 punt);
   - Verzekering burgerlijke aansprakelijkheid (2 punten):
   o Vermelding naam verzekeraar in opleidingsovereenkomst (1 punt);
   o Vermelding polisnummer verzekeraar in opleidingsovereenkomst (1 punt);
   - Volledigheid omschrijving relatie stagemeester en arts-specialist in opleiding (1 punt).
   Dit brengt het maximaal te behalen resultaat op 20 punten.
   De resultaten werden op volgende manier berekend:
   - 20/20: Financiering aan 100% pro rata VTE ASO zonder opmerkingen;
   - 18-19/20: Financiering aan 100% pro rata VTE ASO met opmerking(en);
   - 16-17/20: Financiering aan 80% pro rata VTE ASO met opmerking(en);
   - 14-15/20: Financiering aan 60% pro rata VTE ASO met opmerking(en);
   - 12-13/20: Financiering aan 40% pro rata VTE ASO met opmerking(en);
   - <12/20: Financiering aan 0% pro rata VTE ASO met opmerking(en).]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-05-03/35, art. 19, 080; Inwerkingtreding : 01-08-2021>


Art. 79quaterdecies. [1 Vanaf 1 januari 2022 wordt een budget van 6.819.138,38 euro (index op 1 januari 2022) toegekend aan de privéziekenhuizen met het oog op de HR-versterking door de introductie van een nieuwe medewerker of bijkomende arbeidstijd ter ondersteuning van de uitvoering en invulling van overeengekomen kwalitatieve maatregelen ter verbetering van de arbeidsvoorwaarden in de zorgsector.
   Dit budget wordt verdeeld aan privéziekenhuizen op basis van een simulatie die rekening houdt met de volgende toewijzingen:
   1° minder dan 90 VTE's: 0 VTE;
   2° minimum 90 VTE's en maximum 300 VTE's: 0,5 VTE;
   3° boven 300 VTE's en tot 900 VTE's: 0,75 VTE;
   4° meer dan 900 VTE's: 1 VTE.
   Dit budget wordt berekend op basis van de waardering van één VTE tegen een bedrag van 77.933,01 euro (dat wil zeggen in de IFIC-categorie 16 met 10 jaar anciënniteit en uitgedrukt aan de index op 1 januari 2022) en op basis van het aantal betaalde VTE's in de kostenplaatsen 020 tot 899 exclusief artsen, zoals aangegeven in de FINHOSTA-inzameling voor 2019, of 2018 indien 2019 niet beschikbaar was.
   Het budget per ziekenhuis wordt elke twee jaar bijgewerkt vanaf 1 juli 2024 op basis van de betaalde VTE's in jaar N-2.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-05-03/35, art. 20, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2022>


Art. 79quinquiesdecies. [1 Om de arbeidsomstandigheden van het zorgpersoneel te verbeteren met het oog op het verhogen van de aantrekkelijkheid van de sector, wordt voor het jaar 2023 een éénmalige financiering toegekend ter waarde van 21.000.000 euro (waarde 1 januari 2023).
   Dit budget wordt als volgt toegewezen:
   - een budget van 17.955.000 euro voor de algemene ziekenhuizen;
   - een budget van 3.045.000 euro voor de psychiatrische ziekenhuizen.
   Binnen elke enveloppe vindt de verdeling tussen de ziekenhuizen plaats op basis van het aantal bedden. Onder bedden wordt verstaan de verantwoorde bedden of de erkende bedden voor de bed-indexen waarvoor geen verantwoorde bedden worden berekend of voor de in artikel 33, §§ 1 en 2 bedoelde ziekenhuizen. Het aantal verantwoorde bedden en het aantal erkende bedden is het aantal dat aan de ziekenhuizen wordt meegedeeld in hun budget van financiële middelen van 1 juli 2022.
   De financiering dekt alle aankopen die bedoeld zijn om het zorgpersoneel te helpen en te ontlasten.
   Ze is afhankelijk van:
   - een bijdrage van het ziekenhuis in de helft van de kosten van daadwerkelijk gedane aankopen;
   - voorlegging van een aankoopfactuur gedateerd tussen 8 juli 2022 en 31 december 2023;
   - het opstellen van een samenvattend verslag met een overzicht van de gedane uitgaven. Dit samenvattend verslag moet uiterlijk op 31 maart 2024 in ondertekend PDF-formaat en in Excel-formaat worden ingediend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-05-03/35, art. 21, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


Afdeling IIbis. - Gemeenschappelijke bepalingen voor deel B, met uitzondering van B6, van het budget.
Art.80.<KB 2006-05-12/30, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006; voorheen 80bis> [§ 1.] Teneinde de baremieke verhogingen te dekken, voortvloeiend uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit, worden de budgetten zoals bepaald in uitvoering van de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 73, 74, 75, 76, 77, 79 en 80, 1°, verhoogd met 0,39 %. <KB 2004-03-16/37, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [§ 2. Teneinde de baremieke verhogingen te dekken, voortvloeiend uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit, worden de budgetten zoals bepaald in uitvoering van de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 64, 65, 66, 67, 68, 69, 70, 71, 73, 74, 75, 76, 76bis, 76ter, 76quater, 77, 79 en 80, 1°, verhoogd met 0,75 %.] <KB 2004-03-16/37, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2004>
  [2 Teneinde de baremieke verhogingen te dekken, voortvloeiend uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit, worden de budgetten zoals bepaald in uitvoering van de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 67, 68, 70, 74, 75, 76, 76bis, 76ter, 76quater, 76quinquies, 77, 79 en 80 verhoogd vanaf 1 juli 2005 met 0,36 %.]2
  [§ 4. Teneinde de baremieke verhogingen te dekken, voortvloeiend uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit, worden de budgetten zoals bepaald in uitvoering van de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 67, 68, 70, 72, 73, 73bis, 74, 74bis, 74ter, 74quater, 74quinquies, 74sexies, 74septies, 75, 77, 78, 79, 79bis, 79ter, 79quater, 79quinquies en 79sexies verhoogd vanaf 1 juli 2007 met 0,39 %.] <KB 2007-06-19/33, art. 23, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  [1 § 5. Om de schaalverhogingen te dekken die voortvloeien uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit, worden de budgetten bepaald overeenkomstig de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 63, 65, 66, 67, 68, 70, 73, 73bis, 74, 74bis, 74ter, 74quater, 74quinquies, 74sexies, 74septies, 75, 77, 78, 79, 79bis, 79ter, 79quater, 79quinquies, 79sexies en 79septies vanaf 1 januari 2008 met 0,78 % verhoogd.]1
  [1 § 6. Om de schaalverhogingen te dekken die voortvloeien uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit worden vanaf 1 januari 2009 de budgetten, bepaald overeenkomstig de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 47bis, 48, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 64 § § 1 tot 3, 65, 66, 67, 68, 70, 73, 73bis, 74, 74bis, 74ter, 74quater, 74quinquies, 74sexies, 74septies, 75, 77, 78, 79, 79bis, 79ter, 79quater, 79quinquies, 79sexies, 79septies, 88, 89, 90, 91, 91quater en 95 met 0,78 % verhoogd.]1
  [1 § 7. Om de schaalverhogingen te dekken die voortvloeien uit de evolutie van de geldelijke anciënniteit worden vanaf 1 januari 2010 de budgetten, bepaald overeenkomstig de artikelen 33, § 3, 42, 43, 44, 45, 47, 47bis, 48, 48bis, 49, 50, 51, 52, 53, 54, 55, 56, 57, 58, 59, 60, 61, 62, 64 § § 1 tot 3, 65, 66, 67, 68, 73, 73bis, 73ter, 74, 74bis, 74ter, 74quater, 74quinquies, 74sexies, 74septies, 75, 77, 78, 79, 79bis, 79ter, 79quinquies, 79sexies, 79septies, 79octies, 88, 89, 90, 91, 91quater en 95 met 0,78 % voor de algemene ziekenhuizen en met 0,84 % voor de psychiatrische ziekenhuizen verhoogd.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/15, art. 17, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<KB 2012-12-17/16, art. 18, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>

Art. 80/1.[1 Als gevolg van de COVID-19-pandemie worden alle berekeningen opgenomen in dit besluit waarbij in toepassing van de bepaling [2 activiteits]2 gegevens met betrekking tot de jaren 2020 en 2021 moeten worden gebruikt, in afwijking daarvan uitgevoerd op basis van de overeenkomstige gegevens met betrekking tot het jaar 2019, met uitzondering van de berekeningen voor de herzieningen bepaald in de artikelen 74undecies en 92, 2., 10. en 14.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2022-07-17/10, art. 13, 077; Inwerkingtreding : 01-07-2021>
  (2)<KB 2024-05-03/35, art. 22, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 80bis. (80 geworden) <KB 2006-05-12/30, art. 23, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>

Afdeling III. - Deel C van het budget.
Onderafdeling 1. - Onderdeel C1 van het budget.
Art.81.
  <Opgeheven bij KB 2014-04-25/74, art. 13, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Onderafdeling 2. - Onderdeel C2 van het budget.
Art.82. De inhaalbedragen worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen voorzien in Hoofdstuk 10.

Onderafdeling 3. - Onderdeel C3 van het budget.
Art.83.
  § 1. [1 Op 1 januari 2010 wordt onderdeel C3 van het budget van financiële middelen vastgesteld door onder alle ziekenhuizen het bedrag van onderdeel C3 op 31 december 2009 te verdelen, waaraan een bedrag van 18.750.000 euro wordt toegevoegd om het verlies aan inkomsten te compenseren die het gevolg zijn van het verbod, vanaf 1 januari 2010, om kamersupplementen te factureren aan patiënten die op een tweepersoonskamer verblijven, naar rata van het totaal van de voor het jaar 2005 gefactureerde supplementen voor eenpersoons kamers.]1
  § 2. [1 Voor de ziekenhuizen waarvoor voor een bepaald dienstjaar de waarde van onderdeel C3 hoger ligt dan de tijdens dit boekjaar gefactureerde bedragen van de supplementen voor éénpersoons kamers, kan een herziening van onderdeel C3 worden uitgevoerd.
   Die herziening moet het voorwerp uitmaken van een expliciet verzoek van de betrokken ziekenhuisbeheerder.
   Na die herziening mag onderdeel C3 een bedrag van 80 % van de inkomsten, afkomstig uit supplementen voor éénpersoonskamers die tijdens het boekjaar waarvoor dit verzoek is ingediend werden geboekt, niet overschrijden.
   Het verzoek om herziening met betrekking tot een bepaald dienstjaar leidt de facto tot de herziening van onderdeel C3 voor de vier daaropvolgende dienstjaren.]1
  § 3. [1 impliciet opgeheven.]1
  § 4. [2 ...]2
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 36, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (2)<KB 2010-11-26/08, art. 36, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>

Onderafdeling 4.   
Art.84.
  <Opgeheven bij KB 2018-06-24/01, art. 8, 058; Inwerkingtreding : 01-07-2018>

Afdeling IV. - Indexering van de delen van het budget.
Art.85.§ 1. [1 a) Het deel B [2 ...]2 wordt gekoppeld aan de " gezondheidsindex " zoals bedoeld in artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1983 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
   Niettemin moet de indexering van de financieringen, toegekend overeenkomstig de bepalingen van een contract afgesloten met de minister bevoegd voor volksgezondheid of zijn afgevaardigd ambtenaar, expliciet voorzien zijn in de bewoordingen van het contract.
   b) Het deel B dat bij het begin van elk dienstjaar wordt vastgesteld, wordt opgesteld in functie van het geldende indexcijfer van de consumptieprijzen en van de indexhypothesen, die in aanmerking worden genomen voor de berekening van de Staatsbegroting, bekend op het ogenblik van de betekening.
   Na beëindiging van het dienstjaar wordt er een positieve of negatieve aanpassing uitgevoerd in functie van de werkelijke indexgegevens.]1
  § 2. De delen A en C van het budget worden niet geïndexeerd.
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/15, art. 18, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (2)<KB 2016-08-30/02, art. 5, 043; Inwerkingtreding : 01-07-2016>

HOOFDSTUK VII. - Vaststelling van het vaste en variabele gedeelte van het budget.
Art.86.§ 1. Het vaste gedeelte van het budget van de financiële middelen wordt gevormd :
  door het budget van de Onderdelen A1, A2, A3, B3, B4, B5, B6, B7, B8, [1 ...]1, C2 [2 en C3]2. Dat laatste Onderdeel betreft enkel de palliatieve ziekenhuizen en Sp-diensten voor palliatieve verzorging, de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden en de psychiatrische ziekenhuizen;
  80 % van de budgetten van de Onderdelen B1 en B2.
  § 2. Het variabel gedeelte van het budget van de financiële middelen wordt gevormd door 20 % van de budgetten van de Onderdelen B1 en B2.
  § 3. Het vaste en variabele gedeelte bepaald overeenkomstig §§ 1, en 2, wordt in twee gedeelten opgesplitst, waarbij het ene berekend wordt op basis van het aantal verpleegdagen van het laatst bekende dienstjaar voor de in artikel 99, § 2, bedoelde patiënten en het andere op basis van het aantal verpleegdagen van het laatst bekende dienstjaar voor de in artikel 100 bedoelde patienten.
  Zodra het dienstjaar is beëindigd wordt de bovengenoemde opsplitsing op basis van de specifieke gegevens van dit dienstjaar herzien.
  ----------
  (1)<KB 2014-04-25/74, art. 14, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<KB 2018-06-24/01, art. 9, 058; Inwerkingtreding : 01-07-2018>

Art. 86_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   § 1. Het vaste gedeelte van het budget van de financiële middelen wordt gevormd :  door het budget van de Onderdelen [2 ...]2 A2, [2 ...]2 B3, B4, B5, B6, B7, B8, [1 ...]1, C2, C3 en C4. Dat laatste Onderdeel betreft enkel de palliatieve ziekenhuizen en Sp-diensten voor palliatieve verzorging, de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden en de psychiatrische ziekenhuizen;  80 % van de budgetten van de Onderdelen B1 en B2.  § 2. Het variabel gedeelte van het budget van de financiële middelen wordt gevormd door 20 % van de budgetten van de Onderdelen B1 en B2.  § 3. Het vaste en variabele gedeelte bepaald overeenkomstig §§ 1, en 2, wordt in twee gedeelten opgesplitst, waarbij het ene berekend wordt op basis van het aantal verpleegdagen van het laatst bekende dienstjaar voor de in artikel 99, § 2, bedoelde patiënten en het andere op basis van het aantal verpleegdagen van het laatst bekende dienstjaar voor de in artikel 100 bedoelde patienten.  Zodra het dienstjaar is beëindigd wordt de bovengenoemde opsplitsing op basis van de specifieke gegevens van dit dienstjaar herzien.  ----------
  (1)<KB 2014-04-25/74, art. 14, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<DDG 2016-02-22/24, art. 57, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>


HOOFDSTUK VIII. - Vaststelling van het referentieaantal bedoeld in artikel 97, § 1, e), van de wet op de ziekenhuizen.
Art.87. § 1. Voor de acute ziekenhuizen en de Sp-diensten, buiten de Sp-diensten voor palliatieve verzorging, wordt geen referentieaantal vastgesteld.
  § 2. Voor palliatieve ziekenhuizen en Sp-diensten voor palliatieve verzorging en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden wordt er een enkel referentieaantal vastgesteld, en dit op volgende wijze :
  Aantal bedden x 365 x 0,8.
  § 3. Voor de psychiatrische ziekenhuizen wordt er een enkel referentieaantal vastgesteld, en dat op de volgende wijze :
  (Σ (aantal bedden dag en nacht per dienst op 1 januari x 365 x T) + (aantal dag-bedden of nacht-bedden per dienst op 1 januari x 251 x T)) <KB 2004-06-07/32, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  waarbij :
  T = A, T, Tf (T Vp) = 80 %; <KB 2006-11-10/43, art. 19, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  (Ad, An, Td, Tn = 80 %;) <KB 2004-06-07/32, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  K = 70 %;
  (Kd = 70 %;) <KB 2004-06-07/32, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>
  (Kn = 70 %.) <KB 2004-06-07/32, art. 8, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>

HOOFDSTUK IX. - Aanpassing van het budget.
Afdeling 1. - Acute ziekenhuizen.
Onderafdeling 1. - Afschaffing van ziekenhuisbedden.
Art.88.§ 1. In geval van afschaffing van ziekenhuisbedden, begrepen in het aantal verantwoorde bedden bedoeld in artikel 46, § 1, 1°, zijn de volgende regels van toepassing :
  1. Onderdeel A1 wordt, voor wat de afschrijvingslasten voor de [1 bij toepassing van artikel 29]1 vastgestelde medische en niet-medische uitrusting betreft, proportioneel aangepast in functie van de wijziging van de bedcapaciteit;
  2. de Onderdelen B1, B2 en B5 van het budget worden proportioneel verminderd in functie van de wijziging van de bedcapaciteit.
  [1 ...]1
  § 2. In geval van afschaffing van ziekenhuisbedden die niet begrepen zijn in het aantal verantwoorde bedden bedoeld in artikel 46, § 1,1°, wordt er geen enkele vermindering van het budget uitgevoerd, behalve voor wat de Onderdelen A1 en B5 waarop de bepalingen van § 1, van toepassing zijn, betreft.
  (§ 3. Gedurende de aanpassingsperiode bedoeld in artikel 45, § 9, worden de gesloten erkende bedden verdeeld in verantwoorde en niet-verantwoorde bedden prorata het in artikel 45, § 9 bedoelde aanpassingspercentage dat geldt tijdens het dienstjaar waarin de bedden worden gesloten.) <KB 2003-06-04/31, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/16, art. 19, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>

Art. 88_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    § 1. In geval van afschaffing van ziekenhuisbedden, begrepen in het aantal verantwoorde bedden bedoeld in artikel 46, § 1, 1°, zijn de volgende regels van toepassing :  1. [2 ...]2  2. de Onderdelen B1, B2 en B5 van het budget worden proportioneel verminderd in functie van de wijziging van de bedcapaciteit.  [1 ...]1  § 2. In geval van afschaffing van ziekenhuisbedden die niet begrepen zijn in het aantal verantwoorde bedden bedoeld in artikel 46, § 1,1°, wordt er geen enkele vermindering van het budget uitgevoerd, behalve voor wat de Onderdelen [2 ...]2 B5 waarop de bepalingen van § 1, van toepassing zijn, betreft.  (§ 3. Gedurende de aanpassingsperiode bedoeld in artikel 45, § 9, worden de gesloten erkende bedden verdeeld in verantwoorde en niet-verantwoorde bedden prorata het in artikel 45, § 9 bedoelde aanpassingspercentage dat geldt tijdens het dienstjaar waarin de bedden worden gesloten.) <KB 2003-06-04/31, art. 16, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/16, art. 19, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>
  (2)<DDG 2016-02-22/24, art. 58, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>


Onderafdeling 2. - Opening van ziekenhuisbedden.
Art.89.In geval van opening van ziekenhuisbedden zijn volgende regels van toepassing.
  In geval het aantal ziekenhuisbedden vermeerderd wordt :
  - met een vermindering van het aantal verantwoorde bedden (of met een aantal bedden berekend met toepassing van artikel 88, § 3) in een ander ziekenhuis, wordt het budget van de onderdelen A1, B1, B2 en B5 vermeerderd met een bedrag dat overeenstemt met die waarvoor het budget van het andere ziekenhuis verminderd wordt bij toepassing van artikel 88, § 1. [1 ...]1; <KB 2003-06-04/31, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>
  - bij toepassing van artikel 31 van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen worden de Onderdelen B1, B2 en B5 vermeerderd met een bedrag dat overeenstemt met het respectieve gedeelte van de Onderdelen B1, B2 en B5 van het budget van financiële middelen dat overeenstemt met het aantal uitgebate bedden;
  - [1 ...]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/16, art. 20, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>

Art. 89_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   In geval van opening van ziekenhuisbedden zijn volgende regels van toepassing.  In geval het aantal ziekenhuisbedden vermeerderd wordt :  - met een vermindering van het aantal verantwoorde bedden (of met een aantal bedden berekend met toepassing van artikel 88, § 3) in een ander ziekenhuis, wordt het budget van de onderdelen [2 ...]2 B1, B2 en B5 vermeerderd met een bedrag dat overeenstemt met die waarvoor het budget van het andere ziekenhuis verminderd wordt bij toepassing van artikel 88, § 1. [1 ...]1; <KB 2003-06-04/31, art. 17, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003>  - bij toepassing van artikel 31 van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen worden de Onderdelen B1, B2 en B5 vermeerderd met een bedrag dat overeenstemt met het respectieve gedeelte van de Onderdelen B1, B2 en B5 van het budget van financiële middelen dat overeenstemt met het aantal uitgebate bedden;  - [1 ...]1  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/16, art. 20, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>
  (2)<DDG 2016-02-22/24, art. 59, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Onderafdeling 3. - Omschakeling van ziekenhuisbedden.
Art.90. § 1. Indien één of meer acute diensten van een ziekenhuis naar één of meerdere andere acute diensten omgeschakeld worden, wordt Onderdeel B2 van het budget van de financiële middelen van het ziekenhuis in min of in meer herzien, en dit in functie van de waarde van het aantal punten toegekend aan de gesloten dienst of diensten en aan de nieuwe dienst of diensten bij toepassing van artikel 46, § 2.
  § 2. Indien één of meer acute diensten van een ziekenhuis omgeschakeld worden naar één of meer Sp-diensten of diensten van een psychiatrische ziekenhuis, zijn de regels van onderafdeling 1 van toepassing.

Afdeling 2. - Sp-diensten, geïsoleerde G-diensten en Psychiatrische Ziekenhuizen.
Art.91.§ 1. In geval van afschaffing van ziekenhuisbedden of in geval bijkomende bedden in gebruik genomen worden, zijn volgende regels van toepassing :
  1° het referentieaantal voor de psychiatrische ziekenhuizen wordt aangepast overeenkomstig de bepalingen van artikel 87, § 3;
  2° ingeval van vermindering van het aantal bedden wordt Onderdeel A1 van het budget, voor wat de [1 bij toepassing van artikel 29]1 vastgestelde afschrijvingslasten betreft, proportioneel aangepast in functie van de wijziging van de bedcapaciteit. In geval van een beddenoverdracht wordt het erop betrekking hebbende bedrag overgedragen naar het budget van het ziekenhuis dat de overgedragen bedden verkrijgt;
  3° a) in geval het aantal ziekenhuisbedden verminderd wordt, worden de onderdelen B1, B2 en B5 verminderd met een bedrag in evenredigheid met de vermindering van de bedcapaciteit van het ziekenhuis;
  b) ingeval het aantal ziekenhuisbedden wordt vermeerderd :
  - door vermindering van een aantal bedden in een andere Sp-dienst of psychiatrisch ziekenhuis, worden de Onderdelen B1, B2 en B5 van het budget vermeerderd met het bedrag waarmee het budget in het ander ziekenhuis wordt verminderd; [1 ...]1. Indien de vermindering plaatsvindt in een acuut ziekenhuis is er enkel overdracht van budget indien het bedden betreft zoals bedoeld in artikel 46, § 1, 1°;
  - door toepassing van artikel 31 van de gecoördineerde wet op de ziekenhuizen, worden de Onderdelen B1, B2 en B5 van het budget vermeerderd met het bedrag dat gelijk is aan het respektievelijk aandeel van de Onderdelen B1, B2 en B5 overeenstemmend met het aantal bedden dat in gebruik genomen wordt.
  § 2. Indien één of meerdere diensten van een psychiatrisch ziekenhuis omgeschakeld worden in één of meerdere andere diensten met andere personeelsnomen wordt Onderdeel B2 van het budget van financiële middelen van het ziekenhuis, zowel naar beneden als naar boven, herzien. In dit laatste geval wordt de herziening slechts toegekend voor zover het bijkomend personeel effectief aangeworven wordt. De personeelsnormen zijn deze zoals bedoeld in artikel 48 van dit besluit.
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/16, art. 21, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>

Afdeling III. - Budgettaire neutralisatie.
Art. 91bis. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> De bepalingen van afdeling I en afdeling II hebben geen weerslag op het beschikbare nationale budget voor de vaststelling van de onderdelen A1, B1, B2 en B5 van de algemene en psychiatrische ziekenhuizen.

Art. 91bis_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.   <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> De bepalingen van afdeling I en afdeling II hebben geen weerslag op het beschikbare nationale budget voor de vaststelling van de onderdelen [1 ...]1 B1, B2 en B5 van de algemene en psychiatrische ziekenhuizen.
  ----------
  (1)<DDG 2016-02-22/24, art. 60, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>

Art. 91ter. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> Tot op het ogenblik dat de gegevens met betrekking tot zijn activiteit rekening houden met de aanpassing van de structuur van de bedden volgend op de sluiting, de opening of de reconversie van bedden, blijft het ziekenhuis deel uitmaken van de groep van ziekenhuizen zoals bedoeld in artikel 40, waartoe het behoorde voorafgaand aan de voormelde aanpassing van de structuur van de bedden.

Afdeling IV. - Bijzonder bedrag bedoeld in artikel 99 van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987.
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art. 91quater. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> In het onderdeel B4 van het budget van financiële middelen van het ziekenhuis kan in een bijzonder bedrag worden voorzien om de werking ervan te verbeteren, overeenkomstig de regelen en voorwaarden van deze afdeling.

Onderafdeling 2. - Voorwaarden voor de toekenning.
Art. 91quinquies. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> § 1. Om recht te hebben op het bijzonder bedrag bedoeld in artikel 91quater, dient de beheerder van het ziekenhuis een structurele vermindering van het budget van financiële middelen van de instelling aan te tonen. Deze vermindering moet het gevolg zijn van een interne herstructurering van de inrichting of het resultaat van een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met één of meerdere ziekenhuizen die leidt tot een specialisatie of een grotere concentratie van ziekenhuisactiviteiten.
  § 2. Onder structurele vermindering wordt begrepen : een terugkerende en reële vermindering van het budget van het ziekenhuis binnen één of meerdere van onderdelen A1, A3, B1, B2, B3 of B5.

Art. 91quinquies_DUITSTALIGE_GEMEENSCHAP.    <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> § 1. Om recht te hebben op het bijzonder bedrag bedoeld in artikel 91quater, dient de beheerder van het ziekenhuis een structurele vermindering van het budget van financiële middelen van de instelling aan te tonen. Deze vermindering moet het gevolg zijn van een interne herstructurering van de inrichting of het resultaat van een samenwerkingsovereenkomst afgesloten met één of meerdere ziekenhuizen die leidt tot een specialisatie of een grotere concentratie van ziekenhuisactiviteiten.  § 2. Onder structurele vermindering wordt begrepen : een terugkerende en reële vermindering van het budget van het ziekenhuis binnen één of meerdere van onderdelen [1 ...]1 B1, B2, B3 of B5.
  ----------
  (1)<DDG 2016-02-22/24, art. 61, 039; Inwerkingtreding : 01-01-2016>


Art. 91sexies. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> De beheerder kan geen aanspraak maken op het bijzonder bedrag als het voorwerp waarvoor hij de aanvraag doet aanleiding gegeven heeft tot de toekenning van een vergoeding bij toepassing van de bepalingen van het koninklijk besluit van 19 mei 1987 houdende vaststelling van de voorwaarden voor de toekenning van de schadeloosstelling voor de niet-uitvoering van projecten van ziekenhuisbouw en voor de sluiting en de niet-ingebruikname van ziekenhuisdiensten evenals de wijze waarop de schadeloosstelling wordt berekend.

Art. 91septies. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> § 1. De beheerder richt bij aangetekend schrijven een aanvraag tot toekenning van een bijzonder bedrag aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.
  § 2. Bij zijn aanvraag gericht aan de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu voegt de beheerder de volgende gegevens :
  1° de aard en de omvang van de maatregelen die leiden tot de structurele vermindering;
  2° de precieze opsomming van elk van de maatregelen en hun weerslag op het budget van financiële middelen van het ziekenhuis.

Art. 91octies. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> § 1. De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu behandelt de aanvraag.
  Hij gaat de verstrekte gegevens na en onderzoekt of de voorwaarden voor de toekenning van een bijzonder bedrag vervuld zijn.
  Hij bevestigt de ontvankelijkheid van de aanvraag binnen de 60 dagen na ontvangst van de aanvraag.
  § 2. Indien de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, na het verstrijken van de termijn bedoeld in § 1, geen beslissing heeft genomen, wordt de aanvraag geacht aanvaard te zijn.

Art. 91nonies. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> (NOTA van Justel : in plaats van "nonies" zou het "novies" moeten zijn.) § 1. Indien de voorwaarden voor de toekenning zijn vervuld, wordt een overeenkomst opgemaakt tussen de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft en de beheerder(s).
  Deze overeenkomst bevat minstens volgende elementen :
  1° de maatregelen waartoe de beheerder(s) zich verbind(t)(en) conform de aanvraag bedoeld in artikel 91septies en de doeleinden waarvoor het bedrag is bestemd, inzonderheid de schikkingen ten gunste van het personeel vallend onder de interne herstructureringsmaatregelen of genomen in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen de ziekenhuizen;
  2° de wederzijdse verbintenissen waartoe de door een samenwerkingsakkoord gebonden ziekenhuizen gehouden zijn om het voordeel van het bijzonder bedrag te behouden.
  § 2. Op verzoek van één van de beheerders die de in § 1 bedoelde overeenkomst hebben ondertekend, komen de voorwaarden van de overeenkomst, mits het akkoord van alle partijen, voor herziening in aanmerking.

Art. 91decies. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> § 1. Om het bijzonder bedrag te kunnen behouden, moeten de schikkingen ten gunste van het personeel vallend onder de maatregelen van interne herstructurering of genomen in het kader van het samenwerkingsakkoord tussen de ziekenhuizen worden nageleefd en moeten de voorgenomen maatregelen daadwerkelijk worden ten uitvoer gelegd.
  § 2. De beheerder mag het hem toegekende bijzonder bedrag niet aanwenden voor andere doeleinden dan deze omschreven in de overeenkomst.

Onderafdeling 3. - Wijze waarop het bijzonder bedrag wordt berekend en uitbetaald.
Art. 91undecies. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> Het bijzonder bedrag dat wordt toegekend aan het ziekenhuis wordt bepaald op de datum van de ondertekening van de overeenkomst.

Art. 91duodecies. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> De basis voor de berekening van het bijzonder bedrag is het budget van financiële middelen van het ziekenhuis zoals gekend op de datum van de ondertekening van de overeenkomst.

Art. 91terdecies. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> § 1. Het bijzonder bedrag wordt toegekend voor een periode van zes jaar en wordt vastgelegd op een percentage van de structurele vermindering, aan de hand van volgende regels :
  1° indien de structurele vermindering leidt tot een vermindering lager dan 5 % van het jaarbudget van de financiële middelen van het ziekenhuis, wordt het percentage vastgelegd op 50 % van deze vermindering;
  2° indien de structurele vermindering leidt tot een vermindering gelijk aan of hoger dan 5 % van het jaarbudget van de financiële middelen van het ziekenhuis, wordt het percentage vastgelegd op 100 % van deze vermindering voor de eerste drie jaren van de beschouwde periode en op 50 % voor de laatste drie jaren;
  3° indien de structurele vermindering uitsluitend betrekking heeft op een vermindering van de oppervlakken die voor de vaststelling van onderdeel B1 van het budget van financiële middelen in aanmerking worden genomen, wordt het percentage vastgelegd op 100 % van deze vermindering;
  4° indien de structurele vermindering voortvloeit uit een samenwerkingsakkoord met als voorwerp het gelijktijdig concentreren en verminderen van het door het akkoord geviseerde beddenaanbod, is de waarde van het bijzonder bedrag gelijk aan 75 % van deze vermindering voor de eerste drie jaren van de beschouwde periode en op 50 % voor de laatste drie jaren.
  § 2. In het kader van een samenwerkingsovereenkomst wordt op dit bedrag een coëfficiënt toegepast die het relatieve aandeel uitdrukt van de lasten die de aanvrager draagt in uitvoering van de schikkingen van de overeenkomst die handelen over het personeel.

Art. 91quaterdecies. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 10; Inwerkingtreding : 01-07-2006> Het bijzonder bedrag wordt jaarlijks in het budget van financiële middelen van het ziekenhuis vereffend, rekening houdend met de uitvoering van de maatregelen van de overeenkomst.

Onderafdeling 4. - Aanpassing van het bijzonder bedrag.
Art. 91quinquiesdecies. <Ingevoegd KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> Elke nieuwe bepaling van budgettaire aard die tijdens de looptijd van de overeenkomst van toepassing is op het personeel gefinancierd door het budget van financiële middelen, heeft een aanpassing van het bijzonder bedrag tot gevolg.

Onderafdeling 5. - Controle en sancties.
Art. 91sexiesdecies. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 20; Inwerkingtreding : 01-07-2006> De FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu evalueert de uitvoering van de maatregelen van de overeenkomst en brengt, bij van niet-naleving ervan, de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft hiervan schriftelijk op de hoogte.
  In dat geval kan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, na de beheerder van het ziekenhuis te hebben gehoord, beslissen tot de gehele of gedeeltelijke terugvordering van het toegekend bijzonder bedrag.
  Bij niet-naleving van de bepalingen van de overeenkomst wordt het bijzonder bedrag geheel of gedeeltelijk teruggevorderd.

HOOFDSTUK X. - Voorwaarden en regelen voor de herziening van het budget.
Afdeling 1. - Herziening van sommige bestanddelen.
Art.92.Worden na beëindiging van het boekjaar van ambtswege herzien, rekening houdend met de regelen voorzien in Hoofdstuk VI :
  1. [2 [8 onderdeel A1, met uitzondering van de afschrijvings-lasten dewelke forfaitair worden bepaald overeenkomstig artikel 29, uitgezonderd deze bepaald in artikel 26bis voor de periode van 1 januari 2011 tot 31 december 2015, en het onderdeel A3;]8 ]2
  2. de maatregel betreffende de uitgaven van de [in artikel 79] bedoelde verstrekkingen alsmede de naleving van de verschillende maatregelen betreffende de toename van het personeel in de ziekenhuisdiensten; <KB 2006-05-12/30, art. 28, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  3. Onderdeel B4 voor wat de activiteiten betreft waarvoor een rapport wordt gevraagd;
  4. de splitsing van het vast en variabel gedeelte zoals bedoeld in artikel 86, § 3;
  5. voor de Sp-diensten voor palliatieve verzorging, de eenheden voor zware brandwonden en de psychiatrische ziekenhuizen, de vergoeding, overeenkomstig Afdeling 2, van de activiteiten ten opzichte van het referentieaantal die in meer worden gerealiseerd of die niet gerealiseerd worden;
  6. de aanpassing aan de werkelijkheid voor de indexhypothesen van Deel B, gebruikt bij de betekening van het budget zoals bedoeld in artikel 85, § 1,b;
  7. de correcties aan de budgetten van de Onderdelen B1, B2 en B5 zoals bedoeld in de artikelen 88, §§ 1, 2 en 8.
  8. [9 ...]9
  [9. de financiering van de zorgprogramma's reproductieve geneeskunde B zoals bedoeld [in artikel 74bis].] <KB 2003-06-04/31, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <KB 2006-05-12/30, art. 28, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  10. [7 [11 onderdeel B9, wat betreft de artikelen 79bis, [12 79bis/1,]12 79quater en 79septies]11;]7
  [11. Onderdeel C3 van de ziekenhuizen die expliciet om de herziening van dit onderdeel hebben verzocht.] <KB 2006-11-10/43, art. 21, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  12. [5 Voor het Kankerplan, de financieringen voorzien in artikel 64, § 1 en § 2, volgens de modaliteiten die erin zijn vastgelegd;]5
   13.[6 Vanaf het jaar 2010, en vervolgens om de drie jaar, de financiering van de vervangingskost van langdurig afwezige statutaire personeelsleden, volgens de voorwaarden bepaald in artikel 73ter; ]6
  [3 14. [10 de financiering van een jaarlijkse premie toegekend aan bepaalde verpleegkundigen volgens de voorwaarden zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties;]10]3
  [4 15. de kwalificatie en de effectieve toewijzing in een zorgprogramma voor oncologische basiszorg of een zorgprogramma voor oncologie van de diëtisten die gefinancierd worden krachtens artikel 64, § 7;]4
  [12 16. de financiering van een specialisatiecomplement toegekend aan bepaalde verpleegkundigen volgens de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van 17 juli 2022 tot invoering van een specialisatiecomplement en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties en het koninklijk besluit van 25 september 2014 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in de thuisverpleging, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden.]12
  ----------
  (2)<KB 2010-11-26/08, art. 37, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<KB 2010-11-26/08, art. 37, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (4)<KB 2011-10-26/08, art. 15, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
  (5)<KB 2012-11-19/04, art. 14,1°, 025; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (6)<KB 2012-11-19/04, art. 14,2°, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (7)<KB 2012-12-17/15, art. 19, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (8)<KB 2014-04-25/74, art. 15, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (9)<KB 2016-12-22/02, art. 20, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Wijziging vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>
  (10)<KB 2018-07-30/08, art. 3, 059; Inwerkingtreding : 01-09-2018>
  (11)<KB 2022-07-17/10, art. 14, 077; Inwerkingtreding : 12-08-2022>
  (12)<KB 2024-05-03/35, art. 23, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Art. 92_VLAAMS_GEWEST.   Worden na beëindiging van het boekjaar van ambtswege herzien, rekening houdend met de regelen voorzien in Hoofdstuk VI :  1. [2 [8 onderdeel A1, met uitzondering van de afschrijvings-lasten dewelke forfaitair worden bepaald overeenkomstig artikel 29, uitgezonderd deze bepaald in artikel 26bis voor de periode van 1 januari 2011 tot 31 december 2015, en het onderdeel A3;]8 ]2  2. de maatregel betreffende de uitgaven van de [in artikel 79] bedoelde verstrekkingen alsmede de naleving van de verschillende maatregelen betreffende de toename van het personeel in de ziekenhuisdiensten; <KB 2006-05-12/30, art. 28, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>  3. Onderdeel B4 voor wat de activiteiten betreft waarvoor een rapport wordt gevraagd;  4. de splitsing van het vast en variabel gedeelte zoals bedoeld in artikel 86, § 3;  5. voor de Sp-diensten voor palliatieve verzorging, de eenheden voor zware brandwonden en de psychiatrische ziekenhuizen, de vergoeding, overeenkomstig Afdeling 2, van de activiteiten ten opzichte van het referentieaantal die in meer worden gerealiseerd of die niet gerealiseerd worden;  6. de aanpassing aan de werkelijkheid voor de indexhypothesen van Deel B, gebruikt bij de betekening van het budget zoals bedoeld in artikel 85, § 1,b;  7. de correcties aan de budgetten van de Onderdelen B1, B2 en B5 zoals bedoeld in de artikelen 88, §§ 1, 2 en 8.  8. [9 ...]9  [9. de financiering van de zorgprogramma's reproductieve geneeskunde B zoals bedoeld [in artikel 74bis].] <KB 2003-06-04/31, art. 18, 005; Inwerkingtreding : 01-07-2003> <KB 2006-05-12/30, art. 28, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>  10. [7 onderdeel B9, wat betreft de artikelen 79bis [11 79bis/1,]11 en 79septies;]7  [11. Onderdeel C3 van de ziekenhuizen die expliciet om de herziening van dit onderdeel hebben verzocht.] <KB 2006-11-10/43, art. 21, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>  12. [5 Voor het Kankerplan, de financieringen voorzien in artikel 64, § 1 en § 2, volgens de modaliteiten die erin zijn vastgelegd;]5   13.[6 Vanaf het jaar 2010, en vervolgens om de drie jaar, de financiering van de vervangingskost van langdurig afwezige statutaire personeelsleden, volgens de voorwaarden bepaald in artikel 73ter; ]6  [3 14. [10 ...]10]3  [4 15. de kwalificatie en de effectieve toewijzing in een zorgprogramma voor oncologische basiszorg of een zorgprogramma voor oncologie van de diëtisten die gefinancierd worden krachtens artikel 64, § 7;]4  [11 16. de financiering van een specialisatiecomplement toegekend aan bepaalde verpleegkundigen volgens de voorwaarden bepaald in het koninklijk besluit van 17 juli 2022 tot invoering van een specialisatiecomplement en tot wijziging van het koninklijk besluit van 28 december 2011 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in bepaalde federale gezondheidssectoren, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden en ongemakkelijke prestaties en het koninklijk besluit van 25 september 2014 betreffende uitvoering van het attractiviteitsplan voor het verpleegkundig beroep, in de thuisverpleging, wat betreft de premies voor de titels en bijzondere beroepsbekwaamheden.]11  ----------
  (2)<KB 2010-11-26/08, art. 37, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (3)<KB 2010-11-26/08, art. 37, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (4)<KB 2011-10-26/08, art. 15, 023; Inwerkingtreding : 01-01-2011>
  (5)<KB 2012-11-19/04, art. 14,1°, 025; Inwerkingtreding : 01-07-2012>
  (6)<KB 2012-11-19/04, art. 14,2°, 025; Inwerkingtreding : 01-01-2010>
  (7)<KB 2012-12-17/15, art. 19, 026; Inwerkingtreding : 01-01-2008>
  (8)<KB 2014-04-25/74, art. 15, 031; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (9)<KB 2016-12-22/02, art. 20, 046; Inwerkingtreding : 01-01-2017, Wijziging vernietigd door arrest van het RvSt 252.545 van 23 december 2021, 2021-12-23/54, BSt. 18-02-2022, p. 14023>
  (10)<BVR 2017-09-15/18, art. 6, 055; Inwerkingtreding : 02-09-2016>
  (11)<KB 2024-05-03/35, art. 23, 080; Inwerkingtreding : 01-01-2022>

Afdeling 2. - Herziening van de budgetten B1 en B2 ingevolge de niet-realisatie of overschrijding van het referentieaantal.
Art.93. § 1. Op de Sp-diensten voor palliatieve verzorging en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden zijn de volgende regels van toepassing :
  1° voor de verpleegdagen die ten opzichte van het referentieaantal niet gerealiseerd worden, wordt er een bedrag toegekend dat overeenstemt met de waarde per referentieaantal van het variabele gedeelte van de budgetten B1 en B2, vermenigvuldigd met het aantal niet-gerealiseerde verpleegdagen;
  2° er wordt geen enkel bedrag toegekend voor de verpleegdagen die boven het referentieaantal gerealiseerd worden, en dat met inbegrip van de verpleegdagen die boven een bezetting van meer dan 100 % gerealiseerd worden.
  § 2. Voor de psychiatrische ziekenhuizen is de volgende regel van toepassing :
  - er wordt geen enkel bedrag toegekend voor de verpleegdagen die niet of ten opzichte van het referentieaantal in plus gerealiseerd worden, en dat met inbegrip van de dagen die boven een bezetting van meer dan 100 % gerealiseerd worden.

HOOFDSTUK XI. - Nieuwbouw of belangrijke structurele wijzigingen.
Afdeling 1. - Algemene bepalingen.
Art.94. Dit hoofdstuk bepaalt voor alle ziekenhuizen de regelen met betrekking tot de vaststelling van het budget voor de hiernavolgende gevallen :
  1. nieuwbouw;
  2. fusie van twee of meerdere ziekenhuizen.

Afdeling 2. - Nieuwbouw.
Art.95. (§ 1.) In geval van uitbating zonder opening van bijkomende bedden, van een nieuw gebouw of een nieuwe vleugel van een ziekenhuis, welke betrekking heeft op minstens de helft van de bedden, en voorzover er in de in artikel 8 bedoelde diensten een vermeerdering van de oppervlakte van minstens 10 % toegepast wordt, wordt Onderdeel B1 vermeerderd met een bedrag berekend door de toename van de oppervlakte te vermenigvuldigen met het totaal van de gemiddelde kosten per werkeenheid van de ziekenhuizen van de groep betreffende de algemene kosten, het onderhoud en de verwarming met dien verstande dat de psychiatrische ziekenhuizen één enkele groep vormen. Onderdeel B2 wordt niet gewijzigd. <KB 2006-11-10/43, art. 22, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  (§ 2. Voor ziekenhuizen die investeringen doen die leiden tot rationalisering van het zorgaanbod en die door de federale en de voor de erkenning bevoegde overheid, volgens de regels ingesteld krachtens artikelen 46 en 46bis van de wet van de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, als prioritair worden beschouwd, en voorzover uit deze investeringen voor de in artikel 8 bedoelde diensten een toename van hun oppervlakte resulteert, wordt het onderdeel B1 verhoogd met een bedrag berekend door de oppervlaktetoename te vermenigvuldigen met de per werkeenheid van de ziekenhuizen van de groep berekende totale gemiddelde kost met betrekking tot algemene kosten, onderhouds- en verwarmingskosten, met dien verstande dat de psychiatrische ziekenhuizen één enkele groep vormen.) <KB 2006-11-10/43, art. 22, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2006>

Art.96. De onderdelen A en C en de onderdelen B3, B4, B5 en B6 van het budget worden vastgesteld overeenkomstig de regels van Hoofdstuk VI.

Afdeling 3. - Fusie van ziekenhuizen.
Art.97. § 1. Ingeval van fusie tussen twee of meer ziekenhuizen gelden de volgende regelen :
  1. Onderdelen B1 en B2 van het budget van de nieuwe entiteit worden vastgesteld door optelling van de respectievelijke Onderdelen B1 en B2 van de betrokken ziekenhuizen;
  2. in voorkomend geval worden de referentieaantallen van de nieuwe eenheid verkregen overeenkomstig de regels van artikel 87.
  § 2. (a) De ziekenhuizen die fusioneerden op of later dan 1 januari 2004 krijgen een bedrag toegekend dat berekend wordt zoals aangegeven in punt b), voorzover ze aan één van de volgende voorwaarden voldoen :
  1° het tijdens het eerste volledige jaar na de fusie toegekende totale aantal punten ligt voor onderdeel B2 lager dan het totaal aantal punten toegekend op 1 juli van het dienstjaar tijdens hetwelk de fusie plaatsvond aan de ziekenhuizen die het voorwerp van de fusie waren;
  Het puntenverschil vastgesteld bij toepassing van het vorige lid, is te wijten aan de onderstaande diensten :
  - C-, D- en E-bedden wat betreft het aantal bijkomende punten per verantwoord bed, chirurgisch dagziekenhuis niet meegerekend;
  - medische producten van de verpleegeenheden : wat betreft het aantal punten per verantwoord bed, chirurgisch dagziekenhuis niet meegerekend;
  - operatiekwartier : wat betreft de waarborg van financiering van twee operatiezalen per vestigingsplaats waar de erkende chirurgische bedden zich bevinden;
  - spoedgevallen : wegens het verschil tussen de punten toegekend vóór en na de fusie;
  - pediatrie : wat betreft de waarborg van de toekenning van 17,5 punten voor 15 erkende bedden.
  Het puntenverschil dat voor de berekening van het bedrag in aanmerking wordt genomen, is gelijk aan :
  - datgene berekend bij toepassing van 1°, 1e lid, indien dat aantal lager ligt dan dat berekend voor de in 1°, 2e lid, bedoelde diensten;
  - datgene berekend voor de in 1°, 2e lid, bedoelde diensten, indien dat aantal lager ligt dan dat berekend bij toepassing van 1°, 1e lid.
  2° Het onderdeel B8 van het budget van financiële middelen dat aan het fusieziekenhuis is toegekend tijdens het eerste dienstjaar na de fusie ligt lager dan de som van de onderdelen B8 van het budget van financiële middelen die zijn toegekend aan elk van de ziekenhuizen die het voorwerp van een fusie waren op 1 juli van het dienstjaar tijdens hetwelk de fusie plaatsvond.
  b) Het bedrag bedoeld onder a), wordt berekend als volgt :
  ((PAF - PHF) x V) + 'Delta'B8
  Waarbij :
  PAF = het totaal van de punten toegekend aan de ziekenhuizen vóór fusie voor de betrokken diensten tijdens het jaar vóór de fusie;
  PHF = de punten toegekend aan het gefusioneerde ziekenhuis voor de betrokken diensten tijdens het jaar na de fusie;
  V = de aan de PHF toegekende waarde per punt;
  'Delta'B8 = het positief verschil tussen de som van de onderdelen B8 van het budget van financiële middelen die aan elk van de ziekenhuizen van de fusie waren toegekend op 1 juli van het dienstjaar tijdens hetwelk de fusie plaatsvond en het onderdeel B8 van het budget van financiële middelen dat is toegekend aan het fusieziekenhuis tijdens het eerste dienstjaar na de fusie.
  c) Het in punt a) bedoelde bedrag zal aan de rechthebbende ziekenhuizen worden toegekend, naar rata van 100 % het eerste jaar, 65 % het tweede jaar, 30 % het derde jaar en 0 % het vierde jaar.
  Het bedrag zal via onderdeel C2 van het budget van financiële middelen worden toegekend.) <KB 2004-06-07/32, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-07-2004>

Afdeling 4. - Specialisatie van ziekenhuizen.
Art. 97bis. <Ingevoegd bij KB 2006-11-10/43, art. 23; Inwerkingtreding : 01-07-2006> In het geval van een overdracht van activiteit tussen twee of meerdere algemene ziekenhuizen, met uitzondering van de Sp-diensten, de Sp-diensten voor palliatieve zorg, de geïsoleerde G-diensten en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden die betrekking heeft op een dienst, een functie of een zorgprogramma, in het kader van een juridisch geformaliseerde samenwerkingsovereenkomst, wordt aan de ziekenhuizen een bedrag toegekend, voorzover voor het eerste volledige dienstjaar volgend op de overdracht van activiteit in uitvoering van het samenwerkingsovereenkomst, het onderdeel B2 dat overeenstemt met deze activiteit kleiner is dan het oorspronkelijk overgedragen onderdeel.
  Het bedrag wordt berekend als volgt :
  M = A - B
  waarbij :
  A = het onderdeel B2 van het budget overgedragen op de datum van de ondertekening van de samenwerkingsovereenkomst;
  B = het onderdeel B2 dat betrekking heeft op de overgedragen activiteit van het eerste dienstjaar waarvoor de gegevens die in aanmerking werden genomen voor de vaststelling van het budget van het onderdeel B2 van na de overdracht zijn.
  Het bedrag zal aan de rechthebbende ziekenhuizen worden toegekend, naar rata van 100 % het eerste jaar, 65 % het tweede jaar, 30 % het derde jaar en 0 % het vierde jaar. Het bedrag zal via onderdeel C2 van het budget van financiële middelen worden toegekend.

HOOFDSTUK XII. - Gezinsplaatsing.
Art.98. § 1. Voor de erkende functie van gezinsplaatsing wordt jaarlijks een budget van financiële middelen, een afzonderlijk referentieaantal van verpleegdagen en een prijs per referentieaantal toegekend.
  § 2. Het in § 1, bedoeld budget van financiële middelen is gelijk aan een prijs van 37,61 EUR per dag vermenigvuldigd met een referentieaantal dat op jaarbasis gelijk is aan het aantal dagen gedurende dewelke de patiënten effectief in een gezin hebben verbleven evenwel beperkt tot een maximum aantal dagen gelijk aan een 100 % bezetting van de erkende plaatsen.
  § 3. Provisioneel wordt voor het referentieaantal, op jaarbasis, uitgegaan van een aantal dagen gelijk aan 95 % bezetting van het aantal erkende plaatsen.
  § 4. Het budget van financiële middelen voor de functie van gezinsplaatsing kan in min of in meer worden herzien om rekening te houden met een teveel of een tekort van ontvangsten ingevolge de toepassing van § 3, of ingevolge de toepassing van regelen die voor één of voor meerdere dienstjaren gelden.
  § 5. Per dag verblijf in een pleeggezin wordt aan de inrichtende macht van het ziekenhuis dat voor de functie van psychiatrische gezinsverpleging werd erkend provisioneel een forfaitair bedrag van 16,55 EUR ter beschikking gesteld om de kosten in het pleeggezin, andere dan deze verbonden aan de verzorging van de patiënt, te dekken. Hiervan wordt een forfaitair basisbedrag van 15,05 EUR aan het pleeggezin toegekend, vermeerderd met bedragen toegewezen op grond van criteria van kwaliteit van de huisvesting, en van zorgbehoefte van de patiënt. Deze criteria worden door de inrichtende macht bepaald in het inwendig reglement dat dient goedgekeurd te worden door de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft. Het globaal bedrag dat aan de pleeggezinnen wordt uitgekeerd mag voor alle patiënten samen nooit meer bedragen dan gemiddeld 16,55 EUR per dag. Indien dit bedrag toch zou worden overschreden zullen de bedragen waarmee het basisbedrag wordt vermeerderd worden aangepast. Teneinde het definitief bedrag per dag verblijf in een pleeggezin te kunnen vaststellen, worden door de inrichtende macht alle noodzakelijke gegevens medegedeeld aan het Bestuur der Verzorgingsinstellingen, Dienst Boekhouding en Beheer der ziekenhuizen, van het Ministerie van Sociale Zaken, Volksgezondheid en Leefmilieu.
  § 6. De in §§ 2 en 5 bedoelde bedragen worden geïndexeerd overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel tot koppeling aan het indexcijfer van de consumptieprijzen, zoals gewijzigd door het koninklijk besluit van 13 december 1989 en door de artikels 24 en 25 van de programmawet van 2 januari 2001.
  § 7. Voor de inrichtingen bedoeld in artikel 6 van de wet van 18 juni 1850 op de behandeling van de krankzinnigen, gewijzigd bij de wetten van 28 december 1873, 7 april 1964 en 26 juni 1990, wordt het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen verminderd met het budget van financiële middelen en het referentieaantal dat voor de overeenstemmende periode wordt toegekend voor de functie van gezinsplaatsing.
  Bij de eerste toepassing van de §§ 1, 2, en 3, van dit artikel gebeurt deze aanpassing verhoudingsgewijs voor de resterende periode van het dienstjaar.

HOOFDSTUK XIII. - Vereffening van het budget.
Afdeling 1. - Patiënten die vallen onder één van de verzekeringsinstellingen bedoeld in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Art.99.§ 1. Onder verzekeringsinstelling bedoeld in de wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen wordt verstaan met :
  - de Landsbond der Christelijke Mutualiteiten;
  - het Nationale Verbond van Socialistische Mutualiteiten;
  - het Nationale Verbond van Liberale Mutualiteiten;
  - de Landsbond van Onafhankelijke Ziekenfondsen;
  - de Landsbond van Neutrale Ziekenfondsen;
  - de Hulpkas voor Ziekte en Invaliditeitsverzekering;
  - de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen.
  § 2. a) Voor de patiënten die vallen onder een van de verzekeringsinstellingen bedoeld in § 1, wordt het vaste gedeelte van het in artikel 86, § 1, bedoelde budget door de in § 1 bedoelde landsbonden van de verzekeringsinstellingen in twaalfden vereffend, en dat in evenredigheid met hun respectievelijk aandeel voor het betrokken ziekenhuis in de loop van het laatst bekende dienstjaar, binnen de termijn vastgesteld door de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft.
  b) Voor het variabele gedeelte van het budget, zoals bedoeld in artikel 86, § 2, wordt er als volgt een prijs per parameter vastgesteld
  * voor de acute ziekenhuizen [1 ...]1 :
  - 50 % van het variabele gedeelte wordt vereffend per opname. Het aantal in aanmerking genomen opnamen is datgene dat overeenstemt met de opnamen " grote poort ", gerealiseerd gedurende het dienstjaar op welke basis de verantwoorde activiteiten werden berekend;
  - 50 % van het variabele gedeelte wordt per verpleegdag vereffend. Er wordt rekening gehouden met het aantal verpleegdagen gerealiseerd gedurende het dienstjaar op welke basis de verantwoorde activiteiten werden berekend.
  Er zal geen bedrag vereffend worden voor de verblijven in de niet-intensieve neonatale verzorgingsfunctie.
  [1 * voor de geïsoleerde G- en Sp-diensten, buiten Sp-diensten voor palliatieve zorg : 100 % van het variabele gedeelte wordt per verpleegdag vereffend. Het aantal verpleegdagen van het laatst bekende dienstjaar wordt in aanmerking genomen.]1
  * voor de Sp-diensten voor palliatieve verzorging en de eenheden voor de behandeling van zware brandwonden :
  100 % van het variabele gedeelte wordt vereffend per parameter samengesteld door het referentieaantal zoals bedoeld in artikel 87, § 2;
  * voor de psychiatrische ziekenhuizen :
  100 % van het variabele gedeelte wordt vereffend door een parameter samengesteld per referentieaantal zoals bedoeld in artikel 87, § 3.
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/16, art. 22, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>

Afdeling 2. - Patiënten die niet onder een in Afdeling 1 bedoelde verzekeringsinstelling vallen.
Art.100. Voor de patiënten die niet onder een in afdeling 1 bedoelde verzekeringsinstelling vallen, wordt als volgt een prijs per parameter vastgesteld :
  het vaste gedeelte van het budget en het variabele gedeelte van het budget, zoals bedoeld in artikel 86, worden opgeteld en gedeeld door het referentieaantal bedoeld in artikel 87, § 2, of artikel 87, § 3, naargelang het gaat om een palliatieve Sp-dienst of om eenheden voor de behandeling van zware brandwonden of een psychiatrisch ziekenhuis.
  Voor de acute ziekenhuizen en de geïsoleerde G- en Sp-diensten wordt de deler gevormd door de tijdens het laatste bekende dienstjaar gerealiseerde verpleegdagen.
  Er zal geen bedrag vereffend worden voor de verblijven in de niet-intensieve neonatale verzorgingsfunctie.

HOOFDSTUK XIV. - Slotbepalingen.
Art.101. De Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft of de door hem gedelegeerde ambtenaar van het Bestuur der Verzorgingsinstellingen, kan aan de beheerder van het ziekenhuis alle gegevens opvragen die nuttig zijn voor de vaststelling van het budget en het referentieaantal.
  Indien het ziekenhuis binnen de toegemeten termijn de gevraagde gegevens niet indient, wordt hem een aangetekende brief gezonden waarin het een nieuwe termijn van 15 dagen wordt toegekend. Indien na het verstrijken van deze nieuwe termijn het ziekenhuis nog niets heeft meegedeeld, wordt het Onderdeel of worden de Onderdelen van het budget van financiële middelen dat betrekking heeft of die betrekking hebben op de ontbrekende elementen bij de berekening van het budget van financiële middelen gelijkgesteld aan nul. Het in die zin te nemen voorstel van beslissing wordt, overeenkomstig artikel 98 van de wet op de ziekenhuizen, medegedeeld aan de beheerder van het ziekenhuis.

Art. 101bis.[1 Teneinde de facturatie niet te vertragen, kunnen de wijzigingen in de Lijst A In aanmerking genomen RIZIV-codes bij de identificatie van de gerealiseerde daghospitalisatie' zoals opgenomen in punt 6 van bijlage 3 onverwijld door de Minister die de vaststelling van het budget van financiële middelen onder zijn bevoegdheid heeft ter kennis van de ziekenhuizen worden gebracht, voor zover die wijzigingen door de verschillende betrokken instellingen van het RIZIV zijn goedgekeurd.
   Eenmaal per jaar worden die wijzigingen in bijlage 3 ingevoegd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-12-17/16, art. 23, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>

Art. 101ter.[1 Voor de financieringen die niet opgenomen zijn in de in artikel 92 opgesomde elementen die voor herziening in aanmerking komen, waarvan de berekening uitgevoerd is op basis van de laatste, niet gecontroleerde en niet gevalideerde gegevens die bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu op het ogenblik van de berekening gekend zijn, kunnen de bedoelde financieringen vanaf de vaststelling van het budget van financiële middelen op 1 juli n+1 aangepast worden op basis van de laatste gegevens die door voormelde FOD gecontroleerd en gevalideerd zijn.]1
  ----------
  (1)<KB 2011-10-26/08, art. 16, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2010>

Art.102. Het Ministerieel besluit van 2 augustus 1986 houdende bepaling van de voorwaarden en regelen voor de vaststelling van de verpleegdagprijs, van het budget en de onderscheidene bestanddelen ervan, alsmede van de regelen voor de vergelijking van de kosten en voor de vaststelling van het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten gewijzigd door de ministeriële besluiten van 21 april 1987, 11 augustus 1987, 7 november 1988, 12 oktober 1989, 20 december 1989, 23 juni 1990, 10 juli 1990, 28 november 1990, 26 februari 1991, 20 maart 1991, 10 april 1991, 20 november 1991, 21 november 1991, 19 oktober 1992, 30 oktober 1992, 30 december 1993, 23 juni 1994, 19 juli 1994, 28 december 1994, 27 december 1995, 30 december 1996, 8 september 1997, 10 december 1997, 29 december 1997, 26 augustus 1998, 30 december 1998, 24 maart 1999, 15 juni 1999, 22 juni 1999, 25 september 2000, 12 januari 2001, 4 juli 2001, 4 oktober 2001 en... en het ministerieel besluit van 5 maart 2002 houdende vaststelling, voor het dienstjaar 2002, van de voorwaarden en regelen die gelden voor de vaststelling van de prijs per verpleegdag, het budget van financiële middelen en het quotum van verpleegdagen voor de ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten, worden opgeheven.

Art.103. § 1. De artikelen 81 tot 83, 87 tot 96 en 98 tot 104 van de wet van 14 januari 2002 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg, treden in werking op 1 juli 2002.
  § 2. Artikel 97 van de wet van 14 januari 2002 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg treedt in werking op 1 januari 2003.

Art.104. Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2002.

BIJLAGEN.
Art. N1. Bijlage 1. Criteria inzake de behandelingseenheden voor zware brandwonden.
  Om als behandelingseenheid voor zware brandwonden bedoeld in artikel 5, § 1, 3° van het koninklijk besluit van (....) te worden beschouwd, moeten de eenheden :
  - deel uitmaken van een algemeen ziekenhuis dat beschikt over erkende bedden onder kenletters C en D, over een functie gespecialiseerde spoedgevallenzorg alsook over een dienst voor plastische chirurgie;
  - over minstens 6 erkende hospitalisatiebedden beschikken die samen een afzonderlijke architectonische eenheid vormen met een aangepaste structuur met minstens 3 individuele isoleerkamers die bestemd zijn voor verbranden die er bijzonder erg aan toe zijn of in shocktoestand verkeren.
  - over een autonome interventiezaal beschikken om er huidtransplantaties uit te voeren. Die interventiezaal moet het ook mogelijk maken courante traumatologische ingrepen uit te voeren er moet minstens een waterbed zijn om de verbranden te wassen alvorens de transplantatie wordt verricht.
  - de dienstlokalen moeten geventileerd en geklimatiseerd zijn. Lucht die van buiten wordt genomen moet door filterering stofvrij worden gemaakt.
  - de dienst moet met een toegangssas zijn uitgerust.
  - de dienst staat onder leiding van een geneesheer-specialist in de heelkunde of in de inwendige geneeskunde met bijzondere bekwaming in de intensieve zorg.
  - per 6 bedden dient de dienst over 2 FTE-artsen te beschikken waarvan één chirurg met een opleiding in de traumatologie en een internist die een opleidingscyclus van infectioloog heeft gevolgd.
  - over een verpleeg- en verzorgingsteam beschikken dat exclusief aan de eenheid verbonden is en uit minstens 3 FTE's per bed bestaat.

Art. N2.[1 Bijlage 2 - Lijst van de VTE's contractuelen vallend onder het Interdepartementaal Begrotingsfonds ter Bevordering van de werkgelegenheid.



<td colspan="6" valign="top">1 - CONTRACTUELEN IBF - ALGEMENE ZIEKENHUIZEN EN ANDEREN DAN DIE HERNOMEN IN TABEL 2
ERKENNING VTE ERKENNING VTE ERKENNING VTE
004 8,75 117 75 371 80,50
006 41 124 22,75 378 14,50
007 34,25 126 69 392 31
009 224,75 134 12 395 21,75
010 105 140 37,85 396 63,40
012 31,54 143 68,75 397 21,50
015 15,25 146 63 403 95,75
017 43,75 150 13 406 87,75
020 38,25 152 70,25 409 14,78
023 6,50 158 18,08 410 39,75
026 55,69 164 20 412 80
032 40,75 166 22,05 525 40,50
037 43,75 168 27,50 534 100,75
038 8 170 19,25 536 13,25
039 36,50 176 47,25 547 18,75
042 38,50 204 34,25 550 24,75
043 35 217 22 595 77,25
049 114,50 242 2 670 91,50
057 22,75 243 91,50 682 35,75
063 53,25 246 29 689 39,75
068 21,50 247 23,25 706 23
076 50,37 249 10,25 707 24,75
077 70,25 254 29,08 709 26,75
079 14,75 257 5,75 710 56
087 35,50 264 22 712 19
096 49,50 265 13,25 713 7,25
097 28,75 266 25,75 714 20,75
099 99,50 290 59,75 715 32,50
102 11 300 47,75 716 40,50
103 43 308 18,75 717 24
104 15,56 310 17,75 718 94,89
106 22,17 314 25,50 719 30,25
108 25,25 322 178,25 723 2,25
109 30,50 325 78,75 724 29,75
110 34,80 332 1,60   
111 54,25 346 20  



<td colspan="6" valign="top">2 - CONTRACTUELEN IBF - PSYCHIATRISCHE ZIEKENHUIZEN
ERKENNING VTE ERKENNING VTE ERKENNING VTE
528 10 939 54,82 963 38,75
900 29,25 942 16,50 970 59,50
901 14 943 79,50 972 39
902 67,25 944 15,25 975 36,75
904 35,25 946 20,75 978 23
909 35,50 947 22,25 982 45,75
911 2 950 12 985 15,50
912 13 952 35 986 36
915 5 954 19,50 987 5,75
918 20,50 955 35 988 21,80
922 5,21 956 23 991 61,50
925 18 959 31 992 24,25
930 5 960 28,25 997 4 ".
935 1,25 961 33,75   
937 60,25 962 13,50  
]1
  ----------
  (1)<KB 2018-06-24/01, art. 10, 058; Inwerkingtreding : 01-07-2018>

Art. N3.[1 Bijlage 3 - Vaststelling van een gemiddelde ligduur per diagnosegroep en berekening van een aantal verantwoorde bedden
   1. INLEIDING
   1.1. Begrippen en afkortingen
   - MZG-registratie: de registratie van de Minimale Ziekenhuisgegevens zoals bedoeld in het Koninklijk Besluit van 27 april 2007 houdende bepaling van de regels volgens welke bepaalde statistische gegevens moeten worden meegedeeld aan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft.
   - ICD-10-BE: International Classification of Diseases -10th edition- Clinical Modification.
   - MDC: Major Diagnostic Category, grote diagnosegroepen die elk een systeem of een orgaan omvatten, zoals beschreven in '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is;
   - APR-DRG: Diagnosis Related Groups, diagnosegroepen zoals beschreven in '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is;
   - Klinische ernst of "severity of illness": Omvang van de fysiologische decompensatie of van verlies van orgaanfunctie zoals beschreven in '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is;
   - Sterftrisico: waarschijnlijkheid van overlijden, zoals beschreven in '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.
   1.2. Diagnosegroepen
   De diagnosegroepen worden gevormd op grond van '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Op basis van de hoofddiagnose wordt een eerste indeling gemaakt in grote diagnosegroepen, hierna MDC's genoemd, die elk betrekking hebben op een systeem of orgaan.
   Elke MDC wordt vervolgens verder verdeeld in een medische subgroep en een chirurgische subgroep op basis van het al dan niet voorkomen van een chirurgische ingreep.
   Binnen deze subgroepen worden de eigenlijke diagnosegroepen, namelijk de APR-DRG's, onderscheiden, rekening houdend met de volgende elementen: hoofddiagnose, nevendiagnoses, chirurgische ingrepen, speciale technieken, leeftijd, geslacht en aard van ontslag overeenkomstig '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.
   Op die manier worden 322 basis-APR-DRG's verkregen.
   Elke basis-APR-DRG (met uitzondering van de APR-DRG's MMM, AAA, 955 en 956) wordt vervolgens opgesplitst in 4 niveaus van klinische ernst. De bepaling van het niveau van klinische ernst van een verblijf gebeurt in 3 fasen waarbij met name rekening wordt gehouden met de gevolgen op de klinische ernst van de nevendiagnosen die geen verband houden met de hoofddiagnose en niet onderling verbonden zijn, de leeftijd, de hoofddiagnose, het bestaan van bepaalde niet-operatieve procedures,... (Cf. '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is).
   De 4 verkregen "severities of illness" zijn :
   - niveau 1 : zwak niveau van klinische ernst;
   - niveau 2 : gematigd niveau van klinische ernst;
   - niveau 3 : groot niveau van klinische ernst;
   - niveau 4 : extreem niveau van klinische ernst.
   Patiënten zonder vermelding van een hoofddiagnose (APR-DRG 955) of met vermelding van een diagnose die niet als hoofddiagnose gebruikt mag worden (APR-DRG 956) worden verder de `rest diagnosegroepen type I' genoemd.
   Patiënten met een belangrijke chirurgische ingreep die niet overeenkomt met de hoofddiagnose (APR-DRG 950, 951, 952) worden verder de `restdiagnosegroepen type II' genoemd.
   Voor de patiënten waarvoor tijdens eenzelfde ziekenhuisverblijf de MZG per specialisme wordt geregistreerd, kiest men een enkele hoofddiagnose voor de hele duur van het ziekenhuisverblijf, overeenkomstig de in punt 1.3. beschreven techniek.
   1.3. Concatenatie
   De hoofddiagnose is de hoofddiagnose van het eerste specialisme tenzij dit het psychiatrisch specialisme is.
   1.4. Bepaling van de APR-DRG subgroepen
   De verblijven zoals geregistreerd in de MZG-registratie worden ondergebracht in groepen, APR-DRG's genoemd, op basis van de techniek beschreven in punt 1.2.
   Elk van die groepen wordt vervolgens opgesplitst in 4 niveau's van severity of illness zoals beschreven in punt 1.2.
   Vervolgens worden de severity of illness niveau's opgesplitst in vier leeftijdscategorieën:
   1) G: Gfin-patiënten
   Om tot deze groep te behoren, dient de patiënt aan drie voorwaarden te voldoen:
   a) minimaal 10 dagen in een G bedindex verbleven hebben;
   b) de gemiddelde leeftijd van de patiënten die verblijven in een G bedindex van het ziekenhuis 75 jaar of ouder bedraagt of de patiënt is minstens 75 jaar;
   c) en minstens 30 % langer in het ziekenhuis verbleven hebben dan de gemiddelde standaardligduur van de inlier patiënten van 75 jaar of ouder met een zelfde pathologie en een zelfde klinische ernst die niet of minder dan 10 dagen in een G bedindex verbleven hebben.
   2) L: patiënten onder 75 jaar (uitgezonderd Gfin-patiënten) met graad van ernst 1 of 2;
   3) H: patiënten van 75 jaar en ouder (uitgezonderd Gfin-patiënten) met graad van ernst 1 of 2;
   4) A: Graad van ernst 3 of 4 (uitgezonderd Gfin-patiënten).
   Hieronder wordt de kruising APR-DRG, severitygraad en leeftijdscategorie als APR-DRG-subgroep aangeduid.
   1.5. Aantal aangetaste systemen
   Voor de berekening van het aantal aangetaste systemen wordt het systeem van de hoofddiagnose beschouwd als het eerste aangetaste systeem en wordt het aantal systemen (verschillend van dat van de hoofddiagnose) van de vermelde complicaties hieraan toegevoegd, zoals beschreven in '3MTM APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.
   2. BEREKENING VAN GEMIDDELDE STANDAARDLIGDUREN
   2.1. Doelstelling
   Het doel bestaat erin om een gemiddelde standaardligduur per APR-DRG, severity of illness en leeftijdscategorie te berekenen.
   2.2. Toepassingsgebied
   De totale gefactureerde ligduren per verblijf van de laatste drie gekende dienstjaren van de MZG-registratie dienen als basis voor de berekening van de gemiddelde standaardligduren.
   Er wordt rekening gehouden met alle klassieke verblijven H in acute ziekenhuizen uitgezonderd:
   1) patiënten die minstens één dag van hun verblijf op een Sp-, A- of K-dienst verbleven hebben;
   2) pasgeborenen (0-7 dagen) met een exclusief verblijf in M en N* bedindexen;
   3) verblijven die als "oneigenlijk" klassieke verblijven worden beschouwd (zie punt 4.2.2.);
   4) de zware brandwonden verblijven: verblijven van ziekenhuizen met behandelings-eenheden voor zware brandwonden waarvoor MDC = 22 of de APR-DRG = 004 of = 005 en de eerste 3 cijfers van de hoofddiagnose gelijk aan ICD-10-BE : >= T20 en <= T32;
   5) de patiënten die na één dag in het ziekenhuis naar een ander ziekenhuis worden overgebracht;
   6) verblijven van de APR-DRG 693 `chemotherapie' waarvoor de ontslagdatum min de opnamedatum gelijk is aan 1 dag;
   7) de verblijven die behoren tot APR-DRG's 950, 951, 952, 955 en 956;
   8) de verblijven waarbij de patiënt binnen 3 dagen overleden is;
   9) de foutieve verblijven, met name de verblijven met een ongeldige verblijfsduur (negatief, niet in overeenstemming met de dag, maand en jaar van opname en ontslag of niet ingevuld, incoherentie tussen de berekende verblijfsduur, de gefactureerde verblijfsduur en de som van de verblijfsduren per bedindex), ongeldige leeftijd (niet tussen 0 en 120 jaar);
   10) de deelnemende verblijven aan het project `bevalling met verkorte ligduur'.
   De overblijvende verblijven worden pure verblijven genoemd.
   2.3. Outliers
   Pure verblijven worden als kleine outliers (categorie 2) beschouwd als die patiënten betreffen met een gefactureerde ligduur die gelijk is aan of korter is dan de benedengrens van zijn APR-DRG-subgroep, waarvoor de benedengrens gelijk is aan de afgeronde waarde van EXP [lnQ1 - 2x (lnQ3-lnQ1)].
   In elk geval stemt de benedengrens overeen met een waarde die tenminste drie dagen lager ligt dan de gemiddelde standaardligduur.
   Die benedengrens moet bovendien minstens 10 % van de gemiddelde standaardligduur van de beschouwde APR-DRG-subgroep vertegenwoordigen, indien die duur minstens gelijk is aan of langer is dan 10 dagen.
   De kleine outlierverblijven met APR-DRG 560 `vaginale bevalling' waarbij de moeder naar huis terugkeert en die niet deelneemt aan het pilootproject `bevalling met verkorte ligduur' worden apart aangeduid namelijk als categorie 2b.
   Met de kleine outliers wordt er bij de berekening van de gemiddelden geen rekening gehouden.
   Er worden twee soorten grote outliers gedefinieerd: de outliers type 1 en type 2.
   De outliers type 2 (categorie 4) zijn de pure verblijven die binnen hun APR-DRG-subgroep de volgende afgeronde bovengrens overschrijden: Q3 + 2 x (Q3-Q1), maar die onder de bovengrens van de outliers type 1 liggen.
   De bovengrens van de outliers type 2 ligt minstens 8 dagen hoger dan de gemiddelde standaardligduur van de APR-DRG-subgroep.
   Aan de outliers type 2 wordt een begrensde ligduur toegekend die gelijk is aan hun bovengrens.
   Met de begrensde ligduur van outliers type 2 wordt rekening gehouden bij de berekening van de gemiddelde ligduren per APR-DRG-subgroep.
   De outliers type 1 (categorie 3) zijn de pure verblijven die binnen hun APR-DRG-subgroep de volgende afgeronde bovengrens overschrijden: Q3 + 4 x (Q3-Q1) en die minstens gelijk moet zijn aan de bovengrens van de outliers van type 2.
   Met die outliers type 1 wordt bij de berekening van de gemiddelde ligduren per APR-DRG-subgroep geen rekening gehouden.
   De boven- en benedengrenzen worden op nationaal niveau berekend, waarbij:
   Q1 = de ligduur die overeenstemt met de drempel waaronder de ligduur van 25 % van de verblijven van de APR-DRG-subgroep gelegen is en
   Q3 = de ligduur die overeenstemt met de drempel waarboven de ligduur van 25 % van de verblijven van de APR-DRG-subgroep gelegen is.
   De pure verblijven die geen outliers (categorieën 2, 2b, 3 en 4) zijn, worden normale verblijven (categorie 1) genoemd.
   2.4. Berekening van een gemiddelde standaardligduur per APR-DRG-subgroep
   Per APR-DRG-subgroep (cf. punt 1.4.) wordt een gemiddelde standaardligduur berekend, hierna afgekort `NGL'.
   Deze NGL wordt per APR-DRG-subgroep berekend door de deling van de som van de gefactureerde dagen (categorie 1) van de normale verblijven met de begrensde ligduren van de outliers van type 2 (categorie 4) door hun aantal verblijven.
   De APR-DRG-subgroepen waaraan geen gemiddelde ligduur wordt toegekend zijn:
   0a) de subgroepen van APR-DRG 003 `Beenmergtransplantatie';
   0b) de subgroepen van APR-DRG 004 `Ecmo of tracheostomie met langdurige mechanisme ventilatie met extensieve procedure';
   0c) de subgroepen van APR-DRG 005 `Tracheostomie met langdurige mecanische ventilatie zonder extensieve procedure';
   0d) de subgroepen van APR-DRG waarin er nationaal minder dan 30 verblijven overblijven na toepassing van bovenvermelde criteria;
   0e) de subgroepen van het extreme niveau van klinische ernst indien dit niveau minder dan 20 % van de APR-DRG-verblijven vertegenwoordigt.
   2.5. De waargenomen gemiddelde ligduur in het ziekenhuis
   De waargenomen gemiddelde ligduur in het ziekenhuis wordt berekend als de gemiddelde ligduur (begrensde ligduur voor categorie 4 en gefactureerde ligduur voor categorie 1) van zijn normale en grote outlier type 2 verblijven uit het meest recent beschikbare MZG registratiejaar.
   2.6. Verblijven van patiënten die maximaal de helft van hun verblijf in een A-, K-, of Sp-dienst hebben doorgebracht.
   Men verdeelt de verblijven van patiënten die maximaal de helft van hun verblijf in een A-, K-, of Sp-dienst hebben doorgebracht volgens de categorieën (0a, 0b, 0c, 0d, 0e, 1, 2, 2b, 3, 4) van de APR-DRG subgroep waartoe deze behoort.
   Verblijven met een APR-DRG subgroep verschillend van deze die volgen uit de berekening van de gemiddelde standaardligduren (op basis van de pure verblijven) worden geklasseerd in categorie 0f.
   3. BEREKENING VAN EEN AANTAL VERANTWOORDE DAGEN PER ZIEKENHUIS VOOR DE KLASSIEKE (H) EN LANGDURIGE VERBLIJVEN (F, M, L) VAN ACUTE ZIEKENHUIZEN
   3.1. Verblijven die niet deelnemen aan de berekening
   1) pasgeborenen (0-7 dagen) met een exclusief verblijf in M en N* bedindexen;
   2) de zware brandwonden verblijven: verblijven van ziekenhuizen met behandelings-eenheden voor zware brandwonden waarvoor MDC = 22 of de APR-DRG = 004 of = 005 en de eerste 3 cijfers van de hoofddiagnose gelijk aan ICD-10-BE : >= T20 en <= T32;
   3) de verblijven zonder facturatie in de bedindexen (cf. punt 3.3.) waarvoor een aantal verantwoorde bedden wordt berekend.
   3.2. Verschuivingen van de gefactureerde ligduur
   De gefactureerde ligduur van een patiënt die verblijft in een M bedindex van een ziekenhuis dat niet over een erkende M-dienst beschikt of voor een andere reden dan bevalling (buiten MDC 14) zal aan de CD-bedindexen worden toegekend, terwijl de gefactureerde ligduur in een gefinancierde bedindex (cf. punt 3.3.) van een verblijf in een ziekenhuis met erkende M bedden die is opgenomen voor een reden die verband houdt met de bevalling (MDC 14), aan een M bedindex zal worden toegekend.
   3.3. Bedindexen waarvoor een aantal verantwoorde bedden wordt berekend
   Het doel bestaat erin voor de hierna vermelde gefinancierde bedkenletters een aantal verantwoorde bedden te berekenen:
   CD : C, D, I, L, B
   E : E
   G : G
   M : M
   NI : NI
   Per verblijf worden de verhoudingen van de gefactureerde verblijfsduren in bovenstaande bedindexen op het totaal van de verblijfsduren berekend.
   Wat de A-, K-, Sp-, Z en BR-bedden betreft, zullen geen verantwoorde bedden worden berekend. De erkende bedden op 1 januari van het betrokken jaar zullen worden geassimileerd met de verantwoorde activiteiten.
   3.4. Bepaling van de financiële waarde
   A. Voor de normale verblijven (categorie 1) en de verblijven die deelnemen aan een pilootproject `bevalling met verkorte ligduur': de financiële waarde is de gemiddelde standaardligduur van de APR-DRG-subgroep waartoe hij behoort.
   B. Voor de verblijven:
   - ingedeeld bij de rest-APR-DRG's type I (955 en 956, categorie 6a) als de gefactureerde ligduur gelijk of lager is dan de waargenomen gemiddelde ligduur van het ziekenhuis verminderd met twee dagen,
   - ingedeeld bij de APR-DRG-restgroep type II (950, 951 en 952, categorie 6b),
   - van de APR-DRG-subgroepen waaraan geen gemiddelde ligduur werd toegekend (categorieën 0a, 0b, 0c, 0d, 0e en 0f),
   - van patiënten die na een verblijf van één dag naar een ander ziekenhuis worden overgebracht (categorie 2t),
   - van de APR-DRG 693 chemotherapie waarvoor de ontslagdatum min de opnamedatum gelijk is aan 1 dag (categorie 2c),
   - van de kleine outliers (categorie 2),
   - van de grote outliers van type 1 (categorie 3),
   - van lange duur (categorie 5),
   - waarbij de patiënten meer dan de helft van hun verblijf in een A-, K- of Sp-dienst hebben doorgebracht (categorie 7),
   - waarbij de patiënt binnen 3 dagen is overleden (categorie 8),
   de financiële waarde is gelijk aan de gefactureerde ligduur.
   C. Voor de kleine outlierverblijven van APR-DRG 560 "vaginale bevalling" waarbij de moeder naar huis terugkeert (categorie 2b), wordt de financiële waarde gelijkgesteld aan de benedengrens van de APR-DRG-subgroep.
   D. Voor de verblijven grote outliers type 2 (categorie 4, teruggebracht tot de bovengrens): de financiële waarde is de som van de gemiddelde standaardligduur van de APR-DRG-subgroep en het verschil tussen de gefactureerde duur en de grens van type 2 outliers.
   E. Voor de verblijven ingedeeld bij de rest-APR-DRG's type I (955 en 956) waarvan de ligduur hoger is dan de waargenomen gemiddelde ligduur van het ziekenhuis verminderd met twee dagen.
   De financiële waarde wordt teruggebracht tot de waargenomen gemiddelde ligduur van het ziekenhuis verminderd met twee dagen.
   F. Voor de foutieve verblijven (categorie 9): de financiële waarde is de waargenomen gemiddelde ligduur in het ziekenhuis.
   De financiële waarde wordt verdeeld pro rata (= volgens de verhoudingen van) de gefactureerde ligduur in de bedindexen, behalve voor de foutieve verblijven (categorie 9) waarvoor deze volledig aan bedindex CD wordt toegekend.
   3.5. Een verantwoorde ligduur per verblijf
   A. h. v. de resultaten uit de vorige onderdelen 3.3 en 3.4. wordt een verantwoord aantal ligdagen per verblijf berekend.
   a. Langdurige verblijven
   De verantwoorde ligduur per verblijf is de som van de gefactureerde ligduren van de gefinancierde bedindexen:
   - van het jaar voor de M en L verblijven
   - sinds het begin van het verblijf voor F.
   b. MDC = 14
   Verblijven van ziekenhuizen met erkende M bedden waarbij MDC = 14 krijgen hun financiële waarde maal de verhouding in bedindex M als verantwoorde verblijfsduur (toegekend aan bedindex M).
   c. G potentieel
   Een verblijf wordt aangeduid als een potentieel G verblijf indien:
   - de patiënt minimum 70 jaar is;
   - de patiënt minimum 2 aangetaste systemen heeft;
   - het verblijf een totale ligduur heeft die hoger is dan het gemiddelde Gfin*0,5;
   - de leeftijdscategorie verschillend is van G;
   - het aantal gefactureerde dagen in G gelijk is aan 0;
   - de patiënt behoort niet tot categorie 9 (de foutieve verblijven).
   De verantwoorde ligduur wordt berekend als volgt:


Leeftijdsgroep CD G Groupe d'âge CD G
70-74 0,55 x fw x verh 0,45 x fw x verhCD 70-74 0,55 x vf x rapport 0,45 x vf x rapportCD
75-79 0,35 x fw x verh 0,65 x fw x verhCD 75-79 0,35 x vf x rapport 0,65 x vf x rapportCD
80-84 0,25 x fw x verh 0,75 x fw x verhCD 80-84 0,25 x vf x rapport 0,75 x vf x rapportCD
85+ 0,10 x fw x verh 0,90 x fw x verhCD 85+ 0,10 x vf x rapport 0,90 x vf x rapportCD
fw: financiële waarde, verh: verhouding
   d. G reëel
   Een verblijf wordt aangeduid als een reëel G verblijf indien:
   - de patiënt minimum 70 jaar is;
   - de patiënt minimum 2 aangetaste systemen heeft;
   - het verblijf een totale ligduur heeft die hoger is dan het gemiddelde Gfin * 0,5;
   - de leeftijdscategorie verschillend is van G;
   - het aantal gefactureerde dagen in G groter is dan 0;
   - de patiënt behoort niet tot categorie 9 (de foutieve verblijven).
   Zijn verantwoorde ligduur wordt berekend als:


Leeftijdsgroep CD G Groupe d'âge CD G
70-74 0,55 x fw x verh fw x 0,45 x verhCD + verhG 70-74 0,55 x vf x rapport vf x 0,45 x rapportCD + rapportG
75-79 0,35 x fw x verh fw x 0,65 x verhCD + verhG 75-79 0,35 x vf x rapport vf x 0,65 x rapportCD + rapportG
80-84 0,25 x fw x verh fw x 0,75 x verhCD + verhG 80-84 0,25 x vf x rapport vf x 0,75 x rapportCD + rapportG
85+ 0,10 x fw x verh fw x 0,90 x verhCD + verhG 85+ 0,10 x vf x rapport vf x 0,90 x rapportCD + rapportG
fw: financiële waarde, verh: verhouding
   e. Overige
   De verantwoorde ligduur wordt berekend als:
   Overigen: fw x verhouding
   3.6. Verantwoorde bedden per ziekenhuis
   3.6.1. Normatieve bezettingsgraden
   Per bedindex (of groep van bedindexen) wordt het aantal verantwoorde ligdagen gedeeld door de normatieve bezettingsgraad van de dienst vermenigvuldigd met 365 om een aantal bedden te verkrijgen.
   De normatieve bezettingsgraden zijn:
   - voor de E- en M-bedindexen: 70 %;
   - voor de CD bedindexen: 80 %;
   - voor de G bedindexen: 90 %;
   - voor de NI bedindexen: 75 %.
   3.6.2. Beperking van de G dagen van de GR en GP patiënten tot 6 bedden
   Voor de GR en GP-patiënten wordt er een aantal G-bedden toegekend, ten belope van maximum 1/4 van de capaciteit van een complete eenheid G-bedden (namelijk 6 bedden).
   Het overschot van ligdagen (> 6 bedden) wordt verschoven naar bedindex CD.
   3.6.3. Geografische uitzonderingen
   Er dient rekening gehouden te worden met de geografische afwijkingen voorzien in het Koninklijk Besluit van 30 januari 1989.
   3.6.4. Vergelijking van het aantal ontslagen
   Bij de berekening van de verantwoorde activiteit wordt per ziekenhuis uitgegaan van het aantal geregistreerde MZG-verblijven voor het referentiejaar.
   De volledigheid van de registratie wordt voor de betrokken bedindexen (C, CD, D, I, L, B, E, G, M en NI) nagegaan door middel van de vergelijking van het aantal geregistreerde MZG-ontslagen met het aantal ontslagen opgegeven aan de Administratie in het kader van de financiële statistieken.
   Het laagste aantal zal worden weerhouden bij de aanpassing van het aantal ligdagen in bedindex CD.
   De correctie die moet worden doorgevoerd, gebeurt aan de hand van de hierna volgende formule.

   ALZH nd = [ALZH - max (aantal MZG-ontslagen -aantal ontslagen FINHOSTA,0) *
   waarbij :
   ALZH nd : aantal ligdagen in bedindex CD van het ziekenhuis na datacorrectie;
   AL ZH: aantal ligdagen in bedindex CD van het ziekenhuis vóór de datacorrectie;
   GLZH : het gemiddeld aantal ligdagen van het ziekenhuis vóór de datacorrectie.
   3.6.5. Vergelijking met de erkende bedden
   Per ziekenhuis berekent men 112 % van de erkende bedden. De verantwoorde activiteit die zich boven deze grens bevind, wordt voor 50 % meegenomen. Men vermindert dus het aantal verantwoorde bedden met 50 % voor de activiteit boven deze grens pro rata van het aantal bedden van de betrokken bedindexen.
   4. BEREKENING VAN EEN AANTAL VERANTWOORDE DAGEN IN CHIRURGISCHE DAGHOSPITALISATIE PER ZIEKENHUIS
   4.1. Gegevensbronnen
   De facturatiegegevens van het laatst gekende jaar komen van het R.I.Z.I.V.
   De RIZIV-gegevens die gebruikt worden bij de bepaling van de lijst A bevatten informatie in verband met de behandelingsplaats (artsenkabinet, polikliniek, daghospitalisatie), de frequentie van de ingreep op deze plaatsen en de mate waarin een ingreep in daghospitalisatie evolueert.
   4.2. Bepaling van de verantwoorde ziekenhuisactiviteit in chirurgische daghospitalisatie
   4.2.1 Gerealiseerde verblijven in chirurgische daghospitalisatie
   Bij de bepaling van de verantwoorde gerealiseerde dagactiviteit wordt gebruik gemaakt van de MZG van het laatst gekende registratiejaar.
   Alle in MZG geregistreerde dagverblijven waarvoor ten minste 1 heelkundige RIZIV-nomenclatuurcode uit de lijst A (cf. punt 5.) werd geregistreerd, worden weerhouden als een verantwoorde gerealiseerde daghospitalisatie.
   Indien een verblijf meerdere RIZIV-nomenclatuurcodes uit de lijst bevat, dan wordt dit verblijf slechts éénmaal weerhouden als verantwoorde daghospitalisatie.
   4.2.2. Bepaling van het aantal verantwoorde verblijven in chirurgische daghospitalisatie per ziekenhuis
   Elk verantwoord verblijf in chirurgische daghospitalisatie krijgt een verantwoorde verblijfsduur van 0,81 dagen (= multiplicator) toegemeten.
   5. WEERHOUDEN RIZIV-CODES BIJ DE IDENTIFICATIE VAN DE GEREALISEERDE DAGHOSPITALISATIE (LIJST A)


<td colspan="6" valign="top">Nomenclatuurcode <td colspan="6" valign="top">Code de nomenclature
220231 246595 256513 275553 280571 300311 220231 246595 256513 275553 280571 300311
220275 246610 256653 275656 280674 310354 220275 246610 256653 275656 280674 310354
220290 246632 256815 275671 280711 310376 220290 246632 256815 275671 280711 310376
220312 246654 256830 275693 280755 310391 220312 246654 256830 275693 280755 310391
220334 246676 256852 275715 280792 310413 220334 246676 256852 275715 280792 310413
221152 246772 257390 275752 284911 310575 221152 246772 257390 275752 284911 310575
228152 246831 257434 275811 285235 310715 228152 246831 257434 275811 285235 310715
229176 246912 257876 275833 285390 310774 229176 246912 257876 275833 285390 310774
230613 246934 257891 275855 285670 310796 230613 246934 257891 275855 285670 310796
232013 247575 257994 275951 285692 310811 232013 247575 257994 275951 285692 310811
232035 247590 258090 276275 285972 310855 232035 247590 258090 276275 285972 310855
235174 247612 258112 276334 287431 310951 235174 247612 258112 276334 287431 310951
238114 247634 258156 276356 287453 310973 238114 247634 258156 276356 287453 310973
238173 247656 258171 276371 287475 310995 238173 247656 258171 276371 287475 310995
238195 250176 258635 276452 287490 311312 238195 250176 258635 276452 287490 311312
238210 250191 258650 276474 287512 311334 238210 250191 258650 276474 287512 311334
241091 250213 258731 276496 287534 311452 241091 250213 258731 276496 287534 311452
241150 251274 260315 276511 287696 311835 241150 251274 260315 276511 287696 311835
241312 251311 260470 276555 287711 311990 241312 251311 260470 276555 287711 311990
241872 251370 260676 276636 287755 312314 241872 251370 260676 276636 287755 312314
241916 251650 260691 276776 287792 312410 241916 251650 260691 276776 287792 312410
241931 253153 260735 276931 287814 312432 241931 253153 260735 276931 287814 312432
244193 253234 260794 277034 287836 317214 244193 253234 260794 277034 287836 317214
244311 253256 260853 277093 291992 350512 244311 253256 260853 277093 291992 350512
244436 253551 260875 277152 292014 353253 244436 253551 260875 277152 292014 353253
244473 253573 260890 277211 292633 354056 244473 253573 260890 277211 292633 354056
244495 254752 260912 277233 292795 354351 244495 254752 260912 277233 292795 354351
244554 254774 260934 277270 292810 431056 244554 254774 260934 277270 292810 431056
244635 254796 260956 277476 292854 431071 244635 254796 260956 277476 292854 431071
245534 254811 261214 277616 293016 431513 245534 254811 261214 277616 293016 431513
245571 255172 261236 277631 293274 432191 245571 255172 261236 277631 293274 432191
245630 255194 262216 278390 293296 432213 245630 255194 262216 278390 293296 432213
245733 255231 262231 278832 293311 432316 245733 255231 262231 278832 293311 432316
245755 255253 275015 279451 293370 432434 245755 255253 275015 279451 293370 432434
245814 255695 275096 279473 294210 432692 245814 255695 275096 279473 294210 432692
245851 255894 275111 279495 294232 475996 245851 255894 275111 279495 294232 475996
245873 256115 275133 280055 294475  245873 256115 275133 280055 294475  
246094 256130 275236 280070 294674  246094 256130 275236 280070 294674  
246212 256174 275251 280092 294711  246212 256174 275251 280092 294711  
246514 256314 275494 280136 300252  246514 256314 275494 280136 300252  
246551 256336 275516 280151 300274  246551 256336 275516 280151 300274  
246573 256491 275531 280534 300296  246573 256491 275531 280534 300296
Bij de selectie van de RIZIV-nomenclatuurcodes werd uitgegaan van de nominatieve lijst van prestaties welke recht geven op een maxi-, super-, A-, B-, C- of D-forfait, zoals bedoeld in de nationale overeenkomst van 24 januari 1996 tussen de verplegingsinrichtingen en de verzekeringsinstellingen.
   Een prestatie werd weerhouden indien ze gelijktijdig aan alle hiernavermelde criteria voldeed :
   - het betreft een bloederige heelkundige ingreep, zoals gedefinieerd in het koninklijk besluit betreffende de forfaitarisering van de antibiotica-profylaxie in de heelkunde en
   - het aantal intramurale prestaties moet minstens 60 % zijn van het totaal aantal ambulant gerealiseerde prestaties waar intramuraal = in ziekenhuisverband, hetzij in daghospitalisatie hetzij poliklinisch.]1

  Gewijzigd door:

  <KB 2024-05-03/35, art. 24, 080; Inwerkingtreding : 01-07-2022>
  ----------
  (1)<KB 2020-09-10/02, art. 17, 072; Inwerkingtreding : 18-09-2020>


Art. N3bis.
  <Opgeheven bij KB 2020-09-10/02, art. 17, 072; Inwerkingtreding : 18-09-2020>

Art. N4.Bijlage 4. [2 Lijst van de geneeskundige verstrekkingen bedoeld in artikel 46.]2
  1) [3 Artikel 46, § 2, 2°, c 1): reanimatieverstrekkingen aan patiënten opgenomen in C, D, E:
   Nummers : 211024 - 211046 - 211223 - 211245 - 212122 - 214023 - 214045 [4 211282 - 211304]4 .]3
  2) Artikel 46, § 2, 2°, a) heelkundige verstrekkingen aan patiënten opgenomen in C-bedden.
  Heelkundige verstrekkingen in de C-bedden, zoals bedoeld in de artikelen 14 en 16 van de nomenclatuur van de gezondheidsverstrekkingen.
  3) Artikel 46, § 2, a) en b ) : geneeskundige verstrekkingen met uitzondering van heelkundige verstrekkingen in de C-bedden van klinische biologie van radiologie, van fysiotherapie en van de forfaitaire honoraria.
  De verstrekkingen van alle diensten, met uitzondering van de Sp-dienst, bedoeld in :
  - artikel 9;
  - artikel 11, §§ 1 en 2;
  - artikel 12;
  - artikel 13, § 1;
  - artikel 18, met uitsluiting van § 2, B, 2°;
  - [1 - artikel 20, § 1, a) tot g)]1;
  - artikel 21;
  - artikel 25;
  - artikel 26, § 1;
  - artikel 32 en 33,
  en de heelkundige verstrekkingen buiten die in de C-bedden.
  4) Artikel 43, § 3, 2°, a) : Heelkundige verstrekkingen voor opgenomen patiënten.
  Heelkundige verstrekkingen van alle diensten van de instelling, met uitzondering van de Sp-dienst, zoals bedoeld in de artikelen 14 en 16 van de nomenclatuur van de gezondheidsverstrekkingen.
  5) Artikel 46, § 3, 2°, b) : Supplementen voor verstrekkingen van urgentiegeneeskunde aan opgenomen patiënten.
  Ereloonsupplementen voor technische urgentieverstrekkingen 's nachts, in het weekend of op een officiële feestdag, bedoeld in artikel 26, § 1, van de nomenclatuur van de gezondheidsverstrekkingen.
  6) Artikel 43, § 3, 2°, c) : Geneeskundige verstrekkingen met uitzondering van de verstrekkingen van klinische biologie, van radiologie, van fysiotherapie en van de forfaitaire honoraria.
  Totaal van de in punten 2, 3 en 4 bedoelde verstrekkingen.
  [2 7) De verstrekkingen vermeld in dienstcode 002 zullen worden toegekend aan het ziekenhuis dat de verstrekking heeft uitgevoerd op basis van de code 'plaats van prestatie'.]2
  ----------
  (1)<KB 2010-11-26/08, art. 40, 022; Inwerkingtreding : 01-07-2010>
  (2)<KB 2015-01-08/11, art. 23, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (3)<KB 2016-01-26/06, art. 6, 035; Inwerkingtreding : 01-07-2015>
  (4)<KB 2016-08-30/02, art. 6, 043; Inwerkingtreding : 01-07-2016>

Art. N5.
  <Opgeheven bij KB 2019-09-08/01, art. 8, 069; Inwerkingtreding : 01-07-2019>

Art. N6. Bijlage 6. - [1 Bepalingen van het aantal units spoedgevallen (US) in heel het land.
   A. [3 Er wordt een weging van 1 toegekend (units spoedgevallen of US) aan alle patiënten die aanleiding geven tot een registratie van een dringende opname via de spoedgevallendienst.
   Een dringende opname via de spoedgevallendienst wordt in de registratie van de Minimale Ziekenhuis Gegevens op één van de volgende manieren gedefinieerd :
   - eerste verblijf via de spoedgevallendienst voor een niet geplande opname;
   - dringende opname via de spoedgevallendienst.
   Zijn niet begrepen hieronder de opnamen die een facturatie van een dagziekenhuisforfait met zich meebrengen voor patiënten die enkel op de spoedgevallendienst zijn geweest.]3
   B. Bovendien wordt er voor verschillende patiëntengroepen een bijkomende weging toegekend :
   a. overgebracht naar de verpleegeenheden intensieve zorgen (volwassenen en kinderen) : + 1;
   b. [4 patiënten met een geverifieerde opnamediagnose ICD-10 zoals hieronder vermeld, en die niet opgenomen worden in de verpleegeenheden intensieve zorgen : + 1;
   De ICD-10 codes zijn de codes :
   - I60 = nontraumatic subarachnoid hemorrhage;
   - I61 = nontraumatic intracerebral hemorrhage;
   - I62 = other and unspecified nontraumatic intracranial hemorrhage;
   - I63 = cerebral infarction;
   - I67 = other cerebrovascular diseases;]4
   c.[4 patiënten met psychiatrische diagnose met een ICD-10 code gaande van F01 tot F99 in geverifieerde opnamediagnose of in nevendiagnose en patiënten die worden gehospitaliseerd in een psychiatrische dienst die beiden niet beantwoorden aan de criteria vermeld onder a. en b. : + 1;]4
   d. kinderen van 0 tot 3 jaar die niet beantwoorden aan de criteria onder a. tot c. : + 1;
   e. kinderen van 4 tot 15 jaar die niet beantwoorden aan de criteria onder a. tot c. : + 0,5
   f. patiënten van minder dan 75 jaar afkomstig uit een ROB of RVT en patiënten van 75 jaar en meer die niet beantwoorden aan de criteria onder a. tot c. :
   - indien niet gehospitaliseerd : + 0,2;
   - indien gehospitaliseerd : + 0,4;
   g. patiënten die worden opgenomen op de spoedgevallen tussen 21 uur en 6 uur die niet beantwoorden aan de criteria onder a. tot f. : + 0,1.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-11-19/04, art. 16, 025; Inwerkingtreding : 01-07-2013>
  (2)<KB 2015-01-08/11, art. 24, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (3)<KB 2016-08-30/02, art. 7, 043; Inwerkingtreding : 01-07-2016>
  (4)<KB 2018-10-30/04, art. 9, 060; Inwerkingtreding : 01-07-2018>

Art. N7.
  <Opgeheven bij KB 2019-09-08/01, art. 8, 069; Inwerkingtreding : 01-07-2019>

Art. N8. Bijlage 8. Vaststelling van de score met het oog op de decielindeling der ziekenhuizen in de diensten erkend onder de kenletters C, D en E zoals bepaald in artikel 46, § 2, c.3) 3° berekening.
  1. Doelstelling.
  In deze bijlage wordt een score bepaald op basis van de [2 MZG]2-registratie van de drie laatst gekende registratiejaren.
  2. Bepaling van de score op basis van de [2 MZG]2-registratie.
  2. a. [2 Toepassingsgebied.
   Om de score op basis van de MZG-registratie te berekenen wordt rekening gehouden met alle verblijven in de algemene ziekenhuizen in klassieke hospitalisatie, uitgezonderd de verblijven van:
   1. de patiënten die minstens voor de helft van hun ziekenhuisverblijf verbleven hebben op een Sp-dienst;
   2. de patiënten die minstens voor de helft van hun ziekenhuisverblijf verbleven hebben op een A-, K- of T-dienst;
   3. de patiënten die minstens voor de helft van hun ziekenhuisverblijf verbleven hebben op een G-dienst;
   4. de patiënten die in één van de eenheden voor de behandeling van zwaar verbranden verzorgd zijn en ofwel binnen MDC = 22 (brandwonden) vallen, ofwel binnen APR-DRG = 004 of 005 en waarvan de eerste 3 cijfers van de hoofddiagnose gelijk zijn aan 940, 941, 942, 943, 944, 945, 946, 947, 948 of 949 [3 (ICD9CM) of >= T20 en < = T32 (ICD10-CM)]3;
   5. de patiënten die behoren tot APR-DRG 950 (Extensieve procedure zonder verband met de hoofddiagnose) of APR-DRG 951 (Matige uitgebreide procedure zonder verband met de hoofddiagnose) of APR-DRG 952 (Niet-extensieve procedure zonder verband met de hoofddiagnose);
   6. de patiënten die behoren tot APR-DRG 955 (Hoofddiagnose niet geldig als ontslagdiagnose) of APR-DRG 956 (niet te groeperen verblijven);
   7. de patiënten die behoren tot de MDC 14 (kraambed, zwangerschap en bevalling) of MDC 15 (pasgeborenen);
   8. de beëindigde verblijven en de niet-beëindigde verblijven met een opnamedatum die meer dan 6 maanden voor het begin van de statistische periode valt. Dit zijn de langdurige verblijven;
   9. de foutieve verblijven.]2
  2. b. Berekening van het nationaal percentage intensieve zorgen dagen per diagnose-subgroep.
  Voor de berekening van het nationaal percentage IZ-dagen per diagnose-subgroep wordt gebruik gemaakt van de [2 MZG]2 van de drie laatst gekende registratiejaren.
  Per APR-DRGj en GRAAD VAN ERNSTi wordt het nationaal percentage intensieve zorgen dagen berekend aan de hand van de volgende formule :
  NPERCIZ.ji = Σ IZdagen/Σ FACdagen.
  waarbij :
  NPERCIZ.ji = het nationaal percentage intensieve zorgen dagen per APR-DRG.j en GRAAD VAN ERNST.i
  Σ IZdagen = de som van de ligduren op de dienst intensieve zorgen van alle weerhouden patiënten in APR-DRG.j en GRAAD VAN ERNST.i, waarbij enkel passages van meer dan 24 uur in rekening worden gebracht.
  Σ FACdagen = de som van de volledig te factureren ligdagen van alle weerhouden patiënten in APR-DRG.j en GRAAD VAN ERNST.i
  2. c. Toepassing van het nationaal percentage op de casemix van het individuele ziekenhuis.
  De case-mix van het individuele ziekenhuis wordt bepaald op basis van de MKG van het laatst gekende registratiejaar.
  Per verblijf x in APR-DRG.ji in ziekenhuis k wordt het nationaal percentage IZdagen toegepast om te komen tot een pathologiegewogen percentage IZdagen, en dit via de volgende formule :
  VPERCIZ.k = Σ (Mx * NPERCIZ.x.ji * FACdagen.x.ji)/Σ FACdagen.k.
  Waarbij :
  VPERCIZ.k = het pathologiegewogen ziekenhuispercentage van IZdagen.
  M.x = de multiplicator die toegepast wordt per verblijf x en die normaal als waarde 1 heeft.
  [1 Hij wordt 2 indien de patiënt in de dienst voor intensieve zorg verbleven heeft en opgenomen is via de dienst 100 of indien de patiënt in de dienst voor intensieve zorg verbleven heeft en overleden is.]1
  De maximumwaarde van de multiplicator is 2 per verblijf. Het is onmogelijk de twee bovenvermelde voorwaarden te cumuleren.
  NPERCIZ.x.ji = het nationaal percentage IZdagen voor verblijf x in APR-DRG.j en GRAAD VAN ERNST.i.
  FACdagen.x.ji = het aantal volledig te factureren ligdagen voor verblijf x in APR-DRG.j en GRAAD VAN ERNST.i in ziekenhuis k.
  Σ FACdagen.k = de som van de volledig te factureren ligdagen van alle weerhouden patiënten in het ziekenhuis k.
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/16, art. 26, 027; Inwerkingtreding : 16-09-2009>
  (2)<KB 2015-01-08/11, art. 25, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
  (3)<KB 2018-10-30/04, art. 10, 060; Inwerkingtreding : 01-07-2018>

Art. N9. Bijlage 9. Lijst van de tijden in minuten per nummer van nomenclatuur van de ziekte- en invaliditeitsverzekering

(NOTA : vervangen door KB 2011-10-26/08, art. 17, 023; Inwerkingtreding : 01-07-2011.  De volgende wijzigingen zijn niet kunnen uitgevoerd worden om technische redenen :  <KB 2012-12-17/15, art. 21, 026; Inwerkingtreding : 01-07-2007>  <KB 2013-12-26/30, art. 15, 030; Inwerkingtreding : 01-07-2013>  <KB 2016-08-30/02, art. 8, 043; Inwerkingtreding : 01-07-2016>  <KB 2017-06-22/03, art. 9, 048; Inwerkingtreding : 01-07-2017>  <KB 2017-07-21/12, art. 6, 050; Inwerkingtreding : 01-07-2017>  <KB 2020-09-10/02, art. 18, 072; Inwerkingtreding : 01-07-2020> )

Art. N10. Bijlage 10. - (De tussenkomst van de ziekteverzekering, geviseerd in artikel 75, § 1, d), is deze bettreffende de leveranciers van implantaten bedoeld in artikelen 28 en 35 van de ZIV nomenclatuur, uitgezonderd de volgende nummers : ) <KB 2006-05-12/30, art. 29, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  611774 - 611785
  612054 - 612065
  8351 - 612334 - 612345
  612813 - 612824
  612835 - 612846
  8371 - 612695 - 612706
  612850 - 612861 pour les prestations 229014 - 229025, 229051 - 229062, 229073 - 229084, 229213 - 229224, 229272 - 229283, 229316 - 229320, 229515 - 229526, 229530 - 229541, 229552 - 229563, 236014 - 236025, 236036 - 236040, 236051 - 236062, 237016 - 237020, 237031 - 237042, 237053 - 237064, 237075 - 237086, 237156 - 237160, 242292 - 242303, 242314 - 242325, 242336 - 242340, 242631 - 242642, 281551 - 281562, 281573 - 281584, 281654 - 281665, 281794 - 281805, 281971 - 281982, 282052 - 282063, 293436 - 293440, 318054 - 318065 et 318076 - 318080
  612872 - 612883
  612894 - 612905
  612732 - 612743
  613012 - 613023
  613034 - 613045
  613955 - 613966
  613970 - 613981
  613874 - 613885
  613896 - 613900
  613992 - 614003
  614036 - 614040
  614095 - 614106

Art. N11. Bijlage 11. - (Lijst van de prestaties (nomenclatuur RIZIV) bedoeld in artikel 75, § 1, e), van het koninklijk besluit van 25 april 2002.) <KB 2006-05-12/30, art. 30, 015; Inwerkingtreding : 01-01-2006>
  1. ZWARE CHIRURGIE.

230425242502227360246606260540281746285666289240289785
230521242524228045246665261122281783286322289284289940
230543242561228126246680261424281805286381289306290242
230602242605229121246783261601281864287265289321290264
231405242723229165246805261682281945287685289343290286
232164243040229246247122261704281960288400289365290964
241043243062229386247203261741282004288606289380291222
241404243106235082255323261783282026288746289402291605
241463243320235104255884261800282063288761289424293926
241485243784235126256782262021282623288783289446294125
241500244020235200257460281046283242288886289461311625
241566244042236106257902281083283360289026289586312605
241581244101237101257961281105283463289041289601312620
242045226962237123258403281120284163289063289660312642
242082226984239083258425281584284222289085289682312664
242141227146431185258440281643284642289100289704312701
242325227264431340258402281685284701289122289726312723
242340227323431382260184281680284760289144289741 
242443227345246223260422281702285040289203289763

  2. ZEER ZWARE CHIRURGIE.

230440232540242745228023229224229423236062288326293440
230484241426243025228060229283229445237020288341318021
230506241441227205228185229305229526237042288363318043
231022242023227220229025229320229541237064288385318065
231044242303227242229040229342229563237086288422318080
231420242421227286229062229364236025260444288444318102
231442242620227301229084229401236040281982288525318124
232525232525      

  3. REANIMATIE.

211024211120211046211142212122212225212520212542213021
213043214023214045214126214222214244  

  4. RADIOLOGIE.

453084453202453320453725454020454145459281451522458640
453106453224453342453740454042454160459303451765458662
453121453246453364453762454064454182459325451824458765
453143453261453386453784454086454204459340455685458905
433165453283453326453806454101454226450085457203 
453180453305453541453821454123459104451080458625

  5. DRINGENDE VERSTREKKINGEN ANDERS DAN KLINISCHE BIOLOGIE.

599524599546599561599583599605599620599642599664

  6. DRINGENDE VERSTREKKINGEN KLINISCHE BIOLOGIE.

599686599723599760599841599885599900599922599944
599966599701599745599826599863  


Art. N12.[1 Bijlage 12. Voorwaarden voor de toekenning van de financieringen bedoeld in artikel 77.
   Bovenop de voorwaarden die in voorkomend geval te vervullen zijn conform aan de bepalingen van het koninklijk besluit van 7 juni 2004 tot vaststelling van de voorwaarden om te worden aangewezen als universitair ziekenhuis, universitaire ziekenhuisdienst, universitaire ziekenhuisfunctie of universitair zorgprogramma, moeten de volgende voorwaarden eveneens vervuld worden door het ziekenhuis om te kunnen genieten van de financieringen bedoeld in artikel 77:
   1° het ziekenhuis dient te beschikken over stagediensten en stagemeesters die erkend zijn voor de volledige opleidingen in de medische hoofdspecialismen;
   2° alle medische honoraria centraal innen;
   3° per 3 erkende bedden ten minste één ziekenhuisgeneesheer, uitgedrukt in full-time equivalenten in dienst hebben.
   De bewijsstukken inzake de bedoelde voorwaarden moeten op diens vraag ter beschikking staan van FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu [2 en oog de volgende elementen]2 :
   1° voor [2 voorwaarde 2]2: het door de beheerder en de voorzitter van de medische raad ondertekende attest waarin staat dat het ziekenhuis alle honoraria centraal int;
   2° een kopie van het geldelijk statuut van de artsen die in het ziekenhuis werkzaam zijn.]1
  ----------
  (1)<KB 2019-06-12/02, art. 2, 067; Inwerkingtreding : 01-07-2019, (wijziging vernietigd bij arrest van de RvSt. nr. 253.153 van 03-03-2022 (2022-03-03/02, B.St. 22-04-2022, p. 37683)) >
  (2)<KB 2020-09-10/02, art. 19, 072; Inwerkingtreding : 18-09-2020>

Art. N13.
  <Opgeheven bij KB 2015-01-08/11, art. 27, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art. N14.<Ingevoegd bij KB 2003-06-04/31, art. 20 en N3; Inwerkingtreding : 01-07-2003> Bijlage 14. Regels voor de berekening van de genormaliseerde waarde van de geneeskundige verstrekkingen.
  Begrippen en afkortingen :
  - Instituut : Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering;
  - FOD : Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
  - MKG-MFG-gegevens : de minimale klinische gegevens en de minimale financiële gegevens gekoppeld door de Technische cel voor de verwerking van de ziekenhuisgegevens, opgericht in de schoot van het Instituut en van de FOD door de wet van 19 april 1996 houdende sociale bepalingen;
  - [1 APRdrg-classificatie: classificatie waarbij de patiënten gegroepeerd worden in diagnosegroepen zoals omschreven in de '3MT APR DRG Classification System, Definitions Manual' versie zoals deze op het ogenblik van de berekening gekend is.]1
  - severity-niveau : onderverdeling van de APRdrg in 4 klassen volgens de ernst van de aandoening zoals omschreven in voornoemde handleiding;
  - casemix van een ziekenhuis : het aantal verblijven per APRdrg en severity-niveau, per jaar voor een ziekenhuis.
  1. Selectie van de verblijven :
  De voor de berekening in aanmerking genomen verblijven zijn de acute correcte gekoppelde klassieke verblijven.
  2. Vaststelling van de genormaliseerde waarden per bezet bed van de medische verstrekkingen per APRdrg
  De genormaliseerde waarden worden berekend op basis van de nationale MKG-MFG-gegevens van het laatste bekende dienstjaar.
  Die berekening gebeurt als volgt.
  In eerste instantie worden de uitgaven voor de in artikel 46, § 3, c), 3e streepje bedoelde verstrekkingen geaggregeerd op het niveau van elk verblijf.
  Teneinde de genormaliseerde waarden te berekenen over een voldoende aantal verblijven, worden de volgende principes toegepast :
  indien de 4 severity-niveaus van een bepaalde APRdrg samen niet minstens 80 verblijven tellen, worden ze samengevoegd en het berekende relatieve gewicht geldt voor de 4 niveaus;
  indien de som van het aantal verblijven van niveau 1 en 2 niet minstens 40 verblijven oplevert, worden die twee niveaus samengevoegd en geldt het berekende relatieve gewicht voor de twee niveaus. Dezelfde regel is van toepassing voor niveaus 3 en 4;
  Indien een klasse niet minstens 10 verblijven telt, wordt ze bij haar buur gevoegd en geldt het berekende relatieve gewicht voor de twee klassen (ofwel 1 + 2, ofwel 3 + 4)
  Vervolgens worden de outliers geëlimineerd uit de in aanmerking genomen verblijven in elke groep. De outliers zijn de verblijven waarvoor de uitgaven hoger zijn dan Q3 + 2*(Q3 - Q1), waarbij Q1 en Q3 de respectieve waarden zijn van het eerste en het derde kwartiel van de distributie van de uitgaven. Voor de APRdrg's die werden gegroepeerd, is de in aanmerking genomen limiet voor de outliers de hoogste van de limieten van elk individueel berekend severity-niveau.
  [1 Ten slotte worden de genormaliseerde waarden per bezet bed zelf berekend met uitsluiting van de APR DRG's 955 ('Hoofddiagnose niet geldig als ontslagdiagnose') en 956 ('niet-groepeerbare verblijvend'). Deze genormaliseerde waarden zijn de uitgaven per verblijf voor bovenvermelde verstrekkingen gedeeld door het totale aantal verpleegdagen op het niveau van APR DRG en severity-niveau/of groep, na eliminatie van de outliers, zoals hierboven beschreven.]1
  3. Berekening van de genormaliseerde uitgaven per ziekenhuis.
  De genormaliseerde uitgaven per ziekenhuis worden berekend op basis van de genormaliseerde waarden zoals berekend in punt 2, en van het aantal dagen van de verblijven van de meeste recente casemix van het ziekenhuis.
  De berekening gebeurt als volgt.
  Standaardisatieprocédé
  De casemix van het ziekenhuis omvat alle verblijven van de acute diensten in de acute ziekenhuizen (behalve de verblijven van de APRdrg's 955 et 956).
  Per APRdrg en severity-niveau (of desgevallend groep) wordt het product gemaakt van het aantal in aanmerking genomen verpleegdagen van het ziekenhuis en de genormaliseerde waarde per APRdrg en severity-niveau (of groep).
  (Formule niet opgenomen om technische redenen. Zie B.S. 16-06-2003, p. 32156).
  Waar :
  GU/h = de genormaliseerde uitgaven van ziekenhuis h
  Av/h.xy = het aantal in aanmerking genomen totale verpleegdagen van de verblijven van ziekenhuis h die behoren tot APRdrg x en severity-niveau/of groep y
  GW/xy = de genormaliseerde waarde per bezet bed van de medische verstrekkingen voor APRdrg x en severity-niveau /of groep y
  ----------
  (1)<KB 2015-01-08/11, art. 28, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art. N15.<KB 2003-06-04/31, art. 20 en N4, Inwerkingtreding : 01-07-2003> - Bijlage 15. MODALITEITEN VOOR DE REGELING INZAKE MEDISCH GEASSISTEERDE VOORTPLANTING.
  Om de voor (artikel 74bis) geplande financiering te genieten, mogen de erkende zorgprogramma's Reproductieve geneeskunde B', per patiënt, slechts een beperkt aantal embryo's inplanten, en dit naargelang van de leeftijd van de vrouw en de rangorde van de cyclus : <KB 2007-06-19/33, art. 28, 017; Inwerkingtreding : 01-07-2007>
  indien leeftijd van de vrouw = 35 jaar : (Justel leest : indien leeftijd van de vrouw <= 35 jaar)
  bij de eerste poging (of cyclus) slechts 1 vers embryo inplanten;
  bij de tweede poging : 1 vers embryo inplanten of 2 verse embryo's indien onvoldoende kwaliteit van het embryo;
  bij de derde en volgende pogingen : maximum 2 verse embryo's inplanten
  Indien leeftijd van de vrouw > 35 en = 39 jaar : (Justel leest : Indien leeftijd van de vrouw > 35 en <= 39 jaar)
  eerste en tweede poging maximum 2 verse embryo's inplanten;
  derde en volgende pogingen : maximum drie verse embryo's inplanten.
  [1 Enkel in het geval waar de leeftijd van de vrouw zich situeert tussen haar 39e verjaardag en de dag voor haar 43e verjaardag, wordt er geen maximum gesteld voor het aantal verse embryo's dat kan worden teruggeplaatst. Tijdens de toepassingsperiode van het artikel 2 van het koninklijk besluit nr. 21 van 14 mei 2020 houdende tijdelijke aanpassingen aan de vergoedingsvoorwaarden en administratieve regels in de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging ten gevolge van de COVID-19 pandemie, wordt de leeftijd van de vrouw met 6 maanden verlengd, dat wil zeggen tot de vooravond van 43 jaar en 6 maanden van de patiënte.]1
  In afwijking van 1° en 2° mogen bij gebruik van ontdooide embryo's maximum 2 embryo's worden ingeplant.
  Bij combinatie van verse en ontdooide embryo's gelden de criteria zoals vastgelegd in 1° en 2°.
  ----------
  (1)<KB 2020-09-10/02, art. 20, 072; Inwerkingtreding : 01-03-2020>

Art. N16.[1 Bijlage 16 - Lijst van de ziekenhuizen en de financieringsbedragen voor de forfaits bedoeld in artikel 47ter.
   § 1. Voor de periode van 1 januari tot 30 juni 2014.


NAAM ZIEKENHUISSTADBUDGET
STEDELIJK ZIEKENHUISROESELARE94.037,49 €
CLINIQUE REINE ASTRIDMALMEDY58.651,38 €
CENTRE HOSPITALIER REGIONALNAMUR323.862,04 €
CENTRE HOSPITALIER DE LA HAUTE SENNESOIGNIES198.041,01 €
RESEAU HOSPITALIER DE MEDECINE SOCIALEBAUDOUR131.039,72 €
ZIEKENHUIS NETWERK ANTWERPENANTWERPEN1.017.443,20 €
GRAND HOPITAL DE CHARLEROIGILLY350.729,89 €
A. Z. SINT-BLASIUSDENDERMONDE300.394,75 €
SINT-NIKOLAUS HOSPITALEUPEN94.508,86 €
A. Z. MARIA MIDDELARES - SINT JOZEFGENT166.829,86 €
CENTRE HOSPITALIER PELTZER - LA TOURELLEVERVIERS296.489,14 €
CLINIQUE ANDRE RENARDHERSTAL63.196,70 €
A. Z. SINT-MAARTENMECHELEN247.096,73 €
A. Z. ALMAEEKLO128.682,89 €
LES CLINIQUES DE SOINS SPECIALISES VALDOR PERILIEGE44.207,39 €
CLINIQUES UNIVERSITAIRES DE MONT GODINNEYVOIR GODINNE356.790,31 €
C.H. DU BOIS DE L'ABBAYE ET DE HESBAYESERAING353.962,11 €
CLINIQUE SAINT-PIERREOTTIGNIES229.420,51 €
A. Z. SINT-JANBRUGGE464.699,43 €
JAN YPERMAN ZIEKENHUISIEPER120.972,69 €
A. Z. TURNHOUTTURNHOUT498.435,76 €
CENTRE HOSPITALIER HUTOISHUY121.881,75 €
HOPITAL UNIVERSITAIRE SAINT-PIERREBRUXELLES278.711,92 €
ASSOCIATION HOSPITALIERE DE BRUXELLES ET DE SCHAERBEEKBRUXELLES396.957,42 €
INSTITUT JULES BORDETBRUXELLES181.038,17 €
HOPITAUX IRIS SUDBRUXELLES438.033,59 €
CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DE TIVOLILA LOUVIERE140.871,06 €
HEILIG HARTZIEKENHUISLIER171.442,51 €
GASTHUIS ZUSTERS ANTWERPENANTWERPEN413.320,55 €
HEILIG HARTZIEKENHUISMOL171.072,15 €
CENTRE HOSPITALIER DU VAL DE SAMBRESAMBREVILLE155.113,05 €
SINT-JOZEFKLINIEKBORNEM188.243,33 €
SINT-MARIAZIEKENHUISHALLE160.028,72 €
R. Z. HEILIG HARTLEUVEN184.674,42 €
A. Z. HEILIG HARTTIENEN104.912,58 €
CLINIQUE SAINT-JEANBRUXELLES289.654,34 €
CLINIQUES DE L'EUROPEBRUXELLES147.335,51 €
REVALIDATIE & MS CENTRUMOVERPELT34.780,07 €
HEILIG HARTZIEKENHUISROESELARE236.861,36 €
SINT-JOZEFSKLINIEKIZEGEM66.563,60 €
ONZE LIEVE VROUWZIEKENHUISAALST306.185,81 €
SINT-VINCENTIUSZIEKENHUISDEINZE37.540,93 €
A. Z. SINT LUCASASSEBROEK148.850,61 €
U.Z. BRUSSELBRUSSEL1.010.541,13 €
CENTRE HOSPITALIER DE JOLIMONT - LOBBESHAINE SAINT PAUL253.056,14 €
HOPITAL UNIVERSITAIRE DES ENFANTS REINE FABIOLABRUXELLES57.978,00 €
LES CLINIQUES SAINT-JOSEPHLIEGE560.454,04 €
CENTRE HOSPITALIER SAINT VINCENT - SAINTE ELISABETHROCOURT109.491,56 €
I.H. FAMENNE ARDENNE CONDROZMARCHE EN FAMENNE295.613,75 €
CLINIQUE MATERNITE SAINTE-ELISABETHNAMUR137.167,47 €
CENTRE HOSPITALIER DE L'ARDENNELIBRAMONT146.931,48 €
A. Z. OUDENAARDEOUDENAARDE108.582,50 €
STEDELIJK ZIEKENHUISAALST645.703,93 €
A.Z. JAN PORTAELSVILVOORDE210.128,18 €
A. Z. SINT-ELISABETHZOTTEGEM220.060,53 €
CENTRE NEUROLOGIQUE ET DE READAPTATION FONCTIONNELLEFRAITURE EN CONDROZ1.851,79 €
JESSA ZIEKENHUISHASSELT498.738,78 €
CLINIQUES DU SUD LUXEMBOURGARLON249.958,60 €
CENTRE HOSPITALIER DE MOUSCRONMOUSCRON129.423,61 €
CENTRE DE SANTE DES FAGNESCHIMAY144.844,00 €
CENTRE INTER UNIVERSITAIRE HOPITAL AMBROISE PAREMONS80.334,22 €
KLINIK SINT-JOSEFST VITH44.645,08 €
CENTRE HOSPITALIER DE DINANTDINANT92.690,74 €
A. Z. LOKERENLOKEREN70.267,19 €
C.H.R. MONS HAINAUTMONS144.608,32 €
A. Z. SINT-LUCASGENT272.011,79 €
UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS ANTWERPENEDEGEM461.029,51 €
A. Z. SINT-ELISABETHHERENTALS88.010,75 €
SINT-AUGUSTINUSVEURNE56.328,22 €
A. Z. HEILIGE FAMILIEREET77.943,72 €
U.Z. LEUVENLEUVEN949.802,27 €
C.H.U. ANDRE VESALEMONTIGNY LE TILLEUL146.561,12 €
C.H.I.R.E.C. - SITE EDITH CAVELLBRUXELLES285.075,36 €
CENTRE HOSPITALIER DE TUBIZE-NIVELLESNIVELLES137.807,18 €
ZIEKENHUIS OOST-LIMBURGGENK559.174,62 €
SINT-REMBERTZIEKENHUISTORHOUT62.860,01 €
A. Z. ZENOKNOKKE130.501,01 €
SINT-ANDRIESZIEKENHUISTIELT152.284,85 €
A. Z. GROENINGEKORTRIJK459.716,42 €
KLINIEK ONZE LIEVE VROUW VAN LOURDESWAREGEM157.638,22 €
CLINIQUES UNIVERSITAIRES SAINT-LUCBRUXELLES970.710,71 €
CLINIQUES UNIV DE BXL HOPITAL ERASMEBRUXELLES574.393,01 €
CLINIQUE NOTRE DAME DE GRACEGOSSELIES90.333,91 €
C. H. BAUDOUR-HORNUHORNU109.828,25 €
CENTRE HOSPITALIER REGIONAL DE LA CITADELLELIEGE510.320,91 €
A.Z. DAMIAANOOSTENDE194.741,45 €
C.H.W.A.P.I.TOURNAI561.262,10 €
A. Z. SINT JOZEFMALLE126.056,71 €
CENTRE DE TRAUMATOLOGIE ET DE READAPTATIONBRUXELLES808,06 €
A.Z. GLORIEUXRONSE107.639,77 €
A. Z. NIKOLAASST NIKLAAS278.880,26 €
UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS GENTGENT607.152,93 €
KONINGIN ELISABETH INSTITUUTKOKSIJDE OOSTDUINK639,71 €
BUNDELING ZORGINITIATIEVENOOSTENDE4.073,95 €
A.Z. MONICADEURNE317.464,93 €
A.Z. IMELDA ZIEKENHUISBONHEIDEN186.054,85 €
NATIONAAL MULTIPLE-SCLEROSECENTRUMMELSBROEK12.120,84 €
CLINIQUE SAINT-LUCBOUGE133.834,24 €
CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DU SART-TILMANLIEGE770.211,86 €
A. Z. SINT-DIMPNAGEEL143.867,60 €
A.Z. KLINABRASSCHAAT291.573,47 €
A. Z. DIESTDIEST55.385,49 €
A. Z. JAN PALFIJNGENT95.855,62 €
SINT-FRANCISCUSZIEKENHUISHEUSDEN-ZOLDER284.166,29 €
SINT-TRUDO ZIEKENHUISST-TRUIDEN139.187,61 €
A. Z. VESALIUSTONGEREN153.698,95 €
ZIEKENHUIS MAAS EN KEMPENMAASEIK46.126,52 €
C. H. U.CHARLEROI207.603,01 €
MARIAZIEKENHUISOVERPELT125.720,02 €
C.H.I.R.E.C. - SITE STE ANNE - ST REMI - ST ETIENNEBRUXELLES147.470,19 €
HOPITAL DE LA MADELEINEATH169.321,36 €
§ 2. Voor de periode van 1 juli tot 31 december 2014.


NAAM ZIEKENHUISSTADBUDGET
STEDELIJK ZIEKENHUISROESELARE94.037,49 €
CLINIQUE REINE ASTRIDMALMEDY58.651,38 €
CENTRE HOSPITALIER REGIONALNAMUR323.862,04 €
CENTRE HOSPITALIER DE LA HAUTE SENNESOIGNIES198.041,01 €
ZIEKENHUIS NETWERK ANTWERPENANTWERPEN1.017.443,27 €
GRAND HOPITAL DE CHARLEROIGILLY350.729,89 €
ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-BLASIUSDENDERMONDE300.394,75 €
SINT-NIKOLAUS HOSPITALEUPEN94.508,86 €
ALGEMEEN ZIEKENHUIS MARIA MIDDELARES - SINT JOZEFGENT166.829,86 €
CENTRE HOSPITALIER PELTZER - LA TOURELLEVERVIERS296.489,14 €
CLINIQUE ANDRE RENARDHERSTAL63.196,70 €
ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-MAARTENMECHELEN247.096,73 €
A. Z. ALMAEEKLO128.682,89 €
LES CLINIQUES DE SOINS SPECIALISES VALDOR PERILIEGE44.207,39 €
CLINIQUES UNIVERSITAIRES DE MONT GODINNEYVOIR GODINNE356.790,31 €
C.H. DU BOIS DE L'ABBAYE ET DE HESBAYESERAING353.962,11 €
CLINIQUE SAINT-PIERREOTTIGNIES229.420,51 €
ALGEMEEN ZIEKENHUIS SINT-JANBRUGGE464.699,43 €
JAN YPERMAN ZIEKENHUISIEPER120.972,69 €
A. Z. TURNHOUTTURNHOUT498.435,76 €
CENTRE HOSPITALIER HUTOISHUY121.881,75 €
HOPITAL UNIVERSITAIRE SAINT-PIERREBRUXELLES278.711,92 €
ASSOCIATION HOSPITALIERE DE BRUXELLES ET DE SCHAERBEEKBRUXELLES396.957,42 €
INSTITUT JULES BORDETBRUXELLES181.038,17 €
HOPITAUX IRIS SUDBRUXELLES438.033,59 €
CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DE TIVOLILA LOUVIERE140.871,06 €
HEILIG HARTZIEKENHUISLIER171.442,51 €
GASTHUIS ZUSTERS ANTWERPENANTWERPEN413.320,55 €
HEILIG HARTZIEKENHUISMOL171.072,15 €
CENTRE HOSPITALIER DU VAL DE SAMBRESAMBREVILLE155.113,05 €
SINT-JOZEFKLINIEKBORNEM188.243,33 €
SINT-MARIAZIEKENHUISHALLE160.028,72 €
R. Z. HEILIG HARTLEUVEN184.674,42 €
A. Z. HEILIG HARTTIENEN104.912,58 €
CLINIQUE SAINT-JEANBRUXELLES289.654,34 €
CLINIQUES DE L'EUROPEBRUXELLES147.335,51 €
REVALIDATIE & MS CENTRUMOVERPELT34.780,07 €
HEILIG HARTZIEKENHUISROESELARE236.861,36 €
SINT JOZEFSKLINIEKIZEGEM66.563,60 €
ONZE LIEVE VROUWZIEKENHUISAALST306.185,81 €
SINT-VINCENTIUSZIEKENHUISDEINZE37.540,93 €
A. Z. SINT-LUCASASSEBROEK148.850,61 €
U.Z. BRUSSELBRUSSEL1.010.541,13 €
CENTRE HOSPITALIER DE JOLIMONT - LOBBESHAINE SAINT PAUL253.056,14 €
HOPITAL UNIVERSITAIRE DES ENFANTS REINE FABIOLABRUXELLES57.978,00 €
LES CLINIQUES SAINT-JOSEPHLIEGE560.454,04 €
CENTRE HOSPITALIER SAINT VINCENT - SAINTE ELISABETHROCOURT109.491,56 €
I.H. FAMENNE ARDENNE CONDROZMARCHE EN FAMENNE295.613,75 €
CLINIQUE MATERNITE SAINTE-ELISABETHNAMUR137.167,47 €
CENTRE HOSPITALIER DE L'ARDENNELIBRAMONT146.931,48 €
A. Z. OUDENAARDEOUDENAARDE108.582,50 €
STEDELIJK ZIEKENHUISAALST645.703,93 €
A.Z. PORTAELSVILVOORDE210.128,18 €
A. Z. SINT-ELISABETHZOTTEGEM220.060,53 €
CENTRE NEUROLOGIQUE ET DE READAPTATION FONCTIONNELLEFRAITURE EN CONDROZ1.851,79 €
JESSA ZIEKENHUISHASSELT498.738,78 €
CLINIQUES DU SUD LUXEMBOURGARLON249.958,60 €
CENTRE HOSPITALIER DE MOUSCRONMOUSCRON129.423,61 €
CENTRE DE SANTE DES FAGNESCHIMAY144.844,00 €
CENTRE INTER UNIVERSITAIRE HOPITAL AMBROISE PAREMONS80.334,22 €
KLINIK ST JOSEFST VITH44.645,08 €
CENTRE HOSPITALIER DE DINANTDINANT92.690,74 €
A. Z. LOKERENLOKEREN70.267,19 €
C.H.R. MONS HAINAUTMONS144.608,32 €
A. Z. SINT-LUCASGENT272.011,79 €
UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS ANTWERPENEDEGEM461.029,51 €
A. Z. SINT-ELISABETHHERENTALS88.010,75 €
SINT-AUGUSTINUSVEURNE56.328,22 €
A. Z. HEILIGE FAMILIERUMST REET77.943,72 €
U.Z. LEUVENLEUVEN949.802,27 €
C.H.U. ANDRE VESALEMONTIGNY LE TILLEUL146.561,12 €
C.H.I.R.E.C. - SITE EDITH CAVELLBRUXELLES285.075,36 €
CENTRE HOSPITALIER DE TUBIZE-NIVELLESNIVELLES137.807,18 €
ZIEKENHUIS OOST-LIMBURGGENK559.174,62 €
SINT-REMBERTZIEKENHUISTORHOUT62.860,01 €
A. Z. ZENOKNOKKE130.501,01 €
SINT ANDRIESZIEKENHUISTIELT152.284,85 €
A. Z. GROENINGEKORTRIJK459.716,42 €
KLINIEK ONZE LIEVE VROUW VAN LOURDESWAREGEM157.638,22 €
CLINIQUES UNIVERSITAIRES SAINT LUCBRUXELLES970.710,71 €
CLINIQUES UNIVERSITAIRE DE BXL HOPITAL ERASMEBRUXELLES575.201,07 €
CLINIQUE NOTRE DAME DE GRACEGOSSELIES90.333,91 €
C. H. BAUDOUR-HORNUHORNU240.867,97 €
CENTRE HOSPITALIER REGIONAL DE LA CITADELLELIEGE510.320,91 €
A.Z. DAMIAANOOSTENDE194.741,45 €
C.H.W.A.P.I.TOURNAI561.262,10 €
A. Z. SINT_JOZEFMALLE126.056,71 €
CENTRE DE TRAUMATOLOGIE ET DE READAPTATIONBRUXELLES808,06 €
A.Z. GLORIEUXRONSE107.639,77 €
A. Z. NIKOLAASST NIKLAAS278.880,26 €
UNIVERSITAIR ZIEKENHUIS GENTGENT607.152,93 €
KONINGIN ELISABETH INSTITUUTKOKSIJDE OOSTDUINK639,71 €
BUNDELING ZORGINITIATIEVENOOSTENDE4.073,95 €
A.Z. MONICADEURNE317.464,93 €
A.Z. IMELDAZIEKENHUISBONHEIDEN186.054,85 €
NATIONAAL MULTIPLE-SCLEROSECENTRUMMELSBROEK12.120,84 €
CLINIQUE SAINT-LUCBOUGE133.834,24 €
CENTRE HOSPITALIER UNIVERSITAIRE DU SART-TILMANLIEGE770.211,86 €
A. Z. SINT-DIMPNAGEEL143.867,60 €
A.Z. KLINABRASSCHAAT291.573,47 €
A. Z. DIESTDIEST55.385,49 €
A. Z. JAN PALFIJNGENT95.855,62 €
SINT-FRANCISCUSZIEKENHUISHEUSDEN-ZOLDER284.166,29 €
SINT-TRUDO ZIEKENHUISST-TRUIDEN139.187,61 €
A. Z. VESALIUSTONGEREN153.698,95 €
ZIEKENHUIS MAAS EN KEMPENMAASEIK46.126,52 €
C. H. U.CHARLEROI207.603,01 €
MARIAZIEKENHUISOVERPELT125.720,02 €
C.H.I.R.E.C. - SITE STE ANNE - ST REMI - ST ETIENNEBRUXELLES147.470,19 €
HOPITAL DE LA MADELEINEATH169.321,36 € ''.
]1
  ----------
  (1)<KB 2015-01-08/11, art. 29, 033; Inwerkingtreding : 01-07-2014>

Art. N17. <Ingevoegd bij KB 2007-06-19/33, art. 29; Inwerkingtreding : 01-07-2007> Bijlage 17 - [1 Definities van de verklarende variabelen en parameters m.b.t. het sociale profiel van het ziekenhuis en berekening van een sociale correctie-index.]1
  1. Gegevensbronnen :
  - de opnamen in de algemene ziekenhuizen verstrekt door de verzekeringsinstellingen;
  - de socio-economische gegevens van patiënten (leeftijd, handicap, alleenstaand, verhoogde tussenkomst, forfaits chronische ziekten) verstrekt door de verzekeringsinstellingen;
  - [1 ...]1
  1. Variabelen mbt het sociale profiel.
  1.1. Variabelen die afkomstig zijn van de verzekeringsinstellingen.
  leeftijd : aantal opnamen voor de patiënten van 75 jaar of ouder;
  rvv : aantal opnamen voor de patiënten die de sociale MAF genieten door hun hoedanigheid als RVV;
  ihand : aantal opnamen voor de patiënten die de sociale MAF genieten via de tegemoetkoming voor gehandicapten;
  alleenstaand : aantal opnamen voor alleenstaande patiënten, dwz waarvan het MAF-gezin slechts een persoon telt (zijzelf);
  forfait : aantal opnamen voor de patiënten die het forfait B en C verpleegkundige zorg of het forfait E kinesitherapie genieten.
  1.2. [1 ...]1
  1.3. Interacties tussen die variabelen.
  leeftijd*rvv : aantal opnamen voor de patiënten :
  - van 75 jaar of ouder en
  - die de sociale MAF genieten door hun hoedanigheid als RVV;
  ihand*alleenstaande : aantal opnamen voor de patiënten :
  - die de sociale MAF genieten via de tegemoetkoming voor gehandicapten en
  - die alleenstaand zijn;
  ihand*forfait : aantal opnamen voor de patiënten die :
  - de sociale MAF genieten via de tegemoetkoming voor gehandicapten en
  - die het forfait B en C verpleegkundige zorg of het forfait E kinesitherapie genieten;
  leeftijd*ihand : aantal opnamen voor de patiënten :
  - van 75 jaar of ouder en
  - die de sociale MAF genieten via de tegemoetkoming voor gehandicapten;
  leeftijd*alleenstaand : aantal opnamen voor de patiënten :
  - van 75 jaar of ouder en
  - die alleenstaand zijn;
  leeftijd*forfait : aantal opnamen voor de patiënten :
  - van 75 jaar of ouder en
  - die het forfait B en C verpleegkundige zorg of het forfait E kinesitherapie genieten;
  [1 ...]1
  2. Multigevarieerde daling van de ligduur rekening houdende met de sociale factoren voor het geheel van de sociale variabelen.

[<font color="red">1</font> VariabelenCoefficient
leeftijd0,1496
Rvv0,1883
ihand0,4566
alleenstaand0,2793
forfait0,6195
leeftijd*bim0,1278
ihand*alleenstaand0,4747
ihand*forfait- 0,2912
leeftijd*ihand0,9959
leeftijd*alleenstaand1,0208
leeftijd*forfait0,5661]<font color="red">1</font>
(<font color="red">1</font>)<KB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2012121717" target="_blank">2012-12-17/17</a>, art. 6, 028; Inwerkingtreding : 01-07-2007>

  [1 3. Berekening van een aantal verantwoorde ligdagen per ziekenhuis rekening houdende met een sociale correctie-index.
   Berekening van het aantal verantwoorde ligdagen in functie van de sociale-correctie-index.
   Een aantal verantwoorde dagen wordt berekend overeenkomstig de volgende formule :
   S x ∑ j Xj x 'beta'j / ∑ j Yj x 'beta'j
   waarbij :
   S = te verdelen bedrag;
   Xj = aantal opnamen van het ziekenhuis voor de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17;
   Yj = aantal opnamen van het Rijk voor de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17;
   'beta'j = geraamde parameter van de verklarende variabele j, zoals gedefinieerd in bijlage 17.
   Het aantal verantwoorde dagen in functie van de sociale correctie-index wordt verdeeld naar rato van de verantwoorde dagen, berekend volgens de methode gedefinieerd in bijlage 3, punt 3, voor de diensten gedefinieerd in bijlage 3, punten 3.2.1. tot 3.2.4.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-12-17/17, art. 6, 028; Inwerkingtreding : 01-07-2007>


Art. N18.[1 Bijlage 18 - Het bepalen van NRG's op basis van de VG-MZG]1

   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 13-09-2019, p. 86232)

  Gewijzigd door:

  <KB 2020-09-10/02, art. 21, 072; Inwerkingtreding : 18-09-2020>
  ----------
  (1)<KB 2019-09-08/01, art. 9, 069; Inwerkingtreding : 01-07-2019>


Art. N19. [1 Bijlage 19 - Belgian `Meaningful Use' Criteria (BMUC)
   Om te genieten van het budget voorzien in artikel 61, 3° en 4°, dient het geïntegreerd Elektronisch Patiëntendossier (EPD) een aantal `Meaningful Use' functionaliteiten te bevatten, zoals hieronder gespecifieerd.
   De functionaliteiten kunnen opgedeeld worden in verplichte corefunctionaliteiten en menufunctionaliteiten.
   Er werden vijftien corefunctionaliteiten gedetermineerd. Deze functionaliteiten vormen de basis van een geïntegreerd EPD en zijn de noodzakelijke fundamenten waarop de andere functionaliteiten gebouwd kunnen worden.
   De reeks menufunctionaliteiten bestaat uit een niet-exhaustieve lijst van bijkomende functionaliteiten waarvan een ziekenhuis, ten laatste voor eind 2019, 2 menufunctionaliteiten naar keuze moet implementeren bijkomend aan de vijftien corefunctionaliteiten.
   § 1. Belgische "Meaningful Use" Criteria voor de ziekenhuizen geviseerd door artikel 61, § 1er.
   A. Corefunctionaliteiten :
   1. Unieke patiëntidentificatie en -beschrijving;
   2. Lijst van problemen die een samenvatting bevat van de medische geschiedenis van de patiënt en een beschrijving geeft van de huidige situatie van de patiënt;
   3. Lijst van allergieën en intoleranties;
   4. Elektronisch voorschrijven van geneesmiddelen;
   5. Geneesmiddeleninteracties;
   6. Elektronisch register van de toegediende geneesmiddelen;
   7. Module voor verpleegkundige zorgplanning;
   8. Beheer van de afspraken;
   9. Elektronisch invoeren van aanvragen van onderzoeken voor medische beeldvorming, laboratoria of adviezen;
   10. Elektronische ontslagbrief;
   11. Registratie van vitale parameters;
   12. Registratie van geïnformeerde toestemming van de patiënt;
   13. Registratie van de therapeutische wilsverklaring van de patiënt;
   14. Server om de objectieve gegevens uit het patiëntendossier te raadplegen;
   15. Geautomatiseerde communicatie met HUB's en interactie met e-Health.
   B. Menufunctionaliteiten:
   - Planning van het operatiekwartier;
   - Module Intensieve zorgen;
   - Patiëntendata-managementsysteem;
   - Module spoedgevallenzorg;
   - Ondersteunende systemen voor klinische beslissingen
   - Grondige controle van interacties (geneesmiddelen-allergie, geneesmiddelen-ziekte, geneesmiddelen-zwangerschap);
   - Voorschrift chemotherapie;
   - Functionele lokalisatie van de patiënt;
   - Gestructureerde registratie van gegevens;
   - Genetische gegevens;
   - Mobiele gezondheidstoepassingen en -diensten (integratie van telemonitoring-gegevens);
   - Toediening van geneesmiddelen in gesloten circuit.
   § 2. Belgische "Meaningful Use" Criteria voor de ziekenhuizen geviseerd door artikel 61, § 2.
   A. Corefunctionaliteiten:
   1. Unieke patiëntidentificatie en -beschrijving;
   2. Lijst van problemen die een samenvatting bevat van de medische geschiedenis van de patiënt en een beschrijving geeft van de huidige situatie van de patiënt;
   3. Lijst van Allergie en van intoleranties
   4. Elektronisch voorschrijven van geneesmiddelen
   5. Geneesmiddeleninteracties
   6. Elektronisch register van de toegediende geneesmiddelen
   7. Elektronisch ontslagbrief
   8. Registratie van geïnformeerde toestemming van de patiënt;
   9. Registratie van de therapeutische wilsverklaring van de patiënt;
   10. Geautomatiseerde communicatie met HUB's en interactie met e-Health
   11. Multidisciplinaire registratie en uitwisseling van informative;
   12. Beheren van een interdisciplinair behandelingsplan en de taken van elke discipline binnen het Elektronisch Patiëntendossier;
   13. Registratie van isolaties
   14. Registratie van observaties van de patiënt
   15. Integratie van de resultaten of studies die intern worden aangevraagd, maar extern uitgevoerd.
   B. Menufunctionaliteiten:
   - Routinematige evaluatie van de toestand van patiënten met behulp van gestandaardiseerde instrumenten.
   - Mogelijkheid voor de patiënt om rechtstreeks gegevens, die een impact hebben op de behandeling tijdens de hospitalisatie, toe te voegen aan het elektronisch patiëntendossier
   - Dokters van wacht buiten het ziekenhuis hebben toegang tot het EPD en kunnen medicatie voorschrijven.
   - Therapieplanning voor de patiënt ;
   - Maatregelen, andere dan isolatie, die de fysische vrijheid beperken.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2016-09-06/03, art. 4, 044; Inwerkingtreding : 01-07-2016>



Art. N19bis.
  <Opgeheven bij KB 2020-09-10/02, art. 22, 072; Inwerkingtreding : 18-09-2020>

Art. N19ter.
  <Opgeheven bij KB 2020-09-10/02, art. 22, 072; Inwerkingtreding : 18-09-2020>

Art. N19quater.
  <Opgeheven bij KB 2020-09-10/02, art. 22, 072; Inwerkingtreding : 18-09-2020>

Art. N19quinquies.
  <Opgeheven bij KB 2020-09-10/02, art. 22, 072; Inwerkingtreding : 18-09-2020>

Art. N20_VLAAMS_GEWEST. [1 Bijlage 20. - Belgian Meaningful Use Criteria (BMUC) voor de geïsoleerde geriatriediensten, vermeld in artikel 5, § 1, I, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en de geïsoleerde diensten voor behandeling en revalidatie, vermeld in artikel 5, § 1, I, 4°, van de voormelde bijzondere wet als vermeld in artikel 61/1   1. Om in aanmerking te komen voor het budget, vermeld in artikel 61/1, § 4, en § 5, moet het geïntegreerd elektronisch patiëntendossier (EPD) een aantal `Meaningful Use'-functionaliteiten bevatten, zoals hieronder gespecifieerd.   2. Er zijn zeven corefunctionaliteiten gedetermineerd. Die functionaliteiten vormen de basis van een geïntegreerd EPD en zijn de noodzakelijke fundamenten waarop andere functionaliteiten gebouwd kunnen worden.   3. Uiterlijk eind 2019 moeten de geselecteerde corefunctionaliteiten geïmplementeerd zijn.   4. De geselecteerde corefunctionaliteiten voor de geïsoleerde geriatriediensten, vermeld in artikel 5, § 1, I, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen, en de geïsoleerde diensten voor behandeling en revalidatie, vermeld in artikel 5, § 1, I, 4°, van de voormelde bijzondere wet zijn:     functionaliteit stap 1 stap 2 stap 3 stap 4unieke patiëntenidentificatie en -beschrijving 80% 90% 98% 98%lijst van problemen die een samenvatting bevat van de medische geschiedenis van de patiënt en een beschrijving geeft van de huidige situatie van de patiënt 20% 50% 80% 98%lijst van allergieën en intoleranties 30% 60% 90% 98%geneesmiddeleninteracties ja ja ja jaelektronische ontslagbrief 80% 90% 95% 98%registratie van de therapeutische wilsverklaring van de patiënt 10% 50% 80% 98%geautomatiseerde communicatie met HUB's en interactie met e-Health 80% 90% 95% 98%]1
  ----------
  (1)<BVR 2017-09-15/18, art. 7, 055; Inwerkingtreding : 01-07-2016>



Art. N21. [1 Bijlage 21. Artikel 79quater, § 3 : lijst van VTE's per ziekenhuis in het kader van de invoering van IF-IC


ERKENNING VTE ERKENNING VTE ERKENNING VTE ERKENNING VTE ERKENNING VTE
9 2.818,39 134 335,51 397 530,42 902 599,05 955 420,47
10 2.705,41 140 982,70 403 3.598,90 904 308,41 956 207,50
12 874,14 143 2.876,82 406 2.570,00 905 55,70 959 535,39
15 377,29 146 1.646,39 409 512,20 911 171,18 960 286,86
17 1.250,04 152 2.060,71 410 1.467,80 912 265,51 961 319,00
23 444,34 158 620,98 525 1.004,53 915 128,70 962 225,34
26 1.232,91 166 944,79 528 172,19 916 3,56 963 386,05
32 959,40 170 311,29 534 1.675,50 918 226,41 964 14,21
38 533,49 204 541,06 536 601,56 922 82,74 970 635,38
39 1.234,72 217 745,82 547 311,95 925 203,46 975 409,26
43 1.125,46 243 1.748,32 550 660,69 926 129,28 978 322,61
57 929,48 247 818,02 595 1.547,73 927 55,60 979 64,02
63 1.390,38 257 304,85 682 1.011,40 935 126,21 980 19,74
96 1.108,76 264 507,13 689 1.160,61 937 637,14 982 497,79
97 832,36 265 345,71 706 774,80 938 60,22 986 369,47
99 2.262,44 266 858,06 707 194,23 941 38,67 987 70,20
102 487,50 290 1.812,17 710 1.129,50 942 158,44 988 205,26
104 892,35 300 2.290,60 712 364,95 943 716,65 989 47,00
106 669,47 308 497,15 714 531,61 944 171,68 991 656,98
108 541,99 310 477,46 715 649,86 946 357,48 992 380,19
109 592,48 322 6.424,17 717 440,09 947 298,35 997 39,13
110 1.062,14 332 1.286,04 719 699,10 948 164,61 998 108,25 "
111 1.267,05 346 440,78 723 1.232,02 949 37,66
117 2.923,68 392 656,22 724 494,94 950 174,02
124 456,35 395 501,49 900 340,32 952 391,50
126 1.992,78 396 2.090,63 901 242,05 954 314,26
Gezien om te worden gevoegd bij Ons besluit van 28 augustus 2020 tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 april 2002 betreffende de vaststelling en de vereffening van het budget van financiële middelen van de ziekenhuizen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-08-28/06, art. 2, 071; Inwerkingtreding : 01-01-2020>



Art. N22.[1 Bijlage 22 - Herzieningsmodaliteiten van de provisies toegekend aan de private ziekenhuizen krachtens artikel 79quater]1

   (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 10-06-2024, p. 71841)
  ----------
  (1)<KB 2024-05-03/35, art. 25, 080; Inwerkingtreding : 01-07-2021>

Art. N23. [1 Bijlage 23 - Artikel 74undecies: aantal VTE's per ziekenhuis


Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés
Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés
Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés
Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés
Privé ziekenhuizen
   Hôpitaux privés
ERK
   AGR
VTE
   ETP
ERK
   AGR
VTE
   ETP
ERK
   AGR
VTE
   ETP
ERK
   AGR
VTE
   ETP
ERK
   AGR
VTE
   ETP
009 3.863,06 126 1.966,96 395 487,59 900 328,05 950 170,17
010 2.708,80 134 323,29 396 2.104,03 901 232,50 952 376,90
012 901,77 140 976,07 397 531,80 902 573,61 954 282,30
015 390,50 143 3.004,83 403 4.207,20 904 311,50 955 413,85
017 1.249,28 146 1.628,03 406 3.256,31 905 50,56 956 199,16
023 432,37 152 2.131,39 409 550,24 911 162,77 959 505,83
026 1.297,03 158 551,17 410 1.437,35 912 261,00 960 284,40
032 930,96 166 949,62 525 988,24 915 121,44 961 312,96
038 566,03 170 304,23 528 166,63 916 7,10 962 207,84
039 1.354,19 204 564,72 534 1.755,89 918 229,19 963 384,92
043 1.152,25 217 751,77 536 567,50 922 80,50 964 19,91
057 934,62 243 2.304,29 547 313,93 925 198,83 970 628,51
063 1.471,24 247 821,92 550 679,45 926 128,16 975 419,81
096 1.173,64 257 307,24 595 1.646,59 927 56,94 978 321,90
097 817,05 264 433,04 682 1.006,75 935 127,42 979 64,46
099 2.208,87 265 317,16 689 1.113,90 937 616,96 980 17,40
102 469,85 266 849,33 706 753,82 938 65,14 982 475,70
104 888,93 290 1.786,71 710 1.092,64 941 39,16 986 363,96
106 658,97 300 2.541,83 712 358,82 942 153,00 987 69,03
108 526,36 308 502,14 714 524,98 943 619,89 988 206,67
109 617,72 310 491,23 715 627,04 944 168,54 989 46,27
110 1.038,88 322 6.885,85 717 446,47 946 376,66 991 638,81
111 1.253,52 332 1.259,04 719 674,88 947 286,97 992 367,39
117 3.423,92 346 435,50 723 1.324,11 948 165,19 997 39,99
124 446,06 392 670,04 724 513,75 949 35,72 998 160,40


<td colspan="3" valign="top">Openbare ziekenhuizen - Hôpitaux publics<td colspan="3" valign="top">Openbare ziekenhuizen - Hôpitaux publics<td colspan="6" valign="top">(<font color="red">1</font>)<KB <a href="/cgi_loi/article.pl?language=nl&lg_txt=n&cn_search=2022071710" target="_blank">2022-07-17/10</a>, art. 16, 077; Inwerkingtreding : 12-08-2022>
  
ERK
   AGR
VTE - ETP
   STAT
VTE - ETP
   ANDEREN-AUTRES
ERK
   AGR
VTE - ETP
   STAT
VTE - ETP
   ANDEREN-AUTRES
004112,99189,45254284,75899,77
006285,59877,60325151,131.098,46
007 540,9537153,562.261,56
020568,64510,47412201,092.489,56
037224,84546,796703622,901.306,19
042410,88849,397071372,923.361,02
049927,862.066,6570913,62637,53
068337,58409,78713162,27709,62
076391,651.790,2071655,69541,52
077452,161.805,27718293,211.725,87
079110,09744,27908130,94234,12
087207,541.333,0190959,90320,92
1034,80611,9892313,65124,92
150117,60602,84939163,59333,15
164123,78577,4895120,20390,77
168128,11547,41972206,92394,06
176200,261.018,2497468,19734,23
246268,93576,1598558,28182,30
24958,36298,68   
[<font color="red">1</font> 722 11,90''.722 11,90''.]<font color="red">1</font>
----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2020-12-14/11, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 25-12-2020>


Art. N24.[1 Bijlage 24 - Artikel 74terdecies : de hub ziekenhuizen


Erkenning Ziekenhuis Gemeente
010 Grand Hôpital de Charleroi GILLY
012 AZ Sint-Blasius DENDERMONDE
015 Hôpital Saint Nicolas EUPEN
020 C.H..R. Verviers VERVIERS
026 AZ Sint-Maarten MECHELEN
039 CHU UCL Namur YVOIR
043 Clinique Saint Pierre OTTIGNIES
049 AZ Sint-Jan Brugge - Oostende BRUGGE
068 Centre Hospitalier Régional de Huy HUY
079 Institut Jules Bordet BRUXELLES
099 GZA Ziekenhuizen WILRIJK
103 C.H. Régionale Sambre et Meuse SAMBREVILLE
110 Clinique Saint Jean BRUXELLES
111 Cliniques de l'Europe UCCLE
117 AZ Delta ROESELARE
143 UZ Brussel JETTE
146 Centre Hospitaliers Jolimont HAINE-SAINT-PAUL
152 CHC Montlegia LIEGE
164 Vivalia IFAC BASTOGNE
168 Vivalia - CH de l'Ardenne BASTOGNE
243 Jessa Ziekenhuis HASSELT
246 Vivalia - Clinique du Sud Luxembourg BASTOGNE
247 C.H. de Mouscron MOUSCRON
254 C.H.U. Ambroise Paré MONS
257 Klinik St. Josef ST VITH
300 Universitair Ziekenhuis Antwerpen EDEGEM
322 Universitaire Ziekenhuizen van de K.U. Leuven LEUVEN
325 C.H.U. A. Vésale CHARLEROI
332 C.H.I.R.E.C Delta AUDERGHEM
346 C.H. Jolimont -Nivelles HAINE SAINT PAUL
396 AZ Groeninge KORTRIJK
403 Cliniques Univ. Saint Luc WOLUWE-SAINT-LAMBERT
406 Hôpital Erasme ANDERLECHT
412 C.H.R. de la Citadelle LIEGE
534 Centre Hospitalier de Wallonie picarde TOURNAI
670 UZ Gent GENT
706 Clinique Saint Luc BOUGE
707 Centre Hospitalier Universitaire de Liège LIEGE
713 AZ Jan Palfijn GENT
715 Sint-Trudo Ziekenhuis SINT-TRUIDEN".
]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2024-04-24/12, art. 2, 079; Inwerkingtreding : 16-05-2024>