19 APRIL 2024. - Koninklijk besluit betreffende maatregelen om Globodera pallida (Stone) Behrens en Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens uit te roeien en de verspreiding ervan te voorkomen en tot wijziging van diverse bepalingen inzake plaagorganismen
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities
Art. 1-3
HOOFDSTUK II. - Bepalingen voor sierteelt- en boomkwekerijgewassen
Art. 4-9
HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen
Art. 10
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingsbepalingen
Art. 11
HOOFDSTUK V. - Opheffings- en slotbepalingen
Art. 12-13
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen en definities
Artikel 1. In dit besluit wordt verstaan onder:
1° "Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1192": Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1192 van de Commissie van 11 juli 2022 tot vaststelling van maatregelen om Globodera pallida (Stone) Behrens en Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens uit te roeien en de verspreiding ervan te voorkomen;
2° "koninklijk besluit van 22 februari 2021": het koninklijk besluit van 22 februari 2021 betreffende beschermende maatregelen tegen quarantaineorganismen bij planten en plantaardige producten en tot wijziging van diverse bepalingen inzake schadelijke organismen;
3° "sierteelt- en boomkwekerijgewassen": houtige planten en overblijvende kruidachtige planten, bestemd voor opplant in volle grond;
4° "Agentschap": Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
5° "gespecifieerd plaagorganisme": specimen van de soort Globodera pallida (Stone) Behrens of van de soort Globodera rostochiensis (Wollenweber) Behrens;
6° "detectieonderzoek": methodische procedure om te bepalen of de gespecifieerde plaagorganismen in een specifiek gebied aanwezig zijn;
7° "andere waardplanten": nader omschreven planten opgenomen in bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1192;
8° "professionele operator": elke publiekrechtelijke of privaatrechtelijke persoon die zich beroepshalve bezighoudt met en wettelijk verantwoordelijk is voor een of meer van de volgende activiteiten met betrekking tot planten, plantaardige producten en andere materialen: opplant; veredeling; productie, met inbegrip van groei, vermeerdering en verzorging; binnenbrengen op, verkeer binnen en weg van het grondgebied; op de markt aanbieden; opslag, verzameling, verzending en verwerking;
9° "de Minister": de Minister bevoegd voor de veiligheid van de voedselketen.
Art.2. § 1. Het is verboden om op dezelfde productielocatie meer dan één keer per drie jaar aardappelen of waardplanten met wortels van de soorten Solanum lycopersicum L. of Solanum melongena L. te telen.
§ 2. Het in paragraaf 1 bedoelde verbod geldt niet voor teelten onder niet-verplaatsbare serres.
Art.3. Indien tijdens detectieonderzoeken cysten van het gespecifieerde plaagorganisme worden aangetroffen, moet de levensvatbaarheid van de inhoud van de cysten bepaald worden door een door het Agentschap erkend laboratorium.
HOOFDSTUK II. - Bepalingen voor sierteelt- en boomkwekerijgewassen
Art.4. § 1. Het Agentschap voert een detectieonderzoek uit naar de aanwezigheid van het gespecifieerde plaagorganisme in productielocaties waar sierteelt- en boomkwekerijgewassen zullen worden gezaaid, geplant of opgeslagen onder omstandigheden waarin de wortels of andere delen van de plant rechtstreeks met de grond van de productielocatie in contact komen.
§ 2. Het detectieonderzoek wordt uitgevoerd in de periode tussen de oogst van de laatste teelt en het planten, het zaaien of de opslag van de sierteelt- en boomkwekerijgewassen. Het mag evenwel worden uitgevoerd:
1° vóór die periode, mits het Agentschap beschikt over het schriftelijk bewijs van de resultaten van dat detectieonderzoek waaruit blijkt dat de gespecifieerde plaagorganismen niet zijn gevonden en dat er geen aardappelen, noch andere waardplanten aanwezig waren ten tijde van het detectieonderzoek en dat deze na het onderzoek niet meer zijn geteeld, of;
2° in een periode waarin op de desbetreffende productielocatie gewassen worden geteeld die niet worden geoogst, zoals groenbemestingsgewassen of vanggewassen.
§ 3. Een detectieonderzoek is niet vereist voor sierteelt- en boomkwekerijgewassen indien de geoogste planten aan volgende maatregelen onderworpen zijn:
1° bestrijding met geschikte, door het Agentschap goedgekeurde, methoden zodat er geen aanwijsbaar risico op verspreiding van het gespecifieerde plaagorganisme is, of;
2° praktisch vrij van grond maken door middel van spoelen of borstelen, zodat er geen aanwijsbaar risico op verspreiding van het gespecifieerde plaagorganisme is en verwijdering van afvalgrond volgens een procedure waarvan is vastgesteld dat zij geen risico op verspreiding van het gespecifieerde plaagorganisme inhoudt.
Art.5. § 1. Het detectieonderzoek omvat bemonstering en tests op aanwezigheid van het gespecifieerde plaagorganisme zoals bedoeld in bijlage III, punt 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1192.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1 zijn bemonstering en tests op de aanwezigheid van het gespecifieerde plaagorganisme niet vereist indien:
1° op basis van de resultaten van door het Agentschap erkende tests vaststaat dat het gespecifieerde plaagorganisme gedurende de laatste twaalf jaar niet op de productielocatie aanwezig was, of
2° vaststaat dat op de productielocatie gedurende de laatste twaalf jaar geen aardappelen of waardplanten met wortels van de soorten Solanum lycopersicum L. of Solanum melongena L. zijn geteeld.
Art.6. § 1. Wanneer de aanwezigheid van het gespecifieerde plaagorganisme op een productielocatie is vastgesteld en door middel van de in artikel 5 bedoelde tests is bevestigd, merkt het Agentschap de locatie als besmet aan.
§ 2. Sierteelt- en boomkwekerijgewassen die afkomstig zijn van een overeenkomstig paragraaf 1 als besmet aangemerkte productielocatie of die in contact zijn gekomen met grond waarin het gespecifieerde plaagorganisme is aangetroffen, worden als besmet aangemerkt.
§ 3. Het Agentschap houdt de gegevens over de als besmet aangemerkte productielocaties bij.
Art.7. § 1. Op een productielocatie die overeenkomstig artikel 6, § 1 als besmet is aangemerkt treft de professionele marktdeelnemer onder toezicht van het Agentschap, de volgende maatregelen:
1° er worden geen aardappelen geplant die bestemd zijn voor de productie van voor opplant bestemde aardappelknollen;
2° er worden geen andere waardplanten geplant of opgeslagen die bestemd zijn voor de productie van voor opplant bestemde planten, met uitzondering van de in bijlage I, punten 2 en 3 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1192 opgenomen planten, op voorwaarde dat die planten na de oogst zullen vallen onder de officieel goedgekeurde maatregelen zoals bedoeld in bijlage II, punt 1 van die Uitvoeringsverordening, zodat er geen aanwijsbaar risico op verspreiding van het gespecifieerde plaagorganisme is ;
3° sierteelt- en boomkwekerijgewassen die er werden geteeld zijn onderworpen aan de maatregelen vermeld in artikel 4, § 3, 1° en 2° ; en
4° machines worden van grond- en plantenresten ontdaan voordat zij uit de productielocatie worden verplaatst of onmiddellijk daarna en voordat zij worden binnengebracht in een daarbuiten gelegen productielocatie die niet als besmet met het gespecifieerde plaagorganisme is aangemerkt.
§ 2. Wanneer als besmet aangemerkte productielocaties overeenkomstig artikel 6, § 1, bestemd zijn om te worden gebruikt voor de teelt van andere aardappelen dan die welke bestemd zijn voor de productie van voor opplant bestemde aardappelknollen, dan worden zij aan een officieel controleprogramma zoals bedoeld in artikel 8, punt 2 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1192 onderworpen.
Art.8. Sierteelt- en boomkwekerijgewassen die als besmet zijn aangemerkt zijn onderworpen aan de in artikel 4, § 3, 1° en 2°, vermelde maatregelen.
Art.9. § 1. Een professionele operator kan ten minste zes jaar na de bevestiging van de aanwezigheid van het gespecifieerde plaagorganisme de herbemonstering door het Agentschap van een overeenkomstig artikel 6, § 1, als besmet aangemerkte productielocatie aanvragen om deze aan de in bijlage III, punt 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1192 bedoelde tests te laten onderwerpen. Deze periode mag tot minimaal drie jaar beperkt worden mits doeltreffende en door het Agentschap goedgekeurde controlemaatregelen zijn getroffen op die productielocatie.
§ 2. Als de in paragraaf 1 bedoelde herbemonstering en tests niet tot de bevestiging van de aanwezigheid van het gespecifieerde plaagorganisme leiden, werkt het Agentschap de in artikel 6, § 3, bedoelde gegevens bij en trekt onmiddellijk alle beperkingen in die op de desbetreffende productielocatie van toepassing zijn.
HOOFDSTUK III. - Overgangsbepalingen
Art.10. § 1. De velden met sierteelt- en boomkwekerijgewassen waarop in toepassing van het koninklijk besluit van 22 juni 2010 de gespecifieerde plaagorganismen werden aangetroffen, blijven onderworpen aan de in artikel 7 bedoelde maatregelen.
§ 2. De velden met andere dan de in paragraaf 1 bedoelde planten waarop in toepassing van het koninklijk besluit van 22 juni 2010 de gespecifieerde plaagorganismen werden aangetroffen, blijven onderworpen aan de maatregelen vastgesteld bij artikel 8 van Uitvoeringsverordening (EU) 2022/1192.
HOOFDSTUK IV. - Wijzigingsbepalingen
Art.11. In artikel 15 van het koninklijk besluit van 22 februari 2021, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
1° § 1 wordt vervangen als volgt:
" § 1. Het model van fytosanitair uitvoercertificaat zoals afgeleverd op papier bevindt zich in bijlage I. Elektronische fytosanitaire uitvoercertificaten worden afgegeven door, of elektronisch uitgewisseld door middel van, het IMSOC als bedoeld in artikel 131, lid 1, van de verordening officiële controles";
2° § 2 wordt vervangen als volgt:
" § 2. Het model van fytosanitair wederuitvoercertificaat zoals afgeleverd op papier bevindt zich in bijlage II. Elektronische fytosanitaire wederuitvoercertificaten worden afgegeven door, of elektronisch uitgewisseld door middel van, het IMSOC als bedoeld in artikel 131, lid 1, van de verordening officiële controles".
HOOFDSTUK V. - Opheffings- en slotbepalingen
Art.12. Opgeheven worden:
1° het koninklijk besluit van 22 juni 2010 betreffende de bestrijding van het aardappelcysteaaltje en tot wijziging van het koninklijk besluit van 19 november 1987 betreffende de bestrijding van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 1 april 2016, 12 juli 2019 en 22 februari 2021;
2° het koninklijk besluit van 10 december 2012 betreffende de bestrijding van aardappelringrot (Clavibacter michiganensis (Smith) Davis et al. spp. sepedonicus (Spieckerman et Kotthoff) Davis et al.);
3° het koninklijk besluit van 26 januari 2014 betreffende de bestrijding van bruinrot in aardappelen (Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.), gewijzigd bij koninklijk besluit van 8 november 2020;
4° het ministerieel besluit van 23 juli 2014 tot vaststelling van gebieden bedoeld in artikel 5, § 2 van het koninklijk besluit van 26 januari 2014 betreffende de bestrijding van bruinrot in aardappelen (Ralstonia solanacearum (Smith) Yabuuchi et al.), gewijzigd bij ministerieel besluit van 27 januari 2020.
Art. 13. De minister bevoegd voor de veiligheid van de voedselketen is belast met de uitvoering van dit besluit.