Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

10 NOVEMBER 1967. - [Koninklijk besluit nr 78 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen] <W 2001-08-10/49, art. 27; 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>. (NOTA : art. 21septiesdecies wordt gewijzigd met ingang op een onbepaalde datum bij <W2008-12-19/51, art. 71, 2°; Inwerkingtreding : onbepaald >) (NOTA : art. 4 gewijzigd met ingang op een onbepaalde datum bij <W2013-12-15/18, art. 55; Inwerkingtreding : onbepaald >) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 06-07-1985 en tekstbijwerking tot 30-03-2016)



Inhoudstafel:


Art. 1, 1bis
HOOFDSTUK I. De uitoefening van de geneeskunde en van de artsenijbereidkunde.
Art. 2-3, 3bis, 4, 4bis, 5-8, 8bis, 9, 9bis, 10-11, 11bis, 12-20, 20bis, 21
HOOFDSTUK Ibis- <ingevoegd bij W 1995-04-06/87, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> De uitoefening van de kinesitherapie.
Art. 21bis, 21ter
HOOFDSTUK Iter. - De uitoefening van de verpleegkunde. <W 1995-04-06/87, art. 10, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
Art. 21quater, 21quinquies, 21sexies, 21septies, 21octies, 21novies, 21decies, 21undecies, 21duodecies, 21terdecies, 21quaterdecies, 21quinquiesdecies, 21quinquiesdecies/1, 21quinquiesdecies/2, 21sexiesdecies, 21septiesdecies, 21septiesdecies/1
HOOFDSTUK Iquater- De uitoefening van het beroep van vroedvrouw <Ingevoegd bij W 2006-12-13/35, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
Art. 21octiesdecies, 21noviesdecies, 21noviesdecies/1
HOOFDSTUK Iquinquies. - De uitoefening van het beroep van hulpverlener-ambulancier <Ingevoegd bij W 2008-12-19/51, art. 77; Inwerkingtreding : 10-01-2009>
Art. 21vicies, 21unvicies, 21duovicies, 21tervicies
HOOFDSTUK Isexies. - [1 De uitoefening van de klinische psychologie en van de klinische orthopedagogiek]1
Art. 21quatervicies, 21quinquiesvicies, 21sexiesvicies, 21septiesvicies
HOOFDSTUK II. De uitoefening van de paramedische beroepen.
Art. 22, 22bis, 23-24, 24bis, 25-35, 35bis
HOOFDSTUK IIBIS. [1 - Bijzondere beroepsbekwaamheden, bijzondere beroepstitels, aanbodsbeheersing, eindeloopbaan, evaluatie, structuur en organisatie van de praktijk, organen en permanente federale databank van de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen]1
Art. 35ter, 35quater, 35quinquies, 35sexies, 35sexies/1, 35septies, 35octies, 35novies, 35decies, 35undecies, 35duodecies, 35terdecies, 35quaterdecies
HOOFDSTUK III. De geneeskundige commissies.
Art. 36-37
Hoofdstuk IIIbis- <Ingevoegd bij W 2001-08-10/49, art. 53; Inwerkingtreding : 01-09-2001> Cel medische bewaking
Art. 37bis, 37ter
HOOFDSTUK IV. Strafbepalingen en tuchtmaatregelen.
Art. 38, 38bis, 38ter, 38quater, 39-40, 40bis, 40ter, 41-44
HOOFDSTUK IVbis. - (Erkenning van beroepskwalificaties - Toepassing van de Europese reglementering.) <KB 2008-03-27/40, art. 1, 046; Inwerkingtreding : 05-05-2008>
Art. 44bis
Afdeling 1. - Definities. <KB 2008-03-27/40, art. 1; Inwerkingtreding : 05-05-2008>
Art. 44ter
Afdeling 2. - Vrijheid van vestiging. <KB 2008-03-27/40, art. 1; Inwerkingtreding : 05-05-2008>
Art. 44ter/1
A. Algemeen stelsel van erkenning van opleidingstitels. <KB 2008-03-27/40, art. 1; Inwerkingtreding : 05-05-2008>
Art. 44quater
B. Automatische erkenning op basis van de coördinatie van de minimumopleidingseisen. <KB 2008-03-27/40, art. 1; Inwerkingtreding : 05-05-2008>
Art. 44quinquies
C. Gemeenschappelijke bepalingen inzake vestiging. <KB 2008-03-27/40, art. 1; Inwerkingtreding : 05-05-2008>
Art. 44sexies, 44septies, 44octies, 44nonies, 44decies
Afdeling 3. - Tijdelijke en incidentele dienstverrichting. <KB 2008-03-27/40, art. 1; Inwerkingtreding : 05-05-2008>
Art. 44undecies, 44duodecies, 44terdecies, 44quaterdecies, 44quinquiesdecies, 44sexiesdecies, 44septiesdecies
Afdeling 4. - Overige bepalingen. <KB 2008-03-27/40, art. 1; Inwerkingtreding : 05-05-2008>
Art. 44octiesdecies, 44noniesdecies, 44viginti, 44unviginti
HOOFDSTUK V. Algemene bepalingen.
Art. 45, 45/1, 45bis, 45ter, 45quater, 45quinquies, 45sexies, 46, 46bis, 46ter, 47, 47bis, 48-49, 49bis, 49ter, 49quater, 50-53, 53bis, 54, 54bis, 54ter, 54quater, 55, 55bis, 56



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

  1978101902  1982900014  1985013046  1985013063  1985013176  1985013261  1985022076  1987009094  1987025245  1987025404  1987025405  1988025254  1990022329  1991025039  1991036272  1992022611  1992025392  1993025054  1993025055  1993025056  1993025057  1993025058  1993025165  1993025197  1994025026  1994025158  1994025181  1994025292  1994025306  1994025367  1995022498  1995025008  1995025019  1995025020  1995025021  1995025022  1995025023  1995025030  1995025100  1995025173  1995025267  1995025304  1995025315  1995801604  1996022238  1996022239  1996022396  1996022445  1996022451  1996025329  1997022054  1997022128  1997022176  1997022209  1997022210  1997022274  1997022275  1997022316  1997022377  1997022444  1997022623  1997022660  1997022661  1997022747  1997022876  1997022913  1998022090  1998022197  1998022358  1998022412  1998022823  1999022140  1999022209  1999022271  1999022277  1999022467  1999022469  1999022470  1999022489  1999022491  1999022509  1999022510  1999022511  1999022512  1999022513  1999022514  1999022515  1999022518  1999022525  1999022672  1999022706  1999022707  1999022754  1999022778  1999022786  1999022787  1999022788  1999022882  1999022898  1999022918  1999024087  1999043050  2000003481  2000022073  2000022207  2000022506  2000022846  2000022847  2000022868  2001022760  2001022808  2001022964  2001022965  2002022002  2002022160  2002022182  2002022291  2002022343  2002022354  2002022479  2002022497  2002022722  2002022889  2002023079  2003022223  2003022562  2003022563  2003022569  2003022779  2003022795  2003022948  2004022017  2004022193  2004022556  2004022907  2004022939  2004022962  2004023000  2004201785  2005022149  2005022208  2005022510  2005022604  2005022694  2005022782  2005022814  2005022905  2005023079  2005023083  2005200733  2006022084  2006022198  2006022199  2006022270  2006022502  2006022503  2006022632  2006022720  2006022987  2006200071  2006202342  2007022199  2007022497  2007022498  2007022648  2007022649  2007022714  2007022762  2007022763  2007022764  2007022765  2007022827  2007023063  2007023269  2007023463  2008022461  2008022462  2008024035  2008024037  2008024039  2008024040  2008024041  2008024042  2008024053  2008024058  2008024115  2008024138  2008024162  2008024242  2008024256  2008024335  2008024366  2008024402  2008024414  2008024418  2008024512  2008024516  2009018031  2009018473  2009018489  2009022415  2009022447  2009024000  2009024001  2009024004  2009024009  2009024059  2009024083  2009024094  2009024221  2009024223  2009024226  2009024252  2009024258  2009024259  2009024261  2009024262  2009024263  2009024282  2009024334  2009024379  2009024380  2009024424  2009024475  2009024492  2010018379  2010022381  2010022391  2010024057  2010024063  2010024123  2010024419  2011018307  2011018409  2011022289  2011022295  2011024041  2011024184  2011024221  2011024251  2011024262  2011024272  2011024316  2011024319  2012018096  2012018369  2012018434  2012024090  2012024221  2012024235  2012024236  2012024268  2012024299  2012024347  2012024348  2013018457  2013024049  2013024107  2013024110  2013024176  2013024249  2013024251  2013024298  2013024303  2013024358  2013024364  2013024388  2013024407  2013024412  2013024416  2013024453  2013024454  2013203267  2013203274  2013204726  2014018175  2014018176  2014018177  2014018206  2014018266  2014024044  2014024059  2014024073  2014024082  2014024085  2014024087  2014024132  2014024210  2014024214  2014024231  2015024252  2015035893  2015205569  2015205570  2016035253  2017012921 



Artikels:

Artikel 1. <W 2002-06-14/46, art. 9, 025; Inwerkingtreding : 05-11-2002> De geneeskunst omvat de geneeskunde, de tandheelkunde inbegrepen, uitgeoefend ten aanzien van menselijke wezens, en de artsenijbereidkunde, onder hun (preventief of experimenteel), curatief, continu en palliatief voorkomen. <W 2004-05-07/32, art. 34, 030; Inwerkingtreding : 01-05-2004>

Art. 1bis.<ingevoegd bij W 1998-02-22/43, art. 204, 015; Inwerkingtreding : 13-03-1998> (1°) <W 2008-12-19/51, art. 63, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009> Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  "Europees onderdaan" :
  - onderdaan van een Lid-Staat van de Europese Unie;
  - onderdaan van Noorwegen, IJsland of het Vorstendom Liechtenstein;
  - onderdaan van een Staat waarmee de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten een Associatieovereenkomst gesloten hebben die in werking is getreden en waarin bepaald wordt dat deze onderdaan, voor wat betreft de toegang tot en de uitoefening van een beroepsactiviteit, niet mag gediscrimineerd worden op grond van zijn nationaliteit.
  (2° "patiënt : de natuurlijke persoon aan wie gezondheidszorg wordt verstrekt, al dan niet op eigen verzoek;) <W 2008-12-19/51, art. 63, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>
  (3° luidende : "gezondheidszorg : diensten verstrekt door een beroepsbeoefenaar in de zin van dit besluit, met het oog op het bevorderen, vaststellen, behouden, herstellen of verbeteren van de gezondheidstoestand van een patiënt [1 om het uiterlijk van een patiënt om voornamelijk esthetische redenen te veranderen of om de patiënt bij het sterven te begeleiden]1.) <W 2008-12-19/51, art. 63, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>
  ----------
  (1)<W 2013-05-23/21, art. 4, 062; Inwerkingtreding : 12-07-2013>

HOOFDSTUK I. _ De uitoefening van de geneeskunde en van de artsenijbereidkunde.
Art.2.§ 1. Niemand mag de geneeskunde uitoefenen die niet het wettelijk diploma bezit van doctor in de genees-, heel- en verloskunde, dat werd behaald in overeenstemming met de wetgeving op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, of die niet wettelijk ervan vrijgesteld is, en die bovendien de voorwaarden gesteld bij artikel 7, (...) niet vervult. <W 2006-12-13/35, art. 2, 1°, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  Wordt beschouwd als onwettige uitoefening van de geneeskunde, het gewoonlijk verrichten door een persoon die het geheel van de voorwaarden, gesteld bij lid 1 van deze paragraaf, niet vervult, van elke handeling die tot doel heeft, of wordt voorgesteld tot doel te hebben, bij een menselijk wezen, hetzij het onderzoeken van de gezondheidstoestand, hetzij het opsporen van ziekten en gebrekkigheden, hetzij het stellen van de diagnose, het instellen of uitvoeren van een behandeling van een fysische of psychische, werkelijke of vermeende pathologische toestand, hetzij de inenting.
  De Koning kan, overeenkomstig de bepalingen van artikel 46, de handelingen bedoeld bij vorig lid nader bepalen.
  [1 Eveneens een onwettige uitoefening van de geneeskunde is het gewoonlijk verrichten door een persoon die niet aan alle in het eerste lid bedoelde voorwaarden beantwoordt, ten aanzien van een mens, van elke medische technische ingreep doorheen de huid of de slijmvliezen en waarbij, zonder enig therapeutisch of reconstructief doel, vooral beoogd wordt het uiterlijk van de patiënt om esthetische redenen te veranderen.
   De Koning kan, overeenkomstig artikel 46ter, de in het vierde lid bedoelde ingrepen nader omschrijven.]1
  § 2. (In afwijking van § 1, zijn de houders van de beroepstitel van vroedvrouw erkend overeenkomstig artikel 21noviesdecies, ertoe gemachtigd de praktijk van de normale bevallingen te doen, voor zover zij voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 7.
  Zonder afbreuk te doen aan de uitoefening van de geneeskunde, wordt als onwettige uitoefening van de geneeskunde beschouwd, het gewoonlijk verrichten door een persoon die het geheel van de voorwaarden gesteld in het eerste lid van deze paragraaf niet vervult van elke handeling die tot doel heeft, of wordt voorgesteld als tot doel hebbend, het toezicht uit te oefenen op de zwangerschap, op de bevalling of op het postpartum, alsmede elk ingrijpen dat erop betrekking heeft.) <W 2006-12-13/35, art. 2, 2°, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  ----------
  (1)<W 2013-05-23/21, art. 5, 062; Inwerkingtreding : 12-07-2013>

Art.3. Bij afwijking van § 1 van artikel 2, mag niemand de tandheelkunde uitoefenen die niet het diploma van licentiaat in de tandheelkunde bezit, dat werd behaald overeenkomstig de wetgeving op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, of die niet wettelijk ervan vrijgesteld is, en die bovendien de voorwaarden, gesteld bij artikel 7, (...) niet vervult. <W 2006-12-13/35, art. 4, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  Wordt beschouwd als onwettige uitoefening van de tandheelkunde, het gewoonlijk verrichten door een persoon die het geheel van de voorwaarden, gesteld bij lid 1 van dit artikel niet vervult van alle bewerkingen of handelingen, uitgevoerd in de mond der patiënten, die het behoud, de genezing, het herstellen of vervangen van het gebit daarin begrepen het weefsel van de tandkas, op het oog hebben, meer bepaald die welke behoren tot de operatieve tandheelkunde, de orthodontie, en de mond- en tandprothese.
  De Koning kan, overeenkomstig de bepalingen van artikel 46, de handelingen bedoeld bij vorig lid nader bepalen.

Art. 3bis.<W 2004-11-24/41, art. 2, 035; Inwerkingtreding : 01-05-2007> De terugbetaling door de verplichte verzekering voor gezondheidszorgen van de prestaties bedoeld in artikel 34, eerste lid, 1°, e), van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, wordt voorbehouden aan de houders van de bijzondere beroepstitels of aan de beoefenaars van de tandheelkunde die eveneens houder zijn van het wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde of van de academische graad van geneesheer.
  [1 Het eerste lid is, voor de duur van hun stage, ook van toepassing op kandidaat-houders van een bijzondere beroepstitel voor beoefenaars van de tandheelkunde, met een ontvankelijk stageplan, en dit tot uiterlijk twee maanden na de einddatum van hun stage.]1
  ----------
  (1)<W 2014-04-10/23, art. 140, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

Art.4.§ 1. Niemand mag de artsenijbereidkunde uitoefenen die niet het wettelijk diploma van apotheker bezit, dat werd behaald overeenkomstig de wetgeving op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens, of die niet wettelijk ervan vrijgesteld is, en die bovendien de voorwaarden, gesteld bij artikel 7, (...) niet vervult. <W 2006-12-13/35, art. 5, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  Wordt beschouwd als onwettige uitoefening van de artsenijbereidkunde het gewoonlijk verrichten, door een persoon die het geheel van de voorwaarden, gesteld bij lid 1 van deze paragraaf, niet vervult van alle handelingen die tot doel hebben de bereiding, het te koop aanbieden, de detailverkoop en de terhandstelling, zelfs indien ze kosteloos is, van geneesmiddelen.
  De Koning kan, overeenkomstig de bepalingen van artikel 46, de handelingen bedoeld bij vorig lid nader bepalen.
  § 2. Vallen niet onder de bepalingen van § 1 van dit artikel :
  (lid 1 opgeheven) <W 2005-02-13/31, art. 12, 034; Inwerkingtreding : 05-03-2005>
  2° de terhandstelling door een geneesheer of door een beoefenaar van de tandheelkunde, onder bij de wet of de reglementen eventueel voorziene voorwaarden, van geneesmiddelen in dringende gevallen of, ten kostelozen titel, van geneesmiddelenmonsters (alsook van geneesmiddelen in schrijnende gevallen, overeenkomstig de door de Koning vastgelegde voorwaarden en regels); deze terhandstellingen mogen geen aanleiding geven tot honoraria of winsten ten voordele van de geneesheer; <W 2006-05-01/77, art. 2, 1°, 041; Inwerkingtreding : 23-07-2006>
  3° de terhandstelling door een geneesheer van geneesmiddelen bestemd om de venerische ziekten te bestrijden, op voorwaarde dat hij deze heeft laten bereiden door een apotheker van het arrondissement, met wiens etiket hij deze geneesmiddelen aan de kliënt moet afleveren;
  4° de industriële fabricatie en de bereiding, de handel en de distributie in het groot alsmede de invoer van geneesmiddelen in de voorwaarden bepaald bij de wet of de reglementen.
  5° het verschaffen door een veearts in de voorwaarden voorzien door de geldende reglementering van geneesmiddelen aangekocht bij een apotheker; deze voorwaarden kunnen worden gewijzigd door de Koning.
  (6° het te koop aanbieden, de detailverkoop en de terhandstelling, zelfs kosteloos, door personen door de Koning gemachtigd, met een profylactisch doel tegen besmettelijke ziekten (of met het oog op de behandeling van chronische ziekten bepaald door de Koning), van voorwerpen, apparaten, enkelvoudige of samengestelde substanties, met uitzondering van geneesmiddelen zoals bepaald in artikel 1 van de wet van 25 maart 1964 betreffende de geneesmiddelen, alsook van giftstoffen, slaapmiddelen, verdovende middelen en psychotropische stoffen, zoals bedoeld in artikel 1 van de wet van 24 februari 1921 betreffende het verhandelen van gifstoffen, slaapmiddelen en verdovende middelen, ontsmettingsstoffen en antiseptica. <W 2002-08-02/45, art. 67, 023; Inwerkingtreding : 29-08-2002>
  De Koning stelt, bij in Ministerraad overlegd besluit, de lijst van die voorwerpen, apparaten, enkelvoudige of samengestelde substanties vast en bepaalt de voorwaarden voor het te koop aanbieden, de detailverkoop en de terhandstelling ervan.
  De Koning bepaalt, bij in Ministerraad overlegd besluit, de wijze waarop de in het eerste lid bedoelde personen, die verbonden dienen te zijn aan een gespecialiseerd centrum, zoals door Hem omschreven, overgaan tot het te koop aanbieden, de detailverkoop en de terhandstelling.) <W 1998-11-17/39, art. 4, 017; Inwerkingtreding : 23-12-1998>
  (7° de terhandstelling door een arts of een ander persoon die een beroep uitoefent dat voor het verrichten van klinisch onderzoek is erkend op grond van de wetenschappelijke kennis en de ervaring in de zorgsector die het vergt, van geneesmiddelen voor onderzoek onder de door de Koning eventueel te bepalen voorwaarden; deze terhandstellingen mogen geen aanleiding geven tot honoraria of winsten.) <W 2003-12-22/42, art. 175, 029; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  (8° de terhandstelling van geneesmiddelen voor somatische celtherapie, zoals gedefinieerd door de Koning, die enkel kan gebeuren door de directeur van een weefselbank erkend overeenkomstig de voorwaarden vastgelegd door de Koning of zijn afgevaardigde.) <W 2004-07-09/30, art. 193, 031; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  (9° de terhandstelling van geneesmiddelen die door de Staat bereid of aangekocht werden met het oog op een profylaxecampagne tegen besmettelijke ziekten of van geneesmiddelen die, wegens hun kenmerken, niet geschikt zijn om uitsluitend het normale farmaceutische distributiecircuit te volgen. De Koning kan, op basis van criteria van een veilig gebruik, de lijst van deze geneesmiddelen bepalen. Hij bepaalt eveneens welke de personen zijn die deze geneesmiddelen kunnen terhandstellen en kan de voorwaarden en regels vastleggen waaronder zij ter hand kunnen gesteld worden.) <W 2006-05-01/77, art. 2, 2°, 041; Inwerkingtreding : 23-07-2006>
  (§ 2bis. De farmaceutische handelingen in de uitoefening van de functie van de apotheker inzake de verstrekking van farmaceutische zorg omvatten de verantwoorde aflevering van voorgeschreven geneesmiddelen of van geneesmiddelen die zonder voorschrift kunnen afgeleverd worden, met het oog op, in overleg met andere zorgverstrekkers en de patiënt, het bereiken van algemene gezondheidsdoelstellingen zoals het voorkomen, het identificeren, en het oplossen van problemen verbonden aan het geneesmiddelengebruik. De farmaceutische zorg is erop gericht om op een continue wijze het gebruik van geneesmiddelen te verbeteren en de levenskwaliteit van de patiënt te bewaren of te verbeteren. Het interprofessioneel overleg omvat onder meer het eventuele doorverwijzen naar een arts en het informeren van de behandelende arts.
  Te dien einde legt de Koning de principes en de richtsnoeren voor de goede farmaceutische praktijken vast, welk de farmaceutische handelingen omvat die de apotheker stelt binnen de uitoefening van zijn beroep.) <W 2006-05-01/77, art. 2, 3°, 041; Inwerkingtreding : 23-07-2006>
  [1 De uitoefening van de functie van apotheker binnen voor het publiek opengestelde apotheken, is onderworpen aan een permanente vorming teneinde de kwaliteit van de farmaceutische zorg te verzekeren.
   De Koning kan de minimumvoorwaarden vaststellen voor de in het derde lid bedoelde permanente vorming, en nadere regelen vaststellen voor de controle op de naleving van deze bepaling.]1
  (Met het oog op het opsporen van geneesmiddelengebonden problemen, kan de Koning bovendien, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, regels stellen aangaande de verzameling en de verwerking van persoonsgegevens betreffende de gezondheid van patiënten. Deze regels voorzien garanties met betrekking tot de toestemming van de patiënt, de informatie aan de patiënt, de beperkte doorgifte en de maximale bewaringstermijn van deze gegevens overeenkomstig de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.) <W 2008-12-22/33, art. 104, 049; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
  (§ 2ter. Iedere apotheek wordt onder de verantwoordelijkheid van één of meerdere apothekers-titularissen geplaatst. Wanneer er meerdere apothekers-titularissen zijn, wordt één van hen aangeduid als verantwoordelijke voor het vervullen van de administratieve formaliteiten vereist in het kader van de registratieprocedure bedoeld in de §§ 3ter en 3quinquies.
  Ieder apotheker-titularis is strafrechtelijk, burgerrechtelijk en tuchtrechtelijk verantwoordelijk voor de farmaceutische handelingen, voor het beheer van de apotheek voor zover dit rechtstreeks invloed heeft op de farmaceutische handelingen en voor het toepassen van de wetgeving, waaronder de bepalingen inzake goede farmaceutische praktijken in de apotheek. Wanneer er meerdere apothekers-titularissen zijn, zijn allen solidair verantwoordelijk voor de hierboven bedoelde verantwoordelijkheden alsof zij die handelingen in eigen naam en voor eigen rekening zouden stellen.
  Een apotheker of apothekers kunnen slechts apotheker-titularis zijn van één enkele apotheek.
  De Koning kan voorwaarden en regels voor de toepassing van de bepalingen van het eerste en tweede lid vastleggen.
  Indien de houder van de vergunning bedoeld in §§ 3 of 3bis niet zelf de verantwoordelijkheid voor de apotheek verzekert of indien de vergunninghouder een rechtspersoon is, worden door de vergunninghouder één of meerdere apothekers-titularissen aangeduid met het oog op het verzekeren van de verantwoordelijkheid voor de apotheek overeenkomstig het eerste lid. Wanneer er meerdere apothekers-titularissen zijn, duidt de vergunninghouder de apotheker-titularis aan die het vervullen van de administratieve formaliteiten vereist in het kader van de registratieprocedure bedoeld in de §§ 3ter en 3quinquies waarvoor een apotheker-titularis verantwoordelijk is op zich zal nemen, zoals bedoeld in het eerste lid.
  In de in het vorige lid bedoelde gevallen, stelt de vergunninghouder aan één of meerdere apothekers-titularissen de nodige middelen en uitrusting ter beschikking ten behoeve van de uitoefening van het beroep. Hij laat de apotheker(s)-titularissen) voldoende autonomie en legt hen geen handeling noch beperking op die de naleving van de hem of hen opgelegde wettelijke en deontologische vereisten verhindert.) <W 2006-05-01/77, art. 2, 4°, 041; Inwerkingtreding : 23-07-2006 en Inwerkingtreding : 09-02-2009, in zoverre artikel 2, 4°, strekt tot de invoeging van bepalingen in verband met de aanwezigheid van meer dan één apotheker-titularis in een apotheek, vervat in het nieuwe artikel 4, § 2ter, van dit koninklijk besluit (art. 6)>
  (Iedere apotheker-titularis van een niet voor het publiek opengestelde apotheek is onderworpen aan een registratieprocedure, in voorkomend geval bij toepassing van het eerste lid. De Koning kan de regels van deze registratie bepalen en deze onderwerpen aan de betaling van een bijdrage. Deze bijdragen zijn bestemd voor de financiering van de opdrachten de voor de betrokken administratieve diensten voortvloeien uit de toepassing van dit artikel.) <W 2006-05-01/77, art. 2, 4°, 041; Inwerkingtreding : 09-02-2009>
  (§ 3. (1° Voor de opening, de overbrenging of de fusie van voor het publiek opengestelde apotheken is een voorafgaande vergunning vereist, toegestaan aan één natuurlijk of één rechtspersoon die de aanvraag doet.
  De vergunning is persoonlijk.
  Onverminderd de regelen bepaald in toepassing van het 6° van de onderhavige paragraaf wordt de vergunning slechts overdraagbaar ten vroegste vijf jaren na de opening van de apotheek.
  De Koning bepaalt, na het advies te hebben ingewonnen van de meest representatieve farmaceutische beroepsorganisaties en voor zover dit advies Hem binnen zestig dagen na de aanvraag wordt verstrekt, de criteria die erop zijn gericht een spreiding van de apotheken te organiseren ten einde ter bescherming van de volksgezondheid in alle streken van het land een adequate, doeltreffende en regelmatige geneesmiddelenvoorziening te verzekeren, met inachtneming van de verschillende vormen van terhandstelling.
  Over de aanvragen die betrekking hebben op de opening of de overbrenging van twee of meer apotheken in dezelfde omgeving, wordt beslist volgens criteria van voorrang door de Koning bepaald.
  De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, volgens de procedure bepaald in het vierde lid, het maximum aantal voor het publiek opengestelde apotheken voor de periode die Hij bepaalt. Hij bepaalt tevens de periode waarin er aanvragen of hernieuwde aanvragen tot vergunning voor de opening van een voor het publiek opengestelde apotheek kunnen worden ingediend.
  De Koning bepaalt bovendien, volgens de procedure bepaald in het vierde lid, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de procedure in het geval van de definitieve of de tijdelijke sluiting van apotheken, wegens overmacht of op initiatief van de vergunninghouder.
  De Koning bepaalt bovendien, volgens de procedure bepaald in het vierde lid, bij een in Ministerraad overlegd besluit, in het geval van de definitieve of de tijdelijke sluiting van apotheken, wegens overmacht of op initiatief van de vergunninghouder, de voorwaarden voor het behoud, de schorsing of de intrekking van de vergunning door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, samen met de retributies of bijdragen die verschuldigd zijn. De bedragen die voortkomen uit deze retributies of bijdragen zijn bestemd voor de financiering van de opdrachten die voor de betrokken administratieve diensten voortvloeien uit artikel 4 van dit besluit.
  De Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft kan de vergunning, bij gemotiveerde beslissing om redenen van Volksgezondheid, schorsen of intrekken, alsook het gebruik van de lokalen, ruimten, installaties en voorwerpen van de apotheek beperken, opschorten of verbieden.
  Onverminderd de straffen voorzien in artikel 38bis en in artikel 43, kan de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft :
  (a)) als een vergunning van een voor het publiek opengestelde apotheek is geschorst of vernietigd door de Raad van State : de toezichthoudende ambtenaren van (het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten) en een gerechtsdeurwaarder vorderen om over te gaan tot de tijdelijke of de definitieve sluiting van de apotheek; <W 2006-05-01/77, art. 2, 5°, 041; Inwerkingtreding : 23-07-2006> <W 2006-12-27/32, art. 241, 043; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (b)) als de Minister zelf een vergunning heeft geschorst of ingetrokken : de ambtenaren van (het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten) aanwijzen om, in voorkomend geval, met dwangmiddelen over te gaan tot de tijdelijke of de definitieve sluiting van de apotheek; <W 2006-05-01/77, art. 2, 5°, 041; Inwerkingtreding : 23-07-2006> <W 2006-12-27/32, art. 241, 043; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (c)) als de vergunning, na de inwerkingtreding van de vestigingswet van 17 december 1973, nooit is toegekend of vervallen : in voorkomend geval, de sluiting van de apotheek bevelen, welke eventueel met de dwangmiddelen, vermeld onder het tiende lid, 1°, kunnen ten uitvoer gelegd worden.) <W 1999-05-13/38, art. 2, 019; Inwerkingtreding : 20-06-1999> <W 2006-05-01/77, art. 2, 5°, 041; Inwerkingtreding : 23-07-2006>
  (2° Onverminderd de bepalingen van artikel 5 van de wet van 12 april 1958 betreffende de medisch-farmaceutische cumulatie, beslist de Minister die de volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, over het toekennen van de vergunning, na gemotiveerd advies van een vestigingscommissie, (...). <W 2004-07-09/31, art. 10, 032; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  De Minister neemt zijn gemotiveerde beslissing binnen de drie maanden die volgen op het definitief advies.) <W 1985-05-14/33, enig artikel, 002>
  (De Koning bepaalt de gevallen waarbij de tijdelijke overbrenging of tijdelijke sluiting van een voor het publiek opengestelde apotheek niet aan het advies van een Vestigingscommissie moet onderworpen worden, maar enkel aan het advies van (de administrateur-generaal van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten) of diens afgevaardigde.) <W 2006-05-01/77, art. 2, 6°, 041; Inwerkingtreding : onbepaald > <W 2006-12-27/32, art. 241, 043; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  3° De Koning bepaalt de procedure betreffende het onderzoek van de aanvragen; dit onderzoek kan afhankelijk gesteld worden van het betalen van een bedrag bestemd om bij te dragen tot de kosten voor het onderzoek van de aanvragen en waarvan de Koning het bedrag en de inningsmodaliteiten vaststelt.
  (De Koning legt tevens de samenstelling van de aanvragen vast alsook de wijze waarop zij moeten worden ingediend. Een aanvraag wordt slechts ontvankelijk verklaard (door het secretariaat van de Vestigingscommissies) indien deze volledig is en conform de door de Koning vastgelegde bepalingen werd ingediend. Het onderzoek van de ontvankelijkheid heeft voorafgaandelijk plaats aan het onderzoek van de gegrondheid van de aanvraag door de Vestigingscommissies. De Koning legt deze procedure vast.) <W 2006-05-01/77, art. 2, 7°, 041; Inwerkingtreding : onbepaald > <W 2007-03-01/37, art. 94, 029; Inwerkingtreding : 24-03-2007>
  4° Er worden twee vestigingscommissies opgericht, de ene Nederlandstalig, de andere Franstalig, die belast zijn met het onderzoek van de aanvragen die respectievelijk betrekking hebben op het Nederlandstalig en het Franstalig gebied; de aanvragen betreffende het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad worden onderzocht door de commissie die bevoegd is op grond van de taal waarin zij worden ingediend.
  (Tweede lid opgeheven) <W 2004-07-09/31, art. 10, 032; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  (De vestigingscommissies zijn ieder samengesteld uit drie magistraten, hetzij behorende tot een rechtbank van eerste aanleg of tot een arbeidsrechtbank, hetzij eremagistraten, plaatsvervangende magistraten of gewezen magistraten van deze rechtbanken. (...). Zij kunnen geen kennis nemen van een zaak indien ze betrokken geweest zijn bij de aanvraag tot het verkrijgen van de vergunning bedoeld onder 1°) <W 2002-08-02/45, art. 67, 023; Inwerkingtreding : 29-08-2002> <W 2004-07-09/31, art. 10, 032; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  Voor elk effectief lid worden een of meerdere plaatsvervangers aangewezen die dezelfde vereisten vervullen. Al de leden worden voor een termijn van zes jaar door de Koning benoemd.
  De Koning regelt de organisatie en de werking van (deze commissie) evenals de procedure voor het onderzoek van de aanvragen betreffende het Duitstalig gebied. Hij bepaalt eveneens de termijnen, de procedureregels en de wijze waarop de beslissingen worden betekend. <W 2004-07-09/31, art. 10, 032; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  5° De Koning is gemachtigd, bij een in Ministerraad overlegd besluit, in het belang van de volksgezondheid en op advies van de meest representatieve farmaceutische beroepsorganisaties, regelen te bepalen op grond waarvan, vooraleer tot de overname of de fusie van apotheken kan worden overgegaan, de Minister die de volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, na advies van de vestigingscommissie (...), tot de definitieve stopzetting van de werking van een over te laten apotheek kan beslissen. <W 2004-07-09/31, art. 10, 032; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  6° De Koning bepaalt, na het advies te hebben ingewonnen van de meest representatieve farmaceutische beroepsorganisaties en bij een in Ministerraad overlegd besluit, de regelen voor het vaststellen en beoordelen van de waarde van overdracht van de lichamelijke en onlichamelijke elementen van de apotheken, evenals de regelen betreffende het toezicht op deze overdracht.
  De Koning bepaalt volgens dezelfde modaliteiten de regelen betreffende de fusie van apotheken.
  7° De Koning kan een Fonds oprichten waarvan Hij de organisatie en de werking regelt. Dit Fonds, met rechtspersoonlijkheid bekleed, wordt gestijfd door vastgestelde bijdragen ten laste van de vergunninghouders van een voor het publiek opengestelde apotheek. Het is beheerd door personen benoemd door de Minister die de volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, op voorstel van de meest representatieve farmaceutische beroepsorganisaties.
  Dit Fonds heeft als opdracht de sluiting van apotheken te vergoeden of steun te verlenen aan sommige ervan, volgens de criteria en modaliteiten door de Koning bepaald.) <W 17-12-1973, art. 1>
  (§ 3bis. (In afwijking van artikel 4, § 3, 1°, kan de minister bevoegd voor de Volksgezondheid, de overbrenging van een voor het publiek opengestelde apotheek naar de gebouwen van de luchthavens vergunnen, rekening houdend met de behoeften van een adequate, doeltreffende en regelmatige geneesmiddelenvoorziening.) <W 2003-12-22/42, art. 173, 029; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  De overtreding van voorgaande bepaling brengt de nietigheid van deze vergunning mee.
  De Belgische farmaceutische wetgeving is van toepassing op deze apotheek.
  De Koning bepaalt de procedure betreffende deze vergunning, alsmede de voorwaarden en modaliteiten waaraan de openingstoelating moet voldoen.) <W 1999-01-25/32, art. 188, 018; Inwerkingtreding : 16-02-1999>
  (§ 3ter. De Koning bepaalt volgens de procedure bepaald in paragraaf 3, 1°, vierde lid de verplichte registratieprocedure betreffende de rechtmatig voor het publiek opengestelde apotheken samen met de retributies of bijdragen die verschuldigd zijn. De bedragen die voortkomen uit deze retributies of bijdragen zijn bestemd voor de financiering van de opdrachten die voor de betrokken administratieve diensten voortvloeien uit artikel 4 van dit besluit.
  Elke eigenaar van een rechtmatig voor het publiek opengestelde apotheek vóór de inwerkingtreding van de vestigingswet van 17 december 1973 tot wijziging van de wet van 12 april 1958 betreffende de medisch-farmaceutische cumulatie en wijziging van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de paramedische beroepen en de geneeskundige commissies, en elke houder van een vergunning bedoeld in artikel 4, § 3, 1°, moet deze registratieprocedure volgen.
  De Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, verleent van voornoemde aanvragen, één natuurlijk of één rechtspersoon, een vergunning, behalve als de oorspronkelijke vergunninghouder nog houder is van de vergunning die werd verleend na de inwerkingtreding van de voornoemde wet van 17 december 1973.) <W 1999-05-13/38, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 20-06-1999>
  (§ 3quater. Wordt niet beschouwd als een rechtmatig voor het publiek opengestelde apotheek, elke apotheek :
  1° die gesloten werd gedurende meer dan tien jaar of waarvoor niet, ten laatste binnen de tien jaar die volgen op de sluiting, een vergunning tot overbrenging werd aangevraagd;
  2° waarvan de definitieve sluiting, door de eigenaar of de vergunninghouder, werd medegedeeld aan de Minister vóór de inwerkingtreding van deze paragraaf;
  3° waarvan de vergunninghouder niet één natuurlijk persoon of niet één rechtspersoon is, zoals bedoeld in § 3, 1°, eerste en tweede lid;
  4° die niet werd overgedragen volgens de geldende reglementering inzake de overdracht van een apotheek;
  5° die werd overgebracht naar een ander adres zonder dat de vergunninghouder hiervoor een voorafgaande vergunning heeft verkregen;
  6° waarvoor, na de inwerkingtreding van de voornoemde wet van 17 december 1973, (de vergunning nooit werd verleend of waarvan) de vergunning werd geschorst, vernietigd, ingetrokken of is vervallen. <W 2001-08-10/49, art. 30, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  Bij wijze van overgang wordt elke aanvrager bedoeld in § 3ter, inbegrepen voor de gevallen bedoeld in het eerste lid, 3° of 4° of 5°, behalve als de oorspronkelijke vergunninghouder nog de houder is van de vergunning die werd verleend na de inwerkingtreding van de voornoemde wet van 17 december 1973, geacht te beschikken over een tijdelijke vergunning, die persoonlijk is, gedurende een door de Koning te bepalen termijn, bepaald volgens de procedure voorzien in § 3, 1°, vierde lid.
  Bij wijze van overgang kan elke aanvrager bedoeld in het tweede lid, volgens de procedure, de modaliteiten en de termijnen bij koninklijk besluit bepaald een aanvraag tot regularisatie indienen.) <W 1999-05-13/38, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 20-06-1999>
  (§ 3quinquies. Bij de overdracht van een rechtmatig voor het publiek opengestelde apotheek, inbegrepen de vergunning tot het openhouden, dient eveneens een registratieprocedure te worden gevolgd om de aanpassing te bekomen van de persoonlijke vergunning, door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, toegestaan aan één natuurlijk persoon of aan één rechtspersoon.
  De Koning bepaalt de procedure en de modaliteiten betreffende deze registratie, evenals de retributie of bijdrage die verschuldigd is. De bedragen die voortkomen uit deze retributies of bijdragen zijn bestemd voor de financiering van de opdrachten die voor de betrokken administratieve diensten voortvloeien uit artikel 4 van dit besluit.
  De Koning bepaalt de datum van inwerkingtreding van deze paragraaf.
  (NOTA : Inwerkingtreding vastgesteld op 14-12-1999 door KB 1999-12-08/30, art. 18)) <W 1999-05-13/38, art. 3, 019; Inwerkingtreding : 14-12-1999>
  (De retributies of bijdragen bedoeld in deze paragraaf, worden jaarlijks aangepast aan de evolutie van het indexcijfer der consumptieprijzen van het Rijk, in functie van het indexcijfer van de maand september.
  Het aanvangscijfer is dat van de maand september voorafgaand aan de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van het koninklijk besluit tot vaststelling van het bedrag van de retributie of bijdrage.
  Voor de retributies of bijdragen vastgesteld voor de datum van inwerkingtreding van de programmawet van 22 december 2008, is het aanvangsindexcijfer dat van de maand september voorafgaand aan de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad van hun laatste vaststelling vóór deze datum.
  De geïndexeerde bedragen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad en zijn van toepassing op de heffingen en retributies opeisbaar vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op dat gedurende hetwelk de aanpassing is uitgevoerd.) <W 2008-12-22/32, art. 172, 051; Inwerkingtreding : 08-01-2009>
  (§ 4. 1° De machtigingen voorzien in § 2, 1°, van dit artikel zijn persoonlijk en niet overdraagbaar. De geneesmiddelendepots mogen niet verplaatst worden.
  2° De geneesheren die gemachtigd zijn een depot te houden moeten de geneesmiddelen aanschaffen in een voor het publiek opengestelde apotheek van de provincie, waarbinnen het depot is gevestigd. Zij mogen deze geneesmiddelen slechts afleveren aan de zieken die zij in behandeling hebben.
  De Koning kan de voorwaarden bepalen voor de bevoorrading en het beheer van en het toezicht op deze depots die niet voor het publiek mogen worden opengesteld en die van de behandelingskamer gescheiden moeten zijn.) <W 13-12-1976, art. 3>
  (§ 5. De Koning kan, na het advies te hebben ingewonnen van de meest representatieve beroepsverenigingen van apothekers, bij een besluit vastgesteld ha overleg in de Ministerraad en in het belang van de volksgezondheid, ervoor zorgen dat de producten, andere dan geneesmiddelen, die in de apotheek worden verkocht en die het vertrouwen genieten van het cliënteel, aan bepaalde kwaliteitseisen zouden beantwoorden.) <W 2006-05-01/78, art. 2, 042; Inwerkingtreding : 23-07-2006>
  ----------
  (1)<W 2014-04-10/23, art. 115, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

Art. 4bis. <W 13-12-1976, art. 4> De gelijktijdige uitoefening van de geneeskunde en van de artsenijbereidkunde is verboden zelfs aan de houders van de diploma's die het recht verlenen elk dezer beroepen uit te oefenen.

Art.5. (§ 1. De Koning kan, (overeenkomstig de bepalingen van artikel 46bis), de voorwaarden vaststellen waaronder de geneesheren, op eigen verantwoordelijkheid en onder eigen toezicht, personen die een paramedisch beroep uitoefenen kunnen belasten met het verrichten van bepaalde handelingen die de diagnose voorafgaan of de toepassing van de behandeling aangaan of de uitvoering van maatregelen van preventieve geneeskunde betreffen. <W 1990-12-19/32, art. 1, 1, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991>
  De Koning kan eveneens, overeenkomstig de procedure bepaald in artikel 46bis, de voorwaarden vaststellen waaronder de in het voorgaande lid bepaalde handelingen kunnen worden opgedragen aan personen die bevoegd zijn om de verpleegkunde uit te oefenen.
  (De lijst van de in de voorgaande leden bedoelde handelingen, de uitvoeringsmodaliteiten alsook de vereiste bekwamingsvoorwaarden worden door de Koning vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 46bis.) <W 1990-12-19/32, art. 5, 2, 005; Inwerkingtreding : 01-08-1991>) <W 20-12-1974, art. 2>
  (De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad (na advies van de Koninklijke Academiën voor Geneeskunde en na advies, elk wat hen betreft, van de Federale Raad voor de Vroedvrouwen, de (Federale Raad voor Verpleegkunde), de Nationale Raad voor de Kinesitherapie en de Nationale Raad voor de Paramedische Beroepen), de lijst van activiteiten vaststellen die tot het dagelijkse leven behoren et die niet tot de uitoefening van de geneeskunst, de verpleegkunde, de kinesitherapie of een paramedisch beroep behoren. Hij kan daarenboven de voorwaarden vaststellen waaraan deze activiteiten moeten beantwoorden om als dusdanig te worden beschouwd;) <W 2004-07-09/30, art. 189, 031; Inwerkingtreding : 25-07-2004> <W 2006-12-13/35, art. 6, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007> <W 2008-12-19/51, art. 73, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>
  § 2. De houders van het wettelijk diploma van apotheker of van licentiaat in de scheikundige wetenschappen zijn ertoe gemachtigd de analyses van klinische biologie te verrichten, welke de Koning bepaalt overeenkomstig de bepalingen van artikel 46 en waarvan Hij, in dezelfde voorwaarden, de uitvoeringsmodaliteiten vaststelt.
  Tenzij uitzonderingen vastgesteld door de Koning, overeenkomstig de bepalingen van artikel 46, is het de apothekers niet toegelaten titularis te zijn van een voor het publiek opengestelde officina en tevens klinische analyses te verrichten.
  (De Koning kan, overeenkomstig artikel 46bis, § 2, de voorwaarden bepalen waaronder de apothekers en de licentiaten in de scheikunde wetenschappen, die gemachtigd zijn om de analyses van klinische biologie te verrichten, op eigen verantwoordelijkheid en onder eigen toezicht, personen die een paramedische beroep uitoefenen kunnen belasten met het verrichten van bepaalde handelingen die betrekking hebben op de klinische biologie.) <W 1997-03-17/48, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 28-12-1997>
  (De lijst van die handelingen, de wijze waarop ze worden uitgevoerd, alsook de kwalificatievoorwaarden vereist van die beoefenaars van een paramedisch beroep, worden vastgesteld door de Koning, eveneens overeenkomstig de bepalingen van artikel 46bis, § 2.) <W 1997-03-17/48, art. 2, 013; Inwerkingtreding : 28-12-1997>

Art.6. De Koning kan, overeenkomstig de bepalingen van artikel 46, de voorwaarden bepalen waaronder de apothekers, op eigen verantwoordelijkheid en onder eigen toezicht, helpers kunnen belasten met het verrichten van bepaalde handelingen die betrekking hebben op de artsenijbereidkunde.
  De lijst van die handelingen, de uitvoeringsmodaliteiten ervan, alsook de vereiste kwalificatievoorwaarden van de helpers worden door de Koning vastgesteld (overeenkomstig de bepalingen van artikel 46bis, § 2). <W 1990-12-19/32, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 01-08-1991>

Art.7.§ 1. De in (de artikelen 2, § 1, 3, 4, 21bis en 21noviesdecies) bedoelde beoefenaars mogen alleen hun kunst uitoefenen indien zij vooraf hun titel hebben laten viseren door de bij artikel 36 bepaalde geneeskundige commissie, bevoegd overeenkomstig de plaats waar zij zich wensen te vestigen, en zo daartoe aanleiding bestaat, hun inschrijving op de lijst van de voor hun beroep bevoegde Orde bekomen hebben. <W 1995-04-06/87, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> <W 2006-12-13/35, art. 7, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (Het visum wordt verleend tegen betaling van een bijdrage. De Koning bepaalt de bedragen en de betalingsmodaliteiten van deze bijdrage.) <W 1993-08-06/30, art. 33, 009; Inwerkingtreding : 19-08-1993>
  § 2. (Op verzoek van de betrokkene, kan de Commissie het document viseren waarmee de onderwijsinstelling of de centrale examencommissie getuigt dat de verkrijger voor het eindexamen geslaagd is dat recht geeft op het vereiste diploma.) <W 1995-04-06/87, art. 4, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>

  TOEKOMSTIGE WETTEKST

Art. 7. <W 2004-11-24/41, art. 3, 035; Inwerkingtreding : onbepaald , zie ook art. 6.  Voor de artsen (KB 03/07/2005, art. 1) : 15-06-2005.  Voor de zorgkundigen : 15-12-2006.  Voor de kinesitherapeuten : 01-11-2007.  Voor de tandartsen : 19-06-2009.  Voor de beroepen van audioloog en van audicien bedoeld in het KB van 04/07/2004 betreffende de beroepstitel en de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het beroep van audioloog en van audicien en houdende vaststelling van de lijst van de technische prestaties en van de lijst van handelingen waarmee de audioloog en de audicien door een arts kan worden belast : 02-01-2012.  Voor het beroep van ergotherapeut bedoeld in het KB van 08/07/1996 betreffende de beroepstitel en de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het beroep van ergotherapeut en houdende vaststelling van de lijst van de technische prestaties : 02-01-2012.  Voor het beroep van orthoptist bedoeld in het koninklijk besluit van 24 november 1997 betreffende de beroepstitel en de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het beroep van orthoptist en houdende vaststelling van de lijst van de technische prestaties en van de lijst van handelingen waarmee de orthoptist door een arts kan worden belast (KB 11/03/2013, art. 1) : 02-04-2013.  Voor het beroep van logopedist bedoeld in het koninklijk besluit van 20 oktober 1994 betreffende de beroepstitel en de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het beroep van logopedist en houdende vaststelling van de lijst van de technische prestaties en van de lijst van handelingen waarmee de logopedist door een arts kan worden belast (KB 11/03/2013, art. 1) : 02-04-2013.  Voor het beroep van technoloog medische beeldvorming zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 28 februari 1997 betreffende de beroepstitel en de kwalificatievereisten voor de uitoefening van het beroep van technoloog medische beeldvorming en houdende vaststelling van de lijst van de technische prestaties en van de lijst van handelingen waarmee de technoloog medische beeldvorming door een arts kan worden belast (KB 07/11/2013, art. 1) : 02-12-2013.  Voor het beroep van medisch laboratorium technoloog zoals bedoeld in het koninklijk besluit van 2 juni 1993 betreffende het beroep van medisch laboratorium technoloog (KB 07/11/2013, art. 1) : 02-12-2013.>  De beoefenaars van een gezondheidszorgberoep mogen hun beroep enkel uitoefenen :  1° indien zij hun diploma hebben laten viseren door het Directoraat-generaal Gezondheidsberoepen, Medische Bewaking en Welzijn op het Werk van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu,  2° en, in voorkomend geval, indien zij hun inschrijving op de lijst van de voor hun beroep bevoegde Orde hebben verkregen.

Art.8.[1 Voor de toepassing van de artikelen 8bis, 9 en 9bis wordt verstaan onder :
   1° het holst van de nacht : de periode van drieëntwintig uur tot acht uur;
   2° gewone praktijkuren : de periode, van maandag tot vrijdag, van acht uur tot achttien uur, behalve op wettelijke feestdagen;
   3° periode van permanentie : de periode buiten de gewone praktijkuren;
   4° zorgcontinuïteit : de opvolging van de behandelingen van de patiënten door de behandelende gezondheidszorgbeoefenaar of door een andere gezondheidszorgbeoefenaar wanneer de behandelende gezondheidszorgbeoefenaar zijn praktijk onderbreekt;
   5° medische permanentie : de regelmatige en normale zorgverstrekking aan de bevolking tijdens de periode van permanentie;
   6° dagelijkse sluiting : sluiting van de praktijk van een gezondheidswerker buiten het normale praktijkuurrooster.]1
  ----------
  (1)<W 2014-04-10/23, art. 141, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

Art. 8bis. [1 § 1. De in de artikelen 2, § 1, 3, 21bis, 21quater en 21noviesdecies bedoelde beoefenaars mogen een aan de gang zijnde behandeling van een patiënt niet bewust en zonder wettige reden van hun kant onderbreken zonder vooraf alle voorzieningen te hebben getroffen om de zorgcontinuïteit te garanderen.
   De bevoegde geneeskundige commissie waakt erover dat de in artikel 2, § 1, 3, 21bis, 21quater en 21noviesdecies bedoelde beoefenaars het eerste lid naleven.
   De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de lijst met de in dit artikel bedoelde beroepen uitbreiden of vervolledigen.
   § 2. De zorgcontinuïteit wordt verzekerd door een andere beoefenaar die over dezelfde bijzondere beroepstitel beschikt.
   Voor wat betreft de in artikel 2, § 1, bedoelde beoefenaars, kan, onder de door de Koning bepaalde voorwaarden, de zorgcontinuïteit tijdens het holst van de nacht behalve wat de palliatieve verzorging en de behandeling van de pijn betreft, aan de houder van een andere bijzondere beroepstitel voorbehouden aan de houders van een diploma van dokter in de geneeskunde worden toevertrouwd.
   § 3. De apotheker mag zijn apotheek niet bewust en zonder wettige reden van zijn kant tijdelijk of definitief sluiten zonder vooraf alle voorzieningen te hebben getroffen om de continuïteit van de uitreiking van de in een aan de gang zijnde voorschrift voorgeschreven geneesmiddelen te verzekeren.
   De bevoegde geneeskundige commissie waakt erover dat het eerste lid wordt nageleefd.
   § 4. In geval van onderbreking van de aan de gang zijnde behandeling van een patiënt wegens de dagelijkse sluiting mag de zorgcontinuïteit in het kader van de medische permanentie worden verzekerd, in zoverre de gezondheidszorgbeoefenaar deelneemt aan de medische permanentie volgens de overeenkomstig artikel 9 vastgelegde nadere regels.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-10/23, art. 142, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

Art.9.[1 § 1. De Koning bepaalt de nadere regels voor het verzekeren van de medische permanentie.
   De Koning kan de door Hem vastgelegde opdrachten met betrekking tot de lokale organisatie van de medische permanentie, de vertegenwoordiging van de betrokken beroepsbeoefenaars en de samenwerking met andere gezondheidszorgbeoefenaars, toevertrouwen aan de representatieve beroepsverenigingen van de in de artikelen 2, § 1, 3, 4, 21bis, 21quater en 21noviesdecies bedoelde beoefenaars, aan hiertoe samengestelde groeperingen of aan werkgevers van de in de artikelen 2, § 1, 3, 4, 21bis, 21quater en 21noviesdecies bedoelde beoefenaars, mits zij daartoe erkend zijn.
   De voorwaarden en de procedure om de erkenning te krijgen worden vastgelegd door de voor de Volksgezondheid bevoegde minister.
   Geen enkele van de in de artikelen 2, § 1, 3, 4, 21bis, 21quater en 21noviesdecies bedoelde en aan de vereiste voorwaarden beantwoordende beoefenaars mag van deze medische permanentie worden uitgesloten, mits de betrokkene het huishoudelijk reglement aanvaardt en de deontologische regels naleeft.
   Wanneer er voor de voor het publiek opengestelde apotheken een permanentie werd ingericht, nemen alle voor het publiek opengestelde apotheken die op de wachtrol voorkomen er volgens de door de Koning vastgelegde regels aan deel.
   De in het tweede lid bedoelde verenigingen, groeperingen of werkgevers delen de bevoegde geneeskundige commissie de door eerstgenoemden opgestelde wachtrol en alle eventueel voorkomende wijzigingen daarvan en een huishoudelijk reglement mee.
   De Koning legt de nadere regels voor de registratie van de oproepen tijdens de periode van permanentie vast.
   § 2. De geneeskundige commissie bepaalt de behoeften inzake de lokale organisatie van de medische permanentie. Zij controleert de werking van de lokale medische permanentie georganiseerd door de in § 1 bedoelde beroepsverenigingen, groeperingen of werkgevers, en is bevoegd om de in § 1 bedoelde huishoudelijke reglementen goed te keuren en geschillen inzake de lokale organisatie van de medische permanentie te beslechten.
   Wanneer met betrekking tot de medische permanentie regels zijn vastgesteld in de code van plichtenleer die bindende kracht heeft voor de bedoelde gezondheidszorgbeoefenaars, verwijst de commissie daarnaar bij de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde opdrachten.
   Bij tekortkoming of ontoereikendheid, doet de geneeskundige commissie, op eigen initiatief of op verzoek van de gouverneur van de provincie, een beroep op de medewerking van de in § 1 bedoelde beroepsverenigingen, groeperingen of werkgevers, of beoefenaars met het oog op het inrichten of het aanvullen van de lokale organisatie van de medische permanentie.
   § 3. Indien, na het verstrijken van de termijn, vastgesteld bij de in § 2, derde lid, bedoelde aanvraag, de lokale organisatie van de medische permanentie niet op voldoende wijze werkt, neemt de gezondheidsinspecteur of, in voorkomend geval, de inspecteur van de apotheken zelf, alle maatregelen met het oog op het inrichten of het aanvullen van de lokale organisatie van de medische permanentie in functie van de behoeften die eventueel zullen zijn bepaald door de geneeskundige commissie, welke bij deze gelegenheid wordt voorgezeten door de gouverneur van de provincie. In dat kader kan de gezondheidsinspecteur of, in voorkomend geval, de toezichthoudende ambtenaar van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten, de deelname vorderen van de in § 1 bedoelde verenigingen, groeperingen of werkgevers of van de betrokken beoefenaars, die hij aanwijst, met het oog op het organiseren of aanvullen van de lokale organisatie van de medische permanentie.]1
  ----------
  (1)<W 2014-04-10/23, art. 143, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

Art. 9bis. [1 § 1. Binnen de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu wordt een eenvormig oproepsysteem opgericht waardoor de bevolking de in artikel 9 bedoelde medische permanentie kan bereiken. De Koning legt de werking van dat eenvormig oproepsysteem vast, alsook de minimumkwaliteitsnormen, de oproepregels en het nummer voor de telefonische oproepen.
   Een in artikel 9, § 1, tweede lid bedoelde beroepsvereniging, groepering of werkgever kan zich bij het eenvormig oproepsysteem voor de medische permanentie aansluiten.
   § 2. De in artikel 9, § 1, tweede lid bedoelde beroepsverenigingen, groeperingen of werkgevers die zich bij het eenvormig oproepsysteem voor de medische permanentie aansluiten delegeren aan dat eenvormige oproepsysteem de keuze van het antwoord dat de aangestelden van dat eenvormige oproepsysteem aan de vragen van de patiënten geven die op dat eenvormige oproepsysteem een beroep doen.
   De aangestelden van het eenvormige oproepsysteem beoordelen de vragen van de patiënten die op dat eenvormige oproepsysteem een beroep doen en geven er de medische antwoorden op die het meest geschikt zijn en die met de door de voor de Volksgezondheid bevoegde minister gevalideerde protocollen voor de medische wachtdienst overeenstemmen.
   De Koning kan een orgaan creëren of kan een bestaand orgaan aanstellen om de in het tweede lid bedoelde protocollen voor te stellen.
   § 3. De Koning legt mits naleving van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens en na advies van de Commissie voor bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de nadere regels voor de registratie van de oproepen vast.
   Deze nadere regels hebben in het bijzonder betrekking op de aard van de te registreren oproepgegevens en op hun structurering, en laten de werking van het oproepsysteem toe te beoordelen, zowel wat betreft het naleven van minimale kwaliteitsnomen als voor het organiseren van een interne kwaliteitsopvolging.
   § 4. De Koning legt, per beroep, de datum van de inwerkingtreding van dit artikel vast.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-10/23, art. 144, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

Art.10. Het is verboden de regelmatige en normale uitoefening van de geneeskunde of de artsenijbereidkunde door een persoon die aan de vereiste voorwaarden voldoet, door feitelijkheden of geweld te verhinderen of te belemmeren.

Art.11.Aan de beoefenaars bedoeld [2 in de artikelen 2, § 1, 3, 4, 21noviesdecies, 21quatervicies en 21quinquiesvicies]2 mogen geen reglementaire beperkingen worden opgelegd bij de keuze van de middelen die aangewend moeten worden, hetzij voor het stellen van de diagnose, hetzij voor het instellen en uitvoeren van de behandeling, hetzij voor het uitvoeren van magistrale bereidingen.
  [1 Voor acute behandelingen met antibiotica en antimycotica, of wanneer de prijs van de voorgeschreven farmaceutische specialiteit hoger is dan de som van het persoonlijk aandeel en de verzekeringstegemoetkoming wanneer die overeenkomstig artikel 37, § 3/2, tweede lid, van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, ge-coördineerd op 14 juli 1994 uit vaste bedragen bestaan, mag de apotheker de voorgeschreven farmaceutische specialiteit die wordt afgeleverd in een voor het publiek opengestelde apotheek substitueren door een ander geneesmiddel met eenzelfde werkzaam bestanddeel of combinatie van actieve bestanddelen, eenzelfde sterkte, eenzelfde toedieningsweg en eenzelfde toedieningsfrequentie, op voorwaarde dat de prijs lager is en de voorschrijver hier geen therapeutisch bezwaar heeft tegen aangetekend. De redenen voor het therapeutisch bezwaar moeten worden vermeld in het patiëntendossier.
   Indien het voorschrift specificaties bevat met betrekking tot de toedieningsvorm dan is de substitutie bedoeld in het voorgaande lid, beperkt tot geneesmiddelen die aan deze specificaties voldoen.
   Indien het voorschrift een allergie aan een hulpstof, zijnde elk ander bestanddeel van een geneesmiddel dan het werkzame bestanddeel en het verpakkingsmateriaal, met erkende werking overeenkomstig de gedetailleerde richtsnoeren zoals bekendgemaakt door de Europese Commissie, vermeldt, mag de apotheker niet overgaan tot substitutie.
   De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, na advies van de Commissie voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik, en de Nationale Commissie geneesheren-ziekenfondsen, de substitutie geheel of gedeeltelijk van toepassing verklaren op andere therapeutische klassen van geneesmiddelen en hier eventueel nadere regels aan verbinden. De Koning stelt de procedureregels vast.]1
  De misbruiken van de vrijheid waarvan zij (overeenkomstig het eerste lid) genieten, worden beteugeld door de raden van de Orde waarvan zij afhangen. <W 1993-08-06/30, art. 24, §1, 2°; Inwerkingtreding : 19-08-1993>
  (In afwijking van het eerste lid kan het voorschrijven van bepaalde geneesmiddelen worden voorbehouden aan bepaalde groepen beoefenaars, houders van een bijzondere beroepstitel als bedoeld in artikel 35ter, die al dan niet werkzaam zijn in bepaalde medische diensten, erkend krachtens de wet op de ziekenhuizen gecoördineerd op 7 juli 1987. De Koning bepaalt de gevallen en de voorwaarden waaronder dit lid wordt toegepast.) <W 1995-12-20/32, art. 90, 012; Inwerkingtreding : 02-01-1996>
  ----------
  (1)<W 2012-02-17/01, art. 10, 058; Inwerkingtreding : 01-03-2012>
  (2)<W 2014-04-04/51, art. 4, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art. 11bis. [1 Elke beoefenaar van een gezondheidszorgberoep heeft de verantwoordelijkheid om de patiënt te verwijzen naar een andere ter zake bevoegde beoefenaar van een gezondheidszorgberoep wanneer de gezondheidsproblematiek waarvoor een ingreep is vereist de grenzen van het eigen competentiegebied overschrijdt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/51, art. 5, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>


Art.12.Worden beschouwd als niet geschreven zijnde in de overeenkomsten gesloten door de beoefenaars bedoeld (bij de artikelen 2, § 1, 3, 4 [1 , 21noviesdecies, 21quatervicies en 21quinquiesvicies]1), de bepalingen die hun keuzevrijheid bedoeld bij artikel 11 schenden. <W 2006-12-13/35, art. 10, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  ----------
  (1)<W 2014-04-04/51, art. 6, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.13.(§ 1.) Elk beoefenaar bedoeld bij (de artikelen 2, § 1, 3, 4 [2 , 21noviesdecies, 21quatervicies en 21quinquiesvicies]2) is gehouden, op verzoek of met akkoord van de patiënt, aan een ander behandelend beoefenaar door de patiënt aangeduid om hetzij de diagnose, hetzij de behandeling voort te zetten of te vervolledigen, alle nuttige of noodzakelijke hem betreffende inlichtingen van geneeskundige of farmaceutische aard mede te delen. <W 2006-12-13/35, art. 11, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  [1 De raden van de Orde waaronder de in artikelen 2, § 1, en 4 bedoelde beoefenaars vallen, zien toe op de naleving van de bepaling van het eerste lid en de bevoegde geneeskundige commissie ziet erop toe dat de in artikelen [2 3, 21noviesdecies, 21quatervicies en 21quinquiesvicies]2 bedoelde beoefenaars de bepaling van het eerste lid naleven.]1
  (§ 2. Elke in artikel 21bis bedoelde beoefenaar is ertoe gehouden, op verzoek of met instemming van de patiënt, aan een andere behandelende beoefenaar, aangewezen door deze laatste om een in artikel 21bis, § 4, bedoelde handeling te volgen of aan te vullen, alle nuttige en nodige inlichtingen van geneeskundige aard mede te delen die hem betreffen. [1 De bevoegde geneeskundige commissie ziet erop toe dat de in artikel 21bis bedoelde beoefenaars de bepaling van eerste paragraaf naleven.]1) <W 1995-04-06/87, art. 7, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  ----------
  (1)<W 2008-12-19/51, art. 65, 053; Inwerkingtreding : 07-11-2009>
  (2)<W 2014-04-04/51, art. 7, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.14.§ 1. In het raam van de organisatie of de erkenning door de overheid van een activiteit die betrekking heeft op de [1 geneeskunst]1 onder haar preventief voorkomen, kan de Koning de verplichting voorzien voor de beoefenaar van de [1 geneeskunst]1, verantwoordelijk voor deze activiteit, aan de behandelende beoefenaar die de consultant daartoe uitdrukkelijk aanwijst, de uitslagen over te maken van de onderzoekingen waaraan deze laatste werd onderworpen.
  De Koning kan bovendien de verplichting voorzien voor de beoefenaar van de [1 geneeskunst]1, verantwoordelijk voor een bij vorig lid bedoelde activiteit, mits het akkoord van de belanghebbende persoon, het geneeskundig dossier van deze laatste mede te delen aan de beoefenaar die verantwoordelijk is voor een andere activiteit die betrekking heeft op de [1 geneeskunst]1 onder haar preventief voorkomen, behalve wanneer deze laatste activiteit het geneeskundig toezicht op de arbeiders betreft.
  In geval van niet naleving van de verplichtingen opgelegd in uitvoering van de twee vorige leden, kunnen de erkenning van de daar bedoelde activiteit en de financiële voordelen, die daaraan desgevallend verbonden zijn, geweigerd of ingetrokken worden.
  De Koning bepaalt, op advies van de nationale raad van de betrokken Orde, de modaliteiten volgens dewelke de overdracht van de uitslagen, van de onderzoekingen bedoeld bij het eerste lid of de mededeling van het geneeskundig dossier, bedoeld bij het tweede lid van dit artikel, dient te geschieden.
  § 2. Onverminderd lid 3 van § 1 van dit artikel, zien de raden van de Orde, waaronder de beoefenaars ressorteren, toe dat de krachtens § 1, vastgestelde bepalingen worden nageleefd [1 en de bevoegde geneeskundige commissie ziet erop toe dat de in artikelen 3 en 21noviesdecies bedoelde beoefenaars de krachtens paragraaf 1 getroffen bepalingen naleven.]1.
  ----------
  (1)<W 2008-12-19/51, art. 66, 053; Inwerkingtreding : 07-11-2009>

Art.15.Onverminderd de bepalingen van artikel 18, § 2 hebben de beoefenaars bedoeld bij (de artikelen 2, § 1, 3, 4 [1 , 21noviesdecies, 21quatervicies en 21quinquiesvicies]1), mits eerbiediging van de regelen van de plichtenleer, recht op honoraria of forfaitaire bezoldigingen voor de door hen geleverde prestaties. <W 2006-12-13/35, art. 12, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  Onverminderd de toepassing van bedragen welke eventueel zijn vastgesteld door of krachtens de wet of voorzien bij statuten of overeenkomsten waartoe de beoefenaars zijn toegetreden, bepalen deze vrij het bedrag van hun honoraria, onder voorbehoud van de bevoegdheid, in geval van betwisting, van de Orde waaronder zij ressorteren of van de rechtbanken.
  Indien algemene criteria terzake zijn vastgesteld door de bevoegde nationale paritaire commissie, voorzien bij het koninklijk besluit nr 47 van 24 oktober 1967, tot instelling van een nationale paritaire commissie geneesheren-ziekenhuizen en tot vaststelling van het statuut van de nationale paritaire commissies voor andere beoefenaars van de geneeskunst of voor andere categorieën van inrichtingen, alsmede van de gewestelijke paritaire commissies, en algemeen bindend verklaard door de Koning, op grond van artikel 8 van dat besluit, moeten hogergenoemde statuten en overeenkomsten daarmee conform zijn.
  ----------
  (1)<W 2014-04-04/51, art. 8, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.16. Is verboden iedere vooraf gesloten overeenkomst die het honorarium koppelt aan de doelmatigheid van een behandeling (...). <Vernietigd bij Arr. Raad van State nr. 15.533, 27-10-1972>

Art.17.Onverminderd de bepalingen van artikel 18, § 2, wanneer een beoefenaar bedoeld bij (de artikelen 2, § 1, 3, 4 [1 , 21noviesdecies, 21quatervicies en 21quinquiesvicies]1) voor de uitoefening van zijn beroep personeel, lokalen en materieel gebruikt, dat niet voor het geheel voorwerp waren of zijn van een betaling ten welke andere titel ook en dat ter beschikking is gesteld van de beoefenaar door een derde persoon, worden de voorwaarden voor dit gebruik bepaald in een statuut of een uitdrukkelijke overeenkomst tussen deze beoefenaar en de derde. <W 2006-12-13/35, art. 13, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  Indien algemene criteria terzake zijn vastgesteld door de bevoegde nationale paritaire commissie, voorzien bij het koninklijk besluit nr 47 van 24 oktober 1967 tot instelling van een nationale paritaire commissie geneesheren-ziekenhuizen en tot vaststelling van het statuut van de nationale paritaire commissies voor andere beoefenaars van de geneeskunst of voor andere categorieën van inrichtingen, alsmede van de gewestelijke paritaire commissies, en algemeen bindend verklaard door de Koning, op grond van artikel 8 van dat besluit, moet het statuut of de overeenkomst bedoeld bij vorig lid daarmee conform zijn.
  ----------
  (1)<W 2014-04-04/51, art. 9, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.18.§ 1. Is verboden onder beoefenaars van een zelfde tak van de geneeskunst, elke verdeling van honoraria onder gelijk welke vorm, behalve zo deze verdeling geschiedt in het raam van de organisatie van de groepsgeneeskunde (...) (of in geval er meerdere apothekers-titularissen verantwoordelijk zijn voor een apotheek of in het kader van een apotheek uitgebaat door een rechtspersoon.) <Vernietigd bij Arr. Raad van State nr. 15.533, 27-10-1972> <W 2006-05-01/77, art. 3, 041; Inwerkingtreding : 23-07-2006>
  § 2. Onverminderd de bepalingen van artikelen 15 en 17, is verboden elke overeenkomst van welke aard ook, gesloten hetzij tussen de beoefenaars, (bedoeld in (de artikelen 2, § 1, 3, 4, 21bis [1 , 21noviesdecies, 21quatervicies en 21quinquiesvicies]1)) hetzij tussen deze beoefenaars en derden, inzonderheid producenten van farmaceutische produkten of leveranciers van geneeskundige of protheseapparaten, wanneer deze overeenkomst betrekking heeft op hun beroep en ertoe strekt aan de een of de ander rechtstreeks of onrechtstreeks winst of voordeel te verschaffen. <W 1995-04-06/87, art. 8, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> <W 2006-12-13/35, art. 14, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (In het kader van hun beroep is het de in het eerste lid bedoelde beoefenaars verboden om rechtstreeks of onrechtstreeks de door andere beroepsbeoefenaars of door derde personen aangeboden of toegekende premies, voordelen, uitnodigingen of gastvrijheid, te vragen of ze te aanvaarden.) <W 2004-12-16/56, art. 3, 033; Inwerkingtreding : 23-02-2005>
  ----------
  (1)<W 2014-04-04/51, art. 10, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.19.Het is aan elke beoefenaar (bedoeld in (de artikelen 2, § 1, 3, 4, 21bis [1 , 21noviesdecies, 21quatervicies en 21quinquiesvicies]1)) verboden op om het even welke wijze zijn medewerking te verlenen aan een derde of als naamlener voor hem op te treden, met het doel hem te onttrekken aan de straffen waarmede de onwettige uitoefening van de geneeskunde of de artsenijbereidkunde gestraft wordt. <W 1995-04-06/87, art. 9, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> <W 2006-12-13/35, art. 15, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  ----------
  (1)<W 2014-04-04/51, art. 11, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.20. De geneesheren en de beoefenaars van de tandheelkunde die vaststellen dat geneesmiddelen, welke door de apotheker aan hun zieken geleverd worden slecht bereid zijn, strijdig met het recept, of bedorven, zetten er hun zegel op en verzoeken de zieken ze enkel af te geven aan degenen die ze zullen komen halen namens de geneeskundige commissie van hun gebied.
  Zij geven zo haast mogelijk van dit feit kennis aan de secretaris der commissie, zodat deze laatste die geneesmiddelen kan doen afhalen en overmaken aan de commissie, die de zaak zal onderzoeken en handelen volgens de belangrijkheid van het geval.

Art. 20bis.<Ingevoegd bij W 2008-12-19/44, art. 25; Inwerkingtreding : 01-12-2009 (zie W 2009-09-28/06, art. 14)> De toepassing op de mens van menselijk lichaamsmateriaal zoals bedoeld in de wet van... inzake het verkrijgen en het gebruik van menselijk lichaamsmateriaal met het oog op de geneeskundige toepassing op de mens of het wetenschappelijk onderzoek, evenals van industrieel vervaardigde producten in het kader van de somatische celtherapie, gentherapie of weefselmanipulatie, geschiedt uitsluitend door een beoefenaar bedoeld in artikel 2, en dit in een erkend ziekenhuis dat behoort tot het toepassingsgebied van de wet op de ziekenhuizen, gecoördineerd op 7 augustus 1987, of in een ziekenhuis dat wordt uitgebaat door het Ministerie van Landsverdediging van de Belgische Staat.
  De in het eerste lid bedoelde beoefenaar dient volkomen onafhankelijk te zijn van de in voornoemde wet bedoelde intermediaire structuren voor menselijk lichaamsmateriaal, productie-instellingen en derden die één of meer handelingen hebben verricht met het bedoeld menselijk lichaamsmateriaal of het menselijk lichaamsmateriaal waarmee bedoeld product is bereid, evenals van een onderneming of de persoon door wie het bedoeld product is vervaardigd.

Art.21.[1 Elk voorschrift :
   1° vermeldt zo uitvoerig mogelijk de gebruiksaanwijzing van het geneesmiddel;
   2° wordt door de geneesheer, de beoefenaar van de tandheelkunde of iedere andere persoon die door of krachtens dit koninklijk besluit geneesmiddelen mag voorschrijven, gedagtekend op papier of op elektronische wijze aan de hand van een procedure die vastgesteld werd door het Beheerscomité van het eHealth-platform en goedgekeurd werd door het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid;
   3° wordt ondertekend door de geneesheer, de beoefenaar van de tandheelkunde of iedere andere persoon die door of krachtens dit koninklijk besluit geneesmiddelen mag voorschrijven, ofwel wordt de identiteit van de geneesheer, de beoefenaar van de tandheelkunde of iedere andere persoon die door of krachtens dit koninklijk besluit geneesmiddelen mag voorschrijven, geauthentiseerd aan de hand van een procedure die vastgesteld werd door het Beheerscomité van het eHealth-platform en goedgekeurd werd door het Sectoraal Comité van de Sociale Zekerheid en van de Gezondheid.
   De Koning kan de toepassing van de in het eerste lid, 2° en 3°, vermelde procedures uitbreiden tot andere categorieën van voorschriften dan voorschriften voor geneesmiddelen.]1
  (Indien gebruik gemaakt wordt van de elektronische handtekening dient deze geavanceerd te zijn, gerealiseerd op basis van een gekwalificeerd certificaat en aangemaakt door een veilig middel. [1 ...]1 <W 2003-12-22/42, art. 176, 029; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  (De Koning kan de inhoud en de modaliteiten van het voorschrijven bepalen. Hij legt bovendien de bijkomende voorwaarden vast waaraan de voorschriften in ambulante en extramurale omgeving moeten voldoen. Het ondertekenen van een voorschrift mag niet gedelegeerd worden.) [2 De Koning kan eveneens de inhoud en de nadere regels van het voorschrijven bepalen met het oog op de erkenning in België van voorschriften uitgevaardigd door in een andere Lidstaat gevestigde voorschrijvers alsook met het oog op de erkenning in een andere Lidstaat van door voorschrijvers gevestigd in België uitgevaardigde voorschriften.]2 <W 2001-08-10/49, art. 32, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  Wanneer een geneesheer of een beoefenaar van de tandheelkunde een toxisch geneesmiddel voorschrijft met een grotere dosis dan deze voorzien in de betreffende reglementering, moet hij deze dosis voluit in letters herhalen en door een nieuwe handtekening bevestigen.
  (De Koning kan voor het voorschrijven van geneesmiddelen die slaap- of verdovende middelen bevatten evenals van psychotrope stoffen die afhankelijkheid kunnen teweegbrengen het gebruik opleggen van speciale voorschriftenbriefjes waarvan Hij het model bepaalt; Hij stelt de lijst van deze stoffen vast. De Koning kan de afgifte van deze speciale voorschriftenbriefjes onderwerpen aan de inning van een bijdrage.) <W 1994-02-22/36, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 1994-06-07>
  ----------
  (1)<W 2014-04-10/23, art. 59, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>
  (2)<W 2014-04-10/23, art. 116, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

HOOFDSTUK Ibis- De uitoefening van de kinesitherapie.
Art. 21bis.<ingevoegd bij W 1995-04-06/87, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> § 1. In afwijking van artikel 2, § 1, en zonder de betekenis van het begrip "de geneeskunde", bepaald in dit artikel, te beperken, mag niemand de kinesitherapie uitoefenen die niet houder is van een erkenning afgegeven door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.
  (De houders van de erkenning, bedoeld in het eerste lid, die voldoen aan de criteria bedoeld in artikel 35novies, § 1, 4°, kunnen de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging verkrijgen, voor de in artikel 34, eerste lid, 1°, c), van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkering, gecoördineerd op 14 juli 1994, bedoelde verstrekkingen.) <W 2004-11-24/41, art. 4, 035; Inwerkingtreding : 19-03-2005>
  § 2. De Koning kan de voorwaarden en regels bepalen voor het verkrijgen, het behouden en het intrekken van de in § 1 bedoelde erkenning (en van de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging.) <W 2004-11-24/41, art. 4, 035; Inwerkingtreding : 19-03-2005>
  Deze erkenning mag enkel toegekend worden aan de houder van een universitair diploma in kinesitherapie (of een diploma van hoger onderwijs buiten de universiteit in kinesitherapie) dat een opleiding in het kader van een voltijds onderwijs bekroont dat ten minste vier studiejaren omvat. (Err. B.St. 23-08-1995, p. 24041)
  § 3. Niemand mag de beroepstitel van kinesitherapeut dragen die niet houder is van de in § 1 bedoelde erkenning.
  § 4. Als onwettige uitoefening van de kinesitherapie wordt beschouwd, het gewoonlijk verrichten door een persoon die er niet toe gemachtigd is krachtens § 1 van :
  1° systematische handelingen met als doel functieproblemen van spierskeletale, zenuwfysiologische, respiratoire, cardiovasculaire en psychomotorische aard te verhelpen door het toepassen [1 van een of meerdere van de volgende vormen van therapie]1 :
  a) de lichaamsoefeningstherapie, zijnde het tot een geneeskundig doel door de patiënt doen uitvoeren van bewegingen, met of zonder fysische bijstand;
  b) de massagetherapie, zijnde het tot een geneeskundig doel toepassen van massagetechnieken op de patiënt;
  c) de fysische therapieën, zijnde het tot geneeskundig doel aan de patiënt toedienen van niet-invasieve fysische prikkels, zoals elektrische stromen, elektromagnetische stralingen, ultrageluiden, warmte- en koudeapplicaties en balneotherapie;
  2° het verrichten van onderzoeken en het opstellen van balansen van de motoriek van de patiënt met als doel bij te dragen tot het stellen van een diagnose door een geneesheer of een behandeling bestaande uit de in het 1° bedoelde handelingen in te stellen;
  3° het concipiëren en het uitwerken van behandelingen bestaande uit de onder het 1° bedoelde handelingen;
  4° [1 de perinatale kinesitherapie en de bekkenbodemreëducatie]1.
  § 5. De Koning kan de onder § 4 bedoelde handelingen nader bepalen.
  § 6. [1 De krachtens § 1 erkende personen mogen enkel kinesitherapie uitoefenen ten aanzien van de patiënten die op grond van een voorschrift door een persoon worden verwezen die krachtens artikel 2, § 1, eerste lid, gemachtigd is om de geneeskunde uit te oefenen of, voor wat de kinesitherapie betreft voor temporomandibulaire dysfuncties, die verwezen worden door een persoon die krachtens artikel 3 gemachtigd is om de tandheelkunde uit te oefenen.
   Dit voorschrift is schriftelijk, eventueel onder elektronische vorm of telefax. Het vermeldt in elk geval de diagnose of de diagnostische gegevens van de arts, of in voorkomend geval van de tandheelkundige, het maximum aantal behandelingsbeurten bij de kinesitherapeut en de eventuele contra-indicaties voor bepaalde behandelingswijzen. Het kan ook de prestatie of de prestaties vermelden die de arts, of in voorkomend geval de tandheelkundige, vraagt.
   Wanneer de voorschrijvende arts, of in voorkomend geval de tandheelkundige, ermee instemt, mag de kinesitherapeut ook andere dan de voorgeschreven prestaties verrichten of de voorgeschreven prestaties niet verrichten.
   Op verzoek van de voorschrijvende arts, of in voorkomend geval de tandheelkundige, bezorgt de kinesitherapeut hem een verslag over de uitvoering van de behandeling en de verkregen resultaten.
   De Koning kan de lijst vaststellen van de redenen waarom en de situaties waarin personen erkend krachtens § 1 kunnen afwijken van de in het eerste lid bedoelde voorwaarde.]1
  ----------
  (1)<W 2014-04-10/23, art. 147, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

Art. 21ter.<ingevoegd bij W 1995-04-06/87, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> § 1. Bij de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, wordt een [1 Federale Raad voor de Kinesitherapie]1 ingesteld.
  § 2. De [1 Federale Raad voor de Kinesitherapie]1 heeft tot taak aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, op diens verzoek of op eigen initiatief, advies te verstrekken over alle aangelegenheden in verband met de kinesitherapie.
  § 3. De [1 Federale Raad voor de Kinesitherapie]1 kan ook de regeringen van de Gemeenschappen, op hun verzoek, advies verstrekken over alle aangelegenheden in verband met de studies en opleiding van de kinesitherapeuten.
  § 4. De [1 Federale Raad voor de Kinesitherapie]1 bestaat uit :
  1° veertien leden, kinesitherapeuten, die de kinesitherapie uitoefenen en die een minimale ervaring van tien jaar bezitten van wie ten minste vier personen hun beroep sedert ten minste tien jaar uitoefenen in het universitair onderwijs in de kinesitherapie of in het hoger onderwijs buiten de universiteit in de kinesitherapie;
  2° zes leden die gemachtigd zijn om de geneeskunde uit te oefenen krachtens artikel 2, § 1, waarvan drie beoefenaars van de huisartsgeneeskunde en drie beoefenaars van verschillende medische specialismen, waaronder één de fysische geneeskunde uitoefent;
  3° twee ambtenaren die de Minister vertegenwoordigen tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.
  De in het 3° bedoelde ambtenaren hebben zitting met raadgevende stem en verzorgen het secretariaat van de Raad.
  Aan elk lid van de Raad wordt een plaatsvervanger toegevoegd, die onder dezelfde voorwaarden wordt benoemd.
  § 5. De gewone en plaatsvervangende leden worden door de Koning benoemd voor een termijn van zes jaar, die eenmaal kan worden verlengd.
  De leden bedoeld in het 1° en 2° van § 4 worden benoemd op basis van dubbele lijsten, voorgedragen door de representatieve beroepsverenigingen en -organisaties van de betrokken personen.
  § 6. Bij de eerste samenstelling van de [1 Federale Raad voor de Kinesitherapie]1 kunnen beschouwd worden als kinesitherapeuten de personen erkend door de dienst geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering, op voorstel van de Erkenningsraad voor de kinesitherapeuten van dit instituut.
  § 7. [2 De Koning regelt de organisatie en de werking van de Federale Raad voor de Kinesitherapie.
   De Raad kan alleen geldig beraadslagen wanneer ten minste de helft van de gewone leden aanwezig zijn of door hun plaatsvervanger vertegenwoordigd zijn. Indien de leden van de Federale raad voor de Kinesitherapie niet in voldoende aantal aanwezig zijn, roept de voorzitter een tweede vergadering met dezelfde agenda bijeen. De Raad kan dan geldig beraadslagen ongeacht het aantal aanwezige leden.
   De Raad spreekt zich uit bij meerderheid der aanwezige leden. Bij staking van stemmen is het punt waarover werd gestemd niet aangenomen.
   De beslissingen van de Raad, voor wat betreft de in artikel 47, § 1, bedoelde adviezen worden genomen bij twee derde meerderheid van in § 4, eerste lid, 1° en 2°, bedoelde leden voor zover deze meerderheid bestaat uit ten minste een in § 4, eerste lid, 2°, bedoeld lid.]2
  ----------
  (1)<W 2014-04-10/23, art. 146, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>
  (2)<W 2014-04-10/23, art. 148, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

HOOFDSTUK Iter. - De uitoefening van de verpleegkunde.
Art. 21quater.(oud art. 21bis) <W 1995-04-06/87, art. 11, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> § 1. Niemand mag de verpleegkunde zoals ze is bepaald (in artikel 21quinquies) uitoefenen die niet in het bezit is van het diploma of de titel van gegradueerde verpleger of verpleegster, van het brevet of de titel van verpleger of verpleegster, van het brevet of de titel van verpleegassistent of -assistente, en die bovendien de voorwaarden gesteld in artikel (21sexies) niet vervult. <W 1995-04-06/87, art. 11, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  § 2. [1 De drager van de beroepstitel van vroedvrouw die haar of zijn diploma heeft behaald voor 1 oktober 2018, mag van rechtswege de verpleegkunde uitoefenen onder dezelfde voorwaarden als de dragers van de beroepstitel van gegradueerde verpleegkundige.
   De drager van de beroepstitel van vroedvrouw die haar of zijn diploma heeft behaald na 1 oktober 2018, mag van rechtswege de technische verpleegkundige verstrekkingen en de toevertrouwde medische handelingen die tot de verpleegkunde behoren, uitvoeren binnen het terrein van de verloskunde, de fertiliteitsbehandeling, de gynaecologie en de neonatologie.]1
  § 3. De diploma's, brevetten of gelijkwaardige titels worden afgeleverd overeenkomstig de door de Koning vastgestelde bepalingen.

  TOEKOMSTIG RECHT
  (NOTA : Deze vervanging trad oorspronkelijk in werking op 01/09/2001 (art. 59, §1, W 10/08/2001). Art. 59, §1, W 10/08/2001 werd nadien gewijzigd bij art. 77, W 02/08/2002, waardoor de datum van de iwt van art. 34 W 10/08/2001 (met terugwerkende kracht) zonder datum werd uitgesteld (te bepalen door de Koning).
  Art. 34 W 10/08/2001 werd dus vervangen bij art. 76 W 02/08/2002 met ingang van een door de Koning te bepalen datum (art. 77 W 02/08/2002).

Art. 21quater. <W 2002-08-02/45, art. 76, 024; Inwerkingtreding : onbepaald > § 1. Niemand mag de verpleegkunde, zoals bedoeld in artikel 21quinquies, uitoefenen indien hij niet erkend is als drager van hetzij de beroepstitel van verpleegkundige, hetzij de beroepstitel van gegradueerde verpleegkundige en bovendien niet beantwoordt aan de voorwaarden, gesteld in artikel 21sexies of beantwoordt aan § 3 van dit artikel.  § 2. [1 De drager van de beroepstitel van vroedvrouw die haar of zijn diploma heeft behaald voor 1 oktober 2018, mag van rechtswege de verpleegkunde uitoefenen onder dezelfde voorwaarden als de dragers van de beroepstitel van gegradueerde verpleegkundige.   De drager van de beroepstitel van vroedvrouw die haar of zijn diploma heeft behaald na 1 oktober 2018, mag van rechtswege de technische verpleegkundige verstrekkingen en de toevertrouwde medische handelingen die tot de verpleegkunde behoren, uitvoeren binnen het terrein van de verloskunde, de fertiliteitsbehandeling, de gynaecologie en de neonatologie.]1  § 3. De personen die op datum van inwerkingtreding van de wet van 10 augustus 2001 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg in het bezit zijn van een in toepassing van artikel 21sexies geviseerd brevet of titel van verpleegassistent of verpleegassistente, van ziekenhuisassistent of ziekenhuisassistente, het brevet of de titel van verpleger of verpleegster, het diploma of de titel in de verpleegkunde, het diploma of de titel van gegradueerd verpleger of gegradueerde verpleegster, worden van rechtswege erkend als drager van de respectieve beroepstitel van verpleegassistent of verpleegassistente, ziekenhuisassistent of ziekenhuisassistente, van verpleegkundige of gegradueerde verpleegkundige.  De personen die op datum van de inwerkingtreding van de wet van 10 augustus 2001 houdende maatregelen inzake de gezondheidszorg in het bezit zijn van een niet-geviseerd brevet of titel van verpleegassistent of verpleegassistente, van ziekenhuisassistent of ziekenhuisassistente, mogen de verpleegkunde, zoals bedoeld in artikel 21quinquies uitoefenen indien zij erkend zijn als drager van de beroepstitel van verpleegassistent of verpleegassistente, ziekenhuisassistent of ziekenhuisassistente en indien zij beantwoorden aan de voorwaarden, gesteld in artikel 21sexies.  De erkenning wordt toegekend overeenkomstig de door de Koning vastgestelde procedure en voor zover is voldaan aan de door de Koning bepaalde erkenningscriteria, na advies van de (Federale Raad voor Verpleegkunde). <W 2008-12-19/51, art. 73, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>  Deze erkenning blijkt uit een door de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort of een door hem gemachtigde ambtenaar getekend document.  § 4. De drager van de beroepstitel van vroedvrouw die haar diploma heeft behaald vóór 1 oktober van het vierde jaar na inwerkingtreding van artikel 34 van dezelfde wet van 10 augustus 2001 houdende maatregelen inzake gezondheidszorg, mag van rechtswege de verpleegkunde uitoefenen onder dezelfde voorwaarden als de dragers van de beroepstitel van gegradueerde verpleegkundige.  De drager van de beroepstitel van vroedvrouw mag van rechtswege de verpleegkunde uitoefenen binnen het terrein van de verloskunde, de fertiliteitsbehandeling en de neonatologie.
  ----------
  (1)<W 2014-04-10/23, art. 149, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

Art. 21quinquies. (oud art. 21ter) <W 1995-04-06/87, art. 12, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  (§ 1. Onder uitoefening van de verpleegkunde wordt verstaan het vervullen van de volgende activiteiten :
  a) - het observeren, het herkennen en het vastleggen van de gezondheidsstatus zowel op psychisch, fysisch als sociaal vlak;
  - het omschrijven van verpleegproblemen;
  - het bijdragen aan de medische diagnose door de arts en aan het uitvoeren van de voorgeschreven behandeling;
  - het informeren en adviseren van de patiënt en zijn familie;
  - het voortdurend bijstaan, uitvoeren en helpen uitvoeren van handelingen, waardoor de verpleegkundige het behoud, de verbetering en het herstel van de gezondheid van gezonde en zieke personen en groepen beoogt;
  - het verlenen van stervensbegeleiding en begeleiding bij de verwerking van het rouwproces;
  (NOTA van Justel : art. 10 van de W 2002-06-14/46, dat op 05-11-2002 in werking treedt, beschikt :
  " In artikel 21quinquies , § 1, a) , van hetzelfde koninklijk besluit (= KB078 1967-11-10/08), worden tussen de woorden " het herstel van de gezondheid " en de woorden " of hem bij het sterven te begeleiden ", de woorden " de handelingen van palliatieve zorg te verrichten " ingevoegd. "
  Deze wijziging slaat op een vorm van de tekst die krachtens W 2001-08-10/49, art. 35, vervallen is vanaf 01-09-2001. Deze oude vorm is als versie 021 gearchiveerd. <W 2002-06-14/46, art. 10, 025; Inwerkingtreding : 05-11-2002>)
  b) de technisch-verpleegkundige verstrekkingen waarvoor geen medisch voorschrift nodig is, alsook deze waarvoor wel een medisch voorschrift nodig is.
  Die verstrekkingen kunnen verband houden met de diagnosestelling door de arts, de uitvoering van een door de arts voorgeschreven behandeling of met het nemen van maatregelen inzake preventieve geneeskunde.
  c) de handelingen die door een arts kunnen worden toevertrouwd overeenkomstig artikel 5, § 1, tweede en derde lid.
  § 2. De verpleegkundige verstrekkingen bedoeld in § 1, a), b) en c), worden opgetekend in een verpleegkundig dossier.
  § 3. De Koning kan overeenkomstig de bepalingen van artikel 46bis, de lijst vaststellen van de in § 1 bedoelde verstrekkingen, alsook de regelen voor de uitvoering ervan en de desbetreffende bekwaamheidsvereisten.) <W 2001-08-10/49, art. 35, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>

Art. 21sexies. (oud art. 21quater) <W 1995-04-06/87, art. 13, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> § 1. De in artikel (21quater) bedoelde beoefenaars mogen alleen de verpleegkunde beoefenen indien zij vooraf hun titel hebben laten viseren door de bij artikel 36 bepaalde geneeskundige commissie, bevoegd overeenkomstig de plaats waar zij zich wensen te vestigen. <W 1995-04-06/87, art. 13, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  Bij het verlenen van het visum gaat de commissie over tot de registratie van de belanghebbende overeenkomstig de door de Koning bepaalde modaliteiten, na advies van de Nationale Raad voor de verpleegkunde.
  (Het visum wordt verleend tegen betaling van een bijdrage. De Koning bepaalt de bedragen en de betalingsmodaliteiten van deze bijdrage.) <W 1993-08-06/30, art. 35, 009; Inwerkingtreding : 19-08-1993>
  § 2. Op verzoek van de betrokkene kan de commissie haar visum aanbrengen op het bescheid waarin de overheid van de onderwijsinrichting of de centrale examencommissie verklaart dat de aanvrager geslaagd is in het eindexamen dat op het wettelijk diploma recht geeft. De uitwerking van dat visum vervalt bij het verstrijken van de maand die op de bekrachtiging van het diploma volgt en uiterlijk bij het verstrijken van de zesde maand die op de verlenging van het visum volgt.

  TOEKOMSTIG RECHT

Art. 21sexies. (oud art. 21quater) <W 1995-04-06/87, art. 13, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> (§ 1. De certificaten, brevetten of diploma's van de in artikel 21quater bedoelde personen moeten vooraf worden geviseerd door de bij artikel 36 bepaalde geneeskundige commissie, die bevoegd is overeenkomstig de plaats waar zij zich wensen te vestigen.  Voordat het visum wordt verleend, gaat de Erkenningscommissie van de (Federale Raad voor Verpleegkunde) na of de betrokkene beantwoordt aan de criteria voor de erkenning als houder van de beroepstitel bedoeld in artikel 21quater, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door de Koning, na advies van de (Federale Raad voor Verpleegkunde). <W 2008-12-19/51, art. 73, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>  Het visum wordt verleend tegen betaling van een bijdrage. De Koning bepaalt de bedragen en de betalingsmodaliteiten.  § 2. Op verzoek van de betrokkene kan de geneeskundige commissie het document viseren waarmee de directie van de onderwijsinstelling of de bevoegde examencommissie getuigt dat de aanvrager geslaagd is voor het eindexamen dat recht geeft op het diploma of brevet.  De uitwerking van dit visum houdt op na het verstrijken van de maand die volgt op die van de homologatie van het diploma of brevet en uiterlijk bij het verstrijken van de twaalfde maand die volgt op die waarin het visum werd verleend.) <W 2001-08-10/49, art. 36, 022; Inwerkingtreding : onbepaald >

Art. 21septies. (oud art. 21quinquies) <W 1995-04-06/87, art. 14, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  (§ 1. Niemand mag één der beroepstitels dragen als bedoeld in artikel 21quater, § 1, indien hij niet voldoet aan de voorwaarden gesteld in artikel 21quater, § 1.
  § 2. De persoon die voldoet aan de kwalificatievoorwaarden die zijn gesteld bij de wetgeving van een vreemd land, mag maximum één van de in artikel 21quater, bedoelde beroepstitels dragen mits hij de machtiging bekomt van de minister, tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, belast met de uitvoering van de besluiten tot vaststelling van de vereiste kwalificatievoorwaarden of van een door hem gemachtigde ambtenaar.) <W 2001-08-10/49, art. 37, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>

Art. 21octies. (oud art. 21sexies) <W 1995-04-06/87, art. 15, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> Het is ieder beoefenaar van de verpleegkunde verboden, hoe dan ook, zijn medewerking of zijn bijstand te verlenen aan een niet bevoegde derde, met het doel het hem mogelijk te maken de verpleegkunde te beoefenen.

Art. 21novies. (oud art. 21septies) <W 1995-04-06/87, art. 16, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> (Niemand mag één der in artikel 21quater, § 1, bedoelde beroepstitels toekennen aan personen die hij, zelfs kosteloos, tewerkstelt indien die personen niet voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 21quater, § 1.) <W 2001-08-10/49, art. 38, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>

Art. 21decies. (oud art. 21octies) <W 1995-04-06/87, art. 17, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> Bij het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin wordt een (Federale Raad voor Verpleegkunde) opgericht. <W 2008-12-19/51, art. 73, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>

Art. 21undecies. (oud art. 21novies) <W 1995-04-06/87, art. 18, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> § 1. De (Federale Raad voor Verpleegkunde) heeft tot taak aan de Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort, op diens verzoek of op eigen initiatief, advies te verstrekken over alle aangelegenheden in verband met de verpleegkunde, meer bepaald betreffende de uitoefening van de verpleegkunde en de kwalificatie hiertoe. <W 2008-12-19/51, art. 73, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>
  § 2. De (Federale Raad voor Verpleegkunde) kan ook (de minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort en de overheden van de gemeenschappen, bevoegd inzake onderwijs), op hun verzoek of op eigen initiatief, advies verstrekken over alle aangelegenheden die betrekking hebben op de studies en de opleiding van de in artikel (21quater) bedoelde personen. <W 1995-04-06/87, art. 18, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> <W 2008-12-19/51, art. 73, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>

Art. 21duodecies. (oud art. 21decies) <W 1995-04-06/87, art. 19, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  § 1. (De Federale Raad voor Verpleegkunde bestaat uit :
  1° - 12 leden en evenveel vervangers die de beoefenaars van de verpleegkunde die geen houder zijn van een bijzondere beroepstitel of een bijzondere beroepsbekwaamheid, vertegenwoordigen;
  - telkens 2 leden en evenveel vervangers die elke categorie van de beoefenaars van de verpleegkunde die houder zijn van een bijzondere beroepstitel of een bijzondere beroepsbekwaamheid, vertegenwoordigen;
  - 4 leden en evenveel vervangers die de zorgkundigen vertegenwoordigen;
  2° 6 leden en evenveel vervangers die de artsen vertegenwoordigen;
  3° 3 ambtenaren aangewezen door de overheden die op grond van de artikelen 127 en 130, § 1, eerste lid van de gecoördineerde Grondwet bevoegd zijn voor het onderwijs in het geval dat zij wensen te worden vertegenwoordigd;
  4° 1 ambtenaar die de minister vertegenwoordigt tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort en die het secretariaat zal verzorgen.
  De in 3° en 4° bedoelde ambtenaren hebben zitting met raadgevende stem.) <W 2008-12-19/51, art. 74, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>
  § 2. (De leden worden door de Koning benoemd voor een termijn van zes jaar, die eenmaal kan worden verlengd; de benoemingen van de in 1° en 2° bedoelde leden geschieden uit een dubbeltal voorgedragen door de representatieve beroepsverenigingen en -organisaties van de betrokken personen; de benoemingen van de in 3° bedoelde leden geschieden op aanwijzing van de betrokken overheden; de benoeming van het in 4° bedoelde lid geschiedt op de voordracht van de minister van wie hij afhangt.) <W 2008-12-19/51, art. 74, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>
  § 3. (Opdat de Federale Raad voor Verpleegkunde geldig zou kunnen beraadslagen, moeten minstens de helft van de 12 leden die de beoefenaars van de verpleegkunde die geen houder zijn van een bijzondere beroepstitel of een bijzondere beroepsbekwaamheid, vertegenwoordigen, de helft van de leden die de beoefenaars van de verpleegkunde die houder zijn van een bijzondere beroepstitel of een bijzondere beroepsbekwaamheid, vertegenwoordigen, minstens de helft van de leden die de zorgkundigen en de artsen vertegenwoordigen, waarvan minstens één lid dat de zorgkundigen vertegenwoordigt en één lid dat de artsen vertegenwoordigt, wanneer de Raad advies moet verstrekken over een aangelegenheid die specifiek op hen betrekking heeft, aanwezig zijn.
  Indien de leden van de Federale Raad voor Verpleegkunde niet in voldoende aantal aanwezig zijn, belegt de voorzitter een tweede vergadering met dezelfde agenda; de Raad kan dan geldig beraadslagen ongeacht het aantal aanwezige leden. De Raad spreekt zich uit bij meerderheid der aanwezige leden. Bij staking van stemmen is het punt waarover werd gestemd niet aangenomen.) <W 2008-12-19/51, art. 74, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>

Art. 21terdecies. (oud art. 21undecies) <W 1995-04-06/87, art. 20, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  De Koning regelt de organisatie en de werking van de (Federale Raad voor Verpleegkunde). De Raad kan alleen geldig beslissen wanneer de helft van de in artikel (21duodecies), § 1, sub 1° en 2°, bedoelde leden aanwezig is. <W 1995-04-06/87, art. 20, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> <W 2008-12-19/51, art. 73, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>

Art. 21quaterdecies. (oud art. 21duodecies) <W 1995-04-06/87, art. 21, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> § 1. Bij het Ministerie van Volksgezondheid en van het Gezin wordt een technische commissie voor verpleegkunde opgericht.
  Die commissie is ermee belast de Koning (de in artikel 46bis, § 1, bedoelde adviezen te verstrekken). <W 1990-12-19/32, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991>
  § 2. De commissie bestaat uit :
  1° 12 leden die door de Koning worden benoemd uit een dubbeltal voorgedragen door de representatieve beroepsverenigingen en -organisaties van de verpleegkundigen;
  2° 12 leden die door de Koning worden benoemd uit een dubbeltal voorgedragen door de representatieve organisaties van de geneesheren.
  (§ 2bis. Het mandaat van lid van de Technische Commissie voor Verpleegkunde is onverenigbaar met dat van lid van de Federale Raad voor Verpleegkunde bedoeld in artikel 21decies en met dat van lid van de Erkenningscommissie voor de beoefenaars van de verpleegkunde bedoeld in artikel 21septiesdecies /1, § 1.) <W 2008-12-19/51, art. 75, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>
  § 3. Volgens dezelfde procedure benoemt de Koning een aantal plaatsvervangers dat gelijk is aan het aantal sub § 2 bedoelde leden.
  (§ 3bis. De gewone en de plaatsvervangende leden worden benoemd voor een termijn van zes jaar die eenmaal kan worden verlengd.) <W 1994-02-22/36, art. 4, 010; Inwerkingtreding : 1994-06-07>
  § 4. De Koning benoemt een voorzitter en een ondervoorzitter op de voordracht van de technische commissie. De voorzitter en ondervoorzitter hebben geen stemrecht.
  Het secretariaat wordt waargenomen door een door de Minister van Volksgezondheid en van het Gezin aangewezen ambtenaar.
  § 5. De Koning stelt het reglement vast voor de organisatie en de werking van de technische commissie.
  (De commissie kan slechts geldig beraadslagen als de helft van de in § 2, 1°, bedoelde leden en de helft van de in § 2, 2°, bedoelde leden aanwezig zijn.) De beslissingen worden genomen bij een drie vierde meerderheid van de aanwezige leden van elke groep. (Wanneer in een zitting van de commissie de helft van elke groep niet aanwezig is, kan in een volgende zitting geldig beraadslaagd worden ongeacht het aantal aanwezige leden.) <W 2001-08-10/49, art. 41, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>

Art. 21quinquiesdecies. <Ingevoegd bij W 2001-08-10/49, art. 42; Inwerkingtreding : 01-09-2001> Niemand mag het beroep van zorgkundige uitoefenen die niet geregistreerd is binnen de diensten van de regering, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door de Koning.

Art. 21quinquiesdecies/1. [1 Het is ieder zorgkundige verboden, hoe dan ook, zijn medewerking of zijn bijstand te verlenen aan een niet bevoegde derde, met het doel het hem mogelijk te maken een of meer van de aan de zorgkundigen toegelaten verpleegkundige activiteiten te beoefenen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2013-03-19/03, art. 61, 061; Inwerkingtreding : 08-04-2013>

Art. 21quinquiesdecies/2. [1 Niemand mag de in artikel 21quinquiesdecies bedoelde beroepstitel toekennen aan personen die hij, zelfs kosteloos, tewerkstelt indien die personen niet voldoen aan de in artikelen 21quinquiesdecies en 21septiesdecies gestelde voorwaarden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2013-03-19/03, art. 62, 061; Inwerkingtreding : 08-04-2013>

Art. 21sexiesdecies. <Ingevoegd bij W 2001-08-10/49, art. 43; Inwerkingtreding : 01-09-2001> § 1. Onder zorgkundige wordt verstaan de persoon die specifiek is opgeleid om de verpleegkundige onder zijn/haar toezicht bij te staan inzake zorgverstrekking, gezondheidsopvoeding en logistiek in het kader van de door de verpleegkundige gecoördineerde activiteiten binnen een gestructureerde equipe.
  § 2. De Koning bepaalt, na advies van de (Federale Raad voor Verpleegkunde) en de Technische commissie voor Verpleegkunde, de activiteiten, vermeld in artikel 21quinquies § 1, a) en b) die de zorgkundige kan uitvoeren, en stelt de voorwaarden vast waaronder de zorgkundige deze handelingen kan stellen die verband houden met zijn functie, zoals vastgesteld in § 1. <W 2008-12-19/51, art. 73, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>

Art. 21septiesdecies.<Ingevoegd bij W 2001-08-10/49, art. 44; Inwerkingtreding : 01-09-2001> § 1. De certificaten, brevetten of diploma's van [1 de in artikel 21quinquiesdecies]1 bedoelde personen moeten vooraf worden geviseerd door de bij artikel 36 bepaalde geneeskundige commissie, die bevoegd is overeenkomstig de plaats waar zij zich wensen te vestigen.
  Voordat het visum wordt verleend, gaat de Erkenningscommissie van de (Federale Raad voor Verpleegkunde) na of de betrokkene beantwoordt aan de modaliteiten voor de registratie als zorgkundige, bedoeld in artikel 21quinquiesdecies, overeenkomstig de modaliteiten vastgesteld door de Koning, na advies van de (Federale Raad voor Verpleegkunde). <W 2008-12-19/51, art. 73, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>
  Het visum wordt verleend tegen betaling van een bijdrage. De Koning bepaalt de bedragen en de betalingsmodaliteiten.
  § 2. Op verzoek van de betrokkene kan de geneeskundige commissie het document viseren waarmee de directie van de onderwijsinstelling of de bevoegde examencommissie getuigt dat de aanvrager geslaagd is voor het eindexamen dat recht geeft op het diploma of brevet.
  De uitwerking van dit visum houdt op na het verstrijken van de maand die volgt op die van de homologatie van het diploma of brevet en uiterlijk bij het verstrijken van de twaalfde maand die volgt op die waarin het visum werd verleend.
  ----------
  (1)<W 2013-03-19/03, art. 63, 061; Inwerkingtreding : 08-04-2013>

Art. 21septiesdecies/1. <Ingevoegd bij W 2008-12-19/51, art. 76; Inwerkingtreding : 31-12-2009> § 1. Bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu wordt een Erkenningscommissie voor de beoefenaars van de verpleegkunde opgericht.
  § 2. De Erkenningscommissie voor de beoefenaars van de verpleegkunde heeft tot taak advies uit te brengen over de aanvragen om erkenning waarbij de beoefenaars van de verpleegkunde gemachtigd worden een beroepstitel of een bijzondere beroepstitel te dragen of zich te beroepen op een bijzondere beroepsbekwaamheid, alsook na te gaan of de nadere regels voor de registratie als zorgkundige worden nageleefd. Zij heeft tevens tot taak om de naleving van de door de minister bevoegd voor de volksgezondheid vastgestelde voorwaarden voor het behoud van de desbetreffende titel of bekwaamheid te controleren en om de minister sancties voor te stellen wanneer bij controle blijkt dat er aan die voorwaarden niet is voldaan.
  § 3. De Koning regelt de samenstelling, de organisatie en de werking van de Erkenningscommissie voor de beoefenaars van de verpleegkunde.
  Het mandaat van lid van de Erkenningscommissie is onverenigbaar met dat van lid van de Federale Raad voor Verpleegkunde bedoeld in artikel 21decies en met dat van lid van de Technische Commissie voor Verpleegkunde bedoeld in artikel 21quaterdecies, § 1.

HOOFDSTUK Iquater- De uitoefening van het beroep van vroedvrouw
Art. 21octiesdecies. <Ingevoegd bij W 2006-12-13/35, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-2007> § 1. Zonder afbreuk te doen aan de uitoefening van de geneeskunde zoals bepaald in artikel 2 wordt onder de uitoefening van het beroep van vroedvrouw verstaan :
  1° het autonoom uitvoeren van de volgende activiteiten :
  a) diagnose van de zwangerschap;
  b) toezicht op, zorg en advies aan de vrouw tijdens de zwangerschap, de bevalling en de periode na de bevalling;
  c) het opvolgen van normale zwangerschappen, het verrichten van normale bevallingen en het verlenen van de eerste zorg aan pasgeborenen en gezonde zuigelingen;
  d) preventieve maatregelen, het opsporen van risico's bij moeder en kind;
  e) in dringende gevallen het verrichten van de noodzakelijke handelingen in afwachting van deskundige medische hulp;
  f) gezondheidsvoorlichting en -opvoeding van de vrouw, de familie en de maatschappij;
  g) prenatale opvoeding en voorbereiding op het ouderschap;
  2° het meewerken, samen met de arts, en onder diens verantwoordelijkheid, aan de opvang en de behandeling van vruchtbaarheidsproblemen, van zwangerschappen en bevallingen met verhoogd risico en van pasgeborenen die in levensbedreigende of bijzondere ziektecondities verkeren, alsook aan de zorg die in die gevallen moet worden verleend.
  § 2. De Koning bepaalt, na advies van de Federale Raad voor de Vroedvrouwen, de handelingen die, overeenkomstig § 1, mogen worden verricht door de personen die erkend zijn als houder van de beroepstitel van vroedvrouw en bepaalt, na advies van de Federale Raad voor de vroedvrouwen, de nadere regels en de erkenningscriteria voor de verkrijging van de beroepstitel van vroedvrouw.
  § 3. De Koning bepaalt, na advies van de Federale Raad voor de vroedvrouwen, de nadere regels en de bijzondere kwalificatiecriteria die de houder van de beroepstitel van vroedvrouw de mogelijkheid geven geneesmiddelen voor te schrijven.
  De Koning bepaalt, na advies van de Federale Raad voor de Vroedvrouwen en de Koninklijke Academie voor Geneeskunde, welke geneesmiddelen autonoom mogen worden voorgeschreven in het kader van de opvolging van normale zwangerschappen, de praktijk van normale bevallingen en de zorg aan gezonde pasgeborenen in en buiten het ziekenhuis. Het voorschrijven van contraceptiva is beperkt tot de drie maanden volgend op de bevalling.
  § 4. De Koning stelt na advies van de Federale Raad voor de Vroedvrouwen, de bijzondere kwalificatieregels en -criteria vast waaraan houders van de beroepstitel van vroedvrouw moeten voldoen om bekkenbodemreëducatie te mogen uitvoeren.
  § 5. De Koning stelt na advies van de Federale Raad voor de Vroedvrouwen, de bijzondere kwalificatiemodaliteiten en -criteria vast waaraan houders van de beroepstitel van vroedvrouw moeten voldoen om functionele, en geen morfologische, echografieën uit te voeren.
  De Koning bepaalt, na advies van de Federale Raad voor de Vroedvrouwen en de Koninklijke Academie voor Geneeskunde, de lijst met motieven en situaties waarin de houder van de beroepstitel van vroedvrouw een echografie kan uitvoeren.

Art. 21noviesdecies. <Ingevoegd bij W 2006-12-13/35, art. 3; Inwerkingtreding : 01-01-2007, behalve art. 21noviesdecies, § 1, L1 met Inwerkingtreding : onbepaald , zie W 2006-12-13/35, art. 29> § 1. (De erkenning als houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw wordt van rechtswege toegekend aan de houder van een diploma van hoger onderwijs van vroedvrouw, afgeleverd door een door de bevoegde overheid erkende onderwijsinstelling, of van een daarmee door de bevoegde overheid gelijkwaardig verklaard diploma. De minimale duur van de opleiding wordt vastgesteld door de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.) <W 2007-03-01/37, art. 92, 029; Inwerkingtreding : 24-03-2007>
  § 2. De erkenning als houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw wordt toegekend door de minister bevoegd voor de Volksgezondheid. Om de erkenning als houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw te behouden, is de vroedvrouw verplicht zich door middel van permanente opleiding op de hoogte te houden van de evoluties in de verloskunde. De minimumduur en de regels van de permanente opleiding worden, op advies van de Federale Raad voor Vroedvrouwen, door de Koning vastgesteld.
  § 3. De erkenning als houder of houdster van de beroepstitel van vroedvrouw kan worden ingetrokken indien de betrokkene, na een waarschuwing te hebben ontvangen, geen permanente opleiding volgt. De regels inzake intrekking van de erkenning worden, op advies van de Federale Raad voor Vroedvrouwen, door de Koning vastgesteld.
  § 4. Bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de voedselketen en Leefmilieu wordt een Federale Raad voor de Vroedvrouwen opgericht die tot taak heeft advies uit te brengen omtrent alle problemen van de vroedvrouwen die tot de federale bevoegdheid behoren.

Art. 21noviesdecies/1. [1 § 1. Bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu wordt een erkenningscommissie voor de vroedvrouwen opgericht.
   § 2. De erkenningscommissie voor de vroedvrouwen heeft als opdracht om advies uit te brengen over de aanvragen tot erkenning waarbij de vroedvrouwen gemachtigd worden een beroepstitel te dragen, alsook advies te verlenen over de registratie van permanente opleidingen. Zij heeft tevens als opdracht om de naleving van de door de voor de Volksgezondheid bevoegde minister vastgestelde voorwaarden voor het behoud van de desbetreffende titel te controleren en om de minister sancties voor te stellen wanneer bij controle blijkt dat er aan die voorwaarden niet is voldaan.
   § 3. De Koning regelt de samenstelling, de organisatie en de werking van de erkenningscommissie voor de vroedvrouwen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-10/23, art. 150, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

HOOFDSTUK Iquinquies. - De uitoefening van het beroep van hulpverlener-ambulancier
Art. 21vicies. <Ingevoegd bij W 2008-12-19/51, art. 77; Inwerkingtreding : 01-01-2012> Onverminderd de toepassing van artikel 6ter, § 2, van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening mag niemand het beroep van hulpverlener-ambulancier uitoefenen die niet geregistreerd is bij de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, overeenkomstig de nadere regels vastgesteld door de Koning.

Art. 21unvicies. <Ingevoegd bij W 2008-12-19/51, art. 77; Inwerkingtreding : 10-01-2009> § 1. Onder hulpverlener-ambulancier wordt verstaan de persoon die specifiek is opgeleid om de arts of de verpleegkundige bij te staan of om onder hun toezicht, overeenkomstig de nadere regels vastgesteld door de Koning, inzake zorgverstrekking, gezondheidsopvoeding en logistiek, in te staan voor het vervoer van de personen bedoeld in artikel 1 van de wet van 8 juli 1964 betreffende de dringende geneeskundige hulpverlening.
  § 2. De Koning bepaalt, na advies van de Federale Raad voor Verpleegkunde en de Technische Commissie voor Verpleegkunde, alsook van de Nationale Raad voor dringende geneeskundige hulpverlening bedoeld in het koninklijk besluit van 5 juli 1994 tot oprichting van een Nationale Raad voor dringende geneeskundige hulpverlening, de activiteiten vermeld in artikel 21quinquies, § 1, a), b) en c), die de hulpverlener-ambulancier kan uitvoeren, en stelt de nadere regels vast waaronder de hulpverlener-ambulancier deze handelingen kan stellen die verband houden met zijn functie, zoals vastgesteld in paragraaf 1.

Art. 21duovicies. [1 Het is ieder hulpverlener-ambulancier verboden, hoe dan ook, zijn medewerking of zijn bijstand te verlenen aan een niet bevoegde derde, met het doel het hem mogelijk te maken een of meer activiteiten die onder het beroep van hulpverlener-ambulancier vallen te beoefenen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2013-03-19/03, art. 64, 061; Inwerkingtreding : 08-04-2013>

Art. 21tervicies. [1 Niemand mag de in artikel 21vicies bedoelde beroepstitel toekennen aan personen die hij, zelfs kosteloos, tewerkstelt indien die personen niet voldoen aan de in artikel 21vicies gestelde voorwaarden.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2013-03-19/03, art. 65, 061; Inwerkingtreding : 08-04-2013>

HOOFDSTUK Isexies. - [1 De uitoefening van de klinische psychologie en van de klinische orthopedagogiek]1   ----------   (1)
Art. 21quatervicies. [1 § 1. Alleen de houder van een erkenning uitgereikt door de voor de Volksgezondheid bevoegde minister mag de klinische psychologie uitoefenen.
   § 2. De Koning bepaalt, na advies van de Federale Raad voor de klinische psychologie en de klinische orthopedagogiek, de voorwaarden voor het verkrijgen, het behoud en de intrekking van de in § 1 bedoelde erkenning, de leerstof die moet zijn verwerkt en de stages die moeten zijn gevolgd om de erkenning in de klinische psychologie te verkrijgen.
   De erkenning in de klinische psychologie kan enkel worden verleend aan de houder van een diploma van het universitaire onderwijs in het domein van de klinische psychologie behaald ter afsluiting van een opleiding, die in het kader van het voltijds onderwijs, minstens vijf jaar studie of 300 punten in het Europees systeem voor de overdracht en de accumulatie van studiebelastingpunten (ECTS) telt, een stage in het domein van de klinische psychologie inbegrepen. Met de houder van een diploma in het domein van de klinische psychologie worden gelijkgesteld, de personen die houder zijn van een universitair diploma in het vakgebied van de psychologie dat uitgereikt werd voor de inwerkingtreding van dit artikel en die een beroepservaring van minimum drie jaar in het domein van de klinische psychologie kunnen bewijzen.
   § 3. Onder de uitoefening van de klinische psychologie wordt verstaan het gebruikelijk verrichten van autonome handelingen die tot doel hebben of worden voorgesteld tot doel te hebben, bij een mens en in een wetenschappelijk onderbouwd klinisch psychologisch referentiekader, de preventie, het onderzoek, het opsporen of het stellen van een psychodiagnose van echt dan wel ingebeeld psychisch of psychosomatisch lijden en die persoon te behandelen of te begeleiden.
   § 4. De Koning kan, na advies van de Federale Raad voor de klinische psychologie en de klinische orthopedagogiek, de in § 3 bedoelde verrichtingen verduidelijken en omschrijven en de voorwaarden voor de uitoefening ervan vastleggen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/51, art. 13, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>


Art. 21quinquiesvicies. [1 § 1. Alleen de houder van een erkenning uitgereikt door de voor de Volksgezondheid bevoegde minister mag de klinische orthopedagogiek uitoefenen.
   In afwijking van het eerste lid, mag de houder van een erkenning in de klinische psychologie die tijdens zijn opleiding in de klinische psychologie een opleiding in de klinische orthopedagogiek heeft gevolgd, de klinische orthopedagogiek uitoefenen.
   § 2. De Koning bepaalt, na advies van de Federale Raad voor de klinische psychologie en de klinische orthopedagogiek, de voorwaarden voor het verkrijgen, het behoud en de intrekking van de in § 1, eerste lid, bedoelde erkenning inzonderheid de leerstof die moet zijn verwerkt en de stages die moeten zijn gevolgd om de erkenning in de klinische orthopedagogiek te verkrijgen.
   De erkenning in de klinische orthopedagogiek kan enkel worden verleend aan de houder van een diploma van het universitair onderwijs in het domein van de klinische orthopedagogiek, behaald ter afsluiting van een opleiding, die in het kader van het voltijds onderwijs minstens vijf jaar studie of 300 ECTS-studiepunten telt, een stage in het domein van de klinische orthopedagogiek inbegrepen.
   § 3. Onder uitoefening van de klinische orthopedagogiek wordt verstaan het, in een wetenschappelijk referentiekader van de klinische orthopedagogiek, gebruikelijk verrichten van autonome handelingen die de preventie, het onderzoek en het opsporen van problemen in verband met de opvoeding, het gedrag, de ontwikkeling of de scholing bij personen tot doel hebben en de behandeling of de begeleiding van die personen.
   § 4. De Koning kan, na advies van de Federale Raad voor de klinische psychologie en de klinische orthopedagogiek, de in § 3 bedoelde verrichtingen verduidelijken en omschrijven en de voorwaarden voor de uitoefening ervan vastleggen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/51, art. 14, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>


Art. 21sexiesvicies. [1 § 1. Er wordt een Federale Raad voor de klinische psychologie en de klinische orthopedagogiek opgericht.
   § 2. De Federale Raad voor de klinische psychologie en de klinische orthopedagogiek heeft als opdracht om de voor de Volksgezondheid bevoegde minister, op diens verzoek of op eigen initiatief, advies te verstrekken over alle aangelegenheden in verband met de uitoefening van de klinische psychologie of van de klinische orthopedagogiek. Die Raad kan de gemeenschapsregeringen, op hun verzoek, advies verlenen over elke aangelegenheid die betrekking heeft op hun opleiding.
   § 3. De Federale Raad voor de klinische psychologie en de klinische orthopedagogiek bestaat uit :
   1° acht leden, waaronder vier Nederlandstaligen en vier Franstaligen, die houder zijn van het in artikel 21quatervicies, § 2, tweede lid, bedoelde universitair diploma en sinds ten minste vijf jaar een academische functie ter zake bekleden, op een lijst van dubbeltallen voorgedragen door de faculteiten die volledig onderwijs verstrekken als bedoeld in artikel 21quatervicies, § 2, tweede lid;
   2° twee leden, waaronder een Nederlandstalige en een Franstalige, die gemachtigd zijn de klinische orthopedagogiek uit te oefenen overeenkomstig artikel 21quinquiesvicies, § 1, en sinds ten minste vijf jaar een academische functie ter zake bekleden, op een lijst van dubbeltallen voorgedragen door de faculteiten die volledig onderwijs verstrekken dat leidt tot een opleiding die de uitoefening toestaat van de klinische orthopedagogiek, overeenkomstig artikel 21quinquiesvicies, § 2, tweede lid.
   3° acht leden, waaronder vier Nederlandstaligen en vier Franstaligen, die houder zijn van het in artikel 21quatervicies, § 2, tweede lid, bedoelde universitair diploma en de klinische psychologie werkelijk beoefenen, voorgedragen op een lijst van dubbeltallen door de representatieve beroepsverenigingen;
   4° twee leden, waaronder een Nederlandstalige en een Franstalige die conform artikel 21quinquiesvicies, § 1, gemachtigd zijn de klinische orthopedagogiek uit te oefenen en die de klinische orthopedagogiek werkelijk beoefenen, voorgedragen op een lijst van dubbeltallen door de representatieve beroepsverenigingen;
   5° twee artsen, waaronder een Nederlandstalige en een Franstalige, houders van de bijzondere beroepstitel van geneesheer-specialist in de psychiatrie zoals door de Koning bepaald en die door hun beroepsvereniging zijn aangewezen.
   De Koning kan de criteria vastleggen opdat een vereniging als representatief in de zin van het eerste lid, 3° en 4°, kan worden aangewezen.
   § 4. De leden van de Federale Raad worden door de Koning benoemd voor een hernieuwbare periode van zes jaar. De Federale Raad verkiest onder zijn leden een voorzitter en een ondervoorzitter.
   Aan elk werkend lid van de Federale Raad wordt een plaatsvervanger toegevoegd die aan dezelfde voorwaarden voldoet.
   § 5. De Koning regelt de organisatie en de werking van de Federale Raad.
   De Federale Raad kan alleen geldig beraadslagen en beslissen wanneer ten minste de helft van de werkende leden aanwezig zijn of door hun plaatsvervanger vertegenwoordigd zijn.
   De beslissingen van de Federale Raad worden genomen bij gewone meerderheid van de aanwezige leden. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter doorslaggevend.
   § 6. Met uitzondering van de in § 3, eerste lid, 5°, bedoelde leden, zijn de leden van de Federale Raad, naar gelang van het geval, als klinisch psycholoog of klinisch orthopedagoog, overeenkomstig artikel 21quatervicies, § 1, of artikel 21quinquiesvicies, § 1, erkend, uiterlijk een jaar na de inwerkingtreding van het koninklijk besluit dat de voorwaarden en nadere erkenningsregels bepaalt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/51, art. 15, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>


Art. 21septiesvicies. [1 § 1. Er wordt een Erkenningscommissie voor de beoefenaars van de klinische psychologie en de klinische orthopedagogiek opgericht.
   § 2. De Erkenningscommissie voor de beoefenaars van de klinische psychologie en van de klinische orthopedagogiek heeft als opdracht om, voor individuele gevallen, een advies te verstrekken met betrekking tot de verlening, het toezicht op en het behoud van de in artikel 21quatervicies, § 1, bedoelde erkenning, en van de in artikel 21quinquiesvicies, § 1, bedoelde erkenning.
   § 3. De Koning legt de procedure vast voor het verkrijgen, behouden en intrekken van de in artikel 21quatervicies, § 1, bedoelde erkenning en van de in artikel 21quinquiesvicies, § 1, bedoelde erkenning.
   § 4. De Koning regelt de samenstelling, de organisatie en de werking van de Erkenningscommissie voor de beoefenaars van de klinische psychologie en van de klinische orthopedagogiek.
   Het mandaat van lid van de Erkenningscommissie is onverenigbaar met dat van lid van de Federale Raad voor de klinische psychologie en de klinische orthopedagogiek.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/51, art. 16, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>


HOOFDSTUK II. _ De uitoefening van de paramedische beroepen.
Art.22.Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder uitoefening van een paramedisch beroep :
  1° het gewoonlijk verrichten door andere personen dan deze bedoeld bij artikel 2, § 1 en de (artikelen 3, 4, 21bis [1 , 21quater, 21quatervicies en 21quinquiesvicies]1) van technische hulpprestaties die verband houden met het stellen van de diagnose of met het uitvoeren van de behandeling, zoals zij nader bepaald zullen kunnen worden in uitvoering van artikel 23; <W 20-12-1974, art. 4, 1°> <W 1995-04-06/87, art. 22, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  2° het gewoon uitvoeren van de bij (artikel 5, § 1, eerste lid, (en § 2, derde lid) ) bedoelde handelingen; <W 20-12-1974, art. 4, 2°> <W 1997-03-17/48, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 28-12-1997>
  3° het gewoon uitvoeren van de bij artikel 6 bedoelde handelingen.
  ----------
  (1)<W 2014-04-04/51, art. 17, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art. 22bis.<Ingevoegd bij W 1990-12-19/32, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991> De Koning [1 stelt]1 de lijst vast van de paramedische beroepen.
  ----------
  (1)<W 2014-04-10/23, art. 151, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

Art.23. § 1. De Koning kan, (overeenkomstig de bepalingen van artikel 46bis, § 2), de in artikel 22, 1° bedoelde prestaties nader bepalen en de voorwaarden vaststellen waaronder zij moeten worden uitgevoerd. <W 1990-12-19/32, art. 5, 1, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991>
  Hij kan eveneens, (overeenkomstig de bepalingen van artikel 46bis, § 2), de vereiste kwalificatievoorwaarden bepalen waaraan de personen moeten voldoen die deze prestaties verrichten. <W 1990-12-19/32, art. 5, 2, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991>
  § 2. De Koning kan, op advies van de Nationale Raad voor de paramedische beroepen, de beroepstitels bepalen waaronder de betrokkenen de bij artikel 22 bedoelde prestaties en handelingen verrichten.

Art.24.<W 1999-01-25/32, art. 177, 018; Inwerkingtreding : onbepaald , zie ook art 183> § 1. Buiten de beoefenaars, bedoeld in artikel 2, § 1, en de artikelen 3, 4 [1 , 21bis, 21quatervicies en 21quinquiesvicies]1 voor wat betreft de prestaties verbonden aan hun respectieve kunst, mag niemand prestaties verrichten die nader bepaald zijn ter uitvoering van artikel 23, § 1, of handelingen uitvoeren die bedoeld zijn bij artikel 22, 2° en 3°, die niet houder is van een erkenning afgegeven door de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.
  § 2. De Koning bepaalt, op advies van Nationale Raad van de paramedische beroepen, de voorwaarden en de regels tot het verkrijgen, het behouden en het intrekken van de in § 1 bedoelde erkenning.
  Deze erkenning mag enkel toegekend worden aan personen die voldoen aan de vereiste kwalificatievoorwaarden die nader bepaald zijn ter uitvoering van artikel 23, § 1, of ter uitvoering van artikel 22, 2° en 3°.
  ----------
  (1)<W 2014-04-04/51, art. 18, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art. 24bis.
  <Opgeheven bij W 2008-12-19/51, art. 71, 053; Inwerkingtreding : 07-11-2009>

Art.25.§ 1. Niemand mag een beroepstitel dragen die betrekking heeft op één van de prestaties die nader bepaald zijn ter uitvoering van artikel 23, § 1, of op handelingen die bedoeld zijn bij artikel 22, 2° en 3°, (zo hij niet houder is van de erkenning bedoeld in artikel 24, § 1). <W 1999-01-25/32, art. 179, 018; Inwerkingtreding : onbepaald , zie ook art 183>
  § 2. Hij die aan de kwalificatievoorwaarden, gesteld bij de wetgeving van een vreemd land, voldoet, mag slechts een beroepstitel dragen die betrekking heeft op één van de prestaties die nader bepaald zijn ter uitvoering van artikel 23, § 1, of op handelingen die bedoeld zijn bij artikel 22, 2° en 3°, zo hij de machtiging bekomt van de Minister belast met de uitvoering van de besluiten tot vaststelling van de vereiste kwalificatievoorwaarden.

Art.26. Niemand mag een beroepstitel die betrekking heeft op één van de prestaties, die nader bepaald zijn ter uitvoering van artikel 23, § 1, of op handelingen die bedoeld zijn bij artikel 22, 2° en 3°, toekennen aan personen die hij, zelfs kosteloos, tewerkstelt, zo deze personen aan de vereiste kwalificatievoorwaarden niet voldoen.

Art.27. Het is eenieder, die voor de toepassing van dit hoofdstuk als bevoegd beschouwd wordt, verboden op welke wijze ook zijn medewerking of zijn bijstand te verlenen aan een niet bevoegde derde, met het doel het hem mogelijk te maken een paramedisch beroep uit te oefenen.

Art.28.Bij [1 de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu]1 wordt een Nationale raad voor de paramedische beroepen opgericht, hierna "de raad" te noemen.
  ----------
  (1)<W 2014-04-10/23, art. 152, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

Art.29. De raad verstrekt aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, op diens aanvraag, of op eigen initiatief, adviezen betreffende alle aangelegenheden in verband met de paramedische beroepen.
  (...) <W 1990-12-19/32, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991>

Art.30.§ 1. De raad is samengesteld uit :
  1° (een voorzitter die een paramedisch beroep uitoefent of heeft uitgoefend); <W 2001-08-10/49, art. 45, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  2° een lid per paramedisch beroep dat betrekking heeft op handelingen of prestaties bedoeld bij artikel 22.
  Tenminste één derde van de leden die tot deze categorie behoren, moeten hun beroep uitoefenen in een verplegingsinrichting;
  3° doctors in de genees-, heel- en verloskunde onder dewelke (...) ((...) minstens twee geneesheren voorgedragen door het Comité van de Dienst voor geneeskundige controle ingesteld bij het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsuitkeringen). <W 1999-01-25/32, art. 181, § 1, 018; Inwerkingtreding : 16-02-1999> <W 2001-08-10/49, art. 45, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  (Afgezien (...) van de geneesheren voorgedragen door het Comité van de Dienst voor geneeskundige Controle waarvan hierboven sprake, moeten ten minste de helft van de leden geneesheren hun kunst uitoefenen in een verzorgingsinstelling.) <W 1999-01-25/32, art. 181, § 2, 018; Inwerkingtreding : 16-02-1999> <W 2001-08-10/49, art. 45, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  4° (een beoefenaar van de tandheelkunde); <W 2001-08-10/49, art. 45, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  5° (een apotheker); <W 2001-08-10/49, art. 45, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  (5°bis opgeheven) <W 1998-02-22/43, art. 201, 015; Inwerkingtreding : 13-03-1998>
  (5°ter opgeheven) <W 1998-02-22/43, art. 201, 015; Inwerkingtreding : 13-03-1998>
  6° [1 en twee ambtenaren die de functie van secretaris en adjunct-secretaris zullen uitoefenen;]1
  7° (drie ambtenaren aangewezen door de overheden die op grond van de artikelen 59bis, § 2, eerste lid, 2°, en 59ter, § 2, eerste lid, 3°, van de Grondwet bevoegd zijn voor het onderwijs); <W 1994-02-22/36, art. 5, § 1, 010; Inwerkingtreding : 1994-06-07>
  (De ambtenaren bedoeld onder 6° en 7° hebben een adviserende stem.) <W 1994-02-22/36, art. 5, § 1, 2°, 010; Inwerkingtreding : 1994-06-07>
  Het totaal aantal van de geneesheren, beoefenaars van de tandheelkunde en apothekers, bedoeld sub 3°, 4° en 5° van deze paragraaf, zal gelijk zijn aan het aantal van de (sub 2°) bedoelde leden. <W 1998-02-22/43, art. 201, 015; Inwerkingtreding : 13-03-1998>
  § 2. Aan de leden die niet ambtenaar zijn, wordt een plaatsvervanger toegevoegd.
  § 3. De voorzitter en de andere gewone en plaatsvervangende leden worden door de Koning benoemd op voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, uitgezonderd de leden ambtenaren bij het Ministerie van Sociale Voorzorg of bij een daarvan afhangende openbare instelling (...), die door de Koning worden benoemd op voordracht van de Minister van wie zij afhangen. (De ambtenaren aangewezen in artikel 30, § 1, 7°, worden aangewezen door de betrokken Executieven). <W 1994-02-22/36, art. 5, § 2, 1° en 2°, 010; Inwerkingtreding : 1994-06-07>
  De Koning benoemt een ondervoorzitter tussen de leden niet ambtenaren.
  (...) <W 2001-08-10/49, art. 45, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  § 4. Het mandaat van de leden niet ambtenaren heeft een duur van vier jaar en is hernieuwbaar.
  ----------
  (1)<W 2014-04-10/23, art. 153, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

Art.31. <W 20-12-1974, art. 6> Het dagelijks bestuur van de Raad bestaat uit de voorzitter, de ondervoorzitter, de secretaris of de adjunct-secretaris, alsook uit vier leden bedoeld sub 2° van § 1 van artikel 30, twee leden die geen ambtenaren zijn als bedoeld sub 3°, een van de sub 4° bedoelde leden, (en een van sub 5°) van dezelfde paragraaf bedoelde leden, verkozen bij gewone meerderheid. <W 1999-01-25/32, art. 182, 018; Inwerkingtreding : 16-02-1999>

Art.32. Het dagelijks bestuur is belast met de regeling van de werkzaamheden van de raad, de verdeling van de taken en met het beheer van de gewone zaken. Het is bovendien belast met de bij artikel 34 bepaalde bekrachtiging.

Art.33. § 1. De raad kan in zijn midden afdelingen oprichten die belast zijn met het onderzoek van vraagstukken die betrekking hebben :
  1° op de in artikel 22, 1° bedoelde prestaties;
  2° op de medewerking welke door de leden van de paramedische beroepen wordt verleend bij de uitvoering van de bij artikel 22, 2° en 3° bedoelde akten.
  § 2. Met de toelating van het dagelijks bestuur, kan elke afdeling een beroep doen op personen buiten de raad, die zij kiest wegens hun bevoegdheid op het gebied waarmede elke afdeling inzonderheid belast is.

Art.34. Behalve wat betreft de aangelegenheden waarvan de raad het onderzoek voor zichzelf behoudt, worden de adviezen van elk der afdelingen beschouwd als door de raad zelf gegeven, indien zij door het dagelijks bestuur bekrachtigd zijn. Bij gebreke van bekrachtiging door het dagelijks bestuur, wordt de zaak aan de raad voorgelegd.

Art.35. De raad stelt zijn huishoudelijk reglement vast en legt het ter goedkeuring voor aan de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.

Art. 35bis.[1 § 1. Bij de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu wordt een Technische Commissie voor de paramedische beroepen opgericht.
   Die Commissie heeft als opdracht om het in artikel 46bis, § 2, bedoeld advies te verstrekken.
   § 2. De Commissie is paritair samengesteld uit vertegenwoordigers van de paramedische beroepen en vertegenwoordigers van de geneeskunst, die door de Koning zijn benoemd. De Koning benoemt eveneens een plaatsvervanger voor elk van deze vertegenwoordigers.
   § 3. De Koning benoemt een voorzitter en een ondervoorzitter op de voordracht van de Technische Commissie. De voorzitter van de vergadering is niet stemgerechtigd. Indien de voorzitter een beoefenaar van een paramedisch beroep is, mag hij zich laten vertegenwoordigen door zijn plaatsvervanger die dan stemgerechtigd is. Indien de ondervoorzitter een beoefenaar van een paramedisch beroep is en de taak van voorzitter van de vergadering op zich moet nemen, mag hij zich laten vertegenwoordigen door zijn plaatsvervanger, die dan stemgerechtigd is.
   Het secretariaat wordt waargenomen door een ambtenaar aangewezen door de voor de Volksgezondheid bevoegde minister.
   § 4. Onder voorbehoud van §§ 2 en 3, en het tweede lid, regelt de Koning de samenstelling, de organisatie en de werking van de Technische Commissie voor de paramedische beroepen.
   De Commissie beraadslaagt op geldige wijze wanneer de helft van de vertegenwoordigers van de paramedische beroepen en de helft van de vertegenwoordigers van de beroepen die de geneeskunst uitoefenen, aanwezig zijn. Zij neemt haar beslissingen met een meerderheid van twee derden van de stemmen van de aanwezige leden en minstens een meerderheid van de stemmen van elke groep.
   Wanneer in een zitting van de Commissie niet de helft van de leden van elke groep aanwezig is, kan de Commissie in de volgende zitting geldig beraadslagen over dezelfde agendapunten, ongeacht het aantal aanwezige leden. In dit geval neemt zij haar beslissingen met een meerderheid van drie vierden van de stemmen.]1
  ----------
  (1)<W 2014-04-10/23, art. 154, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

HOOFDSTUK IIBIS. [1 - Bijzondere beroepsbekwaamheden, bijzondere beroepstitels, aanbodsbeheersing, eindeloopbaan, evaluatie, structuur en organisatie van de praktijk, organen en permanente federale databank van de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen]1   ----------   (1)
Art. 35ter.<Ingevoegd bij W 1990-12-19/32, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991> De Koning stelt de lijst van bijzondere beroepstitels en van bijzondere (beroepsbekwaamheden) vast voor de in (de artikelen 2, § 1, 3, 4, 5, § 2 eerste lid, 21bis, 21quater, 21noviesdecies [1 , 21quatervicies, 21quinquiesvicies en 22]1) bepaalde beoefenaars. <W 1995-04-06/87, art. 25, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> <W 1997-03-17/48, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 28-12-1997> <W 2001-08-10/49, art. 47, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001> <W 2006-12-13/35, art. 16, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  ----------
  (1)<W 2014-04-04/51, art. 19, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Artikel 35quater. <Ingevoegd bij W 1990-12-19/32, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991> Niemand kan een bijzondere beroepstitel dragen of zich beroepen op een bijzondere (beroepsbekwaamheid), dan na door de Minister tot wiens bevoegdheden de Volksgezondheid behoort (of de door hem gemachtigde ambtenaar) hiertoe te zijn erkend. <W 2001-08-10/49, art. 48, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>

Artikel 35quinquies. <Ingevoegd bij W 1990-12-19/32, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991> Niemand kan aan personen die hij tewerkstelt, zelfs als vrijwilliger, een van de in artikel 35ter bepaalde titels of (bekwaamheden) toekennen, indien die personen niet werden erkend overeenkomstig artikel 35sexies. <W 2001-08-10/49, art. 50, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>

Artikel 35sexies.<Ingevoegd bij W 1990-12-19/32, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991> De erkenning bepaald in artikel 35quater wordt toegekend overeenkomstig de door de Koning vastgestelde procedure en voor zover is voldaan aan de erkenningscriteria die zijn vastgesteld door de Minister tot wiens bevoegdheden de Volksgezondheid behoort, op advies, wanneer zij bestaan, van de Raden waaraan deze bevoegdheid is toegewezen.
  [1 De exclusieve uitoefening van de specialiteit, waarop de erkenning bedoeld in artikel 35quater betrekking heeft, door een bij dit besluit bedoelde gezondheidszorgbeoefenaar, kan gelden als één van de criteria voor de verkrijging en het behoud van de erkenning.]1
  ----------
  (1)<W 2009-12-10/35, art. 8, 055; Inwerkingtreding : 10-01-2010>

Art. 35sexies/1. [1 De Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, kan een vereniging zonder winstoogmerk van de Franse taalrol en een vereniging zonder winstoogmerk van de Nederlandse taalrol erkennen, met het oog op de coördinatie van de opleiding leidend tot de bijzondere beroepstitel van huisarts. De Koning bepaalt de criteria voor het toekennen en het behoud van de erkenning en de erkenningsprocedure voor die verenigingen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2009-12-10/35, art. 9, 055; Inwerkingtreding : 01-07-2009>

Artikel 35septies. <Ingevoegd bij W 1990-12-19/32, art. 8, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991> De criteria voor de erkenning of bevoegdheidsverklaring alsook de erkenningsvoorwaarden voor een bijzondere (beroepsbekwaamheid) die van toepassing zijn op de datum van inwerkingtreding van deze wet blijven behouden in afwachting dat de nieuwe bepalingen worden vastgesteld overeenkomstig de artikelen 35ter en 35sexies. <W 2001-08-10/49, art. 50, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>

Art. 35octies.<ingevoegd bij W 1996-04-29/32, art. 169, Inwerkingtreding : 10-05-1996> § 1. Bij het Ministerie van Sociale zaken Volksgezondheid en Leefmilieu wordt een PlanningscommissieMedisch aanbod opgericht.
  § 2. De opdracht van deze Commissie bestaat erin :
  - de behoeften inzake medisch aanbod na te gaan met betrekking tot de beroepen vermeld in de artikelen 2, §1, en 3. Bij het bepalen van deze behoeften dient rekening gehouden te worden met de evolutie van de behoeften inzake medische zorgen de kwaliteit van de zorgenverstrekking, en de demografische en de sociologische evolutie van de betrokken beroeren. Een eerste rapport zal neergelegd worden bij de Ministers van Volksgezondheid en Sociale Zaken ten laatste op 15 mei 1996, inzake behoeften, bevattend voorstellen van een globaal aantal en van een verdeling, onder andere per Gemeenschap;
  - op een continue wijze de weerslag evalueren die de bepaling van deze behoeften heeft op de toegang tot de studies voor de beroepen bedoeld in de artikelen 2, §1, en 3;
  - jaarlijks een verslag opstellen ten behoeve van de Ministers van Volksgezondheid en Sociale Zaken betreffende de relatie tussen de behoeften, studies, en de doorstroming tot de stages, met het oog op het verkrijgen van de bijzondere beroepstitels bedoeld in artikel 35ter (en de beroepstitel bedoeld in artikel 21bis, § 3). <W 1998-02-22/43, art. 202, 015; Inwerkingtreding : 13-03-1998>
  (§ 2bis. Met het oog op het vervullen van haar wettelijke opdrachten, kan de Planningscommissie persoonsgegevens in verband met beoefenaars van gezondheidszorgberoepen verwerken.
  De resultaten van deze verwerking mogen enkel medegedeeld, verspreid of openbaar gemaakt worden, indien de personen niet identificeerbaar zijn.) <W 2001-08-10/49, art. 51, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  (Mogen ingezameld worden [1 op permanente wijze]1:
  a) bij de databank bedoeld in artikel 35quaterdecies , de gegevens die daarin geregistreerd zijn;
  b) bij het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering, de gegevens over de individuele beroepsactiviteiten.) <W 2003-01-29/41, art. 3, 027; Inwerkingtreding : 08-03-2003>
  § 3. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de samenstelling en de werking van de Planningscommissie. De Planningscommissie kan zich laten bijstaan door experten.
  De Planningscommissie wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de Minister van Volksgezondheid. Het secretariaat wordt waargenomen door een ambtenaar van Volksgezondheid, aangewezen door de Minister.
  § 4. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit en op voorstel van de Minister van Volksgezondheid, de opdrachten van de Planningscommissie uitbreiden tot andere beroepen vermeld in artikel 35ter.
  ----------
  (1)<W 2014-04-10/23, art. 156, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

Art. 35novies. <ingevoegd bij W 1996-04-29/32, art. 170, Inwerkingtreding : 10-05-1996> § 1. (Op gezamenlijk voorstel van de ministers die respectievelijk de Volksgezondheid en Sociale Zaken onder hun bevoegdheid hebben, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad :
  1° kan de Koning, na advies van de Planningscommissie, het globaal aantal kandidaten bepalen, opgesplitst per Gemeenschap, dat jaarlijks, na het behalen van het diploma bedoeld in de artikelen 2, § 1, eerste lid, en 3, eerste lid, toegang heeft tot het verkrijgen van de bijzondere beroepstitels, die het voorwerp uitmaken van de erkenning bedoeld in artikel 35quater;
  2° kan de Koning, na advies van de Planningscommissie, het globaal aantal kandidaten bepalen, die houders zijn van een diploma afgeleverd door een instelling die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap of van de Vlaamse Gemeenschap valt, opgesplitst per Gemeenschap, dat jaarlijks, na het behalen van de erkenning bedoeld in artikel 21bis, § 1, eerste lid, toegang krijgt tot de tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging, voor de in artikel 34, eerste lid, 1°, c), van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkering, gecoördineerd op 14 juli 1994, bedoelde verstrekkingen;
  3° kan de Koning, na advies van de planningscommissie, het globaal aantal kandidaten bepalen dat jaarlijks toegang heeft tot het verkrijgen van een erkenning voor de uitoefening van een beroep waarvoor een erkenning bestaat;
  4° kan de Koning de criteria en regels vastleggen voor de selectie van de in 1°, in 2° en in 3° bedoelde kandidaten.) <W 2004-11-24/41, art. 5, 035; Inwerkingtreding : 19-03-2005>
  § 2. De in §1, 1°, bedoelde maatregel:
  1° kan ten vroegste uitwerking hebben na een termijn die gelijk is aan de duur van de studies die nodig zijn voor het behalen van de in de artikelen 2, §1, en 3 bedoelde diploma's;
  2° wordt door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit opgeschort, indien blijkt onder andere uit het rapport van de Planningscommissie bedoeld in artikel 35octies, § 2, dat de vastgestelde behoeften per Gemeenschap niet worden overschreden onder meer ten gevolge van de maatregelen genomen per Gemeenschap inzake aanbodsbeheersing.
  § 3. De Koning kan, bij een in Ministerraad overlegd besluit en na advies van de Planningscommissie op voorstel van de Minister van Volksgezondheid en van de Minister van Sociale Zaken, per Gemeenschap het aantal kandidaten bepalen dat toegang heeft tot de diverse beroepstitels of groep van bijzondere beroepstitels.
  § 4. De Koning kan op voorstel van de Minister van Volksgezondheid en bij een in Ministerraad overlegd besluit, mits de nodige aanpassingen, de bepalingen van §§ 1, 2 en 3 uitbreiden tot andere beroepen vermeld in artikel 35ter.
  (§ 5. De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in Ministerraad en op voorstel van de ministers die respectievelijk Volksgezondheid en Sociale Zaken onder hun bevoegdheid hebben, de lijst vastleggen van de bijzondere beroepstitels die verkregen kunnen worden door de houders van de basisdiploma's bedoeld bij artikelen 2, § 1, 3 en 5, § 2 waarvoor de beperking van het aantal kandidaten niet van toepassing is.) <W 2001-08-10/49, art. 52, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  (§ 6. Wanneer een kandidaat deel moet uitmaken van twee groepen van beoefenaars van een gezondheidszorgberoep waarvan het aantal reglementair beperkt is overeenkomstig § 1, moet hij slechts in één enkele groep opgenomen worden.) <W 2001-08-10/49, art. 52, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>

Art. 35decies. <W 2002-08-02/45, art. 68, 023; Inwerkingtreding : 29-08-2002> § 1. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op gezamenlijk voorstel van de Ministers van Volksgezondheid en van Sociale Zaken en na overleg in het bij deze wet opgerichte Overlegcomité, bij toepassing van artikel 77bis van dewet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, de regels betreffende de eindeloopbaan voor de in artikel 2, § 1, bedoelde beoefenaars.
  § 2. De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, op gezamenlijk voorstel van de Ministers van Volksgezondheid en van Sociale Zaken en na overleg met de desbetreffende overeenkomstencommissies bedoeld in artikel 26 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, de regels betreffende de eindeloopbaan voor de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen, met uitzondering van de in paragraaf 1 bedoelde beoefenaars. betreffende de einde-loopbaan voor de in de artikelen 2, 3, 4, 5, § 2, 21bis, 21quater en 22 bedoelde beroepsbeoefenaars.

Art. 35undecies. <W 2002-08-02/45, art. 69, 023; Inwerkingtreding : 29-08-2002> § 1. De Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en op de gezamenlijke voordracht van de Ministers van Volksgezondheid en van Sociale Zaken en na overleg in het Overlegcomité :
  1° bepaalt de regels en de modaliteiten inzake de evaluatie, onder andere via een systeem van " peer review ", van de praktijk en van het onderhouden van de professionele bekwaming van de individuele beroepsbeoefenaars bedoeld in artikel 2, § 1;
  2° duidt de structuren aan die de evaluatie van de praktijk en van het onderhouden van de professionele bekwaming organiseren of begeleiden en bepaalt de algemene regels van de werking ervan.
  § 2. De Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad en op de gezamenlijke voordracht van de Ministers van Volksgezondheid en van Sociale Zaken en na overleg in de desbetreffende overeenkomstencommissies bedoeld in artikel 26 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 :
  1° bepaalt de regels en de modaliteiten inzake de evaluatie, onder andere via een systeem van " peer-review ", van de praktijk en van het onderhouden van de professionele bekwaming van de individuele beoefenaars van de gezondheidsberoepen, met uitzondering van de beoefenaars bedoeld in paragraaf 1;
  2° duidt de structuren aan die de evaluatie van de praktijk en van het onderhouden van de professionele bekwaming organiseren of begeleiden en bepaalt de algemene regels van de werking ervan voor de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen, met uitzondering van de in paragraaf 1 bedoelde beoefenaars.

Art. 35duodecies.<W 1997-12-10/36, art. 6, 014; Inwerkingtreding : 08-02-1998> (De Koning bepaalt, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en na overleg met het overlegcomité, de regels met betrekking tot de structuur en de organisatie van de praktijk van de in artikel 2, § 1, bedoelde beoefenaars.
  De Koning bepaalt, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, en na overleg met de in artikel 26 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994 bedoelde desbetreffende overeenkomstencommissies, de regels met betrekking tot de structuur en de organisatie van de praktijk van de in de artikelen 2, § 2, 3, 4, 5, § 2, 21bis , 21quater [1 , 21noviesdecies, 21quatervicies, 21quinquiesvicies en 22]1 bedoelde beroepsbeoefenaars.) <W 2002-08-02/45, art. 70, 023; Inwerkingtreding : 29-08-2002>
  Deze regels hebben geen betrekking op het stellen van de diagnose, de keuze, het instellen van de behandeling en de uitvoering ervan.
  Onder structuur en organisatie van de praktijk wordt inzonderheid verstaan : de organisatie en het beheer van het algemeen medisch dossier; de organisatie en, in voorkomend geval, de erkenningscriteria van de groepspraktijk en van diverse samenwerkingsverbanden; de rolomschrijving van en taakafspraken tussen huisartsen en specialisten.
  ----------
  (1)<W 2014-04-04/51, art. 20, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art. 35terdecies.<ingevoegd bij W 1997-12-10/36, art. 7, Inwerkingtreding : 08-02-1998> De Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, op de gezamenlijke voordracht van de Minister van Volksgezondheid en van de Minister van Sociale Zaken:
  1° richt " een Hoge Raad voor de Gezondheidsberoepen " op, dewelke kan bestaan uit afdelingen met betrekking tot elk van de in (artikelen 2, § 1, 3, 4, 5 § 2, 21bis, 21quater, 21noviesdecies [1 , 21quatervicies, 21quinquiesvicies en 22]1) van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 vermelde beroepen; <W 2006-12-13/35, art. 17, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  2° bepaalt de samenstelling ervan. De medische afdeling ervan wordt als volgt samengesteld : de Minister van Volksgezondheid, de Minister van Sociale Zaken, de representatieve beroepsverenigingen, de verzekeringsinstellingen, de universiteiten en de wetenschappelijke verenigingen;
  3° (a) bepaalt de opdrachten ervan, welke er inzonderheid in bestaan advies te verstrekken met betrekking tot de kwaliteit, de evaluatie en de organisatie van de medische praktijk van de in de artikelen 2, § 1, bedoelde beroepsbeoefenaars; en stelt meer bepaald aanbevelingen voor goede praktijkvoering op. Op eigen initiatief of op vraag van de bevoegde minister, of het desbetreffend Overlegcomité, zoals bepaald in artikel 8 van de wet van 10 december 1997 tot reorganisatie van de gezondheidszorg, formuleert de betreffende afdeling voorstellen of adviezen onder meer inzake kwaliteit van de zorgverlening, de organisatie van de zorgverlening, en de taakafspraken tussen de beoefenaars onderling;
  b) bepaalt de opdrachten ervan, welke er inzonderheid in bestaan advies te verstrekken met betrekking tot de kwaliteit, de evaluatie en de organisatie van de me dische praktijk van de (in artikelen 3, 4, 5, § 2, 21bis, 21quater, 21noviesdecies [1 , 21quatervicies, 21quinquiesvicies en 22]1) bedoelde beroepsbeoefenaars; en stelt meer bepaald aanbevelingen voor goede praktijkvoering op. Op eigen initiatief of op vraag van de bevoegde minister, of van de in artikel 26 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, bedoelde desbetreffende overeenkomstencommissie, formuleert de betreffende afdeling voorstellen of adviezen ondermeer inzake kwaliteit van de zorgverlening, de organisatie van de zorgverlening, en de taakafspraken tussen de beoefenaars onderling.) <W 2002-08-02/45, art. 71, 023; Inwerkingtreding : 29-08-2002> <W 2006-12-13/35, art. 17, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  4° bepaalt de werking ervan. Vooraleer er door de geëigende organen definitieve beslissingen genomen worden desaangaande, alsmede met betrekking tot de in het 3e beoogde materies dient voorafgaandelijk overleg georganiseerd in het geëigend overlegcomité, opgericht bij deze wet.
  Op voorstel van de bevoegde minister kunnen verschillende afdelingen samen vergaderen.
  ----------
  (1)<W 2014-04-04/51, art. 21, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art. 35quaterdecies.<Ingevoegd bij W 2003-01-29/41, art. 4; Inwerkingtreding : 08-03-2003> § 1. Voor elke beroepsbeoefenaar van een gezondheidszorgberoep bedoeld in dit besluit worden identificatiegegevens en gegevens in verband met hun erkenning en bepaalde aspecten van hun beroepsactiviteit in een [6 permanente]6 federale databank van de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen geregistreerd en bijgehouden.
  " Het Directoraat-Generaal gezondheidsberoepen, Medische bewaking en Welzijn op het werk " van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid Voedselketen en Leefmilieu is de verantwoordelijke voor de verwerking, in de zin van artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
  § 2. De registratie bedoeld in § 1 heeft als doel :
  1° de gegevens te verzamelen die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de opdrachten van de Planningscommissie, bedoeld in artikel 35octies, § 2 die betrekking hebben op de werkkracht, op de evolutie en geografische spreiding ervan en op de demografische en sociologische kenmerken van de beroepsbeoefenaars;
  2° de uitvoering van de reglementaire opdrachten van de administraties evenals de uitwisseling van de gegevens, die hun naargelang hun respectieve reglementaire opdrachten zijn toevertrouwd, tussen de overheidsinstellingen voor sociale zekerheid, de openbare administraties en de instellingen van openbaar nut, mogelijk te maken, mede met het oog op administratieve vereenvoudiging;
  3° de mogelijkheid te creëren om de communicatie met en tussen de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen te verbeteren.
  § 3. De volgende gegevens worden verzameld :
  1° De identificatiegegevens
  Onder identificatiegegevens wordt verstaan alle gegevens waardoor de beoefenaar geïdentificeerd kan worden, met inbegrip van het rijksregisternummer, alsmede de gegevens m.b.t. de beroepstitels en de bijzondere beroepsbekwaamheden bedoeld in artikel 35ter of academische titels waarvan hij titularis is, de woonplaats en het beroepsadres.
  2° De gegevens in verband met de erkenning
  Onder gegevens in verband met de erkenning wordt verstaan de nodige administratieve gegevens voor de uitvoering van de in artikel 35sexies bedoelde erkenningsmodaliteiten;
  3° De gegevens van de sociale zekerheid;
  Onder gegevens doorgegeven door de overheidsinstellingen voor sociale zekerheid wordt verstaan het feit dat een beoefenaar van een van de beroepen bedoeld in paragraaf 1 het beroep uitoefent als loontrekkende of als zelfstandige in hoofd- of bijberoep of dat hij pensioengerechtigd is.
  4° De gegevens die vrijwillig door een beoefenaar ter beschikking worden gesteld en die op hem betrekking hebben;
  Onder gegevens die vrijwillig ter beschikking worden gesteld, wordt verstaan de gegevens die door een beoefenaar ter beschikking worden gesteld van andere beoefenaars, zoals o.m. elektronische adressen, een publieke vercijferringsleutel, academische titels, bijzondere activiteiten- of onderzoeksgebieden. De lijst van bijzondere activiteiten- of onderzoeksgebieden kan, op advies van de bevoegde Raad bedoeld in artikel 35sexies , door de Minister tot wiens bevoegdheid de volksgezondheid behoort worden vastgelegd;
  Bij een in Ministerraad overlegd besluit, kan de Koning, op voorstel van de Planningscommissie bedoeld in artikel 35octies , § 1er, de lijst van de gegevens uitbreiden of aanvullen.
  § 4. De volgende diensten, instellingen en personen verschaffen aan de [6 permanente]6 federale databank van de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen de hierna bepaalde gegevens :
  1° het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering : de beschikbare identificatiegegevens bedoeld in § 3, 1° van elke beoefenaar van een van de beroepen bedoeld in paragraaf 1 die zich bij het Rijksinstituut inschrijft, met inbegrip van het RIZIV-nummer dat hem is toegekend, het beroepsadres alsmede de lijst van de geneesheer-adviseurs.
  2° het Rijksregister van de natuurlijke personen, via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid : de volgende bijgewerkte gegevens : het identificatienummer van het Rijksregister of het identificatienummer van de natuurlijke personen die niet zijn inschreven in het Rijksregister, de naam, de voornamen, het adres, de geboortedatum, de nationaliteit, het geslacht en desgevallend de datum van overlijden;
  3° de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid : het feit dat een beoefenaar van een van de beroepen bedoeld in paragraaf 1 een loontrekkende is, het inschrijvingsnummer van de werkgever, het desbetreffende uittreksel uit het repertorium van werkgevers en het arbeidsregime;
  4° het Rijksinstituut voor Sociale Verzekeringen der Zelfstandigen, via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid : het feit dat een van de in § 1 bedoelde beoefenaars een zelfstandige in hoofd- of bijberoep is;
  5° [7 de Federale Pensioendienst]7 via de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid : het feit dat een beoefenaar van een van de beroepen bedoeld in paragraaf 1 pensioengerechtigd is;
  6° de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, de identificatiegegevens verzameld tijdens de procedure van het toekennen van het visum en tijdens de procedure van erkenning bedoeld in artikel 35sexies en de gegevens betreffende de erkenning van de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen bedoeld in paragraaf 1;
  7° [5 de Orde, voor wat de beroepsadressen betreft evenals de gegevens betreffende de inschrijving op de lijst en betreffende de tijdelijke of definitieve intrekking van het recht tot uitoefening maar zonder de redenen te vermelden die deze intrekking hebben gemotiveerd ;]5
  [1 7°bis de beoefenaars van een van de beroepen bedoeld in paragraaf 1, voor wiens beroep geen Orde bestaat en die geen RIZIV-nummer hebben, zelf voor wat de adressen betreft waar ze hun beroep hoofdzakelijk uitoefenen;]1
  8° de beoefenaar van een van de beroepen bedoeld in artikel 1 zelf, de gegevens die volgens hem verbeterd of vervolledigd dienen te worden en de gegevens die hij vrijwillig ter beschikking stelt, bedoeld in paragraaf 3, 4°;
  9° Elk jaar de erkende verzorgingsinstellingen, de rusthuizen en de openbare of privé-instellingen die zorgen verstrekken of preventieve activiteiten uitoefenen, de naam en de voornamen mee evenals het beroep van de gezondheidszorgbeoefenaars die er werken als zelfstandige;
  10° de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de Provinciale en Plaatselijke Overheidsdiensten, via de kruispuntbank : het feit dat een werknemer bedoeld in § 1 zijn activiteit uitoefent als loontrekkende;
  11° de Dienst voor de Overzeese Sociale Zekerheid, via de kruispuntbank : het feit dat een werknemer bedoeld in § 1 zijn activiteit uitoefent in het buitenland, buiten de Europese Unie.
  [3 [12° De Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg : de gegevens in verband met de in § 3, 2°, vermelde erkenning, verzameld in het kader van de toezichtopdrachten bedoeld in de wet van 12 december 2010 tot vaststelling van de arbeidsduur van de geneesheren, de tandartsen, de dierenartsen, kandidaat-geneesheren in opleiding, kandidaat-tandartsen in opleiding en studenten-stagiairs die zich voorbereiden op de uitoefening van deze beroepen.] (ERRATUM, zie B.St. 12-01-2011, p. 836)]3
  § 5. Het recht op toegang tot de gegevens die geregistreerd zijn in de [6 permanente]6 federale databank van de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen is beperkt overeenkomstig de volgende bepalingen :
  1° elke beoefenaar van een gezondheidszorgberoep, die in de gegevensbank geregistreerd is, heeft toegang tot de gegevens die op hem betrekking hebben; overeenkomstig artikel 12 van de voornoemde wet van 8 december 1992 is hij bovendien gerechtigd om die gegevens kosteloos te doen verbeteren;
  2° voor zover zij geen andere rechtstreekse toegang hebben tot deze gegevens en voorzover zij door of krachtens een wet bevoegd zijn om de desbetreffende informatie te kennen hebben de overheidsinstellingen voor sociale zekerheid en de openbare overheden toegang tot alle identificatiegegevens;
  3° de bevoegde Ordes, de ziekenfondsen bedoeld in de wet van 6 augustus 1990 betreffende de ziekenfondsen en de landsbonden van ziekenfondsen en de verzekeringsmaatschappijen hebben toegang tot de identificatiegegevens zonder echter toegang te hebben tot het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen.
  Bovendien hebben de ziekenfondsen en de verzekeringsmaatschappijen toegang tot gegevens betreffende de erkenning van de praktijken.
  4° het publiek heeft toegang tot de naam en de voornamen, tot de beroepstitel(s) en de bijzondere beroepsbekwaamheden [5 en tot informatie over het recht van een specifieke zorgaanbieder om diensten te verlenen of over mogelijke beperkingen ten aanzien van zijn praktijk]5 en, behoudens verzet van de beoefenaar, tot zijn belangrijkste beroepsadres; een beoefenaar die het beroep waarvoor hij geregistreerd is niet meer substantieel uitoefent, kan vragen om het publiek geen toegang meer te verlenen tot zijn registratie.
  5° de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen bedoeld in § 1 hebben toegang tot de naam en de voornamen, tot de beroepstitel(s) en de bijzondere beroepsbekwaamheden en tot het beroepsadres evenals tot de vrijwillig ter beschikking gestelde gegevens bedoeld in § 3, 4°;
  6° " het Directoraat-Generaal gezondheidsberoepen, Medische Bewaking en Welzijn op het Werk " van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu en het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering hebben toegang tot de gegevens met betrekking tot de erkenning;
  [2 7° Om een efficiënte opstart en werking te verzekeren van de lokale zorgmeldpunten die in het kader van de griepepidemie of -pandemie opgericht worden, en na akkoord van het sectoraal Comité van de sociale zekerheid en gezondheid, omschreven in artikel 37 van de wet van 15 januari 1990 betreffende de instelling en de organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid, kunnen alle identificatiegegevens meegedeeld worden aan de burgemeesters en de gouverneurs van de provincie of van het administratief arrondissement Brussel-Hoofdstad, of hun vervangers;]2
  [4 8° het eHealth-platform, opgericht door de wet van 21 augustus 2008 houdende oprichting en organisatie van het eHealth-platform, heeft toegang tot alle identificatiegegevens, tot de gegevens betreffende de erkenning, alsook tot die betreffende de machtiging tot uitoefening maar niet, ingeval van intrekking van de machtiging tot uitoefening, tot de gegevens betreffende de redenen die tot de intrekking hebben geleid;]4
  [5 9° De autoriteiten van andere lidstaten hebben toegang tot gegevens geregistreerd in de [6 permanente]6 federale databank van de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen, in de context van grensoverschrijdende gezondheidszorg, overeenkomstig de hoofdstukken II en III en de nationale maatregelen ter uitvoering van de uniale bepalingen inzake de bescherming van persoonsgegevens, in het bijzonder de Richtlijnen 95/46/EG en 2002/58/EG, en het beginsel van het vermoeden van onschuld. De uitwisseling van informatie vindt plaats via het informatiesysteem interne markt dat is ingesteld bij Beschikking 2008/49/EG van de Commissie van 12 december 2007 inzake de bescherming van persoonsgegevens bij de invoering van het informatiesysteem interne markt (IMI).]5
  § 6. De in de [6 permanente]6 federale databank van de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen geregistreerde gegevens zijn eigendom van de Belgische Staat. De commercialisering van de inhoud van de gegevens, door verkoop, verhuur, verspreiding of elke andere vorm van terbeschikkingstelling aan derden is verboden. Meer algemeen is, ter ondersteuning van de activiteit van de wettige gebruiker.
  ----------
  (1)<W 2008-12-19/51, art. 67, 053; Inwerkingtreding : 07-11-2009>
  (2)<KB 2009-11-10/02, art. 1, 054; Inwerkingtreding : 30-04-2009>
  (3)<W 2010-12-12/05, art. 13, 057; Inwerkingtreding : 01-02-2011>
  (4)<W 2012-03-29/01, art. 43, 059; Inwerkingtreding : 09-04-2012>
  (5)<KB 2014-02-11/10, art. 2, 064; Inwerkingtreding : 23-03-2014>
  (6)<W 2014-04-10/23, art. 157, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>
  (7)<W 2016-03-18/03, art. 99, 067; Inwerkingtreding : 01-04-2016>

HOOFDSTUK III. _ De geneeskundige commissies.
Art.36.§ 1. In elke provincie wordt een geneeskundige commissie opgericht.
  In de provincie Brabant worden nochtans twee geneeskundige commissies opgericht.
  § 2. [2 Elke geneeskundige commissie is samengesteld uit :
   1° een voorzitter, arts;
   2° een ondervoorzitter, arts;
   3° twee leden per in de artikelen 2, § 1, 3, 4, § 1, 21bis, 21quater en 21octiesdecies bedoeld beroep;
   4° twee dierenartsen;
   5° een lid per in dit besluit bedoeld beroep andere dan de in de artikelen 2, § 1, 3, 4, § 1, 21bis, 21quater en 21octiesdecies bedoelde beroepen;
   6° een lid per geregistreerde niet-conventionele praktijk als bedoeld in de wet van 29 april 1999 betreffende de niet-conventionele praktijken inzake de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, de kinesitherapie, de verpleegkunde en de paramedische beroepen;
   7° een gezondheidsinspecteur van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Deze gezondheidsinspecteur is de secretaris van de commissie;
   8° een ambtenaar van de inspectie van het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten.]2
  § 3. Aan de [2 in § 2, 3° tot 6°, bedoelde leden]2 wordt een plaatsvervanger toegevoegd.
  § 4. De voorzitter en de ondervoorzitter worden door de Koning benoemd, op een dubbele lijst van kandidaten die door de nationale raad van de Orde der geneesheren worden voorgedragen. De andere [2 in § 2, 3° tot 6°, bedoelde gewone en plaatsvervangende]2 leden worden door de Koning benoemd, op een dubbele lijst van kandidaten die voorgedragen worden door de representatieve organisaties van elk der betrokken beroepen. [2 De in § 2, 7° en 8°, vermelde leden]2 worden aangeduid door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.
  § 5. De commissie kan een beroep doen op de medewerking van personen gekozen wegens hun bekwaamheid [1 ...]1.

(NOTA : de wijziging van dit artikel 36, § 2 par W 2014-04-04/51, art. 22, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016, is niet kunnen verwerkt worden, de wetgever heeft geen rekening gehouden met de wijziging van art. 36 door W 2014-04-10/23, art. 158)
  ----------
  (1)<W 2008-12-19/51, art. 68, 053; Inwerkingtreding : 07-11-2009>
  (2)<W 2014-04-10/23, art. 158, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

Art.37.§ 1. De geneeskundige commissie heeft tot taak, in haar ambtsgebied :
  1° in het algemeen :
  a) aan de overheid alle maatregelen voor te stellen die tot doel hebben bij te dragen tot de volksgezondheid;
  b) te zorgen voor de doeltreffende medewerking van de beoefenaars van de geneeskunde (van de artsenijbereidkunde, van de verpleegkunde alsook van de beoefenaars van de paramedische beroepen) aan de uitvoering van de maatregelen die door de overheid worden getroffen om de quarantaine ziekten of besmettelijke aandoeningen te bestrijden. <W 20-12-1974, art. 8, 1°>
  2° in het bijzonder :
  (a) de echtheid na te gaan van en het visum te hechten aan de titels van de beoefenaars van de geneeskunde en van de artsenijbereidkunde van de veeartsen, van de beoefenaars van de verpleegkunde [4 van de klinisch psychologen en de klinisch orthopedagogen]4 en van de beoefenaars van de paramedische beroepen;) <W 20-12-1974, art. 8, 2°>
  b) het visum in te trekken of zijn behoud afhankelijk te maken van de aanvaarding, door de betrokkene, van de opgelegde beperkingen, wanneer, op advies van geneesheren deskundigen aangeduid door de Nationale Raad van de Orde der Geneesheren of door de Nationale Raad van de Orde waaronder hij ressorteert, vastgesteld wordt [1 [2 dat een gezondheidszorgbeoefenaar bedoeld bij dit besluit, een dierenarts of een lid van een geregistreerde niet-conventionele praktijk als bedoeld in de voornoemde wet van 29 april 1999]2 ]1 niet meer voldoet aan de vereiste fysische of psychische geschiktheden om, zonder risico's, de uitoefening van zijn beroep voort te zetten; <W 20-12-1974, art. 8, 3°> <W 1995-04-06/87, art. 27, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> <W 2006-12-13/35, art. 19, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (De beroepsbeoefenaar heeft niet de vrijheid om zich aan het onderzoek door de deskundigen te onttrekken.
  In dat laatste geval kan de geneeskundige commissie, bij eenparige beslissing, het visum intrekken of het behoud ervan afhankelijk maken van het feit dat de betrokkene de beperkingen aanvaardt die hem/haar worden opgelegd gedurende de periode die nodig is om het advies van de deskundige in te winnen. Die periode mag nooit meer dan drie maanden, (herhaalbaar zo vaak als nodig), bedragen. <W 2008-06-08/31, art. 25, 1°, 046; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  Wanneer zijn fysieke of psychische ongeschiktheid dusdanig is dat ernstige gevolgen voor de patiënten kunnen worden gevreesd, kan de geneeskundige commissie, bij eenparige beslissing, het visum intrekken of het behoud ervan afhankelijk maken van het feit dat de betrokkene de beperkingen aanvaardt die hem/haar worden opgelegd gedurende de periode die nodig is om het advies van de deskundige in te winnen. Die periode mag nooit meer dan twee maanden, (herhaalbaar zo vaak als nodig), bedragen. <W 2008-06-08/31, art. 25, 046; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  De voorlopige intrekking of het voorwaardelijke behoud van het visum neemt een einde zodra de geneeskundige commissie een definitieve uitspraak heeft gedaan.) <W 1999-01-25/32, art. 186, 018; Inwerkingtreding : 16-02-1999>
  c) onverminderd de bevoegdheid van de personen, belast door de krachtens de wet, met controle- of toezichtsopdrachten :
  1. erover te waken dat [2 de gezondheidszorgberoepen bedoeld in dit besluit, de diergeneeskunde, en de geregistreerde niet-conventionele praktijken bedoeld in de voornoemde wet van 29 april 1999]2 in overeenstemming met de wetten en reglementen worden uitgeoefend;
  2. het opsporen en mededelen aan het parket van de gevallen van onwettige uitoefening [2 van de gezondheidszorgberoepen bedoeld in dit besluit, van de diergeneeskunde, en van de geregistreerde niet-conventionele praktijken als bedoeld in de voornoemde wet van 29 april 1999]2;
  d) de opdrachten voorzien bij artikel 9 te vervullen;
  e) de belanghebbende personen van publiek- of privaatrecht in te lichten omtrent de genomen beslissingen, hetzij door haarzelf, hetzij door de bij artikel 37 bepaalde geneeskundige commissie van beroep, hetzij door de betrokken Orden, hetzij door de rechtbanken, inzake de uitoefening van zijn aktiviteit [2 door een gezondheidszorgbeoefenaar bedoeld bij dit besluit, een dierenarts of een lid van een geregistreerde niet-conventionele praktijk bedoeld in de voornoemde wet van 29 april 1999]2
  De aanduiding van de personen bedoeld bij vorig lid, alsmede de modaliteiten volgens dewelke zij worden ingelicht, worden bepaald door de Koning, op voorstel naargelang het geval, van de nationale raad van de betrokken Orde, (van de (Federale Raad voor Verpleegkunde) [4 , de Federale Raad voor de klinische psychologie en de klinische orthopedagogiek]4 of van de Nationale Raad voor paramedische beroepen,) gedaan binnen de door de Minister die de Volksgezondheid in zijn bevoegdheid heeft, vastgestelde termijn; <W 20-12-1974, art. 8, 7°> <W 2008-12-19/51, art. 73, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>
  f) de organen van de bevoegde Orden in kennis te stellen van de beroepsfouten welke aan de beoefenaars die daaronder ressorteren worden ten laste gelegd;
  g) toezicht te houden over de openbare verkopingen waarin geneesmiddelen zijn begrepen.
  [h) [2 voor de gezondheidszorgbeoefenaars bedoeld bij dit besluit, een dierenarts, of een lid van een geregistreerde niet-conventionele praktijk bedoeld in de voornoemde wet van 29 april 1999,]2 het visum in te trekken of het behoud ervan afhankelijk te maken van aanvaarding door de betrokkene van de beperkingen die zij oplegt wanneer uit een uittreksel van het Strafregister blijkt dat het gerechtelijk verleden van de beoefenaar niet strookt met de uitoefening van zijn beroep of met een deel ervan en dat uit het uittreksel van het Strafregister blijkt dat men veroordeeld is voor feiten die voldoende relevant zijn voor de beroepsuitoefening. [3 ...]3 ] <W 2008-12-19/51, art. 69, 7°, 052; Inwerkingtreding : 14-08-2010>
  [3 i) voor de in dit besluit bedoelde gezondheidszorgbeoefenaar of een veearts, het visum te schorsen of het behoud ervan afhankelijk te maken van de beperkingen die zij hem oplegt wanneer uit ernstige en eensluidende aanwijzingen blijkt dat de verdere beroepsuitoefening door de betrokkene voor zware gevolgen voor de patiënten of de volksgezondheid doet vrezen.
   De geneeskundige commissie spreekt de schorsing van het visum of het behoud ervan binnen de perken die zij oplegt uit bij eenparige beslissing van de aanwezige leden. Deze maatregel blijft geldig zolang de redenen die hem hebben verantwoord voortduren.
   De geneeskundige commissie maakt een einde aan de maatregel wanneer zij vaststelt dat de redenen die hem hebben verantwoord verdwenen zijn, hetzij ambtshalve hetzij op verzoek van de zorgverstrekker.
   De zorgverstrekker kan daartoe elke maand vanaf de uitspraak van de maatregel een verzoek indienen.
   De beslissing om de schorsing of de beperking van het visum in te trekken wordt genomen bij gewone meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden.
   Voorafgaand aan elke beslissing inzake schorsing of beperking van het visum of inzake het behoud of de intrekking van de schorsingsmaatregel krijgt de betrokkene de mogelijkheid om door de geneeskundige commissie te worden gehoord.
   Indien er zware en imminente gevolgen voor de patiënten of de volksgezondheid te vrezen vallen, kan de geneeskundige commissie elke beslissing nemen tot schorsing of beperking van het visum zonder de betrokkene voorafgaand te hebben gehoord. In dat geval wordt de schorsing van het visum of het onderwerpen ervan aan de beperkingen die zij de betrokkene oplegt uitgesproken voor een duur van ten hoogste acht dagen en kan ze niet worden verlengd vooraleer de betrokkene de mogelijkheid heeft gekregen om door de geneeskundige commissie te worden gehoord met betrekking tot de motieven die dergelijke maatregelen verantwoorden.]3
  § 2. [2 Voor het vervullen van haar algemene taak is de medische commissie samengesteld uit de in artikel 36, § 1, 1° tot 8° bedoelde leden.
   Voor het vervullen van haar speciale opdracht is de commissie uitsluitend samengesteld uit de voorzitter, de ondervoorzitter, de secretaris, het lid of de leden die het beroep van de betrokken persoon of personen vertegenwoordigen of het lid dat de geregistreerde niet-conventionele praktijk als bedoeld in de voornoemde wet van 29 april 1999 van de betrokken persoon of personen vertegenwoordigt.]2
  § 3. De territoriale bevoegdheid, de organisatie en de werking van de geneeskundige commissie worden door de Koning geregeld.
  § 4. De procedure vóór de commissie in de [3 bij § 1, 2°, b), c), 2, h) en i),]3 van dit artikel bepaalde gevallen, wordt door de Koning geregeld.
  De betrokkene kan tegen de beslissing van de commissie, genomen in uitvoering [3 van § 1, 2°, b), h) en i), van dit artikel]3 een beroep instellen (...), bij een geneeskundige commissie van beroep, waarvan de Koning de samenstelling, de organisatie en de werking bepaalt. <W 2008-06-08/31, art. 25, 3°, 046; Inwerkingtreding : 26-06-2008>
  De Koning regelt de procedure die voor de geneeskundige commissie van beroep moet toegepast worden.
  De betrokkene kan, zowel in eerste aanleg als in beroep bijgestaan worden door personen van zijn keuze.
  De beslissingen genomen in eerste aanleg of in beroep, worden door de geneeskundige commissie onmiddellijk aan de raad van de betrokken Orde medegedeeld.
  ----------
  (1)<W 2008-12-19/51, art. 69, 053; Inwerkingtreding :07-11-2009>
  (2)<W 2014-04-10/23, art. 159, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>
  (3)<W 2014-04-10/65, art. 2, 066; Inwerkingtreding : 30-05-2014>
  (4)<W 2014-04-04/51, art. 23, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Hoofdstuk IIIbis- Cel medische bewaking
Art. 37bis. <Ingevoegd bij W 2001-08-10/49, art. 53; Inwerkingtreding : 01-09-2001> §. 1. De koning richt, binnen de diensten van de regering, een cel medische bewaking op.
  § 2. De cel heeft als taak :
  1° alle maatregelen ter vrijwaring van de volksgezondheid voor te stellen aan de overheid;
  2° ervoor te zorgen dat de beoefenaars van de geneeskunde, de artsenijbereidkunde en de verpleegkunde evenals de beoefenaars van de paramedische beroepen doeltreffend samenwerken ter uitvoering van de maatregelen die door de overheid worden uitgevaardigd om crisissen inzake volksgezondheid te kunnen beheren en ervoor te zorgen dat de maatregelen genomen op het vlak van de provinciale geneeskundige commissie gecoördineerd worden.

Art. 37ter. <Ingevoegd bij W 2004-07-09/30, art. 190; Inwerkingtreding : 25-07-2004> De Koning kan, op advies van de Hoge Gezondheidsraad, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, beroepsactiviteiten reglementeren die gevaarlijk kunnen zijn voor de gezondheid en die uitgevoerd worden door beoefenaars waarvan het beroep niet of nog niet erkend wordt in het kader van dit besluit.
  De bevoegde gezondheidsinspecteurs zijn gemachtigd beslag te leggen op het materieel waarmee en de lokalen te sluiten waarin de activiteiten plaatshebben die een overtreding vormen op de koninklijke besluiten die ingevolge dit artikel worden genomen.

HOOFDSTUK IV. _ Strafbepalingen en tuchtmaatregelen.
Art.38.§ 1. Onverminderd de toepassing van de straffen gesteld bij het Strafwetboek, alsook, desgevallend, de toepassing van tuchtmaatregelen :
  1° wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot zes maanden en met geldboete van vijfhonderd frank tot vijfduizend frank of met een van die straffen alleen, hij die met overtreding van (de (artikelen 2, § 1, 3, 4, 21bis, 21noviesdecies [2 , 21quatervicies, 21quinquiesvicies of 51]2)), gewoonlijk een handeling of handelingen stelt die behoren tot de geneeskunde of de artsenijbereidkunde hetzij zonder houder te zijn van het vereiste diploma of zonder er wettelijk van vrijgesteld te zijn, hetzij zonder te beschikken over het visum van de geneeskundige commissie, hetzij zonder op de lijst van de Orde ingeschreven te zijn wanneer zulks vereist is. <W 1995-04-06/87, art. 28, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> <W 2006-12-13/35, art. 20, 1°, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (De beoefenaars van de verpleegkunde en de beoefenaars van de paramedische beroepen), vallen niet onder de toepassing van deze bepaling voor de handelingen die zij verrichten ingevolge de artikelen 5 of 6. <W 20-12-1974, art. 9, 1°>
  Met dezelfde straffen wordt gestraft de beoefenaar van de geneeskunde of de artsenijbereidkunde die, met overtreding van artikel 19, op om het even welke wijze, zijn medewerking verleent aan een derde of hem zijn naam leent, met het doel hem te onttrekken aan de straffen waarmede de onwettige uitoefening van de geneeskunde of de artsenijbereidkunde gestraft wordt.
  (Met dezelfde straffen worden gestraft de beoefenaars bedoeld in (de (artikelen 2, § 1, 3, 4, 21bis, 21noviesdecies [2 , 21quatervicies, 21quinquiesvicies of 51]2)) die de bepaling van artikel 4bis overtreden;) <W 13-12-1976, art. 5> <W 1995-04-06/87, art. 28, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> <W 2006-12-13/35, art. 20, 1°, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (Met dezelfde straffen wordt gestraft hij die menselijk lichaamsmateriaal of producten toepast op de mens en hierbij een inbreuk pleegt op artikel 20bis.) <W 2008-12-19/44, art. 26, 050; Inwerkingtreding : 01-12-2009 (zie W 2009-09-28/06, art. 14)>
  2° Worden gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig frank tot tweeduizend frank of met een van die straffen alleen :
  a) de houdsters van het diploma van vroedvrouw of de bij artikel 54 bedoelde personen, die in de uitoefening van hun beroep de in uitvoering van artikel 2, § 2, lid 2, vastgestelde regels niet naleven;
  b) de beoefenaars bedoeld bij artikel 2, § 1, en bij artikel 4, die gewoonlijk (beoefenaars van de verpleegkunde of beoefenaars van de paramedische beroepen) belasten met het verrichten van een of meer handelingen die vallen onder de geneeskunde of de artsenijbereidkunde zonder dat hierbij de ter uitvoering van artikel 5, § 1 (en § 2, derde lid) of van artikel 6 bepaalde regels opgevolgd worden; <W 20-12-1974, art. 9, 2°> <W 1997-03-17/48, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 28-12-1997>
  c) de houders van het wettelijk diploma van apotheker en de licentiaten in de scheikundige wetenschappen die gewoonlijk analyses van klinische biologie verrichten zonder dat hierbij de door artikel 5, § 2 (, eerste lid) voorziene regels opgevolgd worden; <W 1997-03-17/48, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 28-12-1997>
  d) (de beoefenaar van de verpleegkunde of de beoefenaar van een paramedisch beroep) die gewoonlijk een of meer handelingen verricht die vallen onder de geneeskunde of de artsenijbereidkunde zonder dat hierbij de ter uitvoering van artikel 5, § 1 (en § 2, derde lid) of van artikel 6 bepaalde regels opgevolgd worden; <W 20-12-1974, art. 9, 3°> <W 1997-03-17/48, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 28-12-1997>
  3° [1 Wordt gestraft met de in de bepaling onder 2° bedoelde straffen :
   a) hij, die krachtens de ingevolge artikel 9, § 3, opgelegde maatregelen aan de medische permanentie moet deelnemen, die zijn verplichtingen niet nakomt zonder dat te kunnen verantwoorden door een belemmering als gevolg van het uitvoeren van een dringendere beroepsplicht of van een ander ernstige reden;
   b) elke in artikel 8bis bedoelde beoefenaar die, bewust en zonder wettige reden van zijn kant, een lopende behandeling van een patiënt onderbreekt zonder vooraf alle voorzieningen te hebben getroffen om de zorgcontinuïteit te verzekeren;
   c) elke apotheker die, bewust en zonder wettige reden van zijn kant, zijn apotheek tijdelijk of definitief sluit zonder vooraf alle voorzieningen te hebben getroffen om de continuïteit van de uitreiking van de in een aan de gang zijnde voorschrift voorgeschreven geneesmiddelen te verzekeren.]1
  4° Wordt eveneens gestraft met de sub 2° van dit artikel bepaalde straffen, hij die, met overtreding van (artikel 4, § 2ter, zesde lid, of van) artikel 10, de regelmatige en normale uitoefening van de geneeskunde of de artsenijbereidkunde door een persoon die aan de vereiste voorwaarden voldoet, verhindert of belemmert door feitelijkheden of geweld;
  5° (wordt gestraft met een boete van zesentwintig frank tot vijfhonderd frank, de beoefenaar van de geneeskunde of de artsenijbereidkunde die de bepalingen van de artikelen 18, § 2, 20 en 21 overtreedt;) <W 2001-08-10/49, art. 54, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  (6° wordt gestraft met een gevangenisstraf van drie maanden tot vijf jaar en met een geldboete van duizend frank tot honderdduizend frank of met één van die straffen alleen, hij die de bepalingen overtreedt van de koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van artikel 21, derde lid (en van artikel 37ter).) <W 1994-02-22/36, art. 2, 2°, 010; Inwerkingtreding : 1994-06-07> <W 2004-07-09/30, art. 191, 031; Inwerkingtreding : 25-07-2004>
  § 2. In afwijking van de bepalingen van § 1 is het begrip "gewoonlijk" niet vereist voor degene die :
  1° vroeger wegens onwettige uitoefening van de geneeskunde of van de artsenijbereidkunde werd veroordeeld;
  2° om het even welk reklamemiddel heeft aangewend om de in (artikelen 2, § 1, 3, 4, 5, 6, 21bis [2 , 21noviesdecies, 21quatervicies en 21quinquiesvicies]2) bedoelde handelingen te kunnen stellen; <W 1995-04-06/87, art. 28, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> <W 2006-12-13/35, art. 20, 3°, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  3° in verband met die handelingen, opvallende middelen heeft aangewend of gebruik heeft gemaakt van een titel of van enige benaming, met het doel te doen geloven dat hij wettelijk bevoegd is.
  § 3. In afwachting van de inwerkingtreding van de betrokken code van plichtenleer, worden tuchtmaatregelen toegepast door de Orden waaronder zij ressorteren :
  a) [1 ...]1
  b) [1 ...]1
  c) op elke beoefenaar bedoeld bij (de artikelen 2, § 1, 3, 4 of 21noviesdecies), die de bepalingen van de artikelen 13 en 14 niet naleeft; <W 2006-12-13/35, art. 20, 5°, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  d) op elk beoefenaar bedoeld bij (de artikelen 2, § 1, 3, 4 of 21noviesdecies) die de bepalingen van artikel 18, § 1, niet naleeft. <W 2006-12-13/35, art. 20, 5°, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  ----------
  (1)<W 2014-04-10/23, art. 145, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>
  (2)<W 2014-04-04/51, art. 24, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art. 38bis. <W 17-12-1973, art. 2> Wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van zesentwintig tot tweeduizend frank of met een van die straffen alleen, hij die inbreuk pleegt op de bepalingen van (artikel 4, §§ 3, 3bis, 3ter, 3quater et 3quinquies),van het onderhavig besluit of de ter uitvoering daarvan getroffen maatregelen. <W 2001-01-02/30, art. 15, 021; Inwerkingtreding : 03-01-2001>
  De rechtspersonen zijn burgerrechtelijk aansprakelijk voor de betaling van de uitgesproken geldboeten en kosten ten laste van hun organen of hun aangestelden.

Art. 38ter.<W 20-12-1974, art. 10> Onverminderd de in het Strafwetboek gestelde straffen [1 alsook, desgevallend, de toepassing van tuchtmaatregelen]1 wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van zesentwintig tot tweeduizend frank of met een van deze straffen alleen :
  1° (hij die zonder in het bezit te zijn van de vereiste erkenning of zonder te voldoen aan de voorwaarden gesteld in artikel 21quater, § 1, één of meer activiteiten van de verpleegkunde zoals bedoeld in artikel 21quinquies, § 1, a), uitoefent met de bedoeling er financieel voordeel uit te halen of gewoonlijk één of meer activiteiten zoals bedoeld in artikel 21quinquies, § 1, b) en c), uitoefent.
  Die bepaling is niet van toepassing op de personen die gemachtigd zijn de geneeskunde uit te oefenen en op de vroedvrouwen, de zorgkundigen [1 , de hulpverleners-ambulanciers]1 en de beoefenaars van de kinesitherapie en de paramedische beroepen, voor wat de reglementaire uitoefening van hun beroep betreft.
  Ze is evenmin van toepassing op de student in de geneeskunde, de student in de kinesitherapie, de student vroedvrouw en de personen in opleiding voor een paramedisch beroep [1 of voor hulpverlener-ambulancier]1 die de vermelde activiteiten verrichten in het kader van hun opleiding of op de student die de vermelde activiteit verricht in het kader van een erkende opleiding voor het behalen van een in artikel 21quater, § 1, of artikel 21quinquiesdecies, bedoelde erkenning;) <W 2001-08-10/49, art. 55, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  [2 Deze is ook niet van toepassing op personen die deel uitmaken van de omgeving van de patiënt en die, buiten de uitoefening van een beroep, na een door een geneesheer of een verpleegkundige gegeven opleiding, en in het kader van een door deze opgestelde procedure of een verpleegplan, van deze laatsten de toelating krijgen om bij deze welbepaalde patiënt één of meer in artikel 21quinquies, § 1, b), bedoelde technische verstrekkingen. Een door de geneesheer of de verpleegkundige opgesteld document vermeldt de identiteit van de patiënt en van de persoon die de toelating heeft gekregen. Dit document wijst eveneens de toegelaten technische verstrekkingen, de duur van de toelating evenals de eventuele bijkomende voorwaarden aan die door de geneesheer of de verpleegkundige gesteld worden voor het uitoefenen van de technische verstrekkingen.]2
  2° de beoefenaar van de verpleegkunde die, met overtreding van artikel (21octies), op welke wijze ook, zijn medewerking verleent aan een derde of hem zijn naam leent, met het doel hem te onttrekken aan de straffen waarmee de onwettige uitoefening van de verpleegkunde wordt beteugeld; <W 1995-04-06/87, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  3° hij die, door feitelijkheden of geweld, de regelmatige en normale uitoefening van de verpleegkunde door een persoon die aan de vereiste voorwaarden voldoet, verhindert of belemmert;
  4° (hij die aan een persoon die niet in het bezit is van de in artikel 21quater bedoelde erkenning [1 de in artikel 21vicies bedoelde registratie]1 of de in artikel 21quinquiesdecies bedoelde registratie en een geviseerde bekwaamheidstitel of die niet de hoedanigheid heeft van student, zoals bedoeld in 1° van dit artikel, gewoonlijk opdracht of toelating geeft tot het uitoefenen van de verpleegkunde;) <W 2001-08-10/49, art. 55, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  5° hij die gewoonlijk aan een der in artikel (21quater) bedoelde personen [1 of in artikel 21vicies]1 een opdracht geeft tot het stellen van een handeling die beschouwd wordt als een uitoefening van de geneeskunde, tenzij het een handeling betreft als bedoeld in artikel (21quinquies), § 1, c; <W 1995-04-06/87, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  6° de beoefenaar van de verpleegkunde die de verpleegkunde uitoefent in strijd met de reglementen getroffen in uitvoering van artikel (21quinquies), § 2. <W 1995-04-06/87, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  (7° Hij die gewoonlijk aan een van de in artikel 21quinquiesdecies bedoelde personen een opdracht geeft tot het stellen van een handeling die beschouwd wordt als behorend tot de geneeskunde.) <W 2001-08-10/49, art. 55, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  [1 8° hij die zonder aan de in artikelen 21quinquiesdecies en 21septiesdecies bedoelde vereiste voorwaarden te voldoen, een of meer verpleegkundige activiteiten uitoefent die aan de zorgkundigen overeenkomstig artikel 21sexiesdecies, § 2, toegelaten zijn, en meer bepaald diegene die een of meer activiteiten van de verpleegkunde zoals bedoeld in artikel 21quinquies, § 1, a), uitoefent met de bedoeling er financieel voordeel uit te halen of gewoonlijk een of meer activiteiten zoals bedoeld in artikel 21quinquies, § 1, b), uitoefent.
   Die bepaling is niet van toepassing op de personen die gemachtigd zijn de geneeskunde uit te oefenen en op de vroedvrouwen, de beoefenaars van verpleegkunde, de hulpverleners-ambulanciers, de beoefenaars van de kinesitherapie en de paramedische beroepen, voor wat de reglementaire uitoefening van hun beroep betreft.
   Ze is evenmin van toepassing op de student in de geneeskunde, de student vroedvrouw, de student in de kinesitherapie en de personen in opleiding voor een paramedisch beroep of voor hulpverlener-ambulancier die de vermelde activiteiten verrichten in het kader van hun opleiding of op de student die de vermelde activiteit verricht in het kader van een erkende opleiding voor het behalen van een in artikel 21quater, § 1, bedoelde erkenning of een in artikel 21quinquiesdecies bedoelde registratie;
   9° de zorgkundige die, met overtreding van artikel 21quinquiesdecies/1, op welke wijze ook, zijn medewerking verleent aan een derde of hem zijn naam leent, met het doel hem te onttrekken aan de straffen waarmee de onwettige uitoefening van het beroep van zorgkundige wordt beteugeld;
   10° de zorgkundige die uitoefent in strijd met de reglementen getroffen in uitvoering van artikel 21sexiesdecies, § 2;
   11° hij die niet over de in artikel 21vicies bedoelde registratie beschikt, oefent één of meer verpleegkundige activiteiten uit die aan de hulpverlener-ambulancier overeenkomstig artikel 21unvicies, § 2, toegelaten zijn, en meer bepaald diegene die een of meer activiteiten zoals bedoeld in artikel 21quinquies, § 1, a), uitoefent met de bedoeling er financieel voordeel uit te halen, of gewoonlijk één of meer activiteiten zoals bedoeld in artikel 21quinquies, § 1, b) en c), uitoefent.
   Die bepaling is niet van toepassing op de personen die gemachtigd zijn de geneeskunde uit te oefenen en op de vroedvrouwen, de beoefenaars van verpleegkunde, de zorgkundigen, de beoefenaars van de kinesitherapie en de paramedische beroepen, voor wat de reglementaire uitoefening van hun beroep betreft.
   Ze is evenmin van toepassing op de student in de geneeskunde, de student vroedvrouw, de student in de kinesitherapie en de personen in opleiding voor een paramedisch beroep of voor hulpverlener-ambulancier die de vermelde activiteiten verrichten in het kader van hun opleiding of op de student die de vermelde activiteit verricht in het kader van een erkende opleiding voor het behalen van een in artikel 21quater, § 1, bedoelde erkenning of een in artikel 21quinquiesdecies bedoelde registratie;
   12° de hulpverlener-ambulancier die, met overtreding van artikel 21duovicies, op welke wijze ook, zijn medewerking verleent aan een derde of hem zijn naam leent, met het doel hem te onttrekken aan de straffen waarmee de onwettige uitoefening van het beroep van hulpverlener-ambulancier wordt beteugeld;
   13° de hulpverlener-ambulancier die uitoefent in strijd met de besluiten getroffen in uitvoering van artikel 21unvicies, § 2.]1
  ----------
  (1)<W 2013-03-19/03, art. 66, 061; Inwerkingtreding : 08-04-2013>
  (2)<W 2014-04-10/23, art. 160, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>

Art. 38quater.<W 20-12-1974, art. 10> Onverminderd de toepassing van de in het Strafwetboek gestelde straffen [1 alsook, desgevallend, de toepassing van tuchtmaatregelen]1, wordt gestraft met een geldboete van tweehonderd frank tot duizend frank :
  1° hij die, met overtreding van artikel (21septies) [1 , artikel 21quinquiesdecies of artikel 21vicies]1, zich in het openbaar een beroepstitel toeëigent waarop hij geen aanspraak mag maken; <W 1995-04-06/87, art. 30, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  2° hij die, met overtreding van artikel (21novies) [1 , artikel 21quinquiesdecies/2 of artikel 21tervicies]1, een beroepstitel toekent aan bij hem tewerkgestelde personen, waarop deze laatsten geen aanspraak mogen maken. <W 1995-04-06/87, art. 30, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  In dit geval zijn de werkgevers en de lastgevers burgerlijk aansprakelijk voor de geldboeten uitgesproken ten laste van hun aangestelden of lastnemers, wegens overtreding gepleegd bij de uitvoering van hun contract.
  ----------
  (1)<W 2013-03-19/03, art. 67, 061; Inwerkingtreding : 08-04-2013>

Art.39.Onverminderd de toepassing van de straffen gesteld bij het strafwetboek, [2 alsook, desgevallend, de toepassing van tuchtmaatregelen]2 wordt gestraft met gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met geldboete van zesentwintig frank tot tweeduizend frank of met een van die straffen alleen :
  (1° hij die zonder aan de vereiste voorwaarden te voldoen om de geneeskunde of de artsenijbereidkunde uit te oefenen, of geen houder is van een vereiste bekwamingstitel, of zonder te beschikken over het [1 in artikel 7]1 bepaalde visum, gewoonlijk prestaties verricht, zoals die nader bepaald zijn ter uitvoering van artikel 23, § 1, of handelingen uitvoert die zijn bepaald in artikel 22, 2° en 3°.
  Die bepaling is niet van toepassing op de student die de voormelde werkzaamheden verricht in het raam van de wettelijke en reglementsbepalingen betreffende het opleidingsprogramma dat het mogelijk maakt één van de in artikel (21quater) [2 , artikel 21quinquiesdecies, artikel 21vicies]2 of in artikel 23, § 1, bepaalde titels te verwerven, noch op de student in de geneeskunde of de artsenijbereidkunde in het raam van zijn opleiding. <W 1995-04-06/87, art. 31, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  Die bepaling is ook niet van toepassing op de beoefenaar van de verpleegkunde [2 , de zorgkundige of de hulpverlener-ambulancier]2 die in het raam van zijn beroep handelingen verricht die zijn bepaald in artikel (21quinquies).) <W 1990-12-19/32, art. 10, 1, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991> <W 1995-04-06/87, art. 31, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  2° de voor de toepassing van hoofdstuk II van dit besluit als bevoegd beschouwde persoon die, in overtreding van artikel 27, op welke wijze ook zijn medewerking of bijstand verleent aan een niet bevoegde derde, met het doel het deze laatste mogelijk te maken een paramedisch beroep uit te oefenen;
  (3° hij die, door feitelijkheden of door geweld, de geregelde en normale uitoefening van een paramedisch beroep door een persoon die aan de vereiste voorwaarden voldoet, verhindert of belemmert;
  4° hij die een persoon die niet beschikt over een vereiste bekwamingstitel, of die niet de hoedanigheid heeft van student zoals bepaald in 1° van dit artikel, gewoonlijk belast met de uitoefening van een paramedisch beroep of hem daartoe gewoonlijk de machtiging verleent;
  5° hij die één van de in artikel 24 bepaalde personen, gewoonlijk belast met de uitoefening van een handeling die wordt beschouwd als een uitoefening van de geneeskunst, behalve wanneer het gaat om een handeling bepaald in artikel 5, § 1, eerste lid, (en § 2, derde lid) of in artikel 6; <W 1997-03-17/48, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 28-12-1997>
  6° de beoefenaar van een paramedisch beroep, die de ter uitvoering van artikel 46bis, § 2, genomen reglementen, overtreedt.) <W 1990-12-19/32, art. 10, 2, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991>
  ----------
  (1)<W 2008-12-19/51, art. 70, 053; Inwerkingtreding : 07-11-2009>
  (2)<W 2013-03-19/03, art. 68, 061; Inwerkingtreding : 08-04-2013>

Art.40. Onverminderd de toepassing van de straffen gesteld bij het Strafwetboek, wordt gestraft met een geldboete van tweehonderd frank tot duizend frank :
  1° hij die, in overtreding van artikel 25 zich in het openbaar een beroepstitel toeëigent zonder er recht op te hebben;
  2° hij die, in overtreding van artikel 26, een beroepstitel toekent aan personen die hij, zelfs kosteloos, te werk stelt, en die er geen recht op hebben.
  In dit geval zijn de werkgevers en lastgevers burgerlijk aansprakelijk voor de geldboeten uitgesproken ten laste van hun aangestelden of lastnemers wegens overtredingen gepleegd bij de uitvoering van hun contract.

Art. 40bis. <Ingevoegd bij W 1990-12-19/32, art. 11, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991> Onverminderd de toepassing van de straffen gesteld bij het Strafwetboek en onverminderd, desgevallend, de toepassing van tuchtmaatregelen, wordt gestraft met een boete van tweehonderd frank tot duizend frank :
  1. Hij die, met overtreding van artikel 35quater, zich in het openbaar een bijzondere beroepstitel of een bijzondere beroepsbekwaming toeëigent zonder het recht hiertoe te hebben;
  2. Hij die, met overtreding van artikel 35quinquies, een bijzondere beroepstitel of een bijzondere beroepsbekwaming toekent aan personen, die hij tewerkstelt, zelfs als vrijwilligers, en hierop het recht niet hebben.
  In dit geval zijn de werkgevers en lastgevers burgerlijk aansprakelijk voor de geldboeten uitgesproken ten laste van hun aangestelden of lastnemers, wegens overtredingen gepleegd bij de uitvoering van hun contract.

Art. 40ter. [1 Onverminderd de toepassing van de bij het Strafwetboek gestelde straffen, wordt gestraft met een geldboete van 200 euro tot 1.000 euro :
   1° hij die, in overtreding van artikel 21quatervicies, § 3, of 21quinquiesvicies, zich in het openbaar een beroepstitel toe-eigent zonder er recht op te hebben;
   2° hij die, in overtreding van artikel 21quatervicies, § 3, of 21quinquiesvicies, ten onrechte een beroepstitel toekent aan personen die hij, zelfs kosteloos, tewerkstelt.
   In het in het eerste lid, 2°, bedoelde geval zijn de werkgevers en lastgevers burgerlijk aansprakelijk voor de geldboeten uitgesproken ten laste van hun aangestelden of lastnemers wegens bij de uitvoering van hun contract gepleegde misdrijven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/51, art. 25, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>


Art.41.Onverminderd de toepassing van de straffen gesteld bij het Strafwetboek, alsook, desgevallend, de toepassing van tuchtmaatregelen, wordt gestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van zesentwintig frank tot tweeduizend frank of met één van die straffen alleen, hij die met overtreding van een beslissing van een geneeskundige commissie of van de geneeskundige commissie van beroep, de uitoefening van de geneeskundige commissie van beroep, de uitoefening van de geneeskunde, de artsenijbereidkunde, ((...)) ([1 van de verpleegkunde, van de klinische psychologie, van de klinische orthopedagogiek of van een paramedisch beroep]1) voortzet, zonder de hem opgelegde beperkingen na te komen. <W 20-12-1974, art. 11> <W 1991-08-28/37, art. 30, 006; Inwerkingtreding : 25-10-1991>
  ----------
  (1)<W 2014-04-04/51, art. 26, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.42. In geval van herhaling, binnen drie jaar na een vonnis van veroordeling dat kracht van gewijsde heeft verkregen, wegens inbreuk op dit besluit of op de uitvoeringsbesluiten, kunnen de bepaalde straffen verdubbeld worden, zonder een gevangenisstraf van zes maanden of een geldboete van vijftigduizend frank te mogen overschrijden.

Art.43.§ 1. In geval van veroordeling wegens onwettige uitoefening van de geneeskunde, de artsenijbereidkunde (, de verpleegkunde) of van prestaties die nader bepaald zijn ter uitvoering van artikel 23, § 1 of van handelingen die bedoeld zijn bij artikel 22, 2° en 3°, kan de rechter, in het belang van de volksgezondheid, de bijzondere verbeurdverklaring uitspreken, zelfs wanneer de veroordeelde niet eigenaar is van de verbeurdverklaarde voorwerpen. <W 20-12-1974, art. 12, 1°>
  (In geval van veroordeling wegens inbreuk op de bepalingen van (artikel 4, §§ 3, 3bis, 3ter, 3quater et 3quinquies), of van de ter uitvoering daarvan getroffen maatregelen, kan de rechter de verbeurdverklaring uitspreken van alle geneesmiddelen, toestellen en instrumenten dienende voor de exploitatie van de apotheek of ertoe bestemd, zelfs wanneer de veroordeelde er niet eigenaar van is.) <W 17-12-1973, art. 3> <W 2001-01-02/30, art. 15, 021 ; Inwerkingtreding : 03-01-2001>
  (§ 2. De rechter kan, in het belang van de volksgezondheid, de uitoefening van het beroep voor een maximum duur van twee jaar verbieden aan :
  1° de in de zin van (hoofdstuk Iter) [1 of hoofdstuk Iquinquies]1 van dit besluit bevoegde personen die schuldig worden bevonden aan een van de in de artikelen 38ter, 38quater en 41 bedoelde inbreuken; <W 1999-01-25/32, art. 187, 018; Inwerkingtreding : 16-02-1999>
  2° de in de zin van hoofdstuk II van dit besluit bevoegde personen die schuldig worden bevonden aan een van de in de artikelen 39, 40 en 41 bedoelde inbreuken.) <W 20-12-1974, art. 12, 2°>
  ----------
  (1)<W 2013-03-19/03, art. 69, 061; Inwerkingtreding : 08-04-2013>

Art.44. De bepalingen van Boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn op de door dit besluit bepaalde misdrijven toepasselijk.

HOOFDSTUK IVbis. - (Erkenning van beroepskwalificaties - Toepassing van de Europese reglementering.)
Art. 44bis. <KB 2008-03-27/40, art. 1, 046; Inwerkingtreding : 05-05-2008> De bepalingen van dit hoofdstuk strekken tot de omzetting van Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van beroepskwalificaties, gewijzigd bij Richtlijn 2006/100/EG.

Afdeling 1. - Definities.
Art. 44ter.[1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk verstaat men onder :
   1° " Minister " : de Minister die bevoegd is voor Volksgezondheid;
   2° " Directoraat-generaal " : het Directoraat-generaal Basisgezondheidszorg en Crisisbeheer " van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu;
   3° " Richtlijn " : Richtlijn 2005/36/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 september 2005 betreffende de erkenning van de beroepskwalificaties, laatstelijk gewijzigd bij (EU)-verordening nr. 213/2011 van de Commissie van 3 maart 2011;
   4° " Lidstaat " : lidstaat van de Europese Unie en de landen waar de richtlijn van toepassing is.
   5° " migrant " : a) een onderdaan van een lidstaat of b) een onderdaan van een derde land die zich in België mag vestigen conform de bepalingen van de artikelen 14 en volgende of de artikelen 61/6 en volgende van de wet van 15 december 1980 betreffende de toegang tot het grondgebied, het verblijf, de vestiging en de verwijdering van vreemdelingen;
   6° " beroepskwalificaties " : kwalificaties die worden gestaafd door een opleidingstitel op het vlak van volksgezondheid, een bekwaamheidsattest op het vlak van volksgezondheid, een beroepservaring of een combinatie van de twee of drie voorgaande elementen;
   7° " gezondheidszorgberoep " : een beroepswerkzaamheid of een geheel van beroepswerkzaamheden waartoe de toegang of waarvan de uitoefening of één van de wijzen van uitoefening krachtens dit besluit direct of indirect afhankelijk wordt gesteld van het bezit van bepaalde beroepskwalificaties; met name het voeren van een beroepstitel die door dit besluit beperkt is tot personen die een specifieke beroepskwalificatie bezitten, geldt als een wijze van uitoefening;
   8° " beroepservaring " : de werkelijke en wettelijke uitoefening van het betrokken gezondheidszorgberoep in een lidstaat;
   9° " de Europese Gemeenschap " : alle lidstaten;
   10° " bevoegde overheid " : elke overheid of instantie die specifiek gemachtigd werd door een lidstaat om opleidingstitels en andere documenten of informaties uit te reiken of in ontvangst te nemen, alsook om aanvragen in ontvangst te nemen en beslissingen te nemen, bedoeld in de richtlijn;
   11° " opleidingstitel " : a) diploma's, getuigschriften en andere bekwaamheidsbewijzen uitgereikt door een overheid van een Lidstaat gemachtigd krachtens de wets-, verordenings- of administratieve bepalingen van deze lidstaat en die een beroepsopleiding bekrachtigen die voornamelijk verworven werd in de Europese Gemeenschap, of b) een opleidingstitel op het vlak van volksgezondheid uitgereikt in een derde land voor zover de titularis over een beroepservaring van drie jaar beschikt, voor het betrokken beroep, op het grondgebied van de lidstaat die het opleidingsbewijs erkend en gehomologeerd heeft;
   12° " bekwaamheidsproef " : een controle, uitsluitend betreffende de beroepskennis van de migrant of de dienstverrichter, die wordt verricht door het Directoraat-generaal en die tot doel heeft te beoordelen of de migrant of de dienstverrichter de bekwaamheid bezit om een gezondheidszorgberoep in België uit te oefenen; teneinde deze controle mogelijk te maken, stelt het Directoraat-generaal op basis van een vergelijking tussen de in België vereiste opleiding en de opleiding die de migrant of de dienstverrichter heeft ontvangen, een lijst op van de vakgebieden die niet bestreken worden door het diploma of andere opleidingstitels die de migrant of de dienstverrichter overlegt; bij de bekwaamheidsproef moet in aanmerking worden genomen dat de migrant of de dienstverrichter in de lidstaat van oorsprong of herkomst een gekwalificeerde beroepsbeoefenaar is; de proef heeft betrekking op de vakgebieden die moeten worden gekozen uit die welke op de lijst staan en waarvan de kennis een wezenlijke voorwaarde is om het beroep in België te kunnen uitoefenen; deze proef kan ook betrekking hebben op de kennis van de beroepsregels die in België op de betrokken activiteiten van toepassing zijn;
   13° " aanpassingsstage " : de uitoefening in België van een gezondheidszorgberoep onder verantwoordelijkheid van een gekwalificeerde beroepsbeoefenaar, eventueel gekoppeld aan een aanvullende opleiding; de stage wordt beoordeeld en er wordt geoordeeld of de migrant voldoende bekwaamheid bezit om het desbetreffende gezondheidszorgberoep in België uit te oefenen;
   14° " gereglementeerde opleiding " : elke opleiding die de specifieke uitoefening van een bepaald gezondheidszorgberoep beoogt en die uit een studiecyclus bestaat, eventueel aangevuld met een beroepsopleiding, een beroepsstage of een beroepspraktijk; De structuur en het niveau van de beroepsopleiding, de beroepsstage of de praktijkervaring worden in wets-, verordenings- of administratieve bepalingen van de betrokken lidstaat vastgesteld of door een daartoe aangewezen autoriteit gecontroleerd of erkend.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-07-05/25, art. 2, 060; Inwerkingtreding : 27-08-2012>

Afdeling 2. - Vrijheid van vestiging.
Art. 44ter/1. [1 1. De migrant die houder is van een beroepskwalificatie, met uitzondering van de Belgische beroepskwalificaties die vermeld worden in andere bepalingen van dit besluit, en die in België één van de gezondheidszorgberoepen wenst uit te oefenen die worden gereglementeerd in dit besluit, laat deze beroepskwalificatie conform de bepalingen van dit besluit erkennen.
   § 2. De migrant die een erkenning van zijn beroepskwalificatie krijgt, is ook onderworpen aan de andere bepalingen van dit besluit waarin het gezondheidsberoep is gereglementeerd die hij wenst uit te oefenen. Bovendien laat de migrant de akte viseren waarbij hij een erkenning van zijn beroepskwalificatie krijgt conform de bepalingen van artikel 7.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-07-05/25, art. 3, 060; Inwerkingtreding : 27-08-2012>

A. Algemeen stelsel van erkenning van opleidingstitels.
Art. 44quater.[1 § 1. Het algemeen stelsel van de erkenning van opleidingstitels bedoeld in titel III van de wet van 12 februari 2008 tot instelling van een nieuw algemeen kader voor de erkenning van EG-beroepskwalificaties geldt voor alle gezondheidszorgberoepen die niet gedekt zijn door het erkenningsstelsel op basis van de in artikel 44quinquies en volgende vastgelegde coördinatie van de minimale opleidingsvereisten of door het in artikel 44undecies en volgende vastgelegde stelsel voor tijdelijke en incidentele dienstverrichtingen.
   § 2. De volgende gevallen worden ook aan het in titel III van dezelfde wet bedoelde algemeen stelsel van de erkenning van opleidingstitels onderworpen :
   - de erkenningsaanvragen van de door een lidstaat uitgereikte opleidingstitels voor artsen met een basisopleiding, medische specialisten, verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers, beoefenaren der tandheelkunde, gespecialiseerde beoefenaren der tandheelkunde, dierenartsen, verloskundigen en apothekers wanneer de migrant niet voldoet aan de eisen inzake daadwerkelijke en wettige beroepsuitoefening zoals vastgelegd door de Minister met betrekking tot het voordeel van de verworven rechten,
   - onverminderd de bepalingen betreffende de verworven rechten, de erkenningsaanvragen van opleidingstitels voor artsen, ziekenverplegers, beoefenaren der tandheelkunde, dierenartsen, verloskundigen en apothekers die houder zijn van een opleidingstitel van specialist die moeten volgen op de opleiding tot het verwerven van een titel van basisopleiding van hun beroep, zoals door de Minister vastgelegd en dit alleen teneinde deze gespecialiseerde opleidingstitel te erkennen,
   - de erkenningsaanvragen van opleidingstitels voor verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers of gespecialiseerde ziekenverplegers die houder zijn van een opleidingstitel als specialist die volgt op de opleiding voor een opleidingstitel als verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger zoals vastgelegd door de Minister wanneer de betrokken beroepswerkzaamheden worden uitgeoefend door gespecialiseerde ziekenverplegers zonder opleiding als verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers,
   - de erkenningsaanvragen van de opleidingstitels voor gespecialiseerde ziekenverplegers zonder opleiding van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, wanneer de betrokken werkzaamheden worden uitgeoefend door verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers, gespecialiseerde ziekenverplegers zonder opleiding als verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger of gespecialiseerde ziekenverplegers die houder zijn van een gespecialiseerde beroepstitel die volgt op de opleiding tot het verwerven van een titel van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger zoals door de Minister vastgelegd,
   - de erkenningsaanvragen van de in een derde land uitgereikte opleidingstitel op het vlak van volksgezondheid voor migranten wanneer de houder voor het betrokken beroep een beroepservaring van drie jaar heeft op het grondgebied van een lidstaat die voornoemde titel heeft erkend en die beroepservaring homologeert.
   § 3. In het kader van de toepassing van het door titel III van dezelfde wet bedoelde algemeen stelsel van erkenning van beroepstitels kan de Minister bepalen of de erkenning van de beroepskwalificaties ondergeschikt is aan een bekwaamheidsproef of een aanpassingsstage voor :
   - de erkenningsaanvragen van de door een lidstaat uitgereikte opleidingstitels voor artsen met een basisopleiding, medische specialisten, verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers, beoefenaren der tandheelkunde, gespecialiseerde beoefenaren der tandheelkunde, dierenartsen, verloskundigen en apothekers wanneer de migrant niet voldoet aan de eisen inzake daadwerkelijke en wettige beroepsuitoefening zoals vastgelegd door de Minister met betrekking tot het voordeel van de verworven rechten,
   - de erkenningsaanvragen van opleidingstitels voor artsen, ziekenverplegers, beoefenaren der tandheelkunde, dierenartsen, verloskundigen en apothekers die houder zijn van een opleidingstitel van specialist die moeten volgen op de opleiding tot het verwerven van een titel van basisopleiding van hun beroep, zoals door de Minister vastgelegd en dit alleen teneinde deze gespecialiseerde opleidingstitel te erkennen,
   - de erkenningsaanvragen van de opleidingstitels voor de beroepen van gespecialiseerde ziekenverplegers zonder opleiding van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, wanneer de betrokken werkzaamheden worden uitgeoefend door verantwoordelijk algemeen ziekenverplegers, gespecialiseerde ziekenverplegers zonder opleiding als verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger of gespecialiseerde ziekenverplegers die houder zijn van een gespecialiseerde beroepstitel die volgt op de opleiding tot het verwerven van een titel van verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger zoals door de Minister vastgelegd,
   - de erkenningsaanvragen van de in een derde land uitgereikte opleidingstitel op het vlak van volksgezondheid voor migranten wanneer de houder voor het betrokken beroep een beroepservaring van drie jaar heeft op het grondgebied van een lidstaat die voornoemde titel heeft erkend en die beroepservaring homologeert.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-07-05/25, art. 4, 060; Inwerkingtreding : 27-08-2012>

B. Automatische erkenning op basis van de coördinatie van de minimumopleidingseisen.
Art. 44quinquies.[1 § 1. De Minister legt het volgende vast :
   1° de lijst met opleidingstitels betreffende de beroepen van arts met een basisopleiding, huisarts, geneesheer-specialist, verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger, tandarts, tandarts-specialist, vroedvrouw en apotheker die worden uitgereikt door een Lidstaat,
   2° de minimale opleidingsvereisten waarvan de uitreiking van die opleidingstitels afhangt,
   3° de bevoegde organen in de Lidstaten om die opleidingstitels uit te reiken,
   4° in voorkomend geval de attesten die die opleidingstitels moeten vergezellen,
   5° de verkregen rechten die eventueel verband houden met die opleidingstitels en de overeenstemming tussen die opleidingstitels en de beroepstitels bedoeld in dit besluit.
   § 2. De Minister erkent, volgens de procedure die is vastgesteld door de Koning, de opleidingstitels bedoeld in paragraaf 1 en geeft hieraan, wat betreft de toegang tot de beroepsactiviteiten en de uitoefening ervan, dezelfde rechtsgevolgen als de beroepstitels bedoeld in dit besluit waarmee deze opleidingstitels overeenstemmen, voor zover deze opleidingstitels, conform hetgeen wordt vastgesteld door de Minister conform paragraaf 1, overeenstemmen met de minimale opleidingsvereisten, door de bevoegde organen van de Lidstaten worden uitgereikt en, in voorkomend geval, door de vereiste attesten worden vergezeld of voor zover de aanvrager verworven rechten geniet.]1
  ----------
  (1)<KB 2012-07-05/25, art. 5, 060; Inwerkingtreding : 27-08-2012>

C. Gemeenschappelijke bepalingen inzake vestiging.
Art. 44sexies.
  <Opgeheven bij KB 2012-07-05/25, art. 6, 060; Inwerkingtreding : 27-08-2012>

Art. 44septies.
  <Opgeheven bij KB 2012-07-05/25, art. 6, 060; Inwerkingtreding : 27-08-2012>

Art. 44octies.
  <Opgeheven bij KB 2012-07-05/25, art. 6, 060; Inwerkingtreding : 27-08-2012>

Art. 44nonies.
  <Opgeheven bij KB 2012-07-05/25, art. 6, 060; Inwerkingtreding : 27-08-2012>

Art. 44decies.
  <Opgeheven bij KB 2012-07-05/25, art. 6, 060; Inwerkingtreding : 27-08-2012>

Afdeling 3. - Tijdelijke en incidentele dienstverrichting.
Art. 44undecies.<KB 2008-03-27/40, art. 1, 046; Inwerkingtreding : 05-05-2008> De bepalingen van deze afdeling zijn uitsluitend van toepassing op de dienstverrichter die, op wettige wijze gevestigd in een andere lidstaat waar hij zijn beroep uitoefent, op Belgisch grondgebied tijdelijk en incidenteel een [1 gezondheidszorgberoep]1 komt uitoefenen. Het tijdelijke en incidentele karakter van de dienstverrichting wordt per geval beoordeeld, met name in het licht van de duur, frequentie, regelmaat en continuïteit van de dienstverrichting.
  ----------
  (1)<KB 2012-07-05/25, art. 7, 060; Inwerkingtreding : 27-08-2012>

Art. 44duodecies.<KB 2008-03-27/40, art. 1, 046; Inwerkingtreding : 05-05-2008> § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 44terdecies, 44quaterdecies, 44quinquiesdecies, 44sexiesdecies en 44septiesdecies van dit besluit wordt de tijdelijke en incidentele dienstverrichting van een [1 gezondheidszorgberoep]1 niet om redenen van beroepskwalificaties beperkt :
  1° indien het beroep of de opleiding die leidt tot de toegang tot of de uitoefening van het beroep in de lidstaat van vestiging is gereglementeerd, of
  2° indien het beroep of de opleiding die leidt tot de toegang tot of de uitoefening van het beroep in de lidstaat van vestiging niet is gereglementeerd en de dienstverrichter tijdens de tien jaar die voorafgaan aan de dienstverrichting in België gedurende ten minste twee jaar dat beroep heeft uitgeoefend in de lidstaat van vestiging.
  § 2. De dienstverrichter die in België op tijdelijke en incidentele wijze een [1 gezondheidszorgberoep]1 komt verrichten, valt onder de professionele, wettelijke en administratieve beroepsregels die rechtstreeks verband houden met beroepskwalificaties, alsook de tuchtrechterlijke bepalingen die van toepassing zijn op de personen die in België datzelfde [1 gezondheidszorgberoep]1 uitoefenen.
  ----------
  (1)<KB 2012-07-05/25, art. 7, 060; Inwerkingtreding : 27-08-2012>

Art. 44terdecies. <KB 2008-03-27/40, art. 1, 046; Inwerkingtreding : 05-05-2008> Overeenkomstig artikel 44duodecies, § 1, stelt België een in een andere lidstaat gevestigde dienstverrichter met name vrij van de eisen die worden gesteld aan op Belgisch grondgebied gevestigde gezondheidszorgbeoefenaren met betrekking tot :
  1° een vergunning, de inschrijving of de aansluiting bij een beroepsorganisatie. Het Directoraat-generaal voorziet in een automatische tijdelijke inschrijving en verstuurt hiertoe een kopie van de in artikel 44quaterdecies, § 1, bedoelde verklaring en eventueel verlenging ervan, en daarnaast, voor beroepen die verband houden met de volksgezondheid genoemd in artikel 44sexiesdecies of waarvoor krachtens de bepalingen van afdeling 2, B, een automatische erkenning geldt, een kopie van de in artikel 44quaterdecies, § 3, bedoelde documenten naar de bevoegde Geneeskundige Commissie, en, in voorkomend geval, naar de bevoegde Orde. Het Directoraat-generaal zorgt ervoor dat de automatische tijdelijke inschrijving de dienstverrichting op geen enkele wijze vertraagt of bemoeilijkt en voor de dienstverrichter geen extra kosten meebrengt; en
  2° de inschrijving bij het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering. De dienstverrichter alsook het Directoraat-generaal stellen evenwel het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering vooraf, of in dringende gevallen achteraf, van de verrichte dienst in kennis.

Art. 44quaterdecies.<KB 2008-03-27/40, art. 1, 046; Inwerkingtreding : 05-05-2008> § 1. Voorafgaand aan de eerste tijdelijke en incidentele dienstverrichting, brengt de dienstverrichter het Directoraat-generaal op de hoogte van de dienstverrichting door middel van een schriftelijke verklaring met daarin de gegevens betreffende verzekeringsdekking of soortgelijke individuele of collectieve vormen van bescherming inzake beroepsaansprakelijkheid.
  § 2. De schriftelijke verklaring kan met alle middelen worden aangeleverd en wordt steeds na een jaar opnieuw afgegeven door de dienstverrichter indien hij voornemens is om gedurende het opvolgende jaar in België tijdelijk en incidenteel een [1 gezondheidszorgberoep]1 uit te oefenen.
  § 3. Voor de eerste dienstverrichting gaat de schriftelijke verklaring vergezeld van de volgende documenten, afgegeven door de ter zake bevoegde autoriteit van de desbetreffende lidstaat :
  1° een bewijs van nationaliteit van de dienstverrichter die tijdelijk en incidenteel diensten wenst te verrichten op Belgisch grondgebied;
  2° een attest waarin staat dat de dienstverrichter rechtmatig in een andere lidstaat dan België is gevestigd om er de betrokken werkzaamheden uit te oefenen en waarin staat dat de dienstverrichter op het moment van afgifte van het attest geen permanent of tijdelijk beroepsverbod is opgelegd;
  3° een bewijs van beroepskwalificaties;
  4° voor de gevallen zoals bedoeld in artikel 44duodecies, § 1, lid 2°, een bewijs van de daar omschreven beroepservaring.
  § 4. Indien zich een wezenlijke verandering heeft voorgedaan in de door de documenten, bedoeld in paragraaf 3, gestaafde situatie, meldt de dienstverrichter dit binnen een maand aan het Directoraat-generaal en geeft hij aan het Directoraat-generaal de in paragraaf 3 omschreven documenten waaruit die nieuwe situatie blijkt.
  ----------
  (1)<KB 2012-07-05/25, art. 7, 060; Inwerkingtreding : 27-08-2012>

Art. 44quinquiesdecies.<KB 2008-03-27/40, art. 1, 046; Inwerkingtreding : 05-05-2008> § 1. De dienstverrichter die in België op tijdelijke en incidentele wijze een [1 gezondheidszorgberoep]1 komt uitoefenen, oefent dit beroep uit onder de beroepstitel van de lidstaat van vestiging. Deze beroepstitel wordt vermeld in de officiële taal of één van de officiële talen van de lidstaat van vestiging.
  § 2. Indien de beroepstitel, bedoeld in het eerste lid, niet bestaat, gebruikt de dienstverrichter zijn opleidingstitel in de officiële taal of één van de officiële talen van de lidstaat van vestiging.
  § 3. De dienstverrichter die in België op tijdelijke en incidentele wijze een [1 gezondheidszorgberoep]1 komt uitoefenen, oefent dit beroep uit onder de Belgische beroepstitel :
  1° indien het gaat om een [1 gezondheidszorgberoep]1 in de zin van artikel 44quinquies, of
  2° indien de beroepskwalificaties van de dienstverrichter door het Directoraat-generaal overeenkomstig artikel 44sexiesdecies werden geverifieerd.
  ----------
  (1)<KB 2012-07-05/25, art. 7, 060; Inwerkingtreding : 27-08-2012>

Art. 44sexiesdecies.<KB 2008-03-27/40, art. 1, 046; Inwerkingtreding : 05-05-2008> § 1. Het Directoraat-generaal kan vóór de eerste dienstverrichting de beroepskwalificaties van de dienstverrichter controleren indien deze in België op tijdelijke en incidentele wijze een beroep wenst uit te oefenen dat gereglementeerd is in het kader van dit besluit maar dat niet valt onder het stelsel van de automatische erkenning.
  § 2. De voorafgaandelijke controle is slechts mogelijk voor zover deze tot doel heeft ernstige schade voor de gezondheid van de afnemer van de dienstverrichting als gevolg van een ontoereikende beroepskwalificatie van de dienstverrichter te voorkomen.
  § 3. Binnen een termijn van een maand na ontvangst van de verklaring en de begeleidende documenten, bedoeld in artikel 44quaterdecies, stelt het Directoraat-generaal de dienstverrichter op de hoogte van ofwel haar beslissing om de beroepskwalificaties niet te controleren ofwel het resultaat van de verrichte controle.
  Deze termijn kan éénmaal worden verlengd met twee maanden en dit mits mededeling aan de dienstverrichter van de reden van verlenging.
  § 4. Indien de beroepskwalificatie van de dienstverrichter wezenlijk verschilt van de in België voor de toelating tot of de uitoefening van het desbetreffende [1 gezondheidszorgberoep]1 vereiste opleiding, en wel in die mate dat dit verschil de volksgezondheid kan schaden, biedt het Directoraat-generaal de dienstverrichter de mogelijkheid om aan te tonen dat hij de ontbrekende kennis en vaardigheden heeft verworven, bijvoorbeeld door middel van een proeve van bekwaamheid. Het Directoraat-generaal zorgt er wel voor dat de uitoefening van het [1 gezondheidszorgberoep]1 kan plaatsvinden in de maand volgend op die waarin het overeenkomstig paragraaf 3 genomen besluit is getroffen.
  § 5. Indien het Directoraat-generaal binnen de in de vorige paragrafen bepaalde termijnen niet reageert, kan de dienstverrichter het [1 gezondheidszorgberoep]1 op tijdelijke en incidentele wijze in België uitoefenen.
  ----------
  (1)<KB 2012-07-05/25, art. 7, 060; Inwerkingtreding : 27-08-2012>

Art. 44septiesdecies. <KB 2008-03-27/40, art. 1, 046; Inwerkingtreding : 05-05-2008> § 1. Vóór iedere dienstverrichting kan het Directoraat-generaal de bevoegde autoriteit van de lidstaat van vestiging verzoeken om alle informatie over de rechtmatigheid van de vestiging en het goede gedrag van de dienstverrichter, alsmede het ontbreken van eventuele tuchtrechtelijke of strafrechtelijke maatregelen terzake van de beroepsuitoefening.
  § 2. Het Directoraat-generaal en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van vestiging zorgen voor de uitwisseling van alle nodige informatie opdat een klacht van een afnemer van een dienst tegen een dienstverrichter correct kan worden afgehandeld. De afnemer van de dienst wordt van het resultaat van de klacht in kennis gesteld.
  § 3. Het Directoraat-generaal en de bevoegde autoriteit van de lidstaat van vestiging zien toe op de vertrouwelijkheid van de door hen uitgewisselde informatie.

Afdeling 4. - Overige bepalingen.
Art. 44octiesdecies. <KB 2008-03-27/40, art. 1, 046; Inwerkingtreding : 05-05-2008> De migrant wiens beroepskwalificaties in België werden erkend overeenkomstig de bepalingen van afdeling 2 of de dienstverrichter die in België werd toegelaten overeenkomstig de bepalingen van afdeling 3 kent voldoende Nederlands, Frans of Duits om het desbetreffende gereglementeerd beroep in België te kunnen uitoefenen.

Art. 44noniesdecies.<Ingevoegd bij KB 2008-03-27/40, art. 1; Inwerkingtreding : 05-05-2008> § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel [1 ...]1 44quinquiesdecies heeft de migrant wiens beroepskwalificaties in België werden erkend overeenkomstig de bepalingen van afdeling 2 of de dienstverrichter die in België werd toegelaten overeenkomstig de bepalingen van afdeling 3, het recht gebruik te maken van de opleidingstitel die hem werd verleend in de lidstaat van oorsprong of herkomst en, eventueel, van de afkorting daarvan, in de originele taal. Deze opleidingstitel mag worden gevolgd door de naam en de plaats van de instelling of de examencommissie die hem heeft verleend.
  § 2. Indien een opleidingstitel zoals wordt bedoeld in de eerste paragraaf kan worden verward met een titel waarvoor in België een aanvullende opleiding is vereist die de migrant of de dienstverrichter niet heeft gevolgd, gebruikt de migrant of de dienstverrichter de Belgische beroepstitel gevolgd door de naam en de plaats van de instelling of de examencommissie die de beroepskwalificatie aan de migrant of de dienstverrichter heeft verleend.
  ----------
  (1)<KB 2012-07-05/25, art. 8, 060; Inwerkingtreding : 27-08-2012>

Art. 44viginti. <Ingevoegd bij KB 2008-03-27/40, art. 1; Inwerkingtreding : 05-05-2008> De overtredingen van de bepalingen van dit hoofdstuk, waarop de strafbepalingen van hoofdstuk IV niet toepasselijk zijn, worden gestraft met een gevangenisstraf van 8 dagen tot 6 maanden en met een geldboete van 150 EUR tot 1000 EUR of met één van die straffen alleen.

Art. 44unviginti. [1 De Koning kan de voorwaarden en de procedure bepalen volgens de welke de documenten, bedoeld in dit hoofdstuk of in de uitvoeringsbesluiten ervan, in elektronische vorm kunnen worden verwerkt.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2012-07-05/25, art. 9, 060; Inwerkingtreding : 27-08-2012>

HOOFDSTUK V. _ Algemene bepalingen.
Art.45.(§ 1.) De Koning bepaalt de toelagen, vergoedingen en vacatiegelden die mogen worden verleend aan de voorzitter, de ondervoorzitter en de andere leden van de geneeskundige commissies, de geneeskundige commissie van beroep, (de Nationale Raad voor de kinesitherapie) (, de (Federale Raad voor Verpleegkunde))[1 , de Federale Raad voor de klinische psychologie en de klinische orthopedagogiek]1 en de Nationale raad voor de paramedische beroepen, alsmede aan al de personen die, wegens hun bevoegdheid worden opgeroepen. <W 1993-08-06/30, art. 37, 009; Inwerkingtreding : 19-08-1993> <W 20-12-1974, art. 13> <W 1995-04-06/87, art. 33, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> <W 2008-12-19/51, art. 73, 052; Inwerkingtreding : 10-01-2009>
  (§ 2. De bijdragen, bedoeld in de artikelen 7, (...), (21sexies), (...), en 24 mogen ten hoogste op 1 500 frank worden vastgesteld. Dit laatste bedrag is gekoppeld aan het indexcijfer 114,20 en verandert overeenkomstig de bepalingen van de wet van 2 augustus 1971 houdende inrichting van een stelsel waarbij de wedden, lonen, pensioenen, toelagen en tegemoetkomingen ten laste van de openbare schatkist, sommige sociale uitkeringen, de bezoldigingen waarmee rekening dient gehouden te worden bij de berekening van sommige bijdragen van de sociale zekerheid der arbeiders, alsmede de verplichtingen op sociaal gebied opgelegd aan de zelfstandigen, aan het indexcijfer van de consumptieprijzen wordt gekoppeld.) <W 1993-08-06/30, art. 37, 009; Inwerkingtreding : 19-08-1993> <W 1995-04-06/87, art. 33, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> <W 2006-12-13/35, art. 23, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  ----------
  (1)<W 2014-04-04/51, art. 27, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art. 45/1. [1 Onverminderd het artikel 21, tweede lid, van dit koninklijk besluit, mogen de documenten bedoeld in dit besluit of in de uitvoeringsbesluiten ervan, zodra beschikbaar, in elektronische versie worden ingediend voor zover deze bewijskracht bezit overeenkomstig artikel 36/1, § 1, van de wet van 21 augustus 2008 houdende oprichting en organisatie van het eHealth-platform en diverse bepalingen. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij KB 2013-07-19/45, art. 2, 063; Inwerkingtreding : 01-01-2012>

Art. 45bis. <Ingevoegd bij W 1999-01-25/32, art. 176; Inwerkingtreding : 16-02-1999> § 1. De Koning kan minimumcriteria vaststellen waaraan de programmatuur voor het beheer van het elektronisch medisch en verpleegkundig dossier moet beantwoorden om gehomologeerd te worden door de minister die voor de Volksgezondheid bevoegd is.
  § 2. De criteria waaraan de programmatuur voor het beheer van het elektronisch medisch en verpleegkundig dossier moet beantwoorden om gehomologeerd te worden, kunnen onder andere betrekking hebben op de volgende aspecten : de te vervullen functies, de interne medische en verpleegkundige gegevensbanken in de programmatuur en hun onderlinge uitwisselbaarheid, de opbouw van het patiëntendossier, de codificatie van de aandoeningen, de toepassingen van de statistieken, de hulp bij de diagnose, de hulp bij de therapie en het voorschrift, de lijst van anonieme en niet-anonieme medische en verpleegkundige gegevens met betrekking tot patiënten die uitwisselbaar moeten zijn, alsook het gebruik van de sociale zekerheidskaart en de facturatie aan de verzekeringsinstellingen.
  § 3. De criteria zijn vastgesteld door de Koning, bij een in Ministerraad overlegd besluit, en op advies van een multidisciplinaire werkgroep die de Koning aanwijst.
  § 4. De in § 3 bedoelde werkgroep moet, wanneer hij een advies over deze criteria verstrekt, minstens een vertegenwoordiger van de minister van Volksgezondheid, van de minister van Sociale Zaken, van de minister van Justitie en van de minister van Economische Zaken en vertegenwoordigers van de desbetreffende beroepsgroepen bevatten.
  § 5. Op basis van het advies van de in § 3 bedoelde multidisciplinaire werkgroep die gevormd werd overeenkomstig § 4, kan de minister de programmatuur voor het beheer van het elektronisch medisch en verpleegkundig dossier homologeren.

Art. 45ter.<Ingevoegd bij W 1999-01-25/32, art. 185; Inwerkingtreding : 16-02-1999> § 1. Aan de beoefenaars van de in de (artikelen 2, § 1, 3, 4, 5, § 2, 21bis, 21quater, 21noviesdecies [1 , 21quatervicies, 21quinquiesvicies en 22]1), die patiëntengegevens registreren en anoniem overzenden aan de minister tot wiens bevoegdheid Volksgezondheid behoort en aan het Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid - Louis Pasteur, kan een toelage toegekend worden binnen de grenzen van de op de begroting van het departement dat belast is met de toepassing van dit besluit, uitgetrokken kredieten. <W 2006-12-13/35, art. 24, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  § 2. De Koning bepaalt, bij een in Ministerraad overlegd besluit, de aard en bestemming van deze gegevens, de overige voorwaarden waaraan de registratie van de gegevens en de voorwaarden waaraan bedoelde beoefenaars moeten beantwoorden, alsmede de voorwaarden voor de toekenning van de toelage.
  ----------
  (1)<W 2014-04-04/51, art. 28, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art. 45quater. <Ingevoegd bij W 2004-07-09/30, art. 192; Inwerkingtreding : 25-07-2004> De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de gegevens preciseren die moeten worden geregistreerd, evenals de regelen inzake registratie en inzake veiligheid die moeten worden nageleefd met betrekking tot bepaalde ziekten of anomalieën.

Art. 45quinquies.<Ingevoegd bij W 2006-12-13/35, art. 39; Inwerkingtreding : 20-02-2009> § 1. De Staat kan met de verzekeringsinstellingen bedoeld in de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994, en voor de pathologieën met betrekking tot kanker, een stichting van openbaar nut, zoals bedoeld in de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, oprichten met het oog op de volgende doelstellingen :
  1° het opmaken van verslagen betreffende de incidentie van de verschillende vormen van kanker, evenals de prevalentie ervan en de overleving van de patiënten;
  2° het verrichten van studies (case-controle en cohort-studie) over de oorzaken van kanker;
  3° een analyse van de geografische spreiding van de verschillende vormen van kanker, de incidentie, de trends en de gevolgen ervan, zodat de mogelijke oorzaken kunnen worden onderzocht en de risicofactoren kunnen worden vergeleken;
  4° het rapporteren aan de bevoegde internationale instanties, met inbegrip van de Wereldgezondheidsorganisatie.
  De Koning kan nadere regelen bepalen met betrekking tot de bevoegdheden van deze Stichting, evenals de wijze waarop deze worden uitgevoerd.
  § 2. De Stichting verzamelt en registreert de volgende gegevens :
  1° het identificatienummer van de sociale zekerheid (INSZ) van de patiënt;
  2° de klinische gegevens, verzameld in het kader van de verplichte deelname aan de kankerregistratie zoals voorzien in artikel 11, § 1, van het koninklijk besluit van 21 maart 2003 houdende vaststelling van de normen waaraan het zorgprogramma voor oncologische basiszorg en het zorgprogramma voor oncologie moeten voldoen om erkend te worden :
  a) wanneer het gevallen van kanker betreft die in aanmerking komen voor de terugbetaling van een multidisciplinair oncologisch consult, moeten de gegevens door de oncologisch coördinator van het multidisciplinair consult op het standaard kankerregistratieformulier worden ingevuld en worden overgezonden aan de adviserend geneesheer van de verzekeringsinstelling van de patiënt.
  De adviserend geneesheer van de verzekeringsinstelling bezorgt de gegevens daarna aan de Stichting;
  b) wanneer het klinische gegevens betreft omtrent kankers die niet in aanmerking komen voor de vergoeding van een multidisciplinair oncologisch consult moeten deze gegevens samen met het identificatienummer van de patiënt op het standaard kankerregistratieformulier door de verantwoordelijke geneesheren aan de adviserend geneesheer van de verzekeringsinstelling van de patiënt worden overgezonden, die de gegevens daarna bezorgt aan de Stichting;
  3° [1 a) de gegevens van de diensten voor pathologische anatomie en klinische biologie/hematologie.
   De artsen van elk laboratorium voor pathologische anatomie, klinische biologie of hematologie moeten de resultaten van de onderzoeken die een diagnose van kanker bevestigen en de resultaten in het kader van een vroegtijdig diagnose van kanker registreren.
   Voor de registratie gebruiken zij de classificaties voor pathologische anatomie, respectievelijk hematologie, goedgekeurd door het College voor Oncologie in overleg met het " Consilium Pathologicum Belgicum ", de Belgische Vereniging voor Hematologie en de Belgische Vereniging voor Klinische Biologie.
   Zij bezorgen deze geregistreerde gegevens met het identificatienummer, het verslag en de erin vervatte conclusies rechtstreeks aan de stichting;
   b) de gegevens verwerkt door de Gemeenschappen, in de uitoefening van hun bevoegdheid inzake de preventie van kanker en eventueel bezorgd door deze;]1
  4° de gegevens van de overleving, van de geografische lokalisatie.
  De verzekeringsinstellingen vullen de klinische, de patholooganatomische en de hematologische gegevens aan met :
  - de overlijdensdatum;
  - een geocode of geografische code;
  - andere gegevens, waaronder socio-economische, gegevens van en behandeling en verstrekkingen van de ziekte- en invaliditeitsverzekering, na machtiging van (de afdeling gezondheid van het sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid bedoeld in artikel 37 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid); <W 2007-03-01/37, art. 66, 1°, 029; Inwerkingtreding : 24-03-2007>
  5° wanneer de adviserend geneesheer van de verzekeringsinstellingen op basis van terugbetaalde prestaties in het kader van de verplichte verzekering voor geneeskunde verzorging geïnformeerd zijn over een diagnose van kanker bij een patiënt of indien de patiënt een onderzoek heeft ondergaan in het kader van een screeningsprogramma voor kanker, mogen zij contact opnemen met de verantwoordelijke arts met als doel om de vereiste gegevens aan de Stichting over te zenden;
  6° de oncologisch coördinator van een erkend zorgprogramma voor oncologische basiszorg en/of zorgprogramma voor oncologie kan een aanvraag doen bij de Stichting en de Verzekeringsinstellingen voor het rechtstreeks sturen van een reeks van gegevens aan de stichting. De Stichting bepaalt de frequentie en de formaten waarin deze gegevens moeten worden overgezonden;
  7° een erkend zorgprogramma voor oncologie kan, op aanvraag, bij de Stichting een verbeterd of vervolledigd elektronische kopie bekomen van de gegevens die door deze aan de Stichting overgemaakt worden.
  § 3. De Stichting wordt onder meer belast met :
  1° de conversie van de klinische informatie op de gestandaardiseerde kankerregistratieformulieren naar internationaal erkende classificaties in samenwerking met de medische adviseurs of hun medewerkers van de verzekeringsinstellingen die hiervoor zijn opgeleid;
  2° de koppeling van de gegevens op basis van het identificatienummer van de sociale zekerheid (INSZ) van de patiënt;
  3° alle analyses van niet gecodeerde persoonsgegevens;
  4° de codering van het identificatienummer van de sociale zekerheid (INSZ) van de patiënt;
  5° de kwaliteitscontrole van de verzamelde gegevens. Onder kwaliteitscontrole wordt verstaan het nagaan van de exhaustiviteit en de volledigheid van de registratie, de precisie en de onderlinge samenhang van de aangeleverde gegevens.
  In het kader van deze kwaliteitscontrole staat de Stichting in voor de rechtstreekse of onrechtstreekse contacten, via de adviserende geneesheren van de verzekeringsinstellingen, met de leveranciers van de gegevens en zij kan aan al deze instanties informatie, aanpassingen en bijkomende gegevens vragen om een kwaliteitsvolle kankerregistratie te garanderen;
  6° het afsluiten van conventies die de modaliteiten bepalen van de overdracht van de gegevens, de kwaliteitscriteria, de veiligheidsvereisten, de frequentie van de overdracht van de gegevens;
  7° na machtiging van (de afdeling gezondheid van het sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid bedoeld in artikel 37 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid) het verzamelen van persoonsgegevens, meer bepaald door middel van enquêtes, bij patiënten met kanker voor zover deze gegevens bestemd zijn om gekoppeld te worden met gegevens van de Stichting; <W 2007-03-01/37, art. 66, 1°, 029; Inwerkingtreding : 24-03-2007>
  8° na machtiging van (de afdeling gezondheid van het sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid bedoeld in artikel 37 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid), het overmaken van gecodeerde kopie van gegevens inzake kankerregistratie aan het federaal Kenniscentrum voor de gezondheidszorg, het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering (, het Intermutualistisch Agentschap en het Wetenschappelijk Instituut Volksgezondheid); <W 2007-03-01/37, art. 66, 1°, 029; Inwerkingtreding : 24-03-2007> <W 2008-07-24/35, art. 130, 048; Inwerkingtreding : 17-08-2008>
  9° na de machtiging van (de afdeling gezondheid van het sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid bedoeld in artikel 37 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid), het overmaken van in 8° bedoelde gegevens aan andere instanties voor onderzoeksdoeleinden en op basis van een onderzoeksprotocol dat aan de door de Koning bepaalde regelen voldoet; <W 2007-03-01/37, art. 66, 1°, 029; Inwerkingtreding : 24-03-2007>
  10° het actualiseren en het opslaan van deze gegevens volgens de fysieke en logische veiligheidsvoorschriften;
  11° het ter beschikking stellen van rapporten en resultaten onder vorm van geaggregeerde gegevens aan de Minister bevoegd voor de Volksgezondheid, aan de Minister bevoegd voor de Sociale Zaken, de gemeenschappen en het college van oncologie;
  12° het opstellen van rapporten voor het gezondheidsbeleid, het algemeen publiek en de internationale organisaties.
  § 4. Wat de toepassing van dit artikel betreft, is de Stichting de beheersinstelling zoals bedoeld in artikel 31bis van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
  De Stichting dient strikte organisatorische en technische veiligheidsmaatregelen te nemen om de bescherming van de gegevens te garanderen en meer bepaald :
  1° het opstellen van een veiligheidsplan dat overgezonden wordt (aan de afdeling gezondheid van het sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid bedoeld in artikel 37 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid); <W 2007-03-01/37, art. 66, 2°, 029; Inwerkingtreding : 24-03-2007>
  2° een veiligheidsconsulent aan te wijzen die in het bijzonder belast is met :
  - het opstellen van minimale normen betreffende de fysieke en logische veiligheid van de gegevens;
  - het opstellen van een controlelijst die toelaat om het toepassen van deze minimale normen betreffende de fysieke en logische veiligheid van de gegevens na te gaan;
  - het formuleren van een advies aan (de afdeling gezondheid van het sectoraal comité van de sociale zekerheid en van de gezondheid bedoeld in artikel 37 van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de sociale zekerheid); <W 2007-03-01/37, art. 66, 1°, 029; Inwerkingtreding : 24-03-2007>
  3° een geneesheer-directeur aan te wijzen die als opdracht heeft te waken over de vertrouwelijkheid van de gegevens en er voor te zorgen dat zijn medewerkers slechts toegang hebben tot die gegevens die ze werkelijk nodig hebben bij het uitoefenen van hun taak;
  4° het voorzien van een clausule met betrekking tot de vertrouwelijkheid in de arbeidsovereenkomst met elk personeelslid van de Stichting dat toegang heeft tot de gegevens.
  § 5. De Koning kan nadere regelen bepalen voor de toepassing van dit artikel.
  ----------
  (1)<W 2010-05-19/06, art. 29, 056; Inwerkingtreding : 12-06-2010>

Art. 45sexies. <Ingvoegd bij W 2008-07-24/35, art. 131; Inwerkingtreding : 17-08-2008> § 1. Binnen de stichting van openbaar nut Kankerregister wordt een raadgevend comité van gebruikers van de gegevens van de stichting Kankerregister (hierna " het raadgevend comité van gebruikers ") opgericht.
  § 2. Dit raadgevend comité van gebruikers heeft als opdracht :
  1° de supervisie en de evaluatie van de kwalitatieve en kwantitatieve aspecten van de kankerregistratie,
  2° het formuleren van voorstellen aan de Stichting Kankerregister met het oog op het optimaliseren van de registratie en van de analyse van de gegevens,
  3° het evalueren van de wetenschappelijke rapporten die zijn opgesteld door de Stichting Kankerregister in het kader van de opdrachten rond kankerregistratie die haar door de bevoegde overheden of erkende internationale organisaties zijn toevertrouwd,
  4° het evalueren van de ontvankelijkheid van de aanvragen die gericht worden aan de Stichting Kankerregister binnen de context van haar opdrachten en doelstellingen, en het formuleren van adviezen aan de Stichting Kankerregister wat betreft het voorrang geven aan de aanvragen wanneer ze in het operationeel plan van de Stichting moeten worden opgenomen,
  5° het organiseren van overleg over het kankeronderzoek dat uitgevoerd wordt op basis van de kankerregistratiegegevens.
  § 3. De opdracht van het raadgevend comité van gebruikers kan door de Koning worden uitgebreid.
  De Koning bepaalt de samenstelling en de werking van het raadgevend comité van gebruikers.

Art.46. (§ 1. De koninklijke besluiten bepaald in (artikel 2, § 1, artikel 3, derde lid, artikel 4, § 1, artikel 5, § 2 eerste lid en artikel 21octiesdecies, § 2) worden genomen op eensluidend advies van de Academiën voor geneeskunde, hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Minister. <W 1997-03-17/48, art. 4, 013; Inwerkingtreding : 28-12-1997> <W 2006-12-13/35, art. 25, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  Over de koninklijke besluiten bedoeld in dit artikel wordt beraadslaagd in de Ministerraad.) <W 1990-12-19/32, art. 12, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991>
  § 2. De adviezen van de academiën worden uitgebracht bij de meerderheid der stemmende leden in de betreffende tak van de geneeskunst. Wanneer § 1 van dit artikel toegepast wordt, moet deze meerderheid de drie vierden bedragen.
  Indien een aangelegenheid die ter beraadslaging voorligt verschillende takken van de geneeskunst betreft, wordt het advies gegeven bij een meerderheid van de drie vierden van de stemmende leden in elk van de betreffende takken van de geneeskunst.
  § 3. Wanneer de Minister een advies inwint stelt hij de termijn vast waarin dit advies dient te worden uitgebracht; deze termijn mag niet korter zijn dan vier maanden. Indien het advies niet wordt uitgebracht binnen de aldus vastgestelde termijn wordt het geacht positief te zijn.
  § 4. De adviezen en voorstellen bedoeld bij dit artikel worden openbaar gemaakt zodra de raadpleging beëindigd is.

Art. 46bis. <W 1990-12-19/32, art. 13, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991> § 1. De in de artikelen 5, § 1, leden 2 en 3, ((21quinquies), § 3), en 50, § 1, vijfde lid, bedoelde koninklijke besluiten worden getroffen op eensluidend advies van de in artikel (21quaterdecies) bedoelde Technische Commissie voor verpleegkunde. <W 1995-04-06/87, art. 34, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> <W 2001-08-10/49, art. 56, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  § 2. De in de artikelen 5, § 1, leden 1 en 3, (5, § 2, leden 3 en 4), 6 en 23, § 1, bedoelde koninklijke besluiten worden getroffen op eensluidend advies van de in artikel 35bis bedoelde Technische Commissie voor de paramedische beroepen. <W 1997-03-17/48, art. 5, 013; Inwerkingtreding : 28-12-1997>

Art. 46ter. [1 De Koning kan, na advies van de Raad voor Medische Esthetiek, de in artikel 2, 1° en 2°, van de wet van ... tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetisch geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren bedoelde niet-heelkundige esthetisch-geneeskundige of esthetisch-heelkundige ingrepen nader omschrijven.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2013-05-23/21, art. 6, 062; Inwerkingtreding : 12-07-2013>

Art.47. <ingevoegd bij W 1995-04-06/87, art. 35, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995> § 1. De koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van artikel 21bis worden in Ministerraad overlegd. Ze worden genomen na raadpleging door de Minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, van de Nationale Raad voor de Kinesitherapie en van de Koninklijke Academiën voor Geneeskunde. De Minister kan deze adviezen inwinnen binnen een termijn die niet langer dan drie maanden mag zijn. Na het verstrijken van deze termijn wordt het advies geacht te zijn gegeven.
  § 2. Indien een in § 1 bedoeld koninklijk besluit afwijkt van het advies verstrekt door de Nationale Raad voor de Kinesitherapie, moet dit advies samen met het verslag aan de Koning dat de afwijking tussen het koninklijk besluit en het advies rechtvaardigt, en met de tekst ervan, worden bekendgemaakt.

Art. 47bis. [1 De koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van artikel 21quatervicies en artikel 21quinquiesvicies worden uitgevaardigd na advies van de Federale Raad voor de klinische psychologie en de klinische orthopedagogiek, uitgebracht hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort.
   Wanneer de minister om het advies verzoekt, brengt de Federale Raad voor de klinische psychologie en de klinische orthopedagogiek zijn advies uit binnen vier maanden. Na het verstrijken van die termijn wordt het advies geacht uitgebracht te zijn.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2014-04-04/51, art. 29, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>


Art.48. <Wijzigingsbepaling>

Art.49.Worden beschouwd als niet geschreven zijnde de bepalingen van de overeenkomsten die tegenstrijdig zijn met de bepalingen van de bij artikel 2, § 1, lid 3, het artikel 3, lid 3, het artikel 4, § 1, lid 3, het artikel 5, het artikel 6 (, [1 in artikel 21quinquies, § 1, b), in artikel 21quatervicies, § 4, in artikel 21quinquiesvicies, § 4, en in artikel 23, § 1]1, genoemde koninklijke besluiten. <W 20-12-1974, art. 17.> <W 1995-04-06/87, art. 36, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  Bij overgangsmaatregel mogen de bepalingen van de overeenkomsten die, op de datum van de inwerkingtreding van de bij voorgaand alinea genoemde besluiten bestonden, en die er tegenstrijdig mede zijn, verder uitwerking hebben tot de eerste dag van de zevende maand die volgt op de genoemde datum van inwerkingtreding.
  ----------
  (1)<W 2014-04-04/51, art. 30, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art. 49bis.<ingevoegd bij W 1998-02-22/43, art. 205, 015; Inwerkingtreding : 13-03-1998> § 1. Andere buitenlanders dan Europese onderdanen, wier buitenlands diploma gelijkwaardig werd verklaard door de bevoegde autoriteiten van een gemeenschap en die in België beroepsactiviteiten wensen uit te oefenen vermeld in de (artikelen 2, § 1, 3, 4, 5, § 2, 21bis, 21quater [1 , 21quinquiesdecies]1 [3 , 21noviesdecies, 21quatervicies of 21quinquiesvicies]3) of die in aanmerking wensen te komen voor het uitoefenen van een paramedisch beroep in overeenstemming met Hoofdstuk II, kunnen pas hun beroep uitoefenen, nadat zijn hiertoe door de Koning toegelaten werden en nadat zij bovendien de andere voorwaarden voor het uitoefenen van hun beroep, vermeld in dit besluit, vervuld hebben. <W 2006-12-13/35, art. 26, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  § 2. De personen vermeld in § 1 moeten een gemotiveerde aanvraag tot uitoefening van hun beroep indienen bij de Minister die de Volksgezondheid tot zijn bevoegdheid heeft.
  Wanneer de aanvraag het uitoefenen van een beroep betreft waarvoor het bezit van een diploma betreffende de geneeskunde, de tandheelkunde of de farmacie is vereist, wordt de aanvraag voorafgaandelijk voor advies voorgelegd aan de Koninklijke Vlaamse Academie voor Geneeskunde van België of aan de "Académie royale de médecine de Belgique".
  [2 Wanneer de aanvraag het uitoefenen van een beroep betreft waarvoor het bezit van een diploma betreffende de verpleegkunde is vereist, wordt de aanvraag voorafgaandelijk voor advies voorgelegd aan de erkenningscommissie voor de beoefenaars van de verpleegkunde.
   Wanneer de aanvraag het uitoefenen van een beroep betreft waarvoor het bezit van een diploma van vroedvrouw is vereist, wordt de aanvraag voorafgaandelijk voor advies voorgelegd aan de erkenningscommissie voor de vroedvrouwen.]2
  (§ 3. Niet-Europese vreemdelingen die houder zijn van een diploma afgegeven door een Lidstaat van de Europese Unie overeenkomstig een van de in Hoofdstuk IVbis bedoelde Richtlijnen, vallen niet onder de toepassing van dit artikel. Voor de toepassing van dit besluit worden deze personen gelijkgesteld aan Europese onderdanen.) <W 2006-12-27/32, art. 251, 043; Inwerkingtreding : 07-01-2007>
  ----------
  (1)<W 2013-03-19/03, art. 70, 061; Inwerkingtreding : 08-04-2013>
  (2)<W 2014-04-10/23, art. 161, 065; Inwerkingtreding : 10-05-2014>
  (3)<W 2014-04-04/51, art. 31, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art. 49ter. <ingevoegd bij W 1998-02-22/43, art. 206, 015; Inwerkingtreding : 13-03-1998> De Koning is gemachtigd om, (...), op advies van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Geneeskunde van België of van de "Académie royale de Médecine de Belgique", bijzondere vrijstellingen te verlenen voor de uitoefening van zekere delen der geneeskunst zodat zij in België een beperkte klinische opleiding kunnen volgen en dit in het kader van de medische en wetenschappelijke samenwerking met landen die geen Lidstaat zijn van de Europese Unie. <W 2006-12-13/35, art. 30, 1°, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  Deze vrijstellingen kunnen slechts toepasselijk zijn op wat er uitdrukkelijk op vermeld staat en de begunstigden van deze vrijstellingen mogen in geen enkel geval het beroep waarbinnen zij tot een beperkte activiteit toegelaten werden, op eigen verantwoordelijkheid uitoefenen.
  Deze werkzaamheden kunnen evenmin een grond vormen voor een erkenning bedoeld in artikel 35sexies of voor het uitvoeren van verstrekkingen die aanleiding kunnen geven tot een tussenkomst bepaald bij de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
  (De in het eerste lid bedoelde speciale vrijstellingen, (die betrekking hebben op een klinische artsenopleiding) kunnen slechts toegekend worden als de volgende voorwaarden zijn vervuld : <W 2006-12-13/35, art. 30, 2°, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  1° de begunstigde is houder van een diploma van arts dat door een derde land wordt uitgegeven, niet-lid van de Europese Unie;
  2° (hij heeft een opleiding van arts-specialist aangevat in een derde land, niet-lid van de Europese Unie, waarvan hij minstens in het eerste jaar is geslaagd, of hij is erkend als huisarts of specialist in een derde land, niet-lid van de Europese Unie, en wenst een bijzondere techniek of expertise in zijn domein te verwerven;) <W 2006-12-13/35, art. 30, 3°, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  3° hij wordt door een universiteit van een derde land, niet-lid van de Europese Unie, aan een Belgische universiteit aanbevolen.
  De door deze vrijstelling toegelaten opleiding moet in een dienst van universitaire stage plaatsvinden erkend door de Minister bevoegd voor de Volksgezondheid. De vrijstelling laat de begunstigde toe om ten hoogste twee jaar van opleiding in België uit te voeren; het tweede jaar wordt slechts na een gunstige evaluatie van de stagebegeleider uitgevoerd die tijdens het eerste opleidingsjaar de supervisie heeft gehad.
  Bij wijze van uitzondering voor bijzondere wetenschappelijke verdienste of wegens humanitaire redenen kan een derde opleidingsjaar door een unaniem advies van de bevoegde commissie van de Academie toegekend worden.) <W 2005-12-27/31, art. 124, 040; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
  (De aanvraag om de speciale vrijstellingen bedoeld in het eerste lid te kunnen genieten moet ten minste drie maanden vóór het begin van de opleiding worden ingediend, door middel van het formulier opgesteld door de minister bevoegd voor de Volksgezondheid, en moet samen met de in dit formulier vermelde bewijsstukken worden opgestuurd.) <W 2006-12-13/35, art. 30, 4°, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>

Art. 49quater.<ingevoegd bij W 1998-02-22/43, art. 207, 015; Inwerkingtreding : 13-03-1998> De Koning is gemachtigd om de benamingen van de diploma's die toegang verlenen tot het uitoefenen van de beroepen of activiteiten vermeld in de (artikelen 2, § 1, 3, 4, 5, § 2, 21bis, 21quater, 21noviesdecies [1 , 21quatervicies, 21quinquiesvicies en 22]1) aan te passen aan de benamingen van de diploma's afgeleverd door de Gemeenschappen. <W 2006-12-13/35, art. 27, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  ----------
  (1)<W 2014-04-04/51, art. 32, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.50.§ 1. De wet van 12 maart 1818 tot regeling van hetgeen de beoefening van de verschillende takken van de geneeskunst betreft, uitgelegd bij de wet van 27 maart 1853 en gewijzigd bij de wetten van 24 februari 1921, 18 juli 1946 en 25 juli 1952, wordt opgeheven.
  Ten titel van overgangsbepaling en zolang de koninklijke besluiten voorzien [1 in de artikelen 5, 6, 21quinquies, § 1, b), in artikel 21quatervicies, § 4, in artikel 21quinquiesvicies, § 4, en in artikel 23, § 1]1 niet zullen genomen zijn, blijven de huidige modaliteiten van uitvoering van de daardoor bedoelde handelingen of prestaties, zoals zij worden beperkt door de rechtspraak volgend uit de hogervermelde wet van 12 maart 1818, verder van toepassing. <W 1995-04-06/87, art. 37, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  (...) (opgeheven) <W 1990-12-19/32, art. 15, 005; Inwerkingtreding : 08-01-1991>
  De wet van 19 januari 1961 waarbij aan personen die wettig niet bevoegd zijn de geneeskunde te beoefenen, in uitzonderlijke omstandigheden toelating wordt verleend om bepaalde geneeskundige handelingen te verrichten, blijft van kracht.
  (In afwijking van dit besluit bepaalt de Koning volgens de in artikel 46bis bedoelde procedure de activiteiten welke onder de verpleegkunde vallen en mogen worden uitgeoefend door personen die daartoe niet bevoegd zijn, doch daartoe een speciale opleiding hebben gekregen :
  1° tijdens de opleiding die hun vooraf wordt gegeven;
  2° wanneer, bij ontstentenis van een voldoende aantal wettelijk bevoegde personen, oorlogshandelingen of rampen het verrichten van die handelingen dringend maken.
  De Koning stelt het bestaan vast van een ramptoestand die gepaard gaat met een tekort aan wettig bevoegd personeel.) <W 20-12-1974, art. 18, 2°>
  § 2. (...) <W 2006-12-13/35, art. 28, 044; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
  (§ 3. De wet van 15 november 1946 tot bescherming van de titel van verpleger en verpleegster wordt opgeheven.) <W 20-12-1974, art. 18, 4°>
  § 4. De koninklijke besluiten genomen ter uitvoering van de artikelen 153, §§ 1, 2 en 3 van de wet van 9 augustus 1963 tot instelling en organisatie van een regeling voor verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, gewijzigd bij de wet van 8 april 1965, worden opgeheven op de datum vastgesteld door de bij het artikel 2, § 1, lid 3, het artikel 5, § 1 (en § 2, derde lid) en het artikel 23, § 1 voorziene koninklijke besluiten. <W 1997-03-17/48, art. 3, 013; Inwerkingtreding : 28-12-1997>
  § 5. De bepalingen van het koninklijk besluit van 24 december 1963 tot vaststelling van de nomenclatuur der geneeskundige verstrekkingen van de verplichte ziekte- en invaliditeitsverzekering, die strijdig zouden zijn met de koninklijke besluiten, bepaald bij artikel 2, § 1, lid 3, en § 2, lid 2, het artikel 3, lid 3, het artikel 4, § 1, lid 3, het artikel 5, het artikel 6 (artikel 21quinquies, § 1, b) en het artikel 23, § 1, worden opgeheven op de bij de genoemde koninklijke besluiten vastgestelde datum. <W 1995-04-06/87, art. 37, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  ----------
  (1)<W 2014-04-04/51, art. 33, 068; Inwerkingtreding : 01-09-2016>

Art.51. Indien zij voldoen aan de voorwaarden opgelegd bij artikel 7, zijn of blijven gemachtigd de tandheelkunde uit te oefenen :
  1° de doctors in de genees-, heel- en verloskunde die, hetzij gediplomeerd zijn krachtens de wetten op het toekennen van de academische graden welke de wet van 21 mei 1929 voorafgaan, hetzij een vrijstelling genieten welke op grond van die wetten verleend werd;
  2° de personen die in het bezit zijn van het getuigschrift van bekwaamheid van tandarts, uitgereikt krachtens artikel 4 van de wet van 12 maart 1818 tot regeling van hetgeen de beoefening van de verschillende takken van de geneeskunst betreft of dat werd verleend krachtens de wet van 15 april 1958 tot oprichting van een speciale examenzitting voor het verkrijgen van het diploma van tandarts;
  (3° de personen welke de voorwaarden, gesteld bij artikel 1, 1°, 2° en 3°, van de hogergenoemde wet van 15 april 1958 vervullen en die, bij beslissing van de commissie, bedoeld in artikel 2, lid 3, van die wet, werden toegelaten tot het afleggen van het examen ingericht in uitvoering van dezelfde wet;) <W 26-4-1973>
  4° de doctors in de genees-, heel- en verloskunde, houders van een getuigschrift van specialisatie in de stomatologie, afgeleverd door een universiteit, voor zover dit getuigschrift wettelijk karakter heeft verkregen in het kader van de wetgeving op het toekennen van de academische graden en het programma van de universitaire examens en voor zover de voor de verwerving van dit getuigschrift noodzakelijke vakken al deze omvatten welke worden vereist met het oog op het bekomen van de wettelijke graad van licentiaat in de tandheelkunde.

Art.52. Het koninklijk besluit van 1 juni 1934 houdende reglement op de beoefening der tandheelkunde, zoals het werd gewijzigd door latere besluiten, blijft van kracht. Het kan alleen bij de wet worden gewijzigd.
  De overtredingen van de bepalingen van dit besluit worden gestraft, naargelang het geval, met de straffen voorgeschreven bij artikel 38, § 1, 1° of 2°.

Art.53. De apothekers die erkend of gemachtigd werden vóór de datum van inwerkingtreding van dit besluit ingevolge het koninklijk besluit van 5 november 1964 tot vaststelling van de voorwaarden voor de machtiging van de apothekers die bevoegd zijn om verstrekkingen te verrichten die tot de klinische biologie behoren of in het raam van de reglementering op de verplichte verzekering tegen ziekte en invaliditeit, worden toegelaten titularis te zijn van een voor het publiek opengestelde officina en tevens klinische analyses te verrichten.
  (...) <W 1999-05-13/38, art. 4, 019; Inwerkingtreding : 14-12-1999>

Art. 53bis. <W 1977-12-30, art. 1> In afwijking van artikel 5, § 2, worden de licentiaten in de wetenschappen, andere dan die van de groep der scheikundige wetenschappen, die erkend werden op grond van het koninklijk besluit van 23 oktober 1972 betreffende de erkenning van licentiaten in de wetenschappen met het oog op het uitvoeren van bioklinische laboratoriumonderzoeken, bevoegd verklaard om de verstrekkingen van klinische biologie uit te voeren, waarvoor ze erkend werden.

Art.54. Mogen de praktijk van de normale bevallingen blijven uitoefenen, indien zij voldoen aan de voorwaarden opgelegd bij artikel 7, de personen die in het bezit zijn van het getuigschrift van bekwaamheid van vroedvrouw, erkend door de provinciale geneeskundige commissie krachtens artikel 4 van de wet van 12 maart 1818, tot regeling van hetgeen de beoefening van de verschillende takken van de geneeskunst betreft.

Art. 54bis. <W 20-12-1974, art. 19> § 1. De personen die niet voldoen aan de in artikel (21quater) gestelde bekwaamheidseisen, maar die op de datum van (1 januari 1990) sinds minstens drie jaar tewerkgesteld geweest zijn in een verzorgingsinstelling of in een kabinet van een geneesheer of tandarts mogen dezelfde werkzaamheden blijven verrichten onder dezelfde voorwaarden als de beoefenaars van de verpleegkunde die zulke prestaties uitvoeren. <W 1994-02-22/36, art. 7, 1°, 010; Inwerkingtreding : 1994-06-07> <W 1995-04-06/87, art. 38, 011; Inwerkingtreding : 26-06-1995>
  § 2. Op straffe van verlies van het voordeel verleend bij de bepaling van § 1 van dit artikel, moeten zij zich bij de bevoegde geneeskundige commissie bekend maken (binnen de termijn en op de wijze bepaald door de Koning); bij deze gelegenheid vermelden zij de werkzaamheden waarvoor zij het voordeel van verkregen rechten inroepen. <W 1994-02-22/36, art. 7, 2°, 010; Inwerkingtreding : 1994-06-07>

Art. 54ter.<W 1999-01-25/32, art. 180, 018; Inwerkingtreding : onbepaald > § 1. In afwijking van artikel 24, § 2, tweede lid, wordt de in artikel 24, § 1, bedoelde erkenning ambtshalve toegekend aan de personen die op het ogenblik van de inwerkingtreding van het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 24, § 2, eerste lid, door de dienst geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte en invaliditeitsverzekering voor dit beroep erkend zijn, overeenkomstig artikel 215 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen, gecoördineerd op 14 juli 1994.
  § 2. In afwijking van artikel 24, § 2, tweede lid, wordt de in artikel 24, § 1, bedoelde erkenning op hun verzoek toegekend aan personen die niet reeds in § 1 bedoeld zijn en :
  1° hetzij - wat een beroep betreft waarvoor een opleiding bestaat in een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de bevoegde overheid houder zijn van een diploma, uitgereikt door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de bevoegde overheid dat een opleiding bekroont waarvan het niveau, maar niet de volledige theoretische of theoretische en praktische opleiding en stages, overeenstemt met de in artikel 24, § 2, tweede lid, bedoelde voorwaarden voor zover zij dit diploma behalen voor het einde van de periode van zes jaar te rekenen vanaf de inwerkingtreding van het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 24, § 2, eerste lid;
  2° hetzij - wat een beroep betreft waarvoor geen opleiding bestaat in een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de bevoegde overheid houder zijn van een diploma, uitgereikt door een inrichting opgericht, gesubsidieerd of erkend door de bevoegde overheid, dat een opleiding bekroont waarvan het niveau overeenstemt met de in artikel 24, § 2, tweede lid, bedoelde voorwaarden voor zover zij dit diploma behalen voor het einde van jaar waarin de eerste diploma's worden uitgereikt die een opleiding bekronen die overeenstemt met de in artikel 24, § 2, tweede lid, bedoelde voorwaarden.
  Voor het indienen van de aanvraag tot erkenning bij de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, beschikken de in 1° en 2° bedoelde personen over één jaar vanaf de inwerkingtreding van het koninklijk besluit genomen in uitvoering van artikel 24, § 2, eerste lid, of vanaf het behalen van boven bedoelde diploma's. Tijdens deze overgangsperiode en zolang niet over hun aanvraag tot erkenning is beslist, mogen ze hun beroep blijven uitoefenen.
  § 3. In afwijking van artikel 24, § 1, mogen personen die niet voldoen aan de in artikel 24, § 2, tweede lid, gestelde (kwalificatievoorwaarden) maar die, (op het moment waarop) de lijst van de prestaties of de lijst van de handelingen (in verband met het paramedisch beroep waartoe zij behoren) gepubliceerd wordt, sinds minstens drie jaar deze (prestaties) of handelingen hebben uitgevoerd, dezelfde werkzaamheden blijven verrichten onder dezelfde voorwaarden als de beoefenaars van de paramedische beroepen die zulke prestatie of handelingen uitvoeren. <W 2001-08-10/49, art. 57, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  In afwijking van artikel 24, § 1, mogen personen die niet voldoen aan de in artikel 24, § 2, tweede lid, gestelde (kwalificatievoorwaarden) voor hun paramedisch beroep, waarvoor geen opleiding bestaat in de zin van bovengenoemde bekwaamheidseisen, dezelfde werkzaamheden blijven verrichten onder dezelfde voorwaarden als de beoefenaars van de paramedische beroepen die zulke (prestaties) of handelingen uitvoeren, voorzover zij (op het moment waarop) de eerste diploma's worden uitgereikt die een opleiding bekronen die overeenstemt met de in artikel 24, § 2, tweede lid, bedoelde voorwaarden, deze prestaties of handelingen uitvoeren. <W 2001-08-10/49, art. 57, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001>
  Op straffe van verlies van het voordeel verleend bij de bepaling van het eerste of tweede lid van deze paragraaf, moeten zij zich bij de minister tot wiens bevoegdheid de Volksgezondheid behoort, bekend maken volgens een door de Koning vastgestelde procedure; bij deze gelegenheid vermelden zij de werkzaamheden waarvoor zij het voordeel van de verkregen rechten inroepen. De door de Koning bepaalde procedure zal onder meer de wijze vaststellen waarop het bewijs van de uitvoering van de in het eerste lid bedoelde prestaties of handelingen moet worden geleverd.

Art. 54quater. <Ingevoegd bij W 1997-11-13/39, art. 2; Inwerkingtreding : 04-01-1998> In afwijking van artikel 21bis, § 2, tweede lid, wordt de in artikel 21bis, § 1, bedoelde erkenning op hun verzoek toegekend aan :
  (de door de dienst geneeskundige verzorging van het Rijksinstituut voor ziekte- en invaliditeitsverzekering erkende personen, overeenkomstig artikel 215 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkering, gecoördineerd op 14 juli 1994, de personen in het bezit van een inschrijvingsbewijs uitgereikt door de minister van Volksgezondheid krachtens artikel 10 van het koninklijk besluit van 16 april 1965 houdende instelling van het diploma van gegradueerden in de kinesitherapie en van het diploma van gegradueerde in de arbeidstherapie, en vaststelling van de voorwaarden waaronder deze diploma's worden uitgereikt, en de personen die houder zijn van een diploma in de kinesitherapie dat een opleiding bekroont, die overeenstemt met een opleiding van minstens drie jaar in het kader van een voltijds hoger onderwijs, voor zover zij dit diploma behaalden vóór 1 november 2002.) <W 2003-12-22/42, art. 174, 029; Inwerkingtreding : 10-01-2004>

Art.55. Dit besluit treedt in werking de dag waarop het in het Belgisch Staatsblad is bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 48, § 2, die in werking treedt op de bij artikel 50, § 2 bedoelde datum.

Art. 55bis. <Ingevoegd bij W 2001-08-10/49, art. 58, 022; Inwerkingtreding : 01-09-2001> De Koning kan de bepalingen van dit koninklijk besluit coordineren met de bepalingen die daarin uitdrukkelijk of stilzwijgend wijzigingen hebben aangebracht tot het tijdstip van de coördinatie.
  Ten dien einde kan Hij :
  1° de te coördineren bepalingen anders inrichten, inzonderheid opnieuw ordenen en vernummeren;
  2° de verwijzingen in de te coördineren bepalingen dienovereenkomstig vernummeren;
  3° de te coördineren bepalingen met het oog op onderlinge overeenstemming en eenheid van terminologie herschrijven, zonder te raken aan de erin neergelegde beginselen;
  4° in de bepalingen die niet in de coördinatie worden opgenomen, de verwijzingen naar de gecoördineerde bepalingen aanpassen.
  De coördinatie zal het volgende opschrift dragen : " Gecoördineerde wetten betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen.

Art. 56. Onze Minister van Volksgezondheid is belast met de uitvoering van dit besluit.