19 AUGUSTUS 2011. - Koninklijk besluit betreffende de planning van het aanbod van de tandheelkunde(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 13-09-2011 en tekstbijwerking tot 19-03-2024)
Art. 1-4, 4/1, 4/2, 4/3, 4/4, 4/5, 4/6, 4/7, 5-6, 6/1, 6/2, 7-10
2017013016 2018012633 2019012567 2020015266 2020041887 2021021635 2022032677 2024001511
Artikel 1. Het totaal aantal kandidaat-tandartsen dat jaarlijks toegang heeft tot de opleiding leidend tot een titel die het voorwerp uitmaakt van de erkenning bedoeld in artikel 35quater van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, is voor de jaren 2008 tot en met 2010 vastgelegd op maximum 140, en als volgt opgesplitst :
1° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen, maximum :
a) Algemeen tandartsen : 70
b) Tandartsen-specialisten in de parodontologie : 7
c) Tandartsen-specialisten in de orthodontie : 7
2° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen, maximum :
d) Algemeen tandartsen : 46
e) Tandartsen-specialisten in de parodontologie : 5
f) Tandartsen-specialisten in de orthodontie : 5.
Art.2. Het totaal aantal kandidaat-tandartsen dat jaarlijks toegang heeft tot de opleiding leidend tot een titel die het voorwerp uitmaakt van de erkenning bedoeld in artikel 35quater van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, is voor de jaren 2011 tot en met 2013 vastgelegd op maximum 150, en als volgt opgesplitst :
1° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen, maximum :
a) Algemeen tandartsen : 74
b) Tandartsen-specialisten in de parodontologie : 7
c) Tandartsen-specialisten in de orthodontie : 9
2° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen, maximum :
d) Algemeen tandartsen : 48
e) Tandartsen-specialisten in de parodontologie : 5
f) Tandartsen-specialisten in de orthodontie : 7.
Art.3. Het totaal aantal kandidaat-tandartsen dat jaarlijks toegang heeft tot de opleiding leidend tot een titel die het voorwerp uitmaakt van de erkenning bedoeld in artikel 35quater van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, is voor de jaren 2014 tot en met 2016 vastgelegd op maximum 160, en als volgt opgesplitst :
1° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen, maximum :
a) Algemeen tandartsen : 80
b) Tandartsen-specialisten in de parodontologie : 7
c) Tandartsen-specialisten in de orthodontie : 9
2° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen, maximum :
d) Algemeen tandartsen : 52
e) Tandartsen-specialisten in de parodontologie : 5
f) Tandartsen-specialisten in de orthodontie : 7.
Art.4. Het totaal aantal kandidaat-tandartsen dat jaarlijks toegang heeft tot de opleiding leidend tot een titel die het voorwerp uitmaakt van de erkenning bedoeld in artikel 35quater van het koninklijk besluit nr. 78 van 10 november 1967 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, is voor de jaren 2017 tot en met 2020 vastgelegd op maximum 180, en als volgt opgesplitst :
1° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen, maximum :
a) Algemeen tandartsen : 92
b) Tandartsen-specialisten in de parodontologie : 7
c) Tandartsen-specialisten in de orthodontie : 9
2° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen, maximum :
d) Algemeen tandartsen : 60
e) Tandartsen-specialisten in de parodontologie : 5
f) Tandartsen-specialisten in de orthodontie : 7.
Art. 4/1. [1 Het totaal aantal kandidaat-tandartsen dat jaarlijks toegang heeft tot de opleiding leidend tot een titel die het voorwerp uitmaakt van de erkenning bedoeld in artikel 86 van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, is voor het jaar 2022 vastgelegd op maximum 228, en als volgt opgesplitst :
1° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen, maximum 141;
2° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen, maximum 87.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2017-09-05/01, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-09-2017>
Art. 4/2.[1 Het totaal aantal kandidaat-tandartsen dat jaarlijks toegang heeft tot de opleiding leidend tot een titel die het voorwerp uitmaakt van de erkenning bedoeld in artikel 86 van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, is [2 voor de jaren 2023 en 2024]2 vastgelegd op:
1° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen, maximum 136;
2° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen, maximum 92.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2018-06-12/03, art. 1, 003; Inwerkingtreding : 15-06-2018>
(2)<KB 2019-05-05/15, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 28-05-2019>
Art.4/3. [1 Het totaal aantal kandidaat-tandartsen dat jaarlijks toegang heeft tot de opleiding leidend tot een titel die het voorwerp uitmaakt van de erkenning bedoeld in artikel 86 van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, is voor het jaar 2025 vastgelegd op:
1° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen, maximum 138;
2° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen, maximum 94.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2020-07-20/06, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 29-07-2020>
Art.4/4. [1 Het totaal aantal kandidaat-tandartsen dat jaarlijks toegang heeft tot de opleiding leidend tot een titel die het voorwerp uitmaakt van de erkenning bedoeld in artikel 86 van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, is voor het jaar 2026 vastgelegd op:
1° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen, maximum 138;
2° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen, maximum 94.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2021-07-18/02, art. 1, 007; Inwerkingtreding : 28-07-2021>
Art.4/5. [1 Het totaal aantal kandidaat-tandartsen dat jaarlijks toegang heeft tot de opleiding leidend tot een titel die het voorwerp uitmaakt van de erkenning bedoeld in artikel 86 van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, is voor het jaar 2027 vastgelegd op:
1° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen, maximum 181;
2° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen, maximum 106.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2022-07-30/02, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 08-08-2022>
Art.4/6. [1 Het totaal aantal kandidaat-tandartsen dat jaarlijks toegang heeft tot de opleiding leidend tot een titel die het voorwerp uitmaakt van de erkenning bedoeld in artikel 86 van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, is voor het jaar 2028 vastgelegd op:
1° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen, maximum 181;
2° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen, maximum 106.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2023-06-22/02, art. 1, 010; Inwerkingtreding : 30-06-2023>
Art.4/7. [1 Het totaal aantal kandidaat-tandartsen dat jaarlijks toegang heeft tot de opleiding leidend tot een titel die het voorwerp uitmaakt van de erkenning bedoeld in artikel 86 van de wet betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, gecoördineerd op 10 mei 2015, is voor het jaar 2029 vastgelegd op:
1° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap vallen, maximum 195;
2° voor de universiteiten die onder de bevoegdheid van de Franse Gemeenschap vallen, maximum 106.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2024-01-31/18, art. 1, 011; Inwerkingtreding : 29-03-2024>
Art.5. Indien het aantal kandidaten voor de opleiding voor het verkrijgen van een bijzondere beroepstitel van tandartsspecialist niet gehaald wordt, mag het verschil in credit overgeheveld worden naar het quotum van de kandidaten voor de opleiding voor het verkrijgen van een bijzondere beroepstitel van algemeen tandarts.
Art.6. In afwijking van de artikelen 1 tot en met 4, wordt, indien het totaal aantal toegelaten kandidaten voor een gegeven jaar, per Gemeenschap hoger of lager ligt ten opzichte van het totaal aantal kandidaten voor datzelfde jaar, het verschil, voor maximaal 20 % van het vastgesteld totaal aantal, naargelang het geval in debet of credit, naar de volgende jaren overgedragen en dit uiterlijk tot 2020.
Art.6/1. [1 Voor het jaar 2020 krijgen, per gemeenschap, naast de in artikelen 4 en 6 bedoelde kandidaten, bijkomende kandidaten toegang tot een opleiding leidend tot een van de voornoemde beroepstitels.
Het aantal van deze bijkomende kandidaten is gelijk aan het verschil tussen het aantal gediplomeerden voor het jaar 2020 en het aantal kandidaten bedoeld in de artikelen 4 en 6.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2020-06-24/03, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 29-06-2020>
Art.6/2. [1 Voor het jaar 2022 krijgen, per gemeenschap, naast de in artikel 4/1 bedoelde kandidaten, bijkomende kandidaten toegang tot een opleiding leidend tot een van de voornoemde beroepstitels.
Het aantal van deze bijkomende kandidaten is gelijk aan het verschil tussen het aantal gediplomeerden voor het jaar 2022 en het aantal kandidaten bedoeld in artikel 4/1.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij KB 2022-07-05/02, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 30-06-2022>
Art.7. De Planningscommissie-Medisch Aanbod, is ermee belast om een procedure voor de opvolging en de bekendmaking van de gegevens betreffende de planning van het medisch aanbod uit te werken.
Art.8. § 1. De tandartsen die, hun basisopleiding van tandheelkunde vóór 1 juli 2002 hebben aangevat, verkrijgen een vrijstelling voor de regeling betreffende de contingentering.
§ 2. De overschotten opgestapeld in het kader van het koninklijk besluit van 25 april 2007 door de universiteiten vallend onder één van de Gemeenschappen moeten uitgesplitst worden door deze universiteiten met aftrek van de maximale aantallen vastgesteld in het huidig besluit voor elk bedoelde jaar en dat uiterlijk tot 2020.
Art.9. Het koninklijk besluit van 25 april 2007 betreffende de planning van het aanbod van de tandheelkunde wordt opgeheven.
Art. 10. De Minister bevoegd voor Sociale Zaken en de Minister bevoegd voor Volksgezondheid zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.