18 DECEMBER 1987. - Ministerieel besluit houdende vaststelling van de stages tot het bekomen van het brevet van ziekenhuisassistent of ziekenhuisassistente en van het brevet van verpleger of verpleegster. (NOTA : opgeheven voor de Duitstalige Gemeenschap; BDG 1994-07-06/65, art. 10, Inwerkingtreding : 30-08-1995) - (NOTA : opgeheven voor de Vlaamse Gemeenschap bij BVR 1996-05-30/46, art. 50, Inwerkingtreding : 01-09-1996) - (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 25-12-1987 en tekstbijwerking tot 21-08-1996.)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-2
HOOFDSTUK II. - Algemene geldigheidsvoorwaarden.
Art. 3
HOOFDSTUK III. - Bijzondere geldigheidsvoorwaarden.
Afdeling I. - Geldigheidsvoorwaarden voor stageplaatsen.
Art. 4
Afdeling II. - Verdeling van het klinisch onderwijs.
Art. 5-11
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> § 1. Onder stage wordt verstaan dat deel van de opleiding in de verpleegkunde waar de leerling in een georganiseerd kader en in rechtstreeks contact met een gezonde of zieke persoon en/of groepen op grond van verworven kennis en vaardigheden de vereiste verpleegkundige verzorging leert plannen, verstrekken en evalueren op het niveau van zijn bevoegdheid. De leerlingverpleger/verpleegster zal zich in het aanvullend leerjaar ook bekwamen in de organisatie van de algemene of psychische verpleegkundige verzorging, waaronder de gezondheidseducatie voor individuele personen en kleine groepen;
§ 2. Dit onderwijs wordt gegeven in instellingen en diensten, zowel intramuraal als extramuraal in de gezondheidszorg en in de welzijnszorg onder leiding van docenten-verpleegkundigen/vroedvrouwen en onder de verantwoordelijkheid van de onderwijsinrichting;
§ 3. De " stages " georganiseerd overeenkomstig § 1 en § 2 komen overeen met de benaming " klinisch onderwijs " vermeld in de richtlijn van de Raad ven de EEG van 27 juni 1977 (77/453/EEG) inzake de coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de werkzaamheden van de verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger. De benamingen " stages " of " klinisch onderwijs " worden in dit besluit zonder onderscheid gebruikt.
Art.2. <Zie nota onder TITEL> § 1. Het klinisch onderwijs gebeurt in stagediensten, in België gevestigd en die beschikken over de nodige klinische, sociale en pedagogische hulpmiddelen voor de technische, psychologische, morele en sociale opleiding van leerlingen;
§ 2. Al de voornoemde diensten en instellingen moeten erkend zijn door de bevoegde instanties overeenkomstig de vigerende wetgeving.
Bovendien moeten de niet-psychiatrische, algemene ziekenhuizen voor acute ziekenhuiszorg voldoen aan de bepaling van artikel 2, § 1, van het koninklijk besluit van 8 december 1986 houdende vaststelling van aanvullende normen voor de erkenning van ziekenhuizen en ziekenhuisdiensten alsmede tot nadere omschrijving van de ziekenhuisgroeperingen en van de bijzondere normen waaraan deze moeten voldoen, gewijzigd door het koninklijk besluit van 21 april 1987.
Tijdens een overgansperiode tot 1 januari 1992 kunnen de ziekenhuizen, die bij de bekendmaking van dit besluit een stageverlenende functie vervullen, zonder te voldoen aan de bepalingen van artikel 2, § 1, van het voormelde koninklijk besluit, deze stageverlenende functie verder blijven uitoefenen.
De diensten waarin klinisch onderwijs wordt georganiseerd, dienen gelegen te zijn binnen redelijke geografische afstanden van de school en goed bereikbaar voor de leerlingen en de docenten-verpleegkundigen of vroedvrouw.
§ 3. De Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, kan de toelating verlenen om stages van de leerlingen te organiseren buiten de landsgrenzen aan de scholen die daartoe op gemotiveerde wijze verzoeken, na advies van de Nationale Raad voor Verpleegkunde.
HOOFDSTUK II. - Algemene geldigheidsvoorwaarden.
Art.3. <Zie nota onder TITEL> Opdat het klinisch onderwijs geldig zou zijn moet aan volgende voorwaarden voldaan worden :
1° het opvoedkundig toezicht over de leerling moet onder de verantwoordelijkheid vallen van een docent gegradueerde verpleger of verpleegster of een vroedvrouw;
2° vanaf het van kracht worden van dit besluit moet de persoon, belast met de organisatie en de coördinatie van de planning van de uren klinisch onderwijs, een gegradueerde verpleger of verpleegster of een vroedvrouw zijn met ten minste zes jaar nuttige ervaring in het verpleegkundig onderwijs;
3° in het eerste en tweede leerjaar tot het bekomen van het brevet van ziekenhuisassistent of ziekenhuisassistente moeten de leerlingen stageverslagen opstellen over het genoten klinisch onderwijs waarin zij het bewijs moeten leveren van bekwaamheid inzake observatie, kennis van verpleegkundige vaardigheden, integratie van de vereiste theoretische kennis noodzakelijk voor de uitvoering ervan, verslaggeving en evaluatie van het verpleegkundig handelen en de eigen vaardigheid en attitudes;
4° in het aanvullend leerjaar tot het bekomen van het brevet van verpleger of verpleegster moeten de leerlingen een stageverslag opstellen over het genoten klinisch onderwijs waarin zij het bewijs moeten leveren van het progressief verwerven van bekwaamheden en vaardigheden inzake de planning, de organisatie, het verlenen en het evalueren van de zorgen met het oog op een verantwoordelijke, creatieve, totale en systematische benadering van de verpleegkundige zorgverlening in verzorgings- en psychiatrische instellingen en ten huize, en hun rol als medewerker aan de organisatie van de verpleegdienst.
5° de inhoud van de stageverslagen kan omschreven worden door de Minister die de volksgezondheid onder zijn bevoegheid heeft, de Nationale Raad voor Verpleegkunde of de Hoge Raad voor het Verplegingswezen gehoord.
HOOFDSTUK III. - Bijzondere geldigheidsvoorwaarden.
Afdeling I. - Geldigheidsvoorwaarden voor stageplaatsen.
Art.4. <Zie nota onder TITEL> § 1. Het klinisch onderwijs moet georganiseerd worden in diensten of eenheden waar de leerlingen kunnen opgeleid worden tot het verstrekken van basisverpleegkundige zorgen; hoog-technische diensten en eenheden zijn uitgesloten. Deze diensten of eenheden met hospitalisatie, residentiëel of ambulant karakter moeten beschikken over een infrastructuur en een verpleegkundige organisatievorm die voldoen aan de vereisten van het verpleegkundig onderwijs :
1° overeenkomstig artikel 2 van dit besluit moet het klinisch onderwijs georganiseerd worden in erkende diensten;
2° er mogen in geen geval meer dan drie stagiairs verpleegkunde zijn per aanwezige verpleger of verpleegster of vroedvrouw;
§ 2. Er moet aan de volgende functionele en organisatorische voorwaarden voldaan zijn :
1° er moet een stageovereenkomst worden gesloten tussen de onderwijsinrichting en de stageverlenende instelling. Deze stageovereenkomst heeft tot doel de verhoudingen te regelen tussen de onderwijsinrichting die verantwoordelijk is voor de opleiding en de stageverlenende instelling die naast haar verzorgingsfunctie aanvaardt mede te werken aan deze opleiding. De uitvoering door leerlingen van stages in de stageverlenende instelling betrekt de verantwoordelijkheid van beide partijen.
De stageovereenkomst omvat ten minste volgende punten : het aantal leerlingen, de studiejaren, de duur en de spreiding van stages in de tijd, de verzekering inzake burgerlijke aansprakelijkheid en de begeleiding van de stages;
2° het systematisch gebruik van een verpleegkundig dossier aangepast aan de behoefte van de dienst en/of de eenheid is noodzakelijk en moet effectief aangewend worden voor de toepassing van een systematisch verpleegkundig handelen;
3° in de ziekenhuizen is samenwerking tussen het comité voor ziekenhuishygiëne en het opleidingsinstituut vereist overeenkomstig de regeling voorzien in de stageovereenkomst zoals bedoeld in punt 1°;4° de stagedienst moet het bewijs kunnen leveren van regelmatige patiëntenbespreking en/of bijsturing en bespreking van verpleegplannen;
5° de verantwoordelijke voor de stage en de stageinstelling of -dienst moet een gegradueerde verpleger-verpleegster of een vroedvrouw zijn. Deze moet functioneel verbonden zijn met het hoofd van de verpleegkundige diensten, voor zover deze laatste niet zelf stageverantwoordelijke is.
§ 3. Bij de keuze van de stagedienst zal de school erover waken dat de leerlingen ter beschikking krijgen :
1° een diversiteit van verpleegkundige zorgen, bepaald door het verschil in afhankelijkheidsgraad van de patiënten en voldoende individuele zorgverlening van patiënten;
2° een waaier van gezondheids- en/of ziektetoestanden en medisch-sociale aspecten die overeenkomen met de verschillende stadia van de opleiding. Tijdens de stages moeten de leerlingen de mogelijkheid hebben om op progressieve wijze de verantwoordelijkheid op te nemen voor welbepaalde taken. De leerlingen moeten in staat gesteld worden een methodische evaluatie te maken van de verpleegkundige zorgen. De leerervaringen opgedaan door de leerlingen moeten besproken worden met de docent-verpleegkundige of vroedvrouw en bij voorkeur ook met de verantwoordelijke van de stagedienst.
§ 4. Op advies van de Nationale Raad voor Verpleegkunde kan bij de keuze van de dienst of eenheid voor het klinisch onderwijs door de Minister die de Volksgezondheid onder zijn bevoegdheid heeft, afwijking worden verleend van de specifieke vereisten opgenomen in artikel 2 en 4, in het bijzonder wanneer het nieuwe ervaringen in de gezondheidszorg betreft.
Afdeling II. - Verdeling van het klinisch onderwijs.
Art.5. <Zie nota onder TITEL> § 1. De organisatie van het klinisch onderwijs moet een tussentijd van minstens 12 uren voorzien tussen twee opeenvolgende diensttijden, met uitzondering van de zogenaamde " onderbroken diensten ".
§ 2. Voor het klinisch onderwijs 's nachts gelden de hierna volgende regels :
1° in het eerste leerjaar mag in geen geval 's nachts klinisch onderwijs georganiseerd worden;
2° in het tweede leerjaar moeten minstens vier nachten en maximum acht nachten georganiseerd worden in de diensten of eenheden;
3° in het aanvullend leerjaar leidend tot het brevet van verpleger of verpleegster moeten minstens vier nachten en maximum acht nachten georganiseerd worden;
4° de vereiste van opvoedkundig toezicht, voorzien in artikel 3, 1°, van dit besluit geldt niet voor het klinisch onderwijs dat 's nachts volbracht wordt;
5° de duur van de nachtprestatie moet minstens acht uur bedragen.
§ 3. In geen geval mag het klinisch onderwijs dat gedurende de dag of de nacht georganiseerd word, een belemmering vormen voor het bijwonen van de lessen noch mogen ze indruisen tegen de geldende arbeidstijdregeling van de betrokken sector.
Art.6. <Zie nota onder TITEL> § 1. Met het oog op het verwerven van de onder artikel 3, 3° , vermelde bekwaamheden moeten het klinisch onderwijs van het eerste en tweede jaar tot het bekomen van het brevet van ziekenhuisassistent of ziekenhuisassistente minstens 2 000 uren omvatten die als volgt moeten verdeeld worden :
1° minstens 400 uren klinisch onderwijs in verpleegkunde in algemene geneeskunde;
2° minstens 400 uren klinisch onderwijs in verpleegkunde in algemene heelkunde;
3° minstens 400 uren klinisch onderwijs in bejaardenzorg en geriatrie en/of gehandicaptenzorg welke de leerlingen moeten toelaten in contact te komen en deel te nemen aan de zorgen aan gezonde, verzorgingsbehoevende en zieke bejaarden en/of gehandicapten. Dat klinisch onderwijs in de bejaardenzorg en de geriatrie kan o.a. georganiseerd worden in rusthuizen, rust- en verzorgingstehuizen, G-diensten en dagcentra voor bejaarden. Het klinisch onderwijs in de gehandicaptenzorg kan o.a. georganiseerd worden in gespecialiseerde centra voor gehandicapte volwassenen en/of chronische zieken en in revalidatiediensten. De stages bij demente ouderen in gespecialiseerde instellingen en verpleegeenheden worden bij voorkeur in het tweede leerjaar georganiseerd;
4° minstens 150 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde bij moeder en kind, welke de leerlingen moeten toelaten in contact te komen en deel te nemen aan de zorgen zowel aan de kraamvrouw als aan de pasgeborenen, het gezonde en zieke kind. Dat klinisch onderwijs kan o.a. georganiseerd worden in materniteiten, in pediatrische diensten en bij chronisch zieke of gehandicapte kinderen. De stages op de dienst materniteit en pediatrie worden bij voorkeur in het tweede leerjaar georganiseerd;
5° minstens 150 uren klinisch onderwijs in de geestelijke gezondheidszorg en de psychiatrie. Dat klinisch onderwijs kan o.a. georganiseerd worden in psychiatrische diensten en in medisch-pedagogische instellingen. Het klinisch onderwijs in de geestelijke gezondheidszorg en de psychiatrie wordt bij voorkeur in het tweede leerjaar volbracht;
6° 500 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde naar keuze, namelijk 150 uren naar keuze van de leerlingen, welke moeten georganiseerd worden in één van de hierboven vermelde disciplines en 350 uren naar keuze van de onderwijsinstelling.
§ 2. Het eerste leerjaar moet minstens klinisch onderwijs in de verpleegkunde omvatten in de diensten algemene geneeskunde, algemene heelkunde, in de bejaarden- en/of gehandicaptenzorg. Gedurende deze stageuren moeten de leerlingen kunnen deelnemen aan de verzorging, de ondersteuning en de hulp bij de activiteiten van het dagelijks leven.
Art.7. <Zie nota onder TITEL> § 1. Met het oog op het verwerven van de onder artikel 3, 3° , vermelde bekwaamheden zal het klinisch onderwijs van het eerste en tweede leerjaar tot het bekomen van het brevet van ziekenhuisassistent of ziekenhuisassistente specialiteit psychiatrie minstens 2 000 uren omvatten, die als volgt moeten verdeeld worden :
1° minstens 1 000 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in de psychiatrie waarvan de verdeling als volgt moet georganiseerd worden :
a) minstens 250 uren in diensten voor chronische patiënten;
b) minstens 150 uren in diensten voor psychogeriatrische patiënten;
c) minstens 250 uren in de psychiatrische diensten voor acute patiënten;
d) minstens 150 uren in diensten voor sociale oriëntering, zoals o.a. beschut wonen en beschutte werkplaatsen;
e) 200 uren naar keuze van de leerlingen in hierboven vermelde diensten.
Bij het klinisch onderwijs in de psychiatrie moeten de leerlingen kunnen deelnemen aan de verzorging, de ondersteuning en de hulp bij de activiteiten van het dagelijks leven;
2° minstens 150 uren klinisch onderwijs is de verpleegkunde bij moeder en kind. Deze uren klinisch onderwijs moeten georganiseerd worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 1, 4°, van onderhavig besluit;
3° minstens 150 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde aan bejaarden, chronische zieken buiten psychiatrische instellingen en aan mentaal of fysisch gehandicapten. Deze uren klinisch onderwijs moeten georganiseerd worden overeenkomstig de bepalingen van artikel 6, § 1, 3°, van onderhavig besluit;
4° minstens 150 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in algemene heelkunde;
5° minstens 250 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in algemene geneeskunde;
6° 300 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde naar keuze, namelijk 100 uren naar keuze van de leerling welke moeten georganiseerd worden in één van de hierboven vermelde disciplines en 200 uren naar keuze van de onderwijsinstelling.
§ 2. Het eerste leerjaar moet minstens klinisch onderwijs in de verpleegkunde omvatten in de diensten psychiatrie voor acute en voor chronische patiënten, bejaarden- en/of gehandicaptenzorg, algemene geneeskunde en algemene heelkunde. Gedurende deze stage-uren moeten de leerlingen kunnen deelnemen aan de verzorging, de ondersteuning en de hulp bij de activiteiten van het dagelijks leven.
Art.8. <Zie nota onder TITEL> Met het oog op het verwerven van de onder artikel 3, 4°, vermelde bekwaamheden zal het klinisch onderwijs van het aanvullende leerjaar tot het bekomen van het brevet van ziekenhuisverpleger of ziekenhuisverpleegster minstens 700 uren omvatten, die als volgt moeten verdeeld worden :
1° minstens 150 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in algemene geneeskunde en medische specialiteiten;
2° minstens 150 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde in algemene heelkunde en heelkundige specialiteiten. Dat klinisch onderwijs moet de leerling toelaten zich te bekwamen in de verpleegkundige zorg, vóór, tijdens en na de heelkundige ingreep;
3° minstens 100 uren klinisch onderwijs in de psychiatrie. Deze uren moeten georganiseerd worden in psychiatrische instellingen of diensten waar de leerlingen geconfronteerd worden met crisissituaties, psychiatrische problemen of psycho-geriatrische zorgverlening;
4° minstens 100 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde verstrekt ten huize van de patiënt;
5° 200 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde naar keuze, namelijk 75 uren naar keuze van de leerlingen in één van de hierboven vermelde diensten en 125 uren naar keuze van de onderwijsinstelling.
Art.9. <Zie nota onder TITEL> Met het oog op het verwerven van de onder artikel 3, 4°, vermelde bekwaamheden zal het klinisch onderwijs van het aanvullende leerjaar tot het bekomen van het brevet van psychiatrische verpleger of verpleegster minstens 700 uren omvatten, die als volgt moeten verdeeld worden :
1° minstens 300 uren klinisch onderwijs in de psychiatrie. Deze uren moeten georganiseerd worden in diensten voor acute en/of chronisch patiënten, waar de leerling kan deelnemen aan diverse therapeutische programma's voor individuen en/of groepen en dit bij verschillende leeftijdscategorieën;
2° minstens 100 uren klinisch onderwijs in de algemene verpleegkunde. Dit klinisch onderwijs moet georganiseerd worden in de verpleegdiensten in algemene ziekenhuizen en diensten waar de leerlingen geconfronteerd worden met crisissituaties of psychosomatische problemen;
3° minstens 100 uren klinisch onderwijs in verpleegkunde verstrekt ten huize van de patiënt, post-cure of in de ambulante geestelijke gezondheidszorg;
4° 200 uren klinisch onderwijs in de verpleegkunde naar keuze, namelijk 75 uren naar keuze van de leerlingen welke moeten georganiseerd worden in één van de hierboven vermelde disciplines en 125 uren naar keuze van de onderwijsinstelling.
Art.10. <Zie nota onder TITEL> § 1. In ieder van de bovengenoemde stagedomeinen kan tot maximum 10 % van het minimum vereiste aantal uren worden besteed aan studiebezoeken voor zover de leerlingen hiervan een verslag maken in het stageboek. Het totaal aantal eraan bestede uren mag maximum 100 uren bedragen in de twee eerste jaren van het brevet van ziekenhuisassistent of ziekenhuisassistente en de twee eerste jaren van het brevet van ziekenhuisassistent of ziekenhuisassistente specialiteit psychiatrie, en maximum 50 uren in het aanvullend leerjaar van de studiën van het brevet van verpleger of verpleegster of het aanvullend leerjaar van de studiën van het brevet van verpleger of verpleegster, specialiteit psychiatrie;
§ 2. De ministeriële toelating vermeld in artikel 2, § 3, van dit besluit is niet vereist voor studiebezoeken buiten de landgrenzen.
Art. 11. <Zie nota onder TITEL> § 1. De bepalingen van artikel 1, 2, 3, 4, 5 van dit besluit treden in werking op 1 september 1988.
De overige artikelen van dit besluit zullen evenwel per leerjaar progressief in werking treden vanaf het studiejaar 1988-1989. (Deze overige artikelen mogen evenwel voor wat de aanvullende leerjaren leidend tot het brevet van verpleger of verpleegster betreft reeds door de inrichtende machten van de scholen toegepast worden met ingang van 1 september 1988, met dien verstande dat deze uiterlijk op 1 september 1990 dienen toegepast te worden.) <MB 1988-04-26/33, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 24-05-1988>
§ 2. De bepalingen van het ministerieel besluit van 10 april 1962 houdende vaststelling van de modaliteiten van de stages tot het bekomen van het brevet van ziekenhuisassistent of ziekenhuisassistente specialiteit psychiatrie, gewijzigd bij de ministeriële besluiten van 15 oktober 1964, 9 april 1974, 7 april 1975 en 12 januari 1978, worden progressief opgeheven naarmate de bepalingen van dit besluit van toepassing worden.