15 SEPTEMBER 1919. - Wetten op de mijnen, de graverijen en de groeven. (NOTA : Binnen de perken van de in artikel 2 van ORD 1992-07-30/34 bepaalde bevoegdheden, zijn onderhavige wetten niet langer van toepassing in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, behalve indien de uitvoering van deze ordonnantie die toepassing noodzakelijk maakt; ORD 1992-07-30/34, art. 77, OO7 tot 010; Inwerkingtreding : 01-12-1993) (NOTA : opgeheven in het bevoegdheidsdomein van de Vlaamse Overheid bij DVR2009-05-08/15, art. 72, 017; Inwerkingtreding : 06-09-2011, met uitwerking twee jaar na de inwerkingtreding van genoemd DVR2009-05-08/15) (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 27-01-1989 en tekstbijwerking tot 17-03-2020)
TITEL 1. - Mijnen, graverijen en groeven.
Art. 1-4
TITEL 2. - Mijnveldeigendom.
Art. 5-8, 8bis, 9-15
TITEL 3. - Handelingen die aan een aanvraag om vergunning tot ontginning van een mijnveld voorafgaan.
Afdeling 1. - Opsporing en ontdekking der mijnvelden.
Art. 16-18
Afdeling 2. - Voorkeur bij het verlenen ener vergunning tot ontginning.
Art. 19-22
TITEL 4. - Mijnbouwvergunningen.
Afdeling 1. - Het bekomen van vergunning tot ontginning.
§ 1. - Vergunningen in 't algemeen.
Art. 23-36
§ 2. - Mijnbouwvergunningen ten behoeve van de Staat en voorbehouden mijnvelden.
Art. 37-38, 38bis
§ 3. - Vereniging van verschillende mijnvelden.
Art. 39
Afdeling 2. - Verplichtingen der mijnveldeigenaars.
§ 1. - Belastingen.
Art. 40-49
§ 2. - Vergoedingen verschuldigd voor het ingebruiknemen van de bovengrond en voor beschadiging van andere mijnen.
Art. 50-53
§ 3. - Van de verplichtingen ten aanzien van het arbeiderspersoneel.
Art. 54-57
Afdeling 3. - Van de aansprakelijkheid wegens schade voortspruitende uit de ontginning.
Art. 58, 58bis, 59, 59bis
Afdeling 4. - Afstand van vergunning. <W 15-07-1960, art. 1>
Art. 60-67
Afdeling 5. - Vervallenverklaring van de vergunningen tot ontginning.
Art. 68-69, 69bis, 70-71, 71bis, 72-73
(Afdeling 6. - Intrekking van onbeheerde concessies). <W 15-07-1960, art. 2>
Art. 73bis, 73ter
TITEL 5. - Toezicht over de mijnen door de administratie.
Art. 74-76, 76bis, 76ter, 76quater, 77
TITEL 6. - Mijnbouwvergunningen of mijnontginningen voor de wet van 21 april 1810.
§ 1. - De vroegere mijnbouwvergunningen in 't algemeen.
Art. 78-79
§ 2. - Bedrijven waarvoor de wet van 1791 niet werd toegepast.
Art. 80-83
TITEL 7. - Verordening betreffende eigendom en ontginning van graverijvelden.
Afdeling 1. - Graverijvelden.
Art. 84-85
Afdeling 2. - Eigendom en ontginning van oerafzettingen.
Art. 86-97
Afdeling 3. - Kies en aluinige aarde.
Art. 98-99
Afdeling 3bis. - <Ingevoegd bij W 05-01-1957, art. 3> Dolomiet en kalkhoudende rotssteen, plastische klei en sommige soorten van baksteenaarde.
Art. 99bis, 99ter, 99quater
Afdeling 4. - Algemene bepalingen betreffende de toelatingen.
Art. 100-105
TITEL 8.
Afdeling 1. - De groeven.
Art. 106-108, 108bis
Afdeling 2. - De turfvelden.
Art. 109-112
TITEL 9. - Aanleggen van nieuwe gemeenschapswegen.
Art. 113
(TITEL 10. - De rechtspleging voor de Raad van State) <R 23-08-1948, art. 3>
Art. 114-121
(TITEL 11. - Deskundige onderzoeken voor de hoven en rechtbanken) <R 23-08-1948, art. 4>
Art. 122-127
TITEL 12. - Strafbepalingen.
Art. 128-130, 130bis, 131
Algemene bepalingen.
Art. 132-136
(TITEL 13. - Bepalingen die enkel van toepassing zijn voor het Vlaamse Gewest.) <Toegevoegd bij DVR 1982-06-30, art. 2>
Art. 137-141
1919091502 1953032603 1958110304 1961051902 1968080803 1974061001 1981001444 1984011017 1984011128 1984011351 1984011473 1985011039 1985011400 1986011274 1987011176 1987011177 1987011377 1989011096 1989011205 1990011356 1992012150 1994011265 1994011266 1995011323 1996011119 1997011045 1997011046 1997011397 1999011253 2002011102
TITEL 1. - Mijnen, graverijen en groeven.
Artikel 1. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-0707/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De delfstofafzettingen, 't zij ondergronds, 't zij bovengronds gelegen, worden, naar de desbetreffende exploitatieregeling, onder de drie benamingen van mijnen, groeven of graverijen gerangschikt.
Art.2. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Door mijnen ontgonnen afzettingen bevatten, - gedegen of verertst - 't zij aders-, 't zij laagsgewijs opgehoopt ijzer, 't zij aders-, 't zij laags-, 't zij stoksgewijs opgehoopt goud, zilver, platina, kwik, lood, koper, tin, zink, kiezelgalmei, bismut, kobalt, arsenik, mangaan, antimoon, molijbdeen, potlooderts of elke andere metaalhoudende zelfstandigheid, grafiet, zwavel, steenkool, bruinkool, versteend hout, asfalt, aluin en metaalsulfaten.
Art.3. <Zie nota onder TITEL> <W 05-01-1957, art. 1> <NOTA :opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
De graverijen omvatten :
1) ijzerertsen, het zogenaamde ijzeroer;
2) aluinaarde en in ijzersulfaat omzetbare ijzerkies;
3) dolomiet en kalkhoudende rotssteen waarvan de verkalking mogelijk is, plastische klei en baksteenaarde, laatstgenoemde indien ze door grote graafwerken wordt ontgonnen en in vaste steen- of pannenbakkerijen wordt gebruikt.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 3. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
(Opgeheven) <DVR 2003-04-04/13, art. 33, 015; Inwerkingtreding : 08-07-2004>
++++++++++
Art.4. <Zie nota onder TITEL> <W 05-01-1957, art. 2> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
De groeven omvatten : leisteen, zandsteen, bouw- en andere steen, marmersteen, graniet, pouzzolaan, tras, bazalt, lava, mergel, krijt, zand, niet plastische klei, kaolin, volaarde, potaarde, aarde die niet onder de graverijen begrepen is, kiezelsteen van welke aard ook, als meststof beschouwd ijzerkies, veen, dit alles in open lucht of door ondergrondse galerijen ontgonnen.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 4. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
(Opgeheven) <DVR 2003-04-04/13, art. 33, 015; Inwerkingtreding : 08-07-2004>
++++++++++
TITEL 2. - Mijnveldeigendom.
Art.5. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Mijnen mogen slechts worden ontgonnen krachtens een akte van mijnbouwvergunning.
Art.6. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Die akte regelt het recht der eigenaars van de bovengrond op de opbrengst van het daaronder gelegen mijnveld.
Art.7. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Dat mijnveld verleent ze in eeuwigdurende eigendom.
Art.8. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De mijnen mogen op generlei wijze, geheel of gedeeltelijk worden verkocht of overgedragen, verdeeld, verhuurd of verpacht tegen vruchtgenot, al was het bij gedeelten, zonder machtiging van de Regering, gevraagd en verkregen op dezelfde wijze als de akte van vergunning, doch met uitsluiting van de vereisten omtrent opneming in nieuwsbladen en aanplakking, bij de artikelen 25 en 26 dezer samengeordende wetten bepaald.
Deze machtiging moet voorafgaan, behalve in geval van openbare, vrijwillige of gedwongen toewijzing van de mijn.
De kopers, in dit geval, alsook degenen aan wie een mijn wordt vermaakt, zijn gehouden, zich binnen zes maanden na de datum der toewijzing of na het overlijden van de erflater, te voorzien van een goedkeuring der Regering, aangevraagd en verkregen volgens de hierboven bepaalde voorschriften.
Nietig is elke akte die niet is toegelaten overeenkomstig de voorgaande bepalingen.
Het bevel, dat aan de inbeslagneming van onroerend goed voorafgaat, alsook het proces-verbaal van eindelijke toewijzing moeten, binnen acht dagen, de Minister van Nijverheid, Arbeid en Bevoorrading worden aangezegd.
(De verpachting van een mijn heeft alleen plaats ten voordele van een buurconcessionaris, om het verpachte gedeelte van het mijnveld met zijn eigen installaties te ontginnen.) <W 12-05-1955, art. 1>
Art. 8bis. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> <W 25-07-1952, enig art.> Machtiging tot het verpachten van weinig belangrijke oppervlakten in één of meer bepaalde lagen, kan door de bestendige deputatie van de provincie waarin het domicilie van beheer van de pachtende mijn zich bevindt, worden verleend.
Voor de toepassing van dit artikel worden als weinig belangrijk beschouwd : de verpachtingen die toelaten de ontginning van de pachtende mijn op minder dan 200 meter over de grens van haar vergunning voort te zetten, welke afstand normaal op die grens wordt gemeten.
De aanvraag geschiedt door middel van een verzoekschrift gericht aan de bestendige deputatie.
Als bijlage worden daaraan in vijfvoudig exemplaar en op een schaal van 1/2.500 toegevoegd :
1° een regelmatig plan van de oppervlakte, dat de grenzen van de perimeter van het te verpachten gedeelte opgeeft;
2° plannen van de bestaande ondergrondse werken :
a) in de oppervlakte en de lagen die te verpachten zijn;
b) in een horizontale straal van 200 meter buiten de perimeter van het te verpachten gedeelte.
De verpachting kan toegestaan worden op verzoek van één der belanghebbende concessiehouders, zelfs bij gebreke van voorafgaand akkoord tussen partijen. Indien de concessiehouders zich niet kunnen verstaan omtrent het bedrag der vergoeding voor het gedeelte van het geconcedeerde mijnveld, wordt het geschil beslecht door de rechtbank van eerste aanleg van het gebied waarin de administratieve zetel van de verpachter gelegen is. In dringende gevallen kan de bestendige deputatie de ontginning toelaten vooraleer de rechtbank beslist heeft. De bestendige deputatie neemt haar besluit, op eensluidend advies van de mijningenieur, binnen dertig dagen na het overschrijven van de aanvraag in het bijzonder register bij artikel 24 van deze samengeordende wetten bepaald.
De bestendige deputatie kan machtiging verlenen om de door de lastenkohieren opgelegde grensstroken tussen de werken van pachtende mijn en de verpachte lagen te ontginnen.
Tegen de beslissing der bestendige deputatie staat voor alle belanghebbende partijen beroep open bij de Minister tot wiens bevoegdheid het mijnwezen behoort; dat beroep dient binnen tien dagen na kennisgeving van het besluit ter griffie van het provinciaal gouvernement ingediend; op het beroep wordt binnen dertig dagen na de indiening beschikt.
Art.9. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De akte van mijnbouwvergunning opgemaakt na de vervulling der voorgeschreven rechtsvormen, heft achtereenvolgens ten voordele van de vergunninghouder al de rechten op van de bovengrondeigenaars en van de ontdekkers of van hun rechtverkrijgenden, wettelijk gehoord of opgeroepen zoals beneden zal worden bepaald.
Art.10. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De waarde van het recht, krachtens artikel 6 ten voordele van de bovengrondeigenaar geschapen, blijft verenigd met de waarde van voormelde bovengrond en zal met haar verbonden zijn voor hypotheekschuld waarmede de schuldeisers van de eigenaar die grond reeds mochten hebben bezwaard.
Art.11. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Van het ogenblik af, waarop, ter ontginning van een mijnveld, vergunning wordt verleend, zelfs aan de bovengrondeigenaar, wordt dat mijnveld een van de bovengrondeigendom onderscheiden nieuw mijnveldeigendom, dat met nieuwe hypotheekschulden kan worden bezwaard, onverminderd die welke de bovengrond, met zijn in het vorig artikel bepaalde tweeledige waarde, reeds mochten bezwaren of in 't vervolg mochten komen te bezwaren.
Wordt de vergunning tot ontginning van een mijnveld verleend aan de bovengrondeigenaar, zo moet dezes recht op de opbrengst van dit mijnveld geraamd worden ter uitvoering van voormeld artikel.
Art.12.<Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De mijnvelden behoren tot de onroerende goederen.
Ook zijn onroerend de gebouwen, werktuigen, schachten, galerijen en andere tot blijvend gebruik ingerichte werken, overeenkomstig artikel [1 3.47]1 van het Burgerlijk Wetboek.
Zijn door bestemming eveneens onroerend, paarden, touwen, arbeidstuigen, gereedschappen ter ontginning dienende.
Worden enkel beschouwd als paarden ter ontginning dienende, die welke uitsluitend dienen voor de ondergrondse mijnwerken.
Evenwel worden de actiën of aandelen in een vennootschap of onderneming voor mijnontginning geacht roerende zaken te zijn, overeenkomstig artikel [1 3.46]1 van het Burgerlijk Wetboek.
----------
(1)<W 2020-02-04/16, art. 17, 019; Inwerkingtreding : 01-09-2021>
Art.13. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Roerend zijn de uitgedolven delfstoffen, bedrijfsvoorraad en andere roerende goederen.
Art.14. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Een mijnveld, waarvoor vergunning tot ontginning werd verleend, kan met een bevoorrechte schuld bezwaard worden ten voordele van hen, die, bij openbare akte en zonder bedrog ervan mochten laten blijken, geld te hebben bezorgd voor het doen van opsporingen, alsmede voor het bouwen of samenstellen der tot de inbedrijfneming ervan benodigde werktuigen, mits de artikelen 2103 en andere van het Burgerlijk Wetboek, betreffende de bevoorrechte schulden na te leven.
Art.15. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De overige voorrechten en hypothecaire rechten kunnen op de mijneigendom, overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek, gevestigd worden gelijk op de andere onroerende goederen.
TITEL 3. - Handelingen die aan een aanvraag om vergunning tot ontginning van een mijnveld voorafgaan.
Afdeling 1. - Opsporing en ontdekking der mijnvelden.
Art.16. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Niemand mag, tot ontdekking van mijnvelden, opsporingen of boringen doen in een hem niet toebehorende grond, tenzij mits toestemming van de bovengrondeigenaar of mits machtiging der Regering, verleend na raadpleging der Administratie van het Mijnwezen, onder de verplichting een voorafgaande vergoeding aan de eigenaar uit te keren en na deze te hebben gehoord.
Art.17. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Zonder de uitdrukkelijke toestemming van de bovengrondeigenaar, kan geen enkele vergunning tot opsporing noch tot mijnveldontginning het recht verlenen om boringen te doen en schachten of galerijen aan te leggen, noch dat om werktuigen of magazijnen aan te brengen in zijn door muren afgesloten erven, in zijn hofplaatsen of tuinen, noch in zijn aan zijn woning of aan zijn door muren afgesloten erven grenzende terreinen, binnen een afstand van 100 meter van voormelde afgesloten erven of woningen.
Art.18. <Zie nota onder TITEL> <NOTA 1 : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> <NOTA 2 : opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1982-06-30, art. 2> De eigenaar mag zonder voorafgaande formaliteit opsporingen doen op de bij het vorig artikel voorbehouden plaatsen, evenals op de overige gedeelten van zijn eigendom; maar hij moet een vergunning tot ontginning verkregen hebben vooraleer er een ontginningszetel aan te brengen. In geen geval, mogen opsporingen toegelaten worden op een reeds in gebruik afgestaan terrein.
Afdeling 2. - Voorkeur bij het verlenen ener vergunning tot ontginning.
Art.19. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Iedere Belg of iedere al dan niet in België ingeburgerd buitenlander, afzonderlijk of namens een vennootschap handelende, heeft het recht om een vergunning tot mijnveldontginning aan te vragen en kan die in voorkomend geval verkrijgen.
Art.20. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70; 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De enkeling of de vennootschap moet er van laten blijken dat hij of zij over de nodige bedrijfsmiddelen beschikt om de werken op te nemen en te leiden, alsmede over de nodige geldmiddelen om de belastingen en vergoedingen te kunnen uitbetalen, die hun zullen opgelegd worden door de akte van mijnbouwvergunning.
Art.21. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De Regering oordeelt over de redenen en beschouwingen naar welke de voorkeur moet verleend worden aan de verschillende aanvragers om mijnbouwvergunning, 't zij het bovengrondeigenaars, ontdekkers of andere aanvragers geldt.
Art.22. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De eigenaar van een bovengrond voldoende uitgestrekt geacht om een regelmatige en winstgevende mijnveldontginning mogelijk te maken, zal de voorkeur hebben voor de nieuwe mijnbouwvergunningen zo hij er van laat blijken over de nodige bedrijfsmiddelen te beschikken om naar de wettelijke voorschriften de werken op te nemen en te leiden.
Hetzelfde geldt, wanneer voormelde bovengrond aan verschillende tot een vennootschap verenigde eigenaars toebehoort, die dezelfde waarborgen bieden.
Niettemin kan de Regering, de (Raad van State) gehoord, van deze regel afwijken wanneer de aanvraag der bovengrondeigenaars in concurrentie mocht komen te staan 't zij met die van de ontdekker, 't zij met een aanvraag tot mijnvelduitbreiding. <R 23-08-1948, art. 1>
Zo de ontdekker de mijnbouwvergunning niet verkrijgt, zal hij recht hebben op een vergoeding vanwege de vergunningverkrijger; die vergoeding moet in de akte van mijnbouwvergunning geregeld worden.
Hij die, met betrekking tot het mijnveld, in de rechten treedt van de bovengrondeigenaar of die, krachtens overeenkomst, verjaring of enig plaatselijk gebruik, ouder dan de bekendmaking der wet van 21 april 1810, reeds rechten op het mijnveld verworven had, zal de voorkeur genieten, bij dit artikel de bovengrondeigenaar voorbehouden.
TITEL 4. - Mijnbouwvergunningen.
Afdeling 1. - Het bekomen van vergunning tot ontginning.
§ 1. - Vergunningen in 't algemeen.
Art.23. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Aanvraag om vergunning wordt gedaan bij eenvoudig verzoekschrift gericht tot de bestendige deputatie van de provincie, waarin het mijnveld is gelegen. Indien de aanvrager vreemdeling is, moet hij een woonplaats kiezen binnen het Rijk.
Een regelmatig plan van de bovengrond met aanduiding van de omgrenzing der aangevraagde uitgestrektheid op een schaal van 1/10.000 wordt in viervoud bij de aanvraag gevoegd.
Op dat plan dienen de aangrenzende concessievelden aangewezen.
Mocht het mijnveld, met het oog waarop vergunning is aangevraagd, zich uitstrekken over verschillende provinciën, dan zal de aanvraag worden gericht tot de bestendige deputatie van de provincie, waarin het zijn grootste uitgestrektheid heeft. Van de aanvraag en van het daaraan toegevoegd plan, wordt een afschrift overgelegd ter griffie van het bestuur van elke der overige provinciën.
De plans dienen gekeurd door de mijningenieur, en de bestendige deputatiën zijn, elk voor zich, gehouden de haar bestemde afschriften voor echt te verklaren.
Art.24. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Door de zorg van de provinciale griffier, wordt de aanvraag, onder haar dagtekening, overgeschreven in een bijzonder boek en voor echt verklaarde uittreksels van deze overschrijvingen worden aan de verzoekers afgegeven.
De boeken mogen worden ingezien door al degenen die dit verlangen.
Art.25. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Binnen dertig dagen, te rekenen van de overschrijving, beveelt zo er grond voor is, de bestendige deputatie die de aanvraag heeft ontvangen, op verslag van de mijningenieur, het bekendmaken bij aanplakking en bij opneming in de nieuwsbladen, van de aanvraag om vergunning. Van haar beschikking wordt de aanvragers onmiddellijk kennis gegeven.
De belanghebbenden, alsook de gouverneur mogen, gedurende dertig dagen, te rekenen van de dag der kennisgeving, in beroep komen van de beschikking der bestendige deputatie. Over dat beroep wordt beslist door de Minister van Nijverheid, Arbeid en Bevoorrading, die vooraf de (Raad van State) hoort. <R 23-08-1948, art. 1>
Art.26. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De gemeentebesturen zorgen, op kosten van de aanvragers, voor het aanplakken en voor het opnemen in de nieuwsbladen. De plakschriften worden en blijven aangeplakt gedurende zestig dagen, in de hoofdplaatsen der provinciën, in die der bestuurlijke arrondissementen, waarin het mijnveld is gelegen, in de werkelijke of gekozen woonplaats van de aanvrager en in al de gemeenten over welk grondgebied het mijnveld zich mocht uitstrekken.
Zij worden, zolang de aanplakking duurt, in het Staatsblad en, zo er bestaan, in ten minste één nieuwsblad van elke der bovenbedoelde gemeenten tweemaal opgenomen met een tussentijd van dertig dagen.
Art.27. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De vereisten vervat in de eerste vier alinea's van artikel 23 dezer samengeordende wetten, zijn voorgeschreven op straffe van nietigheid der aanvraag; die van het laatste lid van artikel 23 en van de artikelen 24, 25 en 26 op straffe van nietigheid van het onderzoek.
Het voldoen aan de vereisten omtrent het aanplakken en omtrent het opnemen in de nieuwsbladen wordt, binnen acht dagen, bij de bestendige deputatie bevestigd door de colleges van burgemeester en schepenen met overlegging van de nieuwsbladen, zo er grond voor is.
Art.28. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Aanvragen van mededingers en verzetschriften worden door de bestendige deputatie, op welker beschikking werd overgegaan tot opnemen in de nieuwsbladen en aanplakking, ontvangen tot na verloop van een termijn van zestig dagen te rekenen van de datum der aanplakking.
Zij worden buitengerechtelijk betekend aan de gouverneur der provincie en, door de zorg van de provinciale griffier, overgeschreven in het bij artikel 24 bedoeld boek.
Op verzoek van hun inzenders, worden zij bij exploot aan de belanghebbende partijen betekend.
De aanvragen van mededingers moeten alleen dan worden opgenomen in de nieuwsbladen en aangeplakt, zoals hierboven is bepaald, wanneer zij mijnvelden begrijpen gelegen buiten het gebied der eerste aanvraag, derwijze nochtans dat dit vereiste geen reden is om het onderzoek van deze aanvraag op te schorsen.
Art.29. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De artikelen 23 tot en met 28 zijn niet van toepassing op de aanvragen om vergunning, om uitbreiding en handhaving van vergunning ingediend vóór de afkondiging der wet van 5 juni 1911.
Degene dezer aanvragen, welke reeds de Minister van Nijverheid, Arbeid en Bevoorrading zijn toegekomen, worden voor geldig gehouden zonder enige formaliteit te moeten herbeginnen. Voor de voortzetting van het onderzoek blijven de overige aanvragen onderworpen aan de voorschriften van de artikelen 22 tot 27 der wet van 21 april 1810 en met naleving van deze voorschriften worden zij insgelijks voor geldig gehouden wanneer zij de Minister van Nijverheid, Arbeid en Bevoorrading toekomen.
Art.30. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Na verloop van het tijdsbestek voor de aanplakking en op bewijs dat voldaan is aan de vereisten, bepaald bij de voorgaande artikelen, brengt de met het onderzoek belaste bestendige deputatie, op verslag van de mijningenieur en na inlichtingen te hebben ingewonnen omtrent de rechten en middelen der aanvragers, haar advies uit ten laatste binnen zestig dagen.
De bestendige deputatie van elke der overige provinciën, over welke de mijn zich uitstrekt, brengt, op verslag van de mijningenieur, haar advies uit binnen dezelfde termijn van zestig dagen.
Deze adviezen worden, met al de stukken van het onderzoek, overgemaakt aan de Minister van Nijverheid, Arbeid en Bevoorrading.
Art.31. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Over de aanvraag om vergunning wordt bepaald beslist bij een koninklijk besluit, genomen na de (Raad van State) gehoord te hebben. <R 23-08-1948, art. 1>
Art.32. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Geen vergunning tot mijnveldontginning, uitbreiding of handhaving kan verleend worden in strijd met het advies van de (Raad van State). <R 23-08-1948, art. 1>
Art.33. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Nadat de bestendige deputatie haar advies heeft uitgebracht en tot op de dag van het vergunningsbesluit, mag elk verzet nog worden gericht tot de Minister van Nijverheid, Arbeid en Bevoorrading, die het zal aanhangig maken bij de (Raad van State); evenwel, zo de Raad reeds zijn advies heeft uitgebracht, dan kan een verzet hem nog enkel bereiken bij koninklijk besluit.
In alle gevallen wordt het verzet, op verzoek van de tegenstander, bij exploot betekend aan de belanghebbende partijen.
Indien het verzet steunt op de eigendom der mijn, door vergunning of anderszins verkregen, worden partijen verwezen naar de gerechtshoven en rechtbanken. Deze verwijzing wordt bevolen bij koninklijk besluit, de (Raad van State) gehoord. <R 23-08-1948, art. 1>
Art.34. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Ingeval de voorschriften van de voorgaande artikelen niet werden nageleefd, kan de nietigheid der vergunning door de rechtbanken worden uitgesproken.
De rechtsvordering tot nietigverklaring verjaart door verloop van een termijn van vijf jaren, te rekenen van de afkondiging van de vergunningsakte in het Staatsblad.
Art.35. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De uitgestrektheid van het mijnveld wordt vastgesteld in de akte van vergunning. Zij wordt begrensd door loodrechte plannen, lopende door punten op de bovengrond aan te duiden, naar een stelsel aangenomen door de Minister van Nijverheid, Arbeid en Bevoorrading.
Deze plannen worden getrokken van de bovengrond naar de ondergrond tot op een onbepaalde diepte.
Bij uitzondering, wanneer de omstandigheden het mochten eisen, mag het mijnveld op bepaalde diepten uitscheiden en de begrenzing anders worden aangegeven dan door loodrechte plannen.
Art.36. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Behalve de bepalingen omtrent de uitvoering der wetten en verordeningen op de politie der mijnen, mogen de bestekken de verplichtingen vaststellen die de vergunninghouders moeten in acht nemen, hetzij om de gezondheid op de werken te verzekeren, hetzij met het oog op hun aansluiting bij inrichtingen, die ten doel hebben in het algemeen belang havens of kaden aan te leggen, toe te rusten of te benuttigen, bestemd voor het in- en overladen van de mijnvoortbrengselen.
§ 2. - Mijnbouwvergunningen ten behoeve van de Staat en voorbehouden mijnvelden.
Art.37. <Zie nota onder TITEL> <NOTA 1 : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> <NOTA 2 : opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1982-06-30, art. 2> De Staat, wanneer hij aanvrager is om vergunning, is niet verplicht te bewijzen dat een ontginbaar kolenveld aanwezig is, noch dat hij de nodige middelen bezit om de werken te ondernemen en te leiden, alsook de rechten en vergoedingen te betalen welke door de vergunningsakte worden opgelegd.
Zijn aanvragen worden van rechtswege toegestaan, behoudens de vergoedingen in voorkomend geval verschuldigd aan de ontdekkers en aan de eigenaars van de bovengrond.
De (Raad van State) neemt daarvan kennis, doch alleen wat betreft het toezicht over de formaliteiten en de bepaling der private belangen die behoren te worden aangezuiverd door de akte waarbij vergunning wordt verleend aan de Staat. <R 23-08-1948, art. 1>
Art.38. <Zie nota onder TITEL> <NOTA 1 : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> <NOTA 2 : opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DWG 1982-06-30, art. 2> <W 24-01-1958, enig art.> Alleen aan de Staat kan worden verleend de concessie der steenkolenmijnen :
1° in de terreinen die op de bij deze gecoördineerde wetten gevoegde kaart A in lichtrode kleur zijn aangeduid;
2° in de andere terreinen dan die welke hierboven zijn bedoeld en die welke het voorwerp hebben uitgemaakt van een steenkolenmijnconcessie, gelegen binnen het gebied begrensd ten zuiden door de over de toren der Sint-Kwintenskerk te Hasselt lopende breedtegraad, ten westen door de over de toren der Sint-Gummaruskerk te Lier lopende middaglijn, en ten noorden en ten oosten door de rijksgrens.
De concessie wordt verleend overeenkomstig artikel 37 van onderhavige wet. Bij uitzondering op artikel 25 eensdeels, brengt de mijningenieur evenwel geen verslag uit en beveelt de bestendige deputatie, onmiddellijk nadat de aanvraag van de Staat overgeschreven is, dat zij wordt aangeplakt en bekendgemaakt; en bij uitzondering op artikel 30 anderdeels, blijven het verslag van de mijningenieur en het advies van de bestendige deputatie achterwege.
Het vast recht is aan de eigenaar van de bovengrond pas verschuldigd vanaf het tijdstip waarop de Staat tot de ontginning van de concessie overgaat of deze verpacht.
Bij verpachting door de Staat vallen de op grond van artikel 22 aan de ontdekkers verschuldigde vergoedingen ten laste van de Staat als concessiehouder en de op grond van artikel 46 aan de eigenaars verschuldigde vergoedingen ten laste van elk van de pachters.
De aan de Staat verschuldigde pachtvergoeding wordt bepaald volgens de in het verpacht gedeelte jaarlijks gewonnen tonnemaat; de vergoeding per ton bedraagt minstens 2,5 % der gemiddelde waarde van de door elke pachter gewonnen kolen zoals deze waarde door de Koning vastgesteld is voor het berekenen van het aan de eigenaars van de bovengrond verschuldigde recht. In geval van laagconjunctuur, kan dit percentage op eensluidend advies van de Nationale Raad voor de Steenkolenmijnen worden verlaagd.
Art. 38bis. <Zie nota onder TITEL> <NOTA 1 : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> <NOTA 2 : opgeheven voor het Vlaamse Gewest bij DVR 1982-06-30, art. 2> <W 24-01-1958, enig art.> Van de hem geconcedeerde steenkolenmijnen kan de Staat alleen deze overdragen of verpachten welke gelegen zijn in de terreinen, die op de bij deze gecoördineerde wetten gevoegde kaart B in blauwe kleur en met de letters B1 en C1 zijn aangeduid.
Deze mijnen kunnen enkel aan reeds ontginnende vennootschappen en aangrenzende concessiehouders worden overgedragen of verpacht.
De overdracht kan slechts gebeuren bij wijze van inbreng en tegen vergoeding door afgifte van aandelen, die het maatschappelijk kapitaal van de betrokken vennootschappen vertegenwoordigen.
De voorwaarden van overdracht worden op eensluidend advies van de Nationale Raad voor de Steenkolenmijnen vastgesteld.
De duur van de verpachting mag niet meer dan vijftig jaar bedragen. Onverminderd de toepassing van artikel 8, kan de verpachting eerst geschieden na eensluidend advies van de Nationale Raad voor de Steenkolenmijnen.
De overdrachts- en verpachtingsovereenkomsten worden bij een in Ministerraad overlegd koninklijk besluit goedgekeurd. Alvorens deze overeenkomsten bij koninklijk besluit goedgekeurd worden, blijven ze gedurende dertig dagen op het bureau der Kamers neergelegd.
De cessionaris en de pachter zijn gehouden de ontginning binnen een termijn van drie jaar na de goedkeuring van de overeenkomst te beginnen, bij gebreke waarvan, voor de betrokken reserves, de procedure van artikel 71bis kan worden ingeroepen.
De Koning wijst uit een door de Nationale Raad voor de Steenkolenmijnen voorgedragen dubbele lijst voor elke betrokken vennootschap een commissaris aan, die er mede belast is er voor te waken dat de geconcedeerde reserves volledig ontgonnen worden in voorwaarden die met het algemeen belang stroken.
De regeringscommissaris kan zich door de bestuurs- en beheersorganen de voor het vervullen van zijn opdracht nodige bescheiden en inlichtingen laten verstrekken. Op zijn verzoek zal hij door deze organen gehoord worden; hij moet opgeroepen worden telkens wanneer deze organen beraadslagen over vraagstukken die tot zijn opdracht behoren.
Hij brengt bij de Nationale Raad voor de Steenkolenmijnen en bij de Minister onder wiens bevoegdheid de mijnen ressorteren, verslag uit over zijn vaststellingen.
§ 3. - Vereniging van verschillende mijnvelden.
Art.39. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Verschillende mijnvelden waarvoor vergunning tot ontginning werd verleend, kunnen in de handen van dezelfde vergunninghouder, enkeling of vertegenwoordiger ener vennootschap worden verenigd, doch mits verplichting de ontginning voort te zetten van ieder concessieveld.
Afdeling 2. - Verplichtingen der mijnveldeigenaars.
§ 1. - Belastingen.
Art.40. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De ontginning van mijnvelden wordt niet beschouwd als koophandel (...) <W 29-10-1919, art. 10>
Art.41. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> (Opgeheven) <W 03-03-1929, enig art.>
Art.42. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> (Opgeheven) <W 03-03-1929, enig art.>
Art.43. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> (Opgeheven) <W 03-03-1929, enig art.>
Art.44. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De vroeger aan de Staat verschuldigde belastingen, 't zij krachtens wetten, verordeningen of reglementen, 't zij wegens de in de akte van mijnbouwvergunning aangegeven voorwaarden, 't zij wegens aanslagen en toekenningen ten voordele van het domeinbeheer, zullen niet meer verschuldigd zijn te rekenen van de dag waarop de nieuwe belastingen zullen gevestigd zijn.
Art.45. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Worden niet begrepen onder de afgeschafte vroegere belastingen, deze verschuldigd wegens renten, rechten en wegens om het even welke prestaties, wegens overdracht van fondsen of wegens andere dergelijke oorzaken, zonder evenwel af te wijken van de wetten waardoor de leenrechten werden afgeschaft.
Art.46. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Het recht bij artikel 6 dezer samenordening toegekend aan de bovengrondeigenaars zal bepaald worden op een door de akte van mijnbouwvergunning vastgestelde som.
De bij artikel 6 en het vorige lid aan de bovengrondeigenaars te betalen vergoeding zal geregeld worden door middel van een vast recht en van een met de opbrengst der mijn evenredig recht.
Art.47. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Het vast recht zal bepaald worden door de akte van mijnbouwvergunning. Het zal niet minder bedragen dan 25 centiem per hectare oppervlakte.
Art.48. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Het evenredig recht door de mijnconcessiehouders te betalen aan de eigenaars van de bovengrond, wordt berekend naar de zuivere opbrengst van de mijn. Een koninklijk besluit bepaalt de regelen welke behoren te worden gevolgd voor het schatten van die opbrengst en de stukken welke de mijnontginners moeten overleggen.
Art.49. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Het vast recht zal bepaald worden op 1 tot 3 % der zuivere mijnopbrengst, zoals die opbrengst jaarlijks vastgesteld wordt door de ramingscommissie, 't zij naar de door de mijnontginners en mijningenieurs verstrekte inlichtingen, 't zij bij wijze van aanslag of abonnement.
Die vergoeding wordt gelijkelijk verdeeld onder de bovengrondeigenaars naar de oppervlakte der aan elk van hen toebehorende gronden, zoals die aangegeven wordt in het concessieveldplan.
De bovengrondeigenaars kunnen tegen de raming der zuivere opbrengst, zoals ze door de Ramingscommissie werd vastgesteld, in voorziening komen bij de bestendige deputatie der provincie.
(Tegen de beslissing van de bestendige deputatie kan bij de Raad van State beroep aangetekend worden door de inspecteur-generaal der mijnen en door elke belanghebbende. Dit beroep wordt ingesteld, onderzocht en geoordeeld overeenkomstig de bepalingen voorzien bij het koninklijk besluit dat de rechtspleging voor de Raad van State regelt.) <R 23-08-1948, art. 2>
Hij die, met intrekking tot het mijnveld, de rechtsopvolger is van de eigenaar, zal de bij dit artikel aan deze te betalen vergoeding genieten.
§ 2. - Vergoedingen verschuldigd voor het ingebruiknemen van de bovengrond en voor beschadiging van andere mijnen.
Art.50. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De mijnveldeigenaars zijn er toe gehouden de vergoedingen te betalen aan de bovengrondeigenaars op wier grond ze hun werken willen oprichten.
Zijn het maar tijdelijke werken, die de mijnveldopspoorders of de mijnveldeigenaars uitvoeren en kan de grond, waarop ze worden uitgevoerd, binnen het verloop van een jaar weer vruchtbaar gemaakt worden zoals hij vroeger was, zo wordt de vergoeding bepaald op het dubbel van de zuivere opbrengst, die de beschadigde grond anders zou gegeven hebben.
De in de twee vorige paragrafen vermelde werken mogen niet uitgevoerd worden, dan mits toestemming van de eigenaar of mits machtiging der Regering, verleend na raadpleging van de (Raad van State), de eigenaar gehoord. <R 23-08-1948, art. 1>
Art.51. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Wanneer het ingebruiknemen van gronden voor het opsporen van mijnvelden of voor het uitvoeren van mijnwerken de bovengrondeigenaars langer dan één jaar van het genot der met dat grondgebruik verbonden inkomst berooft, of wanneer de gronden na uitvoering der werken niet meer kunnen bebouwd worden, kan van de mijnveldeigenaars geëist worden dat die gronden ten gebruike van het mijnbedrijf door hen worden verworven. Indien de bovengrondeigenaar zulks vordert, moeten de te zeer beschadigde of over een te groot gedeelte van hun oppervlakte verwoeste grondstukken geheel worden aangekocht door de mijnveldeigenaar.
De prijsraming zal, wat de wijze betreft, gedaan worden naar de gewone voorschriften van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering; maar de te verwerven grond zal immer op het dubbel geschat worden van de waarde die hij had vóór de ontginning van het mijnveld.
Art.52. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Wanneer, door de nabijheid of enige andere oorzaak, de ontginning van een mijnveld schade veroorzaakt aan de ontginning van een ander mijnveld wegens het water dat in grote hoeveelheid in de mijn van laatstvermeld mijnveld indringt; wanneer, anderzijds, diezelfde ontginning een tegenovergesteld uitwerksel heeft en er aanleiding toe geeft al of een deel van het water uit de mijn van een ander mijnveld weg te leiden, dan is de vergunninghouder van het eerste mijnveld tot schadevergoeding aan die van het ander mijnveld verplicht en omgekeerd; de schadevergoeding zal door deskundigen geregeld worden.
Art.53. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> <W 10-10-1967, art. 3-30> Over alle vraagstukken betreffende de vergoedingen door mijneigenaars te betalen wegens opsporingen of werken die aan de akte van concessie voorafgaan, wordt beslist door de rechters zitting houdend in burgerlijke zaken.
§ 3. - Van de verplichtingen ten aanzien van het arbeiderspersoneel.
Art.54. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> (Opgeheven) <KB 40 24-10-1967, art. 28, 1°>
Art.55. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De vergunninghouders moeten stortbaden ter beschikking van de werklieden stellen.
Een koninklijk besluit bepaalt hoe de stortbaden moeten worden ingericht ten ontginningszetel van elke in werking gebrachte kolenmijn, alsmede de termijnen verleend tot het in gebruik stellen daarvan.
Art.56. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De vergunninghouders moeten in hun werkplaatsreglementen de bepalingen vermelden in deze paragraaf vervat.
Zij zijn verplicht de boeken te houden, die het beheer der mijnen nodig acht voor het toezicht.
Art.57. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De mijningenieurs zijn, buiten hun gewone werkzaamheden, gelast te waken op de uitvoering van al de bepalingen in deze titel vervat.
Zij hebben vrije toegang tot de inrichtingen, onder hun toezicht geplaatst.
Zij mogen eisen dat al de stukken, die men verplicht is te houden, hun worden opengelegd.
De vergunninghouders, hun gelastigden en werklieden zijn gehouden de nodig geachte inlichtingen te verschaffen.
Afdeling 3. - Van de aansprakelijkheid wegens schade voortspruitende uit de ontginning.
Art.58. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> (De concessionaris van een mijn is van rechtswege gehouden tot vergoeding van elke schade veroorzaakt door de in de mijn uitgevoerde werken, met uitsluiting van de schade veroorzaakt door de werken uitgevoerd door een buurconcessionaris die een gedeelte van de mijn bij verpachting ontgint; in zodanig geval is de pachter van rechtswege aansprakelijk.) <W 12-05-1955, art. 2>
Hij kan worden gehouden zekerheid te stellen tot het betalen van elke vergoeding, indien zijn ondergrondse werken van aard zijn, om, binnen een kort tijdsverloop, een bepaalde schade te veroorzaken en indien het te vrezen is dat zijn middelen niet toereikend mochten zijn om de gevolgen van zijn mogelijke aansprakelijkheid te bestrijden.
De rechtbanken oordelen over de noodzakelijkheid van deze waarborg en bepalen daarvan de aard en het bedrag.
Dezelfde voorschriften zijn van toepassing op elke persoon die opsporingswerken verricht.
Bij overdracht van eigendom, zijn de gewezen en de nieuwe eigenaar hoofdzakelijk aansprakelijk voor de schade voortspruitende uit werken, reeds uitgevoerd op het ogenblik der overdracht.
Art. 58bis. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> <W 02-07-1973, enig art.> Iedere aanvraag tot het inspannen van een geding inzake schadeloosstelling van een door de in artikel 58 bedoelde werken benadeelde eigenaar, moet vooraf, op verzoek van een van de partijen, met het oog op verzoening voorgelegd worden aan de rechter die bevoegd is om er in eerste instantie kennis van te nemen.
Indien de aansprakelijkheid betwist wordt, verklaart de concessiehouder of de pachter dit tijdens het verschijnen met het oog op verzoening.
Indien de concessiehouder of de pachter zijn aansprakelijkheid niet betwist, moet hij binnen zes maanden na het rekwest een onherroepelijk vergelijksaanbod doen aan de aanvrager. In dringende gevallen wordt door de bevoegde rechter een kortere termijn vastgesteld.
De concessiehouder of de pachter wiens onvermogen erkend is in de zin van artikel 9 van de bij koninklijk besluit van 3 februari 1961 gecoördineerde wetten betreffende het Nationaal Waarborgfonds inzake kolenmijnschade, moet onmiddellijk het Nationaal Waarborgfonds in het geding betrekken.
Art.59. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> <W 10-10-1967, art. 3-30> De vrederechters nemen kennis van de rechtsvorderingen tot vergoeding van de toegebrachte schade, in laatste aanleg, tot een bedrag van 60.000 frank en in eerste aanleg, ongeacht het bedrag van de vordering.
Ingeval een deskundig onderzoek nodig is, mag dit door een enkele deskundige worden gedaan.
Art. 59bis. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> <W 29-05-1949, art. 1> In de geschillen die minder dan 60.000 frank bedragen, mag door de deskundigen generlei voorraad gevraagd worden tenzij voor onkosten en voorschotten; de staten van hun erelonen zullen met hun verslag ingediend worden; zij worden begroot door de rechter, en de regeling ervan geschiedt krachtens het vonnis.
Wanneer de verantwoordelijkheid van de kolenmijn niet bewezen is, gelast de rechter een mijningenieur zijn advies te geven; zo de verantwoordelijkheid van de kolenmijn wordt bewezen, wijst de rechter één of meer deskundigen aan, gekozen volgens de aard van de schade, en die verslag uitbrengen over het bedrag ervan.
De rechter bepaalt een termijn voor de neerlegging van het verslag. Die termijn kan verlengd worden door de rechter, zo hij het nodig acht.
Zo de deskundige of het college van deskundigen het verslag niet binnen de bepaalde termijn heeft ingediend, dan wordt hij vervangen op verzoek van de meest gerede partij, onverminderd de schadevergoeding die de partijen mochten bekomen tegen de deskundigen om de door hen aanvaarde opdracht niet te hebben vervuld. In dit geval moet de deskundige of het college van deskundigen daarenboven de door de partijen verleende voorschotten terugbetalen en de gedane onkosten dragen.
De staten van deskundigen worden begroot door de rechter, die uitspraak doet over de grond.
De regelen betreffende het deskundig onderzoek gelden insgelijks voor de onderscheidene rechtsmachten.
Afdeling 4. - Afstand van vergunning.
Art.60. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Elke vergunninghouder mag, met machtiging van de Koning, afstand doen van het hem vergund mijnveld, indien werd bevonden dat er geen ontginbare afzetting van de stof, welke het voorwerp der vergunning uitmaakte, voorhanden is, of indien de vergunde afzetting opgehouden heeft met voordeel ontginbaar te zijn.
In het eerste geval, mag de afstanddoening ook slechts een gedeelte der vergunning betreffen.
Art.61. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Aanvraag om afstanddoening wordt ingediend en onderzocht volgens de regelen voorgeschreven door de wet omtrent aanvragen om vergunning.
Derde belanghebbenden kunnen in verzet komen tegen de aanvraag, mits artikel 28 wordt nageleefd.
De aanvraag wordt voor de eiser en op zijn kosten betekend aan de schuldeisers die een niet vervallen inschrijving op de mijn bezitten. Het bewijs van de betekening moet bij het verzoekschrift gevoegd worden.
Art.62. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Over elke aanvraag om afstanddoening wordt bij koninklijk besluit uitspraak gedaan. Afstand wordt slechts op gunstig advies van de (Raad van State) ingewilligd.
Een koninklijk besluit regelt daarvan de voorwaarden en bij voorkomend geval, bepaalt de tijdsbestekken binnen welke de aanvrager :
1) moet uitvoeren de voorgeschreven veiligheidswerken, overeenkomstig de van kracht zijnde wetten en verordeningen;
2) moet bekomen de handlichting van elke verpanding van de mijn.
Deze tijdsbestekken mogen, in buitengewone gevallen, op aanvraag van de vergunninghouder worden verlengd bij koninklijk besluit, de (Raad van State) gehoord. <R 23-08-1948, art. 1>
Art.63. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Na verloop van de bij het vorig artikel voorziene tijdsbestekken doet de aanvrager aan de bestendige deputatie een bewijsschrift van de hypotheekbewaarder geworden, waarbij wordt bevestigd dat de mijn onbezwaard en vrij van alle inschrijving is en bericht hij aan dat college dat de voorgeschreven werken zijn uitgevoerd.
De bestendige deputatie, de mijningenieur gehoord, doet, binnen zestig dagen na de ontvangst van het hierboven voorziene getuigschrift uitspraak over de vervulling van de voorwaarden die de aanvrager zijn opgelegd.
Het besluit van de bestendige deputatie wordt door de zorg van de gouverneur, bij aangetekende brief, ter kennis gebracht van de aanvrager, van de derde personen die in verzet komen en van de Minister van Nijverheid, Arbeid en Bevoorrading.
De hypothecaire of bevoorrechte schuldeisers die het recht niet hebben verloren een inschrijving op de mijn te nemen of deze inschrijving te vernieuwen, mogen van dit recht gebruik maken tot aan bedoeld besluit of, ingeval zij in beroep komen zolang de termijn van dertig dagen, bij artikel 64 bepaald, niet is verstreken.
Art.64. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De belanghebbenden alsook de gouverneur mogen in beroep komen van de beschikkingen, krachtens het vorig artikel door de bestendige deputatie genomen.
Dit beroep moet ter griffie van het provinciaal bestuur worden ingediend binnen dertig dagen te rekenen van de kennisgeving.
Over dit beroep wordt beslist door de Minister van Nijverheid, Arbeid en Bevoorrading, die vooraf het advies van de (Raad van State) inwint. <R 23-08-1948, art. 1>
Art.65. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Een door het Staatsblad afgekondigd bericht maakt bekend of aan de vereisten van het koninklijk besluit al of niet is voldaan.
Bij voorkomend geval, wordt de afstanddoening eerst van kracht te rekenen van de dag dezer bekendmaking.
Art.66. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Afstand heeft ten gevolge de mijneigenaar voor de toekomst te ontheffen van de verschillende lasten voortspruitende uit de vergunning. Hij blijft aansprakelijk tegenover de belanghebbenden voor de schade veroorzaakt door zijn ontginningswerken.
Art.67. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De ontbonden mijnmaatschappijen mogen hun vereffening niet afsluiten alvorens het haar vergund mijnveld te hebben overgedragen of, bij voorkomend geval, het te hebben afgestaan overeenkomstig de voorschriften van deze samengeordende wetten.
Afdeling 5. - Vervallenverklaring van de vergunningen tot ontginning.
Art.68. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Elke vergunninghouder is verplicht tenzij bij wettige verhindering, zijn werken ten laatste vijf jaren na de bekendmaking der akte van vergunning te beginnen.
Deze termijn neemt, wat betreft de vergunningen die aan deze wet voorafgaan, een aanvang te rekenen van het in werking treden derzelve.
De binnen dit tijdsbestek begonnen werken moeten geleidelijk worden voortgezet tot het werkelijk ontginnen der mijn en mogen niet worden geschorst zonder wettige redenen.
Art.69. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De vergunning vervalt zes maanden na een aanmaning, behoorlijk aan de vergunninghouder betekend door de Minister van Nijverheid, Arbeid en Bevoorrading :
1° indien de vergunninghouder in gebreke blijft te voldoen aan de vereisten van het vorig artikel;
2° indien van de begonnen ontginningswerken sinds ten minste vijf jaren werd afgezien en deze, na de hierboven voorziene aanmaning, niet werden hervat en regelmatig voortgezet gedurende ten minste vijf jaren.
De vergunninghouder mag evenwel van de overwegende redenen zijner werkloosheid doen blijken;
3° wanneer, zonder erkende wettige oorzaak en door het toedoen van de vergunninghouder, de ontginning op zodanige wijze is beperkt of geschorst dat de openbare veiligheid is bedreigd of de behoeften der verbruikers in gevaar zijn gebracht.
Art. 69bis. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> <W 18-07-1975, art. 17> Onverminderd de oorzaken van vervallenverklaring waarin artikel 69 voorziet, kan iedere steenkolenmijnconcessie door de Koning ambtshalve vervallen worden verklaard bij toepassing van artikel 16 van de wet betreffende het opsporen en exploiteren van ondergrondse bergruimten in situ bestemd voor het opslaan van gas.
Het koninklijk besluit bepaalt dat de vervallenverklaring als intrekking geldt. Dat besluit kan voorschrijven dat de concessiehouder van de vervallen verklaarde concessie niet meer verplicht zal zijn in het onderhoud van de mijn te voorzien overeenkomstig artikel 73 en het dan bedingen dat die verplichting zal rusten op de houder van de exploitatievergunning van de ondergrondse bergruimte in situ bestemd voor het opslaan van gas.
Wanneer die vervallenverklaring geschiedt overeenkomstig de twee vorige leden, zullen artikel 70 en artikel 71, eerste lid, niet van toepassing zijn.
Art.70. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De rechtsvordering tot vervallenverklaring wordt vóór de burgerlijke rechtbanken gebracht ten verzoeke van het openbaar ministerie, hetwelk handelt op aanvraag van de Minister van Nijverheid, Arbeid en Bevoorrading, opgesteld overeenkomstig het advies van de (Raad van State.) <R 23-08-1948, art. 1>
Art.71. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Is de vervallenverklaring aangenomen door een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of arrest, dan wordt de vergunning bij koninklijk besluit ingetrokken.
De intrekking heeft haar uitwerking te rekenen van de dag, waarop dit koninklijk besluit bindend wordt. Zij brengt de zaken op dezelfde voet alsof de vergunning niet werd verleend. De mijn kan slechts krachtens een andere vergunningsakte opnieuw worden ontgonnen.
Art. 71bis. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> <W 02-02-1951, enig art.> Wanneer elke ontginning in een steenkolenmijnvergunning stopgezet is en de Nationale Raad voor de Steenkolenmijnen erkent dat een economische ontginning van de mijn door de vergunninghouder niet langer mogelijk is, kan de Koning, op de voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de mijnen behoren en op het eensluidend advies van de Raad van State, de vergunning onmiddellijk, zonder voorafgaand vonnis, intrekken.
(Dezelfde procedure kan, na raadpleging van de Nationale Raad voor de Steenkolenmijnen gevolgd worden voor eender welke concessie waarin de werken niet begonnen zijn binnen een termijn van tien jaar volgend op de bekendmaking van de akte van concessie.) <W 24-01-1958, art. 4>
Vijftien dagen ten minste vóór hij het geval bij de Nationale Raad voor de Steenkolenmijnen aanhangig maakt, geeft de Minister tot wiens bevoegdheid de mijnen behoren van zijn voornemen kennis aan de vergunninghouder van de mijn, die zijn opmerkingen aan genoemde raad kan voorleggen.
De vergunninghouder wiens vergunning ingetrokken wordt, is onderworpen aan de verplichtingen bij artikel 73 opgelegd.
Slechts krachtens een nieuwe vergunningsakte, verleend op het eensluidend advies van de Nationale Raad voor de Steenkolenmijnen, kan de mijn opnieuw worden ontgonnen.
De nieuwe vergunninghouder geniet de voordelen bepaald in artikel 72.
Art.72. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De nieuwe vergunninghouder heeft het recht zonder vergoeding over te nemen de putten, de gangen en al de ondergrondse werken in 't algemeen.
Wat de andere aanhorigheden der mijn betreft, inzonderheid wat betreft de gronden, de gebouwen, de werktuigen, hij kan deze niet overnemen dan met last de vervallen vergunninghouder te vergoeden volgens schatting der deskundigen.
De vergoeding mag evenwel niet te boven gaan het bedrag der uitgaven werkelijk gedaan voor het aankopen of bouwen van voormelde aanhorigheden.
Voor de benoeming der deskundigen, de bepaling, de bewaarstelling en de betaling der vergoeding, alsook voor de inbezitstelling der overgenomen aanhorigheden, wordt gehandeld zoals inzake van onteigening ten algemenen nutte. Aangaande de zakelijke rechten waarmede de aanhorigheden mochten bezwaard zijn, brengt de bewaarstelling de gevolgen teweeg welke door de desbetreffende wetten zijn bepaald.
Art.73. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De vervallen verklaarde vergunninghouder blijft aansprakelijk voor de schade die wordt erkend te zijn veroorzaakt door zijn ontginning.
Totdat er een nieuwe vergunning is verleend, is hij verplicht in het onderhoud der mijn te voorzien.
Blijft hij in gebreke de nodige werken tot het vrijwaren van de openbare veiligheid en van het behoud der mijn uit te voeren, dan heeft, in spoedeisende gevallen, de Staat het recht, na een zonder gevolg gebleven aanmaning, en zelfs zonder deze formaliteit, ambtshalve daartoe te doen overgaan.
De daarvoor door de Staat gedane kosten en de achterstallige rechten welke hem alsook aan de eigenaars van de bovengrond zijn verschuldigd, zijn bij voorrecht te verhalen op de aanhorigheden der mijn of op de door de nieuwe vergunninghouder krachtens het vorig artikel verschuldigde sommen.
(Afdeling 6. - Intrekking van onbeheerde concessies).
Art. 73bis. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> <W 15-07-1960, art. 2> Wanneer de concessiehouder overleden, onbekend of vermist is en zijn erfgenamen of rechtsopvolgers overleden, onbekend of vermist zijn, wanneer de concessiehouder een ontbonden vennootschap is en in de vervanging van de overleden of vermiste vereffenaars onmogelijk kan worden voorzien, kan de Minister tot wiens bevoegdheid het mijnwezen behoort, op gelijkluidend advies van de Raad van State, in het Belgisch Staatsblad, in twee dagbladen van de hoofdstad en in twee dagbladen van de provincie waar de mijn is gelegen, een bericht doen plaatsen om de eventuele rechthebbenden van de concessie mede te delen dat deze laatste zal worden ingetrokken indien zij hun rechten niet opeisen.
De opeising wordt gedaan door een (gerechtsdeurwaardersexploot) betekend aan de Minister tot wiens bevoegdheid het mijnwezen behoort. <W 05-07-1963, art. 48, § 4>
Indien blijkt dat de belanghebbende geen recht op de concessie heeft, stelt het openbaar ministerie op verzoek van de Minister tot wiens bevoegdheid het mijnwezen behoort, bij de burgerlijke rechtbanken een vordering tot ontkenning van rechten in.
Heeft de titularis van de concessie zijn rechten niet opgeëist of wordt aan de eiser geen enkel recht toegekend, dan kan de concessie zes maanden na de bekendmaking bij koninklijk besluit worden ingetrokken.
Art. 73ter. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> <W 15-07-1960, art. 2> De intrekking heeft uitwerking vanaf de dag waarop het koninklijk besluit in zijn geheel in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt. De intrekking van de concessie ontlast de concessiehouder niet van de aansprakelijkheid wegens de schade waarvan mocht worden bevonden dat zij door zijn ontginning is veroorzaakt.
Slechts krachtens een nieuwe akte van concessie kan de mijn opnieuw worden ontgonnen. De nieuwe concessiehouder heeft het recht, zonder vergoeding, de putten, gangen en alle ondergrondse werken in 't algemeen over te nemen.
TITEL 5. - Toezicht over de mijnen door de administratie.
Art.74. <Zie nota onder TITEL> De mijningenieurs zullen, onder de bevelen van de Minister van Nijverheid, Arbeid en Bevoorrading en van de bestendige deputaties, politietoezicht oefenen tot behoud der gebouwen en tot veiligheid van de grond.
Art.75. <Zie nota onder TITEL> Zij zullen nagaan op welke manier de ontginning gedaan wordt, 't zij om de eigenaars in te lichten omtrent bezwaren of verbeteringen, 't zij om de Administratie op de hoogte te brengen van de gebreken, misbruiken of gevaren welke er mochten in voorkomen.
Art.76. <Zie nota onder TITEL> Wat betreft de mijnen, de graverijen en de onderaardse groeven, alsmede de bovengrondse aanhorigheden, voorzien koninklijke besluiten in de maatregelen te nemen hetzij bij wijze van voorkoming, hetzij in geval van dreigend gevaar, zowel om de openbare veiligheid, gezondheid en gerieflijkheid te waarborgen als met het oog op de gaafheid der mijn, de stevigheid der werken, de veiligheid (...) der arbeiders en het behoud der bovengrondse eigendommen en bruikbare wateren. <W 1998-02-13/32, art. 50, 014; Inwerkingtreding : 01-03-1998>
Zij omschrijven de bevoegdheid der overheden belast met de maatregelen van uitvoering en inzonderheid, zo daartoe aanleiding bestaat, de schorsing van het bedrijf, het verbod voorlopig te ontginnen, zelfs voor een onbepaalde tijd, en het ambtshalve uitvoeren van de nodige werken.
Zij zullen het verhaal en de waarborg waarvan de belanghebbenden genieten vaststellen. Deze besluiten zullen genomen worden na advies van de (Raad van State) (...). <R 23-08-1948, art. 1> <Noot : art. 8 van de wet van 19-08-1948 vertoont voor deze alinea, een verschil tussen de Nederlandstalige en de Franstalige tekst.> <W 1998-02-13/32, art. 50, 014; Inwerkingtreding : 01-03-1998>
De werken, met inbegrip van degene uit te voeren voor de veiligheid der voormalige mijnschachten binnen de omgrenzing van het vergund mijnveld aanwezig, komen ten laste van de tegenwoordige ontginner, zelfs indien deze werken ambtshalve moeten worden uitgevoerd krachtens de verordeningen voorzien bij dit artikel.
Art. 76bis. (Opgeheven) <W 1996-08-04/00, art. 98, 013; Inwerkingtreding : 01-10-1996>
Art. 76ter. (Opgeheven) <W 1996-08-04/00, art. 98, 013; Inwerkingtreding : 01-10-1996>
Art. 76quater.<Zie nota onder TITEL> <W 1989-12-22/31, art. 191, 006; Inwerkingtreding : 09-01-1990> [1 (NOTA : opgeheven met betrekking tot de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de federale wetgever behoren.)]1 Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, houden de door de Koning aangewezen ambtenaren toezicht op de naleving van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.
Deze ambtenaren oefenen dit toezicht uit overeenkomstig de bepalingen van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie.
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 2°, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art.77. <Zie nota onder TITEL> Besluiten, door de Minister van Nijverheid, Arbeid en Bevoorrading krachtens artikel 76 te nemen, mogen slechts uitgevaardigd worden na inwinning van het advies van de (Raad van State); die besluiten moeten met redenen omkleed worden. <R 23-08-1948. art. 1>
In dringende gevallen wordt door de vorige bepaling niet afgeweken van de voorlopige uitvoering der maatregelen, overeenkomstig de bestaande wetten, 't zij door de bestendige deputatie, 't zij door de mijningenieurs voorgeschreven.
TITEL 6. - Mijnbouwvergunningen of mijnontginningen voor de wet van 21 april 1810.
§ 1. - De vroegere mijnbouwvergunningen in 't algemeen.
Art.78. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Zij, die vóór de wet van 1810 een mijnbouwvergunning hadden verkregen, worden, met de dag van de bekendmaking van die wet, onverstoorbare eigenaars zonder enige voorafgaande formaliteit van aanplakking, nazien van gronden of andere; alleen wordt hun ten laste gelegd, desgevallend, de met de bovengrondeigenaars afgesloten verdragen na te leven zonder dat deze zich de artikelen 6 en 42 der wet van 1810 ten nutte kunnen maken.
Art.79. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> <NOTA : dit artikel is niet meer van toepassing>
§ 2. - Bedrijven waarvoor de wet van 1791 niet werd toegepast.
Art.80. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Wat betreft de mijnveldontginners die de wet van 1791 niet hebben toegepast en die niet overeenkomstig die wet de grenzen van hun mijnveld hebben laten vaststellen, die zullen vergunning verkrijgen om hun huidig mijnveld overeenkomstig deze samengeordende wetten te ontginnen; dienvolgens zullen de grenzen van hun mijnvelden, op hun aanvraag of op aanzoek van de bestendige deputaties, vastgesteld worden, en hun zal alleen ten laste gelegd worden de met de bovengrondeigenaars afgesloten verdragen na te leven zonder dat deze zich de artikelen 6 en 42 der wet van 1810 kunnen ten nutte maken.
Art.81. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> <NOTA : dit artikel is niet meer toepasselijk>
Art.82. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> In geval van plaatselijke gebruiken of oudere wetten welke mochten aanleiding geven tot het oplossen van buitengewone gevallen, zullen deze die mochten voorkomen, opgelost worden door de akten van mijnbouwvergunning of door de rechtbank en gerechtshoven, naar de rechten der partijen voortspruitende uit gevestigde gebruiken, wettig verkregen verjaring of wederzijdse verdragen.
Art.83. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 002; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De moeilijkheden welke mochten oprijzen tussen de administratie en de mijnveldontginners, met betrekking tot de mijnveldgrenzen, worden opgelost door de akte van mijnbouwvergunning.
Wat aangaat de geschillen die mochten oprijzen tussen de naburige ontginners, die worden beslecht door de rechtbanken en gerechtshoven.
TITEL 7. - Verordening betreffende eigendom en ontginning van graverijvelden.
Afdeling 1. - Graverijvelden.
Art.84. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
De graverijveldontginning is aan bijzondere voorschriften onderworpen. Zonder toelating mag er niet worden toe overgegaan.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 84. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
(Opgeheven) <DVR 2003-04-04/13, art. 33, 015; Inwerkingtreding : 08-07-2004>
++++++++++
Art.85. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
In de akte van toelating worden de grenzen bepaald van het verleend graverijveld alsmede de na te leven voorschriften, wat aangaat de openbare veiligheid en gezondheid.
Afdeling 2. - Eigendom en ontginning van oerafzettingen.
Art.86. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
De eigenaar van de grond waarop oer te vinden is moet die in voldoende hoeveelheid ontginnen om zoveel mogelijk in de behoeften te voorzien van de in de nabijheid met wettige toelating opgerichte inrichtingen. In dit geval, moet de eigenaar daaromtrent enkel de verklaring doen bij de bestendige deputatie der provincie; die verklaring behelst de aangifte der plaatsen; de afvaardiging verleent akte van deze verklaring, wat voor de eigenaar tot toelating dient en deze mag dan zonder verdere formaliteiten ontginnen.
Art.87. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Ontgint de eigenaar zelf niet, dan mogen de smelterijondernemers in zijn plaats ontginnen mits :
1° de eigenaar daarvan te verwittigen; deze mag echter binnen de maand na die verwittiging verklaren dat hijzelf begeert te ontginnen;
2° van de bestendige deputatie toelating daartoe te verkrijgen, naar het advies van de mijningenieur, de eigenaar gehoord.
Art.88. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Heeft de eigenaar, na verloop van een maand, niet verklaard dat hij zelf begeert te ontginnen, zo wordt hij geacht van de ontginning af te zien; dan mag de smelterijondernemer, na verkregen toelating, onmiddellijk uitgravingen doen in de onbebouwde en braakliggende gronden en, na de oogst, in al de andere gronden.
Art.89. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Wanneer de eigenaar niet een voldoende hoeveelheid ontgint of zonder wettige reden de uitdelvingswerken gedurende meer dan een maand schorst, dan moeten de smelterijondernemers bij de bestendige deputatie in voorziening komen, ten einde ertoe gemachtigd te worden te zijn plaats te ontginnen.
Laat de smelterijondernemer een maand verlopen zonder van die machtiging gebruik te maken, dan wordt ze geacht niet te zijn verleend en de eigenaar van de grond treedt weer in al zijn rechten.
Art.90. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Wanneer een smelterijondernemer ophoudt een oergrond te ontginnen is hij ertoe gehouden die weer bebouwbaar te maken of de eigenaar schadeloos te stellen.
Art.91. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Indien verschillende smelterijondernemers er naar dingen dezelfde ondergrond te ontginnen, dan stelt de bestendige deputatie, naar het advies van de mijningenieur, vast welke gedeelten elk van hen zal mogen ontginnen.
De bestendige deputatie stelt eveneens vast in welke verhoudingen elke smelterijondernemer het recht zal hebben op oeraankoop, zo de oerafzetting door de eigenaar ontgonnen wordt.
Art.92. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Wanneer de eigenaars de oerafzetting ontginnen om oer aan de smelterijondernemers te verkopen, dan wordt de prijs ervan onder hen in der minne geregeld of door deskundigen gekozen of ambtelijk aangesteld, die moeten rekening houden met de grondligging, met de delfkosten en met de door het delven veroorzaakte schade.
Art.93. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Wanneer de smelterijondernemers oer hebben laten uitdelven, moet er aan de grondeigenaar, vooraleer het oer wordt weggehaald, een vergoeding worden betaald die eveneens moet worden geregeld door deskundigen welke moeten rekening houden met de grondligging, de veroorzaakte schade, de oerwaarde, na afrekening van de ontginningskosten.
Art.94. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Ligt het oer in domeinwouden, in wouden van openbare inrichtingen of van gemeenten, dan kan de toelating tot ontginning slechts verleend worden na de administratie van het boswezen te hebben gehoord. De akte tot toelating moet aangeven over welke gronduitgestrektheid uitgravingen mogen gedaan worden. De ontginners zijn bovendien verplicht de schade te betalen door de ontginning veroorzaakt en de beschadigde plaatsen, of een door de toelatingsakte bepaalde daarmee gelijkstaande oppervlakte opnieuw te bezaaien of te beplanten.
Art.95. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
De eigenaars, smelterijondernemers of bedrijfshoofden, die oer ontginnen, mogen bij die ontginning regelmatige werken niet door ondergrondse galerijen aanleggen, zonder daarvoor een vergunning te hebben verkregen der 1e afdeling van titel III en der bepalingen van titel IV.
Art.96. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Voor oerafzettingen of voor afzettingen waarin het erts aders- of laagsgewijs opgehoopt ligt, mag geen vergunning tot ontginning worden verleend tenzij in de volgende gevallen :
1° wanneer het niet meer mogelijk is aan de open lucht te ontginnen en wanneer het aanleggen van schachten, galerijen en kunstwerken nodig is;
2° wanneer de verdere ontginning, schoon nog mogelijk, weinig jaren moet duren, en nadien de ontginning met schachten en galerijen onmogelijk maken.
Art.97. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
In geval een vergunning tot ontginning wordt verkregen, blijft de vergunninghouder er immer toe verplicht : 1° aan de inrichtingen, welke zich er aanschaften in het concessieterrein, de tot haar bedrijf nodige hoeveelheid te bezorgen tegen de in bij de lasten ingeschreven, of door de administratie vastgestelde prijs; 2° de eigenaars, ten behoeve van welke de ontginning gedaan werd, te vergoeden in verhouding van het inkomen dat ze van het concessieterrein genoten.
Afdeling 3. - Kies en aluinige aarde.
Art.98. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
De ontginning van kies en aluinige aarde wordt onderworpen aan de bij artikelen 84 en 85 voorgeschreven formaliteiten; ze geschiedt door de grondeigenaars, of door andere personen die er toelating voor verkregen hebben omdat eerstgenoemden niet ontgonnen.
Art.99. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Geschiedt de ontginning door niet-eigenaars, dan worden deze, ten gunste der eigenaars, belast met het betalen van een vergoeding, die in der minne of door deskundigen zal bepaald worden.
Afdeling 3bis. -
Art. 99bis. <Zie nota onder TITEL> <W 05-01-1957, art. 3> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Bij gebrek aan toestemming van de eigenaar, kan de Koning iedere onderneming, die daartoe een aanvraag doet, machtigen tot exploitatie van de afzettingen der in artikel 3, 3°, genoemde stoffen, om te voorzien in de bevoorrading van een bedrijfszetel waar diezelfde stoffen sedert ten minste dertig jaar worden gewonnen, op voorwaarde echter :
1° dat de onderneming zelf niet over voldoende reserves beschikt;
2° dat de eigenaar zich niet met winning bezighoudt of, wanneer hij dat wel doet, dat de werking der installaties van de aanvrager onontbeerlijk is voor 's lands economie en dat de delfstofafzettingen, waarvoor de aanvraag wordt gedaan, niet noodzakelijk zijn voor de goede gang van het bedrijf van de eigenaar of voor de normale afschrijving van dezes installaties.
Tevens mag, bij gebrek aan toestemming van de eigenaar, elke onderneming waar men sedert ten minste dertig jaar de stoffen, vermeld onder 3° van artikel 3 ontgint, met machtiging van de Koning, de gronden die in haar exploitatieterrein een enclave of uitsprong maken, in gebruik nemen en exploiteren, op voorwaarde dat zij de economische en rationele exploitatie van de bedden belemmeren en geen deel uitmaken van een in bedrijf zijnde aanpalende onderneming.
De afzettingen gelegen op de in artikel 17 van deze wet opgesomde plaatsen, kunnen alleen dan in aanmerking komen voor een machtiging tot ontginnen, wanneer deze plaatsen gelegen zijn in de zones bestemd voor de nijverheid, zoals deze afgebakend zijn op de bijzondere of algemene plannen van stedebouwkundige aanleg.
Art. 99ter. <W 05-01-1957, art. 3> <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002> De aanvraag wordt gericht aan de bestendige deputatie van de provincieraad der provincie waar het grootste gedeelte van de gevraagde delfstofafzettingen is gelegen.
Hierin zullen worden vermeld :
1° naam, hoedanigheid en woonplaats van de aanvrager;
2° naam, hoedanigheid en woonplaats van de belanghebbende eigenaars;
3° de jaarlijks te ontginnen hoeveelheden van de afzetting die het voorwerp der aanvraag uitmaakt, alsook het gemiddelde van de tijdens de laatste vijf jaren door de aanvrager gewonnen hoeveelheden.
Een op de schaal van 1/2.500 opgemaakt plan, dat de te exploiteren percelen aanduidt, zal er in viervoud worden bijgevoegd.
De mijningenieur, de bestendige deputatie en de Raad van State geven achtereenvolgens hun advies over de aanvraag.
De Koning regelt de procedure voor de inbezitstelling van de gemachtigde.
Art. 99quater. <Zie nota onder TITEL> <W 05-01-1957, art. 3> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
De gemachtigde is de eigenaar een jaarlijkse vergoeding en een jaarlijks recht verschuldigd. De vergoeding is gelijk aan het dubbele van wat het terrein, waarvoor machtiging wordt verleend, netto zou hebben opgebracht. Het recht is evenredig aan de jaarlijkse winning. De vergoeding en het bedrag van het recht worden bij onderling goedvinden of door deskundigen vastgesteld. Eén of meer deskundigen worden door partijen of, bij gebrek aan overeenstemming, op verzoek van de meest gerede partij, door de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg van de zetel der exploitatie aangewezen. Het koninklijk besluit dat de machtiging verleent, geeft het bedrag van het aldus vastgestelde recht aan.
Wanneer in de loop van het jaar geen voldoende winning heeft plaats gehad, wordt het recht berekend op grond van de jaarlijkse winning die in de aanvraag tot machtiging is bedongen. De rechten aldus voor de niet verwezenlijkte winning betaald, worden afgetrokken van die welke zouden verschuldigd zijn voor de eventuele tijdens de volgende jaren verwezenlijkte winningsoverschotten.
De eigenaar kan te allen tijde eisen dat zijn terrein wordt aangekocht en dat de op het tijdstip van de aankoop gekapitaliseerde waarde van het recht wordt uitbetaald.
De aankoopprijs is gelijk aan tweemaal de waarde die het terrein vóór de exploitatie had, zonder rekening te houden met de exploiteerbare stoffen die het bevat.
De waarde van het recht wordt bepaald met inachtneming van de inhoud der afzettingen bij de aankoop, van de jaarlijkse winning in de aanvraag om machtiging aangegeven, van het bedrag van het recht, alsmede van de rechten die reeds voor nog niet verwezenlijkte winning zijn betaald. De in aanmerking te nemen rentevoet wordt door de Koning vastgesteld.
Als de exploitatie van het terrein ten einde is en de eigenaar geen gebruik maakt van het recht hem bij lid 3 van dit artikel verleend, is de gemachtigde verplicht het terrein geschikt te maken voor het gebruik waartoe het tevoren was bestemd. Is dat niet mogelijk, dan is hij gehouden de eigenaar te vergoeden.
Afdeling 4. - Algemene bepalingen betreffende de toelatingen.
Art.100. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Toelating zal verleend worden mits er gebruik van te maken binnen een bepaalde tijd; zij wordt voor een onbepaalde tijd verleend, tenware de duur ervan in de toelatingsakte zelf vermeld werd.
Art.101. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
In geval van overtreding moet het door de bevoegde overheden opgemaakt proces-verbaal worden overgemaakt aan de procureur des Konings, die zo daar reden toe bestaat, de intrekking der toelating en de toepassing der desbetreffende strafwetten zal nastreven.
Art.102. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
De thans bestaande inrichtingen behouden het genot van hun rechten, onder de verplichting voor deze, die nooit een machtiging verkregen hebben, of die de vroeger verkregen machtiging niet meer kunnen vertonen, er een te verkrijgen vóór 1 januari 1813, op straf van een drievoudig toelatingsrecht te betalen voor elk jaar, waarvoor ze verwaarloosd hebben zich daarvan te voorzien en er niettemin gebruik hebben van gemaakt.
Art.103. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
De toelatingsakte voor het oprichten van inrichtingen voor ijzerbewerking machtigt de aanvragers ertoe opsporingen te doen zelfs buiten hun eigendom en de door hen ontdekte, of de vroeger reeds gekende ertsafzettingen te ontginnen, mits de bepalingen van afdeling 2 na te leven.
Art.104. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
De aanvragers worden er eveneens toe gemachtigd zuiveringscilinders, wasserijen en vervoerwegen aan te leggen op de gronden, die hun niet toebehoren, doch onder voorbehoud van het in artikel 17 bedongene; dit alles mits vergoeding aan de eigenaars van de grond en mits ze een maand vooraf ervan te verwittigen.
Art.105. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Worden in bovenstaande artikelen 100 en 104 ingetrokken, de bepalingen betrekking hebbende op de toelating voor nijverheidsinrichtingen.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 105. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
(Opgeheven) <DVR 2003-04-04/13, art. 33, 015; Inwerkingtreding : 08-07-2004>
++++++++++
TITEL 8.
Afdeling 1. - De groeven.
Art.106. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Het Staatsbestuur is gemachtigd de ontginning der groeven in de open lucht binnen de palen en in de voorwaarden die het zal bepalen te onderwerpen aan de politie over de gevaarlijke, ongezonde of hinderlijke gestichten.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 106. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
(Opgeheven) <DVR 2003-04-04/13, art. 33, 015; Inwerkingtreding : 08-07-2004>
++++++++++
Art.107. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
De door onderaardse uitdelvingen ontgonnen groeven zullen insgelijks aan een stelsel van voorafgaandelijke machtiging kunnen onderworpen worden, onverminderd het bij het volgende artikel ingestelde toezicht.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 107. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
(Opgeheven) <DVR 2003-04-04/13, art. 33, 015; Inwerkingtreding : 08-07-2004>
++++++++++
Art.108. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Wanneer de groefontginning geschiedt door middel van ondergrondse galerijen, dan valt ze onder het toezicht van de administratie, zoals gezegd in titel V.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 108. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
(Opgeheven) <DVR 2003-04-04/13, art. 33, 015; Inwerkingtreding : 08-07-2004>
++++++++++
Art. 108bis. <Zie nota onder TITEL> <W 05-01-1957, art. 4> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Bij gebrek aan toestemming van de eigenaar mag elke exploitant van een in open lucht of ondergronds geëxploiteerde, en sedert ten minste dertig jaar gevestigde groeve, met machtiging van de Koning, de gronden welke in zijn exploitatieterrein een enclave of uitsprong vormen, in gebruik nemen en exploiteren, op voorwaarde dat zij de economische en rationele exploitatie van de bedden belemmeren en geen deel uitmaken van een in bedrijf zijnde aanpalende groeve.
De gronden, gelegen op de bij artikel 17 van deze wet opgesomde plaatsen, kunnen alleen dan in aanmerking komen voor een machtiging tot ontginnen, wanneer deze plaatsen gelegen zijn in de zones bestemd voor de nijverheid, zoals deze afgebakend zijn op de bijzondere of algemene plannen van stedebouwkundige aanleg.
De machtiging tot exploitatie en ingebruikneming van het aangevraagde terrein wordt verkregen volgens de in artikel 99ter gestelde regelen.
Rechten en verplichtingen van gemachtigde en eigenaar worden bepaald overeenkomstig artikel 99quater.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 108bis. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
(Opgeheven) <DVR 2003-04-04/13, art. 33, 015; Inwerkingtreding : 08-07-2004>
++++++++++
Afdeling 2. - De turfvelden.
Art.109. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Turfvelden mogen slechts ontgonnen worden door de grondeigenaar of mits dezes toestemming.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 109. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
(Opgeheven) <DVR 2003-04-04/13, art. 33, 015; Inwerkingtreding : 08-07-2004>
++++++++++
Art.110. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Elke eigenaar die thans ontgint of met turfontginning in zijn grond een aanvang wil nemen, mag, op straf van een geldboete van honderd frank, zijn bedrijf niet voortzetten noch aanvangen, tenzij hij zulks vooraf aan de gouverneur der provincie heeft aangevraagd en daartoe de toelating heeft bekomen overeenkomstig de van kracht zijnde bepalingen.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 110. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
(Opgeheven) <DVR 2003-04-04/13, art. 33, 015; Inwerkingtreding : 08-07-2004>
++++++++++
Art.111. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
Een verordening van openbaar bestuur zal de algemene leiding bepalen der uitgravingswerken in de grond waar de turf gelegen is, alsmede de richting der droogmakingsgreppels en ten slotte, al de maatregelen geschikt om de waterafleiding naar de valleien en de aanslijking der turfgraverij te vergemakkelijken.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 111. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
(Opgeheven) <DVR 2003-04-04/13, art. 33, 015; Inwerkingtreding : 08-07-2004>
++++++++++
Art.112. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest bij DWG 2002-07-04/41, art. 18; Inwerkingtreding : 01-10-2002>
De eigenaars-ontginners, 't zij bijzondere personen, 't zij gemeenten, 't zij openbare inrichtingen, zijn verplicht zich daarnaar te gedragen op straf van ertoe gedwongen te worden hun werkzaamheden te schorsen.
++++++++++
GEMEENSCHAPPEN EN GEWESTEN
==========================
Art. 112. (VLAAMSE GEMEENSCHAP)
(Opgeheven) <DVR 2003-04-04/13, art. 33, 015; Inwerkingtreding : 08-07-2004>
++++++++++
TITEL 9. - Aanleggen van nieuwe gemeenschapswegen.
Art.113. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> Op voorstel van de (Raad van State), kan de Regering verklaren dat er ten algemenen nutte wegen dienen te worden aangelegd ten behoeve van de ontginning der mijnen, graverijen en groeven. <R 23-08-1948, art. 1>
Aan de verklaring van bestaand algemeen nut, moet een onderzoek voorafgaan. De bepalingen der wet van 17 april 1835 op de onteigening ten algemenen nutte, alsmede de overige wetten op dat gebied moeten nagekomen worden; de vergoeding, aan de eigenaar verschuldigd, wordt bepaald op het dubbel.
Wanneer de goederen of hun toebehoren in gebruik zijn bij de eigenaars zelf, kunnen de rechtbanken deze omstandigheden in aanmerking nemen bij de bepaling van de schadevergoedingen.
De ondergrondse werken, buiten het geconcedeerd mijnveld uit te voeren met het oog op de luchtstroming, de waterafvoer of het vervoer van de mijnvoortbrengselen, kunnen eveneens van algemeen nut worden verklaard, overeenkomstig de bepalingen van dit artikel.
(TITEL 10. - De rechtspleging voor de Raad van State)
Art.114. <Zie nota onder TITEL> <R 23-08-1948, art. 3> Zo hij het gepast acht, kan de Raad van State beroep doen op de medewerking van de mijningenieurs.
Art.115. <Zie nota onder TITEL> <R 23-08-1948, art. 3> Het advies van de kamer der afdeling administratie van de Raad van State wordt voorafgegaan door een geschreven verslag uitgebracht door een lid van het auditoraat.
Dit verslag vermeldt de feiten en geeft de ontleding der middelen.
Het wordt neergelegd ter griffie binnen de termijn die door de voorzitter der kamer wordt vastgesteld en die door hem kan verlengd worden; per ter post aangetekend schrijven wordt van de neerlegging kennis gegeven aan de aanleggers en aan al wie verzet doet.
De partijen zijn ertoe gehouden woonplaats te kiezen te Brussel. De betekeningen worden te dezer woonplaats gedaan. Binnen de maand na de kennisgeving der neerlegging mogen de partijen hun bezwaarschriften indienen bij de Raad van State die naar gelang van de omstandigheden verdere termijnen kan toestaan om de ingebrachte bezwaren te beantwoorden.
De kamer kan bevelen dat het dossier opnieuw aan een lid van het auditoraat zal worden medegedeeld met het oog op een aanvullend verslag. Dit tweede verslag wordt opgemaakt en neergelegd in dezelfde voorwaarden als het inleidend verslag.
Art.116. <Zie nota onder TITEL> <R 23-08-1948, art. 3> De partijen kunnen ter griffie van de Raad van State mededeling bekomen van al de stukken met betrekking tot de aanvragen tot mijnbouwvergunning, mijnvelduitbreiding of mijnveldbehoud, of met betrekking tot een verzet of een verbod.
De stukken worden voor gezien getekend door de griffier die er een lijst van opmaakt en gewaarmerkte afschriften aflevert aan de belanghebbende partijen die hierom verzoeken.
De adviezen en verslagen die de Kamer goedgevonden heeft aan de mijningenieurs te vragen, worden schriftelijk gesteld, ter griffie neergelegd en eveneens aan de belanghebbende partijen medegedeeld.
Art.117. <Zie nota onder TITEL> <R 23-08-1948, art. 3> De kosten worden vastgesteld overeenkomstig het bepaalde bij het koninklijk besluit tot regeling van de rechtspleging voor de Raad van State.
Art.118. <Zie nota onder TITEL> (Opgeheven) <R 23-08-1948, art. 3>
Art.119. <Zie nota onder TITEL> (Opgeheven) <R 23-08-1948, art. 3>
Art.120. <Zie nota onder TITEL> (Opgeheven) <R 23-08-1948, art. 3>
Art.121. <Zie nota onder TITEL> (Opgeheven) <R 23-08-1948, art. 3>
(TITEL 11. - Deskundige onderzoeken voor de hoven en rechtbanken)
Art.122. <Zie nota onder TITEL> <R 23-08-1948, art. 5> In al de gevallen voorzien bij deze samenordening of voortspruitende uit de omstandigheden, waar een deskundig onderzoek voor de hoven en rechtbanken nodig blijkt, worden de bepalingen van de artikelen 303 tot 323 van titel XIV van het Wetboek van burgerlijke rechtspleging toegepast.
Art.123. <Zie nota onder TITEL> De deskundigen worden aangeduid onder de mijningenieurs of onder de voorname en in mijnaangelegenheden en mijnwerken ervaren mannen.
Art.124. <Zie nota onder TITEL> De procureur des Konings moet immer gehoord worden en zijn conclusies op het verslag der deskundigen neerleggen.
Art.125. <Zie nota onder TITEL> Geen plan kan bij een geschil als bewijsstuk aangenomen worden, indien het niet opgemaakt of nagezien werd door een mijningenieur. Het nazien der plannen geschiedt immer kosteloos.
Art.126. <Zie nota onder TITEL> De onkosten en het loon der deskundigen worden, naar de gevallen, geregeld en vastgesteld door de rechtbanken; hetzelfde geldt wat betreft het ereloon dat toekomt aan de mijningenieurs : dit alles naar het bij een verordening der administratie vastgesteld tarief.
De mijningenieurs evenwel hebben geen recht op ereloon, wanneer hun werk verricht werd in 't belang der administratie, 't zij wegens toezicht van de mijnpolitie.
Art.127. <Zie nota onder TITEL> De inbewaargeving der tot bestrijding van de kosten voor deskundig onderzoek nodige sommen kan door de rechtbank bevolen worden tegen hem die het deskundig onderzoek eist.
TITEL 12. - Strafbepalingen.
Art.128.<Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> [1 De inbreuken op de bepalingen van deze wet en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 [2 en 43 tot 49]2 van het sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van deze wet en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 27, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
(2)<W 2016-02-29/09, art. 74, 018; Inwerkingtreding : 01-05-2016>
Art.129.<Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 003; Inwerkingtreding : 1989-02-06> [1 (NOTA : opgeheven met betrekking tot de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de federale wetgever behoren.)]1 1° De vergunninghouders of hun gelastigden, die het krachtens artikel 57 ingestelde toezicht belemmeren, worden gestraft met een boete van 26 tot 100 frank, onverminderd, zo er grond voor is, de toepassing van de straffen bepaald in de artikelen 269 tot 274 van het Strafwetboek.
In geval van herhaling binnen vijf jaren volgende op een uit kracht van deze bepalingen uitgesproken veroordeling, kunnen de hierboven bepaalde straffen op het dubbel worden gebracht.
2° [Opgeheven] <W 15-07-1957, art. 4>
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 2°, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art.130.<Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> <W 20-07-1955, art. 1> [1 (NOTA : opgeheven met betrekking tot de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de federale wetgever behoren.)]1 Elke andere overtreding van de wet, (met uitzondering van de in artikel 76ter bedoelde) alsmede elke overtreding van de verordeningen, van de voorschriften bij toepassing van deze laatste opgesteld, van de huishoudelijke reglementen die door de ondernemingsraden goedgekeurd en aan de divisiedirecteur van het mijnbekken meegedeeld werden, of van de clausules en voorwaarden die op wettige wijze in de akten van concessie en in de bestekken opgenomen zijn, wordt gestraft met geldboete van 26 frank tot 500 frank en met gevangenisstraf van acht dagen tot één jaar, of met een van die straffen alleen. In geval van herhaling binnen twaalf maanden na de vorige veroordeling, kan de straf verdubbeld worden. <W 15-07-1957, art. 2>
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 2°, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 130bis. (Opgeheven) <W 1996-08-04/00, art. 98, 013; Inwerkingtreding : 01-10-1996>
Art.131.<Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> [1 (NOTA : opgeheven met betrekking tot de aangelegenheden die tot de bevoegdheid van de federale wetgever behoren.)]1 Hoofdstuk VII en artikel 85 van boek I van het Strafwetboek zijn toepasselijk op al de overtredingen in deze titel bedoeld.
(De misdrijven worden vastgesteld door processen-verbaal die bewijskracht hebben tot bewijs van het tegendeel. Een afschrift van het proces-verbaal moet op straffe van nietigheid aan de overtreder afgegeven worden binnen achtenveertig uren, behoudens wanneer het misdrijven tegen de artikelen 76bis en 76quater betreft.) <W 15-07-1957, art. 4>
(De publieke vordering verjaart door verloop van (vijf jaar) te rekenen van de dag waarop deze misdrijven werden gepleegd.) <W 20-08-1955, art. 2> <W 1994-03-23/30, art. 25, 012; Inwerkingtreding : 01-04-1994>
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 2°, 016; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Algemene bepalingen.
Art.132. <Zie nota onder TITEL> <NOTA : opgeheven voor het Waalse Gewest, wat de mijnen betreft, bij DWG 1988-07-07/35, art. 70, 004; Inwerkingtreding : 1989-02-06> De mijningenieurs mogen geen belangen hebben in de ontginning van mijnvelden binnen hun mijnkring gelegen.
De mijningenieurs en andere mijnambtenaren mogen hun ambt niet uitoefenen in een mijnkring, indien zij zelf, hun vrouw of hun bloedverwanten in rechte linie, belangen hebben in de ontginning van binnen hun werkkring gelegen mijnvelden.
Art.133. <Zie nota onder TITEL> De ambtenaren of de bedienden van de Staat, geroepen om hun ambt of hun bediening bij de mijnondernemingen in de provinciën Limburg en Antwerpen uit te oefenen, moeten door een proef, waarvan de voorwaarden bij koninklijk besluit worden geregeld, doen blijken dat zij de Vlaamse taal praktisch en degelijk kennen.
De ambtenaren of de bedienden van de Staat, geroepen om hun ambt of hun bediening bij de mijnondernemingen in de arrondissementen Aarlen of Verviers uit te oefenen, moeten door een proef doen blijken dat zij de Duitse taal praktisch en degelijk kennen.
Art.134. <Zie nota onder TITEL> <Overgangsbepaling>
Art.135. <Zie nota onder TITEL> <Opheffingsbepaling>
Art.136. <Zie nota onder TITEL> <Opheffingsbepaling>
(TITEL 13. - Bepalingen die enkel van toepassing zijn voor het Vlaamse Gewest.)
Art.137. <DVR 1982-06-30, art. 2> De artikelen 18, 37, 38 en 38bis houden op van toepassing te zijn op het Vlaamse Gewest.
Art.138. <DVR 1982-06-30, art. 2> De eigenaar mag zonder voorafgaande formaliteit opsporingen doen op de bij artikel 17 voorbehouden plaatsen, evenals op de overige gedeelten van zijn eigendom; maar hij moet een vergunning tot ontginning verkregen hebben vooraleer er een ontginningszetel aan te brengen.
Boringen en andere verkenningsactiviteiten kunnen op of in een geconcedeerd terrein slechts uitgevoerd worden na voorafgaande schriftelijke toestemming van de concessiehouder. De resultaten van deze verkenningsactiviteiten dienen integraal aan de concessiehouder te worden medegedeeld. De uitvoerder van bedoelde activiteiten kan hieruit generlei recht putten.
Art.139. <DVR 1982-06-30, art. 2> Het Vlaamse Gewest, wanneer het aanvrager is van een vergunning, is niet verplicht te bewijzen dat een ontginbaar kolenveld aanwezig is, noch dat het over de nodige middelen beschikt om de werken te ondernemen en te leiden, of om de rechten en vergoedingen te betalen die door de vergunningsakte worden opgelegd.
De aanvragen van het Vlaamse Gewest worden van rechtswege toegestaan, behoudens de vergoedingen in voorkomend geval verschuldigd aan de ontdekkers en aan de eigenaars van de bovengrond.
De Raad van State neemt daarvan kennis overeenkomstig artikel 1 van het besluit van de Regent van 23 augustus 1948 tot regeling van de rechtspleging voor de Afdeling Administratie van de Raad van State, zoals gewijzigd door artikel 1 van het koninklijk besluit van 5 september 1952, doch alleen wat betreft het toezicht over de formaliteiten en de bepaling der privé-belangen die behoren te worden aangezuiverd door de akte waarbij vergunning tot exploitatie wordt verleend aan het Vlaamse Gewest.
Bij uitzondering op artikel 25 eensdeels brengt de mijningenieur evenwel geen verslag uit en beveelt de bestendige deputatie, onmiddellijk nadat de aanvraag van het Vlaamse Gewest overgeschreven is, dat deze wordt aangeplakt en bekendgemaakt; en bij uitzondering op artikel 30 anderdeels, blijven het verslag van de mijningenieur en het advies van de bestendige deputatie achterwege.
Het vast recht is aan de eigenaar van de bovengrond pas verschuldigd vanaf het tijdstip waarop het Vlaamse Gewest tot de ontginning van de concessie overgaat of deze verpacht.
Art.140. <DVR 1982-06-30, art. 2> Het Vlaamse Gewest kan geheel of ten dele afstand doen van zijn concessies of deze verpachten. Daarbij dient, inzake de ontginning van steenkolen prioriteit te worden gegeven aan de N.V. Kempense Steenkolenmijnen volgens de voorwaarden en de procedure vastgesteld bij een besluit van de Vlaamse Executieve.
De duur van de verpachting mag niet meer dan vijftig jaar bedragen.
De overdrachts- en verpachtingsovereenkomsten worden bij een besluit van de Vlaamse Executieve goedgekeurd.
Bij overdracht of verpachting wordt een dwingende bepaling opgelegd voor de termijn binnen dewelke de ontginning moet beginnen; bij niet-naleving kan de procedure van artikel 71bis worden ingeroepen.
De Vlaamse Executieve heeft het recht alle nodige schikkingen te treffen om er over te waken dat de geconcedeerde reserves volledig worden ontgonnen in voorwaarden die met het algemeen belang stroken.
Bij verpachting door het Vlaamse Gewest vallen de aan de ontdekkers verschuldigde vergoedingen ten laste van het Vlaams Gewest als concessiehouder en de aan de eigenaars verschuldigde vergoedingen ten laste van elk van de pachters.
De aan het Vlaamse Gewest verschuldigde pachtvergoeding wordt door de Vlaamse Executieve bepaald op grond van de tonnemaat die jaarlijks in het verpacht gedeelte wordt gewonnen.
Art. 141. <DVR 1982-06-30, art. 2> De Vlaamse Executieve wordt ertoe gemachtigd, binnen de grenzen van haar bevoegdheden en waar nodig, door deze titel XIII niet gewijzigde artikelen van de gecoördineerde wetten, in overeenstemming te brengen met de bepalingen van deze titel.