Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

20 NOVEMBER 1990. - Ministerieel besluit betreffende een organisatieplan voor het reddingswezen in de kolenmijnen, voor de driejarige periode van 1 januari 1991 tot 31 december 1993.



Inhoudstafel:


Art. 1
Bijlage.
Art. N1-7N1



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Enig artikel. Het in de bijlage van onderhavig besluit opgenomen plan voor de organisatie van het reddingswezen in de kolenmijnen is voor de periode van 1 januari 1991 tot 31 december 1993 van toepassing in de steenkolenmijnen.

Bijlage.
Art. N1. Organisatieplan voor het reddingswezen in de kolenmijnen, voor de driejarige periode van 1 januari 1991 tot 31 december 1993. <Om technische redenen werd deze bijlage in fictieve artikelen onderverdeeld : 1N1 - 7N1>

Art. 1N1. Inhoud.
  1. Grondbeginselen.
  2. Organisatie van het reddingswezen op het nationaal vlak.
  2.1. Reddingscentrale van het " Instituut voor Reddingswezen, Ergonomie en Arbeidshygiëne ".
  2.2. Opdrachten van de reddingscentrale.
  2.3. Interne organisatie van de reddingscentrale.
  2.4. Interne organisatie van de bergplaatsen van de N.V. Kempense Steenkolenmijnen.
  2.5. Stikstofinertisatie.
  3. Minimum aantal redders en ademhalingstoestellen.
  3.1. Aantal en verdeling van de redders.
  3.2. Aantal en verdeling van de ademhalingstoestellen.
  4. Reddingsmaterieel.
  4.1. In de reddingscentrale.
  4.2. In de bergplaats van de N.V. Kempense Steenkolenmijnen.
  5. Training en instruktie van de redders.
  5.1. Training met gebruik van ademhalingstoestellen.
  5.2. Geschiktheidscriteria voor interventie in hoge temperatuur.
  5.3. Instruktie van de redders.
  6. Organisatie van een interventie.
  6.1. Voorafgaande maatregelen.
  6.2. Interventie.

Art. 2N1.
  1. Grondbeginselen.
  1.1. Op grond van artikel 6 van het koninklijk besluit van 10 juli 1972 betreffende het reddingswezen in de kolenmijnen, wijst de verantwoordelijke agent van de ondergrondse werken de redders van zijn zetel aan en vergewist hij er zich van dat zij stipt aan de trainingen deelnemen.
  1.2. De verantwoordelijke agent of zijn afgevaardigde stelt het mobilisatieplan voor de reddingswerken in zijn zetel op, volgens de in onderhavig plan voormelde beginselen, en deelt het mee aan de verantwoordelijke van de reddingscentrale (het mobilisatieplan maakt deel uit van het operationeel plan).

Art. 3N1.
  2. Organisatie van het reddingswezen op nationaal vlak.
  2.1. Reddingscentrale van het " Instituut voor Reddingswezen, Ergonomie en Arbeidshygiëne ".
  De N.V. Kempense Steenkolenmijnen heeft een bergplaats voor toestellen en reddingsmaterieel te Zolder. Zij bezit een bijkomende opslagplaats voor toestellen en reddingsmaterieel te Beringen.
  Zolder : tel. (011) 51 62 21.
  Beringen : tel. (011) 51 62 28.
  De reddingscentrale van het Kempens bekken is een afdeling van het " Instituut voor Reddingswezen, Ergonomie en Arbeidshygiëne ", Kempische Steenweg 555, 3500 Hasselt, tel. (011) 22 21 75.
  2.2. Opdrachten van de reddingscentrale.
  1. Training van de redders met het gebruik van ademhalingstoestellen.
  2. Selectie, opleiding, instructie en informatie van de redders.
  3. Coördinatie van de reddingsmiddelen.
  4. Ontleding van de gassen in het laboratorium.
  5. Oprichting van een magazijn voor het reddingsmaterieel.
  6. Onderzoekingen betreffende alle problemen in verband met het reddingswezen.
  2.3. Interne organisatie van de reddingscentrale.
  2.3.1. Minimum personeel :
  - 1 verantwoordelijke met kennis van de reddingswerken in steenkolenmijnen.
  - 1 monitor.
  De reddingscentrale kan op ieder ogenblik een beroep doen op drie monitoren die bij name aangewezen zijn en die deel uitmaken van het personeel van de N.V. Kempense Steenkolenmijnen.
  - 1 persoon voor gasontleding.
  De centrale doet bovendien een beroep op de diensten van andere personen die bekwaam zijn om met de gasontledingstoestellen om te gaan, als het nodig is.
  - 2 personen voor het onderhouden van de ademhalingstoestellen.
  2.3.2. Materieel :
  - ademhalingstoestellen voor trainingen in voldoende aantal.
  - vervoerbare gasontledingstoestellen.
  - reddingsmaterieel (zie 4.1.).
  2.4. Interne organisatie van de bergplaats van de N.V. Kempense Steenkolenmijnen, gelegen te Zolder en van de opslagplaats te Beringen.
  2.4.1. Personeel :
  - 1 bergplaatschef.
  - 1 adjunct of plaatsvervanger.
  - 2 personen voor het onderhouden van de ademhalingstoestellen.
  - 4 hoofden van vertrekbasis.
  Na de beëindiging van de ontginning in de laatste afdeling van de zetel zal op de bergplaats, één bergplaatschef, één adjunct en één hoofd van vertrekbasis, aanwezig blijven totdat het vullen van alle schachten beëindigd is.
  De bergplaats doet bovendien een beroep op de diensten van personen die bekwaam zijn om met de gasontledingstoestellen om te gaan. Het voornoemd personeel staat ook in voor de opslagplaats te Beringen.
  2.4.2. Materieel in de bergplaats en in de opslagplaats :
  - ademhalingstoestellen voor interventie (zie 3.2.) : in ieder geval ten minste vijftien toestellen die altijd volkomen gebruiksklaar zijn.
  - materieel voor eerste interventie (zie 4.2.).
  2.5. Stikstofinertisatie.
  Om de stikstofinertisatie in voorkomend geval mogelijk te maken, worden de volgende minimale maatregelen genomen :
  - van te voren wordt een akkoord gesloten met een of meerdere leveranciers om zo snel mogelijk de nodige stikstof en de apparatuur voor de verdamping ervan te verkrijgen.
  - in de afdeling Zolder van de N.V. Kempense Steenkolenmijnen :
  - is bovengronds het terrein in gereedheid gebracht om het materieel op te stellen;
  - worden de leidingen voor de stikstofaanvoer in de ondergrondse werken in bedrijfstoestand gehouden;
  - worden bijzondere maatregelen genomen om stikstofinertisatie van werken in doodlopende gangen mogelijk te maken.

Art. 4N1.
  3. Minimum aantal redders en ademhalingstoestellen.
  3.1. Aantal en verdeling van de redders.
  Het minimum aantal redders wordt vastgesteld op 1,75 procent van het ondergronds ingeschreven personeel, waarbij dat aantal nooit minder dan 45 redders mag bedragen tijdens de ondergrondse activiteit.
  Ten minste twee derden van de redders zijn bekwaam om in hoge temperatuur op te treden. De geschiktheidscriteria zijn bepaald in punt 5.2.
  3.2. Aantal en verdeling van de ademhalingstoestellen.
  Zowel voor de bergplaats als voor de opslagplaats wordt het minimum aantal ademhalingstoestellen voor interventie vastgesteld op één toestel voor drie redders, met een minimum van vijftien toestellen. (Het aantal redders dat in aanmerking moet genomen worden is het minimum aantal dat onder 3.1. bepaald is). De nodige maatregelen worden genomen om ze alle tegelijk en op ieder ogenblik gedurende ten minste vierentwintig uren te kunnen gebruiken.

Art. 5N1.
  4. Reddingsmaterieel (vereist minimum).
  4.1. In de reddingscentrale.
  4.1.1. Materieel voor het bouwen van dammen :
  - 10 000 zandzakjes.
  - 2 machines voor het vullen van zakken.
  - 25 m dambuizen met toebehoren.
  - 3 drukketels.
  - 4 buizen met verstuivers om vuurwerende zones te scheppen.
  - 4 volledige uitrustingen voor het oprichten van dammen met hydraulisch gips of een ander gelijkwaardig materiaal.
  4.1.2. Allerlei toestellen en toebehoren :
  - 1 mechanisch reanimatietoestel.
  - 1 handbediend reanimatietoestel.
  - 2 zuurstofovervulpompen.
  - 2 controleapparaten voor ademhalingstoestellen.
  - 2 gelaatschermen met ingebouwde telefoon en luidspreker.
  4.1.3. Toestellen voor het opsporen, het meten en het ontleden van gassen :
  - 5 multigasdetectors met 120 detectiebuisjes voor CO en 40 detectiebuisjes voor fosgeen.
  - 5 mijngasmeters.
  - 2 toestellen voor het meten van O2 en CO2.
  - 2 anemometers.
  - 3 psychrometers.
  - 1 volledig ontleedapparaat in het laboratorium; bij interventie worden de nodige maatregelen genomen om de analyseresultaten onmiddellijk te kunnen verkrijgen.
  - 20 ballons voor het opvangen van gas.
  - 6 toestellen voor het nemen van monsters achter dammen.
  - 2 explosiemeters voor de ondergrond.
  - 4 pompen voor het nemen van luchtmonsters.
  4.1.4. Allerlei :
  - 1 persluchtventilator van diam. 800 mm met passtuk en 50 m luchtkokers van onbrandbare kunststof van diam. 700 mm en 200 m luchtkokers van gewone kunststof van diam. 400 mm.
  - 200 m2 onbrandbaar gemaakt doek.
  - 1 hydraulische dommekracht.
  - 1 fototoestel.
  - 15 onbrandbaar gemaakte werkpakken.
  4.2. In de bergplaats te Zolder van de N.V. Kempense Steenkolenmijnen.
  4.2.1. Materieel voor het bouwen van dammen :
  - 20 ton gips of gelijkwaardig materiaal.
  - 1 volledige uitrusting voor het oprichten van gipsdammen of van dammen uit een ander gelijkwaardig materieel en tevens geschikt voor verschillende afdichtingswerken.
  - 2 000 zandzakjes.
  - 4 m dambuizen.
  4.2.2. Allerlei toestellen en toebehoren :
  - 1 mechanisch reanimatietoestel.
  - 1 handbediend reanimatietoestel.
  - 1 zuurstofovervulpomp.
  - 1 controleapparaat voor ademhalingstoestellen.
  - 2 gelaatschermen met ingebouwde telefoon.
  4.2.3. Toestellen voor het opsporen, het meten en het ontleden van gassen :
  - 2 multigasdetectors met 20 detektiebuisjes voor CO.
  - 3 mijngasmeters.
  - 1 toestel voor het meten van O2 en CO2.
  - 1 anemometer.
  - 1 psychrometer.
  4.3. In de opslagplaats van Beringen heeft men hetzelfde materieel als voorzien in punt 4.2.2. en 4.2.3.

Art. 6N1.
  5. Training en instruktie van de redders.
  De training, de selektie en de instruktie van de redders wordt aan de reddingscentrale opgedragen.
  5.1. Training in het gebruik van ademhalingstoestellen.
  Het minimum aantal opleidingsbijeenkomsten, die ieder een dag duren, wordt vastgesteld op één per kwartaal.
  Tijdens deze bijeenkomsten worden trainingen gedaan waarvan de duur aan de vereiste inspanning en aan de temperatuur wordt aangepast.
  Van al de trainingen van één jaar heeft er ten minste één plaats in zeer dichte rook en bestaat er ten minste één uit een praktische oefening voor het opsporen en het meten van CO en mijngas.
  5.2. Geschiktheidscriteria voor interventies in hoge temperatuur.
  De selectie wordt ieder jaar verricht op grond van een volledig klinisch onderzoek met electrocardiogram voor en na de inspanning.
  Bovendien worden de redders onderworpen aan tests in hoge temperatuur en wordt hun geschiktheid bepaald op grond van hun gedraging gedurende die trainingen.
  5.3. Instructie van de redders.
  Buiten de training met gebruik van ademhalingstoestellen worden de redders theoretisch en praktisch onderricht over :
  - de ademhalingstoestellen zelf;
  - de detectie- en meettoestellen;
  - de eerste hulp bij ongevallen;
  - de stikstofinertisatie;
  - in het algemeen, over de methodes en het materiaal die tijdens een interventie kunnen gebruikt worden.

Art. 7N1.
  6. Organisatie van een interventie.
  6.1. Ter inleiding.
  Rekening houdend met de voorschriften van het mobilisatieplan (zie 1.2.), zorgt de verantwoordelijke agent van de ondergrondse werken of zijn afgevaardigde voor de nodige middelen om zijn redders zo snel mogelijk te verwittigen.
  6.2. Interventie.
  Eerste faze.ÍÊXÎ- De zetel doet zijn redders oproepen volgens het mobilisatieplan.
  - Hij verwittigt de reddingscentrale en maakt het materieel voor een eerste interventie klaar.
  Tweede faze.
  - De zetel vraagt eventueel de interventie van redders van andere mijnen in het buitenland.
  - De reddingscentrale organiseert, eventueel met de hulp van buitenlandse centrales, het onderhoud en de rotatie van de ademhalingstoestellen.