Details



Externe links:

Justel
Reflex
Staatsblad pdf



Titel:

11 APRIL 1996. - Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 10 januari 1979 betreffende het voorkomingsbeleid en de organen voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing der werkplaatsen in de mijnen, de graverijen en de ondergrondse groeven en van het besluit van de Regent van 25 september 1947 houdende algemeen reglement betreffende de maatregelen op het gebied van hygiëne en gezondheid der arbeiders in de mijnen, ondergrondse groeven en graverijen.



Inhoudstafel:


Art. 1-12



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1947092502  1979011002 



Uitvoeringsbesluit(en):



Artikels:

Artikel 1. Artikel 2.1 van het koninklijk besluit van 10 januari 1979 betreffende het voorkomingsbeleid en de organen voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing der werkplaatsen in de mijnen, graverijen en ondergrondse groeven, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 26 oktober 1984, wordt vervangen door de volgende bepalingen :
  "2.1. Toepassingsgebied.
  Onverminderd de voorschriften van de reglementen die op de mijnen, de graverijen en de ondergrondse groeven (verder "mijncode" genoemd) van toepassing zijn, zijn de werkgevers en de werknemers ertoe gehouden de bepalingen van deze afdeling na te leven.
  Voor de toepassing van deze afdeling worden gelijkgesteld :
  1° met werknemers :
  a) de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst, arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon;
  b) de leerlingen en de stagiairs;
  2° met werkgevers :
  de personen die de onder 1° genoemde personen tewerkstellen."

Art.2. Artikel 2.2 van het voornoemd koninklijk besluit van 10 januari 1979 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "2.2. Uitschakeling van de gevaarlijke arbeidsvoorwaarden.
  2.2.1 Algemene bepaling.
  Behalve technische noodzaak waarvan onmogelijk kan afgeweken worden, zijn de werkgevers verplicht de onontbeerlijke materiële veiligheidsmaatregelen te nemen voor de beveiliging van de werknemers tegen de aantoonbare, aan hun arbeid inherente risico's.
  2.2.2. Algemene verplichtingen van de werkgevers.
  2.2.2.1. De werkgever is ertoe gehouden de nodige maatregelen te nemen voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, met inbegrip van maatregelen ter preventie van beroepsrisico's, voor informatie en opleiding alsmede voor de organisatie en de benodigde middelen.
  Voor de toepassing van dit besluit wordt onder preventie verstaan, het geheel van bepalingen of maatregelen die zijn genomen of vastgesteld in alle stadia van de activiteit van de onderneming ten einde beroepsrisico's te voorkomen of te verminderen.
  De werkgever moet ervoor zorgen dat deze maatregelen worden aangepast, ten einde rekening te houden met gewijzigde omstandigheden en te streven naar verbetering van bestaande situaties.
  2.2.2.2. De werkgever legt de in 2.2.2.1 bedoelde maatregelen ten uitvoer op basis van de volgende algemene preventieprincipes :
  a) risico's voorkomen;
  b) evalueren van risico's die niet kunnen worden voorkomen;
  c) bestrijding van de risico's bij de bron;
  d) aanpassing van het werk aan de mens, in het bijzonder wat betreft de inrichting van de werkposten en de keuze van werkuitrusting en werk- en produktiemethoden, met name om monotone arbeid en tempogebonden arbeid draaglijker te maken en de gevolgen daarvan voor de gezondheid te beperken;
  e) rekening houden met de ontwikkeling van de techniek;
  f) vervanging van wat gevaarlijk is door dat wat niet gevaarlijk of minder gevaarlijk is;
  g) planning van de preventie met het oog op een samenhangend geheel dat de volgende aspecten in de preventie integreert : techniek, organisatie van het werk, arbeidsomstandigheden, sociale betrekkingen en invloed van de omgevingsfactoren op het werk;
  h) voorrang voor maatregelen inzake collectieve bescherming boven maatregelen inzake individuele bescherming;
  i) verstrekken van passende instructies aan de werknemers.
  2.2.2.3. Onverminderd de andere bepalingen van de mijncode moet de werkgever, rekening houdend met de aard van de activiteiten van de onderneming of de inrichting :
  a) de risico's voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers evalueren, met inbegrip van de keuze van de arbeidsmiddelen, de chemische stoffen of preparaten en de inrichting van de arbeidsplaatsen.
  Op grond van deze evaluatie en voor zover nodig moeten de preventieactiviteiten en de door de werkgever gebruikte werk- en produktiemethoden :
  - een betere bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers verzekeren,
  - geïntegreerd worden in het geheel van de activiteiten van de onderneming of de inrichting en betrekking hebben op alle niveaus;
  b) wanneer hij een werknemer met de uitvoering van een taak belast, de bekwaamheid van de betrokken werknemer op het gebied van veiligheid en gezondheid in aanmerking nemen;
  c) de nodige maatregelen nemen opdat alleen werknemers die passende instructies hebben gekregen, tot de zones met ernstige en specifieke gevaren toegang hebben.
  2.2.2.4. Wanneer er werknemers van verschillende ondernemingen op eenzelfde werkplaats aanwezig zijn, moeten de werkgevers, onverminderd de andere bepalingen van de mijncode, samenwerken bij de uitvoering van de maatregelen inzake veiligheid, hygiëne en gezondheid en, rekening houdend met de aard van de activiteiten, hun optreden coördineren met het oog op de bescherming tegen en de preventie van beroepsrisico's en elkaar wederzijds alsmede hun werknemers en/of hun vertegenwoordigers van deze risico's op de hoogte stellen.
  2.2.2.5. De maatregelen inzake de veiligheid, de hygiëne en de gezondheid op het werk mogen in geen geval financiële lasten voor de werknemers met zich brengen.
  2.2.2.6. Bovendien moet de werkgever :
  a) beschikken over een evaluatie van de risico's voor de veiligheid en de gezondheid op het werk, met inbegrip van de risico's voor de groepen werknemers met bijzondere risico's;
  b) de te nemen beschermende maatregelen en, indien nodig, de te gebruiken beschermingsmiddelen vastleggen.
  In de inrichtingen van de groepen A en B, bedoeld in artikel 3.3.2., worden de evaluatie van de risico's en de vastlegging van de te nemen beschermende maatregelen, bedoeld in het eerste lid, genotuleerd en bijgehouden.
  2.2.3. Algemene maatregelen in geval van ernstig en onmiddellijk gevaar.
  2.2.3.1. De werkgever :
  a) stelt alle werknemers die blootgesteld zijn of kunnen worden aan een ernstig en onmiddellijk gevaar zo spoedig mogelijk in kennis van dat gevaar en van de getroffen of te treffen beschermingsmaatregelen;
  b) neemt maatregelen en geeft instructies aan de werknemers ten einde hen toe te staan, in geval van een niet te vermijden, ernstig en onmiddellijk gevaar, hun activiteit stop te zetten of zich in veiligheid te stellen door de arbeidsplaats onmiddellijk te verlaten;
  c) onthoudt zich ervan behalve in uitzonderlijke, naar behoren gemotiveerde gevallen, de werknemers te verzoeken hun werk te hervatten in een werksituatie waarin nog een ernstig en onmiddellijk gevaar bestaat.
  2.2.3.2. Een werknemer die, in geval van een niet te vermijden, ernstig en onmiddellijk gevaar, zijn werkpost of een gevaarlijke zone verlaat, mag daar geen nadeel van ondervinden en moet worden beschermd tegen alle ongerechtvaardigde nadelige gevolgen daarvan.
  Hij stelt onmiddellijk de hiërarchische overste en de dienst voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen hiervan in kennis.
  2.2.3.3. De werkgever zorgt ervoor dat elke werknemer, wanneer een ernstig en onmiddellijk gevaar voor zijn eigen veiligheid of die van anderen dreigt en het onmogelijk is contact op te nemen met de bevoegde hiërarchische chef of de dienst voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en rekening houdend met zijn technische kennis en middelen, de nodige passende maatregelen kan nemen om de gevolgen van een dergelijk gevaar te voorkomen.
  Zijn optreden mag dan voor hem geen enkel nadeel met zich brengen, tenzij hij ondoordacht heeft gehandeld of een zware fout heeft begaan.
  2.2.4. Verplichtingen van de werknemers.
  2.2.4.1. Iedere werknemer moet in zijn doen en laten tijdens de arbeid, overeenkomstig zijn opleiding en de door de werkgever gegeven instructies, naar vermogen zorg dragen voor zijn eigen veiligheid en gezondheid en die van de andere betrokken personen.
  2.2.4.2. Daartoe moeten de werknemers vooral, overeenkomstig hun opleiding en de door de werkgever gegeven instructies :
  a) op de juiste wijze gebruik maken van machines, toestellen, gereedschappen, gevaarlijke stoffen, vervoermiddelen en andere middelen;
  b) op de juiste wijze gebruik maken van de persoonlijke beschermingsmiddelen welke hun ter beschikking zijn gesteld en die na gebruik weer opbergen;
  c) de specifieke veiligheidsvoorzieningen van met name machines, toestellen, gereedschappen, installaties en gebouwen niet willekeurig uitschakelen, veranderen of verplaatsen en deze voorzieningen op de juiste manier gebruiken;
  d) de werkgever en de dienst voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen of de arbeidsgeneesheer onmiddellijk op de hoogte stellen van iedere werksituatie waarvan zij redelijkerwijs kunnen vermoeden dat deze een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid en de gezondheid met zich meebrengt alsmede van elk vastgesteld gebrek in de beschermingssystemen;
  e) bijstand verlenen aan de werkgever, de dienst voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en de arbeidsgeneesheer zolang dat nodig is, om hen in staat te stellen alle taken uit te voeren of aan alle verplichtingen te voldoen die met het oog op de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk zijn opgelegd;
  f) bijstand verlenen aan de werkgever, de dienst voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en de arbeidsgeneesheer zolang dat nodig is, om de werkgever in staat te stellen ervoor te zorgen dat het arbeidsmilieu en de arbeidsomstandigheden veilig zijn en geen risico's opleveren voor de veiligheid en de gezondheid binnen hun werkterrein."

Art.3. Artikelen 2.5.1. en 2.5.2. van het voornoemd koninklijk besluit van 10 januari 1979 worden vervangen door de volgende bepalingen :
  " 2.5.1. Opleiding van de werknemers.
  2.5.1.1. De werkgever zorgt ervoor dat iedere werknemer bij
  - zijn indienstneming,
  - een overplaatsing of verandering van functie,
  - de invoering of verandering van een arbeidsmiddel,
  - de invoering van een nieuwe technologie,
  een voldoende en aangepaste veiligheids- en gezondheidsopleiding krijgt, met name in de vorm van voorlichting en instructies, welke opleiding speciaal gericht is op zijn werkpost of zijn functie.
  2.5.1.2. Deze opleiding moet :
  - worden aangepast aan de ontwikkeling van de risico's en aan het ontstaan van nieuwe risico's, en
  - rekening houden met de instructies bedoeld in artikel 2.4, en
  - indien nodig, op gezette tijden worden herhaald.
  2.5.1.3. De opleiding mag niet ten laste van de werknemers komen.
  Zij wordt gegeven tijdens de werktijd.
  2.5.1.4. De werkgever vergewist zich ervan dat de werknemers van bedrijven en/of inrichtingen van buitenaf die in zijn bedrijf of inrichting komen werken, inderdaad passende instructies hebben ontvangen in verband met de risico's voor de veiligheid en de gezondheid waaraan zij tijdens hun werkzaamheden in zijn bedrijf of zijn inrichting blootstaan.
  2.5.2. Voorlichting van de werknemers.
  2.5.2.1. De werkgever neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de werknemers alle nodige informatie krijgen betreffende :
  a) de risico's voor de veiligheid en de gezondheid alsmede de beschermings- en preventiemaatregelen en -activiteiten zowel voor de onderneming of de inrichting in het algemeen als voor elk type werkpost of elke soort functie;
  b) de maatregelen genomen met betrekking tot de eerste hulp, de brandbestrijding en de evacuatie van de werknemers.
  2.5.2.2. De werkgever neemt passende maatregelen om ervoor te zorgen dat de werkgevers van de werknemers van ondernemingen of inrichtingen van buitenaf die in zijn onderneming of inrichting komen werken, voor de betrokken werknemers bestemde informatie krijgen betreffende de aangelegenheden bedoeld in 2.5.2.1."

Art.4. Artikel 2.6. van het voornoemd koninklijk besluit van 10 januari 1979 wordt vervangen door de volgende bepaling :
  "2.6. Verplichtingen van de leden van de hiërarchische lijn.
  2.6.1. Onverminderd de andere bepalingen van de mijncode zijn de leden van de hiërarchische lijn ertoe gehouden de maatregelen uit te voeren die door de werkgever genomen zijn voor de bescherming van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, met inbegrip van maatregelen ter preventie van beroepsrisico's, maatregelen voor informatie en opleiding alsmede de maatregelen die genomen zijn met het oog op de verwerving van de benodigde middelen om de risico's uit te schakelen.
  2.6.2. De opdracht van de leden van de hiërarchische lijn, bedoeld in 2.6.1., omvat inzonderheid de volgende taken :
  1. onderzoeken van de incidenten en schierincidenten die de normale werking van de machines of uitrustingen verstoren en het nemen of voorstellen van maatregelen om ieder risico voor de werknemer te voorkomen;
  2. tijdig het advies inwinnen van het hoofd van de dienst voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing van de werkplaatsen en van de arbeidsgeneesheer;
  3. controleren of de verdeling van de taken op een zodanige wijze geschiedt dat de verschillende taken worden uitgevoerd door de werknemers die de daartoe vereiste opleiding en instructies hebben ontvangen;
  4. waken over de naleving van de instructies die in toepassing van de reglementering inzake arbeidsveiligheid, -gezondheid en hygiëne moeten worden verstrekt;
  5. zich ervan vergewissen dat de werknemers de inlichtingen die zij gekregen hebben in toepassing van de reglementering inzake arbeidsveiligheid, -gezondheid en -hygiëne goed begrepen hebben en in praktijk brengen;
  6. een effectieve controle uitoefenen op de uitrusting, een lijst opstellen van alle vastgestelde onregelmatigheden en het treffen van maatregelen om een einde te maken aan de vastgestelde onregelmatigheden."

Art.5. Een artikel 3.1.5., luidend als volgt, wordt in het voornoemd koninklijk besluit van 10 januari 1979 ingevoegd :
  "3.1.5. Het hoofd van de dienst voor veiligheid, gezondheid en verfraaiing der werkplaatsen en zijn adjuncten mogen geen nadeel ondervinden van hun activiteiten als leden van die dienst."

Art.6. In artikel 23, B, van het voornoemd koninklijk besluit van 10 januari 1979 worden de volgende wijzigingen aangebracht :
  1° er wordt een punt 2 ingevoegd, luidend als volgt :
  " 2. omtrent de planning en invoering van nieuwe technologieën wat betreft de gevolgen voor de veiligheid en de gezondheid van de werknemers, verbonden aan de keuzen inzake uitrusting, de arbeidsomstandigheden en de invloed van de omgevingsfactoren op het werk; "
  2° de punten 2, 3, 4 en 5 worden respectievelijk de punten 3, 4, 5 en 6.

Art.7. Artikel 24, tweede alinea, 1, van het voornoemd koninklijk besluit van 10 januari 1979 wordt aangevuld als volgt :
  " c) alle nodige informatie verstrekken betreffende de risico's voor de veiligheid en de gezondheid alsmede de beschermings- en preventiemaatregelen en -activiteiten, zowel voor de onderneming of de inrichting in het algemeen als voor elk type werkpost of elke soort functie, evenals alle nodige informatie betreffende de maatregelen genomen met betrekking tot de eerste hulp, de brandbestrijding en de evacuatie van werknemers;
  d) alle nodige informatie verstrekken betreffende de evaluatie van de risico's en de beschermende maatregelen als bedoeld in artikel 2.2.2.6. "

Art.8. Artikel 26 van het voornoemd koninklijk besluit van 10 januari 1979 wordt aangevuld als volgt :
  " De leden, vertegenwoordigers van de werknemers in het comité, hebben recht op een passende opleiding. Zij mag niet te hunnen laste komen en zij wordt gegeven tijdens de werktijd of overeenkomstig de desbetreffende collectieve arbeidsovereenkomsten.
  De leden, vertegenwoordigers van de werknemers in het comité, mogen geen nadeel ondervinden van hun activiteiten bij het uitvoeren van hun opdracht. "

Art.9. Artikel 62nonies van het besluit van de Regent van 25 september 1947 houdende algemeen reglement betreffende de maatregelen op het gebied van hygiëne en gezondheid der arbeiders in de mijnen, groeven en graverijen wordt aangevuld met het volgende lid :
  " Dit onderzoek wordt bekrachtigd door een beslissing van de arbeidsgeneesheer, die alle gevolgen verbonden aan het medisch toezicht inhoudt. "

Art.10. Een artikel 62undecies, luidend als volgt, wordt in het voornoemd besluit van de Regent van 25 september 1947 ingevoegd :
  " Art. 62undecies. Elke werknemer, die het wenst, wordt op gezette tijden in de gelegenheid gesteld zich medisch te laten onderzoeken met betrekking tot de risico's voor zijn veiligheid en gezondheid op het werk.
  Dit gezondheidstoezicht wordt overeenkomstig de bepalingen van artikel 57 uitgeoefend; het wordt bekrachtigd door een beslissing van de arbeidsgeneesheer, die alle gevolgen verbonden aan het medisch toezicht inhoudt. "

Art.11. Artikel 87 van het voornoemd besluit van de Regent van 25 september 1947 wordt aangevuld als volgt :
  " 6° in dat verband de nodige verbindingen te onderhouden met diensten van buitenaf. "

Art. 12. Onze Minister tot wiens bevoegdheid de Economische Zaken behoren en Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid, zijn ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
  Gegeven te Châteauneuf-de-Grasse, 11 april 1996.
  ALBERT
  Van Koningswege :
  De Vice-Eerste Minister en Minister van Economie en Telecommunicatie,
  E. DI RUPO
  De Minister van Tewerkstelling en Arbeid,
  Mevr. M. SMET