6 MEI 2002. - Wet [betreffende het fonds voor de pensioenen van de federale politie] en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid. <W2016-04-21/06, art. 75, 008; Inwerkingtreding : 09-05-2016 (overgangsbepalingen art. 92 en 93)> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-05-2002 en tekstbijwerking tot 29-04-2016)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - [1 Fonds voor de pensioenen van de federale politie]1
Art. 2-9
HOOFDSTUK III. - Bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid.
Art. 10-13, 13bis, 14-16
HOOFDSTUK IV. - Sociale Dienst van de geïntegreerde politie.
Art. 17
HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen.
Art. 18-40
HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art. 41-43
1958043009 1965041408 1966070402 1968080501 1969070907 1970061615 1974011001 1976122405 1978080501 1983021131 1986021134 1988062450 1988062452 1988062453 1991021311 1992021199 1993003602 1994022168 1999000340 2000003530 2001000369
2002022417 2002022896 2003000018 2004000657 2006000303 2006001012 2007000990 2008001064 2010000055 2010000723 2011000847 2013000005 2013000098 2013022351 2015000038 2015000765 2016000800 2017031896 2018015192 2019031095 2020016443 2021034288 2023030093 2023048305
HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid zoals bepaald in artikel 78 van de Grondwet.
HOOFDSTUK II. - [1 Fonds voor de pensioenen van de federale politie]1
----------
(1)
Art.2.Voor de toepassing van deze wet dient te worden verstaan onder :
1° " de politiediensten " : de federale politie en de korpsen van de lokale politie, bedoeld in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, alsook de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie bedoeld in artikel 2, 3°, van dezelfde wet;
2° " het Fonds " : het Fonds voor de pensioenen van [1 de federale politie]1;
3° " de politieambtenaar " : elk lid van een politiekorps bevoegd voor de uitoefening van opdrachten van gerechtelijke of bestuurlijke politie;
4° " de R.S.Z.P.P.O. " : de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten.
----------
(1)<W 2016-04-21/06, art. 77, 008; Inwerkingtreding : 09-05-2016 (overgangsbepalingen art. 92 en 93)>
Art.3.[1 Het Fonds voor de pensioenen van de federale politie draagt de volgende lasten :
a) de rustpensioenen van de gewezenpersoneelsleden van de rijkswacht en de andere leden van de politiediensten die een pensioen ten laste van de Schatkist genieten dat vóór 1 april 2001 is ingegaan, evenals de overlevingspensioenen die vóór deze datum aan de rechthebbenden van deze personeelsleden zijn toegekend en die op 31 december 2011 nog steeds ten laste van de Schatkist zijn;
b) de pensioenaandelen vastgesteld overeenkomstig voormelde wet van 14 april 1965, in de rust- of overlevingspensioenen die door een ander pensioenstelsel dan dat van de Schatkist zijn toegekend, die betrekking hebben op diensten gepresteerd bij de rijkswacht of bij een andere politiedienst waarvan de leden aanspraak kunnen maken op een pensioen ten laste van de Schatkist, en die vóór 1 april 2001 zijn ingegaan, evenals in de overlevingspensioenen die vóór deze datum zijn toegekend, die betrekking hebben op dergelijke diensten en die op 31 december 2011 nog steeds lopende zijn;
c) de rustpensioenen die vanaf 1 april 2001 zijn toegekend aan de personen die hun loopbaan vóór deze datum hebben beëindigd als vastbenoemd personeelslid in één van de hieronder bepaalde hoedanigheden, evenals de overlevingspensioenen toegekend vanaf 1 april 2001 aan de rechthebbenden van personen die hun loopbaan vóór deze datum hebben beëindigd als vastbenoemd personeelslid in één van de hieronder bepaalde hoedanigheden, en die op 31 december 2011 nog steeds lopende zijn :
1° lid van het operationeel korps of van de categorie bijzonder politiepersoneel van de rijkswacht;
2° militair aangewezen om te dienen in het administratief en logistiek korps van de rijkswacht;
3° politieambtenaar bij de zeevaartpolitie;
4° politieambtenaar bij de luchtvaartpolitie;
5° politieambtenaar bij de spoorwegpolitie;
6° politieambtenaar bij de dienst " enquêtes " van het Hoog Comité van Toezicht;
7° politieambtenaar bij de jeugdpolitie;
8° politieambtenaar bij de gerechtelijke politie bij de parketten;
9° burger van het administratief en logistiek korps van de rijkswacht of van de gerechtelijke politie bij de parketten;
d) de rustpensioenen toegekend vanaf 1 januari 2012 aan de personen die hun loopbaan vóór 1 april 2001 hebben beëindigd als vastbenoemd personeelslid in één van de in punt c) hierboven bepaalde hoedanigheden, evenals de overlevingspensioenen toegekend vanaf 1 januari 2012 aan de rechthebbenden van de personen die hun loopbaan vóór 1 april 2001 hebben beëndigd als vastbenoemd personeelslid in één van deze hoedanigheden;
e) de rustpensioenen van de personeelsleden van de federale politie bedoeld in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en van de personeelsleden van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie bedoeld in artikel 2, 3°, van dezelfde wet die vanaf 1 april 2001 zijn ingegaan, evenals de overlevingspensioenen die vanaf deze datum zijn toegekend aan de rechthebbenden van deze personeelsleden, en die op 31 december 2011 nog steeds lopende zijn;
f) de pensioenaandelen vastgesteld overeenkomstig voormelde wet van 14 april 1965 in de rust- of overlevingspensioenen die zijn toegekend door een andere pensioenregeling dan het Fonds voor de pensioenen van de federale politie, die betrekking hebben op diensten gepresteerd in de hoedanigheid van personeelslid van de federale politie of van de algemene inspectie en van de federale en de lokale politie, en die vanaf 1 april 2001 zijn ingegaan, evenals in de overlevingspensioenen die vanaf deze datum zijn toegekend, die betrekking hebben op dergelijke diensten en die op 31 december 2011 nog steeds lopende zijn;
g) de rustpensioenen van de personeelsleden van de federale politie bedoeld in artikel 2, 2°, van de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus, en van de personeelsleden van de algemene inspectie van de federale en de lokale politie bedoeld in artikel 2, 3°, van dezelfde wet die vanaf 1 januari 2012 ingaan, evenals de overlevingspensioenen die vanaf deze datum worden toegekend aan de rechthebbenden van deze personeelsleden;
h) de pensioenaandelen vastgesteld overeenkomstig de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector, die betrekking hebben op diensten gepresteerd in één van de hierboven vermelde hoedanigheden voor pensioenen ten laste van een andere macht of instelling dan het Fonds voor pensioenen van de federale politie;
i) de vergoedingen voor begrafeniskosten die betrekking hebben op rustpensioenen ten laste van het fonds, en die betaald zijn in toepassing van artikel 6 van de wet van 30 april 1958 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 254 en 255 van 12 maart 1936 waarbij eenheid wordt gebracht in het regime van de pensioenen der weduwen en wezen van het burgerlijk rijkspersoneel en van de leden van het leger en van de rijkswacht, en tot instelling van een begrafenisvergoeding ten gunste van rechthebbenden van gepensioneerde rijksambtenaren;
j) de verwijlinteresten;
k) de bestuurskosten van de RSZPPO met betrekking tot de inning van de in artikel 5 voorziene bijdragen. Tot de inwerkingtreding van het koninklijk besluit bedoeld in artikel 27, § 1 van de wet van 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke besturen en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen, gaat het hierbij om de kosten bedoeld in hoofdstuk V van het koninklijk besluit van 25 oktober 1985 tot uitvoering van hoofdstuk I, sectie I, van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen.]1
----------
(1)<W 2011-10-24/01, art. 36, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.4. Voor de vaststelling van de netto-uitgaven ten laste van het Fonds die in aanmerking moeten worden genomen voor het bepalen van de in artikel 5, tweede lid, bedoelde totale bijdragevoet, worden de volgende ontvangsten van het Fonds afgetrokken van de in artikel 3 bepaalde uitgaven :
a) de pensioenaandelen vastgesteld overeenkomstig voormelde wet van 14 april 1965 die betrekking hebben op diensttijd doorgebracht in een andere hoedanigheid dan deze bedoeld in artikel 3, derde lid, a) of b), voor de pensioenen ten laste van het Fonds;
b) de overdrachten van bijdragen die betrekking hebben op diensttijd doorgebracht in één van de in artikel 3, derde lid, a) of b) , bedoelde hoedanigheden en die worden uitgevoerd vanaf 1 april 2001, met toepassing van artikel 1 van voormelde wet van 5 augustus 1968;
c) de persoonlijke bijdragen gestort om perioden van loopbaanonderbreking te valideren;
d) de rustpensioencomplementen toegekend met toepassing van artikel 13 van voormelde wet van 30 maart 2001;
e) de opbrengst van de inhouding van 0,5 % (...) op de rustpensioenen met toepassing van artikel 7, tweede lid, van voormelde wet van 30 april 1958; <Erratum, zie B.S. 04.10.2002, p. 45090>
f) de teruggevorderde bedragen die ten onrechte werden uitbetaald, alsook de boetes en de verwijlinteresten.
Art.5.
[1 Het Fonds voor de pensioenen van de federale politie wordt gestijfd door de opbrengst van een globale bijdrage bestaande uit een persoonlijke bijdrage en een werkgeversbijdrage.
De globale bijdragevoet is gelijk aan de verhouding, uitgedrukt in een percentage, tussen het voor het betreffende jaar geraamde bedrag van de netto-uitgaven ten laste van het Fonds, en het voor hetzelfde jaar geraamde bedrag van de loonmassa van de personeelsleden van de federale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie die bekleed zijn met een benoeming in vast verband of met een door of krachtens de wet daarmee gelijkgestelde benoeming, waarop de persoonlijke en werkgeversbijdragen worden toegepast.
De deelname van het personeelslid in de financiering van het Fonds voor de pensioenen van de federale politie bestaat in een persoonlijke pensioenbijdrage die volledig deel uitmaakt van de globale bijdrage.
De in het derde lid bedoelde persoonlijke bijdragevoet is gelijk aan de bijdragevoet voorzien in artikel 60 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. Deze bijdrage wordt ingehouden op de wedde van de in het tweede lid bedoelde vastbenoemde personeelsleden en op andere loonelementen die in aanmerking komen voor de berekening van het rustpensioen. [2 ...]2.
De werkgeversbijdragevoet is gelijk aan het verschil tussen de globale bijdragevoet en de persoonlijke bijdragevoet. Deze werkgeversbijdrage wordt toegepast op dezelfde loonelementen als deze bepaald in het vierde lid.]1
TOEKOMSTIG RECHT
[1 Het Fonds voor de pensioenen van de federale politie wordt gestijfd door de opbrengst van een globale bijdrage bestaande uit een persoonlijke bijdrage en een werkgeversbijdrage. De globale bijdragevoet is gelijk aan de verhouding, uitgedrukt in een percentage, tussen het voor het betreffende jaar geraamde bedrag van de netto-uitgaven ten laste van het Fonds, en het voor hetzelfde jaar geraamde bedrag van de loonmassa van de personeelsleden van de federale politie en van de algemene inspectie van de federale politie en van de lokale politie die bekleed zijn met een benoeming in vast verband of met een door of krachtens de wet daarmee gelijkgestelde benoeming, waarop de persoonlijke en werkgeversbijdragen worden toegepast. De deelname van het personeelslid in de financiering van het Fonds voor de pensioenen van de federale politie bestaat in een persoonlijke pensioenbijdrage die volledig deel uitmaakt van de globale bijdrage. De in het derde lid bedoelde persoonlijke bijdragevoet is gelijk aan de bijdragevoet voorzien in artikel 60 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen. Deze bijdrage wordt ingehouden op de wedde van de in het tweede lid bedoelde vastbenoemde personeelsleden en op andere loonelementen die in aanmerking komen voor de berekening van het rustpensioen. [2 ...]2. [3 De persoonlijke bijdrage wordt door de werkgever aan de RSZPPO gestort samen met de werkgeversbijdrage.]3 De werkgeversbijdragevoet is gelijk aan het verschil tussen de globale bijdragevoet en de persoonlijke bijdragevoet. Deze werkgeversbijdrage wordt toegepast op dezelfde loonelementen als deze bepaald in het vierde lid.]1
----------
(1)<W 2011-10-24/01, art. 37, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(2)<W 2012-06-22/02, art. 111, 1°, 006; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
(3)<W 2012-06-22/02, art. 111, 2°, 006; Inwerkingtreding : onbepaald >
Art.6.
<Opgeheven bij W 2011-10-24/01, art. 54, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.7.
<Opgeheven bij W 2011-10-24/01, art. 54, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.8.
<Opgeheven bij W 2011-10-24/01, art. 54, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
Art.9.
<Opgeheven bij W 2011-10-24/01, art. 54, 3°, 005; Inwerkingtreding : 01-01-2012>
HOOFDSTUK III. - Bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid.
Art.10. Een toelage ten laste van de Staatskas wordt toegekend aan de gemeenten of aan de meergemeentepolitiezones ter compensatie van de last die voortvloeit uit de toepassing op de naar de politiezones overgehevelde rijkswachters en militairen, van de in artikel 38, § 3bis , van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers bepaalde loonmatigingsbijdrage.
Art.11. Een toelage ten laste van de Staatskas wordt toegekend (aan de gemeenten) of aan de meergemeentepolitiezones ter compensatie, wat de naar de politiezones overgehevelde rijkswachters en militairen betreft, van de last voortvloeiend uit de werkgeversbijdrage inzake gezondheidszorg en de bijzondere bijdrage voor kinderopvang (bestemd) voor het Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten. <Erratum, zie B.S. 04.10.2002, p. 45090>
Art.12. Een toelage ten laste van de Staatskas wordt toegekend aan de gemeenten of aan de meergemeentepolitiezones ter compensatie van de last die voortvloeit uit de toepassing op de naar de politiezones overgehevelde rijkswachters en militairen, van de wetgeving inzake arbeidsongevallen en beroepsziekten.
Art.13. Een toelage ten laste van de Staatskas wordt toegekend aan de gemeenten of aan de meergemeentepolitiezones ter compensatie van de last die voortvloeit uit de toepassing op de naar de politiezones overgehevelde rijkswachters en militairen, van de wetgeving inzake kinderbijslag.
Art. 13bis.[1 Een toelage ten laste van de Schatkist wordt toegekend aan de gemeenten of aan de meergemeentepolitiezones ter compensatie, wat de naar de politiezones overgehevelde rijkswachters en militairen betreft, van de last die voortvloeit uit de werkgeversbijdrage die verschuldigd is in toepassing van de artikelen 16, 18, 4), en 22 van de wet van 24 oktober 2011 tot vrijwaring van een duurzame financiering van de pensioenen van de vastbenoemde personeelsleden van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten en van de lokale politiezones, tot wijziging van de wet van 6 mei 2002 tot oprichting van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie en houdende bijzondere bepalingen inzake sociale zekerheid en houdende diverse wijzigingsbepalingen.]1
----------
(1)<W 2014-04-25/77, art. 23, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
Art.14. (Een toelage ten laste van de Staatskas wordt toegekend aan de politiezones om hun tussenkomst te financieren in de gemeenschappelijke sociale dienst van de geïntegreerde politie, wat de naar de politiezones overgehevelde rijkswachters en militairen betreft.) <Erratum, zie B.S. 04.10.2002, p. 45090>
Art.15. <W 2002-08-02/45, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002> Inzake de sociale zekerheidsbijdragen op de vergoedingen, premies en toelagen (van de) personeelsleden, is de last die door de gemeenten en de meergemeentepolitiezones gedragen wordt, beperkt tot de sociale zekerheidsbijdragen op de vergoedingen, premies en toelagen die door de gemeenten voor het politiepersoneel gedragen werden voor het jaar 2000. <Erratum, zie B.S. 04.10.2002, p. 45090>
Art.16. <W 2002-08-02/45, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2002> De Koning bepaalt het bedrag van de in de artikelen 10 tot 14 voorziene toelagen, alsook de nadere regels inzake de verdeling van die toelagen tussen de verschillende gemeenten en de meergemeentepolitiezones en de nadere regels inzake de toepassing van artikel 15.
HOOFDSTUK IV. - Sociale Dienst van de geïntegreerde politie.
Art.17. Artikel 11 van de wet van 24 maart 1999 tot regeling van de betrekkingen tussen de overheid en de vakverenigingen van het personeel van de politiediensten, wordt vervangen als volgt :
" Art. 11. § 1. Bij de politiediensten wordt één sociale dienst opgericht.
De Koning bepaalt de nadere regels inzake de werking en het beheer van deze sociale dienst. Hij bepaalt eveneens de nadere regels inzake de deelneming van de representatieve vakorganisaties aan het beheer van die sociale dienst.
§ 2. De meergemeentepolitiezones of de gemeentes zijn gehouden een bijzondere bijdrage te betalen voor ieder personeelslid van hun korps van lokale politie.
Deze bijzondere bijdrage wordt aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten gestort. Ze wordt vastgesteld op 0,15 procent van de bezoldigingen van alle personeelsleden (...) van de politiekorpsen, die in aanmerking komen voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen. <Erratum, zie B.S. 04.10.2002, p. 45091>
De Koning kan deze bijdragevoet wijzigen bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
Deze bijzondere bijdrage wordt gelijkgesteld met een sociale zekerheidsbijdrage en wordt onderworpen aan de bepalingen van artikelen 10 tot 16 van het koninklijk besluit van 25 oktober 1985 tot uitvoering van hoofdstuk I, afdeling 1, van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen.
De opbrengst van deze bijdrage wordt, na aftrek van de kosten verbonden aan de inning, door de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten overgemaakt aan de in § 1, eerste lid bedoelde sociale dienst. Maandelijkse voorschotten mogen aan de sociale dienst toegekend worden.
§ 3. De federale politie keert jaarlijks uiterlijk de laatste dag van de maand maart aan de sociale dienst een toelage uit vastgesteld op de in § 2, tweede lid, bedoelde bijdragevoet, van de initiële kredieten ingeschreven in afdeling 17 van de algemene uitgavenbegroting van het jaar van storting en bestemd om de bezoldigingen van de personeelsleden van de federale politie die in aanmerking komen voor de berekening van de sociale zekerheidsbijdragen uit te betalen.
§ 4. De financiële middelen uitgaande van de bijzondere bijdrage en de toelage worden aan de sociale dienst overgemaakt om bij te dragen in de personeelskosten, in de algemene kosten en in de interventiekosten, van deze dienst. ".
HOOFDSTUK V. - Wijzigingsbepalingen.
Art.18. Artikel 6 van de wet van 30 april 1958 tot wijziging van de koninklijke besluiten nrs. 254 en 255 van 12 maart 1936 waarbij eenheid wordt gebracht in het regime van de pensioenen der weduwen en wezen van het burgerlijk rijkspersoneel en van de leden van het leger en van de rijkswacht, en tot instelling van een begrafenisvergoeding ten gunste van de rechthebbenden van gepensioneerde rijksambtenaren, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 23 juli 1974, 16 juli 1986 en 16 juli 1998, wordt aangevuld met de volgende paragraaf :
" § 5. De §§ 1 tot (...) 4 zijn eveneens van toepassing in geval van overlijden van de titularis van een rustpensioen ten laste van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie. " <Erratum, zie B.S. 04.10.2002, p. 45091>
Art.19. Artikel 7 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid :
" Voor de rustpensioenen ten laste van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie, wordt de inhouding van 0,5 % gedaan ten bate van dit Fonds. "
Art.20. Artikel 8 van dezelfde wet, vervangen door het koninklijk besluit nr. 418 van 16 juli 1986, wordt aangevuld met het volgende lid :
" De opbrengst van de in artikel 7, tweede lid, bedoelde inhouding is bestemd zowel voor de financiering van de in artikel 6, § 5, bedoelde vergoeding als voor de financiering van de pensioenen ten laste van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie. "
Art.21. Artikel 1, eerste lid, van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector, gewijzigd bij de wetten van 4 juni 1976 en 22 februari 1998 en bij het koninklijk besluit van 28 april 1999, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
" g) het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie. "
Art.22. Artikel 1, eerste lid, van de wet van 4 juli 1966 houdende toekenning van een vakantiegeld en van een aanvullende toeslag bij het vakantiegeld aan de gepensioneerden van de openbare diensten, gewijzigd bij de (wet) van 4 juni 1976 wordt aangevuld met de volgende bepaling : <Erratum, zie B.S. 04.10.2002, p. 45091>
" g) het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie. "
Art.23. In artikel 4, § 1, van de wet van 5 augustus 1968 tot vaststelling van een zeker verband tussen de pensioenstelsels van de openbare sector en die van de privé-sector, gewijzigd bij de wet van 20 juni 1975, worden de woorden " of ten laste van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie " ingevoegd tussen de woorden " ten laste van de Openbare Schatkist " en de woorden " , met uitzondering van de militairen ".
Art.24. In artikel 11, § 1, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 20 juni 1975, worden de woorden " of ten laste van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie " ingevoegd tussen de woorden " ten laste van de Openbare Schatkist " en de woorden " , met uitzondering van de militairen ".
Art.25. Artikel 13 van de wet van 9 juli 1969 tot wijziging en aanvulling van de wetgeving betreffende de rust- en overlevingspensioenen van het personeel van de openbare sector, gewijzigd bij de wet van 20 april 1971, wordt vervangen als volgt :
" Art. 13. De bepalingen van de artikelen 11 en 12 zijn van toepassing op de rust- en overlevingspensioenen, toegekend met toepassing van de wet van 30 maart 2001 betreffende het pensioen van de personeelsleden van de politiediensten en hun rechthebbenden. "
Art.26. In artikel 37, § 2, eerste lid, van dezelfde wet, gewijzigd bij de wet van 4 juni 1976, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden " en van de Rijkswerkliedenkas " vervallen;
2° na de woorden " de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen " worden de woorden " of het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie " toegevoegd.
Art.27. In artikel 6, § 2, eerste lid, van de wet van 16 juni 1970 betreffende de bonificaties wegens diploma's inzake pensioenen van leden van het onderwijs, aangevuld bij de wet van 21 mei 1991, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° de woorden " en van de Rijkswerkliedenkas " worden geschrapt;
2° de volgende bepaling wordt toegevoegd :
" - of het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie. "
Art.28. Artikel 1, eerste lid, van de wet van 10 januari 1974 tot regeling van de inaanmerkingneming van bepaalde diensten en van met dienstactiviteit gelijkgestelde periodes voor het toekennen en berekenen van pensioenen ten laste van de Staatskas, wordt vervangen als volgt :
" De bepalingen van deze wet zijn van toepassing op de personen waarvan het pensioen ten laste is van de Staatskas of van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie. "
Art.29. Artikel 58, eerste lid, van de wet van 24 december 1976 betreffende de budgettaire voorstellen 1976-1977 wordt aangevuld als volgt :
" h) het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie. "
Art.30. Artikel 38, eerste lid, 2,° van de wet van 5 augustus 1978 houdende economische en budgettaire hervormingen, gewijzigd bij de wet van 8 augustus 1980, wordt aangevuld als volgt :
" h) van de geïntegreerde politie; "
Art.31. Artikel 1, eerste lid, 1°, van het koninklijk besluit nr. 206 van 29 augustus 1983 tot regeling van de berekening van het pensioen van de openbare sector voor diensten met onvolledige opdracht, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
" f) van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie. "
Art.32. Artikel 1, 2°, van het koninklijk besluit nr. 442 van 14 augustus 1986 betreffende de weerslag van sommige administratieve toestanden op de pensioenen van de personeelsleden van de overheidsdiensten, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
" h) van de geïntegreerde politie. "
Art.33. (In de Nieuwe gemeentewet wordt een artikel 161quater ingevoegd, luidende :
" Art. 161quater. De bepalingen van de artikelen 161, 161bis en 161ter zijn niet van toepassing op de personeelsleden van de korpsen van de lokale politie. ".) <Erratum, zie B.S. 04.10.2002, p. 45091>
Art.34. Artikel 1 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen, gewijzigd bij de wetten van 26 juli 1996 en 3 mei 1999, wordt aangevuld als volgt :
" § 6. Voor het jaar 2001 wordt het bedrag van de Rijkstoelage bedoeld in § 1 verminderd met een bedrag van 91,4 miljoen (...) frank dat overeenstemt met de som van de loonmatigingsbijdragen van 6,19 pct. bedoeld bij artikel 38, § 3bis , van de wet van 29 juni 1981 houdende algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers verschuldigd gedurende dit jaar op het loon van de rijkswachters en militairen die overgedragen worden aan de politiezones. Met ingang van 2002 wordt het bedrag van die vermindering vastgesteld op 18 096 227 (EUR). <Erratum, zie B.S. 04.10.2002, p. 45091>
§ 7. Met ingang van 2002 wordt het bedrag van de Rijkstoelage bedoeld in § 1 verminderd met een bedrag van 10 460 000 (EUR) dat overeenstemt met het bedrag van de bijkomende sociale zekerheidsbijdragen verschuldigd door de korpsen van de lokale politie op de toelagen, premies en vergoedingen van het personeel. " <Erratum, zie B.S. 04.10.2002, p. 45091>
Art.35. In artikel 118, § 1, van de wet van 26 juni 1992 houdende sociale en diverse bepalingen, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° punt 1° wordt aangevuld met de volgende (bepaling) : <Erratum, zie B.S. 04.10.2002, p. 45091>
" g) het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie; "
2° punt 2° wordt als volgt aangevuld :
" of van het Fonds voor de pensioenen van de geïntegreerde politie; ".
Art.36. In de wet van 6 augustus 1993 betreffende de pensioenen van het benoemd personeel van de plaatselijke besturen worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° er wordt een nieuw hoofdstuk I ingevoegd dat een nieuw artikel 1 bevat, luidende :
" HOOFDSTUK I. - Algemene bepaling.
Art. 1. Deze wet is niet van toepassing op de personeelsleden van de korpsen van de lokale politie ";
2° hoofdstuk I wordt hoofdstuk 1bis ;
3° artikel 1 wordt artikel 1bis.
Art.37. Artikel 1, 2°, van de wet van 5 april 1994 houdende regeling van de cumulatie van pensioenen van de openbare sector met inkomsten voortvloeiend uit de uitoefening van een beroepsactiviteit of met een vervangingsinkomen, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
" i) van de geïntegreerde politie; "
Art.38. Artikel 2, 2°, van de wet van 12 augustus 2000 houdende sociale, budgettaire en andere bepalingen, wordt aangevuld met de volgende bepaling :
e) van de geïntegreerde politie. "
Art.39. Artikel 5 van de wet van 30 maart 2001 betreffende het pensioen van het personeel van de politiediensten en hun rechthebbenden wordt aangevuld met het volgende lid :
" Voor de personeelsleden die, met toepassing van het eerste lid, vragen om vóór de leeftijd van 60 jaar gepensioneerd te worden, wordt de in artikel 2, tweede lid, van de wet van 14 april 1965 tot vaststelling van een zeker verband tussen de onderscheiden pensioenregelingen van de openbare sector bedoelde minimumleeftijd vastgesteld op 58 jaar. "
Art.40. Artikel 10 van dezelfde wet wordt aangevuld met het volgende lid :
" Voor de personeelsleden die, met toepassing van dit artikel, vragen om vóór de leeftijd van 60 jaar gepensioneerd te worden, wordt de in artikel 2, tweede lid, van voormelde wet van 14 april 1965 bedoelde minimumleeftijd vastgesteld op 58 jaar. "
HOOFDSTUK VI. - Overgangs- en slotbepalingen.
Art.41. Tijdens een overgangsperiode die loopt van 1 april 2001 tot 31 december 2002 en in afwijking van de artikelen 5 en 6, zijn de in die artikelen bedoelde persoonlijke en werkgeversbijdragen niet verschuldigd.
Gedurende de in het eerste lid bepaalde periode moeten de op 31 maart 2001 toepasselijke persoonlijke en werkgeversbijdragen inzake pensioenen, voor het geheel van de personeelsleden van de geïntegreerde politie, gestort worden aan de verschillende pensioenregelingen waaraan zij op voormelde datum onderworpen waren.
Gedurende de in het eerste lid bepaalde periode en teneinde de uitgaven ten laste van het Fonds gedurende deze periode te dekken, wordt het Fonds voor overlevingspensioenen gemachtigd voorschotten te storten aan het Fonds. Deze voorschotten zullen aan het Fonds voor overlevingspensioenen terugbetaald worden in 2003.
In afwijking van artikel 7, tweede, vierde en vijfde lid, wordt het beschikbare saldo voor de eerste maal vastgesteld voor de periode begrepen tussen 1 april 2001 en 31 december 2003. Voor de vaststelling van het beschikbare saldo voor deze periode wordt rekening gehouden met de bijdragen die aan het Fonds zullen moeten gestort worden voor het jaar 2003 en de uitgaven ten laste van het Fonds voor de periode begrepen tussen 1 april 2001 en 31 december 2003.
De in artikel 7, vijfde lid, bepaalde voorschotten op het beschikbare saldo worden aan de in artikel 7, eerste lid, bedoelde entiteiten voor het (eerst) in januari 2003 gestort. <Erratum, zie B.S. 04.10.2002, p. 45091>
Het in het vierde lid (bedoelde) beschikbare saldo en de in het vijfde lid bedoelde voorschotten worden vastgesteld door de Administratie der Pensioenen na advies van de in artikel 8 bedoelde commissie. <Erratum, zie B.S. 04.10.2002, p. 45091>
Art.42. Binnen het Fonds kunnen compensaties uitgevoerd worden wanneer verschillen blijken te bestaan tussen de met toepassing van deze wet door een in artikel 7 bedoelde entiteit te dragen last en de pensioenmassa ten laste van het Fonds die, bij het ontbreken van deze wet, had moeten gedragen worden door deze entiteit. Onder met toepassing van deze wet te dragen last moet worden verstaan het verschil tussen enerzijds, de opbrengst van de persoonlijke en werkgeversbijdragen voor het personeel dat bij de betrokken entiteit was aangesloten op 31 maart 2001 en anderzijds, het beschikbare saldo dat aan deze entiteit toekomt.
Indien, voor bepaalde entiteiten, de overheveling van een gedeelte van hun personeel naar de geïntegreerde politie bijkomende uitgaven meegebracht heeft voor hun pensioenstelsel, kunnen binnen het Fonds compensatiemechanismen uitgevoerd worden.
De in het eerste en het tweede lid bedoelde compensaties worden, in voorkomend geval, toegepast vóór de vaststelling van het in artikel 7, vijfde lid, bepaalde beschikbare saldo.
De Koning bepaalt, na advies van de in artikel 8 bedoelde commissie, het bedrag van de in toepassing van het eerste en het tweede lid uit te voeren compensaties.
Art. 43. Deze wet heeft uitwerking met ingang van 1 april 2001, met uitzondering van de hoofdstukken III en IV, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 2002.