14 MEI 2002. - Koninklijk besluit tot regeling van de meerkost die betrekking heeft op het gedeelte van de socialezekerheidsbijdragen op de toelagen, premies en vergoedingen van de personeelsleden van de politiezones.
Art. 1-8
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
1° " patronale sociale zekerheidsbijdragen " : de werkgeversbijdragen, bedoeld in artikel 38, § 3, 1°, 2°, 3°, 4°, 9°, § 3bis en § 3quinquies van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers, alsook de werkgeversbijdragen, bedoeld in artikel 18 en 18bis van het koninklijk besluit van 25 oktober 1985 tot uitvoering van Hoofdstuk 1, sectie 1 van de wet van 1 augustus 1985 houdende sociale bepalingen;
2° " personeelsleden van de korpsen van de lokale politie " : de personeelsleden die deel uitmaken van het operationeel kader of het administratief en logistiek kader van de korpsen van de lokale politie, bedoeld bij de wet van 7 december 1998 tot organisatie van een geïntegreerde politiedienst, gestructureerd op twee niveaus;
3° " politiepersoneel van de gemeente " : het politiepersoneel zoals aangegeven door de gemeenten over het jaar 2000 en gecontroleerd door de R.S.Z.P.P.O.;
4° " de R.S.Z.P.P.O. " : de Rijksdienst voor sociale zekerheid van de provinciale en plaatselijke overheidsdiensten.
Art.2. Het bedrag aan patronale socialezekerheidsbijdragen, verschuldigd door de gemeenten over het jaar 2000 op de toelagen, premies en vergoedingen van het politiepersoneel van de gemeente wordt berekend door de R.S.Z.P.P.O. op basis van de socialezekerheidsaangiften met betrekking tot het jaar 2000 en ingediend door de gemeenten vóór 1 april 2002.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder toelagen, premies en vergoedingen verstaan :
1° vergoeding ambtenaar Openbaar Ministerie;
2° weddensupplement adjunct-commissaris;
3° weddensupplement veldwachter;
4° weddensupplement toegekend aan (hoofd)inspecteurs van de gemeentelijke politie bekleed met de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings;
5° vergoedingen voor wachtdienst betaald aan het politiepersoneel op grond van de besluiten van de Waalse Regering van 16 september 1993 en 14 juli 1994 en op grond van de ministeriële besluiten van 16 december 1993, 19 december 1994, 13 december 1996 en 11 december 1997;
6° weddensupplement toegekend aan officieren van de gemeentepolitie die deelnemen aan de permanentie van het politiekorps;
7° nacht-, zaterdag- en zondagtoelagen voor het personeel van de gemeentepolitie;
8° diplomavergoeding voor het personeel van de gemeentepolitie;
9° weddensupplement toegekend aan adjunct-politiecommissarissen die een wachtdienst verrichten in het kader van een permanentie van 22 uur tot 6 uur, op zondagen en op feestdagen;
10° weddebijslag voor uitoefening hoger ambt;
11° uurtoelage voor bijkomende dienstprestaties;
12° tweetaligheidstoelage.
Het in het eerste lid bedoelde bedrag wordt gedeeld door vier.
Art.3. Het bedrag aan patronale socialezekerheidsbijdragen op de toelagen, premies en vergoedingen van de personeelsleden van de korpsen van de lokale politie, verschuldigd door de politiezones voor een kwartaal, wordt berekend door de R.S.Z.P.P.O. op basis van de socialezekerheidsaangifte die opgemaakt wordt voor rekening van de politiezone.
Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder toelagen, premies en vergoedingen verstaan de toelagen, premies en vergoedingen verschuldigd met toepassing van het koninklijk besluit van 30 maart 2001 tot regeling van de rechtspositie van het personeel van de politiediensten.
Art.4. De meerkost voor een politiezone wordt per kwartaal berekend door het bedrag, zoals bedoeld in artikel 3 te verminderen met het in artikel 2, laatste lid bedoelde bedrag, nadat dit geïndexeerd werd en toegewezen werd aan een politiezone volgens de procedure beschreven in artikel 5.
De indexering van het in artikel 2, laatste lid bedoelde bedrag gebeurt op basis van de volgende formule :
A = B x I1/1,2271
Waarbij :
A= het in artikel 2, laatste lid bedoelde bedrag, na indexatie.
B= het in artikel 2, laatste lid, bedoelde bedrag.
I1= de gemiddelde waarde, voor de drie maanden van een kwartaal waarover toelagen, premies en vergoedingen voor rekening van een politiezone worden aangegeven, van de indexatiecoëfficiënt, zoals bedoeld in artikel 4 van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld.
Art.5. Om de meerkost, bedoeld in artikel 4, voor een politiezone te berekenen, gebeurt er een toewijzing aan de politiezones van het in artikel 2, laatste lid bedoelde bedrag.
Bij een ééngemeentezone wordt het in artikel 2, laatste lid bedoelde bedrag, verschuldigd door de gemeente toegewezen aan deze ééngemeentezone.
Bij een meergemeentezone wordt het totaal van de bedragen, bedoeld in artikel 2, laatste lid, en verschuldigd door de gemeenten die de meergemeentezone samenstellen, toegewezen aan de meergemeentezone.
De evolutie van de personeelstoestand in een politiezone heeft geen invloed op deze toewijzing.
Art.6. Indien de R.S.Z.P.P.O. vaststelt dat er voor een politiezone over een bepaald kwartaal een meerkost is, wordt het bedrag van de meerkost afgetrokken van het totaal aan socialezekerheidsbijdragen, verschuldigd door de politiezone voor dit kwartaal. Het bedrag van de meerkost voor een kwartaal wordt herberekend telkens er een regularisatie op een socialezekerheidsaangifte van de politiezone met betrekking tot dit kwartaal plaats vindt.
Art.7. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2002.
Art. 8. Onze Minister van Sociale Zaken en Pensioenen en Onze Minister van Binnenlandse Zaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Gegeven te Brussel, 14 mei 2002.
ALBERT
Van Koningswege :
De Minister van Sociale Zaken en Pensioenen,
F. VANDENBROUCKE
De Minister van Binnenlandse Zaken,
A. DUQUESNE.