Details





Titel:

23 MAART 1998. - Wet betreffende de oprichting van een Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-04-1998 en tekstbijwerking tot 28-03-2023)



Inhoudstafel:


Art. 1-3, 3/1, 4-20, 20/1, 21-23



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:

1956062003  1987016057  1987016251  1991003014  1993016100  1995016164  1996016103  1997016056 



Uitvoeringsbesluit(en):

1998016157  1998016343  1998016348  1999016052  1999016054  1999016093  1999016211  1999016212  1999016221  1999016238  1999016240  1999016248  1999016253  1999016254  1999016266  1999016277  1999016367  1999016397  1999016398  1999016402  1999016412  2000016004  2000016018  2000016116  2000016272  2001003355  2001016195  2001016205  2001016259  2001016358  2002016119  2002016181  2002022943  2003022000  2003023053  2004022037  2004022188  2004022401  2004022428  2004022586  2004022762  2004022763  2004091350  2005022114  2005022229  2005022647  2005022948  2005022949  2007022367  2007022368  2007022369  2007022615  2007022616  2007022617  2007022676  2008024199  2008024203  2008024204  2009024087  2009024311  2009024312  2009024313  2009024351  2009024352  2009024353  2010024407  2012018380  2012024043  2013024444  2014022218  2014024015  2014024181  2014024249  2014024250  2015024012  2015024013  2015024296  2015024306  2015024307  2016024189  2016024190  2016024202  2018011220  2018014056  2018031978  2019012994  2019013473  2019013474  2020015022  2020030687  2020041020  2020041319  2021020672  2021030238  2021031436  2021041794  2022032161  2022041358  2022043168  2023015123  2023015190  2023040816  2023040817  2023040818  2023040820  2023040821  2023045747  2023048369  2024000730  2024001259  2024002855  2024004068  2024004072  2024005416 



Artikels:

Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.

Art.2. Voor de toepassing van deze wet wordt verstaan onder :
  a) "dieren" : de levende gewervelde en ongewervelde dieren van welke soort ook;
  b) "dierlijke producten" : elke al dan niet verwerkte materie van dierlijke oorsprong;
  (c) het FAVV : het Federaal Agentschap voor de veiligheid van de voedselketen, opgericht bij de wet van 4 februari 2000.) <W 2003-12-22/42, art. 206, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>

Art.3. Met toepassing van artikel 45 van de wetten op de Rijkscomptabiliteit, gecoördineerd op 17 juli 1991, wordt bij (de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu) een "Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten" ingesteld, hierna "het Fonds" te noemen. <W 2003-12-22/42, art. 207, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  Bij het Fonds wordt een Raad opgericht waarvan de organisatie, de samenstelling en de werkwijze door de Koning worden bepaald.

Art.3/1. [1 Onverminderd artikel 4, kan de Koning de voorwaarden en criteria vaststellen waaraan de interventies van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van dieren en dierlijke producten moeten voldoen in het geval van steun met betrekking tot artikel 107, leden 2 b) en 3 c), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/21, art. 7, 008; Inwerkingtreding : 07-05-2019>


Art.4.Ten laste van het Fonds kunnen de prefinanciering of de financiering van de uitgaven van de overheid aangerekend worden, gedaan in het kader van :
  1° de dierengezondheidswet van 24 maart 1987 [2 en de verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid]2 [3 met inbegrip van steun voor onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die voldoen aan de voorwaarden en criteria zoals vastgelegd in artikel 3/1;]3
  2° [2 artikel 9, § 2, tweede tot vierde lid van de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde;]2
  3° de wet van 28 maart 1975 betreffende de handel in landbouw-, tuinbouw- en zeevisserijproducten (voor de acties die behoren tot het bevoegdheidsdomein van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu); <W 2003-12-22/42, art. 208, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  4° (...). <W 2003-12-22/42, art. 208, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  [1 De Koning bepaalt, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, welke inkomsten of ontvangsten zonder intresten na advies van de Raad van het Fonds kunnen worden terugbetaald.]1
  ----------
  (1)<W 2013-12-15/29, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 03-01-2014>
  (2)<W 2017-04-07/10, art. 9, 007; Inwerkingtreding : 18-05-2017>
  (3)<W 2022-07-12/18, art. 36, 009; Inwerkingtreding : 22-09-2022>

Art.5. Het Fonds wordt gestijfd door :
  1° de verplichte bijdragen, bedoeld in de artikelen 14 en 15, of opgelegd door de Koning met toepassing van artikel 6, § 1, ten laste van de natuurlijke en rechtspersonen die dieren of dierlijke producten voortbrengen, verwerken, vervoeren, bewerken, verkopen of verhandelen;
  2° de heffingen, bedoeld in artikel 16, of opgelegd door de Koning met toepassing van artikel 7, voor de controles en prestaties van de overheid in het kader van de wetten, bedoeld in artikel 4 (met uitzondering van de heffingen voor de controles en prestaties die onder de bevoegdheid vallen van het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen.) <W 2002-12-24/31, art. 306, 003; Inwerkingtreding : 10-01-2003>
  3° de vrijwillige of contractuele bijdragen;
  4° de ontvangsten voortkomend uit de deelneming van de Europese Gemeenschap in de uitgaven van het Fonds;
  5° de administratieve geldboeten, opgelegd in het kader van de wetten, bedoeld in artikel 4;
  6° (opgeheven) <W 2002-12-24/31, art. 306, 003; Inwerkingtreding : 10-01-2003>
  7° de financiële garanties, vastgesteld in het kader van de voornoemde wet van 24 maart 1987;
  8° (de terugvordering van vergoedingen of voorschotten verleend in het kader van de in artikel 4 bedoelde wetten.) <W 1999-02-05/35, art. 36, 002; Inwerkingtreding : 29-03-1999>

Art.6.§ 1. De Koning bepaalt, na het advies van de Raad van het Fonds, het bedrag van de verplichte bijdragen bedoeld in artikel 5, 1°, evenals de regels voor de inning ervan. Onverminderd de sancties, bedoeld in de artikelen 10 en 12, bepaalt de Koning eveneens de gevolgen van het niet-betalen van deze verplichte bijdragen.
  De verplichte bijdragen kunnen vastgesteld worden volgens de sanitaire risico's verbonden aan de dieren of aan de ondernemingen. Een deel van de verplichte bijdragen kan aangewend worden voor het dekken van de kosten van inning en storting aan het Fonds.
  De verplichte bijdragen kunnen worden geheven voor elk dier dat wordt gehouden, verhandeld, vervoerd, geslacht of verwerkt, met uitzondering van de ingevoerde en uitgevoerde dieren. Zij kunnen forfaitair worden vastgesteld of in verhouding tot de waarde van de dieren of de karkassen.
  Zij kunnen eveneens worden geheven voor elke onderneming die dieren of dierlijke producten houdt, verhandelt, vervoert, slacht of verwerkt. In dat geval kunnen zij forfaitair worden vastgesteld of in verhouding tot de omvang van de onderneming.
  [1 § 1/2. Geconsigneerde inrichtingen zoals gedefinieerd in artikel 4, 48), van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde besluiten op het gebied van de diergezondheid, zijn geen verplichte bijdragen verschuldigd aan het Fonds.]1
  § 2. De koninklijke besluiten betreffende de verplichte bijdragen zijn van rechtswege opgeheven met terugwerkende kracht tot op de dag van hun inwerkingtreding wanneer zij door de wetgever niet werden bekrachtigd in het jaar volgend op dat van hun bekendmaking in het Belgisch Staatsblad.
  § 3. Indien de verplichte bijdrage wordt geïnd bij personen, die dieren of dierlijke producten verwerken, vervoeren, bewerken, verkopen of verhandelen, kan de Koning, na het advies van de Raad van het Fonds, bepalen dat de verplichte bijdrage geheel of gedeeltelijk wordt doorberekend naar de producenten. (In geen geval mag het doorberekende bedrag hoger zijn dan de verplichte bijdrage.) Hij kan eveneens de wijze van deze doorberekening bepalen in alle stadia tussen verwerking en productie, alsmede de wijze van opmaken van facturen en aankoopdocumenten. Hij kan bepalen dat deze doorberekening plaats heeft bij de prijsvorming tussen partijen naar aanleiding van het verrichten van diensten en/of naar aanleiding van het verkopen van dieren of dierlijke producten. <W 2005-12-27/31, art. 48, 005; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
  ----------
  (1)<W 2023-03-12/13, art. 16, 010; Inwerkingtreding : 28-03-2023>

Art.7. De Koning bepaalt, na het advies van de Raad van het Fonds, het bedrag van de heffingen bedoeld in artikel 5, 2°, evenals de nadere regelen voor de inning ervan. Onverminderd de sancties bedoeld in de artikelen 10 en 12, bepaalt de Koning eveneens de gevolgen van het niet-betalen van deze heffingen.

Art.8. Onverminderd de besluiten genomen ter uitvoering van de wetten, bedoeld in artikel 4, worden het bedrag en de voorwaarden van de tussenkomsten van het Fonds in het kader van jaarlijkse programma's bepaald door de Minister tot wiens bevoegdheid de (Volksgezondheid) behoort, na het advies van de Raad van het Fonds. <W 2003-12-22/42, art. 209, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  Bovendien geeft de Raad van het Fonds zijn advies betreffende alle vragen waarvan het onderzoek hem door de Minister wordt opgedragen en hij kan hem elk voorstel voorleggen betreffende de uitvoering van de wetten, bedoeld in artikel 4.

Art.9. Een bijzonder reglement betreffende het beheer van het Fonds wordt door de Koning opgemaakt op de gezamenlijke voordracht van de Minister tot wiens bevoegdheid de (Volksgezondheid) behoort en de Minister tot wiens bevoegdheid de Begroting behoort. <W 2003-12-22/42, art. 209, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>

Art.10. Ingeval de in deze wet bedoelde verplichte bijdragen of heffingen niet worden betaald door de betalingsplichtige, zelfs indien de betaling het voorwerp uitmaakt van een betwisting voor de rechtbanken, worden de erkenning of de licentie zoals bedoeld in artikelen 12, 13, 15 en 18bis van de voornoemde wet van 24 maart 1987 en artikel 3 van de voornoemde wet van 28 maart 1975 en in voorkomend geval de aflevering van certificaten in toepassing van artikel 19 van de voornoemde wet van 24 maart 1987 en artikel 3 van de voornoemde wet van 28 maart 1975, geschorst vanaf de vijftiende werkdag volgend op de dag van de kennisgeving van de ingebrekestelling bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.
  De ingebrekestelling herneemt de tekst van het voorgaande lid.
  De voornoemde maatregel neemt van rechtswege een einde op de eerste werkdag volgend op die waarop de verschuldigde verplichte bijdragen of heffingen effectief op de rekening van het Fonds werden gecrediteerd.

Art.11. (Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, worden overtredingen van de wet en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten opgespoord en vastgesteld door :
  - de leden van de federale en lokale politie,
  - de ambtenaren en agenten van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, aangeduid door de minister bevoegd voor de Volksgezondheid,
  - de ambtenaren en agenten van het FAVV, aangeduid door dezelfde minister, in het kader van hun algemene controlerende opdrachten en specifieke opdrachten uitgevoerd voor rekening van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu in verband met de inning van de in artikel 5 vastgestelde bijdragen,
  - de ambtenaren en agenten van de Administratie der douane en accijnzen,
  - de andere ambtenaren en agenten aangewezen door de Koning.) Degenen onder hen die de eed voorgeschreven bij het decreet van 20 juli 1831 betreffende de eedaflegging bij de aanvang der grondwettelijke vertegenwoordigende monarchie niet hebben afgelegd, moeten hem voor de vrederechter afleggen. <W 2003-12-22/42, art. 210, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
  De door deze overheidspersonen opgemaakte processen-verbaal hebben bewijskracht tot het tegenbewijs is geleverd; een afschrift ervan wordt binnen vijftien dagen na de vaststelling ter kennis gebracht van de overtreders.
  In de uitoefening van hun opdracht mogen dezelfde overheidspersonen slachthuizen, fabrieken, magazijnen, bergplaatsen, burelen, boten, bedrijfsgebouwen, stallen, stapelhuizen, stations, wagons, voertuigen, bossen, cultuur- en braakliggende gronden en de in open lucht gelegen bedrijven te allen tijde betreden.
  Zij mogen de plaatsen die tot woning dienen slechts bezoeken met verlof van de rechter in de politierechtbank.
  Zij kunnen zich alle voor het volbrengen van hun opdracht nodige inlichtingen en bescheiden doen verstrekken en overgaan tot alle nuttige vaststellingen.

Art.12. Onverminderd de toepassing in voorkomend geval van de strengere straffen, bepaald bij het Strafwetboek of bij bijzondere strafwetten, wordt gestraft met geldboete van honderd tot vijfduizend frank :
  - degene die de bedragen, verschuldigd aan het Fonds en bedoeld in artikel 5, niet betaalt of de volledige bedragen niet tijdig betaalt, of
  - degene die de wijze van de doorberekening of de wijze van opmaken van facturen of aankoopdocumenten niet naleeft of die de verplichte bijdrage doorberekent zonder dat de doorberekening wordt toegestaan, of
  (- degene die een bedrag doorberekent dat niet in overeenstemming is met het voor doorberekening toegelaten of vastgelegde bedrag van de verplichte bijdrage, of
  - degene die onder het voorwendsel van deze wet verplichte bijdragen doorberekent waarvoor deze wet geen rechtsgrond biedt, of) <W 2005-12-27/31, art. 49, 005; Inwerkingtreding : 09-01-2006>
  - degene die teneinde te ontsnappen aan de bepalingen betreffende de bedragen, bedoeld in artikel 5, of betreffende de wijze van de doorberekening of de wijze van opmaken van facturen of aankoopdocumenten, zich verzet tegen de bezoeken, inspecties, controles of verzoeken om inlichtingen of om documenten door de in artikel 11 van deze wet bepaalde overheidspersonen of die willens en wetens onjuiste of onvolledige inlichtingen of documenten verstrekt.

Art.13. Alle bepalingen van boek I van het Strafwetboek, met inbegrip van hoofdstuk VII en artikel 85, zijn van toepassing op de in artikel 12 bepaalde misdrijven.

Art.14. Volgende verplichte bijdragen aan het Fonds worden opgelegd aan de slachthuizen en de uitvoerders :
  1° voor de periode van 1 januari 1988 tot 30 juni 1989 :
  315 frank voor elk rund, 105 frank voor elk kalf en 20 frank voor elk varken, indien zij in die periode werden geslacht of levend uitgevoerd;
  2° voor de periode van 1 juli 1989 tot 31 december 1990 :
  0,80 frank per kg karkas voor elk rund en elk kalf en 0,25 frank per kg karkas voor elk varken, indien zij in die periode werden geslacht of levend uitgevoerd;
  3° voor de periode van 1 januari 1991 tot 30 juni 1995 :
  630 frank voor elk rund, 200 frank voor elk kalf en 40 frank voor elk varken, indien zij in die periode werden geslacht of levend uitgevoerd;
  4° voor de periode van 1 juli 1995 tot 31 maart 1996 :
  560 frank voor elk rund, 180 frank voor elk kalf en 40 frank voor elk varken, indien zij in die periode werden geslacht of levend uitgevoerd;
  5° voor de periode van 1 april 1996 tot 31 december 1996 :
  504 frank voor elk rund, 162 frank voor elk kalf en 40 frank voor elk varken, indien zij in die periode werden geslacht of levend uitgevoerd;
  6° voor de periode van 1 januari 1997 tot de eerste dag van de maand volgend op de publicatie van deze wet in het Belgisch Staatsblad :
  454 frank voor elk rund en 146 frank voor elk kalf, indien zij in die periode worden geslacht;
  7° voor de periode van de eerste dag volgend op de publicatie van deze wet in het Belgisch Staatsblad tot de datum waarop de Koning de bedragen bedoeld in artikel 6, § 1, vastgesteld zal hebben :
  410 frank voor elk rund en 132 frank voor elk kalf, indien zij in die periode worden geslacht.
  Deze verplichte bijdragen worden doorberekend naar de producent.
  Deze verplichte bijdragen zijn slechts verschuldigd voor de nationale dieren. Zij zijn niet verschuldigd voor de ingevoerde dieren. Zij zijn niet meer verschuldigd voor de uitgevoerde dieren vanaf 1 januari 1997.
  Wat de ingevoerde dieren betreft, worden de verplichte bijdragen die met ingang van 1 januari 1988 werden betaald met toepassing van het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 april 1989, 23 november 1990, 19 april 1993, 15 mei 1995, 25 februari 1996 en 13 maart 1997, terugbetaald aan de schuldeisers die het bewijs leveren dat de door hen betaalde verplichte bijdragen betrekking hadden op ingevoerde dieren, dat deze verplichte bijdragen door hen niet werden doorberekend naar de producent of dat de doorberekening werd ongedaan gemaakt en dat zij de verplichte bijdragen volledig betaald hebben voor de nationale dieren, met inbegrip van de uitgevoerde slachtdieren en de uitgevoerde fok- en gebruiksdieren.
  <Bij arrest nr 17/2000 van 9 februari 2000 (B.St. 07-03-2000, p. 6694) heeft het Arbitragehof de woorden "en dat zij de verplichte bijdragen volledig betaald hebben voor de nationale dieren, met inbegrip van de uitgevoerde slachtdieren en de uitgevoerde fok- en gebruiksdieren" vernietigd; Opheffing : 01-01-1988>

Art.15.Volgende verplichte bijdragen aan het Fonds worden opgelegd aan de verantwoordelijken van bedrijven waar varkens worden gehouden :
  1° voor de periode van 1 januari 1993 tot 31 december 1995 :
  - 125 frank of 100 frank per fokvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 250 frank per bedrijf, naargelang er al dan niet biggen van het bedrijf worden afgevoerd. Deze bedragen worden verhoogd met 10 frank voor bedrijven waar meer dan 200 fokvarkens kunnen gehouden worden;
  - 85 frank of 35 frank per mestvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 250 frank per bedrijf, naargelang er al dan niet op het bedrijf biggen worden aangevoerd. Deze bedragen worden verhoogd met 10 frank voor bedrijven waar meer dan 1500 mestvarkens kunnen gehouden worden;
  2° voor de periode van 1 januari 1996 tot de datum waarop de Koning de bedragen bedoeld in artikel 6, § 1, vastgesteld zal hebben :
  - 37 frank of 12 frank per fokvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 250 frank per bedrijf, naargelang er al dan niet biggen van het bedrijf worden afgevoerd. Indien de afvoer van biggen steeds naar hetzelfde bedrijf van bestemming, waar ze gehouden worden tot de slachting geschiedt, bedraagt de verplichte bijdrage evenwel 12 frank per fokvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 250 frank per bedrijf. Deze bedragen worden verhoogd met 10 frank voor bedrijven waar meer dan 200 fokvarkens kunnen gehouden worden;
  - 106 frank of 35 frank per mestvarken dat kan gehouden worden, met een minimum van 250 frank per bedrijf, naargelang er al dan niet op het bedrijf biggen worden aangevoerd. Indien de biggen steeds van hetzelfde bedrijf van oorsprong, waar ze geboren worden, afkomstig zijn, bedraagt de verplichte bijdrage evenwel 35 frank per mestvarken dat kan worden gehouden, met een minimum van 250 frank per bedrijf. Deze bedragen worden verhoogd met 10 frank voor bedrijven waar meer dan 1500 mestvarkens kunnen gehouden worden.
  De verplichte bijdragen bedoeld in dit artikel worden verhoogd met 50 % wanneer het bedrijf niet beschikt over het attest bedoeld in het koninklijk besluit van 14 juni 1993 tot bepaling van de uitrustingsvoorwaarden voor het houden van varkens.

Art.16. Volgende heffingen aan het Fonds worden opgelegd aan de melkinrichtingen en aan de houders van vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten :
  1° voor de periode van 1 januari 1995 tot 31 december 1995 :
  1) aan de melkinrichtingen 0,20 frank per kilogram botervet en 0,32 frank per kilogram eiwit vervat in de in België verzamelde melk en/of de behandelde, verwerkte en/of verpakte melk en producten op basis van melk, welke ook de herkomst en de vorm weze waaronder zij worden verkregen.
  Onder "melkinrichtingen" wordt verstaan de melkinrichtingen erkend in toepassing van het koninklijk besluit van 7 maart 1994 betreffende de erkenning van melkinrichtingen.
  Indien die producten achtereenvolgens door meerdere melkinrichtingen behandeld, verwerkt en/of verpakt worden, is de heffing verschuldigd door ieder van hen, voor zover de verhandeling van de genoemde producten het voorwerp was van een handelsverrichting.
  Ingeval van loonwerk is de heffing verschuldigd door de loonwerker voor zover er geen heffing wordt geïnd op het verwerkt product bij de eigenaar ervan.
  De heffing is niet verschuldigd door de melkinrichtingen die rauwe melk of room verzamelen indien deze producten zonder behandeling, verwerking of verpakking worden doorverkocht, en het voorwerp zijn van de heffing in het onmiddellijk volgende stadium;
  2) aan de houders van vergunningen voor de afgifte van de vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten :
  Onder "houders van vergunningen" wordt verstaan de houders van vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten afgegeven in toepassing van het koninklijk besluit van 27 februari 1963 betreffende de verdeling van zuivelproducten.
  a) groothandelaars in zuivelproducten, groothandelaars in rauwe melk en room en groothandelaars die kaasproducten opnieuw verwerken : een heffing van 2.600 frank;
  b) groothandelaars die zuivelproducten andere dan kaas opnieuw verwerken : een heffing van 8 000 frank;
  c) kleinhandelaars in zuivelproducten, houders van een winkel, venters : een heffing van 1 000 frank;
  d) producent-venters, houders van melkkoeien voor de verkoop van zuivelproducten van hun eigen bedrijf : een heffing van 1 000 frank;
  3) de melkinrichtingen die bovendien groothandelaar of kleinhandelaar zijn, betalen de heffingen voorgeschreven in 1) en 2);
  4) de melkinrichtingen doen aan het Bestuur voor de Dierengezondheid en de Kwaliteit van de Dierlijke Producten van het Ministerie van Middenstand en Landbouw binnen de vijfenveertig dagen na het einde van iedere maand wanneer zij personen zijn die rauwe melk of room ophalen of personen die meer dan 10 000 frank heffingen per maand verschuldigd zijn, of na het einde van ieder trimester wanneer zij andere personen zijn, een verklaring van de aan heffingen onderworpen hoeveelheden toekomen.
  De verschuldigde heffingen worden betaald binnen twee maanden na de desbetreffende maand of het desbetreffende trimester. Binnen hetzelfde burgerlijk jaar mag een betaling die lager is dan 500 frank naar de volgende periode worden overgedragen.
  De heffingen bepaald onder 2) zijn jaarlijks en bij voorbaat betaalbaar.
  De laattijdige betaling heeft van rechtswege een nalatigheidsinterest tegen de wettelijke rentevoet tengevolge, vermeerderd met 500 frank voor administratieve kosten;
  5) een bedrag van 250 frank per titel voor de vervanging en de vernieuwing van de vergunningstitels, verloren of beschadigd gedurende het dienstjaar.
  Indien zich in de loop van het jaar een wijziging voordoet, inzonderheid met betrekking tot de houder van de vergunning, de zetel of de aard van de onderneming, wordt de nieuwe titel kosteloos uitgereikt.
  Het kosteloos uitreiken wordt toegestaan op voorwaarde, ingeval de houder van de vergunning gewijzigd wordt, dat de overnemer de handel in zuivelproducten voortzet op dezelfde zetel of op hetzelfde activiteitscentrum als de overdrager en, ingeval de aard van onderneming gewijzigd wordt, dat deze blijft behoren tot een categorie die hetzelfde bedrag betaalt;
  6) de portkosten en fiscale kosten met betrekking tot het aanbieden en het innen van de sommen, verschuldigd voor de uitgereikte, vervangen of vernieuwde vergunningstitels, zijn ten laste van de belanghebbende.
  De distributiekaarten worden door de titularis van de vergunning te zijnen laste opgemaakt;
  7) elke titel afgeleverd in de loop van een jaar is slechts geldig tot 31 december van dat jaar en verplicht tot de betaling van het ganse bedrag van de heffing vastgesteld bij 2). Indien de titel betrekking heeft op een handelsactiviteit die na 30 juni gestart is, is de houder van de vergunning enkel de helft van het bedrag vastgesteld bij 2) verschuldigd;
  2° voor de periode van 1 januari 1996 tot de datum waarop de Koning de bedragen bedoeld in artikel 7 vastgesteld zal hebben :
  1) aan de melkinrichtingen 0,10 frank per kilogram botervet en 0,16 frank per kilogram eiwit die vervat zijn in :
  - de melk en producten op basis van melk die zij bereid hebben;
  - de in België opgehaalde melk indien geen heffingen worden geïnd op de producten die rechtstreeks met deze melk vervaardigd zijn.
  Melkinrichtingen die boter of room opnieuw verwerken, zijn enkel een heffing van 0,03 frank per kilogram botervet, vervat in de herverwerkte boter, verschuldigd aan het Fonds.
  Geen enkele heffing wordt geheven op de melk en de producten op basis van melk indien die producten slechts het voorwerp uitmaakten van een verpakking;
  2) aan de houders van vergunningen voor de afgifte van de vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten :
  a) groothandelaars in zuivelproducten, groothandelaars in rauwe melk en room en groothandelaars die kaasproducten opnieuw verwerken : een heffing van 1.300 frank;
  b) groothandelaars die zuivelproducten andere dan kaas opnieuw verwerken : een heffing van 4 000 frank;
  c) kleinhandelaars in zuivelproducten, houders van een winkel, venters : een heffing van 500 frank;
  d) producent-venters en houders van melkkoeien, voor de verkoop van zuivelproducten van hun eigen bedrijf : een heffing van 500 frank.
  De bepalingen van 1°, 3) tot 7) blijven van toepassing.

Art.17. (Het FAVV int, voor rekening van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu, de verplichte bijdragen), bedoeld in de artikelen 14 en 15 en van de heffingen bedoeld in artikel 16. <W 2003-12-22/42, art. 211, 004; Inwerkingtreding : 10-01-2004>
  In voorkomend geval heeft van rechtswege schuldvergelijking plaats uit kracht van de wet tussen de bedragen verschuldigd krachtens de bepalingen van de artikelen 14, 15 en 16 en de bedragen betaald met toepassing van het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, het koninklijk besluit van 14 juni 1993 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, vastgesteld volgens de sanitaire risico's verbonden aan bedrijven waar varkens gehouden worden en het koninklijk besluit van 5 juli 1995 tot vaststelling van de retributies verschuldigd aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren door de melkinrichtingen en door de houders van vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten.

Art.18. Indien het slachthuis, de uitvoerder of de verantwoordelijke van het bedrijf waar varkens worden gehouden het bedrag van de verplichte bijdragen bedoeld in de artikelen 14 en 15, niet betaalt na twee aanmaningen, wordt het bedrag van de verplichte bijdragen verdubbeld.
  De verplichte bijdragen bedoeld in artikel 14 worden in alle stadia van verhandeling of productie die de slachting of de uitvoer voorafgaan, geheel doorberekend naar de producent. Deze doorberekening heeft plaats bij de prijsvorming tussen partijen zowel naar aanleiding van de verkoop van dieren als naar aanleiding van het verrichten van diensten door het slachthuis of de uitvoerder.
  Deze verplichte bijdrage mag niet worden vermeld op de factuur of op het stuk bedoeld bij artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 22 van 15 september 1970 met betrekking tot de bijzondere regeling voor landbouwondernemers inzake belasting over de toegevoegde waarde.
  Deze verplichte bijdragen moeten door de slachthuizen worden betaald uiterlijk de laatste dag van de maand die volgt op de slachting of op het aangetekend schrijven van het Bestuur. Zij moeten door de uitvoerders worden betaald aan het Bestuur uiterlijk de laatste dag van de maand die volgt op het aangetekend schrijven van dit Bestuur.
  De verplichte bijdragen bedoeld in artikel 15 zijn jaarlijks verschuldigd. Zij worden betaald aan het Bestuur binnen de dertig dagen die volgen op het verzoek tot betaling dat bij aangetekende brief wordt verzonden.
  Bij gebreke aan tijdige betaling van de verplichte bijdragen, bedoeld in de artikelen 14 en 15, is van rechtswege en zonder aanmaning een verwijlinterest tegen de wettelijke rentevoet verschuldigd.

Art.19. Het koninklijk besluit van 13 maart 1997 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren is bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding.

Art.20. Het koninklijk besluit van 24 juni 1997 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, vastgesteld voor de sector pluimvee is bekrachtigd met uitwerking op de datum van zijn inwerkingtreding.

Art.20/1. [1 De invordering van de aan het Fonds verschuldigde bedragen en hun verhoging wordt verzekerd door de administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën, belast met de inning en de invordering van niet-fiscale schuldvorderingen overeenkomstig de artikelen 3 en volgende van de domaniale wet van 22 december 1949.
   Na aftrek van de eventuele kosten worden de door de voornoemde administratie ingevorderde bedragen overgemaakt aan de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij W 2019-04-13/21, art. 9, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2019>


Art.21. Worden opgeheven :
  1° artikel 32, §§ 2 en 3, van de dierengezondheidswet van 24 maart 1987, gewijzigd bij de wetten van 29 december 1990, 20 juli 1991, 6 augustus 1993, 21 december 1994 en 20 december 1995;
  2° artikel 1bis van de wet van 20 juni 1956 betreffende de verbetering van de rassen van voor de landbouw nuttige huisdieren, ingevoegd bij het koninklijk besluit nr. 426 van 5 augustus 1986 en vervangen bij de wet van 24 maart 1987;
  3° de wet van 24 april 1996 tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 15 mei 1995 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren;
  4° de wet van 5 februari 1997 tot bekrachtiging van het koninklijk besluit van 25 februari 1996 tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren;
  5° het koninklijk besluit van 11 december 1987 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, gewijzigd bij de koninklijke besluiten van 8 april 1989, 23 november 1990, 19 april 1993, 15 mei 1995, 25 februari 1996 en 13 maart 1997;
  6° het koninklijk besluit van 14 juni 1993 betreffende de verplichte bijdragen aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren, vastgesteld volgens de sanitaire risico's verbonden aan bedrijven waar varkens worden gehouden, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 23 september 1996;
  7° het koninklijk besluit van 5 juli 1995 tot vaststelling van de retributies verschuldigd aan het Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren door de melkinrichtingen en door de houders van vergunningen voor de verkoop van zuivelproducten, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 24 april 1996.
  De verordenende besluiten genomen ter uitvoering van de in het eerste lid bedoelde wetten blijven van kracht tot aan hun uitdrukkelijke opheffing.

Art.22. In de tabel gevoegd bij de wet van 27 december 1990 houdende oprichting van de begrotingsfondsen, gewijzigd bij de wetten van 6 augustus 1993, 24 december 1993, 21 december 1994 en 29 april 1996 wordt de subrubriek "31-1 Fonds voor de gezondheid en de productie van de dieren" vervangen door de volgende tekst :
  "Fonds 31-1 Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten
  De ontvangsten bepaald in artikel 5 van de organieke wet houdende oprichting van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten.
  De uitgaven bepaald in artikel 4 van de organieke wet houdende oprichting van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten".

Art. 23.Deze wet treedt in werking de dag waarop ze in het Belgisch Staatsblad wordt bekendgemaakt, met uitzondering van artikel 14 en artikel 21, eerste lid, 5°, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1988, artikel 15 en artikel 21, eerste lid, 6°, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1993 en artikel 16 en artikel 21, eerste lid, 7°, die uitwerking hebben met ingang van 1 januari 1995.
  Kondigen deze wet af, bevelen dat zij met 's Lands zegel zal worden bekleed en door het Belgisch Staatsblad zal worden bekendgemaakt.