11 DECEMBER 2023. - Koninklijk besluit betreffende de bestrijding van de runder-, schapen- en geitenbrucellose(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 22-12-2023 en tekstbijwerking tot 06-05-2024)
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Doel - toepassingsgebied - definities
Art. 1-3
Afdeling 2. - Melding
Art. 4
HOOFDSTUK 2. - Diagnostiek
Art. 5-8
HOOFDSTUK 3. - Aanvullende procedure bij een indirecte diagnostische methode ter bevestiging van een verdacht geval
Art. 9
HOOFDSTUK 4. - Sanitair statuut en vrij statuut van de inrichting
Art. 10
HOOFDSTUK 5. - Bewakingsprogramma
Art. 11
HOOFDSTUK 6. - Bestrijdingsmaatregelen
Afdeling 1. - Maatregelen bij verdenking van brucellose in een inrichting
Art. 12-14
Afdeling 2. - Maatregelen bij verdenking van brucellose in een contactinrichting
Art. 15
Afdeling 3. - Maatregelen in geval an een haard van brucellose in een inrichting
Onderafdeling 1. - Haard
Art. 16-17
Onderafdeling 2. - Afslachting op bevel
Art. 18-19
Onderafdeling 3. - Beschermingsgebied
Art. 20
Onderafdeling 4. - Vrijgeven van de haard
Art. 21-22
Afdeling 4. - Reiniging en ontsmetting en andere maatregelen om de uitbreiding van de besmetting te voorkomen
Art. 23-24
HOOFDSTUK 7. - Verplaatsingen en verhandeling
Art. 25
HOOFDSTUK 8. - Bijzondere bepalingen
Art. 26
HOOFDSTUK 9. - Vergoedingen
Art. 27-31
HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Art. 32-33
BIJLAGE.
Art. N
1978120606 1978120607 1981000288 1988016062 1989016017 1991016108 1997016231
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen
Afdeling 1. - Doel - toepassingsgebied - definities
Artikel 1. Dit besluit stelt de voorschriften vast voor het behoud van de status "vrij van brucellose" van België en de maatregelen die moeten worden genomen in geval van verdenking of bevestiging van brucellose, naast de voorschriften die zijn vastgelegd in:
1° de verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid;
2° de gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking, uitroeiingsprogramma's en de ziektevrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten.
Art.2. Dit besluit is van toepassing op alle inrichtingen op het Belgische grondgebied waar runderen, schapen of geiten worden gehouden, met uitzondering van geconsigneerde inrichtingen zoals gedefinieerd in artikel 4, 48) van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid.
Art.3. § 1. Voor de toepassing van dit besluit gelden de definities uit de in artikel 1 vermelde Europese regelgeving.
§ 2. Daarnaast gelden voor de toepassing van dit besluit de volgende definities :
1° Gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 : gedelegeerde verordening (EU) 2020/689 van de Commissie van 17 december 2019 tot aanvulling van verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor bewaking en uitroeiingsprogramma's en de ziekte vrije status voor bepaalde in de lijst opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;
2° Brucellose agens: de Brucella abortus, B. melitensis en B. suis bacterie;
3° Dier: rund, schaap of geit;
4° Dier verdacht aangetast door brucellose: elk dier
a. waarvan het klinisch onderzoek op brucellose wijst en;
b. waarvan het resultaat van één of meerdere diagnostische methoden als bedoeld in artikel 5, § 2, wijst op de waarschijnlijke aanwezigheid van brucellose in een monster dat van dat dier of die groep dieren is genomen en/of;
c. waarbij er een epidemiologisch verband met een bevestigd geval is vastgesteld;
5° Dier aangetast door brucellose: elk dier waarbij
a. het brucellose-agens werd geïsoleerd uit een monster van dit dier, of bij een groep dieren ;
b. een antigeen of nucleïnezuur van het brucelloseagens is geïdentificeerd in een monster dat van dat dier of bij een groep dier is genomen, en die klinische symptomen vertonen of een epidemiologisch verband vertonen met een vermoedelijk of bevestigd geval, of
c. een positief resultaat van een indirecte diagnostische methode is verkregen in een monster van dat dier of bij een groepen dier in een haard;
6° N.R.L.: Nationaal Referentielaboratorium;
7° Erkend laboratorium: laboratorium erkend door het Agentschap in toepassing van het koninklijk besluit van 3 augustus 2012 betreffende de erkenning van de laboratoria die analyses uitvoeren in verband met de veiligheid van de voedselketen;
8° Verwerping: uitdrijving van elke niet-levensvatbare foetus, met inbegrip van doodgeboorten en niet-levensvatbare pasgeborenen die binnen 48 uur na de geboorte zijn overleden;
9° Abortusprotocol: protocol tussen het Agentschap en de erkende verenigingen met als doel het opsporen van de oorzakelijke pathogenen van de verwerpingen;
10° Serologisch onderzoek: individuele bloedmonsters die door de (bedrijfs)dierenarts zijn genomen bij alle runderen ouder dan 12 maanden en/of alle schapen en geiten ouder dan 6 maanden op het bedrijf;
11° Bewakingsprogramma: het in hoofdstuk 4 bedoelde programma;
12° Erkende vereniging: een vereniging erkend in toepassing van het koninklijk besluit van 26 november 2006 houdende voorwaarden voor de erkenning van de verenigingen voor de bestrijding van dierenziekten en het hun toevertrouwen van taken die tot de bevoegdheid van het Agentschap behoren;
13° Bedrijfsdierenarts: dierenarts (of zijn plaatsvervanger) bedoeld bij in artikel 2, § 2, 2° van het koninklijk besluit van 20 mei 2022 tot instelling van het epidemiologisch toezicht op inrichtingen waar bepaalde dieren gehoudenworden;
14° Dierenarts: de dierenarts, natuurlijk persoon, bedoeld in artikel 1, punt 1° van de wet van 28 augustus 1991 op de uitoefening van de diergeneeskunde en erkend overeenkomstig artikel 4, lid 5 van diezelfde wet;
15° LCE: lokale controle eenheid;
16° Inrichting: gebouwen, constructies of, in geval van openluchtfokkerij, omgevingen of plaatsen waar runderen, schapen en geiten worden gehouden voor beroepsdoeleinden of als vrijetijdsbesteding;
17° Contactinrichting: alle inrichtingen waar beroepsmatig of als hobby runderen, schapen en geiten worden gehouden en die direct of indirect in contact zijn geweest met een haard, met inbegrip van inrichtingen in de nabijheid van de haard of de weilanden;
18° Sanitel: het geautomatiseerd gegevensbestand als bedoeld in artikel 2, § 2, 1° van het koninklijk besluit van 20 mei 2022 betreffende de identificatie en de registratie van pluimvee, konijnen, sommige hoefdieren en vogels;
19 ° Producent: de landbouwuitbater, natuurlijke persoon of rechtspersoon of groepering van natuurlijke of rechtspersonen of van beide die op een autonome manier voor eigen profijt en rekening een bedrijf gelegen in België, beheert en die uit dien hoofde rechtstreeks melk of andere zuivelproducten aan de eindverbruiker verkoopt of die ze levert aan een koper;
20° Melkproductie-eenheid: het geheel van de functioneel samenhangende middelen, door de producent uitgebaat voor de productie van melk of van producten op basis van melk, omvattend, voor zijn exclusief gebruik de melkveestal, de voor de melkproductie gebruikte gronden, de melkinstallatie, de melkdieren, de voedervoorraden en de melkkoeltank of de melkkruiken;
21° Warmtebehandeling: een warmtebehandeling die zorgt voor het inactiveren van het schadelijke pathogeen, zoals bedoeld in bijlage II, hoofdstuk XI, van verordening (EG) nr. 852/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake levensmiddelenhygiëne, en die voldoet aan het bepaalde in bijlage II, sectie IX, van verordening (EG) nr. 853/2004 houdende vaststelling van specifieke hygiënevoorschriften voor levensmiddelen van dierlijke oorsprong;
22° Isolatie: het houden van dieren in een deel van de inrichting dat volledig gescheiden is van andere delen van de inrichting De dieren zijn in dit deel op zodanige wijze afgezonderd dat er geen direct contact mogelijk is met andere dieren op de inrichting, noch met dieren behorend tot buur-inrichtingen;
23° Agentschap: Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen;
24° Minister: de minister bevoegd voor Landbouw.
Afdeling 2. - Melding
Art.4.§ 1. [1 ...]1.
§ 2. Iedere exploitant die bij een dier een verwerping vaststelt, die vermoedt dat er een verwerping heeft plaatsgevonden of zal plaatsvinden of de daaraan voorafgaande of daarop volgende tekens van een verwerping waarneemt, is verplicht om dit dier in isolatie te plaatsen en het binnen de achtenveertig uur te laten onderzoeken door de bedrijfsdierenarts of een dierenarts naar keuze, als hij geen overeenkomst heeft met een bedrijfsdierenarts.
§ 3. Iedere dierenarts die een dier verdenkt aangetast te zijn door brucellose op basis van analyseresultaten of die kennis heeft van een verwerping of van een nakende verwerping, neemt ten laatste de dag na de verwerping één of meer van de volgende monsters voor analyse: de verworpen vrucht, de nageboorte, serum van het moederdier, melk, colostrum of alle andere relevante stoffen nuttig voor het stellen van de diagnose. Hij maakt ze zonder uitstel over aan het laboratorium van de erkende vereniging voor het uitvoeren van het abortusprotocol.
§ 4. Ieder dierenarts is verplicht om zich te informeren over de inhoud van het abortusprotocol, inzonderheid over de aard van de te nemen monsters, hun bewaring en verzending. Dit protocol is beschikbaar op de website van de erkende verenigingen.
----------
(1)<KB 2024-04-18/11, art. 35,4°, 003; Inwerkingtreding : 16-05-2024>
HOOFDSTUK 2. - Diagnostiek
Art.5. § 1. De diagnosemethoden die van toepassing zijn voor het behoud van het statuut "brucellose vrij" van de beslagen zijn opgenomen in bijlage III, afdeling 1, van gedelegeerde verordening (EU ) 2020/689.
§ 2. Alleen door het N.L.R. gevalideerde methoden worden voor de bewaking gebruikt.
Art.6. SCIENSANO is het N.R.L. voor brucellose.
Art.7.§ 1. Enkel de analyses die uitgevoerd werden door het N.R.L. en door de laboratoria van de erkende verenigingen komen in aanmerking voor het behoud van het brucellosevrije statuut, voor het uitvoeren van het abortusprotocol en voor het uitvoeren van het bewakingsprogramma.
§ 2. Het uitvoeren van de analyses in het kader van het abortusprotocol mogen enkel gebeuren in de laboratoria van de erkende verenigingen of het N.L.R.
§ 3. [1 ...]1.
----------
(1)<KB 2024-04-18/11, art. 35,4°, 003; Inwerkingtreding : 16-05-2024>
Art.8.
<Opgeheven bij KB 2024-04-18/11, art. 35,4°, 003; Inwerkingtreding : 16-05-2024>
HOOFDSTUK 3. - Aanvullende procedure bij een indirecte diagnostische methode ter bevestiging van een verdacht geval
Art.9. § 1. Wanneer meerdere bloedmonsters van één inrichting worden getest, zal het Agentschap zich baseren op het geheel van de resultaten van de inrichting en de epidemiologische context om één of meerdere runderen aan te duiden als "rund verdacht aangetast door brucellose".
Het Agentschap kan, afhankelijk van de risicoanalyse, verzoeken om extra monsters te nemen en opnieuw te testen binnen dertig dagen na het eerste testresultaat voordat een rund "verdacht aangetast door brucellose" wordt verklaard.
§ 2. In geval van een individueel monster baseert het Agentschap zich op een risicoanalyse alvorens het rund te verklaren als "rund verdacht aangetast door brucellose". Het Agentschap kan vragen dat bij het betrokken rund extra monsters worden genomen en getest binnen 30 dagen na het eerste testresultaat voordat een rund "verdacht aangetast door brucellose" wordt verklaard.
§ 3. Het Agentschap stelt de exploitant en de bedrijfsdierenarts in kennis van het eindresultaat in geval van herbemonstering of wanneer de inrichting onder verdenking wordt geplaatst wegens de aanwezigheid van één of meerdere "rund(eren) verdacht aangetast door brucellose".
§ 4. In afwachting van het eindresultaat van de testen om een rund te verklaren als "verdacht aangetast door brucellose":
1° mag het/de betrokken rund(eren) de inrichting niet verlaten;
2° wordt geen enkele maatregel genomen in de inrichting waartoe dit rund behoort/de runderen behoren.
HOOFDSTUK 4. - Sanitair statuut en vrij statuut van de inrichting
Art.10. Elke exploitant moet het statuut "brucellose vrij" hebben voor alle beslagen behorend tot de inrichtingen waarvoor hij verantwoordelijk is.
De exploitant van beslagen waarvoor het statuut "vrij van brucellose" is geschorst of ingetrokken, moet alle in dit besluit vermelde maatregelen nemen en opvolgen om het statuut "vrij van brucellose" te herwinnen binnen de door het Agentschap gestelde termijnen.
HOOFDSTUK 5. - Bewakingsprogramma
Art.11. § 1. Het Agentschap organiseert het bewakingsprogramma tegen brucellose.
§ 2. Het bewakingsprogramma tegen brucellose bij runderen is opgenomen in bijlage.
§ 3. Het Agentschap organiseert een bewakingsprogramma tegen brucellose bij schapen en geiten conform de bepalingen van de gedelegeerde verordening (EU) 2020/689.
HOOFDSTUK 6. - Bestrijdingsmaatregelen
Afdeling 1. - Maatregelen bij verdenking van brucellose in een inrichting
Art.12. Het Agentschap kan, in functie van de epidemiologische situatie, een inrichting onder verdenking plaatsen indien een positief resultaat op een onderzoek als bedoeld in artikel 5, § 2, is vastgesteld bij een dier, een groep dieren of tankmelk.
Art.13. Het Agentschap neemt de volgende maatregelen op een inrichting onder verdenking:
1°. het statuut "brucellose vrij" van de beslagen behorend tot de inrichting wordt in Sanitel opgeschort;
2°. zij stelt de exploitant en de (bedrijfs)dierenarts in kennis van de datum van de opschorting, informeert hem omtrent de maximale termijn van opschorting van het statuut `vrij van brucellose' en omtrent de maatregelen bedoeld in artikel 14;
3°. zij voert een epidemiologisch onderzoek uit.
Afhankelijk van de resultaten van het epidemiologisch onderzoek kan het Agentschap aanvullende maatregelen nemen of opleggen om een mogelijke verspreiding van de ziekte te voorkomen.
Art.14.§ 1. Op een inrichting onder verdenking zijn de volgende maatregelen van toepassing:
1°. alle dieren in de inrichting moeten binnen acht dagen nadat zij onder verdenking zijn geplaatst, door de (bedrijfs)dierenarts serologisch worden getest;
2°. elke af- en aanvoer van dieren van of naar de inrichting onder verdenking is verboden;
3°. In afwijking van 2° :
is de rechtstreekse afvoer van dieren naar een door het Agentschap aangeduid binnenlands slachthuis toegelaten mits ze vergezeld zijn van een door het Agentschap afgegeven vervoervergunning;
kan het Agentschap toestemming geven voor het vervoer van mannelijke kalveren van minder dan zes weken oud van een melkproductie-eenheid naar een afmestbedrijf, waarvan de status ook zal worden opgeschort overeenkomstig artikel 23 van gedelegeerde verordening (EU) 2020/689;
4°. elk "dier verdacht aangetast door brucellose" dient op de inrichting in isolatie geplaatst te worden ;
5°. het is verboden om dierlijke producten, uitgezonderd melk of dierlijke bijproducten, of materiaal dat mogelijks in contact geweest is met de dieren alvorens deze de inrichting verlaten hebben of afvalstoffen af te voeren van de inrichting onder verdenking, tenzij mits een schriftelijke toelating van het Agentschap;
6°. de toegang tot de inrichting, met uitzondering van de woning, is verboden voor alle diensten en personen, tenzij noodzakelijk voor de bedrijfsvoering, waaronder de levering van veevoeder of grondstoffen, het dierenartsbezoek, de melkophaling.
Een bezoekersregister wordt dagelijks bijgehouden voor alle professionele bezoeken (vermelding van de reden, naam van personen en kentekens van voertuigen).
§ 2. [1 ...]1.
§ 3. Het Agentschap kan bijkomende maatregelen opleggen die het nuttig acht om een eventuele uitbreiding van de brucellose te voorkomen.
§ 4. Het Agentschap heft de verdenking op de inrichting op indien alle in 1°. van dit artikel bedoelde onderzoeken volgens de in artikel 5, § 1, bedoelde methoden voor alle beslagen negatieve resultaten hebben opgeleverd.
De beslagen behorend tot de inrichting herwinnen het statuut "brucellose vrij" in Sanitel.
----------
(1)<KB 2024-04-18/11, art. 35,4°, 003; Inwerkingtreding : 16-05-2024>
Afdeling 2. - Maatregelen bij verdenking van brucellose in een contactinrichting
Art.15.§ 1. De contactinrichtingen, aangeduid door het Agentschap op basis van de resultaten van het epidemiologisch onderzoek van een haard van brucellose, worden onder verdenking geplaatst en dienen binnen acht dagen na de kennisgeving een serologisch onderzoek uit te voeren.
§ 2. In afwachting van de resultaten van de analyses zoals bedoeld in paragraaf 1, wordt het statuut "brucellose vrij" van de beslagen behorend tot de contactinrichtingen opgeschort.
§ 3. Elke af- en aanvoer van dieren van of naar de contactinrichting is verboden voor een termijn van dertig dagen.
In afwijking van lid 1 is de rechtstreekse afvoer van dieren naar een door het Agentschap toegelaten binnenlands slachthuis toegelaten mits ze vergezeld zijn van een door het Agentschap afgegeven vervoersvergunning.
§ 4. [1 ...]1.
§ 5. Het Agentschap heft de verdenking op indien alle in artikel 14, 1°, bedoelde onderzoeken volgens de in artikel 5, § 1 bedoelde methoden negatieve resultaten hebben opgeleverd.
§ 6. Het Agentschap stelt de exploitant en zijn (bedrijfs)dierenarts schriftelijk in kennis van dit besluit en heft de in toepassing van paragraaf 2 genomen maatregelen op.
De beslagen behorend tot de inrichting herwinnen het statuut "brucellose vrij" in Sanitel.
----------
(1)<KB 2024-04-18/11, art. 35,4°, 003; Inwerkingtreding : 16-05-2024>
Afdeling 3. - Maatregelen in geval an een haard van brucellose in een inrichting
Onderafdeling 1. - Haard
Art.16. Zodra de analyses van het N.R.L. bevestigen dat een dier "aangetast door brucellose" aanwezig is op de inrichting, verklaart het Agentschap de inrichting tot haard en bepaalt er de grenzen van. Het statuut "brucellose vrij" van alle beslagen behorend tot de inrichting wordt "ingetrokken".
Het Agentschap brengt de exploitant en zijn (bedrijfs)dierenarts (en), mondeling en schriftelijk op de hoogte van de bevestiging van de haard en deelt hen de maatregelen mee die zijn voorgeschreven in de haard.
Art.17.§ 1. In de haard zijn de volgende maatregelen van toepassing:
1° er dient een serologisch onderzoek te worden uitgevoerd door de (bedrijfs)dierenarts op alle dieren aanwezig op de inrichting, en dit ten laatste binnen de acht dagen op zijn laatst na de officiële kennisgeving.
Deze bilan is niet vereist wanneer deze reeds werd opgemaakt in toepassing van artikel 14,1° ;
2° alle dieren "aangetast door brucellose" en dieren die een niet negatief resultaat hebben vertoond in de onderzoeken bedoeld in de bepaling onder 1° van dit artikel dienen afgeslacht te worden. Deze dieren worden, in afwachting van hun afslachting, in isolatie geplaatst;
3° [1 ...]1;
4° levende producten en colostrum die in de inrichting worden verzameld en aanwezig zijn, moeten worden vernietigd ;
5° de verzameling en verwijdering van foetussen, doodgeboren dieren, dieren die na de geboorte zijn gestorven als gevolg van brucellose en placenta's moet worden afgevoerd van de inrichting door een erkend destructiebedrijf voor dierlijke materialen en kadavers waarbij de afhaling als laatste plaats op de ronde moet gebeuren.
Het Agentschap kan bijkomende maatregelen opleggen die het nuttig acht om een eventuele uitbreiding van de ziekte te voorkomen;
6° elke af- en aanvoer van dieren van of naar de haard is verboden;
In afwijking van voorgaande alinea is de rechtstreekse afvoer van dieren naar een door het Agentschap toegelaten binnenlands slachthuis toegelaten mits ze vergezeld zijn van een door het Agentschap afgegeven vervoervergunning.
§ 2. [2 ...]2.
----------
(1)<KB 2024-04-18/11, art. 35,4°, 003; Inwerkingtreding : 16-05-2024>
(2)<KB 2024-04-18/11, art. 35,4°, 003; Inwerkingtreding : 16-05-2024>
Onderafdeling 2. - Afslachting op bevel
Art.18. § 1. Op basis van het epidemiologisch onderzoek en de risicoanalyse stelt het Agentschap een plan van afvoer op en besluit tot een volledige of een partiële afslachting van de dieren aanwezig op de inrichting.
§ 2. Het Agentschap overhandigt het bevel tot afslachting van de dieren opgenomen in het plan van afvoer, aan de exploitant van de inrichting.
Art.19.§ 1. Elk dier waarvoor een slachtbevel is uitgevaardigd, wordt geïsoleerd van de andere dieren van de inrichting en dient, zoals bedoeld in artikel 18, § 2, geslacht te zijn uiterlijk dertig kalenderdagen na het uitvaardigen van het slachtbevel.
§ 2. [1 ...]1.
----------
(1)<KB 2024-04-18/11, art. 35,4°, 003; Inwerkingtreding : 16-05-2024>
Onderafdeling 3. - Beschermingsgebied
Art.20. § 1. Op basis van het epidemiologisch onderzoek en de risicoanalyse kan het Agentschap een beschermingsgebied afbakenen rond de haard. Het Agentschap stelt de exploitanten van de inrichtingen in het beschermingsgebied en de betrokken (bedrijfs)dierenartsen hiervan officieel in kennis.
Het Agentschap kan in het beschermingsgebied specifieke of bijkomende maatregelen opleggen en stelt de exploitanten en de (bedrijfs)dierenartsen hiervan officieel in kennis.
§ 2. Het Agentschap heft de maatregelen in het beschermingsgebied op wanneer alle inrichtingen in het beschermingsgebied conforme resultaten hebben bekomen.
Het Agentschap stelt de exploitanten en de bedrijfsdierenartsen hiervan officieel in kennis.
Onderafdeling 4. - Vrijgeven van de haard
Art.21. § 1. Het Agentschap heft de maatregelen in de haard op en beslist tot vrijgave van de haard wanneer:
1° alle dieren in de haard zijn afgeslacht en;
2° de in artikel 23 bedoelde reinigings- en ontsmettingsmaatregelen werden nageleefd.
§ 2. De weiden waar de "dieren aangetast door brucellose" zouden verbleven hebben, mogen slechts opnieuw worden gebruikt nadat een periode van ten minste zestig dagen is verstreken sedert de verwijdering van de aangetaste dieren uit die weiden.
Art.22. § 1. Wanneer niet alle dieren zijn afgeslacht moet de exploitant, na de afslachting van het laatste dier opgenomen in het plan van afvoer, zijn beslag door de (bedrijfs)dierenarts laten onderzoeken. Alle runderen van twaalf maanden of ouder en alle schapen en geiten van zes maanden of ouder worden onderworpen aan twee serologische onderzoeken :
1° het eerste onderzoek moet worden uitgevoerd op monsters die ten vroegste 3 maanden na de afvoer van het laatste bevestigde geval en van het laatste dier dat positief testte bij een immunologische test, zijn genomen;
2° het tweede onderzoek moet worden uitgevoerd op monsters die ten vroegste zes maanden en ten laatste twaalf maanden na de datum van de in de bepaling onder 1° bedoelde bemonstering zijn genomen.
§ 2. Totdat alle beslagen op de inrichting weer het statuut "brucellose vrij" verworven hebben, moeten alle dieren naar het toegelaten slachthuis worden vervoerd onder dezelfde voorwaarden als bedoeld in artikel 19, § 2.
§ 3. Het Agentschap heft de maatregelen op en geeft de haard vrij wanneer het resultaat van de analyses bedoeld in paragraaf 1 de afwezigheid van brucellose bevestigt en dat de in artikel 23 bedoelde reinigings- en ontsmettingsmaatregelen worden nageleefd.
§ 4. De weiden waar de "dieren aangetast door brucellose" zouden verbleven hebben, mogen pas zestig dagen volgend op het verwijderen van deze dieren uit deze weiden hergebruikt worden.
§ 5. Van zodra het Agentschap de maatregelen opheft en de haard vrij geeft, stelt het de exploitant en de (bedrijfs)dierenarts daarvan mondeling en schriftelijk in kennis.
De beslagen behorend tot de inrichting herwinnen het statuut "brucellose vrij" in Sanitel.
Afdeling 4. - Reiniging en ontsmetting en andere maatregelen om de uitbreiding van de besmetting te voorkomen
Art.23.
<Opgeheven bij KB 2024-04-18/11, art. 35,4°, 003; Inwerkingtreding : 16-05-2024>
Art.24. Indien in een tot haard verklaarde inrichting honden of katten aanwezig zijn, kan het Agentschap een diagnostische test op brucellose bij deze dieren opleggen, alsmede de maatregelen die moeten worden genomen in geval van een positief resultaat.
De test en de kosten in verband met deze maatregelen komen ten laste van de exploitant.
HOOFDSTUK 7. - Verplaatsingen en verhandeling
Art.25. § 1. Elk dier uit een beslag met een statuut "vrij van brucellose" mag worden binnengebracht in een beslag met een statuut "vrij van brucellose" .
§ 2. Bij het verwerven van een rund ouder dan twaalf maanden uit een Lidstaat of regio die niet officieel vrij is van brucellose, of uit elke Lidstaat die het voorwerp heeft uitgemaakt van een risicoanalyse uitgevoerd door het Agentschap of bij import uit een derde land, moet de exploitant binnen de achtenveertig uur beroep doen op zijn bedrijfsdierenarts om onderzoeken te verrichten, bloedmonsters te nemen en, zo nodig, andere stoffen af te nemen die nodig zijn voor de diagnose van brucellose.
De aangevoerde dieren worden in isolatie geplaatst tot alle resultaten van de verplichte aankooponderzoeken gekend zijn.
HOOFDSTUK 8. - Bijzondere bepalingen
Art.26.
<Opgeheven bij KB 2024-04-18/11, art. 35,4°, 003; Inwerkingtreding : 16-05-2024>
HOOFDSTUK 9. - Vergoedingen
Art.27. § 1. Binnen de perken van de budgettaire kredieten en voor zover een rund wordt afgeslacht overeenkomstig de bepalingen van afdeling 3, kent het Sanitair Fonds aan de exploitant een vergoeding toe die berekend wordt volgens de bepalingen van het koninklijk besluit van 28 november 1991 betreffende de schatting van en de vergoeding voor runderen afgeslacht in het kader van de gezondheidspolitie.
§ 2. Onverminderd de toepassing van de strafbepalingen verliest de exploitant elk recht op vergoeding indien de bepalingen van dit besluit niet werden nageleefd of technische bepalingen van het Agentschap in uitvoering van dit besluit niet werden opgevolgd.
Art.28. § 1. Binnen de perken van de budgettaire kredieten en voor zover een schaap of geit wordt afgeslacht overeenkomstig de bepalingen van afdeling 3, kent het Sanitair Fonds aan de exploitant een vergoeding toe die gelijk is aan de waarde van het dier.
De waarde van het te slachten dier wordt door een deskundige bepaald overeenkomstig de bepalingen van artikel 77 van het koninklijk besluit van 10 oktober 2005 betreffende de bestrijding van mond- en klauwzeer.
§ 2. Onverminderd de toepassing van de strafbepalingen verliest de exploitant elk recht op vergoeding indien de bepalingen van dit besluit niet werden nageleefd of de technische bepalingen van het Agentschap in uitvoering van dit besluit niet werden opgevolgd.
Art.29. § 1. Binnen de perken van het daartoe bestemde begrotingsartikel kent het Sanitair Fonds aan de producent van de uit de handel genomen melk en een vergoeding toe, voor zover deze het bewijs levert van de juiste hoeveelheid die uit de handel werd genomen.
§ 2. Bij de berekening van de waarde van de vernietigde rauwe melk geldt de Belgische reële nettomelkprijs voor de maand waarin de vernietiging plaatsvond als referentie.
De in de vorige alinea bedoelde nettoprijs is de gemiddelde uitbetaalde prijs per kilo op basis van het reële vet- en eiwitgehalte van de rauwe melk die gedurende die maand werd geleverd. Deze gegevens worden genoteerd door de Europese Commissie volgens verordening (EU) 2017/1185, artikel 12, a) in annex II.7 (a) en gepubliceerd op hun website.
§ 3. De tussenkomst van het Sanitair Fonds wordt beperkt tot het tijdvak waarin de melkproductie-eenheid onder verdenking is geplaatst of wordt verklaard als een haard van brucellose.
§ 4. De tussenkomst van het Sanitair Fonds bedoeld in dit artikel heeft enkel betrekking op rauwe melk van koeien.
Art.30.[1 Aan de erkende dierenarts wordt, ten laste van het Sanitair Fonds, een vergoeding toegekend per
1° bedrijfsbezoek;
2° verzending van de verworpen vrucht naar het laboratorium;
3° bloedname;
4° staalname organen of weefsels;
5° vaginale swabstaalname;
met het oog op de diagnose van brucellose bij runderen, schapen en geiten.
De bedoelde handelingen zijn respectievelijk hernomen in nummer 1, 2, 4, 6 en 7 van de bijlage van het koninklijk besluit van 28 januari 2024 betreffende de vergoeding van de dierenartsen ten laste van het Begrotingsfonds voor de gezondheid en de kwaliteit van de dieren en de dierlijke producten.
Dit artikel is niet van toepassing op de bedrijfsbezoeken, de onderzoeken en staalnames noodzakelijk voor de diagnose van brucellose en uitgevoerd bij het aankooponderzoek op vraag van de koper van een rund.]1
----------
(1)<KB 2024-01-28/05, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>
Art.31. Binnen de perken van het daartoe bestemde begrotingsartikel kent het Sanitair Fonds aan de door de Minister aangestelde deskundige een vergoeding toe voor kosten van de schatting van de te slachten dieren zoals vastgesteld in het artikel 78 van het koninklijk besluit van 10 oktober 2005 betreffende de bestrijding van mond-en-klauwzeer.
HOOFDSTUK 10. - Slotbepalingen
Art.32. Worden opgeheven:
1° het koninklijk besluit van 6 december 1978 betreffende de bestrijding van runderbrucellose;
2° het koninklijk besluit van 6 december 1978 tot bevordering van de runderbrucellosebestrijding;
3° het koninklijk besluit van 8 augustus 1997 tot bevordering van de bestrijding van de brucellose van schapen en geiten;
4° het ministerieel besluit van 22 oktober 1979 betreffende de bestrijding van de runderbrucellose;
5° het ministerieel besluit van 8 april 1988 houdende tijdelijke maatregelen ter bestrijding van de runderbrucellose;
6° het ministerieel besluit van 28 januari 1989 houdende vastlegging van de modaliteiten voor de erkenning van vetmestingscentra en de overbrenging van runderen in het kader van de zonale bestrijding van de runderbrucellose ;
7° het ministerieel besluit van 6 augustus 1991 ter bepaling van het bedrag, de voorwaarden en de toekenningsvoorwaarden van de opstalvergoeding bedoeld bij artikel 4 van het koninklijk besluit van 6 december 1978 betreffende de aanmoediging van de bestrijding van de runderbrucellose.
Art.33. De minister bevoegd voor Landbouw is belast met de uitvoering van dit besluit.
BIJLAGE.
Art. N. Bewakingsprogramma voor het behoud van de brucellosevrije status in België
Bewakingsprogramma voor een inrichting waar runderen worden gehouden
Afhankelijk van de epidemiologische situatie in België kan het jaarlijkse surveillanceprogramma één of meer van de volgende punten omvatten :
1. het onderzoek van runderen die verworpen hebben uitgaande van serum van de moeder, de verworpen vrucht en/of de nageboorte en elke voor de diagnose nodige substantie, dit in het kader van het abortusprotocol;
2. het opsporen en onderzoeken van onvruchtbare stieren ;
3. het opsporen van antistoffen tegen Brucella spp. in tankmelk op elk melkveebedrijf, zal worden uitgevoerd met een door het Agentschap vastgestelde frequentie ;
4. Analyses uitgevoerd op bloedmonsters genomen tijdens de winterscreening van een door het Agentschap samengestelde selectie van runderen bij beslagen die te weinig verwerpingen ten opzichte van het aantal geboorten hadden gemeld;
5. een aankooponderzoek van alle dieren ouder dan twaalf maand afkomstig uit Lidstaten die niet officieel vrij zijn van brucellose of ingevoerd uit derde landen;
6. het opvolgen van de runderen ouder dan vierentwintig maand afkomstig uit Lidstaten die niet officieel vrij zijn van brucellose of uit derde landen ingevoerd werden, gedurende drie opeenvolgende jaren na het binnenbrengen in België;
7. het ad random bemonsteren van runderen uit verschillende leeftijdscategorieën;
8. het testen van ad random geselecteerde runderen in het kader van de nationale handel;
9. het opvolgen van bedrijven waar een gedeeltelijke afslachting werd uitgevoerd als gevolg van een haard van Brucella suis;
10. het opvolgen van beslagen die sanitaire of epidemiologische banden hebben met een verdenking of een haard.