17 MEI 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019 (aangehaald als "Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019" en afgekort als "BVCO van 17 mei 2019"(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-08-2019 en tekstbijwerking tot 09-12-2022)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Begroting
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen over de meerjarenraming en de beleids- en begrotingsinformatie
Art. 2-3, 3/1, 3/2
Onderafdeling 2. - Bepalingen over de jaarlijkse begroting
Art. 4-5
Afdeling 2. - Specifieke bepalingen voor de begroting van de Vlaamse Gemeenschap
Onderafdeling 1. - Indiening en goedkeuring van de jaarlijkse begroting
Art. 6
Onderafdeling 2. - Herverdelingen
Art. 7-8, 8/1, 9
Afdeling 3. - Specifieke bepalingen voor de begroting van de Vlaamse rechtspersonen
Art. 10-14
HOOFDSTUK 3. - Boekhouding
Art. 15-17
HOOFDSTUK 4. - Aanrekening
Art. 18-22
HOOFDSTUK 5. - Rapportering
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse rechtspersonen
Art. 23-24
Afdeling 2. - Specifieke bepalingen voor de Vlaamse Gemeenschap
Art. 25
Afdeling 3. - Specifieke bepaling voor de Vlaamse rechtspersonen
Art. 26-28
HOOFDSTUK 6. - Controle
Afdeling 1. [1 - De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid]1
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 29-30
Onderafdeling 2. - Toezicht op de uitvoering van de begroting
Art. 31
Onderafdeling 3. - Toezicht op de herverdelingen of aanpassingen van de begroting
Art. 32-36
Afdeling 2. - De Inspectie van Financiën
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 37-40
Onderafdeling 2. - Analyses, evaluaties en audits
Art. 41
Onderafdeling 3. - Voorbereiding en bijsturing van de begroting
Art. 42
Onderafdeling 4. - Toezicht op de uitvoering van de begroting
Art. 43-54
Afdeling 3. - De regeringscommissaris
Art. 55-59
Afdeling 4. - De bedrijfsrevisor
Art. 60
Afdeling 5. - De samenwerking in het kader van single audit
Art. 61-64
HOOFDSTUK 7. - De VABN
Art. 65-70
HOOFDSTUK 8. - Subsidies
Afdeling 1. [1 - Bepalingen over de voorafgaande controle en de toekenning van subsidies]1
Art. 71
Afdeling 2. - Bepalingen inzake de reservevorming bij subsidies
Art. 72
Afdeling 3. - Bepalingen inzake de ex post controle na de toekenning van subsidies
Art. 73-75
Afdeling 3/1. [1 - Periodieke beleidsevaluatie]1
Art. 75/1, 75/2
Afdeling 4. - Bepalingen inzake sancties en onverenigbaarheden
Art. 76-77
Hoofdstuk 8/1 TOEKOMSTIG RECHT.1 - De rol van het Departement Financiën en Begroting binnen het evaluatiebeleid]1Art. 77/1 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 77/2 TOEKOMSTIG RECHT
HOOFDSTUK 9. - Giften en prijzen
Art. 78
HOOFDSTUK 10. - Kas-, schuld-,waarborg- en verzekeringsbeheer
Afdeling 1. - Kasbeheer
Art. 79-84
Afdeling 2. - Schuld- en beleggingsbeheer
Art. 85-88
Afdeling 3. - Waarborgbeheer
Art. 89-90
Afdeling 4. - Verzekeringsbeheer
Art. 91-92
Afdeling 5. - Rapportering
Art. 93
Afdeling 6. - Interne audit
Art. 94-95
HOOFDSTUK 11. - De Diensten met Afzonderlijk Beheer
Art. 95/1, 96-98
HOOFDSTUK 12. - Sanctiebepaling
Art. 99
HOOFDSTUK 13. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen
Art. 100-135
HOOFDSTUK 14. - Opgeheven besluiten
Art. 136
HOOFDSTUK 15. - Overgangsbepalingen
Art. 137-139
HOOFDSTUK 16. - Citeertitel
Art. 140
HOOFDSTUK 17. - Inwerkingtreding
Art. 141
HOOFDSTUK 18. - Uitvoering
Art. 142
1997035628 1998035213 2001035189 2006035268 2007035338 2007036162 2007036179 2007037082 2007037404 2010035064 2012035079 2012035190 2012036176 2013035619 2013035676 2013200236 2013200569 2013206794 2013206869 2014035763 2014202854 2015036318 2016035009 2016035015 2016035081 2016035117 2016035127 2016035174 2016035404 2016035825 2016036476 2016036628 2017012549 2017012600 2017020393 2017030860 2018010262 2018014184 2018031733 2018040160
2020010387 2020015937 2020015983 2020015989 2020031180 2020031364 2020031481 2020031701 2020040480 2020041015 2020041016 2020041041 2020041341 2020041342 2020042067 2020042305 2020042306 2020042307 2020042403 2020042454 2020043107 2020043553 2020043813 2021021599 2021031467 2021032111 2021032157 2021033353 2021041517 2021041650 2021042256 2022015621 2022020184 2022020198 2022020202 2022032915 2022034087 2022043012 2022043152 2022043346 2023043800 2023046525 2023047670 2023048017 2023048111 2023048328 2024000858 2024006322 2024006520 2024007021 2024007422 2024007424 2024007425
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
1° begrotingsakkoord: het akkoord van de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, in het kader van zijn rol bij de ex ante controle van de uitvoering van de begroting;
2° codex: de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019;
[1 2° /1 Departement Financiën en Begroting: het departement, vermeld in artikel 19, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;]1
3° thema-overschrijdend inhoudelijk structuurelement: een inhoudelijk structuurelement dat de beleidskredieten bundelt die niet eenduidig kunnen worden toegewezen aan één specifiek structuurelement.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
HOOFDSTUK 2. - Begroting
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen over de meerjarenraming en de beleids- en begrotingsinformatie
Art.2.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, bereidt de jaarlijkse indiening van de meerjarenraming van de Vlaamse deelstaatoverheid voor.
De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, kan daarvoor de entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid vragen om de nodige gegevens voor de opmaak of actualisering van de meerjarenraming aan te leveren, volgens de instructies en binnen de termijn die de minister bepaalt.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.3.De inhoudelijk bevoegde ministers bereiden de indiening van de beleids- en begrotingstoelichtingen voor.
De inhoudelijk bevoegde ministers, kunnen daarvoor de entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid vragen om beleids- en begrotingsinformatie op te stellen [1 ...]1 volgens de instructies en binnen de termijn die de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen regeringsbeleid, en de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, bepalen.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 3/1. [1 § 1. Minstens een keer per zittingsperiode wordt een brede heroverweging georganiseerd.
Na de regeringsvorming wordt voor de uitgaventoetsingen een indicatieve planning opgesteld, die tijdens de zittingsperiode minstens een keer wordt geactualiseerd.
§ 2. Bij brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen worden de volgende principes gehanteerd:
1° een uitdrukkelijke taakopdracht van de projectgroep die de brede heroverweging of uitgaventoetsing uitvoert;
2° een onafhankelijk ambtelijk onderzoek;
3° een capaciteitsopbouw voor de evaluatie van de uitgaven en de ontvangsten;
4° een coördinerende en centraliserende rol van het Departement Financiën en Begroting;
5° een keuzemenu voor de beleidsmakers in de eindrapportering van de projectgroep;
6° een transparante eindrapportering;
7° een weergave van de leereffectenweergave van de leereffecten in de eindrapportering.
De projectgroep stelt bij aanvang van de werkzaamheden zijn huishoudelijk reglement op.
De voorzitter van de projectgroep bezorgt het eindrapport ter kennisgeving aan de inhoudelijke bevoegde minister en aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid. De projectgroep organiseert vervolgens een overlegmoment waarin het eindrapport wordt toegelicht aan de betrokken Vlaamse ministers. De betrokken Vlaamse ministers kunnen daarna de voorzitter vragen om het eindrapport op korte termijn aan te vullen met hun antwoorden op het eindrapport.
De voorzitter van de projectgroep bezorgt het eindrapport, in voorkomend geval aangevuld met de antwoorden, vermeld in het derde lid, gelijktijdig digitaal aan de leden van de Vlaamse Regering en de voorzitter van het Vlaams Parlement. Het eindrapport wordt aansluitend bekendgemaakt op de website van de instantie die bevoegd is voor de begroting.
§ 3. De voorzitter van de projectgroep, vermeld in paragraaf 2, derde en vierde lid, wordt aangewezen in samenspraak tussen het inhoudelijk bevoegde departement en het Departement Financiën en Begroting. Het voorzitterschap is onverenigbaar met een bezoldiging door een entiteit als vermeld in artikel III.22 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.
Aan de voorzitter van de projectgroep, vermeld in het eerste lid, wordt een forfaitaire jaarlijkse vergoeding toegekend, met een maximumbedrag als vermeld in artikel 6, § 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die onder de Vlaamse regering behoren, en kunnen vergoedingen voor reis- en verblijfskosten worden toegekend conform de regeling, vermeld in artikel 11, tweede lid, van het voormelde besluit.
De forfaitaire jaarlijkse vergoeding, vermeld in het tweede lid, kan alleen betaald worden als de voorzitter in het kalenderjaar waarop de vergoeding betrekking heeft, aanwezig was op minstens twee derde van de vergaderingen van de projectgroep waarvoor hij als voorzitter is aangesteld. De voormelde regel geldt niet als de afwezigheid het gevolg was van overmacht of gewettigde verhindering.
Als het mandaat van de voorzitter in een bepaald jaar minder dan twaalf maanden bestrijkt, wordt het bedrag van de forfaitaire vergoeding pro rata berekend, in maanden. Bij die berekening wordt de maand meegerekend waarin het mandaat is begonnen of beëindigd.
De forfaitaire jaarlijkse vergoeding, vermeld in het tweede lid, volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende de inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld. De forfaitaire jaarlijkse vergoeding is gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,04 (basis 2013).
De forfaitaire jaarlijkse vergoeding en de vergoedingen voor reis- en verblijfskosten, vermeld in het tweede lid, zijn ten laste van het inhoudelijk bevoegde departement.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-10-28/14, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art. 3/2. [1 De modaliteiten van het criterium van de uitgaven, vermeld in artikel 10, § 1, van de codex, worden opgenomen in een instructie van de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid.
Over het criterium, vermeld in het eerste lid, wordt in elk geval gerapporteerd in de meerjarenraming, vermeld in artikel 10, § 1, van de codex.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-10-28/14, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Onderafdeling 2. - Bepalingen over de jaarlijkse begroting
Art.4.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, stelt, in samenwerking met de inhoudelijk bevoegde ministers, het ontwerp van decreet tot begrotingsopmaak of begrotingsaanpassing op.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.5.De Vlaamse Gemeenschap hanteert een geüniformiseerd begrotingsplan dat tenminste de componenten vermeld in artikel 12, eerste lid, van de codex bevat.
De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, stelt het geüniformiseerde begrotingsplan, vermeld in het eerste lid, vast.
De Vlaamse rechtspersonen die werken met een artikelstructuur hanteren het geüniformiseerde begrotingsplan.
De Vlaamse rechtspersonen die geen Vlaamse rechtspersonen zijn als vermeld in het derde lid, gebruiken het stramien van het geüniformiseerde begrotingsplan voor de rapportering over hun begroting.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Afdeling 2. - Specifieke bepalingen voor de begroting van de Vlaamse Gemeenschap
Onderafdeling 1. - Indiening en goedkeuring van de jaarlijkse begroting
Art.6.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, maakt in samenwerking met de inhoudelijk bevoegde ministers het ontwerp van begroting of begrotingsaanpassing voor de Vlaamse Gemeenschap op, volgens de instructies en binnen de termijn die de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, bepaalt.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Onderafdeling 2. - Herverdelingen
Art.7.[1 Een herverdeling tussen de vastleggingskredieten binnen hetzelfde programma, gebeurt bij besluit van de inhoudelijk bevoegde minister.
Een herverdeling tussen de vastleggingskredieten over een programma heen, gebeurt bij besluit van de inhoudelijk bevoegde minister.
In afwijking van het eerste en tweede lid gebeurt een herverdeling van vastleggingskredieten die vertrekt vanuit een provisioneel krediet binnen een programma of over een programma heen bij besluit van de Vlaamse Regering.]1
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.8. Vereffeningskredieten kunnen overeenkomstig artikel 22 van de codex binnen en over de programma's heen worden herverdeeld bij besluit van de inhoudelijk bevoegde minister.
Art. 8/1. [1 In afwijking van artikel 7, eerste en tweede lid, en artikel 8 kunnen variabele kredieten vrij herverdeeld worden tussen begrotingsartikels die behoren tot hetzelfde begrotingsfonds.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij BVR 2022-10-28/14, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.9. Alle beslissingen tot herverdeling als vermeld in artikel 7 en 8 worden onmiddellijk nadat ze ondertekend zijn, bezorgd aan de instantie die bevoegd is voor de begroting, voor bekendmaking op de website van die instantie.
Afdeling 3. - Specifieke bepalingen voor de begroting van de Vlaamse rechtspersonen
Art.10.De inhoudelijk bevoegde minister maakt voor de Vlaamse rechtspersonen die onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan het ontwerp van begroting of begrotingsaanpassing op, volgens de instructies en binnen de termijn die de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, bepaalt.
De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, voegt het ontwerp, vermeld in het eerste lid, als bijlage bij het ontwerp van uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, voor hij beide ter goedkeuring voorlegt aan de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.11.Het beheersorgaan van de Vlaamse rechtspersonen die niet onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan, maakt het ontwerp van begroting of begrotingsaanpassing op, volgens de instructies en binnen de termijn die de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, bepaalt.
De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, bezorgt het ontwerp, vermeld in het eerste lid, ter kennisgeving aan het Vlaams Parlement, als bijlage bij het ontwerp van uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.12. Een herverdeling van vastleggings- of vereffeningskredieten binnen de begroting van de Vlaamse rechtspersonen die onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan, als vermeld in artikel 27, § 3, eerste lid, van de codex, gebeurt bij besluit van de inhoudelijk bevoegde minister.
Een herverdeling van vastleggings- of vereffeningskredieten binnen de begroting van de Vlaamse rechtspersonen die niet onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan, als vermeld in artikel 27, § 3, tweede lid, van de codex, gebeurt bij beslissing van het beheersorgaan.
Art.13. De aanpassing van de begroting van een Vlaamse rechtspersoon die onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staat, als vermeld in artikel 27, § 3, eerste lid, van de codex, gebeurt bij besluit van de inhoudelijk bevoegde minister.
De aanpassing van de begroting van een Vlaamse rechtspersoon die niet onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staat, als vermeld in artikel 27, § 3, tweede lid van de codex, gebeurt bij beslissing van het beheersorgaan.
Art.14. Alle beslissingen tot herverdeling als vermeld in artikel 12, eerste lid, of tot aanpassing van de begroting als vermeld in artikel 13, eerste lid, worden onmiddellijk nadat ze ondertekend zijn, bezorgd aan de instantie die bevoegd is voor de begroting, voor bekendmaking op de website van die instantie.
HOOFDSTUK 3. - Boekhouding
Art.15.Het boekhoudplan met een basisstructuur voor de analytische component voor de entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid omvat minstens de rubrieken van het algemeen rekeningenstelsel, opgenomen in de bijlage bij het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het wetboek Economisch recht.
De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de boekhouding]1, kan het gebruik van bijkomende rekeningen of een verdere indeling van het algemeen rekeningenstelsel verplichten.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.16. De entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid streven naar een maximaal gebruik van courante boekhoudkundige technieken die de jaarafsluiting versnellen of de controle vergemakkelijken.
De technieken, vermeld in het eerste lid, omvatten onder meer:
1° het boeken van te ontvangen facturen;
2° het gebruik van overlopende rekeningen;
3° het gebruik van beste schattingen om boekingen te kunnen uitvoeren waarvoor geen definitieve cijfers voorhanden zijn;
4° de snelle maand-, en kwartaalafsluiting.
Art.17.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de boekhouding]1, stelt een handleiding op met een toelichting bij de boekhoudregels die van toepassing zijn op de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse rechtspersonen.
Hij deelt die handleiding en de aanpassingen eraan jaarlijks mee aan de Vlaamse Regering.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
HOOFDSTUK 4. - Aanrekening
Art.18.§ 1. Alleen verrichtingen die niet binnen de Vlaamse Gemeenschap plaatsvinden, of met diensten met afzonderlijk beheer kunnen aanleiding geven tot een aanrekening op een begrotingsartikel of een vastleggings- of vereffeningskrediet.
De volgende kosten en opbrengsten leiden niet tot een aanrekening:
1° voorzieningen [1 , met uitzondering van voorzieningen voor niet opgenomen vakantiedagen en voorzieningen voor gestandaardiseerde waarborgen]1;
2° afschrijvingen;
3° opbrengsten of kosten als gevolg van herwaarderingen;
4° interne verrekeningen;
5° voorraadbewegingen.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, tweede lid, 1°, wordt het aanleggen van een voorziening voor dubieuze debiteuren aangerekend op het begrotingsartikel waarop de vordering werd geregistreerd.
In afwijking van paragraaf 1, tweede lid, 4°, wordt een toewijzing aan een reservefonds aangerekend op een vastleggings- en vereffeningskrediet en een opname uit een reservefonds aangerekend op de ontvangsten.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.19. Facturen over een boekjaar die uiterlijk op 31 december van het boekjaar ontvangen zijn, worden geboekt in het af te sluiten boekjaar en worden aangerekend op het vereffeningskrediet van datzelfde boekjaar.
Facturen over een boekjaar die na 31 december van het boekjaar ontvangen worden, worden geboekt ten opzichte van de provisie `te ontvangen facturen' van het desbetreffende jaar. Als er geen provisie `te ontvangen facturen' is aangelegd, worden ze geboekt in het volgende boekjaar en aangerekend op het vereffeningskrediet van datzelfde boekjaar.
Voor verschuldigde of gevorderde interesten en huur wordt een proratering toegepast als ze betrekking hebben op verschillende boekjaren en als het te prorateren bedrag hoger is dan 7000 euro.
Art.20.§ 1. [1 Subsidies worden conform artikel 34, § 1, tweede lid, van de codex voor het volledige bedrag van de aangegane verbintenis vastgelegd. Conform artikel 34, § 1, vierde lid, van de codex worden subsidies jaarlijks vastgelegd als het maximale subsidiebedrag eenzijdig door de subsidieverstrekker naar beneden kan worden bijgesteld wegens beleidswijzigingen of besparingsmaatregelen.]1
§ 2. Subsidies die inkomensoverdrachten zijn, worden aangerekend op het vereffeningskrediet van het kalenderjaar waarop de gesubsidieerde activiteiten betrekking hebben. Als een subsidie over verschillende kalenderjaren is gespreid, wordt het bedrag geprorateerd op basis van het aantal maanden waarop de gesubsidieerde activiteit betrekking heeft.
Als de jaarlijkse kosten niet vaststaan, raamt de subsidieverstrekker de prestaties op een consistente wijze.
§ 3. [1 Subsidies die kapitaaloverdrachten zijn, worden aangerekend op het vereffeningskrediet voor het deel van de subsidie waarvoor al prestaties zijn geleverd.]1
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.21. Onder recurrente verbintenissen met meerjarige gevolgen als vermeld in artikel 34, § 2, van de codex, wordt onder meer verstaan:
1° wedden;
2° abonnementen;
3° huurgelden;
4° nutsuitgaven;
5° verzendingskosten;
6° onderhoudskosten.
Een recurrente verbintenis wordt in het eerste jaar vastgelegd op het moment waarop de verbintenis wordt gesloten, en vervolgens telkens in het begin van het begrotingsjaar.
Art.22.§ 1. Ieder jaar maakt de instantie die bevoegd is voor de rekeningen of de bevoegde dienst binnen de Vlaamse rechtspersoon een lijst op van de vastleggingen die acht jaar of ouder zijn en die nog niet zijn vereffend. Ze deelt die lijst mee aan de inhoudelijk bevoegde [1 administratie]1.
[1 Voor de niet vereffende vastleggingen, vermeld in het eerste lid, waarvan de onderliggende verbintenis nog in uitvoering is, bezorgt de inhoudelijk bevoegde minister een aanvraag tot behoud van vastleggingen aan de Inspectie van Financiën. Daarbij past de inhoudelijk bevoegde minister de procedure, vermeld in artikel 52 en 53, toe.]1
De vastleggingen waarvoor de Inspectie van Financiën de voorgelegde motivering gunstig adviseert, blijven behouden.
Als de Inspectie van Financiën een ongunstig advies uitbrengt, kan de inhoudelijk bevoegde minister daartegen een beroep indienen bij de Vlaamse minister, bevoegd voor [1 het budgettair beleid]1, conform artikel 54. Als de Vlaamse minister, bevoegd voor [1 het budgettair beleid]1, of de Vlaamse Regering het beroep inwilligt, blijft de vastlegging behouden. De andere vastleggingen worden van rechtswege geannuleerd als geen beroep wordt ingediend of het beroep wordt verworpen.
§ 2. De aanvraag, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, kan onmiddellijk de einddatum van de vastlegging omvatten. Als de Inspectie van Financiën die aanvraag gunstig adviseert, moet niet jaarlijks een nieuwe aanvraag gebeuren.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
HOOFDSTUK 5. - Rapportering
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse rechtspersonen
Art.23.De rekening, vermeld in artikel 42, § 1, van de codex, met inbegrip van alle elementen waaruit ze bestaat, vermeld in artikel 42, § 1, tweede lid, van de codex, wordt opgemaakt volgens de instructies en binnen de termijn die de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen regeringsbeleid, bepaalt.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.24.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, kan instructies vaststellen om de tussentijdse of bijkomende jaarlijkse rapportering, vermeld in artikel 45 van de codex, te coördineren.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Afdeling 2. - Specifieke bepalingen voor de Vlaamse Gemeenschap
Art.25.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, maakt in samenwerking met de inhoudelijk bevoegde ministers de rekening voor de Vlaamse Gemeenschap op.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Afdeling 3. - Specifieke bepaling voor de Vlaamse rechtspersonen
Art.26.De inhoudelijk bevoegde minister maakt voor de Vlaamse rechtspersonen die onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan de rekeningen, vermeld in artikel 42, § 1, van de codex op.
De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, voegt ze als bijlage bij de rekening van de Vlaamse Gemeenschap, voor hij beide ter goedkeuring voorlegt aan de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.27.De beheersorganen van de Vlaamse rechtspersonen die niet onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan, maken de rekeningen, vermeld in artikel 42, § 1, van de codex op.
De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, voegt de rekeningen, vermeld in het eerste lid, als bijlage bij de rekening van de Vlaamse Gemeenschap ter kennisgeving aan de Vlaamse Regering en aan het Vlaams Parlement.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.28. Uiterlijk op 31 maart bezorgt de inhoudelijk bevoegde minister of het beheersorgaan de rekening aan de instantie die bevoegd is voor de rekeningen. Die instantie coördineert alle rapporteringen.
Overeenkomstig artikel 43, eerste lid, van de codex bezorgt de instantie die bevoegd is voor de rekeningen de rekeningen aan het Rekenhof.
HOOFDSTUK 6. - Controle
Afdeling 1. [1 - De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.29.§ 1. De aanvraag tot verlening van het begrotingsakkoord bevat:
1° het advies van de Inspectie van Financiën en, in voorkomend geval, een repliek op dat advies;
2° een transparante weergave van de budgettaire gevolgen voor het lopende begrotingsjaar en de daaropvolgende jaren, inclusief de berekening van de ESR-impact van de voorgestelde maatregelen.
De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, kan een modelformulier ter beschikking stellen voor de aanvraag van het advies van de Inspectie van Financiën of van het begrotingsakkoord. Dat modelformulier wordt meegedeeld aan de Vlaamse Regering.
Als onvolledigheden in het dossier worden vastgesteld, kan de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, de aanvrager verzoeken om het dossier te vervolledigen.
Een verzoek als vermeld in het derde lid schorst de termijn, vermeld in paragraaf 2, als het verzoek, vermeld in het derde lid, gebeurt binnen een termijn van zes werkdagen nadat de aanvraag van het begrotingsakkoord is ontvangen en de vervollediging gebeurt na een termijn van drie werkdagen na dat verzoek. De schorsing gaat in op de dag van het verzoek als vermeld in het derde lid. De schorsing wordt meegedeeld aan de aanvrager van het begrotingsakkoord.
§ 2. De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, beslist over het gevraagde begrotingsakkoord binnen een termijn van twaalf werkdagen nadat hij de aanvraag van het begrotingsakkoord heeft ontvangen.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.30.Als de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, het begrotingsakkoord weigert, kan de inhoudelijk bevoegde minister zijn voorstel ter beslissing voorleggen aan de Vlaamse Regering.
Als de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, geen beslissing heeft meegedeeld binnen de termijn van twaalf werkdagen, vermeld in artikel 29, § 2, kan de inhoudelijk bevoegde minister zijn voorstel uitvoeren wanneer geen beslissing van de Vlaamse Regering vereist is of ter beslissing voorleggen aan de Vlaamse Regering wanneer een beslissing van de Vlaamse Regering vereist is.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Onderafdeling 2. - Toezicht op de uitvoering van de begroting
Art.31.§ 1. Het begrotingsakkoord is vereist voor elk voorstel dat ter beslissing aan de Vlaamse Regering wordt voorgelegd.
Het begrotingsakkoord is ook vereist voor:
1° de overschrijding van kredieten bij noodwendige of dringende uitgaven;
2° de erkenning van vorderingen als lasten van het verleden, vermeld in artikel 53, § 2, tweede lid, 1°, van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995;
3° beslissingen waarbij een waarborg wordt verleend voor een gecumuleerd bedrag van meer dan 5.000.000 euro per natuurlijke persoon of per rechtspersoon;
4° de verwerving van onroerende goederen voor een bedrag van meer dan 750.000 euro.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, is het begrotingsakkoord niet vereist in de volgende gevallen:
1° als met toepassing van artikel 43, § 3, geen advies van de Inspectie van Financiën vereist is;
2° [1 als de Inspectie van Financiën in haar advies vaststelt en motiveert dat de uitgaven en ontvangsten niet worden beïnvloed of die invloed hooguit bijkomstig is;]1
3° voor standpuntbepalingen in het kader van de institutionele samenwerking tussen de federale staat en de gemeenschappen en gewesten, in geval van een gunstig advies van de Inspectie van Financiën;
4° [1 ...]1
§ 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor [1 het budgettair beleid]1, kan, in afwijking van paragraaf 1, voor bepaalde aangelegenheden beslissen dat het begrotingsakkoord niet meer vereist is na het gunstige advies [1 zonder voorwaarden]1 van de Inspectie van Financiën.
[1 § 4. Dit artikel is niet van toepassing op subsidies en oproepen tot subsidieaanvragen als vermeld in artikel 71.]1
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Onderafdeling 3. - Toezicht op de herverdelingen of aanpassingen van de begroting
Art.32. Het begrotingsakkoord is vereist voor de herverdeling tussen de vastleggingskredieten van hetzelfde programma binnen de begroting van de Vlaamse Gemeenschap in de volgende gevallen:
1° de herverdeling gebeurt over inhoudelijke structuurelementen heen, behalve als de herverdeling vertrekt vanuit een thema-overschrijdend inhoudelijk structuurelement;
2° de herverdeling heeft betrekking op een loonkrediet dat wordt gebruikt als een werkingskrediet of op een werkingskrediet dat wordt gebruikt als een loonkrediet;
3° de herverdeling heeft betrekking op kredietverleningen, deelnemingen, de aflossing van overheidsschuld, het over te dragen saldo en de spijzing van het reservefonds.
Het begrotingsakkoord is vereist voor de herverdeling tussen de vastleggingskredieten binnen de begroting van de Vlaamse Gemeenschap over een programma heen, vermeld in artikel 21, eerste lid, 2°, van de codex.
Art.33. Het begrotingsakkoord is vereist als de herverdeling van vereffeningskredieten binnen de begroting van de Vlaamse Gemeenschap betrekking heeft op kredietverleningen, deelnemingen, de aflossing van overheidsschuld, het over te dragen saldo en de spijzing van het reservefonds.
Art.34. Het begrotingsakkoord is vereist voor herverdelingen van vastleggingskredieten binnen de begroting van de Vlaamse rechtspersonen die onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan in de volgende gevallen:
1° de herverdeling gebeurt over inhoudelijke structuurelementen heen, behalve als de herverdeling vertrekt vanuit een thema-overschrijdend inhoudelijk structuurelement;
2° de herverdeling heeft betrekking op een loonkrediet dat wordt gebruikt als een werkingskrediet of op een werkingskrediet dat wordt gebruikt als een loonkrediet;
3° de herverdeling heeft betrekking op kredietverleningen, deelnemingen, de aflossing van overheidsschuld, het over te dragen saldo en de spijzing van het reservefonds.
Art.35. Het begrotingsakkoord is vereist voor herverdelingen van vereffeningskredieten binnen de begroting van de Vlaamse rechtspersonen die onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan als de herverdeling betrekking heeft op kredietverleningen, deelnemingen, de aflossing van overheidsschuld, het over te dragen saldo en de spijzing van het reservefonds.
Art.36. Het begrotingsakkoord is vereist voor aanpassingen van de begroting van de Vlaamse rechtspersonen die onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan als vermeld in artikel 27, § 3, eerste lid, van de codex, als de aanpassing betrekking heeft op kredietverleningen, deelnemingen, aflossing van overheidsschuld, het over te dragen saldo en de spijzing van het reservefonds.
Afdeling 2. - De Inspectie van Financiën
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.37.§ 1. De beleidscoördinator, vermeld in artikel 52, § 2, van de codex, wordt verkozen door de leden van de Inspectie van Financiën die ter beschikking worden gesteld van de Vlaamse Regering. Voormelde leden dragen de beleidscoördinator voor na interne verkiezingen waaraan enkel de leden die in dienstactiviteit zijn, kunnen deelnemen.
De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, bepaalt de procedure voor de stemming en de aanstelling. Hij deelt die procedures en de aanpassingen eraan, en het resultaat van de stemming mee aan de Vlaamse Regering.
De beleidscoördinator ontvangt voor het uitoefenen van zijn bijkomende taak als beleidscoördinator als vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex een vergoeding van 7000 euro per jaar.
De vergoeding, vermeld in het derde lid, is gekoppeld aan het spilindexcijfer 107,20 met als referentiejaar 2013, en wordt aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, en conform artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
§ 2. Voor de uitvoering van de opdracht, vermeld in artikel 52, § 2, derde lid, van de codex behartigt de beleidscoördinator, vermeld in dezelfde paragraaf van de codex, minstens de volgende taken:
1° de opmaak van een jaarplanning en jaarverslag, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex;
2° de generieke kwaliteitsborging, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex, van de uitgaande stukken van de leden van de Inspectie van Financiën;
3° de opmaak van een jaarlijks plan over de kwaliteitsborging, vermeld in punt 2°, dat minstens betrekking heeft op de opbouw van de adviezen en de gevallen waarin een advies moet worden gegeven zonder dat hierbij afbreuk kan worden gedaan aan artikel 22, artikel 42 tot en met artikel 50 en artikel 71;
4° het bewaken van de naleving van de deontologische code, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex;
5° de communicatie en vertegenwoordiging van de Inspectie van Financiën op externe fora;
6° de organisatie van de administratieve en logistieke ondersteuning in samenspraak met de bevoegde instantie;
7° het bewaken van de middelen die voor de Inspectie van Financiën in de uitgavenbegroting zijn ingeschreven in samenspraak met de bevoegde instantie;
8° de coördinatie van de adviesaanvragen die betrekking hebben op meerdere beleidsdomeinen;
9° de organisatie en opvolging van het intern stafoverleg met het oog op de performante werking van de Inspectie van Financiën en de opvolging van horizontale thema's;
10° de organisatie en opvolging van hun personeelsmanagement in samenspraak met de bevoegde instantie;
11° de organisatie en opvolging van beleidsdomein- of beleidsveldspecifiek overleg met de Inspectie van Financiën.
§ 3. De jaarplanning, vermeld in paragraaf 2, 1°, bevat voor het betrokken jaar:
1° een overzicht van de overheidsbrede en bijzondere analyses en evaluaties, vermeld in artikel 52, § 1, tweede lid, van de codex;
2° een overzicht van de analyses in het kader van de opvolging van overheidsopdrachten;
3° een raming van de personeelsinzet, de benodigde middelen en de vereiste tijd van elke opdracht.
§ 4. De beleidscoördinator rapporteert jaarlijks aan de Vlaamse Regering, over de uitvoering van de jaarplanning, over de uitvoering van het plan aangaande de generieke kwaliteitsborging en over de naleving van de deontologische code, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex.
Het jaarlijks rapport bevat ook duiding van de risico's die waargenomen zijn bij het uitvoeren van haar taken en de algemene aanbevelingen tot remediëring van die risico's.
De Inspectie van Financiën bewaakt de juistheid van haar vaststellingen bij het uitvoeren van de analyses en evaluaties, vermeld in paragraaf 3, 1° en 2°. Hiertoe organiseert zij overlegmomenten met de inhoudelijk bevoegde minister waarin die vaststellingen worden besproken, aangevuld met de mogelijkheid voor de inhoudelijk bevoegde minister om op korte termijn te antwoorden.
§ 5. Een inbreuk op de deontologische code, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex, wordt bij de vaststelling ervan gerapporteerd aan de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1. Hierbij mag op generlei wijze afbreuk gedaan worden aan de federale bevoegdheden inzake de naleving van de deontologische code, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.38. Na raadpleging van de beleidscoördinator, vermeld in artikel 52, § 2, van de codex, wijst de Vlaamse Regering aan elke inspecteur van Financiën een bepaalde beleidssector toe.
Op voorstel van de beleidscoördinator kan de Vlaamse Regering beslissen een inspecteur van Financiën die deel uitmaakt van de ter beschikking gestelde leden tijdelijk te ontheffen van de opvolging van de hem toegewezen beleidssector om hem te belasten met andere taken, zonder dat de taken die zijn toegewezen overeenkomstig artikel 51 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten in het gedrang mogen komen.
Art.39.Binnen het kader van de algemene doelstellingen van de Vlaamse Regering behandelen de adviezen van de Inspectie van Financiën uitsluitend de wettigheid, de regelmatigheid, [1 de doelmatigheid en doeltreffendheid]1, de kostenefficiëntie en de budgettaire inpasbaarheid op termijn.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.40. Binnen de groep van ter beschikking gestelde inspecteurs van Financiën kan de Vlaamse Regering voor maximaal anderhalve voltijdsequivalent inspecteurs van Financiën nominatim aanwijzen om de rol van Vlaamse Auditautoriteit inzake Europese Structuurfondsen op te nemen.
Onderafdeling 2. - Analyses, evaluaties en audits
Art.41.De Inspectie van Financiën kan op eigen initiatief of op aanvraag van de inhoudelijk bevoegde minister of de Vlaamse minister, bevoegd voor [1 het budgettair beleid]1 en nadat de inhoudelijk bevoegde minister geïnformeerd werd:
1° de analyses en evaluaties, vermeld in artikel 37, § 3, 1° en 2°, opzetten;
2° onderzoek verrichten over elke aangelegenheid die de doelmatigheid van de besteding van de begrotingskredieten kan beïnvloeden;
3° een audit uitvoeren bij elke instelling die door de Vlaamse deelstaatoverheid gesubsidieerd wordt;
4° de totstandkoming van het zelfevaluatierapport en de zelfevaluatie, vermeld in artikel 8 van het decreet van 22 maart 2019 houdende een kader voor grote projecten en programma's, faciliteren voor de Vlaamse rechtspersonen die onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan.
[1 De Inspectie van Financiën oefent een gericht systematisch toezicht uit op de toegekende en uitbetaalde subsidies na het afsluiten van het project of van de activiteit waarvoor die subsidies zijn toegekend. Dat toezicht houdt ook in dat er snel en gepast opgetreden wordt als er op welk ogenblik ook binnen het subsidieproces een ernstig vermoeden is of ernstige aanwijzingen zijn dat een subsidie oneigenlijk wordt gebruikt.]1
De Inspectie van Financiën voert de audit, vermeld in het eerste lid, 3°, uit in samenwerking met de personeelsleden van de Vlaamse Gemeenschap of met ondersteuning van externe deskundigen. Ze behoudt de eindverantwoordelijkheid van de audit.
De Inspectie van Financiën deelt de auditaanpak en het auditverslag aan de andere controleactoren mee, op voorwaarde dat de inhoudelijk bevoegde minister, [1 de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid]1, of de Vlaamse Regering daarover geen andere beslissing neemt.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Onderafdeling 3. - Voorbereiding en bijsturing van de begroting
Art.42. De Inspectie van Financiën wordt betrokken bij de opstelling en de bijsturing van de jaarlijkse begroting. Ze verleent hiertoe een advies bij de door de inhoudelijk bevoegde minister ingediende voorstellen.
Onderafdeling 4. - Toezicht op de uitvoering van de begroting
Art.43.§ 1. Het voorafgaande advies van de Inspectie van Financiën is verplicht voor ieder voorstel dat ter beslissing aan de Vlaamse Regering wordt voorgelegd.
§ 2. Het voorafgaande advies van de Inspectie van Financiën is eveneens verplicht voor:
1° elk ontwerp van reglementair ministerieel besluit of van omzendbrief met een budgettaire weerslag;
2° voorstellen, met inbegrip van herverdelingen en aanpassingen van de begroting, die het begrotingsakkoord vereisen;
3° ontwerpen van reorganisatie- en personeelsplannen en het eerste ondernemingsplan van een regeerperiode;
4° leningen en uitgifte van kredieten, en het aangaan van participaties, vanaf een bedrag groter dan 7000 euro, behalve als dat gebeurt ter uitvoering van een samenwerkingsovereenkomst die al voor advies werd voorgelegd aan de Inspectie van Financiën, of voor elke verrichting van financieel beheer in het algemeen belang die uitdrukkelijk gedelegeerd is aan de Vlaamse minister, bevoegd voor [1 het budgettair beleid]1.
Het ondernemingsplan voor het lopende kalenderjaar, dat niet het eerste ondernemingsplan van een regeerperiode is, wordt ter kennisgeving voorgelegd aan de Inspectie van Financiën en de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen.
§ 3. In afwijking van paragraaf 1 moeten de volgende voorstellen van beslissing niet voor advies worden voorgelegd:
1° beslissingen over de aanwijzing, voordracht, benoeming of bevordering van personen, alsook beslissingen over het verder in dienst houden van een ambtenaar na het einde van de maand waarin hij de wettelijke pensioenleeftijd heeft bereikt;
2° beslissingen over de evaluatie van topambtenaren;
3° ontwerpen van of wijzigingen aan ruimtelijke beleids- en uitvoeringsplannen;
4° beslissingen op krachtlijnen die voorafgaan aan een definitieve beslissing, zoals goedkeuring van conceptnota's, visienota's, groen- of witboeken, op voorwaarde dat die beslissingen uitdrukkelijk vermelden dat ze nog geen enkel financieel of budgettair engagement inhouden;
5° beslissingen tot indiening van een beroep tot vernietiging bij het Grondwettelijk Hof;
6° [1 ...]1
[1 7° beslissingen met betrekking tot de indiening van een nota op het Overlegcomité;
8° beslissingen over het beroep tegen de beslissing van de Commissie Zorgvuldig Bestuur, vermeld in artikel VII.14 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016.]1
[1 § 4. Dit artikel is niet van toepassing op subsidies en oproepen tot subsidieaanvragen als vermeld in artikel 71.]1
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.44. Onder voorbehoud van andere afspraken die vastgelegd zijn met de Inspectie van Financiën in een protocol met de inhoudelijk bevoegde minister, zijn artikel 45 tot en met 50 van toepassing.
Art.45.§ 1. [1 Overheidsopdrachten zijn vrijgesteld van een voorafgaand advies van de Inspectie van Financiën met uitzondering van de volgende overheidsopdrachten:
1° overheidsopdrachten die worden geplaatst bij een openbare of niet-openbare procedure voor leveringen en diensten waarvan de geraamde waarde gelijk is aan of hoger is dan 221.000 euro, exclusief btw;
2° overheidsopdrachten die worden geplaatst bij een openbare of niet-openbare procedure voor werken waarvan de geraamde waarde gelijk is aan of hoger is dan 750.000 euro, exclusief btw;
3° overheidsopdrachten die worden geplaatst bij een andere gunningswijze dan een openbare of een niet-openbare procedure, waarvan de geraamde waarde gelijk is aan of hoger is dan 144.000 euro, exclusief btw.
In afwijking van het eerste lid worden de volgende overheidsopdrachten ongeacht de geraamde waarde van de opdracht altijd voor advies van de Inspectie van Financiën voorgelegd:
1° de overheidsopdracht die geplaatst wordt bij een openbare of niet-openbare procedure, met als enig gunningscriterium de prijs of de kosten, waarbij de aanbestedende overheid voorstelt de opdracht niet aan de laagste inschrijver toe te wijzen;
2° elke overheidsopdracht waarvan de goed te keuren offerte de raming met meer dan 20% overschrijdt.
Voor occasioneel gezamenlijke opdrachten als vermeld in artikel 48 van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten waarvan de totale geraamde waarde van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan de drempelbedragen, vermeld in het eerste of tweede lid, vraagt de entiteit van de Vlaamse deelstaatoverheid het advies van de Inspectie van Financiën als:
1° de voormelde entiteit de plaatsingsprocedure beheert;
2° de voormelde entiteit de plaatsingsprocedure niet beheert en de beherende entiteit niet ressorteert onder de controlebevoegdheid van de Inspectie van Financiën of een regeringscommissaris als vermeld in artikel 54 van de codex.]1
§ 2. [1 In de gevallen, vermeld in paragraaf 1, wordt aan de Inspectie van Financiën advies gevraagd over:
1° het voorwerp van de opdracht en de wettigheid van de gekozen plaatsingsprocedure;
2° de opdrachtdocumenten;
3° het voorstel tot gunning.
Aan de Inspectie van Financiën wordt advies gevraagd over alle andere wijzigingen in de lopende opdracht dan de wijzigingen, vermeld in artikel 38/4, 38/7 en 38/8 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten.]1
§ 3. [1 Bestellingen binnen een raamovereenkomst, of andere centrale aankooptechnieken worden voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën als de waarde van de bestelling gelijk is aan of hoger is dan 144.000 euro, exclusief btw, tenzij de Inspectie van Financiën bij het advies over de raamovereenkomst heeft aangegeven dat een bestelling niet moet worden voorgelegd.
Met behoud van de toepassing van het eerste lid worden voor bestellingen waarvoor de raamovereenkomst niet alle voorwaarden vastlegt, het voorwerp van de opdracht, de wettigheid van de bestelprocedure, de opdrachtdocumenten en het voorstel tot gunning van de bestelling voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën.]1
§ 4. Alle gemotiveerde beslissingen over de overheidsopdrachten, vermeld in artikel 4 van de wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen over de overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en ook de wijzigingen, vermeld in paragraaf 2, 4°, waarvoor geen verplicht advies nodig is, kunnen worden opgevraagd door de Inspectie van Financiën.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.46.Concessies voor werken en diensten zijn vrijgesteld van voorafgaand advies van de Inspectie van Financiën, met uitzondering van concessies voor werken en diensten voor [1 een geraamde waarde]1 gelijk aan of hoger dan 144.000 euro, exclusief btw.
[1 In de gevallen, vermeld in het eerste lid, wordt aan de Inspectie van Financiën minstens advies gevraagd over:
1° het voorwerp van de concessie en de wettigheid van de procedure die tot de keuze van de concessiehouder leidt;
2° de concessiedocumenten;
3° het voorstel tot gunning.]1
[1 Aan de Inspectie van Financiën wordt advies gevraagd over alle andere wijzigingen in de lopende concessie dan de wijzigingen, vermeld in artikel 63 en 67 van het koninklijk besluit van 25 juni 2017 betreffende de plaatsing en de algemene uitvoeringsregels van de concessieovereenkomsten.]1
Alle gemotiveerde beslissingen over de concessies, vermeld in artikel 4 van de wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, evenals de wijzigingen, vermeld in het tweede lid, 4°, waarvoor geen verplicht advies nodig is, kunnen worden opgevraagd door de Inspectie van Financiën.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.47. Elke domeinconcessie wordt voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën als de geraamde concessievergoeding 750.000 euro, exclusief btw, bereikt.
Art.48.Dadingen als vermeld in artikel 2044 van het Burgerlijk Wetboek [1 ...]1 worden voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën als de geraamde waarde van de dading 144.000 euro, exclusief btw, bereikt.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.49. Een voorstel waarbij een waarborg wordt verleend, wordt voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën vanaf een cumulatieve waarborgverlening, per natuurlijke persoon of per rechtspersoon, vanaf 1.250.000 euro in hoofdsom.
Art.50. Met behoud van de toepassing van artikel 45 tot en met 49, worden overeenkomsten voorafgaand voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën als de geraamde waarde van de overeenkomst 144.000 euro, exclusief btw, bereikt.
Het eerste lid is niet van toepassing op een procedureakkoord als vermeld in artikel 1043 van het Gerechtelijk Wetboek.
Art.51. Als de Inspectie van Financiën van mening is dat niet of niet in voldoende mate voldaan is aan een of meer van de aspecten, vermeld in artikel 39, kan ze een ongunstig advies uitbrengen.
Als de Inspectie van Financiën een ongunstig advies uitbrengt als vermeld in het eerste lid, wordt het ongunstige advies gemotiveerd. De Inspectie van Financiën geeft duidelijk aan welk gecontroleerd aspect als vermeld in artikel 39, ze ongunstig adviseert.
Art.52. § 1. De Inspectie van Financiën brengt haar advies uit binnen een termijn van twaalf werkdagen nadat ze het verzoek heeft ontvangen om een advies te verlenen.
Een vraag om bijkomende inlichtingen schorst voormelde termijn. De schorsing wordt meegedeeld aan de adviesaanvrager.
§ 2. Op grond van gemotiveerde hoogdringendheid en na voorlegging van een volledig dossier kan de inhoudelijk bevoegde minister de termijn vermeld in paragraaf 1, eerste lid, inkorten. De termijn mag nooit minder dan vier werkdagen bedragen.
Een vraag van de Inspectie van Financiën om bijkomende inlichtingen heeft in dit geval geen schorsende werking.
§ 3. Als de Inspectie van Financiën geen advies heeft meegedeeld binnen de bovenvermelde termijnen, wordt het advies van de Inspectie van Financiën geacht gunstig te zijn.
Art.53.§ 1. De inhoudelijk bevoegde minister kan de Inspectie van Financiën na een ongunstig advies verzoeken om haar advies te herzien.
Een herziening wordt gevraagd binnen een termijn van een maand na de dag waarop het ongunstige advies is verstrekt. Als die termijn om ernstige redenen niet haalbaar is, kan de Inspectie van Financiën binnen een maand na de dag waarop het oorspronkelijke advies is verstrekt met de inhoudelijk bevoegde minister een langere termijn afspreken om de herziening te vragen. De termijn waarin een herziening gevraagd wordt, mag nooit langer zijn dan drie maanden na de dag waarop het ongunstige advies is verstrekt.
§ 2. Een aanvraag tot herziening gaat gepaard met bijkomende informatie of een bijkomende argumentatie.
§ 3. De Inspectie van Financiën geeft haar advies binnen een termijn van [1 zes werkdagen]1 nadat ze de aanvraag tot herziening als vermeld in paragraaf 2 heeft ontvangen.
Dat advies is niet voor herziening vatbaar.
Als de Inspectie van Financiën geen advies heeft meegedeeld binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt het advies van de Inspectie van Financiën geacht gunstig te zijn.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.54.§ 1. Als de Inspectie van Financiën een ongunstig advies uitbrengt over een voorstel waarvoor het begrotingsakkoord niet vereist is conform artikel 31, § 2, kan de inhoudelijk bevoegde minister daartegen een gemotiveerd beroep indienen bij de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, en hem verzoeken zijn voorstel goed te keuren. Dat beroep bevat het advies van de Inspectie van Financiën.
§ 2. Als het ongunstige advies is uitgesproken ten gevolge van de kostenefficiëntie of de budgettaire inpasbaarheid op termijn kan de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, het voorstel van de inhoudelijk bevoegde minister goedkeuren.
Als de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, geen uitspraak doet binnen een termijn van twaalf werkdagen nadat hij het gemotiveerd beroep, vermeld in paragraaf 1, heeft ontvangen, wordt hij geacht in te stemmen met het voorstel van de inhoudelijk bevoegde minister.
§ 3. Als de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1 oordeelt dat het ongunstige advies louter is uitgesproken ten gevolge van andere overwegingen, dan die vermeld in paragraaf 2, kan [1 de inhoudelijk bevoegde minister]1 het dossier aan de Vlaamse Regering voorleggen.
§ 4. Als de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, het ongunstig advies van de Inspectie van Financiën bevestigt, kan de inhoudelijk bevoegde minister zijn voorstel ter beslissing voorleggen aan de Vlaamse Regering.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Afdeling 3. - De regeringscommissaris
Art.55. Herverdelingen van vastleggingskredieten binnen de begroting van de Vlaamse rechtspersonen die niet onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan, vereisen een expliciete voorafgaande melding aan de regeringscommissaris, vermeld in artikel 54 van de codex, in de volgende gevallen:
1° de herverdeling gebeurt over inhoudelijke structuurelementen heen, behalve als de herverdeling vertrekt vanuit een thema-overschrijdend inhoudelijk structuurelement;
2° de herverdeling heeft betrekking op een loonkrediet dat wordt aangewend als een werkingskrediet of op een werkingskrediet dat wordt aangewend als loonkrediet;
3° de herverdeling heeft betrekking op kredietverleningen, deelnemingen, de aflossing van overheidsschuld, het over te dragen saldo en de spijzing van het reservefonds.
Art.56. Herverdelingen van vereffeningskredieten binnen de begroting van de Vlaamse rechtspersonen die niet onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan vereisen een expliciete voorafgaande melding aan de regeringscommissaris, vermeld in artikel 54 van de codex, als de herverdeling betrekking heeft op kredietverleningen, deelnemingen, de aflossing van overheidsschuld, het over te dragen saldo en de spijzing van het reservefonds.
Art.57. Aanpassingen van de begroting als vermeld in artikel 27, § 3, tweede lid, van de codex van de Vlaamse rechtspersonen die niet onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan, moeten uitdrukkelijk voorafgaand gemeld worden aan de regeringscommissaris, vermeld in artikel 54 van de codex, als de aanpassing betrekking heeft op kredietverleningen, deelnemingen, de aflossing van overheidsschuld, het over te dragen saldo en de spijzing van het reservefonds.
Art.58. De regeringscommissaris, vermeld in artikel 54 van de codex, faciliteert de totstandkoming van het zelfevaluatierapport en de zelfevaluatie, vermeld in artikel 8 van het decreet van 22 maart 2019 houdende een kader voor grote projecten en programma's voor de Vlaamse rechtspersonen die niet onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan.
Art.59.Aan de regeringscommissarissen, vermeld in artikel 54 van de codex, kan de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, nadere regels over de rapporteringsverplichtingen opleggen.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Afdeling 4. - De bedrijfsrevisor
Art.60. Bij de aanstelling van de bedrijfsrevisor maken de Vlaamse rechtspersonen gebruik van het bestek dat de instantie die bevoegd is voor de rekeningen ter beschikking stelt.
De bedrijfsrevisor neemt ter certificering van de jaarlijkse rekening in zijn verslag de volgende elementen op:
1° de vermelding dat de rapportering al dan niet is opgesteld in overeenstemming met de ESR-verordening;
2° de vermelding dat de ESR-rapportering al dan niet op een consistente wijze aansluit bij de rekeningen;
3° de vermelding dat de regels en principes van de codex zijn nageleefd.
Naast andere aanbevelingen over vastgestelde tekortkomingen inzake organisatiebeheersing formuleert de bedrijfsrevisor in de managementletter de vastgestelde inefficiënties en inbreuken op andere regelgeving die financiële gevolgen voor de entiteit met zich hebben meegebracht of met zich zouden kunnen meebrengen.
Afdeling 5. - De samenwerking in het kader van single audit
Art.61. § 1. In dit artikel wordt verstaan onder entiteitgevoelige en vertrouwelijke informatie:
1° de beschrijving van het risicomanagement van de entiteit;
2° alle auditverslagen en aanbevelingsbrieven, met inbegrip van managementletters van de voorbije vijf jaar;
3° de duiding van de risico's en de aanbevelingen in het jaarlijks rapport, vermeld in artikel 37, § 4, tweede lid, van de Inspectie van Financiën van de laatste vijf jaar;
4° de verslagen van de regeringscommissaris van de laatste vijf jaar;
5° de opmerkingen van de instantie die bevoegd is voor de rekeningen van de laatste vijf jaar.
§ 2. Er wordt een permanent dossier per Vlaamse rechtspersoon opgesteld.
Het permanente dossier omvat geactualiseerde entiteitgevoelige en vertrouwelijke informatie.
§ 3. Entiteitgevoelige en vertrouwelijke informatie wordt alleen ter beschikking gesteld van de betrokken entiteit en van de controleactoren die betrokken zijn bij die entiteit.
Art.62. De permanente dossiers voor entiteitgevoelige en vertrouwelijke informatie, vermeld in artikel 61, § 2, worden bijgehouden in een centraal register.
De instantie die bevoegd is voor de rekeningen staat in voor de opzet, de organisatie en het autorisatiebeheer van het centraal register.
Het register wordt zo opgezet dat iedere betrokken entiteit of controleactor zonder kosten of aanschaf van bijzondere software, toegang heeft tot het permanente dossier van de betrokken entiteit.
Art.63. De controleactoren hebben toegang tot de centrale systemen die de overheidsopdrachten operationeel beheren.
Art.64. § 1. De controleactoren evalueren het risicomanagement dat de entiteit heeft geïnstalleerd. Ze volgen de risicoanalyse van de entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid op en vullen de risicoanalyse aan.
§ 2. De controleactoren stemmen hun auditaanpak op elkaar af.
Behalve in uitzonderlijke omstandigheden die een dringende audit noodzakelijk maken, stemmen de betrokken controleactoren de jaarplanning van de geplande controlewerkzaamheden op elkaar af.
De controleactoren lichten de entiteiten tijdig in over de aanvang van een in de jaarplanning opgenomen controle. Bij belangrijke verschuivingen worden ook de andere controleactoren tijdig op de hoogte gebracht.
§ 3. De controleactoren maken maximaal gebruik van de resultaten van de audit- en controlewerkzaamheden die de andere controleactoren al hebben uitgevoerd.
Daarvoor stellen de controleactoren de resultaten van hun audit ter beschikking aan de andere betrokken controleactoren.
§ 4. Paragraaf 2 en 3 zijn niet van toepassing op de begrotings- en beheerscontrole, die uitgevoerd is in het kader van artikel 51 van de codex.
HOOFDSTUK 7. - De VABN
Art.65.De VABN wordt op de volgende wijze samengesteld:
1° de voorzitter wordt aangewezen door de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de boekhouding]1, onder de leden van de adviescommissie;
2° één lid wordt aangewezen onder de personeelsleden van de instantie die bevoegd is voor begroting;
3° één lid wordt aangewezen onder de personeelsleden van de instantie die bevoegd is voor de rekeningen;
4° één lid op voordracht van het Instituut voor Nationale Rekeningen-INR;
5° een lid op voordracht van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen - CBN;
6° drie leden, één lid met respectievelijk boekhoudkundige of financiële expertise op het vlak van de Vlaamse Gemeenschap en twee leden met respectievelijk boekhoudkundige of financiële expertise op het vlak van de Vlaamse rechtspersonen, op voordracht van het Strategisch Overleg Financiën - SOFI;
7° één lid op voordracht van het Rekenhof;
8° één lid op voordracht van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren - IBR;
9° één lid, wordt aangewezen onder de inspecteurs van Financiën die geaccrediteerd zijn bij de Vlaamse Regering, op voordracht van de Inspectie van Financiën;
10° één lid op voordracht van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten - IAB.
Voor elk lid wordt een plaatsvervanger aangewezen door de organisaties of entiteiten, vermeld in het eerste lid.
De commissie kan het advies van experten vragen, die op verzoek van de voorzitter kunnen deelnemen aan de vergaderingen.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.66.Het secretariaat van de VABN wordt waargenomen door de instantie die bevoegd is voor de rekeningen.
De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de boekhouding]1, wijst onder de personeelsleden van de instantie die bevoegd is voor de rekeningen een secretaris aan. De secretaris heeft geen stemrecht.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.67.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de boekhouding]1, benoemt de leden van de VABN voor een hernieuwbare periode van zes jaar, op voorstel van de organisaties en entiteiten, vermeld in artikel 70, § 1, van de codex. Als een lid in de loop van het mandaat wordt vervangen, beëindigt het nieuwe lid het mandaat van de persoon die hij vervangt.
Het mandaat van de leden wordt beëindigd als ze de hoedanigheid verliezen op basis waarvan ze zijn aangesteld.
De leden blijven in de commissie zitten tot op het ogenblik dat ze vervangen worden.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.68.De VABN stelt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de boekhouding]1.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.69.Tenzij de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de boekhouding]1, in zijn aanvraag uitdrukkelijk in een langere termijn heeft voorzien, worden de adviezen, vermeld in artikel 69 van de codex, verstrekt binnen een termijn van één maand na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.
De adviezen, vermeld in artikel 69 van de codex, worden binnen een termijn van tien werkdagen na de totstandkoming van het advies bekendgemaakt op de website van de VABN.
----------
(1)<BVR 2022-10-28/14, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>
Art.70. § 1. De presentiegelden voor de leden en experten, vermeld in artikel 65, eerste lid, 4°, 5°, 7°, 8° en 10°, en derde lid, bedraagt 100 euro per zitting per expert of lid, en mag op jaarbasis niet meer bedragen dan 1000 euro per expert of lid, verplaatsingskosten niet inbegrepen. De voormelde brutobedragen worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 107,20 met als referentiejaar 2013, en worden aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, en conform artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
Het presentiegeld voor het lid, vermeld in artikel 65, eerste lid, 7°, komt toe aan het Rekenhof en niet aan het lid zelf.
De verplaatsingskosten worden terugbetaald overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op de personeelsleden van de Vlaamse overheid.
§ 2. Aan het personeel van de Vlaamse overheid worden geen presentiegelden of verplaatsingskosten toegekend.
HOOFDSTUK 8. - Subsidies
Afdeling 1. [1 - Bepalingen over de voorafgaande controle en de toekenning van subsidies]1
----------
(1)
Art.71.[1 § 1. De regels uit de volgende tabel zijn van toepassing op de subsidies die cumulatief voldoen aan de volgende kenmerken:
1° de subsidies hebben alleen een rechtsgrond in het decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap;
2° de subsidies maken geen toelage uit;
3° de subsidies worden niet toegekend ten gevolge van een oproep tot subsidieaanvragen.
Toekenning | Advies Inspectie van Financiën | Begrotingsakkoord | |
Subsidiebedrag < 10.000 euro | Via ministerieel besluit | Niet vereist | Niet vereist |
10.000 euro ≤ subsidiebedrag < 250.000 euro | Via ministerieel besluit | Vereist | Niet vereist |
Subsidiebedrag ≥ 250.000 euro | Via Besluit Vlaamse Regering | Vereist | Vereist |
Advies Inspectie van Financiën | Niet vereist |
Begrotingsakkoord | Niet vereist |
Toekenning | Advies Inspectie van Financiën | Begrotingsakkoord | |
Subsidiebedrag < 10.000 euro | Via ministerieel besluit | Niet vereist | Niet vereist |
10.000 euro ≤ subsidiebedrag < 250.000 euro | Via ministerieel besluit | Vereist | Niet vereist |
Subsidiebedrag ≥ 250.000 euro | Via Besluit Vlaamse Regering | Vereist | Vereist |
<td colspan="3" valign="top">Oproep tot subsidieaanvragen <td colspan="3" valign="top">Individuele subsidie | ||||||
Bevoegd- heid | Advies Inspectie van Financiën | Begrotingsakkoord | Toekenning | Advies Inspectie van Financiën | Begrotingsakkoord | |
Oproep tot subsidieaan-vragen < 1.500.000 euro en geen enkele subsidie ≥ 250.000 euro wordt voorzien | Inhoudelijk bevoegde minister | Vereist | Niet vereist | Via ministerieel besluit | Niet vereist als subsidie < 10.000 euro | Niet vereist |
Vereist als 10.000 euro ≤ subsidie < 250.000 euro | ||||||
Alle andere oproepen tot subsidieaan-vragen | Vlaamse Regering | Vereist | Vereist | Via ministerieel besluit | Vereist als subsidie ≥ 10.000 euro | Niet vereist |
Advies Inspectie van Financiën | Niet vereist |
Begrotingsakkoord | Niet vereist |
Toekenning | Via ministerieel besluit |