Details





Titel:

17 MEI 2019. - Besluit van de Vlaamse Regering ter uitvoering van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019 (aangehaald als "Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019" en afgekort als "BVCO van 17 mei 2019"(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-08-2019 en tekstbijwerking tot 09-12-2022)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1
HOOFDSTUK 2. - Begroting
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen over de meerjarenraming en de beleids- en begrotingsinformatie
Art. 2-3, 3/1, 3/2
Onderafdeling 2. - Bepalingen over de jaarlijkse begroting
Art. 4-5
Afdeling 2. - Specifieke bepalingen voor de begroting van de Vlaamse Gemeenschap
Onderafdeling 1. - Indiening en goedkeuring van de jaarlijkse begroting
Art. 6
Onderafdeling 2. - Herverdelingen
Art. 7-8, 8/1, 9
Afdeling 3. - Specifieke bepalingen voor de begroting van de Vlaamse rechtspersonen
Art. 10-14
HOOFDSTUK 3. - Boekhouding
Art. 15-17
HOOFDSTUK 4. - Aanrekening
Art. 18-22
HOOFDSTUK 5. - Rapportering
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse rechtspersonen
Art. 23-24
Afdeling 2. - Specifieke bepalingen voor de Vlaamse Gemeenschap
Art. 25
Afdeling 3. - Specifieke bepaling voor de Vlaamse rechtspersonen
Art. 26-28
HOOFDSTUK 6. - Controle
Afdeling 1. [1 - De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid]1
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 29-30
Onderafdeling 2. - Toezicht op de uitvoering van de begroting
Art. 31
Onderafdeling 3. - Toezicht op de herverdelingen of aanpassingen van de begroting
Art. 32-36
Afdeling 2. - De Inspectie van Financiën
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art. 37-40
Onderafdeling 2. - Analyses, evaluaties en audits
Art. 41
Onderafdeling 3. - Voorbereiding en bijsturing van de begroting
Art. 42
Onderafdeling 4. - Toezicht op de uitvoering van de begroting
Art. 43-54
Afdeling 3. - De regeringscommissaris
Art. 55-59
Afdeling 4. - De bedrijfsrevisor
Art. 60
Afdeling 5. - De samenwerking in het kader van single audit
Art. 61-64
HOOFDSTUK 7. - De VABN
Art. 65-70
HOOFDSTUK 8. - Subsidies
Afdeling 1. [1 - Bepalingen over de voorafgaande controle en de toekenning van subsidies]1
Art. 71
Afdeling 2. - Bepalingen inzake de reservevorming bij subsidies
Art. 72
Afdeling 3. - Bepalingen inzake de ex post controle na de toekenning van subsidies
Art. 73-75
Afdeling 3/1. [1 - Periodieke beleidsevaluatie]1
Art. 75/1, 75/2
Afdeling 4. - Bepalingen inzake sancties en onverenigbaarheden
Art. 76-77
Hoofdstuk 8/1 TOEKOMSTIG RECHT.1 - De rol van het Departement Financiën en Begroting binnen het evaluatiebeleid]1Art. 77/1 TOEKOMSTIG RECHT
Art. 77/2 TOEKOMSTIG RECHT
HOOFDSTUK 9. - Giften en prijzen
Art. 78
HOOFDSTUK 10. - Kas-, schuld-,waarborg- en verzekeringsbeheer
Afdeling 1. - Kasbeheer
Art. 79-84
Afdeling 2. - Schuld- en beleggingsbeheer
Art. 85-88
Afdeling 3. - Waarborgbeheer
Art. 89-90
Afdeling 4. - Verzekeringsbeheer
Art. 91-92
Afdeling 5. - Rapportering
Art. 93
Afdeling 6. - Interne audit
Art. 94-95
HOOFDSTUK 11. - De Diensten met Afzonderlijk Beheer
Art. 95/1, 96-98
HOOFDSTUK 12. - Sanctiebepaling
Art. 99
HOOFDSTUK 13. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen
Art. 100-135
HOOFDSTUK 14. - Opgeheven besluiten
Art. 136
HOOFDSTUK 15. - Overgangsbepalingen
Art. 137-139
HOOFDSTUK 16. - Citeertitel
Art. 140
HOOFDSTUK 17. - Inwerkingtreding
Art. 141
HOOFDSTUK 18. - Uitvoering
Art. 142







Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.In dit besluit wordt verstaan onder:
  1° begrotingsakkoord: het akkoord van de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, in het kader van zijn rol bij de ex ante controle van de uitvoering van de begroting;
  2° codex: de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019;
  [1 2° /1 Departement Financiën en Begroting: het departement, vermeld in artikel 19, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;]1
  3° thema-overschrijdend inhoudelijk structuurelement: een inhoudelijk structuurelement dat de beleidskredieten bundelt die niet eenduidig kunnen worden toegewezen aan één specifiek structuurelement.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 2. - Begroting
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen over de meerjarenraming en de beleids- en begrotingsinformatie
Art.2.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, bereidt de jaarlijkse indiening van de meerjarenraming van de Vlaamse deelstaatoverheid voor.
  De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, kan daarvoor de entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid vragen om de nodige gegevens voor de opmaak of actualisering van de meerjarenraming aan te leveren, volgens de instructies en binnen de termijn die de minister bepaalt.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.3.De inhoudelijk bevoegde ministers bereiden de indiening van de beleids- en begrotingstoelichtingen voor.
  De inhoudelijk bevoegde ministers, kunnen daarvoor de entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid vragen om beleids- en begrotingsinformatie op te stellen [1 ...]1 volgens de instructies en binnen de termijn die de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen regeringsbeleid, en de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, bepalen.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art. 3/1. [1 § 1. Minstens een keer per zittingsperiode wordt een brede heroverweging georganiseerd.
   Na de regeringsvorming wordt voor de uitgaventoetsingen een indicatieve planning opgesteld, die tijdens de zittingsperiode minstens een keer wordt geactualiseerd.
   § 2. Bij brede heroverwegingen en uitgaventoetsingen worden de volgende principes gehanteerd:
   1° een uitdrukkelijke taakopdracht van de projectgroep die de brede heroverweging of uitgaventoetsing uitvoert;
   2° een onafhankelijk ambtelijk onderzoek;
   3° een capaciteitsopbouw voor de evaluatie van de uitgaven en de ontvangsten;
   4° een coördinerende en centraliserende rol van het Departement Financiën en Begroting;
   5° een keuzemenu voor de beleidsmakers in de eindrapportering van de projectgroep;
   6° een transparante eindrapportering;
   7° een weergave van de leereffectenweergave van de leereffecten in de eindrapportering.
   De projectgroep stelt bij aanvang van de werkzaamheden zijn huishoudelijk reglement op.
   De voorzitter van de projectgroep bezorgt het eindrapport ter kennisgeving aan de inhoudelijke bevoegde minister en aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid. De projectgroep organiseert vervolgens een overlegmoment waarin het eindrapport wordt toegelicht aan de betrokken Vlaamse ministers. De betrokken Vlaamse ministers kunnen daarna de voorzitter vragen om het eindrapport op korte termijn aan te vullen met hun antwoorden op het eindrapport.
   De voorzitter van de projectgroep bezorgt het eindrapport, in voorkomend geval aangevuld met de antwoorden, vermeld in het derde lid, gelijktijdig digitaal aan de leden van de Vlaamse Regering en de voorzitter van het Vlaams Parlement. Het eindrapport wordt aansluitend bekendgemaakt op de website van de instantie die bevoegd is voor de begroting.
   § 3. De voorzitter van de projectgroep, vermeld in paragraaf 2, derde en vierde lid, wordt aangewezen in samenspraak tussen het inhoudelijk bevoegde departement en het Departement Financiën en Begroting. Het voorzitterschap is onverenigbaar met een bezoldiging door een entiteit als vermeld in artikel III.22 van het Bestuursdecreet van 7 december 2018.
   Aan de voorzitter van de projectgroep, vermeld in het eerste lid, wordt een forfaitaire jaarlijkse vergoeding toegekend, met een maximumbedrag als vermeld in artikel 6, § 1, 3°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 januari 1988 houdende sommige maatregelen tot harmonisatie van de toelagen en presentiegelden aan commissarissen, gemachtigden van financiën, afgevaardigden van de Vlaamse regering, voorzitters en leden van niet-adviserende bijzondere commissies of van raden van bestuur van instellingen en ondernemingen die onder de Vlaamse regering behoren, en kunnen vergoedingen voor reis- en verblijfskosten worden toegekend conform de regeling, vermeld in artikel 11, tweede lid, van het voormelde besluit.
   De forfaitaire jaarlijkse vergoeding, vermeld in het tweede lid, kan alleen betaald worden als de voorzitter in het kalenderjaar waarop de vergoeding betrekking heeft, aanwezig was op minstens twee derde van de vergaderingen van de projectgroep waarvoor hij als voorzitter is aangesteld. De voormelde regel geldt niet als de afwezigheid het gevolg was van overmacht of gewettigde verhindering.
   Als het mandaat van de voorzitter in een bepaald jaar minder dan twaalf maanden bestrijkt, wordt het bedrag van de forfaitaire vergoeding pro rata berekend, in maanden. Bij die berekening wordt de maand meegerekend waarin het mandaat is begonnen of beëindigd.
   De forfaitaire jaarlijkse vergoeding, vermeld in het tweede lid, volgt de evolutie van het gezondheidsindexcijfer overeenkomstig de wet van 1 maart 1977 houdende de inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het rijk worden gekoppeld. De forfaitaire jaarlijkse vergoeding is gekoppeld aan het spilindexcijfer 103,04 (basis 2013).
   De forfaitaire jaarlijkse vergoeding en de vergoedingen voor reis- en verblijfskosten, vermeld in het tweede lid, zijn ten laste van het inhoudelijk bevoegde departement.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-10-28/14, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


Art. 3/2. [1 De modaliteiten van het criterium van de uitgaven, vermeld in artikel 10, § 1, van de codex, worden opgenomen in een instructie van de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid.
   Over het criterium, vermeld in het eerste lid, wordt in elk geval gerapporteerd in de meerjarenraming, vermeld in artikel 10, § 1, van de codex.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-10-28/14, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


Onderafdeling 2. - Bepalingen over de jaarlijkse begroting
Art.4.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, stelt, in samenwerking met de inhoudelijk bevoegde ministers, het ontwerp van decreet tot begrotingsopmaak of begrotingsaanpassing op.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.5.De Vlaamse Gemeenschap hanteert een geüniformiseerd begrotingsplan dat tenminste de componenten vermeld in artikel 12, eerste lid, van de codex bevat.
  De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, stelt het geüniformiseerde begrotingsplan, vermeld in het eerste lid, vast.
  De Vlaamse rechtspersonen die werken met een artikelstructuur hanteren het geüniformiseerde begrotingsplan.
  De Vlaamse rechtspersonen die geen Vlaamse rechtspersonen zijn als vermeld in het derde lid, gebruiken het stramien van het geüniformiseerde begrotingsplan voor de rapportering over hun begroting.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Afdeling 2. - Specifieke bepalingen voor de begroting van de Vlaamse Gemeenschap
Onderafdeling 1. - Indiening en goedkeuring van de jaarlijkse begroting
Art.6.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, maakt in samenwerking met de inhoudelijk bevoegde ministers het ontwerp van begroting of begrotingsaanpassing voor de Vlaamse Gemeenschap op, volgens de instructies en binnen de termijn die de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, bepaalt.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Onderafdeling 2. - Herverdelingen
Art.7.[1 Een herverdeling tussen de vastleggingskredieten binnen hetzelfde programma, gebeurt bij besluit van de inhoudelijk bevoegde minister.
   Een herverdeling tussen de vastleggingskredieten over een programma heen, gebeurt bij besluit van de inhoudelijk bevoegde minister.
   In afwijking van het eerste en tweede lid gebeurt een herverdeling van vastleggingskredieten die vertrekt vanuit een provisioneel krediet binnen een programma of over een programma heen bij besluit van de Vlaamse Regering.]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.8. Vereffeningskredieten kunnen overeenkomstig artikel 22 van de codex binnen en over de programma's heen worden herverdeeld bij besluit van de inhoudelijk bevoegde minister.

Art. 8/1. [1 In afwijking van artikel 7, eerste en tweede lid, en artikel 8 kunnen variabele kredieten vrij herverdeeld worden tussen begrotingsartikels die behoren tot hetzelfde begrotingsfonds.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-10-28/14, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


Art.9. Alle beslissingen tot herverdeling als vermeld in artikel 7 en 8 worden onmiddellijk nadat ze ondertekend zijn, bezorgd aan de instantie die bevoegd is voor de begroting, voor bekendmaking op de website van die instantie.

Afdeling 3. - Specifieke bepalingen voor de begroting van de Vlaamse rechtspersonen
Art.10.De inhoudelijk bevoegde minister maakt voor de Vlaamse rechtspersonen die onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan het ontwerp van begroting of begrotingsaanpassing op, volgens de instructies en binnen de termijn die de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, bepaalt.
  De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, voegt het ontwerp, vermeld in het eerste lid, als bijlage bij het ontwerp van uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap, voor hij beide ter goedkeuring voorlegt aan de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.11.Het beheersorgaan van de Vlaamse rechtspersonen die niet onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan, maakt het ontwerp van begroting of begrotingsaanpassing op, volgens de instructies en binnen de termijn die de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, bepaalt.
  De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, bezorgt het ontwerp, vermeld in het eerste lid, ter kennisgeving aan het Vlaams Parlement, als bijlage bij het ontwerp van uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.12. Een herverdeling van vastleggings- of vereffeningskredieten binnen de begroting van de Vlaamse rechtspersonen die onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan, als vermeld in artikel 27, § 3, eerste lid, van de codex, gebeurt bij besluit van de inhoudelijk bevoegde minister.
  Een herverdeling van vastleggings- of vereffeningskredieten binnen de begroting van de Vlaamse rechtspersonen die niet onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan, als vermeld in artikel 27, § 3, tweede lid, van de codex, gebeurt bij beslissing van het beheersorgaan.

Art.13. De aanpassing van de begroting van een Vlaamse rechtspersoon die onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staat, als vermeld in artikel 27, § 3, eerste lid, van de codex, gebeurt bij besluit van de inhoudelijk bevoegde minister.
  De aanpassing van de begroting van een Vlaamse rechtspersoon die niet onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staat, als vermeld in artikel 27, § 3, tweede lid van de codex, gebeurt bij beslissing van het beheersorgaan.

Art.14. Alle beslissingen tot herverdeling als vermeld in artikel 12, eerste lid, of tot aanpassing van de begroting als vermeld in artikel 13, eerste lid, worden onmiddellijk nadat ze ondertekend zijn, bezorgd aan de instantie die bevoegd is voor de begroting, voor bekendmaking op de website van die instantie.

HOOFDSTUK 3. - Boekhouding
Art.15.Het boekhoudplan met een basisstructuur voor de analytische component voor de entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid omvat minstens de rubrieken van het algemeen rekeningenstelsel, opgenomen in de bijlage bij het koninklijk besluit van 21 oktober 2018 tot uitvoering van de artikelen III.82 tot en met III.95 van het wetboek Economisch recht.
  De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de boekhouding]1, kan het gebruik van bijkomende rekeningen of een verdere indeling van het algemeen rekeningenstelsel verplichten.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.16. De entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid streven naar een maximaal gebruik van courante boekhoudkundige technieken die de jaarafsluiting versnellen of de controle vergemakkelijken.
  De technieken, vermeld in het eerste lid, omvatten onder meer:
  1° het boeken van te ontvangen facturen;
  2° het gebruik van overlopende rekeningen;
  3° het gebruik van beste schattingen om boekingen te kunnen uitvoeren waarvoor geen definitieve cijfers voorhanden zijn;
  4° de snelle maand-, en kwartaalafsluiting.

Art.17.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de boekhouding]1, stelt een handleiding op met een toelichting bij de boekhoudregels die van toepassing zijn op de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse rechtspersonen.
  Hij deelt die handleiding en de aanpassingen eraan jaarlijks mee aan de Vlaamse Regering.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 4. - Aanrekening
Art.18.§ 1. Alleen verrichtingen die niet binnen de Vlaamse Gemeenschap plaatsvinden, of met diensten met afzonderlijk beheer kunnen aanleiding geven tot een aanrekening op een begrotingsartikel of een vastleggings- of vereffeningskrediet.
  De volgende kosten en opbrengsten leiden niet tot een aanrekening:
  1° voorzieningen [1 , met uitzondering van voorzieningen voor niet opgenomen vakantiedagen en voorzieningen voor gestandaardiseerde waarborgen]1;
  2° afschrijvingen;
  3° opbrengsten of kosten als gevolg van herwaarderingen;
  4° interne verrekeningen;
  5° voorraadbewegingen.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1, tweede lid, 1°, wordt het aanleggen van een voorziening voor dubieuze debiteuren aangerekend op het begrotingsartikel waarop de vordering werd geregistreerd.
  In afwijking van paragraaf 1, tweede lid, 4°, wordt een toewijzing aan een reservefonds aangerekend op een vastleggings- en vereffeningskrediet en een opname uit een reservefonds aangerekend op de ontvangsten.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.19. Facturen over een boekjaar die uiterlijk op 31 december van het boekjaar ontvangen zijn, worden geboekt in het af te sluiten boekjaar en worden aangerekend op het vereffeningskrediet van datzelfde boekjaar.
  Facturen over een boekjaar die na 31 december van het boekjaar ontvangen worden, worden geboekt ten opzichte van de provisie `te ontvangen facturen' van het desbetreffende jaar. Als er geen provisie `te ontvangen facturen' is aangelegd, worden ze geboekt in het volgende boekjaar en aangerekend op het vereffeningskrediet van datzelfde boekjaar.
  Voor verschuldigde of gevorderde interesten en huur wordt een proratering toegepast als ze betrekking hebben op verschillende boekjaren en als het te prorateren bedrag hoger is dan 7000 euro.

Art.20.§ 1. [1 Subsidies worden conform artikel 34, § 1, tweede lid, van de codex voor het volledige bedrag van de aangegane verbintenis vastgelegd. Conform artikel 34, § 1, vierde lid, van de codex worden subsidies jaarlijks vastgelegd als het maximale subsidiebedrag eenzijdig door de subsidieverstrekker naar beneden kan worden bijgesteld wegens beleidswijzigingen of besparingsmaatregelen.]1
  § 2. Subsidies die inkomensoverdrachten zijn, worden aangerekend op het vereffeningskrediet van het kalenderjaar waarop de gesubsidieerde activiteiten betrekking hebben. Als een subsidie over verschillende kalenderjaren is gespreid, wordt het bedrag geprorateerd op basis van het aantal maanden waarop de gesubsidieerde activiteit betrekking heeft.
  Als de jaarlijkse kosten niet vaststaan, raamt de subsidieverstrekker de prestaties op een consistente wijze.
  § 3. [1 Subsidies die kapitaaloverdrachten zijn, worden aangerekend op het vereffeningskrediet voor het deel van de subsidie waarvoor al prestaties zijn geleverd.]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.21. Onder recurrente verbintenissen met meerjarige gevolgen als vermeld in artikel 34, § 2, van de codex, wordt onder meer verstaan:
  1° wedden;
  2° abonnementen;
  3° huurgelden;
  4° nutsuitgaven;
  5° verzendingskosten;
  6° onderhoudskosten.
  Een recurrente verbintenis wordt in het eerste jaar vastgelegd op het moment waarop de verbintenis wordt gesloten, en vervolgens telkens in het begin van het begrotingsjaar.

Art.22.§ 1. Ieder jaar maakt de instantie die bevoegd is voor de rekeningen of de bevoegde dienst binnen de Vlaamse rechtspersoon een lijst op van de vastleggingen die acht jaar of ouder zijn en die nog niet zijn vereffend. Ze deelt die lijst mee aan de inhoudelijk bevoegde [1 administratie]1.
  [1 Voor de niet vereffende vastleggingen, vermeld in het eerste lid, waarvan de onderliggende verbintenis nog in uitvoering is, bezorgt de inhoudelijk bevoegde minister een aanvraag tot behoud van vastleggingen aan de Inspectie van Financiën. Daarbij past de inhoudelijk bevoegde minister de procedure, vermeld in artikel 52 en 53, toe.]1
  De vastleggingen waarvoor de Inspectie van Financiën de voorgelegde motivering gunstig adviseert, blijven behouden.
  Als de Inspectie van Financiën een ongunstig advies uitbrengt, kan de inhoudelijk bevoegde minister daartegen een beroep indienen bij de Vlaamse minister, bevoegd voor [1 het budgettair beleid]1, conform artikel 54. Als de Vlaamse minister, bevoegd voor [1 het budgettair beleid]1, of de Vlaamse Regering het beroep inwilligt, blijft de vastlegging behouden. De andere vastleggingen worden van rechtswege geannuleerd als geen beroep wordt ingediend of het beroep wordt verworpen.
  § 2. De aanvraag, vermeld in paragraaf 1, tweede lid, kan onmiddellijk de einddatum van de vastlegging omvatten. Als de Inspectie van Financiën die aanvraag gunstig adviseert, moet niet jaarlijks een nieuwe aanvraag gebeuren.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 5. - Rapportering
Afdeling 1. - Gemeenschappelijke bepalingen voor de Vlaamse Gemeenschap en de Vlaamse rechtspersonen
Art.23.De rekening, vermeld in artikel 42, § 1, van de codex, met inbegrip van alle elementen waaruit ze bestaat, vermeld in artikel 42, § 1, tweede lid, van de codex, wordt opgemaakt volgens de instructies en binnen de termijn die de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, en de Vlaamse minister, bevoegd voor het algemeen regeringsbeleid, bepaalt.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.24.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, kan instructies vaststellen om de tussentijdse of bijkomende jaarlijkse rapportering, vermeld in artikel 45 van de codex, te coördineren.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Afdeling 2. - Specifieke bepalingen voor de Vlaamse Gemeenschap
Art.25.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, maakt in samenwerking met de inhoudelijk bevoegde ministers de rekening voor de Vlaamse Gemeenschap op.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Afdeling 3. - Specifieke bepaling voor de Vlaamse rechtspersonen
Art.26.De inhoudelijk bevoegde minister maakt voor de Vlaamse rechtspersonen die onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan de rekeningen, vermeld in artikel 42, § 1, van de codex op.
  De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, voegt ze als bijlage bij de rekening van de Vlaamse Gemeenschap, voor hij beide ter goedkeuring voorlegt aan de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.27.De beheersorganen van de Vlaamse rechtspersonen die niet onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan, maken de rekeningen, vermeld in artikel 42, § 1, van de codex op.
  De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, voegt de rekeningen, vermeld in het eerste lid, als bijlage bij de rekening van de Vlaamse Gemeenschap ter kennisgeving aan de Vlaamse Regering en aan het Vlaams Parlement.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.28. Uiterlijk op 31 maart bezorgt de inhoudelijk bevoegde minister of het beheersorgaan de rekening aan de instantie die bevoegd is voor de rekeningen. Die instantie coördineert alle rapporteringen.
  Overeenkomstig artikel 43, eerste lid, van de codex bezorgt de instantie die bevoegd is voor de rekeningen de rekeningen aan het Rekenhof.

HOOFDSTUK 6. - Controle
Afdeling 1. [1 - De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.29.§ 1. De aanvraag tot verlening van het begrotingsakkoord bevat:
  1° het advies van de Inspectie van Financiën en, in voorkomend geval, een repliek op dat advies;
  2° een transparante weergave van de budgettaire gevolgen voor het lopende begrotingsjaar en de daaropvolgende jaren, inclusief de berekening van de ESR-impact van de voorgestelde maatregelen.
  De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, kan een modelformulier ter beschikking stellen voor de aanvraag van het advies van de Inspectie van Financiën of van het begrotingsakkoord. Dat modelformulier wordt meegedeeld aan de Vlaamse Regering.
  Als onvolledigheden in het dossier worden vastgesteld, kan de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, de aanvrager verzoeken om het dossier te vervolledigen.
  Een verzoek als vermeld in het derde lid schorst de termijn, vermeld in paragraaf 2, als het verzoek, vermeld in het derde lid, gebeurt binnen een termijn van zes werkdagen nadat de aanvraag van het begrotingsakkoord is ontvangen en de vervollediging gebeurt na een termijn van drie werkdagen na dat verzoek. De schorsing gaat in op de dag van het verzoek als vermeld in het derde lid. De schorsing wordt meegedeeld aan de aanvrager van het begrotingsakkoord.
  § 2. De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, beslist over het gevraagde begrotingsakkoord binnen een termijn van twaalf werkdagen nadat hij de aanvraag van het begrotingsakkoord heeft ontvangen.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.30.Als de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, het begrotingsakkoord weigert, kan de inhoudelijk bevoegde minister zijn voorstel ter beslissing voorleggen aan de Vlaamse Regering.
  Als de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, geen beslissing heeft meegedeeld binnen de termijn van twaalf werkdagen, vermeld in artikel 29, § 2, kan de inhoudelijk bevoegde minister zijn voorstel uitvoeren wanneer geen beslissing van de Vlaamse Regering vereist is of ter beslissing voorleggen aan de Vlaamse Regering wanneer een beslissing van de Vlaamse Regering vereist is.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Onderafdeling 2. - Toezicht op de uitvoering van de begroting
Art.31.§ 1. Het begrotingsakkoord is vereist voor elk voorstel dat ter beslissing aan de Vlaamse Regering wordt voorgelegd.
  Het begrotingsakkoord is ook vereist voor:
  1° de overschrijding van kredieten bij noodwendige of dringende uitgaven;
  2° de erkenning van vorderingen als lasten van het verleden, vermeld in artikel 53, § 2, tweede lid, 1°, van het decreet van 21 december 1994 houdende bepalingen tot begeleiding van de begroting 1995;
  3° beslissingen waarbij een waarborg wordt verleend voor een gecumuleerd bedrag van meer dan 5.000.000 euro per natuurlijke persoon of per rechtspersoon;
  4° de verwerving van onroerende goederen voor een bedrag van meer dan 750.000 euro.
  § 2. In afwijking van paragraaf 1, is het begrotingsakkoord niet vereist in de volgende gevallen:
  1° als met toepassing van artikel 43, § 3, geen advies van de Inspectie van Financiën vereist is;
  2° [1 als de Inspectie van Financiën in haar advies vaststelt en motiveert dat de uitgaven en ontvangsten niet worden beïnvloed of die invloed hooguit bijkomstig is;]1
  3° voor standpuntbepalingen in het kader van de institutionele samenwerking tussen de federale staat en de gemeenschappen en gewesten, in geval van een gunstig advies van de Inspectie van Financiën;
  4° [1 ...]1
  § 3. De Vlaamse minister, bevoegd voor [1 het budgettair beleid]1, kan, in afwijking van paragraaf 1, voor bepaalde aangelegenheden beslissen dat het begrotingsakkoord niet meer vereist is na het gunstige advies [1 zonder voorwaarden]1 van de Inspectie van Financiën.
  [1 § 4. Dit artikel is niet van toepassing op subsidies en oproepen tot subsidieaanvragen als vermeld in artikel 71.]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Onderafdeling 3. - Toezicht op de herverdelingen of aanpassingen van de begroting
Art.32. Het begrotingsakkoord is vereist voor de herverdeling tussen de vastleggingskredieten van hetzelfde programma binnen de begroting van de Vlaamse Gemeenschap in de volgende gevallen:
  1° de herverdeling gebeurt over inhoudelijke structuurelementen heen, behalve als de herverdeling vertrekt vanuit een thema-overschrijdend inhoudelijk structuurelement;
  2° de herverdeling heeft betrekking op een loonkrediet dat wordt gebruikt als een werkingskrediet of op een werkingskrediet dat wordt gebruikt als een loonkrediet;
  3° de herverdeling heeft betrekking op kredietverleningen, deelnemingen, de aflossing van overheidsschuld, het over te dragen saldo en de spijzing van het reservefonds.
  Het begrotingsakkoord is vereist voor de herverdeling tussen de vastleggingskredieten binnen de begroting van de Vlaamse Gemeenschap over een programma heen, vermeld in artikel 21, eerste lid, 2°, van de codex.

Art.33. Het begrotingsakkoord is vereist als de herverdeling van vereffeningskredieten binnen de begroting van de Vlaamse Gemeenschap betrekking heeft op kredietverleningen, deelnemingen, de aflossing van overheidsschuld, het over te dragen saldo en de spijzing van het reservefonds.

Art.34. Het begrotingsakkoord is vereist voor herverdelingen van vastleggingskredieten binnen de begroting van de Vlaamse rechtspersonen die onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan in de volgende gevallen:
  1° de herverdeling gebeurt over inhoudelijke structuurelementen heen, behalve als de herverdeling vertrekt vanuit een thema-overschrijdend inhoudelijk structuurelement;
  2° de herverdeling heeft betrekking op een loonkrediet dat wordt gebruikt als een werkingskrediet of op een werkingskrediet dat wordt gebruikt als een loonkrediet;
  3° de herverdeling heeft betrekking op kredietverleningen, deelnemingen, de aflossing van overheidsschuld, het over te dragen saldo en de spijzing van het reservefonds.

Art.35. Het begrotingsakkoord is vereist voor herverdelingen van vereffeningskredieten binnen de begroting van de Vlaamse rechtspersonen die onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan als de herverdeling betrekking heeft op kredietverleningen, deelnemingen, de aflossing van overheidsschuld, het over te dragen saldo en de spijzing van het reservefonds.

Art.36. Het begrotingsakkoord is vereist voor aanpassingen van de begroting van de Vlaamse rechtspersonen die onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan als vermeld in artikel 27, § 3, eerste lid, van de codex, als de aanpassing betrekking heeft op kredietverleningen, deelnemingen, aflossing van overheidsschuld, het over te dragen saldo en de spijzing van het reservefonds.

Afdeling 2. - De Inspectie van Financiën
Onderafdeling 1. - Algemene bepalingen
Art.37.§ 1. De beleidscoördinator, vermeld in artikel 52, § 2, van de codex, wordt verkozen door de leden van de Inspectie van Financiën die ter beschikking worden gesteld van de Vlaamse Regering. Voormelde leden dragen de beleidscoördinator voor na interne verkiezingen waaraan enkel de leden die in dienstactiviteit zijn, kunnen deelnemen.
  De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, bepaalt de procedure voor de stemming en de aanstelling. Hij deelt die procedures en de aanpassingen eraan, en het resultaat van de stemming mee aan de Vlaamse Regering.
  De beleidscoördinator ontvangt voor het uitoefenen van zijn bijkomende taak als beleidscoördinator als vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex een vergoeding van 7000 euro per jaar.
  De vergoeding, vermeld in het derde lid, is gekoppeld aan het spilindexcijfer 107,20 met als referentiejaar 2013, en wordt aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, en conform artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
  § 2. Voor de uitvoering van de opdracht, vermeld in artikel 52, § 2, derde lid, van de codex behartigt de beleidscoördinator, vermeld in dezelfde paragraaf van de codex, minstens de volgende taken:
  1° de opmaak van een jaarplanning en jaarverslag, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex;
  2° de generieke kwaliteitsborging, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex, van de uitgaande stukken van de leden van de Inspectie van Financiën;
  3° de opmaak van een jaarlijks plan over de kwaliteitsborging, vermeld in punt 2°, dat minstens betrekking heeft op de opbouw van de adviezen en de gevallen waarin een advies moet worden gegeven zonder dat hierbij afbreuk kan worden gedaan aan artikel 22, artikel 42 tot en met artikel 50 en artikel 71;
  4° het bewaken van de naleving van de deontologische code, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex;
  5° de communicatie en vertegenwoordiging van de Inspectie van Financiën op externe fora;
  6° de organisatie van de administratieve en logistieke ondersteuning in samenspraak met de bevoegde instantie;
  7° het bewaken van de middelen die voor de Inspectie van Financiën in de uitgavenbegroting zijn ingeschreven in samenspraak met de bevoegde instantie;
  8° de coördinatie van de adviesaanvragen die betrekking hebben op meerdere beleidsdomeinen;
  9° de organisatie en opvolging van het intern stafoverleg met het oog op de performante werking van de Inspectie van Financiën en de opvolging van horizontale thema's;
  10° de organisatie en opvolging van hun personeelsmanagement in samenspraak met de bevoegde instantie;
  11° de organisatie en opvolging van beleidsdomein- of beleidsveldspecifiek overleg met de Inspectie van Financiën.
  § 3. De jaarplanning, vermeld in paragraaf 2, 1°, bevat voor het betrokken jaar:
  1° een overzicht van de overheidsbrede en bijzondere analyses en evaluaties, vermeld in artikel 52, § 1, tweede lid, van de codex;
  2° een overzicht van de analyses in het kader van de opvolging van overheidsopdrachten;
  3° een raming van de personeelsinzet, de benodigde middelen en de vereiste tijd van elke opdracht.
  § 4. De beleidscoördinator rapporteert jaarlijks aan de Vlaamse Regering, over de uitvoering van de jaarplanning, over de uitvoering van het plan aangaande de generieke kwaliteitsborging en over de naleving van de deontologische code, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex.
  Het jaarlijks rapport bevat ook duiding van de risico's die waargenomen zijn bij het uitvoeren van haar taken en de algemene aanbevelingen tot remediëring van die risico's.
  De Inspectie van Financiën bewaakt de juistheid van haar vaststellingen bij het uitvoeren van de analyses en evaluaties, vermeld in paragraaf 3, 1° en 2°. Hiertoe organiseert zij overlegmomenten met de inhoudelijk bevoegde minister waarin die vaststellingen worden besproken, aangevuld met de mogelijkheid voor de inhoudelijk bevoegde minister om op korte termijn te antwoorden.
  § 5. Een inbreuk op de deontologische code, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex, wordt bij de vaststelling ervan gerapporteerd aan de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1. Hierbij mag op generlei wijze afbreuk gedaan worden aan de federale bevoegdheden inzake de naleving van de deontologische code, vermeld in artikel 52, § 2, tweede lid, van de codex.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.38. Na raadpleging van de beleidscoördinator, vermeld in artikel 52, § 2, van de codex, wijst de Vlaamse Regering aan elke inspecteur van Financiën een bepaalde beleidssector toe.
  Op voorstel van de beleidscoördinator kan de Vlaamse Regering beslissen een inspecteur van Financiën die deel uitmaakt van de ter beschikking gestelde leden tijdelijk te ontheffen van de opvolging van de hem toegewezen beleidssector om hem te belasten met andere taken, zonder dat de taken die zijn toegewezen overeenkomstig artikel 51 van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten in het gedrang mogen komen.

Art.39.Binnen het kader van de algemene doelstellingen van de Vlaamse Regering behandelen de adviezen van de Inspectie van Financiën uitsluitend de wettigheid, de regelmatigheid, [1 de doelmatigheid en doeltreffendheid]1, de kostenefficiëntie en de budgettaire inpasbaarheid op termijn.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 15, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.40. Binnen de groep van ter beschikking gestelde inspecteurs van Financiën kan de Vlaamse Regering voor maximaal anderhalve voltijdsequivalent inspecteurs van Financiën nominatim aanwijzen om de rol van Vlaamse Auditautoriteit inzake Europese Structuurfondsen op te nemen.

Onderafdeling 2. - Analyses, evaluaties en audits
Art.41.De Inspectie van Financiën kan op eigen initiatief of op aanvraag van de inhoudelijk bevoegde minister of de Vlaamse minister, bevoegd voor [1 het budgettair beleid]1 en nadat de inhoudelijk bevoegde minister geïnformeerd werd:
  1° de analyses en evaluaties, vermeld in artikel 37, § 3, 1° en 2°, opzetten;
  2° onderzoek verrichten over elke aangelegenheid die de doelmatigheid van de besteding van de begrotingskredieten kan beïnvloeden;
  3° een audit uitvoeren bij elke instelling die door de Vlaamse deelstaatoverheid gesubsidieerd wordt;
  4° de totstandkoming van het zelfevaluatierapport en de zelfevaluatie, vermeld in artikel 8 van het decreet van 22 maart 2019 houdende een kader voor grote projecten en programma's, faciliteren voor de Vlaamse rechtspersonen die onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan.
  [1 De Inspectie van Financiën oefent een gericht systematisch toezicht uit op de toegekende en uitbetaalde subsidies na het afsluiten van het project of van de activiteit waarvoor die subsidies zijn toegekend. Dat toezicht houdt ook in dat er snel en gepast opgetreden wordt als er op welk ogenblik ook binnen het subsidieproces een ernstig vermoeden is of ernstige aanwijzingen zijn dat een subsidie oneigenlijk wordt gebruikt.]1
  De Inspectie van Financiën voert de audit, vermeld in het eerste lid, 3°, uit in samenwerking met de personeelsleden van de Vlaamse Gemeenschap of met ondersteuning van externe deskundigen. Ze behoudt de eindverantwoordelijkheid van de audit.
  De Inspectie van Financiën deelt de auditaanpak en het auditverslag aan de andere controleactoren mee, op voorwaarde dat de inhoudelijk bevoegde minister, [1 de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid]1, of de Vlaamse Regering daarover geen andere beslissing neemt.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 16, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Onderafdeling 3. - Voorbereiding en bijsturing van de begroting
Art.42. De Inspectie van Financiën wordt betrokken bij de opstelling en de bijsturing van de jaarlijkse begroting. Ze verleent hiertoe een advies bij de door de inhoudelijk bevoegde minister ingediende voorstellen.

Onderafdeling 4. - Toezicht op de uitvoering van de begroting
Art.43.§ 1. Het voorafgaande advies van de Inspectie van Financiën is verplicht voor ieder voorstel dat ter beslissing aan de Vlaamse Regering wordt voorgelegd.
  § 2. Het voorafgaande advies van de Inspectie van Financiën is eveneens verplicht voor:
  1° elk ontwerp van reglementair ministerieel besluit of van omzendbrief met een budgettaire weerslag;
  2° voorstellen, met inbegrip van herverdelingen en aanpassingen van de begroting, die het begrotingsakkoord vereisen;
  3° ontwerpen van reorganisatie- en personeelsplannen en het eerste ondernemingsplan van een regeerperiode;
  4° leningen en uitgifte van kredieten, en het aangaan van participaties, vanaf een bedrag groter dan 7000 euro, behalve als dat gebeurt ter uitvoering van een samenwerkingsovereenkomst die al voor advies werd voorgelegd aan de Inspectie van Financiën, of voor elke verrichting van financieel beheer in het algemeen belang die uitdrukkelijk gedelegeerd is aan de Vlaamse minister, bevoegd voor [1 het budgettair beleid]1.
  Het ondernemingsplan voor het lopende kalenderjaar, dat niet het eerste ondernemingsplan van een regeerperiode is, wordt ter kennisgeving voorgelegd aan de Inspectie van Financiën en de Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen.
  § 3. In afwijking van paragraaf 1 moeten de volgende voorstellen van beslissing niet voor advies worden voorgelegd:
  1° beslissingen over de aanwijzing, voordracht, benoeming of bevordering van personen, alsook beslissingen over het verder in dienst houden van een ambtenaar na het einde van de maand waarin hij de wettelijke pensioenleeftijd heeft bereikt;
  2° beslissingen over de evaluatie van topambtenaren;
  3° ontwerpen van of wijzigingen aan ruimtelijke beleids- en uitvoeringsplannen;
  4° beslissingen op krachtlijnen die voorafgaan aan een definitieve beslissing, zoals goedkeuring van conceptnota's, visienota's, groen- of witboeken, op voorwaarde dat die beslissingen uitdrukkelijk vermelden dat ze nog geen enkel financieel of budgettair engagement inhouden;
  5° beslissingen tot indiening van een beroep tot vernietiging bij het Grondwettelijk Hof;
  6° [1 ...]1
  [1 7° beslissingen met betrekking tot de indiening van een nota op het Overlegcomité;
   8° beslissingen over het beroep tegen de beslissing van de Commissie Zorgvuldig Bestuur, vermeld in artikel VII.14 van de Codificatie sommige bepalingen voor het onderwijs van 28 oktober 2016.]1
  [1 § 4. Dit artikel is niet van toepassing op subsidies en oproepen tot subsidieaanvragen als vermeld in artikel 71.]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 17, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.44. Onder voorbehoud van andere afspraken die vastgelegd zijn met de Inspectie van Financiën in een protocol met de inhoudelijk bevoegde minister, zijn artikel 45 tot en met 50 van toepassing.

Art.45.§ 1. [1 Overheidsopdrachten zijn vrijgesteld van een voorafgaand advies van de Inspectie van Financiën met uitzondering van de volgende overheidsopdrachten:
   1° overheidsopdrachten die worden geplaatst bij een openbare of niet-openbare procedure voor leveringen en diensten waarvan de geraamde waarde gelijk is aan of hoger is dan 221.000 euro, exclusief btw;
   2° overheidsopdrachten die worden geplaatst bij een openbare of niet-openbare procedure voor werken waarvan de geraamde waarde gelijk is aan of hoger is dan 750.000 euro, exclusief btw;
   3° overheidsopdrachten die worden geplaatst bij een andere gunningswijze dan een openbare of een niet-openbare procedure, waarvan de geraamde waarde gelijk is aan of hoger is dan 144.000 euro, exclusief btw.
   In afwijking van het eerste lid worden de volgende overheidsopdrachten ongeacht de geraamde waarde van de opdracht altijd voor advies van de Inspectie van Financiën voorgelegd:
   1° de overheidsopdracht die geplaatst wordt bij een openbare of niet-openbare procedure, met als enig gunningscriterium de prijs of de kosten, waarbij de aanbestedende overheid voorstelt de opdracht niet aan de laagste inschrijver toe te wijzen;
   2° elke overheidsopdracht waarvan de goed te keuren offerte de raming met meer dan 20% overschrijdt.
   Voor occasioneel gezamenlijke opdrachten als vermeld in artikel 48 van de wet van 17 juni 2016 inzake overheidsopdrachten waarvan de totale geraamde waarde van de opdracht gelijk is aan of hoger is dan de drempelbedragen, vermeld in het eerste of tweede lid, vraagt de entiteit van de Vlaamse deelstaatoverheid het advies van de Inspectie van Financiën als:
   1° de voormelde entiteit de plaatsingsprocedure beheert;
   2° de voormelde entiteit de plaatsingsprocedure niet beheert en de beherende entiteit niet ressorteert onder de controlebevoegdheid van de Inspectie van Financiën of een regeringscommissaris als vermeld in artikel 54 van de codex.]1
  § 2. [1 In de gevallen, vermeld in paragraaf 1, wordt aan de Inspectie van Financiën advies gevraagd over:
   1° het voorwerp van de opdracht en de wettigheid van de gekozen plaatsingsprocedure;
   2° de opdrachtdocumenten;
   3° het voorstel tot gunning.
   Aan de Inspectie van Financiën wordt advies gevraagd over alle andere wijzigingen in de lopende opdracht dan de wijzigingen, vermeld in artikel 38/4, 38/7 en 38/8 van het koninklijk besluit van 14 januari 2013 tot bepaling van de algemene uitvoeringsregels van de overheidsopdrachten.]1
  § 3. [1 Bestellingen binnen een raamovereenkomst, of andere centrale aankooptechnieken worden voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën als de waarde van de bestelling gelijk is aan of hoger is dan 144.000 euro, exclusief btw, tenzij de Inspectie van Financiën bij het advies over de raamovereenkomst heeft aangegeven dat een bestelling niet moet worden voorgelegd.
   Met behoud van de toepassing van het eerste lid worden voor bestellingen waarvoor de raamovereenkomst niet alle voorwaarden vastlegt, het voorwerp van de opdracht, de wettigheid van de bestelprocedure, de opdrachtdocumenten en het voorstel tot gunning van de bestelling voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën.]1
  § 4. Alle gemotiveerde beslissingen over de overheidsopdrachten, vermeld in artikel 4 van de wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen over de overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, en ook de wijzigingen, vermeld in paragraaf 2, 4°, waarvoor geen verplicht advies nodig is, kunnen worden opgevraagd door de Inspectie van Financiën.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 18, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.46.Concessies voor werken en diensten zijn vrijgesteld van voorafgaand advies van de Inspectie van Financiën, met uitzondering van concessies voor werken en diensten voor [1 een geraamde waarde]1 gelijk aan of hoger dan 144.000 euro, exclusief btw.
  [1 In de gevallen, vermeld in het eerste lid, wordt aan de Inspectie van Financiën minstens advies gevraagd over:
   1° het voorwerp van de concessie en de wettigheid van de procedure die tot de keuze van de concessiehouder leidt;
   2° de concessiedocumenten;
   3° het voorstel tot gunning.]1
  [1 Aan de Inspectie van Financiën wordt advies gevraagd over alle andere wijzigingen in de lopende concessie dan de wijzigingen, vermeld in artikel 63 en 67 van het koninklijk besluit van 25 juni 2017 betreffende de plaatsing en de algemene uitvoeringsregels van de concessieovereenkomsten.]1
  Alle gemotiveerde beslissingen over de concessies, vermeld in artikel 4 van de wet van 17 juni 2013 betreffende de motivering, de informatie en de rechtsmiddelen inzake overheidsopdrachten, bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten en concessies, evenals de wijzigingen, vermeld in het tweede lid, 4°, waarvoor geen verplicht advies nodig is, kunnen worden opgevraagd door de Inspectie van Financiën.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 19, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.47. Elke domeinconcessie wordt voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën als de geraamde concessievergoeding 750.000 euro, exclusief btw, bereikt.

Art.48.Dadingen als vermeld in artikel 2044 van het Burgerlijk Wetboek [1 ...]1 worden voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën als de geraamde waarde van de dading 144.000 euro, exclusief btw, bereikt.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 20, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.49. Een voorstel waarbij een waarborg wordt verleend, wordt voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën vanaf een cumulatieve waarborgverlening, per natuurlijke persoon of per rechtspersoon, vanaf 1.250.000 euro in hoofdsom.

Art.50. Met behoud van de toepassing van artikel 45 tot en met 49, worden overeenkomsten voorafgaand voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën als de geraamde waarde van de overeenkomst 144.000 euro, exclusief btw, bereikt.
  Het eerste lid is niet van toepassing op een procedureakkoord als vermeld in artikel 1043 van het Gerechtelijk Wetboek.

Art.51. Als de Inspectie van Financiën van mening is dat niet of niet in voldoende mate voldaan is aan een of meer van de aspecten, vermeld in artikel 39, kan ze een ongunstig advies uitbrengen.
  Als de Inspectie van Financiën een ongunstig advies uitbrengt als vermeld in het eerste lid, wordt het ongunstige advies gemotiveerd. De Inspectie van Financiën geeft duidelijk aan welk gecontroleerd aspect als vermeld in artikel 39, ze ongunstig adviseert.

Art.52. § 1. De Inspectie van Financiën brengt haar advies uit binnen een termijn van twaalf werkdagen nadat ze het verzoek heeft ontvangen om een advies te verlenen.
  Een vraag om bijkomende inlichtingen schorst voormelde termijn. De schorsing wordt meegedeeld aan de adviesaanvrager.
  § 2. Op grond van gemotiveerde hoogdringendheid en na voorlegging van een volledig dossier kan de inhoudelijk bevoegde minister de termijn vermeld in paragraaf 1, eerste lid, inkorten. De termijn mag nooit minder dan vier werkdagen bedragen.
  Een vraag van de Inspectie van Financiën om bijkomende inlichtingen heeft in dit geval geen schorsende werking.
  § 3. Als de Inspectie van Financiën geen advies heeft meegedeeld binnen de bovenvermelde termijnen, wordt het advies van de Inspectie van Financiën geacht gunstig te zijn.

Art.53.§ 1. De inhoudelijk bevoegde minister kan de Inspectie van Financiën na een ongunstig advies verzoeken om haar advies te herzien.
  Een herziening wordt gevraagd binnen een termijn van een maand na de dag waarop het ongunstige advies is verstrekt. Als die termijn om ernstige redenen niet haalbaar is, kan de Inspectie van Financiën binnen een maand na de dag waarop het oorspronkelijke advies is verstrekt met de inhoudelijk bevoegde minister een langere termijn afspreken om de herziening te vragen. De termijn waarin een herziening gevraagd wordt, mag nooit langer zijn dan drie maanden na de dag waarop het ongunstige advies is verstrekt.
  § 2. Een aanvraag tot herziening gaat gepaard met bijkomende informatie of een bijkomende argumentatie.
  § 3. De Inspectie van Financiën geeft haar advies binnen een termijn van [1 zes werkdagen]1 nadat ze de aanvraag tot herziening als vermeld in paragraaf 2 heeft ontvangen.
  Dat advies is niet voor herziening vatbaar.
  Als de Inspectie van Financiën geen advies heeft meegedeeld binnen de termijn, vermeld in het eerste lid, wordt het advies van de Inspectie van Financiën geacht gunstig te zijn.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 21, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.54.§ 1. Als de Inspectie van Financiën een ongunstig advies uitbrengt over een voorstel waarvoor het begrotingsakkoord niet vereist is conform artikel 31, § 2, kan de inhoudelijk bevoegde minister daartegen een gemotiveerd beroep indienen bij de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, en hem verzoeken zijn voorstel goed te keuren. Dat beroep bevat het advies van de Inspectie van Financiën.
  § 2. Als het ongunstige advies is uitgesproken ten gevolge van de kostenefficiëntie of de budgettaire inpasbaarheid op termijn kan de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, het voorstel van de inhoudelijk bevoegde minister goedkeuren.
  Als de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, geen uitspraak doet binnen een termijn van twaalf werkdagen nadat hij het gemotiveerd beroep, vermeld in paragraaf 1, heeft ontvangen, wordt hij geacht in te stemmen met het voorstel van de inhoudelijk bevoegde minister.
  § 3. Als de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1 oordeelt dat het ongunstige advies louter is uitgesproken ten gevolge van andere overwegingen, dan die vermeld in paragraaf 2, kan [1 de inhoudelijk bevoegde minister]1 het dossier aan de Vlaamse Regering voorleggen.
  § 4. Als de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, het ongunstig advies van de Inspectie van Financiën bevestigt, kan de inhoudelijk bevoegde minister zijn voorstel ter beslissing voorleggen aan de Vlaamse Regering.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 22, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Afdeling 3. - De regeringscommissaris
Art.55. Herverdelingen van vastleggingskredieten binnen de begroting van de Vlaamse rechtspersonen die niet onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan, vereisen een expliciete voorafgaande melding aan de regeringscommissaris, vermeld in artikel 54 van de codex, in de volgende gevallen:
  1° de herverdeling gebeurt over inhoudelijke structuurelementen heen, behalve als de herverdeling vertrekt vanuit een thema-overschrijdend inhoudelijk structuurelement;
  2° de herverdeling heeft betrekking op een loonkrediet dat wordt aangewend als een werkingskrediet of op een werkingskrediet dat wordt aangewend als loonkrediet;
  3° de herverdeling heeft betrekking op kredietverleningen, deelnemingen, de aflossing van overheidsschuld, het over te dragen saldo en de spijzing van het reservefonds.

Art.56. Herverdelingen van vereffeningskredieten binnen de begroting van de Vlaamse rechtspersonen die niet onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan vereisen een expliciete voorafgaande melding aan de regeringscommissaris, vermeld in artikel 54 van de codex, als de herverdeling betrekking heeft op kredietverleningen, deelnemingen, de aflossing van overheidsschuld, het over te dragen saldo en de spijzing van het reservefonds.

Art.57. Aanpassingen van de begroting als vermeld in artikel 27, § 3, tweede lid, van de codex van de Vlaamse rechtspersonen die niet onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan, moeten uitdrukkelijk voorafgaand gemeld worden aan de regeringscommissaris, vermeld in artikel 54 van de codex, als de aanpassing betrekking heeft op kredietverleningen, deelnemingen, de aflossing van overheidsschuld, het over te dragen saldo en de spijzing van het reservefonds.

Art.58. De regeringscommissaris, vermeld in artikel 54 van de codex, faciliteert de totstandkoming van het zelfevaluatierapport en de zelfevaluatie, vermeld in artikel 8 van het decreet van 22 maart 2019 houdende een kader voor grote projecten en programma's voor de Vlaamse rechtspersonen die niet onder het rechtstreekse gezag van de Vlaamse Regering staan.

Art.59.Aan de regeringscommissarissen, vermeld in artikel 54 van de codex, kan de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, nadere regels over de rapporteringsverplichtingen opleggen.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Afdeling 4. - De bedrijfsrevisor
Art.60. Bij de aanstelling van de bedrijfsrevisor maken de Vlaamse rechtspersonen gebruik van het bestek dat de instantie die bevoegd is voor de rekeningen ter beschikking stelt.
  De bedrijfsrevisor neemt ter certificering van de jaarlijkse rekening in zijn verslag de volgende elementen op:
  1° de vermelding dat de rapportering al dan niet is opgesteld in overeenstemming met de ESR-verordening;
  2° de vermelding dat de ESR-rapportering al dan niet op een consistente wijze aansluit bij de rekeningen;
  3° de vermelding dat de regels en principes van de codex zijn nageleefd.
  Naast andere aanbevelingen over vastgestelde tekortkomingen inzake organisatiebeheersing formuleert de bedrijfsrevisor in de managementletter de vastgestelde inefficiënties en inbreuken op andere regelgeving die financiële gevolgen voor de entiteit met zich hebben meegebracht of met zich zouden kunnen meebrengen.

Afdeling 5. - De samenwerking in het kader van single audit
Art.61. § 1. In dit artikel wordt verstaan onder entiteitgevoelige en vertrouwelijke informatie:
  1° de beschrijving van het risicomanagement van de entiteit;
  2° alle auditverslagen en aanbevelingsbrieven, met inbegrip van managementletters van de voorbije vijf jaar;
  3° de duiding van de risico's en de aanbevelingen in het jaarlijks rapport, vermeld in artikel 37, § 4, tweede lid, van de Inspectie van Financiën van de laatste vijf jaar;
  4° de verslagen van de regeringscommissaris van de laatste vijf jaar;
  5° de opmerkingen van de instantie die bevoegd is voor de rekeningen van de laatste vijf jaar.
  § 2. Er wordt een permanent dossier per Vlaamse rechtspersoon opgesteld.
  Het permanente dossier omvat geactualiseerde entiteitgevoelige en vertrouwelijke informatie.
  § 3. Entiteitgevoelige en vertrouwelijke informatie wordt alleen ter beschikking gesteld van de betrokken entiteit en van de controleactoren die betrokken zijn bij die entiteit.

Art.62. De permanente dossiers voor entiteitgevoelige en vertrouwelijke informatie, vermeld in artikel 61, § 2, worden bijgehouden in een centraal register.
  De instantie die bevoegd is voor de rekeningen staat in voor de opzet, de organisatie en het autorisatiebeheer van het centraal register.
  Het register wordt zo opgezet dat iedere betrokken entiteit of controleactor zonder kosten of aanschaf van bijzondere software, toegang heeft tot het permanente dossier van de betrokken entiteit.

Art.63. De controleactoren hebben toegang tot de centrale systemen die de overheidsopdrachten operationeel beheren.

Art.64. § 1. De controleactoren evalueren het risicomanagement dat de entiteit heeft geïnstalleerd. Ze volgen de risicoanalyse van de entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid op en vullen de risicoanalyse aan.
  § 2. De controleactoren stemmen hun auditaanpak op elkaar af.
  Behalve in uitzonderlijke omstandigheden die een dringende audit noodzakelijk maken, stemmen de betrokken controleactoren de jaarplanning van de geplande controlewerkzaamheden op elkaar af.
  De controleactoren lichten de entiteiten tijdig in over de aanvang van een in de jaarplanning opgenomen controle. Bij belangrijke verschuivingen worden ook de andere controleactoren tijdig op de hoogte gebracht.
  § 3. De controleactoren maken maximaal gebruik van de resultaten van de audit- en controlewerkzaamheden die de andere controleactoren al hebben uitgevoerd.
  Daarvoor stellen de controleactoren de resultaten van hun audit ter beschikking aan de andere betrokken controleactoren.
  § 4. Paragraaf 2 en 3 zijn niet van toepassing op de begrotings- en beheerscontrole, die uitgevoerd is in het kader van artikel 51 van de codex.

HOOFDSTUK 7. - De VABN
Art.65.De VABN wordt op de volgende wijze samengesteld:
  1° de voorzitter wordt aangewezen door de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de boekhouding]1, onder de leden van de adviescommissie;
  2° één lid wordt aangewezen onder de personeelsleden van de instantie die bevoegd is voor begroting;
  3° één lid wordt aangewezen onder de personeelsleden van de instantie die bevoegd is voor de rekeningen;
  4° één lid op voordracht van het Instituut voor Nationale Rekeningen-INR;
  5° een lid op voordracht van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen - CBN;
  6° drie leden, één lid met respectievelijk boekhoudkundige of financiële expertise op het vlak van de Vlaamse Gemeenschap en twee leden met respectievelijk boekhoudkundige of financiële expertise op het vlak van de Vlaamse rechtspersonen, op voordracht van het Strategisch Overleg Financiën - SOFI;
  7° één lid op voordracht van het Rekenhof;
  8° één lid op voordracht van het Instituut voor Bedrijfsrevisoren - IBR;
  9° één lid, wordt aangewezen onder de inspecteurs van Financiën die geaccrediteerd zijn bij de Vlaamse Regering, op voordracht van de Inspectie van Financiën;
  10° één lid op voordracht van het Instituut van de Accountants en de Belastingconsulenten - IAB.
  Voor elk lid wordt een plaatsvervanger aangewezen door de organisaties of entiteiten, vermeld in het eerste lid.
  De commissie kan het advies van experten vragen, die op verzoek van de voorzitter kunnen deelnemen aan de vergaderingen.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.66.Het secretariaat van de VABN wordt waargenomen door de instantie die bevoegd is voor de rekeningen.
  De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de boekhouding]1, wijst onder de personeelsleden van de instantie die bevoegd is voor de rekeningen een secretaris aan. De secretaris heeft geen stemrecht.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.67.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de boekhouding]1, benoemt de leden van de VABN voor een hernieuwbare periode van zes jaar, op voorstel van de organisaties en entiteiten, vermeld in artikel 70, § 1, van de codex. Als een lid in de loop van het mandaat wordt vervangen, beëindigt het nieuwe lid het mandaat van de persoon die hij vervangt.
  Het mandaat van de leden wordt beëindigd als ze de hoedanigheid verliezen op basis waarvan ze zijn aangesteld.
  De leden blijven in de commissie zitten tot op het ogenblik dat ze vervangen worden.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.68.De VABN stelt haar huishoudelijk reglement op en legt het ter goedkeuring voor aan de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de boekhouding]1.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.69.Tenzij de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de boekhouding]1, in zijn aanvraag uitdrukkelijk in een langere termijn heeft voorzien, worden de adviezen, vermeld in artikel 69 van de codex, verstrekt binnen een termijn van één maand na de dag waarop de aanvraag is ontvangen.
  De adviezen, vermeld in artikel 69 van de codex, worden binnen een termijn van tien werkdagen na de totstandkoming van het advies bekendgemaakt op de website van de VABN.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 23, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.70. § 1. De presentiegelden voor de leden en experten, vermeld in artikel 65, eerste lid, 4°, 5°, 7°, 8° en 10°, en derde lid, bedraagt 100 euro per zitting per expert of lid, en mag op jaarbasis niet meer bedragen dan 1000 euro per expert of lid, verplaatsingskosten niet inbegrepen. De voormelde brutobedragen worden gekoppeld aan het spilindexcijfer 107,20 met als referentiejaar 2013, en worden aangepast overeenkomstig de bepalingen van de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld, en conform artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.
  Het presentiegeld voor het lid, vermeld in artikel 65, eerste lid, 7°, komt toe aan het Rekenhof en niet aan het lid zelf.
  De verplaatsingskosten worden terugbetaald overeenkomstig de regels die van toepassing zijn op de personeelsleden van de Vlaamse overheid.
  § 2. Aan het personeel van de Vlaamse overheid worden geen presentiegelden of verplaatsingskosten toegekend.

HOOFDSTUK 8. - Subsidies
Afdeling 1. [1 - Bepalingen over de voorafgaande controle en de toekenning van subsidies]1   ----------   (1)
Art.71.[1 § 1. De regels uit de volgende tabel zijn van toepassing op de subsidies die cumulatief voldoen aan de volgende kenmerken:
   1° de subsidies hebben alleen een rechtsgrond in het decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap;
   2° de subsidies maken geen toelage uit;
   3° de subsidies worden niet toegekend ten gevolge van een oproep tot subsidieaanvragen.


 Toekenning Advies Inspectie van Financiën Begrotingsakkoord
Subsidiebedrag < 10.000 euro Via ministerieel besluit Niet vereist Niet vereist
10.000 euro ≤ subsidiebedrag < 250.000 euro Via ministerieel besluit Vereist Niet vereist
Subsidiebedrag ≥ 250.000 euro Via Besluit Vlaamse Regering Vereist Vereist
Het subsidiebedrag, vermeld in de tabel in het eerste lid, wordt voor het totale bedrag dat door een of meer entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid wordt toegekend voor een gezamenlijke activiteit van algemeen belang, getoetst aan de drempelbedragen die zijn opgenomen in de tabel, vermeld in het eerste lid.
   In afwijking van het eerste lid is het begrotingsakkoord nooit vereist voor subsidies als vermeld in het eerste lid, als de subsidie een gunstig advies zonder voorwaarden van de Inspectie van Financiën heeft verkregen, tenzij de toekenning van de subsidie verbonden is aan een overeenkomst met meerjarige gevolgen.
   In afwijking van het eerste lid worden subsidies als vermeld in het eerste lid, altijd toegekend via ministerieel besluit en is het begrotingsakkoord niet vereist als de begunstigde en het bedrag van de subsidie uitdrukkelijk vermeld zijn in het decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.
   § 2. Voor automatische subsidies als vermeld in artikel 34, § 1, derde lid, van de codex, zijn de regels uit de volgende tabel van toepassing op de individuele toekenningsbeslissingen:


Advies Inspectie van Financiën Niet vereist
Begrotingsakkoord Niet vereist
Automatische subsidies die algemene financiering van de lokale besturen vormen, worden toegekend bij besluit van de Vlaamse minister, bevoegd voor het binnenlands bestuur en stedenbeleid.
   § 3. Voor subsidies die geen toelage uitmaken en die een rechtsgrond hebben buiten het decreet houdende de uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap en niet vallen onder de toepassing van paragraaf 2, kan in een afsprakenkader met de Inspectie van Financiën bepaald worden welk toezicht de Inspectie van Financiën voorafgaand aan of na de toekenning van de subsidie zal uitoefenen.
   De beleidscoördinator, of een inspecteur van Financiën die door de beleidscoördinator wordt aangewezen in samenspraak met de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, kan bemiddelen tussen de betrokken entiteit van de Vlaamse deelstaatoverheid en de inspecteur van Financiën, vermeld in artikel 38, eerste lid, om tot een afsprakenkader te komen.
   De beleidscoördinator bezorgt het afsprakenkader, vermeld in het eerste lid, aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, en de inhoudelijk bevoegde minister. De Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, beschikt over een termijn van twaalf werkdagen na de dag van de voormelde kennisgeving, om het afsprakenkader af te wijzen. Als hij binnen die termijn het afsprakenkader niet heeft afgewezen, wordt het geacht goedgekeurd te zijn.
   Het afsprakenkader, vermeld in het eerste lid, wordt louter ter kennisgeving en voor bekendmaking bezorgd aan de instantie die bevoegd is voor de begroting.
   Als er geen afsprakenkader als vermeld in het eerste lid, met de Inspectie van Financiën wordt gesloten, en geen sectorspecifieke decretale of reglementaire bepaling van toepassing is, zijn voor de subsidies, vermeld in het eerste lid, de regels uit de volgende tabel van toepassing:


 Toekenning Advies Inspectie van Financiën Begrotingsakkoord
Subsidiebedrag < 10.000 euro Via ministerieel besluit Niet vereist Niet vereist
10.000 euro ≤ subsidiebedrag < 250.000 euro Via ministerieel besluit Vereist Niet vereist
Subsidiebedrag ≥ 250.000 euro Via Besluit Vlaamse Regering Vereist Vereist
Het subsidiebedrag, vermeld in de tabel, vermeld in het vierde lid, wordt voor het totale bedrag dat door een of meer entiteiten van de Vlaamse deelstaatoverheid wordt toegekend voor gezamenlijke activiteit van algemeen belang, getoetst aan de drempelbedragen die zijn opgenomen in de tabel, vermeld in het vierde lid.
   In afwijking van het vierde lid is het begrotingsakkoord nooit vereist voor subsidies als vermeld in het vierde lid, als de subsidie een gunstig advies zonder voorwaarden van de Inspectie van Financiën heeft verkregen, tenzij de toekenning van de subsidie verbonden is aan een overeenkomst met meerjarige gevolgen.
   § 4. Op een oproep tot subsidieaanvragen of op subsidies die geen toelage uitmaken en die worden toegekend naar aanleiding van die oproep tot subsidieaanvragen zijn de regels uit de volgende tabel van toepassing:


<td colspan="3" valign="top">Oproep tot subsidieaanvragen <td colspan="3" valign="top">Individuele subsidie
 Bevoegd-
   heid
Advies Inspectie van Financiën Begrotingsakkoord Toekenning Advies Inspectie van Financiën Begrotingsakkoord
Oproep tot subsidieaan-vragen < 1.500.000 euro en geen enkele subsidie ≥ 250.000 euro wordt voorzien Inhoudelijk bevoegde minister Vereist Niet vereist Via ministerieel besluit Niet vereist als subsidie < 10.000 euro Niet vereist
     Vereist als 10.000 euro ≤ subsidie < 250.000 euro  
Alle andere oproepen tot subsidieaan-vragen Vlaamse Regering Vereist Vereist Via ministerieel besluit Vereist als subsidie ≥ 10.000 euro Niet vereist
In afwijking van het eerste lid worden subsidies die geen toelage uitmaken en die worden toegekend naar aanleiding van een oproep tot subsidieaanvragen die een besluit van de Vlaamse Regering vergen, alleen aan de Vlaamse Regering voorgelegd als de Vlaamse Regering daartoe beslist als de betrokken oproep tot subsidieaanvragen wordt goedgekeurd. Als de Vlaamse Regering beslist dat de subsidies aan haar moeten worden voorgelegd, worden de subsidies voorafgaandelijk voor advies voorgelegd aan de Inspectie van Financiën en voor akkoord van de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid.
   Deze paragraaf is slechts van toepassing als er geen sectorspecifieke decretale of reglementaire bepaling geldt.
   § 5. Op subsidies die een toelage uitmaken, zijn de regels uit de volgende tabel van toepassing:


Advies Inspectie van Financiën Niet vereist
Begrotingsakkoord Niet vereist
Toekenning Via ministerieel besluit
]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 25, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Afdeling 2. - Bepalingen inzake de reservevorming bij subsidies
Art.72.§ 1. Maximaal 20% van het op jaarbasis toegewezen subsidiebedrag kan worden aangewend voor de aanleg van reserves.
  De totale gecumuleerde reserves kunnen maximaal 50% van het subsidiebedrag van de laatst gesubsidieerde werkingsperiode bedragen.
  Na motivering kan in [1 een decreet of reglementaire bepaling]1 worden afgeweken van [1 ...]1 het eerste en het tweede lid.
  § 2. Reserves die ten laste van subsidies aangelegd zijn conform paragraaf 1, mogen alleen worden aangewend voor de doelstelling waarvoor de initiële subsidie is toegekend.
  [1 § 3. Reserves die ten laste van de subsidie zijn aangelegd, worden teruggevorderd op het einde of bij de vervroegde stopzetting van de gesubsidieerde activiteit.
   § 4. Een sociaal passief aanleggen ten laste van de subsidie kan alleen als er daarvoor in een rechtsgrond is voorzien in een decreet of reglementaire bepaling.]1
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 26, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Afdeling 3. - Bepalingen inzake de ex post controle na de toekenning van subsidies
Art.73. § 1. In de subsidiebeslissing of de rechtsgrond ervan wordt de functionele en financiële verantwoording bepaald die de gesubsidieerde moet verschaffen over de aanwending van de subsidie.
  De gevraagde verantwoording, vermeld in het eerste lid, wordt mede bepaald door:
  1° De omvang van de verleende subsidie;
  2° De duur van de onderliggende prestatie;
  3° De wijze waarop in het verleden subsidies werden verantwoord.
  § 2. Als de subsidiebeslissing of de rechtsgrond ervan niet in vereisten voor verantwoording heeft voorzien, gelden de bepalingen, vermeld in artikel 74.

Art.74. De verantwoording voor de aanwending van een subsidie omvat:
  1° een functionele verantwoording waarbij wordt aangetoond dat, en eventueel in welke mate, de activiteit waarvoor de subsidie is toegekend, gerealiseerd is;
  2° een financiële verantwoording waarbij wordt aangetoond welke kosten zijn gemaakt voor de realisatie van de activiteit waarvoor de subsidie is toegekend en welke opbrengsten de begunstigde in het kader van die activiteit heeft verworven, uit de activiteit zelf of uit andere bronnen.
  De functionele en financiële verantwoording wordt ingediend uiterlijk zes maanden na de werkingsperiode waarop ze betrekking heeft of uiterlijk zes maanden nadat het project of de investering beëindigd is.

Art.75. De subsidieverstrekker kan zich altijd alle aanvullende gegevens laten verschaffen die nodig zijn om de verantwoorde subsidie definitief vast te stellen.

Afdeling 3/1. [1 - Periodieke beleidsevaluatie]1   ----------   (1)
Art. 75/1. [1 Overeenkomstig artikel 76/1, § 1, eerste lid, en § 2, van de codex, onderwerpt het inhoudelijk bevoegde beleidsdomein de subsidie of het subsidiekader naargelang het geval aan een beleidsevaluatie.
   De beleidsevaluatie, vermeld in het eerste lid, van een subsidie wordt ter beschikking gehouden van de inhoudelijk bevoegde minister, de Vlaamse minister, bevoegd voor het budgettair beleid, de instantie die bevoegd is voor de begroting, en de Inspectie van Financiën, die de beleidsevaluatie, vermeld in het eerste lid, kunnen opvragen om hun respectievelijke opdrachten in het kader van de codex of dit besluit en de uitgaventoetsingen uit te voeren.
   De beleidsevaluatie, vermeld in het eerste lid, van een subsidiekader wordt bekendgemaakt op de website van de instantie die bevoegd is voor de begroting.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-10-28/14, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


Art. 75/2. [1 De beleidsevaluatie, vermeld in artikel 75/1, eerste lid, voldoet aan de volgende voorwaarden:
   1° het onderzoek maakt duidelijk welk subsidiekader of welke subsidie wordt onderzocht en wat de doelstellingen van dat subsidiekader of die subsidie zijn;
   2° het onderzoek geeft antwoord op de vraag in welke mate het beleid dat met het subsidiekader of de subsidie wordt beoogd en de uitgaven die daarmee samenhangen, doeltreffend en doelmatig zijn;
   3° de conclusies van het onderzoek worden onderbouwd door onderliggende bevindingen;
   4° de onderzoeksmethode die in het onderzoek is gebruikt, is valide en betrouwbaar;
   5° de beleidsevaluatie geeft inzicht in de gebruikte evaluatiemethode en in de mogelijkheden en onmogelijkheden om de doeltreffendheid en de doelmatigheid van het beleid in kwestie vast te stellen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-10-28/14, art. 27, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>


Afdeling 4. - Bepalingen inzake sancties en onverenigbaarheden
Art.76. Als de begunstigde nalaat de subsidie conform artikel 73 of 74 te verantwoorden, vervalt de beslissing tot toekenning van de subsidie voor het niet-verantwoorde gedeelte. Overeenkomstig artikel 13, tweede lid, van de Algemenebepalingenwet, worden de eventueel al uitbetaalde voorschotten teruggevorderd.

Art.77. Het is elk personeelslid, openbare gezagsdrager of andere persoon die belast is met een functie bij een entiteit die ressorteert onder de Vlaamse deelstaatoverheid of elke tussenpersoon als de subsidie onrechtstreeks wordt toegekend, verboden een subsidie toe te kennen of de aanwending ervan goed te keuren zodra hij daardoor persoonlijk of via een tussenpersoon in een toestand van belangenvermenging zou kunnen terechtkomen.
  Als de bepalingen, vermeld in het eerste lid, niet worden nageleefd, is de beslissing tot toekenning van een subsidie nietig. Eventueel al uitgekeerde bedragen worden volledig teruggestort.

Hoofdstuk 8/1 TOEKOMSTIG RECHT.1 - De rol van het Departement Financiën en Begroting binnen het evaluatiebeleid]1  ----------   (1)
Art. 77/1 TOEKOMSTIG RECHT.
  [1 Het Departement Financiën en Begroting ondersteunt het evaluatiebeleid binnen de Vlaamse overheid vanuit de principes van prestatiegeïnformeerd begroten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-10-28/14, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


Art. 77/2 TOEKOMSTIG RECHT. [1 Het Departement Financiën en Begroting heeft, onverminderd artikel 77/1, tevens de volgende rollen:
   1° de rol, vermeld in artikel 3/1, § 2, eerste lid, 4° ;
   2° het waken over het horizontaal beleid inzake periodieke beleidsevaluatie van subsidies en subsidiekaders, door toe te zien op de naleving van de periodieke evaluatieverplichting, bij te dragen aan kennisopbouw terzake bij de inhoudelijk bevoegde beleidsdomeinen, en periodiek te zorgen voor een meta-analyse en leerlessen van de uitgevoerde evaluaties.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-10-28/14, art. 28, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2024>


HOOFDSTUK 9. - Giften en prijzen
Art.78. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.

HOOFDSTUK 10. - Kas-, schuld-,waarborg- en verzekeringsbeheer
Afdeling 1. - Kasbeheer
Art.79. Het centraal kasbeheer, vermeld in artikel 83, tweede lid, van de codex, gebeurt door de cashpooling van de rekeningen bij de instantie die bevoegd is voor de financiële operaties. Hiertoe openen de entiteiten al hun financiële rekeningen uitsluitend bij de aangestelde kassier.

Art.80. De entiteiten die deelnemen aan de cashpooling behouden hun volledige financiële autonomie over hun ontvangsten en uitgaven.
  De instantie die bevoegd is voor de financiële operaties heeft alleen een inzagerecht in het saldo van de verschillende financiële rekeningen van de entiteiten die deelnemen aan de cashpooling.

Art.81. De instantie die bevoegd is voor de financiële operaties beslist over de vrijgave van de toelagen, rekening houdend met de toestand van de totale cashpooling en in subsidiaire orde met de kastoestand van iedere individuele entiteit met uitsluiting van de beschikbare gelden, vermeld in artikel 2, 4°, van de codex.

Art.82. Het saldo van iedere financiële rekening wordt iedere avond overgeschreven naar de centrale rekening. De entiteiten krijgen bij de kassier inzage in hun effectieve stand in de cashpooling, voor de uitvoering van die overschrijving.

Art.83. Er gebeurt geen intrestafrekening tussen de kassier en de Vlaamse rechtspersonen.

Art.84. De entiteiten die deelnemen aan de cashpooling sturen een wekelijkse update van hun kasverwachtingen door voor de volgende vijf weken aan de instantie die bevoegd is voor de financiële operaties in de sjabloon dat die instantie ter beschikking stelt.

Afdeling 2. - Schuld- en beleggingsbeheer
Art.85. De instantie die bevoegd is voor de financiële operaties voert de taken, vermeld in hoofdstuk 10, afdeling 3, van de codex, uit.

Art.86. De generieke minimumdrempel aan beschikbare gelden, vermeld in artikel 86 van de codex, bedraagt 1 miljoen euro per Vlaamse rechtspersoon.

Art.87. In het licht van de specifieke behoeften van de zorgsector bedraagt het percentage aan te beleggen beschikbare gelden, vermeld in artikel 91 van de codex, voor het Agentschap voor Vlaamse Sociale Bescherming, vermeld in artikel 9 van het decreet van 18 mei 2018 houdende de Vlaamse sociale bescherming, maximaal 50%.

Art.88.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de financiële operaties]1, beslist of de uitzondering, vermeld in artikel 92, derde lid, van de codex, van toepassing is.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Afdeling 3. - Waarborgbeheer
Art.89.Elke waarborg die wordt verleend ter uitvoering van artikel 93 van de codex wordt ter kennisgeving bezorgd aan de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de financiële operaties]1.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.90. Met behoud van de toepassing van de specifiek bepaalde bijdragen, kan de bijdrage, vermeld in artikel 99 van de codex, worden berekend met de volgende formule:
  bijdrage = (0,225 % x IB + Σni = 0 (0,05 % x UBi))
  waarbij:
  1° IB = initieel gewaarborgd bedrag;
  2° UBi = uitstaand gewaarborgd bedrag in jaar i na aflossing van jaar i;
  3° n = aantal jaar dat de lening loopt.
  De bijdrage, vermeld in het eerste lid, is verschuldigd door de lener binnen twintig dagen nadat de eerste schijf van het krediet is opgenomen, en kan in geen geval terugbetaald worden.
  Bij herfinanciering als vermeld in artikel 98 van de codex is geen additionele bijdrage verschuldigd.

Afdeling 4. - Verzekeringsbeheer
Art.91.De volgende risico's [1 kunnen gecentraliseerd worden geplaatst]1:
  1° algemene burgerlijke aansprakelijkheid;
  2° objectieve aansprakelijkheid na brand en ontploffing;
  3° alle risico's brand van het patrimonium;
  4° alle risico's elektronica;
  5° alle risico's kunstvoorwerpen;
  6° arbeidsongevallen.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 30, 002; Inwerkingtreding : 01-02-2022>

Art.92. De instantie die bevoegd is voor de financiële operaties voert de taken uit, vermeld in hoofdstuk 10, afdeling 5, van de codex.

Afdeling 5. - Rapportering
Art.93. Er wordt jaarlijks gerapporteerd over de financiële instrumenten en beschikbare gelden, vermeld in artikel 87 en 89 van de codex, via de verplichte rapportering conform het protocol van 17 juli 2013 tussen het Instituut voor de Nationale Rekeningen, de Federale Staat, Het Waals Gewest, Het Vlaams Gewest, Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, de Franse Gemeenschap, de Vlaamse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie en de Vlaamse Gemeenschapscommissie betreffende het doorsturen van gegevens voor het opstellen van rekeningen van overheden en voor de procedure voor buitensporige tekorten. De instantie die bevoegd is voor de financiële operaties bezorgt het protocol aan de betrokken entiteiten.
  De vooruitzichten over het gebruik van de beschikbare gelden, vermeld in artikel 105, eerste lid, van de codex, worden jaarlijks tegen 10 november bezorgd aan de instantie die bevoegd is voor de financiële operaties in de sjabloon dat die instantie ter beschikking stelt.

Afdeling 6. - Interne audit
Art.94.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de financiële operaties]1, wordt gemachtigd om een interne auditor aan te stellen.
  De auditor oefent zijn taken volledig onafhankelijk uit.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

Art.95.De Vlaamse minister, [1 bevoegd voor de financiële operaties]1, wordt gemachtigd om de andere audittaken, vermeld in artikel 107 van de codex, toe te kennen aan de interne auditor.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 29, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 11. - De Diensten met Afzonderlijk Beheer
Art. 95/1. [1 De bepalingen uit dit besluit die van toepassing zijn op de Vlaamse Gemeenschap zijn overeenkomstig van toepassing op de Diensten met Afzonderlijk Beheer.
   In afwijking van het eerste lid gebeurt de aanpassing van de begroting van een Dienst met Afzonderlijk Beheer als vermeld in artikel 109, § 2/3, eerste lid, van de codex, bij besluit van de inhoudelijk bevoegde minister.
   Alle beslissingen tot aanpassing van de begroting als vermeld in het tweede lid, worden onmiddellijk nadat ze ondertekend zijn, bezorgd aan de instantie die bevoegd is voor de begroting, voor bekendmaking op de website van die instantie.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2022-10-28/14, art. 31, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2020>


Art.96. Het begrotingssaldo van het lopende jaar wordt gevormd door het verschil tussen de geboekte aanrekeningen van ontvangsten en uitgaven.
  Het beginsaldo van het volgende jaar dat het over te dragen saldo van het lopende jaar is, bestaat uit:
  1° het gecumuleerde saldo van de voorbije jaren;
  2° het saldo van het lopende jaar;
  3° een vermindering met de middelen die zijn aangewend voor de vorming of spijzing van het reservefonds.

Art.97. In de begroting van de Dienst met Afzonderlijk Beheer moeten alle ontvangsten en alle uitgaven worden opgenomen. Een aanwending uit het reservefonds en het overgedragen saldo worden beschouwd als ontvangsten terwijl een spijzing van het reservefonds en het over te dragen saldo worden beschouwd als uitgaven.

Art.98.§ 1. Het saldo van het lopende jaar, verminderd met het totale bedrag van de aangegane verbintenissen die nog niet zijn vereffend, kan voor maximaal 10% worden aangewend voor de vorming of de spijzing van een reservefonds. De minister die belast is met het beheer van of het toezicht op de Dienst met Afzonderlijk Beheer, kan dat percentage aanpassen na het akkoord van de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1.
  De voorafname gebeurt tot de middelen van het reservefonds 10 % bedragen van het gemiddelde van de uitgaven van de drie voorafgaande begrotingsjaren, tenzij dat bedrag wordt gewijzigd op voorstel van de minister die belast is met het beheer van of het toezicht op de Dienst met Afzonderlijk Beheer, met het akkoord van de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1.
  § 2. De aanwending uit het reservefonds en de aanwending van het gerealiseerde positieve begrotingssaldo van de Dienst met Afzonderlijk Beheer is mogelijk op basis van een aanwendingsplan dat opgemaakt wordt door de minister die belast is met het beheer van of het toezicht op de Dienst met Afzonderlijk Beheer. Het aanwendingsplan omvat ook een overzicht van de geplande spijzing van het reservefonds of het saldo en kan in voorkomend geval betrekking hebben op verschillende begrotingsjaren.
  § 3. Het ontwerp van begroting of begrotingsaanpassing respectievelijk het aanwendingsplan wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Het ontwerp van begroting of van begrotingsaanpassing, opgemaakt met toepassing van artikel 6, wordt door de Vlaamse minister, [1 bevoegd voor het budgettair beleid]1, toegevoegd bij het ontwerp van uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor hij het ter goedkeuring aan het Vlaams Parlement bezorgt.
  ----------
  (1)<BVR 2022-10-28/14, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 01-01-2023>

HOOFDSTUK 12. - Sanctiebepaling
Art.99. Voorbehouden voor toekomstig gebruik.

HOOFDSTUK 13. - Opheffings- en wijzigingsbepalingen
Art.100. In artikel 11duodecies, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 maart 1997 tot uitvoering van het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van de instellingen voor schuldbemiddeling, ingevoegd bij het besluit van 31 januari 2014, wordt de zinsnede "het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof" vervangen door de zinsnede "hoofdstuk 8 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.101. Artikel 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 16 februari 2007 betreffende de werking, het beheer en de boekhouding van het Eigen Vermogen van het Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (EV-ILVO), wordt opgeheven.

Art.102. Artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2007 betreffende de begroting en de boekhouding van de strategische adviesraden, wordt opgeheven.

Art.103. In artikel 9, § 2, vierde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 29 juni 2007 houdende de voorwaarden betreffende sociale leningen met Gewestwaarborg voor het bouwen, kopen, verbouwen of behouden van woningen, wordt de zinsnede "het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest" vervangen door de zinsnede "Hoofdstuk 10, afdeling 4 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.104. In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 26 oktober 2007 betreffende de voorwaarden om de waarborg te verkrijgen van het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs, wordt de zinsnede "artikel 8 van het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest" vervangen door de zinsnede "artikel 99 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019 en artikel 90 van het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019".

Art.105. In artikel 3, eerste en tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 30 november 2007 houdende aanduiding van de Vlaamse Auditautoriteit voor de Europese Structuurfondsen, houdende aanduiding van de Vlaamse Auditinstantie voor het Europees fonds voor de integratie van onderdanen van derde landen en houdende oprichting van de Auditcel van de Auditautoriteit, gewijzigd bij het besluit van 10 september 2010, wordt de zinsnede "het besluit van Vlaamse Regering van 19 januari 2001 houdende regeling van de begrotingscontrole en -opmaak" telkens vervangen door de zinsnede "hoofdstuk 6, afdeling 2, onderafdeling 2, van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.106. In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2009 betreffende de uitvoeringsmodaliteiten van de vreemd vermogensgarantie in het kader van het DBFM-project Brabo 1, wordt de zinsnede "de bepalingen van hoofdstuk IV van het decreet van 7 mei 2004" vervangen door de zinsnede Hoofdstuk 10, afdeling 4 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.107. In artikel 6, 4°, van hetzelfde besluit, wordt de zinsnede "het decreet van 7 mei 2004" vervangen door de zinsnede "Hoofdstuk 10, afdeling 4 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.108. In artikel 6, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 juni 2012 voor de toekenning van een facultatieve projectsubsidie aan het ARBOR-project, wordt de zinsnede "de bepalingen in artikelen 53 tot en met 57 van het Rekendecreet over de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, alsook de bepalingen in artikelen 63 tot en met 67 van hetzelfde decreet over de controle door het Rekenhof" vervangen door de zinsnede "de bepalingen van hoofdstuk 6, afdeling 3 en hoofdstuk 8 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.109. In artikel 24/1, § 2, 2°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2012 tot uitvoering van het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking, ingevoegd bij het besluit van 29 november 2013, wordt de zinsnede "het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof" vervangen door de zinsnede "de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.110. In artikel 2, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende toerismesubsidies, wordt de zinsnede "kan de vorm aannemen van een algemene werkingssubsidie, een investeringssubsidie of een projectsubsidie als vermeld in artikel 56 van het decreet van 8 juli 2011" vervangen door de zinsnede "kan worden verleend voor de algemene werking, een investering of een project".

Art.111. Artikel 21 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.112. In artikel 42, 9°, van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 mei 2013 houdende subsidiëring van bedrijventerreinen, wordt de zinsnede "artikel 53 tot en met 57 van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof" vervangen door de zinsnede "de bepalingen van hoofdstuk 8 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.113. In artikel 16, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 juni 2013 betreffende de omkadering van jonge onderzoekers, wordt de zinsnede "de bepalingen in artikelen 53 tot en met 57 van het Rekendecreet over de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan van 8 juli 2011, alsook de bepalingen in artikelen 63 tot en met 67 van hetzelfde decreet over de controle door het Rekenhof" vervangen door de zinsnede "de bepalingen van hoofdstuk 6, afdeling 3 en hoofdstuk 8 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.114. In artikel 2, zevende lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 tot facilitering van de infrastructuurfinanciering via de alternatieve investeringswaarborg, verstrekt door het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden, wordt de zinsnede "aan de bepalingen van het decreet houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest van 7 mei 2004, meer bepaald met betrekking tot effectisering zoals bepaald in het voornoemd decreet" vervangen door de zinsnede "aan het feit dat leningen slechts kunnen worden geëffectiseerd mits de voorafgaande toestemming van de Vlaamse Regering.".

Art.115. In artikel 17, eerste lid en artikel 55, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 maart 2014 tot uitvoering van het decreet van 29 november 2013 houdende de organisatie van preventieve gezinsondersteuning, wordt de zinsnede "artikel 55, § 1, eerste lid, 2°, van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof" telkens vervangen door de zinsnede "art. 73, eerste lid, 2° en tweede lid van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.116. In artikel 33, derde lid en 34, derde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 mei 2014 betreffende de uitvoering van het decreet van 13 december 2013 houdende de ondersteuning van de professionele kunsten, wordt de zinsnede "artikel 11 en 12 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 betreffende de algemene regels inzake subsidiëring" telkens vervangen door de zinsnede "artikel 74, eerste lid, 2° van het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019".

Art.117. In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 oktober 2015 betreffende controle en single audit die van toepassing is op de universiteiten, hogescholen en een aantal andere ambtshalve geregistreerde instellingen voor hoger onderwijs in de Vlaamse Gemeenschap, wordt de zinsnede "artikel 4, § 2, van het decreet van 8 juli 2011" vervangen door de zinsnede "artikel 5 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.118. In artikel 7, § 4, 3°, van hetzelfde besluit, wordt de zinsnede "het decreet van 8 juli 2011 en de uitvoeringsbesluiten ervan" vervangen door de zinsnede "de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019 en met het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019".

Art.119. In artikel 7 van het handhavingsbesluit Baby's en Peuters van 11 december 2015, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de zinsnede "artikel 57 van het Rekendecreet" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 75 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019";
  2° de zinsnede "artikel 18 van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 betreffende de algemene regels inzake subsidiëring" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 76 van het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019".

Art.120. In artikel 18, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 betreffende de taken, het beheer en de werkwijze van het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds, wordt de zinsnede "artikel 8 van het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest" vervangen door de zinsnede "artikel 99 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019 en artikel 90 van het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019".

Art.121. In artikel 5 van het besluit van de Vlaamse Regering van 11 december 2015 houdende de vergunningsvoorwaarden en de subsidieregeling van bijstandsorganisaties om budgethouders bij te staan in het kader van persoonsvolgende financiering, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de zinsnede "artikel 5, § 3 en § 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 betreffende de algemene regels inzake subsidiëring" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 72, § 1, van het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019";
  2° de zinsnede "van het voormelde besluit" wordt vervangen door de zinsnede "van het besluit van 8 november 2013 betreffende de algemene regels inzake subsidiëring".

Art.122. In artikel 42 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 december 2015 houdende de erkenning en subsidiëring van milieu- en natuurverenigingen worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° in het tweede lid wordt de zinsnede "Artikel 5, § 3, tweede lid, van het voormelde besluit" vervangen door de zinsnede "Artikel 72, § 1, tweede lid, van het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019";
  2° in het derde lid wordt de zinsnede "Artikel 7, § 1, van het voormelde besluit" vervangen door de zinsnede "Artikel 72, § 2, van het besluit, vermeld in het tweede lid,".

Art.123. In artikel 16 van het besluit van de Vlaamse Regering van 15 januari 2016 houdende de vaststelling van overkoepelende regels voor het centraal tolkenbureau voor de beleidsdomeinen Onderwijs en Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, worden de volgende wijzigingen aangebracht:
  1° de zinsnede "artikel 5, § 3 en § 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 betreffende de algemene regels inzake subsidiëring" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 72, § 1, van het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019";
  2° de zinsnede "artikel 7 en 8 van het voormelde besluit" wordt vervangen door de zinsnede "artikel 7 en 8 van het besluit van 8 november 2013 betreffende de algemene regels inzake subsidiëring".

Art.124. In artikel 26, eerste lid van het besluit van de Vlaamse Regering van 4 maart 2016 tot regeling van de steun voor innovatieclusters in Vlaanderen, wordt de zinsnede "het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof" vervangen door de zinsnede "hoofdstuk 8 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.125. Artikel 14 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 maart 2016 houdende de oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Informatie Vlaanderen, de bepaling van diverse maatregelen voor de ontbinding zonder vereffening van het AGIV, de regeling van de overdracht van de activiteiten en het vermogen van het AGIV aan het agentschap Informatie Vlaanderen en de vaststelling van de werking, het beheer en de boekhouding van het Eigen Vermogen Informatie Vlaanderen wordt opgeheven.

Art.126. Artikel 17 van hetzelfde besluit wordt opgeheven.

Art.127. In artikel 3, vierde lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 9 september 2016 houdende de financiering van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen en het Vlaams Woningfonds, wordt de zinsnede "overeenkomstig de regels vastgesteld in hoofdstuk 2, afdeling 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2011 betreffende de begroting en de boekhouding van de Vlaamse rechtspersonen" opgeheven.

Art.128. In artikel 20 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 november 2016 tot regeling van de structurele financiering van partnerships van ondernemersorganisaties, gemengde kamers van koophandel en samenwerkingsverbanden met het Vlaams Agentschap voor Internationaal Ondernemen met het oog op de verdere internationalisering van de Vlaamse economie, wordt de zinsnede "het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof" vervangen door de zinsnede "hoofdstuk 8 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.129. In artikel 36, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 tot regeling van steun aan ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling met een kennisintensief karakter in Vlaanderen, wordt de zinsnede "het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof" vervangen door de zinsnede "hoofdstuk 8 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.130. In artikel 37, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 tot regeling van steun aan ondernemingen voor ontwikkeling en innovatie in Vlaanderen, wordt de zinsnede "het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof" vervangen door de zinsnede "hoofdstuk 8 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.131. In artikel 31, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2017 tot regeling van steun aan ondernemingen voor onderzoeksprojecten voor de uitvoering van doctoraatsonderzoek of postdoctoraal onderzoek in samenwerking met onderzoeksorganisaties, wordt de zinsnede "het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof" vervangen door de zinsnede "hoofdstuk 8 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.132. In artikel 57, tweede lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juni 2017 houdende de uitvoering van het Cultureelerfgoeddecreet van 24 februari 2017, wordt de zinsnede "het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 betreffende de algemene regels inzake subsidiëring" vervangen door de zinsnede "de bepalingen van hoofdstuk 8 van het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019".

Art.133. In artikel 35, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 22 december 2017 tot regeling van steun aan consortia van ondernemingen voor onderzoek en ontwikkeling, ingebed in een ruimer samenwerkingsverband met onderzoeksorganisaties, wordt de zinsnede "het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof" vervangen door de zinsnede "hoofdstuk 8 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.134. In artikel 34, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 25 mei 2018 tot regeling van steun aan projecten van collectief onderzoek en ontwikkeling en collectieve kennisverspreiding, wordt de zinsnede "het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof" vervangen door de zinsnede "hoofdstuk 8 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019".

Art.135. In artikel 5 van het besluit van 7 september 2018 van de Vlaamse Regering houdende de instelling van een gemeenschapswaarborg in het kader van het projectspecifieke DBFM-project, wordt de zinsnede "artikel 8 van het decreet van 7 mei 2004 houdende bepalingen inzake kas-, schuld- en waarborgbeheer van de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest" vervangen door de zinsnede "artikel 99 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019 en artikel 90 van het Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019".

HOOFDSTUK 14. - Opgeheven besluiten
Art.136. Worden opgeheven:
  1° het besluit van de Vlaamse Regering van 17 december 1997 houdende vaststelling van de regelen betreffende de werking en het beheer van het Vlaams Egalisatie Rente Fonds;
  2° het besluit van de Vlaamse Regering van 19 januari 2001 houdende regeling van de begrotingscontrole en -opmaak;
  3° het besluit van de Vlaamse Regering van 3 februari 2006 houdende de modaliteiten tot invoering van het centraal kasbeheer voor de Vlaamse verzelfstandigde agentschappen opgericht ingevolge het decreet bestuurlijk beleid van 18 juli 2003;
  4° het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2011 betreffende de begroting en de boekhouding van de Vlaamse rechtspersonen;
  5° het besluit van de Vlaamse Regering van 14 oktober 2011 betreffende de boekhoudregels en de aanrekeningsregels die van toepassing zijn op de Vlaamse ministeries en de diensten met afzonderlijk beheer en betreffende de controle op de vastleggingskredieten;
  6° het besluit van de Vlaamse Regering van 7 september 2012 betreffende controle en single audit;
  7° het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 betreffende de algemene regels inzake subsidiëring;
  8° het besluit van de Vlaamse Regering van 8 januari 2016 tot oprichting van de Vlaamse adviescommissie boekhoudkundige normen van toepassing op de Vlaamse ministeries, diensten met afzonderlijk beheer en Vlaamse rechtspersonen;
  9° het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2018 houdende de uitvoering van het decreet van 18 mei 2018 betreffende de optimalisatie van het beheer van de financiële activa van de Vlaamse overheidsentiteiten.

HOOFDSTUK 15. - Overgangsbepalingen
Art.137. De besluiten, vermeld in artikel 136, blijven gelden voor de rapportering, de controle en de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar 2019.

Art.138. Het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 betreffende de algemene regels inzake subsidiëring blijft tot 31 december 2021 van toepassing als er voor de inwerkingtreding van dit besluit naar verwezen wordt en de verwijzing niet vervangen wordt door een bepaling van dit besluit.

Art.139. De financiële rekeningen die moeten worden afgesloten, kunnen om functionele redenen geopend blijven tot en met 30 juni 2020.
  De positieve saldi worden wekelijks en een laatste keer op 30 juni 2020 overgeschreven naar de overeenkomstige nieuwe rekening.
  De negatieve saldi worden uiterlijk op 30 juni 2020 aangezuiverd.

HOOFDSTUK 16. - Citeertitel
Art.140. Dit besluit van de Vlaamse Regering wordt aangehaald als "Besluit Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 17 mei 2019" en afgekort als "BVCO van 17 mei 2019".

HOOFDSTUK 17. - Inwerkingtreding
Art.141. De codex en dit besluit treden in werking op 1 januari 2020, met dien verstande dat werkzaamheden rond de begroting, vermeld in hoofdstuk 2, voor het begrotingsjaar 2020 gebeuren conform de regels van de codex en dit besluit.

HOOFDSTUK 18. - Uitvoering
Art. 142. De Vlaamse minister, bevoegd voor de financiën en de begrotingen, is belast met de uitvoering van dit besluit.