Details





Titel:

25 MAART 1997. - [Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van de instellingen voor schuldbemiddeling [...]] <Opschrift vervangen door BVR2011-10-07/22, art. 1, 006; Inwerkingtreding : 01-10-2011> <Opschrift vervangen door BVR2017-04-21/11, art. 26, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018> (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 30-05-1997 en tekstbijwerking tot 30-06-2023)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Art. 1
HOOFDSTUK II. - Erkenning.
Afdeling 1. - Erkenningsprocedure.
Art. 2-6
Afdeling 2. - Hernieuwing van de erkenning.
Art. 7
Afdeling 2bis. [1 - Jaarverslag en registratie.]1
Art. 7bis
Afdeling 2ter. [1 - Lijst van schuldbemiddelaars.]1
Art. 7ter
Afdeling 3. - Intrekking of schorsing van de erkenning.
Art. 8
Afdeling 4. - Toezicht op de naleving van de erkenningsvoorwaarden.
Art. 9-11
Hoofdstuk IIbis. [1 - Subsidiëring van samenwerkingsverbanden.]1
Afdeling 1. [1 - Voorwaarden tot subsidiëring.]1
Onderafdeling 1. [1 - Opdrachten.]1
Art. 11bis, 11ter
Onderafdeling 2. [1 - Samenstelling.]1
Art. 11quater
Onderafdeling 3. [1 - Structuur.]1
Art. 11quinquies
Afdeling 2. [1 - Toekenning en vereffening van de subsidies.]1
Art. 11sexies, 11septies, 11octies, 11novies, 11decies, 11undecies, 11duodecies
Afdeling 3. [1 - Overgangsbepalingen.]1
Art. 11terdecies, 11quaterdecies
HOOFDSTUK III. - Opleiding.
Art. 12-13
HOOFDSTUK IV. - Kosten van schuldbemiddeling.
Art. 14
HOOFDSTUK V. - Modelovereenkomst.
Art. 15
HOOFDSTUK Vbis.
Afdeling 1.
Art. 15bis, 15ter, 15quater
Afdeling 2.
Art. 15quinquies, 15sexies, 15septies, 15octies, 15novies, 15decies, 15undecies, 15duodecies, 15terdecies, 15quaterdecies, 15quinquiesdecies
Afdeling 3.
Art. 15sexiesdecies, 15septiesdecies
HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art. 16-17
BIJLAGEN.
Art. N



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:





Artikels:

HOOFDSTUK I. - Definities.
Artikel 1.Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder :
  1° [2 decreet : het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van de instellingen voor schuldbemiddeling [5 ...]5;]2
  2° [2 instelling : het openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn of het autonoom centrum voor algemeen welzijnswerk dat erkend is krachtens het decreet [3 van 8 mei 2009]3 betreffende het algemeen welzijnswerk;]2
  3° Minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen;
  4° [4 administratie: de functioneel bevoegde afdeling van het [6 Departement Zorg, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 12 mei 2023 over het Departement Zorg, of Zorginspectie als vermeld in artikel 4, § 2, derde lid, van het voormelde besluit]6;]4
  (5° de secretaris-generaal : [6 het hoofd van de administratie]6;) <BVR 2006-11-24/37, art. 4, 1°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  [3 6° samenwerkingsverband: het netwerk van erkende instellingen voor schuldbemiddeling dat in het werkgebied werkt aan het voorkomen en terugdringen van schuldenlast;
   7° werkgebied: het geografische gebied waarvoor het centrum voor algemeen welzijnswerk dat deel uitmaakt van het samenwerkingsverband, krachtens het decreet van 8 mei 2009 betreffende het algemeen welzijnswerk is erkend.]3
  ----------
  (1)<BVR 2010-09-24/06, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 21-09-2010>
  (2)<BVR 2011-10-07/22, art. 2, 006; Inwerkingtreding : 01-10-2011>
  (3)<BVR 2014-01-31/14, art. 1, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (4)<BVR 2015-01-30/08, art. 2, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2015>
  (5)<BVR 2017-04-21/11, art. 27, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
  (6)<BVR 2023-05-12/09, art. 18, 015; Inwerkingtreding : 10-07-2023>

HOOFDSTUK II. - Erkenning.
Afdeling 1. - Erkenningsprocedure.
Art.2. Instellingen die aan schuldbemiddeling willen doen zoals bepaald in artikel 1, 13°, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet, richten hun aanvraag tot erkenning aan de administratie.

Art.3.Om ontvankelijk te zijn dient de aanvraag tot erkenning bij aangetekend schrijven te worden ingediend en dient zij de volgende gegevens en stukken te bevatten :
  1° a) [1 voor de autonome centra voor algemeen welzijnswerk die door de Vlaamse Regering erkend zijn krachtens het decreet [2 van 8 mei 2009]2 betreffende het algemeen welzijnswerk : een verwijzing naar het besluit waarbij die erkenning is verleend en de opgave van het normale werkingsgebied;]1
  b) voor de openbare centra voor maatschappelijk welzijn : de notulen van de vergadering van het overlegcomité, bedoeld in artikel 26, § 2, van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, waarop de oprichting van de dienst voor schuldbemiddeling werd besproken;
  2° een lijst houdende de identiteit en de kwalificatie van de personen belast met de schuldbemiddeling alsook hun getuigschrift van gespecialiseerde opleiding of hun verklaring van nuttige beroepservaring;
  3° de door het bevoegde orgaan van de instelling genomen beslissing om aan schuldbemiddeling te doen;
  4° de door het bevoegde orgaan van de instelling aangegane verbintenis zich te schikken naar de wettelijke en reglementaire bepalingen van toepassing op instellingen voor schuldbemiddeling;
  5° een getuigschrift ondertekend door het bevoegde orgaan van de instelling waarbij wordt verklaard dat de instelling noch de personen bedoeld in artikel 8 van het decreet zich in een toestand bevinden zoals bedoeld in artikel 8 van voormeld decreet.
  ----------
  (1)<BVR 2011-10-07/22, art. 3, 006; Inwerkingtreding : 01-10-2011>
  (2)<BVR 2014-01-31/14, art. 2, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.4. Als de aanvraag niet ontvankelijk is, stuurt de administratie ze uiterlijk dertig dagen na ontvangst aan de aanvragende instelling terug met vermelding van de reden.
  In het andere geval wordt het met redenen omklede voornemen van (de secretaris-generaal) om de erkenning te verlenen of te weigeren uiterlijk drie maanden na ontvangst van de aanvraag aan de aanvragende instelling betekend. De administratie voert de betekening uit met een aangetekende brief, waarin de mogelijkheid en de modaliteiten worden vermeld om een bezwaarschrift in te dienen als bedoeld in artikel 5. <BVR 2006-11-24/37, art. 4, 2°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  Als het voornemen niet binnen de in het vorige lid bedoelde termijn aan de aanvragende instelling wordt betekend, wordt het voornemen geacht gunstig te zijn voor haar.

Art.5.Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de instelling tot uiterlijk vijftien dagen na ontvangst van het voornemen daartegen met een aangetekende brief een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij [1 de administratie]1. Zij kan daarin uitdrukkelijk vragen om te worden gehoord.
  Als de instelling geen bezwaarschrift heeft ingediend overeenkomstig het eerste lid, wordt de definitieve beslissing van (de secretaris-generaal) omtrent het verlenen of het weigeren van de erkenning binnen dertig dagen na het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijn door de administratie aan de instelling betekend met een aangetekende brief. <BVR 2006-11-24/37, art. 4, 2°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  [1 Als de instelling een bezwaarschrift heeft ingediend, wordt dat behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.]1
  Als de definitieve beslissing van de minister (of de secretaris-generaal) niet aan de instelling wordt betekend binnen de termijn [1 , vermeld in het tweede lid of vastgesteld door de regels, vermeld in het derde lid]1, wordt de erkenning geacht te zijn verleend. <BVR 2006-11-24/37, art. 4, 3°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2006>
  ----------
  (1)<BVR 2013-07-12/41, art. 40, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.6. Als de minister (of de secretaris-generaal) de erkenning geweigerd heeft, kan de instelling geen nieuwe gelijksoortige aanvraag indienen, tenzij zij aantoont dat de reden voor de weigering voor haar niet langer bestaat. <BVR 2006-11-24/37, art. 4, 3°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2006>

Afdeling 2. - Hernieuwing van de erkenning.
Art.7.[1 De initieel voor een periode van drie jaar erkende instelling voor schuldbemiddeling vraagt de hernieuwing van de erkenning ten minste acht maanden voor het verstrijken van de erkenningsduur bij de administratie aan. Op voorwaarde dat aan alle erkenningsvoorwaarden voldaan is, wordt vanaf dan een erkenning voor onbepaalde duur als instelling voor schuldbemiddeling toegekend. Een ontvankelijke aanvraag tot hernieuwing bevat de gegevens en stukken, vermeld in artikel 3.]1
  Inzake de procedure voor hernieuwing van erkenning zijn de artikelen 4 tot en met 6 van overeenkomstige toepassing.
  ----------
  (1)<BVR 2014-01-31/14, art. 3, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling 2bis. [1 - Jaarverslag en registratie.]1   ----------   (1)
Art. 7bis.[1 § 1. Jaarlijks op 31 maart bezorgt de erkende instelling voor schuldbemiddeling haar jaarverslag van het voorafgaande jaar aan de administratie. Dat jaarverslag bevat:
   1° de gegevens van de jaarlijkse basisregistratie en toelichting bij de cijfers;
   2° de identiteit, kwalificatie en tewerkstellingsvolume van de gekwalificeerde medewerkers, opgenomen in de lijst, vermeld in artikel 3, 2°.
   De minister bepaalt het model van het jaarverslag.
   § 2. Het model van de gestandaardiseerde registratie, vermeld in artikel 9, § 2, van het decreet, bestaat uit de volgende elementen:
   1° een jaarlijkse basisregistratie;
   2° een uitgebreide registratie.
   § 3. De jaarlijkse basisregistratie, vermeld in paragraaf 2, 1°, bevat het aantal dossiers budget- en schuldhulpverlening, verdeeld naar de verschillende vormen die bij de erkende instelling voor schuldbemiddeling per kalenderjaar in behandeling zijn. De minister bepaalt het model van die basisregistratie.
   § 4. De uitgebreide registratie, vermeld in paragraaf 2, 2°, heeft tot doel zicht te krijgen op:
   1° de sociaaldemografische gegevens van de aanvrager of het gezin;
   2° de sociaaleconomische gegevens van de aanvrager of het gezin;
   3° de schuldenlast van de aanvrager;
   4° de dienstverlening aan de aanvrager of het gezin.
   De uitgebreide registratie vindt plaats in 2018 en vervolgens vijfjaarlijks. De minister bepaalt in overleg met de erkende Vlaamse organisatie ter ondersteuning van welzijnsbevordering en samenlevingsopbouw, vermeld in het decreet van 17 februari 2017 houdende regeling tot erkenning en subsidiëring van een Vlaamse organisatie ter ondersteuning van welzijnsbevordering en samenlevingsopbouw, welke registratiegegevens in de uitgebreide registratie worden verzameld. De voormelde erkende Vlaamse organisatie ter ondersteuning van welzijnsbevordering en samenlevingsopbouw staat in voor de organisatie van de uitgebreide registratie, ontvangt de registratiegegevens van de erkende instellingen voor schuldbemiddeling, verwerkt en analyseert die gegevens en rapporteert daarover aan de administratie.]1
  ----------
  (1)<BVR 2017-11-17/13, art. 1, 012; Inwerkingtreding : 06-01-2018>

Afdeling 2ter. [1 - Lijst van schuldbemiddelaars.]1   ----------   (1)
Art.7ter.
  <Opgeheven bij BVR 2017-11-17/13, art. 2, 012; Inwerkingtreding : 06-01-2018>

Afdeling 3. - Intrekking of schorsing van de erkenning.
Art.8.[1 Als de bepalingen van het decreet niet worden nageleefd, kan de secretaris-generaal het voornemen uiten om de erkenning in te trekken of voor een bepaalde termijn te schorsen. Dat voornemen wordt door de administratie betekend met een aangetekende brief, waarin de mogelijkheid en de voorwaarden worden vermeld om een bezwaarschrift in te dienen.
   Op straffe van niet-ontvankelijkheid kan de instelling tot uiterlijk vijftien dagen na de ontvangst van het voornemen, vermeld in het eerste lid, daartegen met een aangetekende brief bij de administratie een gemotiveerd bezwaarschrift indienen. Ze kan daarin uitdrukkelijk vragen om te worden gehoord.
   Als de instelling een bezwaarschrift heeft ingediend, wordt dat behandeld volgens de regels die zijn vastgesteld bij of ter uitvoering van hoofdstuk III van het decreet van 7 december 2007 houdende oprichting van de Strategische Adviesraad voor het Vlaamse Welzijns-, Gezondheids- en Gezinsbeleid en van een Adviescommissie voor Voorzieningen van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin en (Kandidaat-)pleegzorgers.
   Als de instelling geen bezwaarschrift heeft ingediend wordt de definitieve beslissing van de secretaris-generaal over de intrekking of schorsing van de erkenning binnen dertig dagen na het verstrijken van de termijn, vermeld in het tweede lid, door de administratie aan de instelling betekend met een aangetekende brief.]1
  ----------
  (1)<BVR 2013-07-12/41, art. 41, 007; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling 4. - Toezicht op de naleving van de erkenningsvoorwaarden.
Art.9. De administratie houdt een lijst bij van de voor schuldbemiddeling erkende instellingen.

Art.10. (Personeelsleden) van de administratie zien ter plaatse of op stukken toe of de instelling die een erkenning aanvraagt of erkend is, de erkenningsvoorwaarden naleeft. <BVR 2006-03-31/54, art. 17, 2°, a), 002 ; Inwerkingtreding : 01-04-2006>
  De instellingen verlenen hun medewerking aan de uitoefening van het toezicht. Ze bezorgen aan de in het eerste lid bedoelde (Personeelsleden) op hun eenvoudig verzoek de stukken die met de erkenningsaanvraag of de erkenning verband houden. <BVR 2006-03-31/54, art. 17, 2°, b), 002 ; Inwerkingtreding : 01-04-2006>

Art.11. De ministeriële besluiten (of de besluiten van de secretaris-generaal) houdende de toekenning, de hernieuwing, de schorsing of de intrekking van de erkenning van de instelling voor schuldbemiddeling, worden bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad bekend gemaakt. <BVR 2006-11-24/37, art. 4, 4°, 003; Inwerkingtreding : 01-07-2006>

Hoofdstuk IIbis. [1 - Subsidiëring van samenwerkingsverbanden.]1   ----------   (1)
Afdeling 1. [1 - Voorwaarden tot subsidiëring.]1   ----------   (1)
Onderafdeling 1. [1 - Opdrachten.]1   ----------   (1)
Art.11bis. [1 De missie van het samenwerkingsverband is om structureel schuldenlast te voorkomen en terug te dringen via preventie-initiatieven en via kwaliteitsvolle en integrale budget- en schuldhulpverlening.
   Het samenwerkingsverband realiseert in zijn werkgebied de volgende opdrachten:
   1° preventie-initiatieven nemen en aan nazorg doen om schuldenlast of herval in schuldenlast te voorkomen;
   2° initiatieven nemen ter ondersteuning van een toegankelijke, cliëntgerichte en integrale budget- en schuldhulpverlening, om gezinnen en personen in staat te stellen om zelf verantwoordelijkheid te (leren) dragen voor hun duurzame budgetmanagement.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-01-31/14, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.11ter. [1 Het samenwerkingsverband toont door middel van zelfevaluatie aan hoe het de opdrachten, vermeld in artikel 11bis, realiseert.
   De minister kan bepalen aan de hand van welk instrument of welke instrumenten de samenwerkingsverbanden hun zelfevaluatie moeten verrichten.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-01-31/14, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Onderafdeling 2. [1 - Samenstelling.]1   ----------   (1)
Art.11quater. [1 Met toepassing van artikel 10bis van het decreet kan een samenwerkingsverband gesubsidieerd worden als de volgende actoren deel uitmaken van het samenwerkingsverband:
   1° alle openbare centra voor maatschappelijk werk uit het werkgebied van het samenwerkingsverband;
   2° het centrum voor algemeen welzijnswerk dat door de Vlaamse Regering erkend is krachtens het decreet van 8 mei 2009 betreffende het algemeen welzijnswerk, uit het werkgebied van het samenwerkingsverband;
   3° alle erkende verenigingen waar armen het woord nemen die actief zijn in het werkgebied van het samenwerkingsverband en die werken aan het terugdringen of voorkomen van schuldenlast.
   Het samenwerkingsverband streeft naar de deelname van middenveldorganisaties en organisaties die met de meest kwetsbare doelgroepen uit het werkgebied werken, in zijn organisatiestructuur, als die laatste organisaties een meerwaarde vormen bij zijn opdracht om schuldenlast terug te dringen en te voorkomen.
   De minister kan afwijkingen toestaan van de samenstelling, vermeld in het eerste lid.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-01-31/14, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Onderafdeling 3. [1 - Structuur.]1   ----------   (1)
Art.11quinquies. [1 Het samenwerkingsverband richt een stuurgroep op, waarin de organisaties die deel uitmaken van het samenwerkingsverband, vertegenwoordigd zijn, en beslist over de samenstelling en werkwijze ervan. De stuurgroep heeft de volgende opdrachten:
   1° initiatieven plannen, opvolgen, evalueren en bijsturen om schuldenlast in het werkgebied van het samenwerkingsverband terug te dringen en te voorkomen;
   2° het beleidsplan, vermeld in artikel 11sexies, en het jaarplan opstellen;
   3° minimaal alle openbare centra voor maatschappelijk welzijn, het centrum voor algemeen welzijnswerk en de erkende verenigingen waar armen het woord nemen uit zijn werkgebied informeren over zijn werkzaamheden en de behaalde resultaten, op een voor de regionale context passende wijze.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-01-31/14, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Afdeling 2. [1 - Toekenning en vereffening van de subsidies.]1   ----------   (1)
Art.11sexies.[1 Het samenwerkingsverband dat gesubsidieerd wil worden, beschikt over een door de minister goedgekeurd beleidsplan. Het beleidsplan geldt voor een periode van vijf jaar en wordt door het samenwerkingsverband ingediend voor 30 juni van het jaar dat voorafgaat aan de periode waarop dat plan betrekking heeft.
   Het beleidsplan van het samenwerkingsverband bevat:
   1° de volledige ledenlijst van het samenwerkingsverband;
   2° de naam van de organisatie die het budgethouderschap met betrekking tot de subsidie zal opnemen;
   3° de visie en de missie van het samenwerkingsverband;
   4° de beschrijving van de strategische en operationele doelen, rekening houdend met de omgevingsanalyse;
   5° de beschrijving van de indicatoren;
   6° de wijze van besteding van de middelen.
   Het beleidsplan wordt afgestemd in overleg met [2 de Vlaamse organisatie ter ondersteuning van welzijnsbevordering en samenlevingsopbouw]2.
   Het beleidsplan kan tijdens de geldigheidsduur gewijzigd worden op verzoek van het samenwerkingsverband of van de minister.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-01-31/14, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BVR 2017-04-21/11, art. 28, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art.11septies.[1 Het samenwerkingsverband vraagt elk jaar voor 1 november de subsidie-enveloppe voor het volgende jaar aan.
   Die aanvraag tot subsidiëring is alleen ontvankelijk als:
   1° ze wordt ingediend volgens het model, bepaald door de minister;
   2° het centrum voor algemeen welzijnswerk dat deel uitmaakt van het samenwerkingsverband het budgethouderschap opneemt. Indien geen centrum voor algemeen welzijnswerk deel uitmaakt van het samenwerkingsverband, duidt de stuurgroep, vermeld in artikel 11quinquies, een andere organisatie met rechtspersoonlijkheid aan om de rol van budgethouder op te nemen;
   3° [2 ze een jaarplanning voor het komende werkjaar bevat, die een concretisering is van het lopende beleidsplan.]2]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-01-31/14, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BVR 2017-11-17/13, art. 3, 012; Inwerkingtreding : 06-01-2018>

Art.11octies. [1 De secretaris-generaal bepaalt jaarlijks de subsidie-enveloppe voor elk samenwerkingsverband, binnen de beschikbare kredieten.
   De subsidie-enveloppe wordt geïndexeerd op de wijze die bepaald is in de wet van 1 maart 1977 houdende inrichting van een stelsel waarbij sommige uitgaven in de overheidssector aan het index-cijfer van de consumptieprijzen van het Rijk worden gekoppeld. Die koppeling aan het indexcijfer wordt berekend en toegepast overeenkomstig artikel 2 van het koninklijk besluit van 24 december 1993 ter uitvoering van de wet van 6 januari 1989 tot vrijwaring van 's lands concurrentievermogen.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-01-31/14, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.11novies. [1 Als de aanvraag niet ontvankelijk is, wordt dat meegedeeld aan het samenwerkingsverband voor 31 december van het jaar waarin de subsidie wordt aangevraagd.
   Als de aanvraag ontvankelijk is en de subsidie wordt toegekend, wordt de beslissing van de secretaris-generaal om de subsidiëring van het samenwerkingsverband te verlenen, uiterlijk tegen 1 maart van het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, aan het samenwerkingsverband meegedeeld.
   Als de aanvraag ontvankelijk is en de subsidie niet wordt toegekend, wordt de beslissing van de secretaris-generaal om de subsidiëring van het samenwerkingsverband te weigeren, uiterlijk tegen 1 maart van het jaar waarvoor de subsidie wordt aangevraagd, aan het samenwerkingsverband betekend.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-01-31/14, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.11decies. [1 Het samenwerkingsverband wendt de subsidies aan voor een of meer van de volgende kosten:
   1° huisvestingskosten;
   2° personeelskosten;
   3° werkingskosten;
   4° overeenkomsten met derden.
   Maximaal 20 % van de jaarlijkse subsidie mag als reserve overgedragen worden naar het volgende jaar. De in het boekjaar opgebouwde reserves die op het ogenblik van het afsluiten van het boekjaar meer bedragen dan 20 % van de subsidie-enveloppe, worden, voor het bedrag dat 20 % van het jaarlijkse subsidiebedrag overschrijdt, teruggestort aan de Vlaamse Gemeenschap.
   De gecumuleerde reserve, opgebouwd uit de jaarlijkse subsidie, mag niet meer bedragen dan de helft van de jaarlijkse subsidie vanuit de Vlaamse Gemeenschap. Bij het overschrijden van de reservebepaling worden reserves die op het ogenblik van het afsluiten van het boekjaar meer bedragen dan 50 % van de jaarlijkse subsidie, voor het bedrag dat 50 % van de jaarlijkse subsidie overschrijdt, teruggestort aan de Vlaamse Gemeenschap.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-01-31/14, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.11undecies. [1 De subsidie wordt uitgekeerd in twee schijven. De eerste schijf van 80 % wordt uitbetaald voor 1 april van het jaar waarop de subsidie betrekking heeft. De tweede schijf van 20 % wordt uitbetaald op 15 november van dat jaar.
   Het samenwerkingsverband verantwoordt de aanwending van de subsidie tijdens het kalenderjaar in een inhoudelijk en een financieel verslag, dat het voor 1 mei van het volgende kalenderjaar bij de administratie indient. De minister bepaalt het model van het inhoudelijk en het financieel verslag.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-01-31/14, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.11duodecies.[1 Personeelsleden van de administratie controleren ter plaatse of op stukken of het samenwerkingsverband de voorwaarden, vermeld in het decreet en in de uitvoeringsbesluiten ervan, naleeft, met behoud van de toepassing van [2 hoofdstuk 8 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019]2.
   De personeelsleden die met het toezicht belast zijn, hebben het recht het samenwerkingsverband te bezoeken. De budgethouder van het samenwerkingsverband stelt aan die personeelsleden alle gegevens ter beschikking die voor het toezicht noodzakelijk zijn. Hij staat die personeelsleden toe om ter plaatse de naleving van de bepalingen, vermeld in het eerste lid, te verifiëren en alle stappen te ondernemen die daarvoor nodig zijn.
   De personeelsleden, vermeld in het tweede lid, maken van hun vaststellingen een verslag op. Een afschrift van het verslag wordt aan de budgethouder van het samenwerkingsverband bezorgd.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-01-31/14, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>
  (2)<BVR 2019-05-17/55, art. 100, 013; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Afdeling 3. [1 - Overgangsbepalingen.]1   ----------   (1)
Art.11terdecies. [1 In afwijking van artikel 11sexies wordt het beleidsplan dat start op 1 januari 2014, opgemaakt voor een periode van twee jaar, van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2015, en wordt het ingediend voor 31 maart 2014.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-01-31/14, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

Art.11quaterdecies. [1 In afwijking van artikel 11septies wordt de subsidie-enveloppe voor het jaar 2014 aangevraagd voor 31 maart 2014.]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2014-01-31/14, art. 6, 008; Inwerkingtreding : 01-01-2014>

HOOFDSTUK III. - Opleiding.
Art.12. § 1. De gespecialiseerde opleiding bedoeld in artikel 5 van het decreet bestaat uit een programma "financiële hulpverlening" dat de volgende materies omvat :
  1° maatschappelijke situering van de financiële hulpverlening en schuldbemiddeling;
  2° juridische aspecten;
  3° financiële aspecten;
  4° methodologie;
  5° deontologie.
  § 2. De opleiding wordt georganiseerd door of in samenwerking met een of meerdere universiteiten of hogescholen.
  § 3. Om het getuigschrift te kunnen uitreiken waaruit blijkt dat de gespecialiseerde opleiding met vrucht gevolgd werd, dient de organisator, voordat de opleiding start, het akkoord van de administratie over het uitgewerkte programma te verkrijgen.

Art.13. § 1. De nuttige beroepservaring van drie jaar bedoeld in artikel 5 van het decreet wordt aangetoond aan de hand van een schriftelijke verklaring hetzij van het personeelslid, hetzij van de doctor of licentiaat in de rechten met wie de instelling een overeenkomst heeft gesloten. In deze verklaring wordt aangegeven op welke wijze en terreinen men. de beroepservaring inzake financiële hulpverlening heeft verworven alsook de periode gedurende dewelke men deze ervaring heeft opgedaan.
  § 2. Deze verklaring dient te worden geattesteerd door de instelling bij wie of met wie de betrokkenen de nuttige beroepservaring heeft opgedaan.

HOOFDSTUK IV. - Kosten van schuldbemiddeling.
Art.14.Bij het beëindigen van de schuldbemiddeling kunnen private instellingen de rechtstreeks aan de schuldbemiddelingsprocedure verbonden reële kosten terugvorderen van diegene die om de schuldbemiddeling heeft verzocht.
  Als kosten verbonden aan de schuldbemiddelingsprocedure worden onder meer beschouwd : aangetekende of genormaliseerde brieven, kosten verbonden aan het verzamelen van informatie, reiskosten, met dien verstande dat het kosten betreft die gemaakt worden vanaf de dag dat de schuldbemiddelaar de cliënt ontvangt tot aan de dag dat vaststaat dat een akkoord al dan niet bereikt wordt.
  De terugvordering van de kosten van schuldbemiddeling dient met de nodige bewijsstukken te worden gestaafd en kan nooit meer dan [1 75 euro]1 bedragen. Er mag in geen enkel geval teruggevorderd worden van personen die een inkomen genieten dat niet hoger is dan het bestaansminimum.
  ----------
  (1)<BVR 2022-09-09/15, art. 1, 014; Inwerkingtreding : 09-12-2022>

HOOFDSTUK V. - Modelovereenkomst.
Art.15. De modelovereenkomst inzake schuldbemiddeling, bedoeld in artikel 9, 7°, van het decreet, wordt als bijlage bij dit besluit gevoegd.

HOOFDSTUK Vbis.   
Afdeling 1.   
Art. 15bis.
  <Opgeheven bij BVR 2017-04-21/11, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 15ter.
  <Opgeheven bij BVR 2017-04-21/11, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 15quater.
  <Opgeheven bij BVR 2017-04-21/11, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Afdeling 2.   
Art. 15quinquies.
  <Opgeheven bij BVR 2017-04-21/11, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 15sexies.
  <Opgeheven bij BVR 2017-04-21/11, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 15septies.
  <Opgeheven bij BVR 2017-04-21/11, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 15octies.
  <Opgeheven bij BVR 2017-04-21/11, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 15novies.
  <Opgeheven bij BVR 2017-04-21/11, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 15decies.
  <Opgeheven bij BVR 2017-04-21/11, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 15undecies.
  <Opgeheven bij BVR 2017-04-21/11, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 15duodecies.
  <Opgeheven bij BVR 2017-04-21/11, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 15terdecies.
  <Opgeheven bij BVR 2017-04-21/11, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 15quaterdecies.
  <Opgeheven bij BVR 2017-04-21/11, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 15quinquiesdecies.
  <Opgeheven bij BVR 2017-04-21/11, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Afdeling 3.   
Art. 15sexiesdecies.
  <Opgeheven bij BVR 2017-04-21/11, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

Art. 15septiesdecies.
  <Opgeheven bij BVR 2017-04-21/11, art. 29, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2018>

HOOFDSTUK VI. - Slotbepalingen.
Art.16. Het decreet van 24 juli 1996 houdende regeling tot erkenning van de instellingen voor schuldbemiddeling in de Vlaamse Gemeenschap treedt in werking op dezelfde datum als dit besluit.
  Dit besluit treedt in werking op de dag van de bekendmaking ervan in het Belgisch Staatsblad.

Art.17. De Vlaamse minister, bevoegd voor de bijstand aan personen, is belast met de uitvoering van dit besluit.

BIJLAGEN.
Art. N.[1 Bijlage. Modelovereenkomst voor schuldbemiddeling als vermeld in artikel 15.]1

  (Beeld niet opgenomen om technische redenen, zie B.St. van 29-11-2022, p. 87904)
  ----------
  (1)<BVR 2022-09-09/15, art. 2, 014; Inwerkingtreding : 09-12-2022>