Details





Titel:

28 JUNI 2013. - Besluit van de Vlaamse Regering betreffende de omkadering van jonge onderzoekers(NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 02-08-2013 en tekstbijwerking tot 07-02-2024)



Inhoudstafel:

HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied en definities
Art. 1, 1/1
HOOFDSTUK 2. - Financiële beginselen
Art. 2-6, 6/1
HOOFDSTUK 3. - Besteding van de middelen
Art. 7-14
HOOFDSTUK 4. - Kwaliteitszorg
Art. 15-17, 17/1
HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling
Art. 18



Deze tekst heeft de volgende tekst(en) gewijzigd:



Uitvoeringsbesluit(en):

2019041457  2020010402 



Artikels:

HOOFDSTUK 1. - Toepassingsgebied en definities
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op de universiteiten van de Vlaamse Gemeenschap die behoren tot een associatie.

Art.1/1. [1 In dit besluit wordt verstaan onder :
   1° bevoegde administratie: het Departement Economie, Wetenschap en Innovatie, vermeld in artikel 21, § 1, van het besluit van de Vlaamse Regering van 3 juni 2005 met betrekking tot de organisatie van de Vlaamse administratie;
   2° begunstigde: universiteit van de Vlaamse Gemeenschap die behoort tot een associatie, die overeenkomstig artikel 6 een overheidsbijdrage ontvangt;
   3° Vlaamse overheid: de Vlaamse overheid, zoals gedefinieerd in artikel I.3, 1°, in het Bestuursdecreet van 7 december 2018. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-05-24/06, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 12-08-2019>


HOOFDSTUK 2. - Financiële beginselen
Art.2. De Vlaamse Regering legt jaarlijks binnen de perken van de betreffende begrotingskredieten, bepaald in de uitgavenbegroting, een overheidsbijdrage vast voor de omkadering en begeleiding van jonge onderzoekers, overeenkomstig artikel 63/4 van het decreet van 30 april 2009 betreffende de organisatie en financiering van het wetenschaps- en innovatiebeleid.

Art.3.De subsidies, vermeld in artikel 63/4 van het voornoemde decreet van 30 april 2009, voor het jaar t worden verdeeld volgens de volgende verdeelsleutel :
  1° 20 % van het bedrag wordt gelijk verdeeld over de begunstigden;
  2° 60 % van het bedrag wordt verdeeld volgens de doctoraatsparameter van de sleutel voor de verdeling van de middelen voor de Bijzondere Onderzoeksfondsen in jaar t, zoals beschreven in artikel 33 van het besluit van de Vlaamse Regering van 21 december 2012 betreffende de financiering van de bijzondere onderzoeksfondsen aan de universiteiten in de Vlaamse Gemeenschap;
  3° 20 % van het bedrag wordt verdeeld volgens het procentuele aandeel van elke universiteit in de voltijdse eenheden van het wetenschappelijk personeel buiten de werkingsuitkeringen op postdoctoraal niveau en de doctor-assistenten, volgens de personeelsstatistieken van de Vlaamse Interuniversitaire Raad van de jaren [1 t-5 tot en met t-2]1.
  [1 De subsidies, vermeld in het eerste lid, bedragen minstens [2 6.000.000 euro]2 per jaar.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/06, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
  (2)<BVR 2024-01-19/05, art. 1, 005; Inwerkingtreding : 17-02-2024>

Art.4.De procentuele verdeelsleutel wordt afgerond op twee cijfers na de komma na afloop van de berekening. [1 ...]1. Ieder [1 jaar t-1]1 maakt de bevoegde administratie de verdeelsleutel [1 voor het jaar t]1, vermeld in artikel 3, bekend voor 1 [[2 15 september]2]1.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/06, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
  (2)<BVR 2024-01-19/05, art. 2, 005; Inwerkingtreding : 17-02-2024>

Art.5.Ieder [1 jaar t-1]1 deelt de bevoegde administratie voor 1 [1 oktober]1 aan elke begunstigde het bedrag van de overheidsbijdrage mee die hij met toepassing van artikel 4 kan verwachten [1 voor jaar t]1.
  [1 Het subsidiebedrag dat voor het begrotingsjaar t wordt voorgesteld, is onder voorbehoud van de begrotingsgoedkeuring en van eventuele bijstelling naar aanleiding van de begrotingsaanpassing en de kredietverdeling tijdens het begrotingsjaar.]1

  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/06, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 12-08-2019>

Art.6.[1 De overheidsbijdrage, vermeld in artikel 2 en verdeeld overeenkomstig artikel 3, wordt aan elke universiteit ter beschikking gesteld volgens de volgende betalingsprocedure:
   1° een eerste schijf van 75% wordt betaald binnen dertig dagen na de dag van de ontvangst door de bevoegde administratie van het ondertekende ministerieel subsidiebesluit;
   2° het saldo van maximaal 25% wordt betaald nadat de bevoegde administratie het financieel en inhoudelijk verslag, vermeld in artikel 15, § 2, tweede lid, heeft goedgekeurd]1.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/06, art. 5, 002; Inwerkingtreding : 12-08-2019>

Art.6/1. [1 De bedragen van de overheidsbijdrage, vermeld in artikel 5, worden jaarlijks geïndexeerd binnen de perken van de begrotingskredieten in kwestie waarin voorzien is in de uitgavenbegroting conform de formule, vermeld in artikel III.5, § 9, van het decreet van de Codex Hoger Onderwijs van 11 oktober 2013. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-05-24/06, art. 6, 002; Inwerkingtreding : 12-08-2019>


HOOFDSTUK 3. - Besteding van de middelen
Art.7.De bestedingstermijn van de middelen voor jaar t loopt van [1 1 januari van het jaar t tot en met 31 december van het jaar t]1.
  [1 De middelen van de toegekende subsidie die na afloop van het kalenderjaar in kwestie niet zijn besteed, kunnen met behoud van bestemming worden overgedragen naar de begroting van de universiteit van het volgende jaar voor een maximum conform artikel 5, § 3 en § 4, van het besluit van de Vlaamse Regering van 8 november 2013 betreffende de algemene regels inzake subsidiëring.
   In afwijking van het tweede lid kunnen de middelen van de toegekende subsidie die na afloop van het kalenderjaar 2019 niet zijn besteed, met behoud van bestemming worden overgedragen naar de begroting van de universiteit van het jaar 2020 voor een maximum van 50% van de middelen van de in 2019 toegekende subsidie.]1
  [2 In afwijking van het tweede lid kan een universiteit in het jaar 2020 een gemotiveerde aanvraag doen bij de bevoegde administratie om af te wijken van de op basis van het tweede lid geldende maximum percentages voor overdracht van reserves en totale gecumuleerde reserves, indien de universiteit ten gevolge van de civiele noodsituatie ingevolge het coronavirus COVID-19 daaraan niet kan voldoen.]2
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/06, art. 7, 002; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
  (2)<BVR 2020-06-05/04, art. 7, 003; Inwerkingtreding : 05-06-2020>

Art.8. Elke begunstigde mag van de subsidie jaarlijks maximaal 6 % voorafnemen. Dat bedrag dekt zowel alle uitgaven voor een bedrag lager dan 250 euro als centrale beheerskosten en algemene exploitatiekosten, die betrekking hebben op :
  1° het gebruik (de huur en het onderhoud) van gebouwen, lokalen en vergaderzalen met inbegrip van de normale kantooruitrusting, de kosten voor verwarming, verlichting, elektriciteit;
  2° het centrale beheer van goederen en diensten die aan de onderzoekers ter beschikking worden gesteld;
  3° kosten die niet specifiek met de uitvoering van de activiteiten, vermeld in artikel 10, verbonden zijn zoals voor telefoon, fax, kopieën, correspondentie, kantoorbenodigdheden.

Art.9. De subsidie kan besteed worden aan personeels-, werkings-, uitrustings- en onderaannemingskosten.

Art.10.De subsidie wordt ingezet voor het creëren van een kader voor en de ontwikkeling, uitvoering en versterking van activiteiten met betrekking tot de volgende doelstellingen :
  1° training van jonge onderzoekers :
  a) aanbieden van een opleidingsaanbod voor doctorale onderzoekers waarin zowel interdisciplinaire verbreding en verdieping als ontwikkeling van vak- en disciplineoverschrijdende vaardigheden of generieke, overdraagbare competenties, bijvoorbeeld ondernemen, aan bod komt [1 , met bijzondere aandacht voor dataskills en research data management, onder andere met het oog op open science]1;
  b) organisatie van opleidingen of seminaries voor postdoctorale onderzoekers;
  c) training met betrekking tot communicatie over onderzoeksactiviteiten en -resultaten [1 met bijzondere aandacht voor de doelstellingen van het wetenschapscommunicatiebeleid]1;
  d) training met betrekking tot valorisatie van onderzoeksactiviteiten, met specifieke aandacht voor valorisatie in sociale en humane wetenschappen;
  e) training met betrekking tot pedagogische en didactische competenties;
  f) training met betrekking tot [1 gender- en diversiteitsdimensie]1 in wetenschappelijk onderzoek;
  g) training met betrekking tot wetenschappelijke integriteit;
  h) training van trainers of promotoren;
  [1 i) training die ertoe kan bijdragen het welbevinden van jonge onderzoekers te verhogen;]1
  2° loopbaanontwikkeling en bevordering van loopbaanperspectieven van jonge onderzoekers :
  a) verhoging van de inzetbaarheid van houders van een doctoraatsdiploma;
  b) ondersteunen en stimuleren van de intersectorale mobiliteit van doctorale en postdoctorale onderzoekers : informatieverstrekking, mobiliteit van doctorale en postdoctorale onderzoekers naar een niet-academische omgeving;
  c) sensibilisering van doctorale en postdoctorale onderzoekers over bewuste carrièrekeuzes;
  d) sensibilisering op de arbeidsmarkt rond inzetbaarheid van houders van een doctoraatsdiploma;
  e) intersectorale samenwerking;
  f) carrièrebegeleiding van doctorale en postdoctorale onderzoekers [1 met bijzondere aandacht voor een niet-academische carrière]1;
  g) individueel coachen van doctorale en postdoctorale onderzoekers;
  h) professionalisering van de administratieve en inhoudelijke verantwoordelijken voor de omkadering van doctorale en postdoctorale onderzoekers;
  i) [1 ...]1;
  3° versterken van de internationale oriëntatie in de loopbaan van jonge onderzoekers :
  a) [2 ondersteunen en stimuleren van de internationale mobiliteit van doctorale en postdoctorale onderzoekers: informatieverstrekking, organisatie en uitbreiding van internationale doctoraatsprogramma's en korte mobiliteit van doctorale en postdoctorale onderzoekers die passen binnen de doelstellingen, vermeld in punt 1° en 2°]2;
  b) organiseren van internationale rekrutering van doctorale en postdoctorale onderzoekers [1 ...]1;
  c) organiseren van contacten met relevante internationale partners;
  d) organiseren of aanbieden van trainingsonderdelen in samenwerking met internationale partners;
  4° samenwerking met andere kennisinstellingen binnen Vlaanderen met betrekking tot doelstellingen, vermeld in punt 1° tot en met 3°.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/06, art. 8, 002; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
  (2)<BVR 2024-01-19/05, art. 3, 005; Inwerkingtreding : 17-02-2024>

Art.11.Elke begunstigde heeft in zijn beleid aandacht voor :
  1° genderevenwicht en diversiteit;
  2° duurzaamheid;
  3° aanmoedigen [1 en ontwikkelen]1 van ondernemerschap;
  4° interdisciplinariteit en de eigenheid van verschillende disciplines en verschillende loopbaanprofielen van jonge onderzoekers;
  5° [2 de implementatie van de principes van de aanbeveling van de Europese Commissie van 18 december 2023 betreffende het Europees kader voor het aantrekken en behouden van onderzoeks-, innovatie- en ondernemingstalenten in Europa;]2;
  6° de implementatie van de principes voor innovatieve doctoraatstraining, goedgekeurd in de Conclusies van 28 november 2011 van de Raad van de Europese Unie over de modernisering van het hoger onderwijs, PB C 372 van 20.12.2011 .
  [2 7° het welzijn van de jonge onderzoekers, inclusief de aanpak van grensoverschrijdend gedrag.]2
  Het naleven van de principes, vermeld in het eerste lid, blijkt uit de inhoudelijke rapportering, vermeld in artikel 15.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/06, art. 9, 002; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
  (2)<BVR 2024-01-19/05, art. 4, 005; Inwerkingtreding : 17-02-2024>

Art.12.Bij de besteding van de middelen wordt door elke begunstigde jaarlijks aan de volgende minimumprincipes voldaan :
  1° training van jonge onderzoekers :
  a) elke begunstigde stimuleert de registratie van doctorandi op de inschrijvingsrol;
  b) het opleidingsaanbod in vak- en disciplineoverschrijdende vaardigheden op doctoraal en postdoctoraal niveau volstaat om, als dat relevant is, elke doctorale en postdoctorale onderzoeker van de eigen instelling te laten deelnemen, als hij dat wil;
  c) het opleidingsaanbod staat open voor doctorale en postdoctorale onderzoekers van andere Vlaamse kennisinstellingen;
  d) de begunstigden organiseren training met betrekking tot wetenschappelijke integriteit;
  2° loopbaanontwikkeling :
  a) de website van elke begunstigde omvat informatie over statuten, arbeidsvoorwaarden en loopbaanpaden;
  b) elke begunstigde stimuleert in de eigen instelling open rekrutering van doctorale en postdoctorale onderzoekers : vacatures worden, als dat mogelijk is, centraal gepubliceerd;
  c) [1 alle doctorale en postdoctorale onderzoekers krijgen informatie over de brede arbeidsmarkt in functie van een mogelijke academische of niet-academische loopbaan als werknemer of als zelfstandige ondernemer, en alle geïnteresseerde doctoraatsstudenten en postdoctorale onderzoekers worden voorbereid om zich te positioneren op die markt]1;
  d) kwalitatief hoogstaande loopbaanbegeleiding, bijvoorbeeld mentoring en loopbaangesprekken, wordt uitgebouwd voor doctorale en postdoctorale onderzoekers;
  e) [1 de begunstigden organiseren één loopbaanevenement voor doctorale en postdoctorale onderzoekers met bijzondere aandacht voor een niet-academische carrière, met medewerking van de industriële sector en, als dat relevant is, met andere universiteiten, hogescholen, onderzoekscentra en de publieke sector]1;
  f) elke begunstigde organiseert vorming rond gender en diversiteit voor promotoren, doctorale en postdoctorale onderzoekers;
  [1 g) betrekken van toekomstige werkgevers bij de beleidsontwikkeling over de vorming en omkadering van jonge onderzoekers zodat het aanbod aansluit bij de behoeften van de arbeidsmarkt;]1
  3° internationale oriëntatie :
  a) alle gepubliceerde vacatures op doctoraal en postdoctoraal niveau worden gepubliceerd op de Europese jobportaalsite Euraxess;
  b) [1 ...]1
  c) de verantwoordelijken voor de opleiding en omkadering van doctorandi nemen deel aan internationale evenementen met betrekking tot de doelstellingen, vermeld in artikel 10;
  4° samenwerking binnen Vlaanderen :
  [1 "35%]1 van de ontvangen subsidies wordt besteed binnen een samenwerkingsverband met minstens twee andere Vlaamse universiteiten.
  Het naleven van de principes, vermeld in het eerste lid, blijkt uit de inhoudelijke rapportering, vermeld in artikel 15.
  [1 5° alle activiteiten worden gemonitord met een tevredenheidsbevraging per activiteit.]1
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/06, art. 10, 002; Inwerkingtreding : 12-08-2019>

Art.13. Om beleidsklemtonen te leggen kan de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschapsbeleid, in samenspraak met de Vlaamse Interuniversitaire Raad, eenjarige principes toevoegen aan de principes, vermeld in artikel 12, binnen het kader van de doelstellingen, vermeld in artikel 10.

Art.14.[1 De begunstigden verwijzen bij alle communicatie over de initiatieven en activiteiten, zoals publicaties, persmededelingen en de website, naar de steun van de Vlaamse overheid. Op elke vorm van communicatie, uitgezonderd dagelijks e-mailverkeer, en elk product, inclusief de website en affiches, staan de logo's van de Vlaamse overheid. Voor alle advertenties worden de logo's evenwaardig beschouwd aan die van andere sponsors. De bevoegde administratie stelt de logo's ter beschikking]1.
  Bij uitgaven en communicatie door derden levert de begunstigde maximale inspanningen om de verplichtingen, vermeld in het eerste lid, na te leven.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/06, art. 11, 002; Inwerkingtreding : 12-08-2019>

HOOFDSTUK 4. - Kwaliteitszorg
Art.15.[1 § 1. Tegen 30 juni 2019 en vervolgens vijfjaarlijks tegen 30 april dient iedere begunstigde bij de bevoegde administratie een eigen strategisch beleidsplan in over de vorming en omkadering van jonge onderzoekers. Dat strategische beleidsplan bevat minstens de elementen, vermeld in artikel 11.
   Naast het strategische plan van iedere universiteit dienen de begunstigden tegen 30 november 2019 en vervolgens vijfjaarlijks tegen 30 april samen ook één gemeenschappelijke visie in over de samenwerking, vermeld in artikel 12, eerste lid, 4°.
   De bevoegde administratie beoordeelt ieder plan binnen drie maanden na de indieningsdatum op volledigheid en conformiteit met hoofdstuk 3 en stelt hierover een advies op dat het overmaakt aan de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschapsbeleid.
   Als aan sommige voorwaarden niet is voldaan, kunnen de universiteiten in overleg met de bevoegde administratie aanpassingen doorvoeren in de ingediende, nog niet goedgekeurde strategische plannen.
   De Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschapsbeleid, keurt het plan goed binnen twee maanden na de dag van de ontvangst van het advies van de bevoegde administratie, vermeld in het derde lid.
   Tijdens de looptijd van het beleidsplan deelt iedere begunstigde jaarlijks uiterlijk op 30 juni de wijzigingen die erin worden aangebracht, mee aan de bevoegde administratie.
   § 2. De begunstigden bezorgen jaarlijks voor 30 maart van het jaar t+1 aan de bevoegde administratie een gezamenlijk inhoudelijk verslag over de activiteiten binnen een samenwerkingsverband tussen minstens drie Vlaamse universiteiten als vermeld in artikel 12, eerste lid, 4°.
   Elke begunstigde bezorgt jaarlijks voor [2 1 april]2 van het jaar t+1 aan de bevoegde administratie een inhoudelijk verslag over zijn individuele initiatieven en een financieel verslag over al zijn activiteiten. Dat document:
   1° geeft inzicht in de werkzaamheden en de doelmatigheid en doeltreffendheid ervan in de afgelopen bestedingstermijn;
   2° omschrijft de mate waarin in de afgelopen bestedingstermijn aan de doelstellingen en principes, vermeld in hoofdstuk 3, is voldaan;
   3° omvat een financieel verslag, waarbij een getrouw beeld wordt geschetst van de uitgaven binnen de bestedingstermijn.
   De verslaggeving, vermeld in het eerste en tweede lid, wordt opgenomen in een sjabloon dat de bevoegde administratie ter beschikking stelt.
   In dit sjabloon worden volgende elementen opgenomen:
   1° van iedere activiteit:
   a) titel;
   b) omschrijving;
   c) besteed budget;
   d) aantal deelnemers gespecifieerd per type;
   e) score tevredenheidsbevraging;
   2° de personeelsinzet;
   3° alle andere kosten;
   4° de behaalde resultaten op volgende indicatoren:
   a) aandeel doctoraatskandidaten die op het moment van de promotie minstens één opleidingsonderdeel van de doctoraatsopleiding hebben gevolgd;
   b) het aandeel doctoraatskandidaten die op het moment van de promotie een getuigschrift behalen van de doctoraatsopleiding.
   De bevoegde administratie beoordeelt ieder verslag op volledigheid en conformiteit met hoofdstuk 3 en keurt dit verslag goed binnen drie maanden na de indieningsdatum.
   Als aan sommige voorwaarden niet is voldaan of sommige informatie ontbreekt, levert de universiteit die informatie bijkomend aan.
   § 3. Elke begunstigde verleent op eerste verzoek inzage in alle relevante documenten die worden opgevraagd door:
   1° de Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschapsbeleid;
   2° de bevoegde administratie;
   3° de Inspectie van Financiën.
   § 4. Bewijsstukken van de personeelskosten, werkingskosten, uitrustingskosten en onderaannemingskosten die aantonen dat die kosten effectief zijn gemaakt, worden tien jaar bijgehouden. De bevoegde administratie kan die bewijsstukken op ieder moment opvragen ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/06, art. 12, 002; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
  (2)<BVR 2024-01-19/05, art. 5, 005; Inwerkingtreding : 17-02-2024>

Art.16.De verleende subsidie zal worden teruggevorderd indien wordt vastgesteld dat de toekenningsvoorwaarden niet werden nageleefd of indien de subsidie voor andere doeleinden werd gebruikt. Indien de begunstigde geen verantwoording verstrekt over de gehele subsidie, zal het gedeelte dat niet werd verantwoord, worden teruggevorderd.
  Onverminderd [1 de bepalingen van hoofdstuk 6, afdeling 3 en hoofdstuk 8 van de Vlaamse Codex Overheidsfinanciën van 29 maart 2019]1 dient de boekhouding steeds ter inzage te zijn van de vertegenwoordigers van de Vlaamse overheid, die ter plaatse controle kunnen uitoefenen over de aanwending van de toegekende bedragen.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-17/55, art. 113, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2020>

Art.17.[1 De Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschapsbeleid, laat om de vijf jaar evalueren op welke wijze de begunstigden de subsidie hebben besteed. De evaluatie in het jaar t heeft voor het ex-postgedeelte ervan betrekking op de periode [t-6; t-1], waarbij t=2018+n*5 en n het volgnummer is van de evaluatie. De evaluatie die in 2018 is uitgevoerd, wordt daarbij beschouwd als de nulevaluatie (n=nul).
   De evaluatie gaat onder meer na of de subsidies effectief en efficiënt zijn ingezet, in welke mate de doelstellingen, vermeld in artikel 10, zijn gehaald en welke impact de maatregelen hebben (gehad) op de loopbanen van jonge onderzoekers die bij de begunstigden werken.
   § 2. De evaluatie, vermeld in paragraaf 1, houdt in het bijzonder rekening met de volgende elementen:
   1° de strategische plannen;
   2° de verslagen die de begunstigden tijdens de periode waarop de evaluatie betrekking heeft, conform artikel 15 hebben bezorgd;
   3° de zelfevaluatierapporten die de begunstigden conform paragraaf 4, hebben opgesteld;
   4° een benchmark met andere vergelijkbare instrumenten of programma's.
  [2 5° de resultaten van een bevraging bij onderzoekers, onder wie jonge onderzoekers, die in het Vlaamse Gewest of het Brusselse Gewest werken of hebben gewerkt. De bevoegde administratie organiseert de voormelde bevraging om de vijf jaar en ze wordt gehouden in het jaar vóór het jaar waarin de evaluatie, vermeld in paragraaf 1, wordt uitgevoerd.]2
  [2 De evaluatie, vermeld in paragraaf 1, kan aandacht besteden aan de volgende elementen:
   1° de relatie van de maatregelen van begunstigden voor de omkadering van jonge onderzoekers met en de plaats van die maatregelen ten opzichte van middelen voor onderzoek;
   2° de rol en positie van de maatregelen van begunstigden voor de omkadering van jonge onderzoekers in het bredere Vlaamse onderzoeks- en innovatiesysteem;
   3° transversale beleidsthema's of andere aspecten die raken aan de omkadering van jonge onderzoekers.]2
   § 3. De bevoegde administratie organiseert de evaluatie, vermeld in paragraaf 1, en draagt de kosten ervan. Bij de evaluatie worden de algemene en specifieke procedures gevolgd die de bevoegde administratie voor beleidsevaluaties heeft uitgewerkt.
   Om de evaluatie uit te voeren, stelt de bevoegde administratie gepaste evaluatieorganen aan die over de expertise beschikken om de activiteiten, de resultaten en het potentieel van de begunstigden voor de omkadering van jonge onderzoekers vakkundig te beoordelen.
   De bevoegde administratie informeert de begunstigden uiterlijk op 30 november van het jaar t-1 over de inhoud en de reikwijdte van de evaluatie van het jaar t.
   § 4. De begunstigden stellen voor de evaluatie van het jaar t een zelfevaluatie op. Die zelfevaluatie heeft zowel betrekking op de individuele maatregelen die de begunstigden met betrekking tot de omkadering van jonge onderzoekers genomen hebben, als op de maatregelen die in het kader van een samenwerkingsverband als vermeld in artikel 12, eerste lid, 4°, zijn uitgewerkt.
   De zelfevaluatie bestaat zowel uit een ex-post- als een ex-antegedeelte.
   Het ex-postgedeelte heeft minstens betrekking op de periode [t-6, t-1] en blikt in ieder geval terug tot de vorige evaluatie die in het kader van dit besluit is uitgevoerd.
   Het ex-antegedeelte blikt minstens vooruit op een volgende periode van vijf jaar [t/(t+1), t+6], en omvat minstens een ontwerp van beleidsplan of strategisch plan dat in het kader van de evaluatie wordt beoordeeld. Op basis van die beoordeling kan het ontwerp evolueren tot een definitief beleidsplan of een strategisch plan.
   De volledige zelfevaluatie wordt beschouwd als een werkdocument dat input levert voor de evaluatie. Beide delen van de zelfevaluatie worden opgesteld op basis van een [2 themalijst]2 die de bevoegde administratie aan de begunstigden ter beschikking stelt ]1.
  ----------
  (1)<BVR 2019-05-24/06, art. 13, 002; Inwerkingtreding : 12-08-2019>
  (2)<BVR 2024-01-19/05, art. 6, 005; Inwerkingtreding : 17-02-2024>

Art.17/1. [1 In afwijking van artikel 3, tweede lid, artikel 4 en 5 wordt voor het jaar 2019 een subsidie van 2.000.000 euro ter beschikking gesteld die over de universiteiten verdeeld wordt conform artikel 3, eerste lid.
   In afwijking van artikel 6, 1°, wordt voor het jaar 2019 een eerste schijf van 75% betaald binnen dertig dagen na de dag van de ontvangst door de bevoegde administratie van het ondertekende ministerieel subsidiebesluit.
   In afwijking van artikel 6, 2°, wordt het saldo van de subsidies voor de jaren 2018 en 2019 uitbetaald nadat de bevoegde administratie het financieel en inhoudelijk verslag, vermeld in het zesde lid, heeft goedgekeurd.
   In afwijking van artikel 7 kunnen middelen van de subsidie 2018 besteed worden van 1 oktober 2018 tot en met 31 december 2019.
   In afwijking van artikel 15, § 2, eerste lid, bezorgen de begunstigden voor 30 maart 2020 aan de bevoegde administratie een gezamenlijk inhoudelijk verslag over de activiteiten van de jaren 2018 en 2019 binnen een samenwerkingsverband tussen minstens drie Vlaamse universiteiten als vermeld in artikel 12, eerste lid, 4°.
   In afwijking van artikel 15, § 2, tweede lid, bezorgt elke begunstigde voor 30 maart 2020 aan de bevoegde administratie een inhoudelijk verslag van de jaren 2018 en 2019 over zijn individuele initiatieven en een financieel verslag over al zijn activiteiten, gebundeld in één verslag. ]1
  ----------
  (1)<Ingevoegd bij BVR 2019-05-24/06, art. 14, 002; Inwerkingtreding : 12-08-2019>


HOOFDSTUK 5. - Slotbepaling
Art. 18. De Vlaamse minister, bevoegd voor het wetenschapsbeleid, is belast met de uitvoering van dit besluit.