7 DECEMBER 2012. - Besluit van de Vlaamse Regering tot uitvoering van het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 29-01-2013 en tekstbijwerking tot 08-08-2019)
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Art. 1-2
HOOFDSTUK 2. - Gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking
Afdeling 1.
Art. 3-9
Afdeling 2.
Art. 10
Afdeling 3.
Art. 11
Afdeling 4.
Art. 12
Afdeling 5.
Art. 13-14
HOOFDSTUK 3. [1 - De verankering van de internationale ontwikkelingsagenda in Vlaanderen]1
Afdeling 1. [1 - Oproepen voor projecten inzake de verankering van de internationale ontwikkelingsagenda in Vlaanderen]1
Onderafdeling 1. - Voorwaarden voor de toekenning van een projectsubsidie
Art. 15-19
Onderafdeling 2. - Hoogte van de projectsubsidie
Art. 20
Onderafdeling 3. - Verantwoording en uitbetaling van de projectsubsidie
Art. 21-22
Afdeling 2.
Art. 23
Afdeling 3. - Delegatie aan de minister
Art. 24
HOOFDSTUK 3/1. [1 - Ondersteuning van inclusieve financiering]1
Afdeling 1.
Art. 24/1
Afdeling 2.
Art. 24/2
Afdeling 3.
Onderafdeling 1.
Art. 24/3
Onderafdeling 2.
Art. 24/4, 24/5
Onderafdeling 3.
Art. 24/6, 24/7
Onderafdeling 4.
Art. 24/8
Afdeling 4.
Art. 24/9
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 betreffende het stimuleren van microfinanciering in ontwikkelingslanden door middel van waarborgverlening aan ontwikkelingsfondsen
Art. 25-29
Afdeling 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking
Art. 30
Afdeling 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 2011 over de subsidiëring van stages bij internationale organisaties
Art. 31-33
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art. 34-37
2005035456 2005035482 2005036455 2005036498 2006035061 2011035139
HOOFDSTUK 1. - Algemene bepalingen
Artikel 1.[1 In dit besluit wordt verstaan onder :
1° [2 ...]2
2° inclusieve kredietverstrekker in het Zuiden : een rechtspersoon die bijdraagt aan een inclusieve financiële sector door het verstrekken van kredieten aan personen en organisaties uit het Zuiden die voorheen uitgesloten waren van toegang tot klassieke financiële instellingen;
3° minister : de Vlaamse minister, bevoegd voor de internationale samenwerking.]1
----------
(1)<BVR 2013-11-29/09, art. 1, 002; Inwerkingtreding : 24-01-2014>
(2)<BVR 2018-10-12/07, art. 1, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.2. De partnerlanden van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking zijn :
1° de republiek Malawi;
2° de republiek Mozambique;
3° de republiek Zuid-Afrika.
Initiatieven van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking kunnen, in het kader van een regionale aanpak, ten goede komen aan het ruimere prioritaire gebied van Zuidelijk Afrika, dat, naast de partnerlanden, vermeld in het eerste lid, de volgende staten omvat :
1° de republiek Angola;
2° de republiek Botswana;
3° het koninkrijk Lesotho;
4° de republiek Namibië;
5° het koninkrijk Swaziland;
6° de republiek Zambia;
7° de republiek Zimbabwe.
HOOFDSTUK 2. - Gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking
Afdeling 1.
Art.3.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.4.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.5.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.6.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.7.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.8.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.9.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling 2.
Art.10.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling 3.
Art.11.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 2, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling 4.
Art.12.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Afdeling 5.
Art.13.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
Art.14.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 3, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2020>
HOOFDSTUK 3. [1 - De verankering van de internationale ontwikkelingsagenda in Vlaanderen]1
----------
(1)
Afdeling 1. [1 - Oproepen voor projecten inzake de verankering van de internationale ontwikkelingsagenda in Vlaanderen]1
----------
(1)
Onderafdeling 1. - Voorwaarden voor de toekenning van een projectsubsidie
Art.15.Binnen de perken van de daarvoor bestemde begrotingskredieten kan de minister projectsubsidies toekennen aan initiatieven inzake [1 de verankering van de internationale ontwikkelingsagenda in Vlaanderen]1.
----------
(1)<BVR 2018-10-12/07, art. 6, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.16.De minister kan projecten alleen subsidiëren als aan de volgende voorwaarden is voldaan :
1° het projectvoorstel wordt ingediend met het standaardformulier dat daarvoor ter beschikking wordt gesteld;
2° het projectvoorstel wordt ingediend door een samenwerkingsverband tussen een hoofdindiener, die de eindverantwoordelijkheid heeft voor het project, en één of meer andere publieke of private rechtspersonen uit het Nederlandse taalgebied of het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad;
3° [1 het samenwerkingsverband kan aantoonbare kennis en ervaring voorleggen op het vlak van [2 de internationale ontwikkelingsagenda]2;]1
4° de partners in het samenwerkingsband kunnen een ondertekende intentieverklaring voorleggen dat elk van hen een inbreng van eigen middelen zal doen, op financieel, materieel, personeel of logistiek vlak;
5° de looptijd van het project bedraagt maximaal [2 vijf]2 jaar.
----------
(1)<BVR 2013-11-29/09, art. 2, 002; Inwerkingtreding : 24-01-2014>
(2)<BVR 2018-10-12/07, art. 7, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.17.§ 1. De minister maakt de oproep voor de indiening van projectvoorstellen inzake [2 de verankering van de internationale ontwikkelingsagenda in Vlaanderen]2 bekend, samen met het daarvoor bestemde standaardformulier.
Hij kan prioriteiten vastleggen voor thema's van projecten of voor specifieke doelstellingen van het beleid. Die prioriteiten worden in dat geval expliciet vermeld in de oproep.
§ 2. Het samenwerkingsverband verduidelijkt in het projectvoorstel :
1° de visie en uitvoeringsstrategie van het project op middellange termijn;
2° een gedetailleerde begroting;
3° de noden, behoeften en karakteristieken van de doelgroep;
4° [1 de kennis en ervaring van de partners in het samenwerkingsverband op het vlak van [2 de internationale ontwikkelingsagenda]2;]1
5° de educatieve methode die gehanteerd zal worden;
6° de strategie inzake interne voortgangscontrole en evaluatie, met vermelding van de daarvoor gehanteerde indicatoren.
§ 3. De periode voor het indienen van projectvoorstellen wordt afgesloten op de laatste dag van de derde maand die volgt op de bekendmaking van de oproep. Projectvoorstellen die na die dag worden ingediend, zijn niet ontvankelijk.
----------
(1)<BVR 2013-11-29/09, art. 3, 002; Inwerkingtreding : 24-01-2014>
(2)<BVR 2018-10-12/07, art. 8, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.18.De minister kent de subsidies toe op basis van een kwalitatief beoordelingskader, op grond waarvan de aanvragen op een eenvormige wijze worden gequoteerd, en neemt zijn beslissing uiterlijk drie maanden na de afsluiting van de indieningsperiode.
Dit kwalitatieve beoordelingskader omvat de volgende criteria :
1° de samenstelling van het samenwerkingsverband en de meerwaarde ervan;
2° de effectieve betrokkenheid van de doelgroep;
3° [1 de relevantie van het onderwerp in verhouding tot de doelstellingen van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking, vermeld in artikel 3 van het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking;]1
4° de mate van verbreding en vernieuwing;
5° [1 ...]1 de duurzaamheid van het voorstel;
6° de strategie van het samenwerkingsverband inzake interne voortgangscontrole en evaluatie;
7° de verhouding tussen het bedrag van de gevraagde subsidie en van de verschillende begrotingsposten enerzijds, en de te verwachten resultaten anderzijds;
8° in voorkomend geval, de aandacht voor de door de minister vastgelegde prioriteiten;
[1 9° de overeenstemming van de activiteiten met de 2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling.]1
De minister geeft in de oproep aan welk gewicht aan de verschillende criteria wordt toegekend.
----------
(1)<BVR 2018-10-12/07, art. 9, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art.19. Wijzigingen in aard, opzet of uitvoering die zich tijdens de looptijd van een project voordoen, moeten vooraf aan de minister worden voorgelegd met het oog op een uitdrukkelijke en schriftelijke goedkeuring.
Onderafdeling 2. - Hoogte van de projectsubsidie
Art.20.§ 1. De maximale inbreng door de Vlaamse overheid in een project bedraagt [2 250.000 euro voor de volledige looptijd van het project]2.
De subsidie bedraagt maximaal 85 % van de totale kosten van het project. De overige 15 % moet door [1 andere financieringsbronnen dan de Vlaamse overheid]1 worden gefinancierd.
§ 2. Er wordt geen subsidie toegekend of uitbetaald voor de volgende uitgaven :
1° structurele financiering van algemene werkingskosten van de partners in het samenwerkingsverband;
2° fondsenwervende acties;
3° lobbyactiviteiten;
4° [2 ...]2
§ 3. Voor duurzame uitrustingsgoederen kan de subsidie niet meer bedragen dan de jaarlijkse afschrijvingswaarde. Ze moeten bovendien gerechtvaardigd zijn in het kader van het project.
§ 4. Binnen de begroting van een project kunnen bedragen worden overgeheveld naar andere individuele kostensoorten als het bedrag van de overheveling niet meer dan 10 % bedraagt van het totale subsidiebedrag.
Na uitdrukkelijke voorafgaande schriftelijke toelating van de minister kunnen binnen de begroting van een project bedragen worden overgeheveld naar andere individuele kostensoorten die meer bedragen dan 10 % van het totale subsidiebedrag.
Die overhevelingen worden in elk geval uitdrukkelijk vermeld in de rapportering.
----------
(1)<BVR 2013-11-29/09, art. 4, 002; Inwerkingtreding : 24-01-2014>
(2)<BVR 2018-10-12/07, art. 10, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Onderafdeling 3. - Verantwoording en uitbetaling van de projectsubsidie
Art.21. De projectsubsidie wordt verantwoord met een eindverantwoording en, als het project een looptijd heeft van meer dan een jaar, een voortgangsrapport.
Met behoud van de algemene regels inzake functionele en financiële verantwoording van de aanwending van projectsubsidies omvat de functionele verantwoording een evaluatie door het samenwerkingsverband met een toetsing aan de indicatoren die in het projectvoorstel geformuleerd zijn.
Art.22. De subsidie wordt uitbetaald in minstens twee schijven, rekening houdend met de looptijd en de planning van het project. Het subsidiebesluit bepaalt de voorwaarden daarvoor.
In ieder geval bedraagt de laatste schijf minimaal 15 % van het totaalbedrag en kan ze pas worden uitbetaald na de goedkeuring van de eindverantwoording door de minister.
Afdeling 2.
Art.23.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 11, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling 3. - Delegatie aan de minister
Art.24.De minister stelt modellen op voor :
1° het formulier voor de indiening van projectvoorstellen;
2° [1 ...]1
----------
(1)<BVR 2018-10-12/07, art. 12, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK 3/1. [1 - Ondersteuning van inclusieve financiering]1
----------
(1)
Afdeling 1.
Art. 24/1.[1 Bij het nemen van participaties in internationale investeringsfondsen wordt rekening gehouden met zowel ontwikkelingscriteria als met economische criteria.
Onder ontwikkelingscriteria als vermeld in het eerste lid, worden in ieder geval de volgende elementen begrepen:
1° de bijdrage van de activiteiten van het investeringsfonds aan de structurele bestrijding van de armoede in ontwikkelingslanden;
2° de beoogde doelgroep;
3° de sectoren waarin het investeringsfonds actief is;
4° de geografische afbakening van de activiteiten van het investeringsfonds;
5° de overeenstemming van de activiteiten van het investeringsfonds met de 2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling.
Onder economische criteria als vermeld in het eerste lid, worden in ieder geval de volgende elementen begrepen:
1° de institutionele opzet van het investeringsfonds;
2° het risicoprofiel van het investeringsfonds;
3° de rendementsverwachting van het investeringsfonds;
4° het beheer van het investeringsfonds;
5° de mix van de kredietportefeuille van het investeringsfonds.]1
----------
(1)<BVR 2018-10-12/07, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling 2.
Art. 24/2.[1 Bij het uitvoeren van kapitaaloverdrachten aan internationale investeringsfondsen wordt in ieder geval met volgende ontwikkelingscriteria rekening gehouden:
1° de bijdrage van de activiteiten van het investeringsfonds aan de structurele bestrijding van de armoede in ontwikkelingslanden;
2° de beoogde doelgroep;
3° de sectoren waarin het investeringsfonds actief is;
4° de geografische afbakening van de activiteiten van het investeringsfonds;
5° de overeenstemming van de activiteiten van het investeringsfonds met de 2030 Agenda voor Duurzame Ontwikkeling.]1
----------
(1)<BVR 2018-10-12/07, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling 3.
Onderafdeling 1.
Art. 24/3.[1 Het personeelslid dat met de leiding van de DAB Fonds Inclusieve Financiering wordt belast, of zijn plaatsvervanger, wordt aangesteld als gedelegeerd ordonnateur van de voormelde DAB.
De gedelegeerde ordonnateur is gemachtigd om, binnen de delegatie die aan hem verleend is, alle verbintenissen aan te gaan die noodzakelijk zijn om de opdracht van de DAB Fonds Inclusieve Financiering te realiseren.]1
----------
(1)<BVR 2018-10-12/07, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Onderafdeling 2.
Art. 24/4.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 24/5.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Onderafdeling 3.
Art. 24/6.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Art. 24/7.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Onderafdeling 4.
Art. 24/8.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
Afdeling 4.
Art. 24/9.
<Opgeheven bij BVR 2018-10-12/07, art. 13, 004; Inwerkingtreding : 01-01-2019>
HOOFDSTUK 4. - Wijzigingsbepalingen
Afdeling 1. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 betreffende het stimuleren van microfinanciering in ontwikkelingslanden door middel van waarborgverlening aan ontwikkelingsfondsen
Art.25. Het opschrift van het besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 betreffende het stimuleren van microfinanciering in ontwikkelingslanden door middel van waarborgverlening aan ontwikkelingsfondsen wordt vervangen door wat volgt :
" Besluit van de Vlaamse Regering van 23 september 2005 tot uitvoering van het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking, wat de waarborgverlening voor de stimulering van microfinanciering betreft ".
Art.26. In artikel 1 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 wordt punt 1° opgeheven;
2° in paragraaf 2 wordt het woord "decreet" vervangen door de zinsnede "kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking".
Art.27. Artikel 2 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 2. Het Vlaams Waarborgcomité bestaat uit de volgende drie leden :
1° een personeelslid van het Vlaams Ministerie internationaal Vlaanderen, dat het voorzitterschap waarneemt;
2° een personeelslid dat vertrouwd is met de bepalingen van het decreet van 8 juli 2011 houdende regeling van de begroting, de boekhouding, de toekenning van subsidies en de controle op de aanwending ervan, en de controle door het Rekenhof;
3° een externe adviseur met specifieke kennis over MFI's in ontwikkelingslanden en over internationale financiering.
De leden worden aangewezen door de minister voor een duur van twee jaar, die onbeperkt kan worden verlengd. Voor elk van de leden wordt een plaatsvervanger voorzien. "
Art.28. Artikel 5 van hetzelfde besluit wordt vervangen door wat volgt :
" Art. 5. § 1. Om te kunnen worden erkend als Vlaams ontwikkelingsfonds, moet de verzoekende organisatie voldoen aan al de volgende criteria :
1° ze heeft een rechtsvorm naar Belgisch recht aangenomen;
2° ze streeft statutair een sociaal doel na en heeft geen winstmaximalisatie tot doel;
3° ze heeft gedurende de laatste drie jaar onafgebroken financieringsactiviteiten ontwikkeld met kredieten, waarborgen of participaties;
4° haar investering in microfinanciering in het Zuiden bedraagt minstens 500.000 euro.
§ 2. De minister stelt een standaardformulier op voor de aanvragen tot erkenning als ontwikkelingsfonds.
§ 3. De aanvraag tot erkenning wordt ingediend met het daarvoor bestemde standaardformulier en bevat :
1° een kopie van de geldende statuten en de samenstelling van de raad van bestuur;
2° de werkingsverslagen van de laatste drie jaar;
3° een geauditeerd boekhoudkundig verslag van het laatste boekjaar.
De minister neemt, na advies van het Vlaams Waarborgcomité, een beslissing over de toekenning of weigering van de erkenning.
§ 4. De geldigheid van de erkenning als Vlaams ontwikkelingsfonds bedraagt vijf jaar en is hernieuwbaar. ".
Art.29. In hetzelfde besluit wordt een hoofdstuk VIII/1, dat bestaat uit artikel 16/1 tot en met 16/3, ingevoegd, dat luidt als volgt :
" HOOFDSTUK VIII/1. - Bepalingen over de DAB Waarborgfonds Microfinanciering
Art. 16/1. Het personeelslid dat met de leiding van de DAB Waarborgfonds Microfinanciering wordt belast, of zijn plaatsvervanger wordt aangesteld als gedelegeerd ordonnateur van de DAB.
De gedelegeerde ordonnateur is gemachtigd om binnen de delegatie die aan hem verleend is, alle verbintenissen aan te gaan die noodzakelijk zijn voor de realisatie van de opdracht van de DAB Waarborgfonds Microfinanciering.
Art. 16/2. De ramingen van de ontvangsten op de begroting van de DAB Waarborgfonds Microfinanciering hebben betrekking op :
1° het over te dragen saldo;
2° de dotatie;
3° de bedragen die de DAB Waarborgfonds Microfinanciering gedurende het betreffende begrotingsjaar zal ontvangen;
4° de schenkingen en legaten.
Art. 16/3. De uitgaven op het vlak van personeel, ICT, huisvesting en andere faciliteiten ten behoeve van de DAB worden gedragen door de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap. ".
Afdeling 2. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking
Art.30. In artikel 1 van het besluit van de Vlaamse Regering van 28 oktober 2005 tot oprichting van het intern verzelfstandigd agentschap Vlaams Agentschap voor Internationale Samenwerking worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt de zinsnede "Vlaams ministerie van Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel, Internationale Samenwerking en Toerisme" vervangen door de woorden "Vlaams ministerie internationaal Vlaanderen";
2° in het derde lid wordt de zinsnede "Buitenlands Beleid, Buitenlandse Handel, Internationale Samenwerking en Toerisme" vervangen door de woorden "internationaal Vlaanderen".
Afdeling 3. - Wijzigingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 2011 over de subsidiëring van stages bij internationale organisaties
Art.31. In artikel 2 van het besluit van de Vlaamse Regering van 18 februari 2011 over de subsidiëring van stages bij internationale organisaties worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in paragraaf 1 wordt in punt 1°, a), tussen het woord "Bonn" en de woorden "en Nairobi" de zinsnede ", Arusha" ingevoegd;
2° in paragraaf 1 wordt in punt 1° punt h) vervangen door wat volgt :
" h) de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW), het Internationaal Gerechtshof, de internationale strafgerechten en andere internationale rechterlijke instanties, gevestigd in Den Haag; ";
3° in paragraaf 1 wordt punt 3° vervangen door wat volgt :
" 3° de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), gevestigd in Parijs, met inbegrip van het Comité voor Ontwikkelingssamenwerking (DAC), het Ontwikkelingcentrum, het Africa Partnership Forum, het Internationale Transportforum (ITF) het Agentschap voor Nucleaire Energie en het Internationaal Energieagentschap; ";
4° in paragraaf 1 wordt punt 13° vervangen door wat volgt :
" 13° de Ontwikkelingsgemeenschap van Zuidelijk Afrika (SADC), gevestigd in Gaborone, het secretariaat van de Douane-Unie van Zuidelijk Afrika (SACU), gevestigd in Windhoek, de Afrikaanse internationale instanties, gevestigd in Arusha, en het Fonds voor Afrikaans Werelderfgoed (AWHF), gevestigd in Midrand; ";
5° in paragraaf 1 wordt een punt 13°/1 ingevoegd, dat luidt als volgt :
" 13°/1 het internationale agentschap voor hernieuwbare energie (IRENA), gevestigd in Abu Dhabi; ";
6° in paragraaf 1 wordt punt 14° vervangen door wat volgt :
" 14° de vestigingen en verbindingskantoren van de organisaties, vermeld in punt 1° tot en met 13°/1, in de partnerlanden van de Vlaamse ontwikkelingssamenwerking, vermeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2012 tot uitvoering van het kaderdecreet van 22 juni 2007 inzake ontwikkelingssamenwerking; ";
7° in paragraaf 2 wordt punt 3° vervangen door wat volgt :
" 3° stages op een ambassade, een permanente vertegenwoordiging of, met behoud van de toepassing van paragraaf 1, 14° en 15°, een delegatie van de Europese Unie. ".
Art.32. Aan artikel 4, derde lid, van hetzelfde besluit wordt de volgende zin toegevoegd :
" Na aanvang van de stage kan alleen een subsidie worden toegekend voor de periode die ingaat op de dag na de indiening van een volledige aanvraag met het elektronische formulier, als de resterende periode minimaal twee maanden bedraagt. ".
Art.33. Aan artikel 7 van hetzelfde besluit wordt een paragraaf 4 toegevoegd, die luidt als volgt :
" § 4. Als de kandidaat in het verleden al een subsidie heeft ontvangen om stage te lopen bij een internationale organisatie, kan hem slechts een subsidie worden toegekend voor een nieuwe stage met een duur van maximaal het verschil tussen zes maanden en de duur van de reeds toegekende subsidie, als de resterende periode minimaal twee maanden bedraagt.
Er wordt in dat geval geen reisvergoeding toegekend als de nieuwe stageperiode aansluit bij de reeds gefinancierde stageperiode en de kandidaat de stage zal lopen in dezelfde stad. ".
HOOFDSTUK 5. - Slotbepalingen
Art.34. De volgende regelingen worden opgeheven :
1° het besluit van de Vlaamse Regering van 8 oktober 2004 betreffende de subsidiëring van projecten inzake ontwikkelingseducatie, gewijzigd bij de besluiten van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006 en 16 mei 2007;
2° het besluit van de Vlaamse Regering van 4 februari 2005 houdende nadere bepalingen inzake het beleid convenants gemeentelijke ontwikkelingssamenwerking, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 10 maart 2006;
3° het besluit van de Vlaamse Regering van 16 december 2005 betreffende het financiële en materiële beheer van de Dienst Afzonderlijk Beheer (DAB) Waarborgfonds Microfinanciering, gewijzigd bij het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 2012.
Art.35. De bepalingen over de verantwoording van de aanwending van subsidies uit de regelingen, vermeld in artikel 34, blijven van toepassing op de verantwoording van de aanwending van subsidies die in het kader van die regelingen werden toegekend.
Art.36. De volgende regelgevende teksten treden in werking op 1 januari 2013 :
1° het decreet van 13 juli 2012 tot wijziging en opheffing van verschillende decreten inzake ontwikkelingssamenwerking;
2° dit besluit.
Art. 37. De Vlaamse minister, bevoegd voor internationale samenwerking, is belast met de uitvoering van dit besluit.