23 OKTOBER 1978. - Koninklijk besluit nr. 5 betreffende het bijhouden van sociale documenten. (NOTA : Raadpleging van vroegere versies vanaf 08-07-1989 en tekstbijwerking tot 11-07-2022)
Hoofdstuk I Toepassingsgebied.
Art. 1-3
Hoofdstuk II- Sociale documenten.
Art. 4-6, 6bis
Hoofdstuk IIbis. <Ingevoegd bij W 2002-03-05/30, art. 9; Inwerkingtreding : 01-04-2002> Bijzondere reglementering voor werkgevers die in België werknemers [1 detacheren]1.
Art. 6ter, 6quater, 6quinquies, 6sexies, 6septies, 6octies
Hoofdstuk III. Toezicht.
Art. 7-10
Hoofdstuk IV. Strafbepalingen.
Art. 11, 11bis, 12, 12bis, 13-15, 15bis, 15ter
Hoofdstuk V Wijzigingsbepalingen.
Afdeling 1 Bepalingen tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.
Art. 16
Afdeling 2 <Bepalingen tot wijziging van de wet van 30 juni 1971 betreffende de administratieve geldboeten toepasselijk in geval van inbreuk op sommige sociale wetten>
Art. 17-18
Afdeling 3 <Bepalingen tot wijziging van de wet van 6 april 1960 betreffende de uitvoering van bouwwerken>
Art. 19-27
Hoofdstuk VI Slotbepalingen.
Art. 28-30
1983012033 1983012193 1983012927 1984912047 1984912048 1990012168 1990012268 1990012719 1992013268 1994012330 1994012463 1994012556 1994012969 1994912625 1995012053 1995012182 1995012407 1995012970 1996012248 1996012501 1996022066 1996022531 1996022755 1996022756 1997012627 1997012690 1997022940 1998012232 1998012949 1998013042 1998022211 1999012350 2000012121 2000012502 2001012040 2001012041 2001012826 2001012982 2001022000 2002012312 2002012514 2002013216 2003012252 2003200088 2003200528 2005012500 2005012757 2005200658 2007012139 2007012576 2007022687 2011204348 2014204428 2017206207 2019200351 2019203103 2022205615
Hoofdstuk I_ Toepassingsgebied.
Artikel 1.Dit besluit is van toepassing op de werkgevers en op de werknemers, alsmede op de personen bepaald door de Koning in uitvoering van artikel 4, § 2.
Voor de toepassing van dit besluit worden gelijkgesteld met:
1° werknemers: a) de personen die, anders dan krachtens een arbeidsovereenkomst arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon [1 , behoudens de personen die prestaties verrichten in de zin van hoofdstuk 1 en 2 van titel 2 van de wet van 18 juli 2018 betreffende de economische relance en de versterking van de sociale cohesie, voor zover is voldaan aan de voorwaarden van artikel 26 van voormelde wet of de personen die prestaties leveren tot het verkrijgen van de vergoeding overeenkomstig artikel 90, eerste lid, 1° bis, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992]1 [3 , behoudens de personen die worden tewerkgesteld in toepassing van artikel 17, § 1, eerste lid, 1° en 3° tot 7°, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders en met naleving van alle voorwaarden bepaald in artikel 17 van voormeld koninklijk besluit van 28 november 1969]3;
b) de personen die geen arbeid verrichten onder het gezag van een ander persoon maar die geheel of gedeeltelijk onderworpen zijn aan de sociale zekerheidswetgeving van de werknemers;
c) de leerlingen.
2° werkgevers: de personen die de onder 1° genoemde personen tewerkstellen of die met werkgevers worden gelijkgesteld in de gevallen en onder de voorwaarden bepaald bij de sociale zekerheidswetgeving.
----------
(1)<W 2018-07-18/03, art. 35, 018; Inwerkingtreding : 20-02-2018>
(2)<W 2020-12-24/08, art. 51, 021; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(3)<W 2022-03-17/11, art. 10, 022; Inwerkingtreding : 01-01-2022>
Art.2. De personen die de hoedanigheid van werkgever in de zin van artikel 1 hebben gehad, blijven onderworpen aan de hen betreffende bepalingen van dit besluit.
Art.3. Dit besluit is niet van toepassing op de aan een statuut onderworpen werknemers die zijn tewerkgesteld door het Rijk, de provincies, de agglomeraties, de federaties van gemeenten en de gemeenten.
De Koning kan, na advies van de Nationale Arbeidsraad, hetzij eenvoudigweg, hetzij met inachtneming van bepaalde regels, sommige categorieën van personen waarvoor dit besluit geldt aan de toepassing van het geheel of een gedeelte ervan onttrekken.
Hoofdstuk II- Sociale documenten.
Art.4. § 1. De sociale documenten waarvan het bijhouden door dit besluit is opgelegd, zijn de volgende:
1. (het algemeen personeelsregister en het speciaal personeelsregister;) <W 2003-01-24/33, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2003>soneelsregister;
2. de individuele rekening (, hetzij in papieren vorm, hetzij in elektronische vorm " ingevoegd na " rekening). <W 2007-06-03/81, art. 23, 014; Inwerkingtreding : 02-08-2007>
(§ 1bis. De Koning kan de werkgevers, die de gegevens zoals door Hem bepaald krachtens artikel 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels, moeten mededelen aan de instelling, die belast is met de inning van de sociale zekerheidsbijdragen, overeenkomstig de door de Koning bepaalde nadere regelen, vrijstellen van de verplichting om een algemeen personeelsregister bij te houden voor de werknemers wier gegevens medegedeeld worden.) <W 2003-01-24/33, art. 2, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
(§ 2. Wordt bovendien beschouwd als sociaal document waarvan het bijhouden voorgeschreven is door dit besluit, het aanwezigheidsregister dat moet worden bijgehouden in de bedrijfstakken of de categorieën van ondernemingen bepaald door de Koning bij een in Ministerraad overlegd besluit.
De Koning bepaalt eveneens bij een in Ministerraad overlegd besluit welke personen ertoe gehouden zijn een aanwezigheidsregister bij te houden, alsmede de werknemers die erin vermeld zullen moeten worden.) <W 1999-03-26/30, art. 79, 008; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
§ 3. (Wordt eveneens beschouwd als sociaal document waarvan het bijhouden voorgeschreven is door dit besluit, het register voor werktijdregeling dat moet worden bijgehouden in de bedrijfstakken of de categorieën van ondernemingen bepaald door de Koning bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.
De Koning bepaalt eveneens bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad welke personen ertoe gehouden zijn een register voor werktijdregeling bij te houden, alsmede de werknemers die erin vermeld zullen moeten worden.) <Hersteld bij W 2007-03-01/37, art. 77, 013; Inwerkingtreding : 24-03-2007>
(§ 4. De Koning bepaalt de sociale documenten die moeten worden bijgehouden in het kader van de tewerkstelling van werknemers die verbonden zijn door een PWA-arbeidsovereenkomst alsook de persoon die deze documenten zal moeten bijhouden.) <W 1999-04-07/32, art. 26, 009; Inwerkingtreding : 01-01-2000>
Art.5. De Koning bepaalt de inhoud van de sociale documenten, hun vorm, het tijdstip waarop zij moeten worden opgemaakt en aangevuld, het tijdperk gedurende hetwelk zij dienen te worden bewaard, de plaats waar zij moeten worden opgeborgen en bewaard en elke andere modaliteit voor het bijhouden van deze documenten.
Hij bepaalt ook de documenten waarvan een afschrift aan de werknemers dient te worden bezorgd, de gezette tijden waarop en de termijnen waarbinnen dat afschrift moet worden bezorgd.
Art.6. Wordt eveneens beschouwd als sociaal document waarvan het bijhouden voorgeschreven is door dit besluit, het geschrift bedoeld in artikel 123 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten.
(Dit geschrift moet worden opgesteld overeenkomstig de artikelen 123 en 124 van voornoemde wet van 3 juli 1978.) <W 2003-01-24/33, art. 3, 011; Inwerkingtreding : 01-01-2003>
Art. 6bis.<L 2002-08-02/45, art. 110, 010; Inwerkingtreding : 29-08-2002> Worden eveneens beschouwd als sociale documenten waarvan het bijhouden voorgeschreven is door dit besluit :
a) het geschrift bedoeld in artikel 119.4 van de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten en opgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 119.4;
b) het geschrift dat de (beroepsinleverings-overeenkomst) vaststelt bedoeld in artikel 105 van de wet van... en opgesteld overeenkomstig artikel 106 van dezelfde wet. <Erratum, zie B.St. 04.10.2002, p. 45091>
(c) het geschrift bedoeld in artikel 4 van de wet van 24 juli 1987 betreffende de tijdelijke arbeid, de uitzendarbeid en het ter beschikking stellen van werknemers ten behoeve van gebruikers, en opgesteld overeenkomstig ditzelfde artikel 4.)
[1 d) de overeenkomst bedoeld in artikel 7 van de wet van 30 maart 2018 betreffende de invoering van een mobiliteitsvergoeding;]1
[2 e) de overeenkomst bedoeld in artikel 7 van de wet van 17 maart 2019 betreffende de invoering van een mobiliteitsbudget.]2 <W 2006-12-27/30, art. 182, 012; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
----------
(1)<W 2018-03-30/32, art. 16, 017; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
(2)<W 2019-03-17/05, art. 16, 019; Inwerkingtreding : 01-03-2019>
Hoofdstuk IIbis.
Art. 6ter.[1 Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
1° werkgevers : de werkgevers, in de zin van artikel 1, van wie de onderneming in een ander land dan België daadwerkelijk substantiële activiteiten verricht, namelijk activiteiten andere dan uitsluitend intern beheer of administratieve activiteiten, in de zin van artikel 2, 3°, van de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan, en die op het Belgisch grondgebied één of meerdere werknemers in de zin van de bepaling onder 2° van dit artikel tewerkstellen;
2° werknemers : de werknemers in de zin van artikel 1 die tijdelijk arbeidsprestaties verrichten in België en die, hetzij gewoonlijk werken op het grondgebied van één of meer andere landen dan België, hetzij zijn aangeworven in een ander land dan België.]1
----------
(1)<W 2016-12-11/03, art. 19, 016; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
Art. 6quater.<W 2006-12-27/30, art. 144, 012; Inwerkingtreding : 01-04-2007> De werkgevers die de voorafgaande aangifte, bedoeld bij het artikel 139 van de programmawet (I) van 27 december 2006 hebben verricht, en de werkgevers die ervan vrijgesteld zijn krachtens artikel 138, tweede lid, van dezelfde wet, zijn gedurende een door de Koning vastgestelde periode vrijgesteld van het opstellen en het bijhouden van de sociale documenten bepaald bij of krachtens hoofdstuk II van dit besluit, met uitzondering van de individuele rekening bedoeld bij artikel 4, § 1, 2, van dit besluit.
[1 Het huidige artikel is niet van toepassing op werkgevers die in het kader van activiteiten in de sector van het wegvervoer zoals gedefinieerd in artikel 2, 5°, van de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan, één of meerdere bestuurders tewerkstellen in de zin van de voornoemde wet van 5 maart 2002.]1
----------
(1)<W 2022-06-19/01, art. 20, 023; Inwerkingtreding : 11-07-2022>
Art. 6quinquies.[1 De werkgevers zijn gedurende een door de Koning bepaalde periode vrijgesteld van het opstellen en het bijhouden van de individuele rekening bedoeld in artikel 4, § 1, van dit besluit voor zover zij, gedurende de periode van tewerkstelling bedoeld in artikel 6ter, aan de door de Koning aangewezen ambtenaren, op hun verzoek, bezorgen :
1° een kopie van de documenten betreffende het loon bepaald door de wetgeving van het land waar de werkgever gevestigd is en welke vergelijkbaar zijn met de in artikel 4, § 1, bedoelde individuele rekening en/of;
2° in afwijking van artikel 36 van het Sociaal Strafwetboek, een vertaling, hetzij in één van de landstalen, hetzij in het Engels, van de documenten bedoeld in de bepaling onder 1°.
De werkgevers bedoeld in het eerste lid kunnen door de Koning, volgens de voorwaarden die Hij bepaalt, rekening houdende met de beperkte duur van hun activiteiten in België of de bijzondere aard van deze activiteiten, worden vrijgesteld van de verplichting om de documenten bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, te bezorgen.
De documenten bedoeld in het eerste lid, 1° en 2°, kunnen op papieren drager of in elektronische vorm worden bezorgd.]1
[2 Het huidige artikel is niet van toepassing op werkgevers die in het kader van activiteiten in de sector van het wegvervoer zoals gedefinieerd in artikel 2, 5°, van de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan, één of meerdere bestuurders tewerkstellen in de zin van de voornoemde wet van 5 maart 2002.]2
----------
(1)<W 2016-12-11/03, art. 20, 016; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
(2)<W 2022-06-19/01, art. 21, 023; Inwerkingtreding : 11-07-2022>
Art. 6sexies.[1 § 1. Na afloop van de tewerkstellingsperiode bedoeld in artikel 6ter zijn de werkgevers, gedurende een periode van één jaar, ertoe gehouden de documenten bedoeld in artikel 6quinquies, eerste lid, 1° en 2°, op papieren drager of in elektronische vorm, te bezorgen aan de door de Koning aangewezen ambtenaren, op hun verzoek.
§ 2. Wanneer de werkgevers de in artikel 6quinquies bedoelde documenten niet bezorgen overeenkomstig dit artikel en overeenkomstig § 1 van dit artikel, wanneer het verzoek werd gedaan, zijn zij ertoe gehouden de in artikel 4, § 1, bedoelde individuele rekening op te stellen en bij te houden.]1
[2 § 3. Het huidig artikel is niet van toepassing op werkgevers die in het kader van activiteiten in de sector van het wegvervoer zoals gedefinieerd in artikel 2, 5°, van de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan, één of meerdere bestuurders tewerkstellen in de zin van de voornoemde wet van 5 maart 2002.]2
----------
(1)<W 2016-12-11/03, art. 21, 016; Inwerkingtreding : 30-12-2016>
(2)<W 2022-06-19/01, art. 22, 023; Inwerkingtreding : 11-07-2022>
Art. 6septies.<Ingevoegd bij W 2006-12-27/30, art. 147; Inwerkingtreding : 01-04-2007> Na afloop van de door de Koning krachtens de artikelen 6quater en 6quinquies vastgestelde periode zijn de werkgevers verplicht de bij of krachtens hoofdstuk II bepaalde sociale documenten op te stellen en bij te houden.
[1 Het huidig artikel is niet van toepassing op werkgevers die in het kader van activiteiten in de sector van het wegvervoer zoals gedefinieerd in artikel 2, 5°, van de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan, één of meerdere bestuurders tewerkstellen in de zin van de voornoemde wet van 5 maart 2002.]1
----------
(1)<W 2022-06-19/01, art. 23, 023; Inwerkingtreding : 11-07-2022>
Art.6octies. [1 De werkgevers, die in het kader van activiteiten in de sector van het wegvervoer zoals gedefinieerd in artikel 2, 5°, van de wet van 5 maart 2002 betreffende de arbeids-, loon- en tewerkstellingsvoorwaarden in geval van detachering van werknemers in België en de naleving ervan, één of meerdere bestuurders tewerkstellen in de zin van de voornoemde wet van 5 maart 2002, zijn vrijgesteld van het opstellen en bijhouden van de sociale documenten bepaald bij of krachtens hoofdstuk II van dit besluit.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2022-06-19/01, art. 24, 023; Inwerkingtreding : 11-07-2022>
Hoofdstuk III. _ Toezicht.
Art.7. [1 De inbreuken op de bepalingen van dit koninklijk besluit en van de uitvoeringsbesluiten ervan worden opgespoord, vastgesteld en bestraft overeenkomstig het Sociaal Strafwetboek.
De sociaal inspecteurs beschikken over de in de artikelen 23 tot 39 van het Sociaal Strafwetboek bedoelde bevoegdheden wanneer zij, ambtshalve of op verzoek, optreden in het kader van hun opdracht tot informatie, bemiddeling en toezicht inzake de naleving van de bepalingen van dit koninklijk besluit en de uitvoeringsbesluiten ervan.]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 7, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art.8. (opgeheven) <W 1989-12-22/31, art. 214, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1990>
Art.9. (opgeheven) <W 1989-12-22/31, art. 214, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1990>
Art.10. (opgeheven) <W 1989-12-22/31, art. 214, 003; Inwerkingtreding : 09-01-1990>
Hoofdstuk IV. _ Strafbepalingen.
Art.11. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 31°, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 11bis. (opgeheven) <W 1994-03-23/30, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-04-1994>
Art.12. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 31°, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 12bis. (opgeheven) <W 1994-03-23/30, art. 5, 006; Inwerkingtreding : 01-04-1994>
Art.13. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 31°, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art.14. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 31°, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art.15. [1 opgeheven]1
----------
(1)<W 2010-06-06/06, art. 109, 31°, 015; Inwerkingtreding : 01-07-2011>
Art. 15bis. (opgeheven) <W 1991-07-20/31, art. 98, 004; Inwerkingtreding : 1991-08-11>
Art. 15ter. (opgeheven) <W 1994-03-23/30, art. 7, 006; Inwerkingtreding : 01-04-1994>
Hoofdstuk V_ Wijzigingsbepalingen.
Afdeling 1_ Bepalingen tot wijziging van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers.
Art.16. <wijzigingsbepaling>
Afdeling 2_
Art.17. <wijzigingsbepaling>
Art.18. <wijzigingsbepaling>
Afdeling 3_
Art.19. <wijzigingsbepaling>
Art.20. <wijzigingsbepaling>
Art.21. <wijzigingsbepaling>
Art.22. <wijzigingsbepaling>
Art.23. <wijzigingsbepaling>
Art.24. <wijzigingsbepaling>
Art.25. <wijzigingsbepaling>
Art.26. <wijzigingsbepaling>
Art.27. <wijzigingsbepaling>
Hoofdstuk VI_ Slotbepalingen.
Art.28. Onverminderd de overgangsbepalingen door de Koning vast te stellen, worden opgeheven:
1° de wet van 26 januari 1951 betreffende de vereenvoudiging der documenten waarvan het bijhouden door de sociale wetgeving is opgelegd, gewijzigd bij de wet van 28 mei 1953;
2° de wet tot vaststelling van het statuut van het Nationaal Comité voor de huisarbeid;
3° <Opheffingsbepaling>
Art.29. Dit besluit treedt in werking op een door de Koning vast te stellen datum, met uitzondering van de secties I en III van hoofdstuk V evenals van artikel 17 die in werking treden de tiende dag nadat dit besluit in het "Belgisch Staatsblad" is bekendgemaakt.
De Koning kan verschillende data vaststellen voor bepaalde categorieën van personen waarvoor dit besluit geldt.
Art. 30. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Voorzorg zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.