28 MAART 1990. - Ministerieel besluit betreffende de validering van de individuele fiche van de werknemer en tot vaststelling van de modellen van de individuele fiche.
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Art. 1-9
HOOFDSTUK II. - Tussenkomsten van de werkgevers met betrekking tot de eerste validering van de individuele fiches.
Art. 10-17
HOOFDSTUK III. - Tussenkomsten van de Fondsen voor bestaanszekerheid met betrekking tot de eerste validering van de individuele fiches.
Art. 18-23
HOOFDSTUK IV. - Tussenkomsten van de Fondsen voor bestaanszekerheid met betrekking tot de driemaandelijkse hernieuwing van de validering van de individuele fiches.
Art. 24-27
HOOFDSTUK V. - Mededelingen te doen door het Fonds voor bestaanszekerheid.
Art. 28-31
HOOFDSTUK VI. - Modellen van de individuele fiches.
Art. 32-34
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen.
Art. 35-36
Bijlagen.
Art. N1, N2, N3
HOOFDSTUK I. - Algemene bepalingen.
Artikel 1. Voor de toepassing van dit besluit worden verstaan onder :
1° individuele fiche : de individuele fiche bedoeld bij artikel 4, § 3, van het koninklijk besluit nr. 5 van 23 oktober 1978 betreffende het bijhouden van sociale documenten;
2° sociale inspecteurs : de ambtenaren bedoeld bij de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie en bij de wetten die verwijzen naar voormelde wet van 16 november 1972 voor de uitoefening van het toezicht;
3° werkplaatsen : de plaatsen bedoeld bij artikel 2, 10°, van de wet van 16 november 1972 betreffende de arbeidsinspectie;
4° de Verordening nr. 1408/71 : de Verordening nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschap van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de sociale zekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen;
5° het besluit nr. 130 van 17 oktober 1987 : het besluit nr. 130 van 17 oktober 1987 van de Administratieve Commissie van de Europese Gemeenschappen voor Sociale Zekerheid van migrerende werknemers;
6° de wet van 27 juni 1969 : de wet van 27 juni 1969 tot herziening van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
7° het koninklijk besluit van 28 november 1969 : het koninklijk besluit van 28 november 1969 tot uitvoering van de wet van 27 juni 1969 tot hervorming van de besluitwet van 28 december 1944 betreffende de maatschappelijke zekerheid der arbeiders;
8° het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967 : het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967 betreffende de tewerkstelling van werknemers van vreemde nationaliteit;
9° het koninklijk besluit van 8 maart 1990 : het koninklijk besluit van 8 maart 1990 betreffende het bijhouden van de individuele fiche van de werknemer.
Art.2. Teneinde de officieren van gerechtelijke politie en de sociale inspecteurs in staat te stellen op de werkplaatsen of op de andere aan hun toezicht onderworpen plaatsen uit te oefenen op de naleving door de werkgever van zijn verplichtingen inzake de betaling van de bijdragen voor de Fondsen voor bestaanszekerheid en van de bijdragen voor sociale zekerheid, en teneinde de werkgever de mogelijkheid te bieden te kunnen genieten van de vrijstelling om de inhoudingen te verrichten bedoeld in artikel 30ter van de wet van 27 juni 1969 en in artikel 299ter van het Wetboek van de inkomstenbelastingen, levert het bevoegd Fonds voor bestaanszekerheid validatievignetten af aan de werkgever, zijn afgevaardigde of lasthebber.
Het validatievignet dient aangebracht te worden op de definitieve individuele fiche van de betrokken werknemer in het daartoe bestemde vak.
Art.3. Het validatievignet vermeldt de juiste benaming van het bevoegd Fonds voor bestaanszekerheid, de identificatienummers van de werkgever en de betrokken werknemer bij dat Fonds voor bestaanszekerheid en de periode waarvoor het validatievignet geldt.
Art.4. De kleur van de validatievignetten wordt gewijzigd voor ieder nieuw kalenderkwartaal.
De hernieuwde validatievignetten van een andere kleur worden gebruikt met ingang van de eerste werkdag van elk kalenderkwartaal.
De in ieder kalenderkwartaal aan te wenden kleur voor de validatievignetten wordt vastgesteld door de Administrateur-generaal van de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid.
Art.5. Het Fonds voor bestaanszekerheid kan de aflevering van de validatievignetten toevertrouwen aan een hiertoe door het bevoegd paritair comité erkende instelling, volgens de regelen die de Minister van Tewerkstelling en Arbeid bepaalt.
Art.6. Het Fonds voor bestaanszekerheid kan de aflevering van de validatievignetten vervangen door op de definitieve individuele fiche de vermelding " Gevalideerde individuele fiche " aan te brengen.
In dat geval moet dezelfde instelling instaan voor het afleveren van de voorlopige en de definitieve individuele fiche en voor de bij het eerste lid beschreven validering.
Deze werkwijze is enkel toegelaten voor zover voor iedere werknemer de gevalideerde definitieve individuele fiches ieder kalenderkwartaal worden hernieuwd, op het ogenblik dat anders normaal de validatievignetten moeten hernieuwd worden.
Art.7. Wanneer in een bedrijfstak geen Fonds voor bestaanszekerheid werd opgericht, dienen de betrokken werkgevers, hun aangestelden of lasthebbers geen validatievignetten of geen gevalideerde definitieve individuele fiches bedoeld bij artikel 6 af te leveren aan hun werknemers.
Wanneer in een bedrijfstak wel een Fonds voor bestaanszekerheid werd opgericht, maar dit Fonds niet zelf de inning van de bijdragen verzekert, beslist de Minister van Tewerkstelling en Arbeid of in deze bedrijfstak de individuele fiches moeten gevalideerd worden en welke instelling desgevallend gehouden is tot het uitvoeren van de bij dit besluit bepaalde tussenkomsten.
Wanneer in een bedrijfstak meerdere Fondsen voor bestaanszekerheid werden opgericht, bepaalt het bevoegd paritair comité welk Fonds voor bestaanszekerheid gehouden is tot het uitvoeren van de bij dit besluit bepaalde tussenkomsten.
Art.8. De validatievignetten of de gevalideerde definitieve individuele fiches, bedoeld bij artikel 6, worden enkel afgeleverd aan de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber, voor zover de werkgever volgens de bij dit besluit bepaalde regels in orde is met de betaling van de bijdragen voor de Fondsen voor bestaanszekerheid en de bijdragen voor sociale zekerheid.
Art.9. § 1. De hierna bij de hoofdstukken II en III beschreven procedures met het oog op het afleveren van het validatievignet gelden ook voor de aflevering van de gevalideerde definitieve individuele fiche bedoeld bij artikel 6.
§ 2. Wanneer de individuele fiche moet vernieuwd worden ingeval van verlies of vernieling ervan, bedoeld bij artikel 7 van het koninklijk besluit van 8 maart 1990 of wanneer zij moet vernieuwd worden in geval van beschadiging ervan of doordat één van de gegevens die erop voorkomen gewijzigd is, bedoeld bij artikel 8 van voormeld koninklijk besluit van 8 maart 1990, moet de procedure met betrekking tot de eerste validering van de individuele fiche, beschreven in hoofdstuk II, opnieuw gevolgd worden.
HOOFDSTUK II. - Tussenkomsten van de werkgevers met betrekking tot de eerste validering van de individuele fiches.
Art.10. § 1. De individuele fiche moet door de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber aan de werknemer overhandigd worden uiterlijk op de eerste dag van diens tewerkstelling.
Een eerste kopie van de definitieve individuele fiche wordt bewaard door de werkgever.
Een tweede kopie van de definitieve individuele fiche wordt door de werkgever naar het bevoegd Fonds voor bestaanszekerheid gestuurd binnen drie werkdagen na de eerste dag van tewerkstelling van de werknemer.
De werknemer dagtekent en ondertekent de definitieve individuele fiche en de beide kopies ervan.
§ 2. Wanneer de werkgever, zijn aangestelde of lasthebber niet in de mogelijkheid is de werknemer de eerste dag van diens tewerkstelling de definitieve individuele fiche te overhandigen, dan geeft hij hem een voorlopige individuele fiche, bedoeld bij artikel 5, § 2, van het koninklijk besluit van 8 maart 1990.
De werkgever, zijn aangestelde of lasthebber dient de voorlopige individuele fiche op te maken in drie exemplaren :
- een eerste exemplaar bestemd om af te geven aan de werknemer;
- een tweede exemplaar bestemd om bewaard te worden door de werkgever;
- een derde exemplaar bestemd om door de werkgever naar het bevoegd Fonds voor bestaanszekerheid gestuurd te worden binnen de drie werkdagen na de eerste dag van tewerkstelling van de werknemer.
De werknemer dagtekent en ondertekent in dat geval de drie exemplaren van de voorlopige individuele fiche.
Art.11. Wanneer de werkgever voor de eerste maal overgaat tot de tewerkstelling van ten minste vijf werknemers, dient hij voor elke kopie van een definitieve individuele fiche of voor elk exemplaar van een voorlopige individuele fiche die hij naar het bevoegd Fonds voor bestaanszekerheid stuurt bij toepassing van artikel 10, eveneens een kopie van het bewijs dat hij het voorschot van 17 000 F, bedoeld bij artikel 34, tweede lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969, voor de betrokken tewerkgestelde werknemer betaald heeft, naar het Fonds voor bestaanszekerheid te sturen.
Art.12. Wanneer de werkgever die gewoonlijk ten minste vijf werknemers tewerkstelt, in de loop van een kwartaal het aantal werknemers dat hij tewerkstelt met méér dan 20 % vermeerdert, berekend op basis van het aantal tewerkgestelde werknemers in het vorige kwartaal, dient bij voor elke kopie van een definitieve individuele fiche of voor elk exemplaar van een voorlopige individuele fiche die hij naar het bevoegd Fonds voor bestaanszekerheid stuurt bij toepassing van artikel 10, eveneens een kopie van het bewijs dat hij het eerste maandelijks voorschot bedoeld bij artikel 34, tweede lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 betaald heeft, naar het Fonds voor bestaanszekerheid te sturen.
Art.13. Wanneer de werkgever in België een werknemer tewerkstelt voor wie geen bijdragen voor de sociale zekerheid dienen betaald te worden ingevolge de regels voorzien bij artikel 14 van de Verordening nr. 1408/71, dan dient hij voor elke kopie van een definitieve individuele fiche of voor elk exemplaar van een voorlopige individuele fiche die hij voor een dergelijke werknemer naar het bevoegd Fonds voor bestaanszekerheid stuurt bij toepassing van artikel 10, eveneens een kopie van het desbetreffend formulier E101, E102 of E110, waarvan het model werd vastgesteld bij het Besluit nr. 130 van 17 oktober 1987, of een kopie van soortgelijke formulieren vastgesteld in uitvoering van bilaterale verdragen, naar het Fonds voor bestaanszekerheid te sturen.
Art.14. Wanneer de werkgever een werknemer tewerkstelt die onder de toepassing valt van het koninklijk besluit nr. 34 van 20 juli 1967, dan dient hij voor elke kopie van een definitieve individuele fiche of voor elk exemplaar van een voorlopige individuele fiche die hij voor een dergelijke werknemer naar het bevoegd Fonds voor bestaanszekerheid stuurt bij toepassing van artikel 10, eveneens een kopie van de arbeidsvergunning en van de arbeidskaart van de betrokken werknemer naar het Fonds voor bestaanszekerheid te sturen.
Art.15. § 1. Een kopie van de hiernavermelde documenten moet uiterlijk de laatste werkdag van de kalendermaand volgend op die waarin de eerste dag van de tewerkstelling valt van de werknemer die aanleiding geeft tot de hiernavermelde verplichtingen, naar het Fonds voor bestaanszekerheid worden verstuurd :
- het bewijs van betaling van het voorschot van 17 000 F, bedoeld bij artikel 11;
- het formulier bedoeld bij artikel 13, dat aantoont dat voor een bepaalde werknemer geen bijdragen voor de sociale zekerheid dienen betaald te worden;
- de arbeidsvergunning en de arbeidskaart van de betrokken werknemer, bedoeld bij artikel 14.
§ 2. Een kopie van het bewijs dat de werkgever het eerste maandelijks voorschot bedoeld bij artikel 34, tweede lid, van het koninklijk besluit van 28 november 1969 betaald heeft, moet uiterlijk de laatste werkdag van de kalendermaand volgend op die waarin de vermeerdering van het aantal werknemers met meer dan 20 % bedoeld bij artikel 12, bereikt is, naar het Fonds voor bestaanszekerheid verstuurd worden.
Art.16. § 1. De kopie van de definitieve individuele fiche bedoeld bij artikel 10, § 1, tweede lid, en het exemplaar van de voorlopige individuele fiche bedoeld bij artikel 10, § 2, tweede lid, moeten door de werkgever gedurende vijf jaar bewaard worden.
§ 2. Wanneer het Fonds voor bestaanszekerheid ieder kalenderkwartaal voor iedere werknemer de gevalideerde definitieve individuele fiche hernieuwt bij toepassing van artikel 6, dan dient de werkgever slechts van de eerste gevalideerde definitieve individuele fiche die aan elke werknemer werd uitgereikt een afschrift te bewaren gedurende vijf jaar.
De werkgever moet in dat geval gedurende diezelfde termijn de lijsten bewaren die het Fonds voor bestaanszekerheid hem te dien einde verstrekt bij iedere driemaandelijkse hernieuwing van de gevalideerde definitieve individuele fiches.
Deze lijsten vermelden per werkgever al de gevalideerde definitieve individuele fiches die om de drie maanden werden hernieuwd met de vermelding per werknemer van diens naam, zijn identificatienummer bij het Fonds voor bestaanszekerheid en het nummer van die individuele fiche.
Art.17. De werkgever blijft verantwoordelijk voor de bij dit hoofdstuk bepaalde tussenkomsten met betrekking tot de validering van de individuele fiche, zelfs wanneer deze tussenkomsten worden toevertrouwd aan een door het bevoegd paritair comité erkende instelling in toepassing van artikel 5.
HOOFDSTUK III. - Tussenkomsten van de Fondsen voor bestaanszekerheid met betrekking tot de eerste validering van de individuele fiches.
Art.18. Met het oog op het afleveren van de in artikel 2 vermelde validatievignetten maakt het Fonds voor bestaanszekerheid op het einde van iedere maand een bestand op aan de hand van de in de loop van de maand ontvangen kopies van definitieve individuele fiches en exemplaren van voorlopige individuele fiches, respectievelijk bedoeld bij artikel 10, § 1 en § 2.
Dit bestand wordt verder voor de toepassing van dit besluit het bestand " eerste aanvragen " genoemd.
Art.19. Op het einde van iedere maand verwijdert het Fonds voor bestaanszekerheid uit het bestand " eerste aanvragen " de werkgevers die niet voldoen aan de verplichtingen bedoeld bij de artikelen 11, 12, 13 en 14, en hun werknemers.
Art.20. Uiterlijk op het einde van de tweede maand volgend op ieder kalenderkwartaal verwijdert het Fonds voor bestaanszekerheid uit dit bestand " eerste aanvragen " de werkgevers die hun bijdragen niet tijdig hebben betaald aan het of de Fondsen voor bestaanszekerheid opgericht door het betrokken paritair comité, en hun werknemers.
De niet tijdig betaalde bijdragen, bedoeld in het eerste lid, zijn de bijdragen voor het laatste kwartaal waarvoor de termijnen voor de betaling verstreken zijn, of voor de daaraan voorafgaande kwartalen.
Art.21. Uiterlijk op het einde van de eerste en van de tweede maand volgend op ieder kalenderkwartaal, bezorgt de Rijksdienst voor sociale zekerheid het betrokken Fonds voor bestaanszekerheid de bestanden, waarover het op het einde van elk van de voormelde maanden beschikt, van de werkgevers die behoren tot het bevoegdheidsgebied van het paritair comité dat dit Fonds voor bestaanszekerheid heeft opgericht en die voldaan hebben aan de voorschriften inzake de betaling van de bijdragen voor sociale zekerheid en voor bestaanszekerheid, teneinde dit Fonds voor bestaanszekerheid in staat te stellen uiterlijk op het einde van de tweede maand die volgt op ieder kalenderkwartaal uit het bestand " eerste aanvragen " de werkgevers te kunnen verwijderen die niet voldaan hebben aan voormelde voorschriften, en hun werknemers.
Wordt beschouwd als werkgever die niet voldoet aan de voorschriften inzake de betaling van de bijdragen voor sociale zekerheid en voor bestaanszekerheid :
1° de werkgever die aan de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid niet al de vereiste aangiften heeft toegezonden tot en met die welke slaan op het voorlaatst afgelopen kalenderkwartaal;
2° de werkgever die op deze aangiften nog verschuldigde bijdragen van meer dan 60 000 frank moet vereffenen, tenzij hij voor die schuld uitstel van betaling heeft verkregen waarvan hij de termijnen strikt in acht neemt.
Art.22. Op de grond van de maandelijkse bestanden " eerste aanvragen " bedoeld bij artikel 18 en op grond van de verbeteringen aangebracht aan deze bestanden op grond van de artikelen 19, 20 en 21, maakt het Fonds voor bestaanszekerheid twee nieuwe bestanden op.
Naargelang de werkgevers die voorkomen op de maandelijkse bestanden " eerste aanvragen " al dan niet voldaan hebben aan al de voorschriften bedoeld bij de artikelen 19, 20 en 21, worden ze samen met hun betrokken werknemers opgenomen in, respectievelijk, het bestand " gevalideerde eerste aanvragen " of het bestand " geweigerde eerste aanvragen ".
Art.23. Op de grond van het bestand " gevalideerde eerste aanvragen " fabriceert het Fonds voor bestaanszekerheid de validatievignetten voor de betrokken werknemers, en verstuurt deze naar de werkgever.
Het eerste validatievignet moet uiterlijk vóór het einde van de derde maand volgend op de maand waarin het Fonds voor bestaanszekerheid de kopie van de definitieve individuele fiche of een exemplaar van de voorlopige individuele fiche heeft ontvangen, aan de werkgever worden toegezonden en door de werknemer op zijn definitieve individuele fiche worden aangebracht.
Het eerste validatievignet wordt steeds afgeleverd voor het kalenderkwartaal waarin het Fonds voor bestaanszekerheid de kopie van de definitieve individuele fiche of een exemplaar van de voorlopige individuele fiche heeft ontvangen.
Het eerste validatievignet heeft een geldigheidsduur van zes maanden. Het geldt vanaf de eerste dag van tewerkstelling van de werknemer bij de werkgever tot de laatste dag van het kwartaal volgend op het kwartaal waarin de eerste dag van tewerkstelling van de werknemer bij de werkgever valt.
HOOFDSTUK IV. - Tussenkomsten van de Fondsen voor bestaanszekerheid met betrekking tot de driemaandelijkse hernieuwing van de validering van de individuele fiches.
Art.24. Met het oog op de driemaandelijkse hernieuwing van de validatievignetten maakt het Fonds voor bestaanszekerheid op het einde van de tweede maand volgend op elk kalenderkwartaal een bestand op aan de hand van de bestanden " gevalideerde eerste aanvragen " en " gevalideerde hernieuwingen ", beiden van het vorig kwartaal.
Dit bestand wordt verder voor de toepassing van dit besluit het bestand " voorziene hernieuwingen " genoemd.
Art.25. Eveneens op het einde van de tweede maand volgend op elk kalenderkwartaal verwijdert het Fonds voor bestaanszekerheid uit het bestand " voorziene hernieuwingen " de werkgevers die niet voldoen aan de verplichtingen bedoeld bij de artikelen 13, 14, 20 en 21, en hun werknemers.
Art.26. Op grond van het bestand " voorziene hernieuwingen " bedoeld bij artikel 24 en op grond van de verbeteringen aangebracht aan dit bestand op grond van artikel 25, maakt het Fonds voor bestaanszekerheid twee nieuwe bestanden op.
Naargelang de werkgevers die voorkomen op het bestand " voorziene hernieuwingen " al dan niet voldaan hebben aan de voorschriften bedoeld bij artikel 25, worden ze, samen met hun werknemers opgenomen in, respectievelijk, het bestand " gevalideerde hernieuwingen " of het bestand " geweigerde hernieuwingen ".
Art.27. Op grond van het bestand " gevalideerde hernieuwingen " fabriceert het Fonds voor bestaanszekerheid de driemaandelijkse hernieuwde validatievignetten voor de betrokken werknemers en verstuurt deze naar de werkgever.
Het driemaandelijks hernieuwd validatievignet moet uiterlijk in de loop van de derde maand volgend op elk kalenderkwartaal aan de werkgever worden toegezonden. De werkgever bezorgt deze hernieuwde validatievignetten zo spoedig mogelijk, en in ieder geval in de loop van diezelfde maand, aan zijn werknemers.
Het hernieuwd validatievignet wordt afgeleverd voor het kalenderkwartaal volgend op het kwartaal waarin deze hernieuwde validatievignetten door het Fonds voor bestaanszekerheid werden aangemaakt.
De werknemer brengt het hernieuwd validatievignet aan op zijn individuele fiche op de eerste werkdag van het nieuw kalenderkwartaal.
HOOFDSTUK V. - Mededelingen te doen door het Fonds voor bestaanszekerheid.
Art.28. Op grond van de bestanden " geweigerde eerste aanvragen " of " geweigerde hernieuwingen " doet het Fonds voor bestaanszekerheid maandelijks en driemaandelijks de bij dit hoofdstuk bedoelde mededelingen.
Art.29. De bestanden " geweigerde eerste aanvragen " en " geweigerde hernieuwingen " vermelden voor de werkgever de reden waarom hij werd verwijderd uit respectievelijk, het bestand " eerste aanvragen " of het bestand " voorziene hernieuwingen " met verwijzing naar de artikelen 12, 20 of 21.
De bestanden " geweigerde eerste aanvragen " en " geweigerde hernieuwingen " vermelden bovendien nog voor elke betrokken werknemer de reden waarom zijn werkgever verwijderd werd uit, respectievelijk, het bestand " eerste aanvragen " of het bestand " voorziene hernieuwingen ", met verwijzing naar de artikelen 11, 13 of 14.
Art.30. Uiterlijk in de loop van de week volgend op de week waarin de bestanden " geweigerde eerste aanvragen " en " geweigerde hernieuwingen " worden opgesteld, worden exemplaren ervan, respectievelijk, iedere maand of driemaandelijks, door het Fonds voor bestaanszekerheid verstuurd naar de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid, de Sociale Inspectie van het Ministerie van Sociale Voorzorg en de Inspectie van de sociale wetten van het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid.
Art.31. In de loop van de week volgend op de week waarin de bestanden " geweigerde aanvragen " en " geweigerde hernieuwingen " werden opgemaakt, stuurt het Fonds voor bestaanszekerheid op grond van deze bestanden een mededeling aan de in deze bestanden voorkomende werkgevers.
Deze mededeling vermeldt voor iedere werkgever de redenen, in voorkomend geval gespecifieerd per werknemer, waarom hem geen validatievignetten of geen driemaandelijkse hernieuwde validatievignetten kunnen afgeleverd worden.
HOOFDSTUK VI. - Modellen van de individuele fiches.
Art.32. De voorlopige individuele fiche, bedoeld bij artikel 5, § 2, van het koninklijk besluit van 8 maart 1990 is vastgesteld overeenkomstig het in bijlage 1 gevoegd model.
Art.33. Onverminderd de bepalingen van artikel 34 is de definitieve individuele fiche, bedoeld bij artikel 5, § 2, van het koninklijk besluit van 8 maart 1990, vastgesteld overeenkomstig het in bijlage 2 gevoegd model.
Art.34. In afwijking van artikel 33 is de gevalideerde definitieve individuele fiche, bedoeld bij artikel 6 van dit besluit, vastgesteld overeenkomstig het in bijlage 3 gevoegd model.
HOOFDSTUK VII. - Slotbepalingen.
Art.35. Teneinde technische uitvoeringsmoeilijkheden bij de toepassing van de validering van de individuele fiche in een bepaalde bedrijfstak te voorkomen, kan de Minister van Tewerkstelling en Arbeid, op voorstel van het bevoegd Fonds voor bestaanszekerheid, afwijkingen toestaan op de bij de hoofdstukken II, III, IV en V beschreven procedures, voor zover de door het Fonds voor bestaanszekerheid voorgestelde regeling niet afwijkt van de bij dit besluit bepaalde verantwoordelijkheden en dezelfde waarborgen biedt inzake de uit te voeren controles, de periodiciteit en het resultaat van de te verrichten valideringen en mededelingen opgelegd door dit besluit.
Art.36. Dit besluit treedt in werking op 1 april 1990.
Bijlagen.
Art. N1. Bijlage 1. MODEL VAN DE VOORLOPIGE INDIVIDUELE FICHE BEDOELD BIJ ARTIKEL 32 VAN HET MINISTERIEEL BESLUIT. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 31-03-1990, p. 6068-6069>
Art. N2. Bijlage 2. MODEL VAN DE DEFINITIEVE INDIVIDUELE FICHE BEDOELD BIJ ARTIKEL 33 VAN HET MINISTERIEEL BESLUIT. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 31-03-1990, p. 6070-6071>
Art. N3. Bijlage 3. MODEL VAN DE GEVALIDEERDE DEFINITIEVE INDIVIDUELE FICHE BEDOELD BIJ ARTIKEL 34 VAN HET MINISTERIEEL BESLUIT. <Niet opgenomen om technische redenen. Zie B.St. 31-03-1990, p. 6072-6073>