18 FEBRUARI 1983. - Koninklijk besluit tot vaststelling van de modaliteiten voor het bijhouden en bewaren van de sociale documenten voor de erkende havenarbeiders.
Art. 1-13
Artikel 1. Dit besluit is van toepassing op :
1° de werkgevers die havenarbeiders, erkend door het bevoegd paritair subcomité, tewerkstellen, aangesloten zijn bij een in artikel 2 bedoelde instelling en gebruik maken van de in artikel 3 bepaalde mogelijkheid;
2° de erkende havenarbeiders die tewerkgesteld zijn door de in 1° bedoelde werkgevers.
Art.2. Voor de toepassing van dit besluit wordt verstaan onder instelling, de organisatie opgericht op initiatief van één of meerdere representatieve werkgeversorganisaties die, in het ambtsgebied van elk paritair subcomité, inzonderheid tot doel heeft aan haar leden de nodige medewerking te verlenen bij het vervullen van hun door de sociale wetgeving opgelegde verplichtingen.
Instellingen in de zin van dit besluit zijn inzonderheid :
_ de Centrale van de werkgevers van de haven van Antwerpen;
_ de Centrale van de werkgevers van de haven van Gent;
_ de Centrale van de werkgevers van de havens van Brussel en Vilvoorde.
Art.3. De werkgevers mogen het bijhouden en bewaren van de sociale documenten met betrekking tot de erkende havenarbeiders die zij tewerkstellen, toevertrouwen aan de instelling waarbij zij aangesloten zijn; deze treedt dan op als lasthebber.
Art.4. Onverminderd de bepalingen van dit besluit, is de overeenkomstig artikel 3 van dit besluit gemandateerde instelling gehouden de sociale documenten bij te houden en te bewaren overeenkomstig de bepalingen van het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 betreffende het bijhouden van sociale documenten.
Art.5. § 1. Het personeelsregister mag collectief worden bijgehouden voor alle werknemers die door de werkgevers zijn tewerkgesteld.
§ 2. Het personeelsregister vermeldt :
1° voor de instelling : de benaming en maatschappelijke zetel;
2° voor iedere werknemer :
a) het nummer van inschrijving;
b) de naam en de voornaam;
c) de geboorteplaats en -datum;
d) het geslacht;
e) de woonplaats;
f) de nationaliteit;
g) de aard en het nummer van het identiteitsbewijs;
h) het nummer van de individuele rekening bij de Algemene Spaar- en Lijfrentekas;
i) de datum van de erkenning als havenarbeiders door het paritair subcomité;
j) de datum van de beëindiging van deze erkenning.
Art.6. De individuele rekening van elke werknemer mag op een globale manier worden bijgehouden en alle gegevens hernemen die dienen vermeld te worden door de werkgevers die de werknemer hebben tewerkgesteld gedurende de periode van het bijhouden van de individuele rekening.
Art.7. § 1. De individuele rekening vermeldt :
A. voor de instelling :
1° de benaming en maatschappelijke zetel;
2° het nummer waaronder ze in België is ingeschreven bij een instelling belast met de inning van de bijdragen voor sociale zekerheid;
3° het nummer van inschrijving bij de Rijksdienst voor jaarlijkse vakantie of bij een bijzonder vakantiefonds en de benaming ervan;
4° het nummer van inschrijving bij een kinderbijslagfonds en de benaming ervan;
B. voor de werkgevers voor wie de prestaties zijn verricht welke op de individuele rekening zijn vermeld :
1° de naam, voornaam en woonplaats of de maatschappelijke naam en zetel en, in voorkomend geval, de benaming waaronder de werkgever zich tot het publiek richt;
2° de benaming van de verzekeringsinstelling waarbij de werkgever tegen arbeidsongevallen verzekerd is en het nummer van de verzekeringspolis.
§ 2. de in § 1, B, bedoelde vermeldingen mogen in de vorm van codes worden opgenomen in een bijlage welke bij de individuele rekening wordt gevoegd, op voorwaarde dat de werknemers en de ambtenaren en beambten belast met het toezicht op de uitvoering van dit besluit, op elk ogenblik de betekenis van deze codes kinnen kennen.
Art.8. § 1. De in artikel 15, 9°, 11° en 12° van het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 bedoelde vermeldingen mogen in de vorm van codes in de individuele rekening worden ingeschreven, op voorwaarde dat de werknemers en de ambtenaren en beambten belast met het toezicht op de uitvoering van dit besluit, op elk ogenblik de betekenis van die codes kunnen kennen.
§ 2. De vermeldingen bedoeld in artikel 15, 13° en 14° van het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 moeten niet worden ingeschreven in de individuele rekening; de volgende vermeldingen moeten voorkomen in de individuele rekening :
a) de datum van de erkenning als havenarbeider door het paritair subcomité;
b) de datum van de beëindiging van deze erkenning.
Art.9. De individuele rekening van iedere werknemer vermeldt voor elke bij een werkgever uitgevoerde prestatie de duur van de prestatie en het daaraan verbonden loon.
Art.10. § 1. De instelling moet op de individuele rekening niet de gegevens vermelden bedoeld in :
1° artikel 16, § 1 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 en artikel 9 van dit besluit, indien zij vermeld zijn in de afrekening bedoeld in artikel 15 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers;
2° artikel 16, § 1, 2°, 3° en 4° van het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 en artikel 9 van dit besluit, indien zij in het werkboek van de werknemer zijn vermeld.
§ 2. De instelling kan de bepalingen van § 1 enkel inroepen indien zij een afschrift van het document bedoeld in § 1, 1° of de scheurstroken uit het document bedoeld in § 1, 2° bijhoudt en bewaart op dezelfde plaats als de individuele rekeningen, overeenkomstig de bepalingen die van toepassing zijn op het bijhouden en bewaren van de individuele rekeningen en indien zij dat afschrift of dat document ter beschikking houdt van de ambtenaren en beambten belast met het toezicht op de uitvoering van dit besluit.
Art.11. Het personeelsregister en de individuele rekeningen worden bijgehouden en bewaard op de maatschappelijke zetel van de instelling.
Art.12. De artikelen 5, 8 tot 11, 14, 16 § 1, 5°, a tot e, 18, 19, 22 en 23 van het koninklijk besluit van 8 augustus 1980 zijn niet van toepassing op het bijhouden en bewaren van de sociale documenten geregeld bij dit besluit.
Art. 13. Onze Minister van Tewerkstelling en Arbeid en Onze Minister van Sociale Zaken, zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.